Vlaktaks in Europa: een case study in Nederland Peter Heemeijer
DISCUSSION PAPER JANUARY 2014
Vlaktaks in Europa: een case study in Nederland
New Direction discussion papers are designed to encourage debate on public policy in a European context. They do not reflect the views of New Direction or its members. New Direction receives funding from the European Parliament and is also required to raise a proportion of its funds from additional sources. The views expressed in this publication do not necessarily reflect those of the European Parliament.
January 2014 Printed in Belgium ISBN: 978-2-87555-098-9 Publisher and copyright holder: New Direction Foundation Rue d'Arlon 40, 1000 Brussels, Belgium Phone: +32 2 808 7847 Email:
[email protected] www.newdirectionfoundation.org
1
Executive summary De Nederlandse economie en overheidsbegroting zitten al jarenlang in een crisis. Een belangrijke oorzaak hiervan zijn de ongekend hoge belastingtarieven waarmee huishoudens en bedrijven geconfronteerd worden. De meest demotiverende factor voor economische activiteit is de progressieve inkomstenbelasting. Het invoeren van een vlaktaks neemt deze factor weg en maakt de economische herleving mogelijk die Nederland nodig heeft. Onder een vlaktaks worden aftrekposten en heffingskortingen afgeschaft en wordt het belastingtarief op arbeid gelijkgesteld aan een laag, uniform, tarief. In dit paper wordt het vlaktaks-tarief berekend waaronder de belastinginkomsten naar verwachting gelijk blijven. Bij de berekening van het vlaktaks-tarief wordt rekening gehouden met de economische stimulans die gepaard gaat met het uniformeren van de huidige progressieve tarieven. Voor opeenvolgende inkomensgroepen wordt berekend welke impact de vlaktaks heeft op hun inkomen. Het paper baseert zich op officiële belastingdata van het CBS over het jaar 2010 en op de wetenschappelijke literatuur. De belangrijkste resultaten van de analyse zijn als volgt: • De belangrijkste hervormingen van de inkomstenbelasting in de afgelopen decennia zijn kleine stappen in de richting van een vlaktaks, in die zin dat ze tariefsverlagingen realiseerden door aftrekposten te schrappen. De belastingplannen van het kabinet zetten deze ontwikkeling voort, maar met een snelheid die onacceptabel laag is. • De gemiddelde belastingdruk in Box 1 van de inkomstenbelasting (inkomsten uit arbeid en woning) neemt monotoon toe als we gaan van de laagste naar de hoogste inkomensgroep (bij tien inkomensgroepen bestaande uit een gelijk aantal huishoudens). Dit ontkracht het idee dat de gemiddelde belastingdruk bijna vlak is, omdat hogere inkomensgroepen meer gebruik maken van aftrekposten. • De gemiddelde belastingdruk in Box 1 over alle huishoudens is 18,6%. De gemiddelde marginale belastingdruk, ofwel de fractie van een extra euro arbeidsinkomen die moet worden afgedragen, ligt met 32,1% veel hoger. Huishoudens bepalen aan de hand van de marginale belastingdruk welk deel van hun tijd ze werken. Onder de vlaktaks zijn gemiddelde en marginale belastingdruk gelijk. • Als alle heffingskortingen en aftrekposten (uitgezonderd de Pensioenpremieaftrek) worden afgeschaft, zorgt een vlaktaks-tarief van 15,6% voor gelijkblijvende belastinginkomsten. Hieruit volgt een economische groei van naar schatting 18,9% doordat huishoudens meer betaald werk gaan verrichten. • De effecten van de vlaktaks op het netto inkomen van huishoudens lopen uiteen van +5,1% voor de laagste inkomensgroep tot +33,7% voor de hoogste. De vlaktaks werkt denivellerend, maar alle inkomensgroepen gaan er onder het systeem op vooruit. Dit onderzoek impliceert dat de vlaktaks leidt tot een omvangrijke economische groei en tot inkomenseffecten die voor alle inkomensdecielen positief zijn. Hieruit volgt dat de vlaktaks, zeker gegeven de deplorabele staat van de Nederlandse economie, hoog op de politieke agenda moet worden gezet. In de wereld hebben 41 landen al een vlaktaks. Nederland zou er wel bij varen om dit aantal met één te vergroten.
