Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) Mevrouw mr. drs. J.W.E Spies Postbus 20011 2500 EA 'S-GRAVENHAGE
doorkiesnummer
uw kenmerk
bijlage(n)
betreft
ons kenmerk
datum
concept tweede Voortgangsrapportage
BAOZW/U201200846
21 mei 2012
(070) 373 8636
Actieplan Bevolkingsdaling
Geachte mevrouw Spies, Op 25 april jl. ontvingen wij vanuit uw ministerie het concept van de tweede Voortgangsrapportage Actieplan Bevolkingsdaling Rijk-IPO-VNG. Dit hebben wij ter bestuurlijke consultatie voorgelegd aan onze commissies en het bestuur. Op basis daarvan hebben wij op 11 mei een voorlopige reactie gezonden. Naar aanleiding van nader ambtelijk overleg op 16 mei zenden wij u thans onze definitieve bestuurlijke reactie.
1. ALGEMEEN 1.1. COÖRDINATIE Gelet op de urgentie van de krimpproblematiek binnen gemeenten is het verheugend dat de drie overheden in het kader van het Actieplan Bevolkingsdaling al enkele jaren samenwerken aan oplossingen. De bestuurlijke coördinatie van rijkswege zou echter veel sterker en betekenisvoller moeten worden. Tot op heden wordt helaas te veel overgelaten aan de eigen opvattingen van de andere bewindspersonen en ministeries, waardoor de inzet van hen sterk wisselt. En hoewel er met name sinds de eerste Voortgangsrapportage het nodige is gebeurd, ook met de VNG-wensen, blijft het geheel nog te veel hangen in onderzoeken en niet in doorpakken. Wij zien derhalve in de tekst graag meer concrete stappen van uw kant ten aanzien van de verschillende dossiers en zullen onderstaand een aantal voorstellen daartoe doen. 1.2. FINANCIËN Wanneer gekeken wordt naar de financieringsmogelijkheden wordt er in het concept van de tweede Voortgangsrapportage vooral gesproken over nieuwe financieringsconstructies. Dit laatste is naar onze mening nodig om kosten en baten te optimaliseren en daarmee onrendabele (des-)investeringen te beperken.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
01
De stelling van het Rijk is tevens dat er geen extra middelen beschikbaar komen (pagina 6), terwijl uit allerlei onderzoeken en praktijkervaringen blijkt dat dit toch nodig zal zijn (bijvoorbeeld pagina’s 38 en 39). En er lopen nog financiële onderzoeken met name bij de woningcorporaties (pagina 12). Er moet zeer kritisch gekeken worden hoe met maatschappelijk vermogen in brede zin (overheids- en ‘semi’-overheidspartijen) in combinatie met investeringen van marktpartijen een zo groot mogelijk deel van de financiële opgave kan worden afgedekt. Echter, om als Rijk hierin geen rol meer te willen spelen past volgens ons niet gezien de erkenning van de forse financiële opgave in de krimp- en anticipeerregio's en de financiële beperkingen aldaar die ook van rijkswege worden benoemd. Bij voorbaat het Rijk financieel niet mee laten doen moet naar onze mening dan ook uit de concept-tekst.
2. EUROPA (hoofdstuk 2) Wij hebben er bij uw voorgangers meermalen op gewezen dat vooral ook naar de Europese structuurfondsen gekeken moet worden, te beginnen van rijkswege, nu de middelen hier in het land beperkt zijn. Dit is onder andere gebeurd in onze brief van 1 juni 2011 aan ex-minister Donner over het concept van de eerste Voortgangsrapportage Actieplan Bevolkingsdaling (BAOZW/U201101060). 2012 is hét jaar waarin er door Nederland voorstellen moeten worden gedaan aan de Europese Commissie voor de periode en de fondsen 2014-2020. Met name gelet op het in maart jl. verschenen Gemeenschappelijk Strategisch Kader van deze Commissie. Er dient derhalve in de tweede Voortgangsrapportage een passage met stappen te worden opgenomen, die uw collega’s en u dit jaar gaan zetten om bevolkingsdaling/demografische krimp onder de (financiële) aandacht van Europa te brengen. De huidige concept-tekst biedt daartoe te weinig concrete aanknopingspunten.
