VOEDSELALLERGIE BIJ VOLWASSENEN MEVROUW C. JANSEN DIETISTE UZ GASTHUISBERG – LEUVEN
INLEIDING Voedingsallergie komt voor bij 2,5% van de volwassenen en bij 6 tot 8% van de kinderen en kan leiden tot levensbedreigende anafylactische shock. 85% van de allergieën bij volwassen worden veroorzaakt door vis, schelpdieren, pindanoot, noten, fruit en groenten, bij kinderen worden 90% van de allergische reacties veroorzaakt worden door eieren, melk, pindanoot, soja en tarwe. Allergie voor pinda noot komt voor bij 1% van de Amerikaanse bevolking en bij 3,2% van de Franse bevolking. De prevalentie van soja-allergie wordt geschat op 0,5% tot 1%. Voedingsallergenen zijn meestal hittestabiele, wateroplosbare glycoproteïnes [1]. Gezien er geen therapie voorhanden is zal het enige beleid zijn: “vermijden van de desbetreffende voedingsallergenen”. A. MEEST VOORKOMENDE IGE-GEMEDIEERDE VOEDSELALLERGIEËN BIJ VOLWASSENEN Op kinder- en volwassen leeftijd zijn er sterke verschillen van land tot land in de prevalentie van voedselallergieën, die veroorzaakt worden door de grote verscheidenheid in eetcultuur. Pinda-allergie komt veel frequenter voor in de USA dan in België, in Azië komt meer rijst en soja-allergie voor dan bij ons. Voor pollengeassocieerde voedselallergie zijn er binnen de landen verschillen die bepaald zijn door de lokale begroeiing [2]. 1. Vis De verantwoordelijke allergenen zijn de sarcoplasmeproteïnen (parvalbumine) van de visspier. Uitgebreide klinische kruisreactiviteit wordt veroorzaakt door het major allergeen Gad C1 van kabeljauw. Dit allergeen is ook terug te vinden bij de meeste vissoorten en amfibieën. De meeste visallergenen zijn hittestabiel doch de allergeniciteit kan verminderen door verhitting. Zo kan vis in blik wel verdragen worden. Visgeuren en –dampen kunnen acute respiratoire reacties uitlokken. Weinig geraffineerde visolieën kunnen door de aanwezigheid van viseiwitten ook symptomen uitlokken [2] . 2. Schaal- en schelpdieren Allergische reacties op schaaldieren komen frequent voor, maar worden dikwijls door niet-IgE-gemedieerde mechanismen veroorzaakt. Voedselallergie bij volwassenen ▪ C. Jansen ▪ Symposium « Allergiën – Ziekte van de toekomst ? » ▪ Instituut Danone ▪ 21/10/2006 ▪1▪
Het major allergeen Pen i 1, tropomyosin van garnaal, is een spiereiwit dat in alle geleedpotigen (Arthropoden) voorkomt. Dit allergeen is ook verantwoordelijk voor de kruisreactiviteit tussen de schaaldieren (Crustacea), de schelpdieren (Molluscae) onderling en tussen de schaal- en schelpdieren. Tropomyosin is een minor allergeen dat in huisstofmijt voorkomt waardoor een minderheid van de huisstofmijtallergische patiënten ook een allergie voor schaal- en schelpdieren kan ontwikkelen [2]. Kruisallergie met vis werd nooit beschreven. 3. Vlees: 3.1. ‘Bird-egg’ syndroom: Door inhalatie van lichaamspartikels van vogels kan een sensibilisatie ontstaan aan het serumalbumine van vogels. Dit serumalbumine bevindt zich ook in het vlees van gevogelte en kruisreageert met α-levitine van eidooiers. Hierdoor kan er een allergie voor kalkoen- en kippenvlees en diverse eidooiers ontstaan [2]. 3.2. ‘Cat-pork’ syndroom Bij het ‘cat-pork’ syndroom veroorzaakt de primaire sensibilisatie aan serumalbumine van katten allergische reacties bij de consumptie van varkensvlees dat een kruisreagerende albumine bevat [2]. 4. Vruchten en groenten: Men schat dat 2 tot 4% van de Europese bevolking een allergie voor groenten en fruit heeft. 