2
1. Inleiding Nederland is hard getroffen door de internationale Kredietcrisis. De economie krimpt al sinds 2011, de werkloosheid is opgelopen tot boven 8% en de collectieve uitgaven bedragen inmiddels meer dan 50% van het Bruto Binnenlands Product. De overheidsbegroting kent al sinds 2009 onafgebroken substantiële tekorten. Toen credit agency Standard & Poor’s de kredietwaardering van Nederland onlangs verlaagde, wees het op verminderde groeivooruitzichten1. Wanneer en hoe Nederland uit de crisis zal komen is daarmee een open vraag. Huishoudens en bedrijven in Nederland worden geconfronteerd met ongekend hoge belastingtarieven. De ongezonde combinatie van economische crisis en een torenhoge belastingdruk creëert een neerwaartse spiraal: de bedrijvigheid die essentieel is om de overheidsfinanciëen op orde te brengen en de economie weer gezond te maken wordt systematisch ontmoedigd doordat werken en ondernemen onvoldoende beloond wordt. De meest demotiverende factor voor economische activiteit is de progressieve inkomstenbelasting. De sterk toenemende belastingtarieven op arbeid, tot het toptarief van 52%, verhinderen de stimulans die Nederland juist op dit moment nodig heeft. De aangewezen oplossing hiervoor is de invoering van een vlaktaks. Onder een vlaktaks worden aftrekposten en heffingskortingen afgeschaft en wordt het belastingtarief op arbeid gelijkgesteld aan een laag, uniform, tarief. Verlaging van de belastingdruk en vermindering van de complexiteit van het belastingsysteem maken de economische herleving mogelijk die Nederland nodig heeft om zijn welvaartsniveau te behouden. De vlaktaks is niet alleen een theoretisch idee van economen: het systeem wordt in een groot aantal landen al met succes toegepast. In dit paper wordt het vlaktaks-tarief berekend waaronder de belastinginkomsten naar verwachting onveranderd blijven. De vlaktaks kost met andere woorden geen geld. Bij de berekening van het vlaktaks-tarief wordt rekening gehouden met de economische stimulans die gepaard gaat met het uniformeren van de huidige progressieve tarieven. Voor opeenvolgende inkomensgroepen wordt berekend welke impact de vlaktaks heeft op hun inkomen. Ook de totale economische groei die het resultaat zou zijn van invoering van een vlaktaks wordt geschat. Het paper baseert zich op officiële data van het CBS en de wetenschappelijke literatuur. Het doel van dit onderzoek is tweeledig. Ten eerste laat het onderzoek met een eenvoudige berekening zien wat de kwalitatieve resultaten zijn van de invoering van een vlaktaks. Het onderzoek beschouwt een zuivere vlaktaks, waarbij alle aftrekposten en heffingskortingen komen te vervallen. De sterk positieve gevolgen van zo’n vlaktaks die gevonden worden in dit onderzoek geven, naar wij hopen, aanleiding voor belastinghervormingen in de richting van een zuivere vlaktaks. Ten tweede houdt dit onderzoek zich verre van politiek-ideologische bespiegelingen over het belastingstelsel. Het huidige belastingstelsel dankt zijn verstikkende progressiviteit en complexiteit grotendeels aan de inspanningen van politici en lobbyisten om fiscale voordelen in te bouwen voor specifieke sociaal-economische groepen. Het is onze mening dat het belastingstelsel niet langer een speelbal moet zijn van belangenorganisaties en hun vertegenwoordigers, maar vormgegeven moet worden zodat de grootst mogelijke welvaart door de hele bevolking wordt genoten. 1
Long-Term Ratings On The Netherlands Lowered To ‘AA+’ On Weak Growth Prospects; Outlook Stable, Standard & Poor’s, 29 november 2013.
