Wethouder van Onderwijs, Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Integratie
drs P.M.M. Heijnen
Gemeente Den Haag RIS109224_13-10-2003
Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag
Aan de voorzitter van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Sport
Uw brief van
Uw kenmerk
Ons kenmerk
BOW/2003.1341 Doorkiesnummer
070 - 353 2650 E-mailadres
Aantal bijlagen
Datum
9 oktober 2003 Onderwerp
Terugdringen ziekteverzuim openbaar primair onderwijs Den Haag
Geachte Voorzitter, Graag informeer ik u over de aanpak en resultaten van het project "Meer handen aan het bord", een project gericht op het terugdringen van het ziekteverzuim in het openbaar primair onderwijs Den Haag in 2002-2003. Ik verzoek u de commissie van deze informatie op de hoogte te stellen. Ziekteverzuim in het onderwijs is in Nederland een algemeen probleem dat al geruime tijd de aandacht heeft van bijna alle partijen die bij de school betrokken zijn. Ook in Den Haag is het ziekteverzuim een punt van zorg in het openbaar primair onderwijs. Een hoog ziekteverzuim is des te knellender in een situatie waarbij er een tekort is aan onderwijsgevenden. Binnen het openbaar primair is naar aanleiding van het hoge ziekteverzuimpercentage van naar schatting rond de 12% begin 2002, een pilot onder de titel "Meer handen aan het bord" gestart. De pilot had twee doelen. 1. De pilot moet leiden tot daadwerkelijke vermindering van het ziekteverzuim en 2. de pilot moet een draaiboek opleveren voor het verbeteren van het curatieve en preventieve beleid voor alle openbare scholen voor primair onderwijs in Den Haag. De voorbereidingen van de pilot zijn begin 2002 gestart. De daadwerkelijke aanvang van de pilot was april 2002. Het project is afgerond in augustus 2003 met het opleveren van het draaiboek. De pilot is uitgevoerd door het externe bureau BMC (Bestuur & Management Consultants) onder Inlichtingen bij:
Postadres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Internetadres: www.denhaag.nl
Telefoon 070 - 353 2650 Telefax 070 - 353 2479
2
begeleiding van de Stuurgroep Ziekteverzuim Openbaar Onderwijs, waar naast medewerkers van de productgroep Openbaar Onderwijs, een vertegenwoordiger van het Bureau Bijzondere Projecten van de dienst OCW, vertegenwoordigers van twee bedrijfsgezondheidsorganisaties die voor het openbaar onderwijs werken, deelnamen: de ARBO-Unie en Tredin. De financiering vond plaats vanuit de reguliere rijksmiddelen voor het openbaar primair onderwijs. Het voornemen tot de pilot heeft de aandacht getrokken van het landelijk Vervangingsfonds, mede vanwege de tweede doelstelling. Dit heeft er toe geleid dat het Vervangingsfonds Onderwijs een bijdrage beschikbaar heeft gesteld van i 340.000,-. De pilot heeft aan zijn doelen voldaan. 1.Bij de aanvang van de pilot was de schatting van het ziekteverzuim rond de 12 %. De doelstelling was na anderhalf jaar 2% lager uit te komen, dus rond de 10%. Na een gedetailleerde controle en het corrigeren van het vervuilde bestand, bedroeg het daadwerkelijke verzuimpercentage voor het openbaar primair onderwijs over 2001/2002, zo bleek uit metingen binnen de pilot, 10.4% , met een landelijk verzuim van 8.9% over die periode. Het ziekteverzuim van zo'n ruim 1700 medewerkers is teruggedrongen van 10.4% over de periode 1 augustus 2001 tot 24 april 2002 naar 7.9% in mei 2003. Het landelijk cijfer voor een vergelijkbare periode is nog niet bekend. De doelstelling van 2% is dus ook gehaald bij het lagere beginpercentage. 2. In september 2003 heeft BMC een "Draaiboek Verzuim: preventieve en curatieve activiteiten voor de aanpak van verzuim; ontleend aan de pilot "Meer handen aan het bord"in het openbaar primair onderwijs in de gemeente Den Haag"aan de stuurgroep aangeboden. De stuurgroep heeft met het draaiboek ingestemd. Het draaiboek is daarna ook aan het Vervangingsfonds beschikbaar gesteld. Ik schets u kort het verloop van de pilot en het perspectief voor de komende periode.Deze schets is gebaseerd op de Rapportage over de quick scan van het project "Meer handen aan het bord" van november 2002 en het "Draaiboek Verzuim" van september 2003. 