3. WONEN EN RUIMTE (hoofdstuk 4.1.) Ook bij deze onderwerpen willen wij wijzen op de punten in onze brief van 1 juni 2011 aan ex-minister Donner naar aanleiding van het concept van de eerste Voortgangsrapportage. Desgevraagd zullen wij deze punten onderstaand specifiek toelichten. Voorafgaande daaraan moeten wij melden dat wij nog weinig voortgang zien, maar eerder nieuwe belemmeringen voor een adequaat wonen- en ruimtebeleid in krimp en anticipeergebieden. Dit met uitzondering van de aanpak van de planschadeclaims en gelet op het beoogde ‘lente-akkoord’ naar verwachting ook van de door ons gewenste beperking van de overdrachtsbelasting en de hypotheken zonder aflossing. Het gaat om uw visie op de moeilijke (financiële) positie van de woningcorporaties door een combinatie van diverse maatregelen: - Heffingen/Kortingen Er komt per 2014 een heffing voor woningcorporaties: volgens betrokkenen heeft dit grote gevolgen voor de investeringsmogelijkheden van de corporaties. Want het heffingsgeld kunnen ze niet meer steken in bijvoorbeeld de bouw van nieuwe of andere woningen. In krimp- en anticipeerregio’s, waar er gesaneerd moet worden, telt dit financieel extra zwaar. Voorts moeten de woningcorporaties sinds enkele jaren Vennootschapsbelasting betalen over alle activiteiten, ook niet-commerciële. Als geheel geldt inzake de heffingen en kortingen: het vermogen van de corporaties zou niet moeten worden aangewend om elders gaten in de rijksbegroting te dichten. Geld dient bij voorkeur in de sector zelf te blijven. Zeker in die gebieden, zoals de krimpende gemeenten, waar hun opdracht extra zwaar is.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
02
- Inkomensgrens sociale huurwoningen Vanwege een Europese beschikking is de inkomensgrens voor sociale huurwoningen verlaagd, in 2012 is deze afgerond € 35.000 per jaar. Ervaring wijst echter uit dat een diversiteit aan inkomens de leefbaarheid ten goede komt. Dit is des te belangrijker in krimpende gemeenten waar hoger opgeleiden met veelal hogere inkomens toch al wegtrekken en de bevolking eenzijdiger wordt. Van Nederlandse zijde moet derhalve de lobby richting Europa worden gevoerd om deze inkomensgrens op te rekken, zeker voor krimpende gemeenten. – Verkoopplicht Verkoop van corporatiebezit aan zittende huurders kan een positieve wending geven aan wijken en buurten en is goed voor de cashflow van corporaties. Een massief kooprecht voor huurders gaat echter te ver en doorkruist het effectief functioneren van de corporaties. In krimpende gemeenten zijn het nu al vaak de koopwoningen van burgers met lagere inkomens, die vanwege hun beperkte budget de problemen veroorzaken. Zoals achterstallig onderhoud, verloedering e.d. Deze problemen moeten door de verkoopplicht niet nog groter worden.
Daarnaast hebben wij wensen inzake wonen en ruimte, waaraan de tweede Voortgangsrapportage aandacht zou dienen te besteden: - Transitie- en sloopfonds Met name het wegvallen per 2015 van de gelden in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV), die door de provincies vaak worden aangewend in krimpende gemeenten, remt de ontwikkeling van de woningmarkt op grote en kleine schaal. Om de aantrekkelijkheid en de leefbaarheid blijvend te borgen en om nieuwe investeringen mogelijk te maken is een landelijk transitie- en sloopfonds voor krimp en herstructurering noodzakelijk. Er moet immers veel gesloopt en veranderd worden in krimpende gemeenten. Mogelijk kan dit in de vorm van een revolving fund. Daaraan moeten alle partijen hun bijdrage leveren, inclusief het Rijk en institutionele beleggers. Dat geld kan niet uit de markt gehaald worden. - Regionale differentiatie in huren Binnen het woningwaarderingssysteem is er in 2011 ruimte gekomen voor extra punten in schaarstegebieden, dat wil zeggen daar waar er behoefte aan woonruimte is. Andersom zou er in overschotgebieden ruimte kunnen worden geschapen voor minder punten in het woningwaarderingssysteem. Dit maakt het aantrekkelijker om er te komen/blijven wonen. - Woningbouwstops In het rapport ‘Regelknelpunten woonbeleid’ van 2010, gemaakt in het kader van het Actieplan Bevolkingsdaling, staat het voorstel om de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zodanig aan te passen dat in krimpende gebieden een bouwstop mogelijk wordt. Ondanks een bestaand bestemmingsplan of een verleende omgevingsvergunning. Het is nodig volgens de onderzoekers om het beleid van de overheden aldaar te allen tijde slagvaardig te kunnen aanpassen gelet op de snel veranderde omstandigheden. – Verplichte onteigening In het bovengenoemde rapport ‘Regelknelpunten woonbeleid’ staat enerzijds dat gemeenten handvatten nodig hebben om creatief om te gaan met de wettelijke bepalingen omtrent onteigening. Anderzijds wordt gesteld dat er aanscherping van de wetgeving nodig is door de criteria noodzaak en urgentie voor onteigening minder strict te hanteren, als duidelijk is dat handhaving van een woning in een gebied niet meer opportuun is. Volgens de onderzoekers is er nog een derde mogelijkheid en wel om de Wet voorkeursrecht gemeenten op te rekken ten gunste van koop door krimpende gemeenten. Nadeel daarvan is dat de lokale overheden in dat geval afhankelijk blijven van de eigenaren.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