3
Sectie 2 bekijkt de huidige ontwikkeling van het belastingstelsel vanuit het perspectief van de vlaktaks. De sectie geeft een overzicht van landen die de vlaktaks al toepassen en illustreert de invloed die belastingdruk heeft op economische activiteit. Sectie 3 berekent de belastingdruk die verschillende inkomensgroepen ervaren en inventariseert de aftrekposten en heffingskorting die daarbij van toepassing zijn. In Sectie 4 wordt de vlaktaks ingevoerd. Het uniforme tarief wordt berekend, samen met de economische groei en inkomenseffecten die daaruit voortkomen. Sectie 5 is de conclusie van het paper.2
2
Dit onderzoek is een actualisering van een eerder uitgevoerd vlaktaks-onderzoek van de Edmund Burke Stichting (De Vlaktaks: Economische gevolgen van een uniform belastingtarief in de Nederlandse loon- en inkomstenbelasting, P. Heemeijer, Tocqueville Reeks nr. 9, Edmund Burke Stichting, juni 2005). De belangrijkste reden voor deze actualisering is dat het eerdere onderzoek betrekking had op belastingdata uit 2000, dus uit het voorgaande inkomstenbelastingsysteem.
4
2. De vlaktaks in de praktijk Na een aantal jaren op een laag pitje gestaan te hebben, kwam de vlaktaks in het publieke debat weer op de voorgrond toen het CDA in zijn alternatieve begroting voor 20143 voorstelde om het belastingsysteem in te voeren. Het CDA pleit voor een “sociale vlaktaks”, waarbij de meeste burgers (tot een bruto inkomen van 80.000 euro) over hun arbeidsinkomsten één tarief van 37% betalen4. Burgers met een bruto inkomen boven 80.000 euro betalen over hun inkomen boven deze grens een toptarief van 47%. Feitelijk is er dus geen sprake van een vlaktaks, maar van een “tweetaks”, waarbij de huidige vier tarieven in Box 1 van de inkomstenbelasting worden teruggebracht tot twee tarieven. Ondanks het feit dat deze belastingtarieven niet veel lager zijn dan de huidige, en dat het CDA geen aftrekposten of heffingskortingen afschaft om zijn belastinghervorming te bekostigen, kan dit plan gezien worden als een duidelijke stap in de richting van een zuivere vlaktaks. Het CDA is niet de enige partij die voorstander is van belastinghervormingen in de richting van een vlaktaks. Ook VVD, SGP, D66 en zelfs de PvdA hebben zich in meer of mindere mate uitgesproken voor uniformering van de belastingtarieven. In het Liberaal Manifest van 2005 stelde de VVD dat het streeft naar een vlaktaks5. Fractievoorzitter Halbe Zijlstra bevestigde onlangs dat de VVD een vlaktaks met een laag tarief zou willen zien6. Om die mogelijk te maken zou zelfs afschaffing van de hypotheekrenteaftrek voor de partij bespreekbaar zijn. De PvdA reageerde afwijzend op Zijlstra’s uitlatingen. Dat de partij wellicht welwillender zou staan tegenover een vlaktaks met meer aftrekposten en een hoger tarief, wordt geïllustreerd door het feit dat de vlaktaks in 2000 nog werd geïllustreerd als “het verborgen ideaal van Wouter Bos”7. De vlaktaks wordt verder al jaren bepleit door een groot aantal prominente academici en bestuurders8. Het feit dat de vlaktaks een terugkerend onderwerp is in het publieke debat is niet vreemd als gekeken wordt naar de ontwikkeling van het belastingsysteem over een langere termijn. De hervormingen van het belastingsysteem in 1990 (na de commissie-Oort) en in 2001 (na de commissie-Stevens) bestonden beide uit vereenvoudigingen van het systeem en verlaging van de belastingtarieven. Vóór 1990 had de inkomstenbelasting negen tarieven die opliepen van 14% tot 72%. In 2013 heeft Box 1 van de inkomstenbelasting nog vier tarieven, oplopend van 37% tot 52%, waarbij de tweede en derde schijf dezelfde totaaltarieven hebben en feitelijk samenvallen. In het licht van deze historische ontwikkeling ligt het in de lijn der verwachting dat komende belastinghervormingen opnieuw bestaan uit