1 Rapportage over de quick scan Begonnen is met een quick scan om inzichtelijk te maken wat de omvang van het verzuim was, welke oorzaken speelden en wat de consequenties voor de organisatie waren. Tevens moest de quick scan reeds ingezette acties en mogelijkheden voor concrete verbeteringen schetsen. De volgende punten uit de rapportage van november 2002 waren van belang. 1.1. Voldoende beleid Geconcludeerd wordt dat er voldoende personeelsbeleid in algemene zin geformuleerd is, maar dat, naar het oordeel van schoolleiders, dit beleid in de praktijk onvoldoende effectief is voor wat betreft de verzuimbestrijding. Er is mede naar aanleiding van de Wet Verbetering Poortwachter (in april 2002 in werking getreden) een Ziekteverzuimbeleidsplan en een Ziekmelding- reïntegratieprotocol opgesteld. In dit plan wordt aandacht besteed aan zowel preventief, drempelverhogend als curatief beleid. Ook voor de registratie en administratie op het gebied van verzuim door het
3
administratiekantoor is aandacht in het plan, mede vanwege de geconstateerde vervuiling van het bestand. Het protocol bestaat uit een handleiding voor de ziekmelding, de contacten en acties die tijdens de verzuimperiode ondernomen dienen te worden en de werkhervatting. 1.2. Verzuimcijfers De verzuimcijfers van de 60 scholen voor primair onderwijs en het gemiddelde verzuimpercentage voor het hele bestand van de openbare scholen kunnen nog niet rechtstreeks aan de informatiesystemen van het administratiekantoor worden ontleend. Ook de verzuimstatistiek Arbo Unie Openbaar primair Onderwijs schooljaar 2001/2002 bevat geen verzuimcijfers per school. De beschikbare cijfers van het administratiekantoor zijn handmatig geordend en de verzuimcijfers per school en het verzuimpercentage over het geheel is berekend. Uit die berekening blijkt dat het verzuimpercentage niet lag op ongeveer 12% zoals bij de start van het project is aangenomen, maar op 10.4% (over de periode augustus 2001 tot 24 april 2002). De verzuimpercentages per school lopen uiteen van 2.4% tot 20.1%. Opvallend is dat een groot deel van het totale verzuim wordt veroorzaakt door 40 personen die inmiddels meer dan dertig maanden hebben verzuimd. 1.3. Factoren van invloed op verzuim in het ondewijs Ziekteverzuim in algemene zin is een gecompliceerd probleem met veel factoren die van invloed zijn op het verzuim. Algemeen aanvaard is een indeling in 3 niveaus: het individuele niveau, het bedrijfsniveau en het maatschappelijk niveau, met binnen alle niveaus diverse onderscheiden factoren. Individueel niveau. Factoren op individueel nivau zijn: belasting, belastbaarheid, verzuim- en hersteldrempel van personen, leeftijd, sekse, gezondheid. Bedrijfsfactoren Bedrijfsfactoren verschillen per organisatie. Het bedrijfsniveau valt uiteen in meer functiegebonden factoren en bedrijfsgebonden factoren. Bij de functiegebonden factoren zijn van belang de functiesoort, de fysieke en psychische belasting van de functie, de arbeidssatisfactie en het schoolklimaat. Bij de bedrijfsgebonden factoren worden genoemd: de bedrijfsorganisatie, de grootte van het bedrijf, de mogelijkheden voor loopbaanontwikkeling, de kwaliteit van het personeelsbeleid, de stijl van leidinggeven en de verzuimcultuur. Maatschappelijke factoren. Aan de maatschappelijke factoren worden alle bedrijven en personen in een land blootgesteld. Dan gaat het om de algehele arbeidsmarktsituatie en het stelsel van social zekerheid, de wettelijke en uitvoeringsaspecten en de rol van de gezondheidszorg en de maatschappij. Voor het onderwijs gaat het dan om factoren als: invloed van werkgelegenheid op ziekteverzuim, individualisering leerlingen en ouders, vergrijzing versus modernisering van het onderwijs. De onderzoekers hebben op grond van literatuurstudie gekeken welke kenmerken zich landelijk met betrekking tot de genoemde factoren in het (openbaar) onderwijs voordoen. 1.4. Verzuimbeïnvloedende factoren in het openbaar basisonderwijs in Den Haag.