4.1. Berkenpollen-geassocieerde voedselallergie In België is de frequentie van deze ‘secundaire voedselallergie’ sinds 1984 sterk toegenomen en komt nu bij 30 tot 50% van de populatie voor. In Scandinavië loopt dit op tot 70%. De voedselallergenen verantwoordelijk voor dit syndroom zijn zeer gelijkaardig aan het major berkenpollenallergeen Bet v 1. In 70 verschillende plantaardige substanties werden Bet v 1 analogen geïdentificeerd. Deze allergenen zijn labiel vermits ze niet bestand zijn tegen opwarming, maagzuur en enzyminwerking. Ze kunnen wel mestcelgebonden IgE binden en klinische symptomen veroorzaken. Symptomen ontstaan bij het eten of enkele seconden of minuten na het doorslikken van de rauwe producten. De intensiteit varieert van pruritis van de mucosa tot angio-oedeem van lippen, tong, farynx en zelfs oesofagus, soms gevolgd door rhinitis en conjunctivitis. Rhinoconjunctivitis of astma bij inhalatie van de geuren of dampen van de respectievelijke groenten en fruit alsook contactpruritis of –urticaria van de huid komen vaak voor. Het ontstaan van symptomen is dosis- en seizoensgebonden. De meerderheid reageert op minimale hoeveelheden het ganse jaar door. Hierbij vindt men reacties op verschillende vruchten die niet botanisch verwant zijn. Frequente reacties komen voor bij pitvruchten (appel en peer), noten (hazel-, amandel-, kokos-, walnoot en kastanje) en steenfruit (nectarine, pruim, kers, kriek). Verder bestaat er ook een allergie voor kiwi, aardbei, soja, selder, rauwe wortelen en rauwe aardappelen. In Italië is berkenpollenallergie geassocieerd aan overgevoeligheid aan selder, peterselie en venkel [2].
Voedselallergie bij volwassenen ▪ C. Jansen ▪ Symposium « Allergiën – Ziekte van de toekomst ? » ▪ Instituut Danone ▪ 21/10/2006 ▪2▪
4.2 Pinda en soja: Pinda en soja behoren tot Leguminosae (erwt, pinda, soja, linzen en bonen). De major pinda-allergenen Arah 1 en Arah 2 zijn hittestabiel en dus ook aanwezig in geroosterde pinda’s. Landen met een hoog verbruik aan pindaderivaten zoals pindakaas en pindaboter kennen ook een hoge frequentie aan pinda-allergieën in de populatie. Pinda-allergie verdwijnt bij het opgroeien slechts bij 80% van de peuters en verdwijnt zo goed als nooit indien deze allergie nog bestaand is op de leeftijd van 5 jaar. Minieme hoeveelheden kunnen al een klinische reactie uitlokken. Sojabooneiwitten worden vaak gebruikt in commerciële producten, zij het vaak als “verborgen” ingrediënt. Koud geperste pinda- en sojaolie kunnen nog allergenen bevatten. Geraffineerde oliën zijn daarentegen veilig [2]. 4.3 Granen (tarwe, rogge, haver, gerst, haver, mout, rijst, maïs en boekweit): Overgevoeligheid aan granen komt vooral voor bij bakkers. Hierbij gaat het veelal om een inhalatie allergie, veroorzaakt door een sensibilisatie aan de albuminefractie van graanmeel. De meest voorkomende graanmeelallergie is tarwe-allergie. De meeste patiënten kunnen wel sterk verhitte tarwe zoals in brood verdragen. Het is vooral de minst verhitte tarwe in wafels, pannenkoeken, tarwebieren die aanleiding tot allergische reacties kan geven. Cave: coeliakie wordt veroorzaakt door niet IgE-gemedieerde immunologische reacties tegen de gliadines van rogge, haver, tarwe en gerst [2]. B. PSEUDO-ALLERGIE Pseudo-allergische reacties zijn niet-immunologische reacties die symptomen uitlokken gelijkend op deze van voedingsallergieën. Anafylaxieën veroorzaakt door voedselpsuedoallergenen zijn zeldzaam en alleen beschreven voor sulfieten [2]. 