3
Het alternatief: Werkende weg uit de crisis, CDA, 24 september 2013. De belastingtarieven in Box 1 van de inkomstenbelasting (inkomen uit werk en woning) zijn in 2013 respectievelijk 37%, 42%, 42% en 52%. Deze tarieven zijn inclusief de premies volksverzekeringen. 5 Om de vrijheid, Liberaal Manifest, VVD, september 2005. 6 Ook de VVD is klaar met renteaftrek, Het Parool, 17 mei 2013. 7 De ‘vlaktaks’ heeft ook voor socialisten grote voordelen, Het Parool, 7 februari 2000. 8 Hieronder zijn Leo Stevens (emeritus hoogleraar Fiscale economie aan de Erasmus Universiteit, kroonlid van de Sociaal-Economische Raad), Raymond Gradus (hoogleraar Publieke economie aan de Vrije Universiteit, directeur Wetenschappelijk Instituut CDA), Roel Beetsma (hoogleraar Macro-economie aan de Universiteit van Amsterdam), Koen Caminada (hoogleraar Empirische analyse van sociale en fiscale regelgeving aan de Universiteit Leiden), Elbert Dijkgraaf (hoogleraar Empirische economie van de publieke sector aan de Erasmus Universiteit), Sylvester Eiffinger (hoogleraar Financiële economie aan de Universiteit van Tilburg), Coen Teulings (hoogleraar economie aan Cambridge University) en Lans Bovenberg (hoogleraar Economie aan de Universiteit van Tilburg). 4
5
vermindering van de progressie in de tarieven en reductie in het aantal aftrekposten en heffingskortingen. Het logische eindpunt van deze ontwikkeling is de vlaktaks. De langzame verandering van het Nederlandse belastingsysteem in de richting van een vlaktaks wordt, zo mogelijk nog langzamer, voortgezet in een recent plan van het kabinet. Daarin wordt het toptarief verlaagd van 52% naar 49,5% en de tarieven van de tweede en derde schijf van 42% naar 38%, onder stapsgewijze verlaging van de hypotheekrenteaftrek9. Hoewel deze tariefsverlagingen klein mogen worden genoemd, worden ze pas volledig gerealiseerd in 2040. Hoewel iedere stap die ons dichter bij een vlaktaks brengt moet worden toegejuigd, zoals de resultaten van dit onderzoek zullen bevestigen, is een dergelijke minutueuze aanpassing onvergelijkbaar met de hervormingen van 1990 en 2001. Het onvermogen van het kabinet om een substantiële hervorming in te zetten, zeker nu de economie in een deplorabele staat verkeert, is eerder een belediging dan een omarming van het vlaktaks-ideaal. De eerste veelgelezen analyse van de vlaktaks in de economische literatuur is van de klassiek-liberaal en Nobelprijswinnaar Milton Friedman en zijn vrouw, Rose Friedman10. Het feit dat de vlaktaks begin jaren 1960 nog als een theoretische curiositeit werd gezien, wordt onderstreept door het feit dat de Friedmans slechts enkele pagina’s aan het onderwerp wijdden. In de jaren 1980, toen de Verenigde Staten onder Reagan de rol van de overheid in de economie terugdrongen, was deze situatie sterk veranderd. De Stanford-economen Robert Hall en Alvin Rabushka schreven in 1981 een standaardwerk over de vlaktaks11. Hall en Rabushka hebben sindsdien veel artikelen over de vlaktaks geschreven en hebben veel Oostbloklanden geadviseerd toen die in de jaren 1990 en 2000 vlaktaksen invoerden. Al ver voor het boek van de Friedmans uit 1962 zijn echter de eerste vlaktaksen ingevoerd. Tabel 1 laat zien dat het Kanaaleiland Jersey, een bezit van de Britse Kroon dat zowel buiten het Verenigd Koninkrijk als de Europese Unie valt, in 1940 (vlak voor de Duitsers het eiland bezetten) een vlaktaks invoerde. Het tarief bedraagt tegenwoordig 20%. Hong Kong volgde na de Tweede Wereldoorlog. Inwoners mogen kiezen tussen een progressieve