4
Vervolgens is op grond van interviews met o.a schoolleiders gekeken welke van de voor het onderwijs relevant gebleken verzuimbeïnvloedende factoren in het primair onderwijs in den Haag van belang zijn. Op basis van interviews met een tiental schoolleiders concluderen de onderzoekers het volgende. Het gaat daarbij steeds om opvattingen van schoolleiders. A. In algemene zin worden in Den Haag de persoonsgebonden factoren vaker genoemd dan functie- en bedrijfsfactoren. Maatschappelijke factoren spelen nauwelijks een rol. B. Factoren op individueel niveau De persoonlijkheid speelt een grote rol. Leerkrachten melden zich niet snel ziek op grond van hun grote verantwoordelijkheidsgevoel, maar als ze ziek worden, is het vaak langdurig. Oudere leerkrachten verzuimen vaker volgens de geïnterviewden. Zij zouden beter kunnen functioneren met een lesgevende baan met taakverlichting. Een derde factor volgens de geïnterviewden is mede een gevolg van de combinatie van spanningen en drukte in het privéleven met een redelijk veeleisende baan als leerkracht. Een enkele keer wordt ook de aansluiting opleiding en werk genoemd. De opleiding zou te instrumenteel zijn en werkprocessen als samenwerken en omgaan met ouders minder belichten. C. Functiegebonden factoren Het belangrijkste aspect dat genoemd wordt is de psychische belasting, De werkdruk wordt in het openbaar basisonderwijs in Den Haag als redelijk hoog ervaren, veroorzaakt door een combinatie van factoren als gebrek aan vervanging, geen overblijfregeling en de adv-regelingen D. Bedrijfsgebonden factoren Gebrek aan vervanging wordt met name genoemd. De vervangingsmogelijkheden verschillen per school afhankelijk van de formatieruimte is een school meer of minder in staat korte ziekteperiodes op te vangen. Als tweede wordt cultuur in de onderwijswereld genoemd. Verzuimnormen waren van oudsher redelijk tolerant en sociaal. Inmiddels wordt er volgens de schoolleiders veel zakelijker mee omgegaan. Die cultuur is ook gevormd door de hoge verzuimdrempel. Directeuren zeggen de betrokken medewerkers op verzuimgebied goed te kennen. E. Verzuimbeleid Kern van het verzuimbeleid is het gebruik van het protocol, aangepast aan de Wet Verbetering Poortwachter. De verantwoordelijkheid ligt geheel bij de schoolleider. Er is, zo vinden zij, over het algemeen een sociale insteek met een zakelijke achtergrond. De schoolleiders hebben kritiek op het vele papierwerk rond verzuim. Er is, uitgezonderd taakbeleid en coaching nieuwe leerkrachten, weinig preventief verzuimbeleid. Wat de curatieve aanpak betreft, geeft een aantal directeuren aan dat reïntegratie op een andere school nog weinig steun heeft van bedrijfsarts en/of bestuur. Deelname aan het Sociaal Medisch Overleg (SMO) zal bevorderlijk kunnen zijn, maar daar zijn meer kosten aan verbonden, zo beseffen de schoolleiders. F.. Verzuimregistratie De verzuimregistratie bij het administratiekantoor en de arbodienst geven nog interne en
5
aansluitingsproblemen. Analyse en rechtstreekse terugkoppeling naar individuele schooldirecteuren en bovenschools managment moet ontwikkeld worden. Het is onduidelijk of de kosten van verzuim naar de indidviduele scholen wordt teruggerekend. G. Arbo-dienstverlening Op het functioneren van de arbo-arts wordt nogal kritiek gegeven, waarbij de arts te veel oog zou hebben voor de werknemersbelangen en te weinig pro-actief zou handelen. H. Relatie met bovenschools management Bedoeld wordt de relatie met het bestuur en de ambtelijke ondersteuning (Pas in voorjaar 2003 zijn er bovenschoolse managers aangesteld). Die relatie wordt in 2002 als divers beleefd. Men vindt dat er te weinig steun en actie is. De samenwerking met de personeelsconsulent wordt als positief ervaren, maar naar het oordeel van de schoolders zijn de consulenten overbelast. 