03
- Ruilverkaveling Krimpende gemeenten willen de mogelijkheid hebben om delen van hun gebied te saneren. Zij willen in dat kader zeker kopers die hun huis slecht onderhouden snel kunnen (doen) uitkopen en voor hen een vervangende huurwoning bijvoorbeeld van een woningcorporatie (laten) aanwijzen in die delen van de gemeenten waar de woningen en woningbouw geconcentreerd worden. Zij hebben voor deze vorm van ruilverkaveling echter geen wettelijke mogelijkheden. Tot slot verzoeken wij u om een krachtig signaal over de maatschappelijke opdracht van de woningcorporaties: De gemeenten zijn namelijk heel erg geschrokken van het volgende passage in het concept van de tweede Voortgangsrapportage en verwachten dan ook een tegenbeweging door u in de definitieve tekst ervan: ‘Centrale vraag is hoe corporaties zich maatschappelijk verantwoord kunnen terugtrekken uit kleine kernen in krimpgebieden (pagina’s 13 en 62).’ Uitgangspunt is blijkbaar dat kernen en dorpen op eigen gelegenheid verder gaan. Dit is zeker op dit moment te prematuur. Er is nog te weinig bekend van de daadwerkelijke burgerkracht en zelfredzaamheid in de krimp- en anticipeerregio’s. Bovendien is dit zeker voor het platteland een ongewenst voorteken van een toekomst met terugtredende mede-overheden en ‘semi-overheden’ als corporaties. Dit zou een voorbeeld kunnen zijn voor de rest van het maatschappelijk middenveld. Gevolg is dat de krimpende gemeenten er met hun kernen en dorpen geheel alleen voor komen te staan.
4. BEREIKBAARHEID EN MOBILITEIT, onderdeel van Wonen en Ruimte (hoofdstuk 4.1.) Wij willen ook in dit kader mede verwijzen naar onze brief van 1 juni 2011 aan ex-minister Donner over het concept van de eerste Voortgangsrapportage. Gelet op de concept-tekst van de tweede Voortgangsrapportage geldt thans het volgende: - Vervolgonderzoek Het onderzoek ‘Krimp en mobiliteit’ van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM) uit 2009 is in de concept-tekst van de tweede Voortgangsrapportage, zoals door ons gevraagd, voorzien van een reactie. Het onderzoek concludeert dat de kwaliteit van het reguliere openbaar vervoer in krimpgebieden helaas aan kwaliteit zal inboeten. Dit risico zien wij ook. Het KIM beveelt vervolgonderzoek aan: in specifieke regio’s, tussen gebieden met groei en met krimp, naar de mogelijke toename van grensoverschrijdend verkeer en over de veranderingen in het goederenvervoer. Ook naar onze mening zou een actueel verdiepend vervolgonderzoek naar de effecten van krimp op diverse vervoersmodaliteiten aanbeveling verdienen. Wellicht worden bereikbaarheid en mobiliteit dan ook minder onderschoven items in de benadering van krimp. - BDU Verkeer en Vervoer Gemeenten en provincies in krimpende regio’s zoeken elkaar al op om te bezien hoe zij gezamenlijk een openbare en/of collectieve vervoervoorziening in het leven kunnen houden. Hierbij brengt de provincie een deel van het reguliere OV-/BDU-budget in en brengen gemeenten een deel van budget in voor het vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en/of het leerlingenvervoer. Door deze budgetten samen te voegen trachten zij gezamenlijk veelal collectieve vraagafhankelijke vervoersystemen (lees: regiotaxi e.d.) in de lucht te houden. Maar zij kunnen dit niet alleen. Zij hebben het Rijk daarbij nodig. De korting op de BDU Vervoer en Vervoer, die ook in het beoogde ‘lente-akoord’ voor hun gebieden lijkt te blijven bestaan, vormt een daadwerkelijke belemmering. De BZK-tekst moet aanknopingspunten bieden voor een oplossing.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
04
- OV-kaart 16- en 17-jarige MBO-ers Krimpende gebieden zijn vaak financieel aantrekkelijk voor mensen aan de grensstreek om er te komen wonen. Voorts is het noodzakelijk, zoals de Sociaal-Economische Raad (SER) ook heeft geadviseerd in 2011, om je als krimpend gebied economisch te profileren en zo werkgelegenheid te behouden/vergroten. Goede ook jonge arbeidskrachten zijn bij dit alles noodzakelijk. Dit wordt moeilijk, nu het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) verderaf komt te liggen en 16- en 17-jarige MBO-ers geen OV-kaart hebben. Bereikbaarheid en mobiliteit zijn kernvoorwaarden om bovengenoemde punten te kunnen realiseren. De OV-kaart hoort hierbij.