inkomstenbelasting en een vlaktaks, met een huidig tarief van 15%. In 1960 volgde het Kanaaleiland Guernsey in de voetstappen van zustereiland Jersey. Vervolgens bleef het, afgezien van sporadische publicaties over de vlaktaks, lange tijd stil. Na de val van de Muur kwam echter een ware golf van vlaktaks-toepassingen op gang. Veel Oostbloklanden, die decennialang onder het Sovjet-juk hadden geleden, voerden nieuwe belastingsystemen in op kapitalistische grondslag. Het vacuum dat ontstond na de ineenstorting van de communistische economische regie gaf ze de gelegenheid een systeem te kiezen dat tot dan toe vooral gezien werd als een zuiver theoretisch voorbeeld. De flat taks fever bereikte zijn hoogtepunt nadat Rusland in 2001 een vlaktaks invoerde met een zeer laag tarief van 13%. Sindsdien heeft een groot deel van het voormalige Oostblok, en vele landen daarbuiten, zich bekeerd tot de vlaktaks12. Tabel 1: Bestaande vlaktaksen* Bronnen: Wikipedia, The 2011 Global Executive (Ernst & Young), diverse kranten- en tijdschriftartikelen. # 1
Land Jersey
Tarief** 20%
Jaar van invoering 1940
9
Dit plan is geïnspireerd op de aanbevelingen van de commissie-Dijkhuizen, die in juni zijn verschenen. Zie Naar een activerender belastingstelsel, Commissie inkomstenbelasting en toeslagen, juni 2013. 10 Capitalism and Freedom, M. & R. Friedman, University of Chicago Press, 1962. 11 A Proposal to Simplify our Tax System, E. Hall & A. Rabushka, Wall Street Journal, 10 december 1981. 12 In totaal hebben 41 landen een vlaktaks. Bron: Wikipedia.
6
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Hong Kong*** Guernsey Estland Litouwen Letland Rusland Oekraïne Irak Roemenië Georgië Bulgarije Macedonië Albanië Hongarije
15% 20% 21% 15% 25% 13% 15% 15% 16% 12% 10% 10% 10% 16%
1947 1960 1994 1994 1994 2001 2003 2004 2005 2005 2007 2007 2008 2011
*** Vlaktaksen bevatten in veel gevallen een belastingvrije som. Werkgevers dragen in sommige gevallen sociale premies af. *** Tabel is niet uitputtend. *** Meest actuele gevonden tarief. Kan afwijken van tarief bij invoering. *** Optionele vlaktaks: inwoners kunnen kiezen tussen progressieve inkomstenbelasting en vlaktaks.
Het is belangrijk de vlaktaks niet alleen te zien als een fiscale saneringsoperatie die resulteert in het verdwijnen van administratieve complexiteit en de instelling van één elegant tarief. Als dit het enige effect van de vlaktaks was, dan zouden de lagere inkomensgroepen geen baat hebben bij een vlaktaks. Onder het huidige systeem betalen deze groepen namelijk al weinig belasting door de progressieve tarieven en de vele aftrekposten, heffingskortingen en inkomensafhankelijke toeslagen. De vlaktaks heeft echter, doordat deze de belastingdruk verlaagt, een sterk positief effect op economische bedrijvigheid. Deze extra bedrijvigheid komt de hele bevolking ten goede en is de belangrijkste verklaring voor de internationale populariteit van het belastingsysteem. Figuur 1 illustreert het effect van belastingdruk op economische bedrijvigheid, hier gemeten als het aantal “witte” gewerkte uren per inwoner in Nederland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Als we kijken naar de situatie in 1970, dan valt op dat Fransen meer uren werkten dan Amerikanen. Nederlanders werkten minder dan zowel Fransen als Amerikanen. In de afgelopen vier decennia zijn Fransen trendmatig minder gaan werken en Amerikanen trendmatig meer, zodat Fransen in 2010 ruimschoots minder uren werkten dan Amerikanen. In Nederland was een trendmatige daling tot midden jaren 1980, waarna een snelle stijging volgde. Nederlandsers werken inmiddels meer dan Fransen, maar beduidend minder dan Amerikanen.