1.5. Suggesties voor verbeteringen Uit de interviews kwamen de volgende suggesties ter verbetering. De vervanging van ziek personeel ("meer handen aan het bord") wordt als belangrijkste verbetering gezien.Visie van het bestuur op de aanpak, actuele en betrouwbare verzuimcijfers, actieve deelname aan het SMO en steun bij herplaatsing zijn de overige genoemde punten. Ook genoemd worden in de preventieve sfeer: meer sport- en spelmogelijkheden voor leerkrachten, wegwerken achterstallig onderhoud van gebouwen, trainingen en curussen en het waarmaken van eerder aangekondigde steun. Veel gehoorde suggesties zijn ook: meer aandacht en waardering voor directeuren, afstoten taken van directeuren zodat er meer tijd komt voor het dagelijkse directiewerk met daarbinnen het aandacht geven aan verzuimbegeleiding. Tenslotte wordt gepleit voor meer maatwerk per school in het personeelsbeleid met een actief leeftijdtijdsbewust - en dus ook ouderenbeleid. De scholen met een laag verzuimpercentage hebben de volgende overeenkomende succesfactoren benoemd m.b.t het realiseren van aanwezigheid van personeel: waardering voor het vak van leerkracht, ook van ouders, sterke sociale binding onder zowel leerkrachten als met de directie, groot verantwoordelijkheidsgevoel en hoog arbeidsethos van medewerkers, beleidsvisie directie en sociaal personeelsbeleid, personeel als de kwaliteit van de school zien.
De uitkomst vande quick scan is met de schoolleiders besproken. Daarnaast is ook nog een voortgangsoverleg met de schoolleiders geweest over de pilot. 1.6. Aanpak achterstand reïntegreren langdurig verzuimers. Als deelproject is gelijkertijd met de quick scan een extra inspanning geleverd om een 40-tal langdurig zieken met meer dan 30 maanden verzuim te begeleiden. Er werd voor een korte tijd 2 fte aan externe capaciteit voor arbeidsdeskundigheid ingezet. Voor een deel speelde bij de langdurigheid de werkwijze van UWV-USZO een rol. Tevens zijn de extra arbeidsdeskundigen gebruikt om hen te laten fungeren als case manager voor nieuwe ziektegevallen
6
De activiteiten van de arbeidsdeskundigen/casemanagers omvatten o.a.. - eerste contact met verzuimer leggen bij langere verzuimduur dan 2 weken, - probleemanalyse opstellen en eventueel doorverwijzen, - zichtbaar maken dat verzuim zowel een probleem is van de leidinggevende als de medewerker, - het coachen van leidinggevenden en personeelsfunctionarissen bij hun andere rol in de verzuimketen, - het fungeren als intermediaire rol tussen bedrijfsarts en leidinggevende en het onderhouden van contacten met uitkeringsinstanties, -participeren in het sociaal medisch overleg, -verbeteren protocollen -in beweging brengen en houden van oude dosssiers - het realiseren van een frontoffice voor een informatie- en meldpunt van het verzuim
Conclusies en aanbevelingen Het geheel is neergelegd in een aantal conclusies en aanbevelingen en concrete acticviteiten. Terugblikkend op de pilot formuleerden de onderzoekers 4 kernactiviteiten in het proces: (zie ook bijlage) - registratie en administratie (meten is weten), -werken aan bewustwording op alle niveaus: medewerkers, directies, bovenschools management en staf, bestuur, arbodiensten, -uitvoeren curatieve interventies met o.a. het inrichten van een front office, het werken met case managers, gestroomlijnde protocollen, participeren in smo's, begeleiden directeuren, 14-daagse gesprekken met zieken, -uitvoeren van preventieve interventies met toegespitste anlyses per school, op de individuele school toegesneden handelingen. Het openbaar onderwijs wil nu op basis van deze 4 kernactiviteiten komen tot een ziekteverzuimbeleid. Dit alles heeft geleid tot een plan van aanpak, met als doel in alle cluster de probleembewustheid vergroten, een goede communicatie over de aanpak te realiseren, de focus van het bovenschools management en de personeelfunctionarissen nog meer te richten op verzuimbestrijding, optimalisering van de informatie en periodiek te rapporteren over het verzuim aan de schooldirecteuren en andere in de verzuimketen betrokkenen, o.a via het managementinformatiesysteem Metis, op een aantal scholen starten van pilots met de genoemde registratie en preventieve en curatieve interventies. 2. Draaiboek verzuim Uit de Haags ervaringen is door het BMC een Draaiboek verzuim gedestilleerd dat ook in andere situaties elders in het land kan worden gebruikt. Dat draaiboek is gebaseerd op de hiervoor genoemde kernactiviteten Het draaiboek onderscheidt twee fasen in de aanpak van het verzuim:
7
Fase 1: Het proces van ontstaan van probleembesef en het creëren van randvoorwaarden waaronder ook een adequate registratie en administratie; Fase2: daadwerkelijke interventies gericht op het terugdringen van verzuim, onderscheiden naar curatieve en preventieve acties. Het draaiboek vermeldt binnen beide fases de diverse stappen, de betrokken groeperingen en functionarissen met hun taken, de resultaten (opbrengstverwachtingen) en de termijnen. Voor Den Haag geeft het in een hoofdstuk de nog te ondernemen acties. Deze worden hieronder kort aangestipt en de stand van zaken weergegeven. Tot slot 1. Het project heeft een bijdrage geleverd aan het daadwerkelijk terugdringen van het verzuim in het openbaar basisondewijs In hoeverre de daling stabiel is gebleven of zich heeft doorgezet moet afgewacht worden. De percentages voor de maanden juni tot en met augustus 2003 zijn hoopgevend en bedragen respectievelijk 6.84, 5.24 en 5.23 procent. De laatste twee percentages hebben overigens betrekking op de vakantiemaanden waarbij het percentage altijd lager ligt.Het gaat daarbij om ruim 1700 medewerkers voor het onderwijs- en het onderwijs ondersteunend personeel. De verwachting is dat bij een op grotere schaal invoeren van de voorstellen, het ziekteverzuim nog verder zal dalen. Overigens zullen ook maatschappelijke factoren als de krimpende conjuctuur en het kabinetsbeleid m.b.t. de sociale wetgeving en het arbeidsvoorwaardenbeleid van invloed zijn op een daling. Maatschappelijke factoren werden weliswaar door de schoolleiders niet in verband gebracht met het ziekteverzuim, maar deze spelen wel degelijk een rol, weten de ondezoeker uit ervaringen in andere branches. Voor 1 januari 2004 zal een verlaagd streefcijfer ziekteverzuim 2004 openbaar primair onderwijs worden geformuleeerd nadat er binnenkort een nadere invulling is gegeven aan de vervolg pilot en in het najaar is vastgesteld of de daling stabiel is gebleven. Daarnaast zal binnen de brede aanpak worden nagegaan op welke wijze er ook voor individuele scholen streefcijfers geformuleerd kunnen worden op basis van een verzuimbeleid per school. Tevens zal worden bedacht op welke wijze in de functionerings- en beoordelingsgesprekken met de leiding van de school, de manier waarop de schoolleiding het individuele schoolbeleid m.b.t. terugdringen van het ziekteverzuim positief beïnvloedt, aan de orde wordt gesteld. 2.De ervaringen van het project worden ook kenbaar gemaakt binnen de dienst OCW, waarbij aanbevelingen worden geformuleerd die zijn vertaald naar een meer ambtelijke setting. 3. Er is een draaiboek opgesteld dat via het Vervangingsfonds Onderwijs elders in Nederland kan worden gebruikt. 4. De pilot heeft aanbevelingen opgeleverd die worden toegepast in de komende jaren binnen alle clusters. Daarbinnen wordt een vervolg pilot gestart op 7 scholen waarin specifieke aspecten van de rol van de schoolleider centraal staan. In dat verband wordt met het Vervangingsfonds overlegd of
8
voor de vervolgpilot ook een bijdrage kan worden gegeven. Ik noem de volgende aanbevelingen, waarvan sommigen al gerealiseerd zijn. a) Inmiddels is de verzuimregistratie per school gerealiseerd en zijn de cijfers betrouwbaar. De registratie wordt geïntegreerd in het management informatiesysteem Metis (oktober 2003). b) Er is overleg gevoerd met omringende opleidingsinstituten voor nieuwe leerkrachten over de wens van schoolleiders om meer aandacht te besteden aan samenwerking en omgang met ouders.De PABO's hebben toegezegd nog meer aandacht aan deze aspecten te besteden. c) Onderzocht is wat de mogelijkheden zijn van deelname door schoolleiders aan het sociaal