1. Additieven die pseudo-allergene activiteit bezitten: 1.1. Sulfieten: Worden gebruikt om hun antimicrobiële en antioxidatieve werking en verhinderen eveneens de enzymatische en niet-enzymatische bruinverkleuringsreacties. Sulfieten kunnen in relatief grote hoeveelheden aanwezig zijn in wijn, gedroogde vruchten, citroen-, limoen- en druivensap. In lagere concentraties zijn ze terug te vinden in ingevroren deegvormen, geschilde bewaarde aardappelen, verse garnalen, gedroogde groenten, bereide slaatjes, marascino kersen en wijnazijn [2]. 1.2. Synthetische kleurstoffen: Zonnegeel FCF, patent blauw, indigotine, erytrosine, chinolinegeel, amarant, tartrazine 1.3 Benzoëzuur en derivaten: Deze additieven worden gebruikt om het microbiële en oxidatieve bederf te verhinderen [2]. 1.4 Mononatriumglutamaat (MNG): Glutaminezuur komt voor in o.a. peulvruchten, tomaten, paddestoelen
Voedselallergie bij volwassenen ▪ C. Jansen ▪ Symposium « Allergiën – Ziekte van de toekomst ? » ▪ Instituut Danone ▪ 21/10/2006 ▪3▪
De zouten van glutaminezuur worden als smaakversterkers gebruikt zoals in sauzen, soepen, strooiaroma’s, sojasaus [2]. 1.5 Buthylhydroxyanisol en butylhydroxytolueen 1.6 Nitrieten en nitraten: Deze additieven hebben een antimicrobiële en antioxidatieve werking. Nitrieten worden frequent toegevoegd aan pekelzouten bij de bereiding van vleeswaren (ham, salami, …) om de kleur te behouden. Nitraten worden gebruikt bij de bereiding van kazen (o.a. Edammer, Gouda) en gepekelde vis (haring) [2]. 2. Vasoactieve amines: Tyramine Histamine
Ervaring van allergologen leert ons dat er al een klinische reactie kan optreden bij een lage concentratie van verborgen allergenen. Uit berekeningen blijkt dat bij een concentratie tussen 0,003 en 2,3% aan verborgen allergenen een allergische reactie kan optreden. Een ernstige anafylactische shock kan optreden bij een inname lager dan 200 mg melkproteïne, sojaproteïne of ovalbumine, lager dan 50 mg caseïne in zalm, 60 mg hazelnoot in chocolade, 180 µg van lactoserum proteïnen in sorbet en 100µg van melkproteïnes in babymeel, dat gegarandeerd melkvrij was [3]. Het bepalen van de LOAEL (lowest observed adverse-effect level) bij orale provocatietesten wordt beïnvloed door methodes van voedselbereiding, interactie tussen voedingsallergenen en andere nutriënten, vers of gedroogde voeding en interacties van medicaties. Uit deze orale provocatietesten blijkt dat 25% van de kinderen met een pindanoot allergie reageren op 100 mg pindanoten, de gemiddelde dosis waar een reactie optrad was 850 mg. Allergische reacties op arachide olie, zonnebloemolie, sojaolie treden zelden op door de huidige raffinage methodes. Bij zeer jonge kinderen kan er een reactie op arachide olie optreden. [3] Een goede etikettering is daarom geen overbodige luxe. BESLUIT Gezien er geen therapie bestaat in de behandeling van voedingsallergieën en zal het ‘vermijden van de voedingsallergenen’ de enige behandeling zijn. Indachtig de psychosociale gevolgen en het risico op voedingstekorten is een goede educatie, door allergologen en diëtisten, noodzakelijk gezien de consumptie van zeer kleine hoeveelheden allergenen en ‘verborgen allergenen’ tot een anafylactische shock kan leiden.
Voedselallergie bij volwassenen ▪ C. Jansen ▪ Symposium « Allergiën – Ziekte van de toekomst ? » ▪ Instituut Danone ▪ 21/10/2006 ▪4▪
REFERENTIES Papageorgiou PS., Clinical aspects of food allergy, Biochemical Society Transactions 2002 volume 30, part 6, 901-906. A.-M. Kochuyt, In Allergische aandoeningen: een multidisciplinaire aanpak, 2000, p: 69-86. Moneret-Vautrin DA, Kanny G. Update threshold doses of food allergens: implications for patients and the food industry, Curr Opin Allergy Clin Immunol. 2004 jun; 4(3): 215-219.
Voedselallergie bij volwassenen ▪ C. Jansen ▪ Symposium « Allergiën – Ziekte van de toekomst ? » ▪ Instituut Danone ▪ 21/10/2006 ▪5▪