7
Toelichting: Bron: OECD. Gebruikte reeksen: "Average annual hours actually worked per worker", "Population" (AFLS Summary), "Employment" (AFLS Summary). "VS" = Verenigde Staten, "NL" = Nederland, "FR" = Frankrijk.
De ontwikkeling van deze reeksen vertoont een duidelijke samenhang met de omvang van de staat en de belastingdruk in de drie landen. In de VS is de omvang van de staat over de hele periode relatief beperkt gebleven, op ongeveer 35% van de BBP13. De VS heeft in de jaren 1980 onder Reagan de belastingdruk sterk gereduceerd. In dit decennium is ook de sterkste stijging waarneembaar in de reeks voor de VS. In Frankrijk zijn de overheid en belastingdruk steeds groter geworden. Overheidsuitgaven bedroegen meer dan 55% in 2010. Dit vertaalt zich in de trendmatige daling van het aantal gewerkte uren. Nederland volgde de ontwikkeling van Frankrijk tot in de jaren 1980, waarna de kabinetten-Lubbers grondig bezuinigden op de overheidsuitgaven14. Vandaar dat in het aantal gewerkte uren per inwoner in Nederland een positieve kentering te zien is in het midden van de jaren 1980. De invoering van een vlaktaks in Nederland zou de belastingdruk drastisch reduceren en Nederland zo in staat stellen de kloof in gewerkte uren met de VS te dichten. De resulterende economische groei is essentieel om Nederland uit de crisis te halen en voor een structurele achteruitgang in welvaartsniveau te behoeden.
13 14
Gemeten naar overheidsuitgaven. Bron: OECD. Deze piekten begin jaren 1980 op bijna 60% BBP en liepen vervolgens terug tot ca. 50% BBP in 2010.
8
3. Belastingdruk in de Nederlandse inkomstenbelasting In dit onderzoek worden Nederlandse huishoudens geordend naar bruto inkomen en vervolgens gesplitst in tien groepen van gelijke omvang, ofwel inkomensdecielen. Het onderzoek maakt gebruik van officiële belastingdata uit de CBS StatLine-database over het jaar 2010. Dit is het laatste jaar waarvoor op dit moment dergelijke data beschikbaar zijn. Het onderzoek heeft betrekking op in totaal 7.337.000 huishoudens, verdeeld over inkomensdecielen van ieder 733.700 huishoudens. Het onderzoek beperkt zich tot Box 1 van de inkomstenbelasting (inkomsten uit werk en woning). Box 2 (inkomsten uit aanmerkelijk belang) en Box 3 (inkomsten uit sparen en beleggen) blijven buiten beschouwing. Het weglaten van Box 2 en Box 3 heeft naar verwachting een gering effect op de bepaling van het vlaktakstarief en zijn gevolgen, omdat Box 2 en 3 al een uniform tarief kennen en omdat in 2010 96% van de inkomstenbelastingheffing uit Box 1 kwam. Dit onderzoek neemt de heffingskortingen en aftrekposten (inclusief vrijstellingen en persoonsgebonden aftrek) in Box 1 van de inkomstenbelasting mee. Dit geldt niet voor de studiefinanciering, de zorg-, huuren kinderopvangtoeslag, het kindgebonden budget en de zorgpremie betaald door werkgevers. De reden hiervoor is dat over deze regelingen onvoldoende data beschikbaar is bij het CBS. Deze regelingen zouden idealiter wel meegenomen moeten worden in de berekening van een vlaktaks, omdat ze door hun inkomensafhankelijke karakter de belastingdruk beïnvloeden. Figuur 2 toont de gemiddelde en marginale belastingdruk per inkomensdeciel in Box 1. De gemiddelde belastingdruk is gedefinieerd als de Box 1-belastingheffing, gecorrigeerd voor aftrekposten en heffingskortingen, als fractie van het bruto inkomen. De berekening van de gemiddelde belastingdruk per inkomensdeciel wordt uitgevoerd in Tabel 2. De marginale belastingdruk is de geschatte belasting die huishoudens betalen over een extra verdiende euro. De berekening hiervan is te vinden in Tabel 3. Bij het bepalen van de marginale belastingdruk wordt rekening gehouden met het percentage 65+’ers in de inkomensdecielen, dat relevant is omdat 65+’ers in de eerste twee schijven van de inkomstenbelasting lagere totale tarieven betalen15. Daarnaast wordt aangenomen dat huishoudens van een extra verdiende euro een deel kunnen aftrekken. Dit deel is gelijkgesteld aan het deel van hun bestaande inkomen dat ze aftrekken. De impliciete aanname hierbij is dat huishoudens hun bestaande consumptiepatroon gelijk houden over een extra verdiende euro.