medisch overleg zonder dat dit leidt tot hogere kosten. Per 1 januari 2004 zal de deelname ingaan zonder kostenverhoging. d) Het zoeken van voldoende vervangers gaat onverminderd door. Met ingang van augustus 2003 is een vervangingssysteem gestart waarbij op den duur aan alle 60 scholen een bovenformatieve vervanger voor ziekteveruim en ADV wordt verbonden. Thans zijn 20 vervangers benoemd. e) Met de Arbo-dienst is overlegd over de kritiek op de bedrijfsartsen en de mogelijkheden van verbetering. Inmiddels zijn verbeteringen tot stand gekomen en is de samenwerking geïntensiveerd. f) Voor het vervolg project wordt met de 7 betrokken schoolleiders overlegd over de behoefte aan specifieke scholing m.b.t. het verzuimbeleid. De opgedane ervaringen zullen later worden gebruikt voor alle scholen. g) Inmiddels is het aantal consulenten per 1-8-2003 uitgebreid met 1 fte. h) In algemen zin zal de invoering van het clustermanagement en het toespitsen van de taak van de schoolleider op de dagelijkse zorg voor het personeel, het onderwijskundig leiderschap en enkele dagelijkse overige beheertaken er toe leiden dat er meer tijd van schoolleiders voor deze 3 taken komt (zie ook het nieuwe directiestatuut). Dat zal ook een positief effect hebben op de tijd die schoolleiders kunnen geven aan de preventieve en curatieve acties m.b.t. het ziekteverzuim. Daarnaast zal de verbetering van de ambtelijk organisatie middels het project Modernisering Besturing en Management winst opleveren. i) In 2004 komt er aan nieuwe nota personeelsbeleid waarin uitgegaan wordt van een integraal personeelsbeleid waarbij ook voldoende aandacht wordt geschonken aan het verzuimbeleid en daarbinnen de preventieve aspecten. (Zie ook het strategisch beleidsplan openbaar onderwijs 2006). j) Casemanagement is als werkprincipe ingevoerd.De casemanager heeft een goed zicht op het verloop van de aanpak waarbij de schoolleider als primair verantwoordelijke sterk is betrokken. k) Per 1-7-2003 is begonnen met het frontoffice (0,5 fte). Er is één centraal meldpunt voor de
9
registratie. Vanuit het front office wordt (in nauwe samenwerking met de casemanager bij langdurig zieken) het gehele ziekteverzuim en de reïntegratie in de gaten gehouden. l) De protocollen zijn per 1-7-2003 aangepast.Deze moeten nog met de schoolleiders besproken worden. m) De achterstand in de afhandeling van de 40 langdurig verzuimgevallen wordt gefaseerd ingelopen In maart 2003 zijn 20 gevallen afgesloten, per 1 september nog eens 10. De resterende 10 gevallen komen in de komende maanden tot een oplossing. n) In 2004 start vervolg project op 7 scholen met als doel adequate interventies in te zetten op scholen met een hoog ziekteverzuim. De hierbij opgedane ervaringen worden gebruikt voor het gehele openbaar primair onderwijs. Uiteindelijk moet het een en andere leiden tot een gezonde werkomgeving voor iedereen onder de erkenning dat voor degenen die ziek zijn altijd zorg en aandacht blijft. o) Separaat wordt bij de begrotingsbehandeling 2004 gesproken over het wegwerken van achterstallig onderhoud op de scholen voor openbaar en bijzonder onderwijs. Hierdoor zal ook de fysieke verbetering van de werkplek een bijdrage leveren aan het welbevinden en dus het terugdringen van het ziekteverzuim. p) De communicatie naar de scholen over de verbeterde aanpak wordt opgezet. Hierin spelen de clustermanagers een belangrijke rol.
BOW/2003.1341
10
5. De zorg voor het terugdringen van het ziekteverzuim heeft ertoe geleid dat in het strategisch meerjaren beleidsplan van het openbaar primair onderwijs 2006 dit als één van de speerpunten van de komende jaren wordt aangegeven. In het kader van de jaarlijkse rapportages over de beleidsvoornemens van het strategisch beleidsplan van het openbaar onderwijs 2006 zal ik u informeren over de resultaten van het verder terugdringen van het ziekteverzuim.
De wethouder van Onderwijs, Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Integratie,
Pierre Heijnen
BOW/2003.1341
11