5. ECONOMISCHE VITALITEIT EN ARBEIDSMARKT (hoofdstuk 4.3.) De VNG wil hierbij mede verwijzen naar haar brief van 1 juni 2011 aan ex-minister Donner naar aanleiding van de eerste Voortgangsrapportage. - Cumulatie van nadelige maatregelen Er is thans sprake van een cumulatie van maatregelen van rijkszijde die ten nadele van krimpende gemeenten werken. Deze zouden in de tekst van de tweede Voortgangsrapportage in samenhang behandeld moeten worden, voorzien van een integrale visie op de gevolgen voor krimpende gemeenten en van een aanpak voor de toekomst. Het gaat daarbij om de negatieve gevolgen van het feit dat er slechts landelijke focus is op topsectoren inclusief hun regio’s, de korting op het fonds economische structuurversterking, de beperking van de reïntegratiemiddelen in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb), de mogelijke wijziging bij de sociale werkvoorziening en het verdwijnen van rijksdiensten. - Verdeelmodel Wwb In relatie tot de aanpak bij bevolkingsdaling moeten wij helaas constateren dat de bewindspersoon en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het minste vooruitgang hebben geboekt. Dit lijkt te komen omdat zij zich nooit serieus verbonden hebben gevoeld aan het krimpdossier. SZW doet ook in de tweede Voortgangsrapportage niets anders dan algemene instrumenten en aanpakken presenteren. Maar waardoor zouden die relatief meer resultaat opleveren voor krimpende gemeenten? Want dat is wat zij nodig hebben gelet op hun zwaardere problematiek. In het verdeelmodel Wwb wordt enigszins rekening gehouden met bevolkingsgroei of krimp van gemeenten. Helaas is het niet zo dat de problemen van de krimpende gemeenten daarmee adequaat tegemoet getreden worden. Niet de krimp van de bevolking op zich is het grootste probleem. Krimpende gemeenten kampen met name met de effecten die samenhangen met de bevolkingsdaling: wegtrekken van de hoger opgeleide beroepsbevolking, verdwijnen van bedrijven en instellingen en een versnelde vergrijzing met samenhangende toegespitste werkgelegenheid (zorg). Door het “leegtrekken” van de streek ontstaat een heel specifieke arbeidsmarkt: veel laag opgeleiden met vaak multiproblemen en relatief (zeer) weinig en eenzijdig samengestelde werkgelegenheid. Daarmee wordt in het verdeelmodel volgens ons te weinig rekening gehouden. Met als gevolg dat krimpende gemeenten nauwelijks kunnen inzetten op de effecten van de bevolkingsdaling. Dat er gewerkt wordt met financiële vangnetten als de Incidentele aanvullende uitkering (Iau) en de Meerjarige aanvullende uitkering (Mau) voor gemeenten die zwaar in de financiële problemen komen als gevolg van een verkeerde verdeling, onderstreept onze constatering alleen maar. Terugkijkend moeten we al met al constateren dat krimpende gemeenten de afgelopen tijd vanuit het Rijk op geen enkele wijze tegemoetgekomen zijn op het terrein van werk en inkomen. Lichtpuntje is dat er vanaf april een brede verkenning is gestart naar een nieuw verdeelmodel, waarop wij al lange tijd hebben aangedrongen. Wij gaan ervan uit dat in de verkenning en uitwerking ook serieus gekeken wordt naar de effecten van krimp en dat het verdeelmodel in de toekomst (vanaf 2014) beter aansluit bij de daadwerkelijke problematiek van gemeenten.
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
05
- Grensoverschrijdende samenwerking Samenwerking over de grens wordt gezien als goede optie voor krimpende gemeenten, maar komt enorm moeilijk van de grond als gevolg van ingewikkelde wet- en regelgeving. Er moet derhalve meer aandacht komen voor grensoverschrijdend naar de arbeidsmarkt kijken. Thans wordt deze laatste nog te sterk vanuit nationale optiek bezien. SZW zou grensoverschrijdende knelpunten moeten aanpakken.
Wij rekenen erop dat u onze opmerkingen ter harte neemt alvorens u de definitieve tekst van de tweede Voortgangsrapportage Actieplan Bevolkingsdaling naar de Kamer zendt.
Hoogachtend, Vereniging van Nederlandse Gemeenten
drs. C.J.G.M. de Vet lid directieraad
VNG Postbus 30435, 2500 GK Den Haag Tel 070-373 83 93 www.vng.nl
06