15
De verhoging van de AOW-leeftijd boven 65 jaar is voor dit onderzoek niet relevant, omdat deze in 2013 is ingegaan.
9
Toelichting: Bron: CBS StatLine; jaar: 2010. Lichtgrijze delen geven de gemiddelde belastingdruk weer in Box 1 van de Inkomstenbelasting. Donkergrijze delen geven de marginale belastingdruk weer. Bij de bepaling van de marginale belastingdruk is aangenomen dat huishoudens van een extra euro Box 1-inkomen eenzelfde fractie aftrekken als ze doen van hun bestaande Box 1-inkomen.
Tabel 2: Gemiddelde belastingdruk in Box 1 van de Inkomstenbelasting (2010)* Per inkomensdeciel; bron: CBS StatLine. Huishoudens geordend naar bruto inkomen in tien groepen 1e Deciel
2e Deciel
3e Deciel
4e Deciel
5e Deciel
6e Deciel
7e Deciel
8e Deciel
9e Deciel
10e Deciel
Alle huishoudens
Huishoudens**
734
734
734
734
734
734
734
734
734
734
7.337
Bruto inkomen
10.044
19.244
25.284
32.163
40.478
50.015
60.949
74.315
93.429
155.077
56.100
Heffing (Box 1)
2.055
3.786
5.343
7.428
10.234
13.178
16.599
20.747
26.779
46.608
15.276
Heffingskorting***
1.599
2.421
3.184
3.705
4.278
5.069
5.926
6.651
7.346
7.965
4.814
457
1.366
2.159
3.724
5.956
8.110
10.673
14.096
19.433
38.642
10.461
4,5%
7,1%
8,5%
11,6%
14,7%
16,2%
17,5%
19,0%
20,8%
24,9%
18,6%
Heffing netto Belastingdruk (Box 1)
*** Belastingtarieven en inkomensschalen in 2010: 33,45% over [0, 18.218]; 41,95% over (18.218, 32.738]; 42% over (32.738, 54.367]; 52% over (54.367, ∞]. Voor *** 65+'ers zijn de tarieven in de laagste twee schijven resp. 15,55% en 24,05%. *** In duizendtallen. *** Verzilverde heffingskorting. Zie Figuur 3 voor de componenten van de heffingskorting.
10
Tabel 3: Marginale belastingdruk in Box 1 van de Inkomstenbelasting (2010) Per inkomensdeciel; bron: CBS StatLine. Huishoudens geordend naar bruto inkomen in tien groepen 1e Deciel
2e Deciel
3e Deciel
4e Deciel
5e Deciel
6e Deciel
7e Deciel
8e Deciel
9e Deciel
10e Deciel
Alle huishoudens
Brutogrondslag (Box 1)
8.772
17.263
23.067
30.080
37.502
45.561
55.396
66.584
82.483
131.556
49.826
Belastbare grondslag
6.470
15.659
20.743
26.180
32.359
39.015
47.213
56.970
71.074
112.626
42.831
Marginaal tarief 65-
33,45%
33,45%
41,95%
41,95%
41,95%
42%
42%
52%
52%
52%
43,3%
Marginaal tarief 65+
15,55%
15,55%
24,05%
24,05%
24,05%
42%
42%
52%
52%
52%
34,3%
Percentage 65+
23,3%
52,0%
46,2%
37,4%
25,2%
15,8%
11,9%
9,5%
6,3%
5,7%
23,3%
Gem. marginaal tarief
29,3%
24,1%
33,7%
35,2%
37,4%
42%
42%
52%
52%
52%
40,0%
Aftrekposten (€)*
2.312
1.606
2.327
3.905
5.142
6.549
8.186
9.617
11.422
18.964
7.003
Aftrekposten (fractie)
35,9%
12,7%
13,7%
17,7%
18,7%
19,6%
20,1%
19,7%
18,9%
19,6%
19,7%
Marginale belastingdruk
18,8%
21,1%
29,1%
29,0%
30,4%
33,8%
33,5%
41,8%
42,2%
41,8%
32,1%
* Het totaal van de aftrekposten, vrijstellingen en persoonsgebonden aftrek. Zie Figuur 3 voor de componenten van deze posten.
In Figuur 2 zien we dat de gemiddelde belastingdruk monotoon toeneemt als we gaan van het laagste naar het hoogste inkomensdeciel. Box 1 van de inkomstenbelasting is dus, ook als we rekening houden met aftrekposten en heffingskortingen, duidelijk progressief. Dit ontkracht een veelgehoord idee dat de gemiddelde belastingdruk, ondanks de toenemende belastingtarieven, bijna vlak is tussen inkomensdecielen, omdat hogere inkomensgroepen meer gebruik maken van in het bijzonder aftrekposten. De gemiddelde belastingdruk over alle huishoudens bedraagt 18,6%. Als we kijken naar de marginale belastingdruk dan vallen twee dingen op. Ten eerste is de marginale druk voor alle inkomensdecielen substantieel hoger dan de gemiddelde druk. De gemiddelde marginale belastingdruk ligt met 32,1% veel hoger dan de belastingdruk. Ten tweede is de progressie in de marginale belastingdruk minder geleidelijk. De marginale druk van het zevende deciel ten opzichte van het zesde, en van het tiende deciel ten opzichte van het negende, neemt zelfs af. De reden dat de marginale druk schokkeriger toeneemt dan de gemiddelde, is dat de hoogste belastingtarief waarmee huishoudens geconfronteerd worden abrupt toeneemt als hun inkomen in een hogere schijf valt (met uitzondering van de toename van de tweede naar de derde schijf, die in 2010 een vrijwel identiek tarief hadden). Figuur 3 toont een overzicht van heffingskortingen en aftrekposten (inclusief vrijstellingen en persoonsgebonden aftrek) die de belastingopbrengst uit Box 1 van de inkomstenbelasting kleiner maken dan op basis van de progressieve belastingtarieven mag worden verwacht16. Deze regelingen reduceren met andere woorden de belastinggrondslag, ofwel het totale inkomen dat vóór toepassing van de regelingen valt in Box 1. De belangrijkste heffingskortingen zijn de Algemene heffingskorting en de Arbeidskorting. De belangrijkste aftrekposten zijn de Eigenwoningaftrek (de hypotheekrenteaftrek) en de Ondernemersaftrek (oa. de Starters- en Zelfstandigenaftrek). Daarnaast bestaat een groot aantal kleinere heffingskortingen en aftrekposten. Hun aantal wordt in de figuur nog onderschat, omdat de allerkleinste worden samengevat in de posten Overig. Figuur 3 laat een groot nadeel zien van 16
In Figuur 3 is de Pensioenpremieaftrek niet opgenomen. De reden hiervoor is dat over de afgetrokken pensioenpremie alsnog belasting betaald wordt als pensioen eenmaal wordt uitbetaald. Afschaffing van de Pensioenpremieaftrek zou daarom een dubbele belastingheffing creëren. Om deze reden blijft de Pensioenpremieaftrek in dit onderzoek gehandhaafd.
11
progressieve belastingheffing. Om de belastingdruk niet te hoog te laten oplopen worden grondslagverminderingen ingesteld, die echter een bron van administratieve complexiteit, politiek lobbyisme en economische verstoring zijn. Vanuit maatschappelijk perspectief zou het beter zijn om deze verminderingen te schrappen en de belastingtarieven te verlagen, idealiter tot één uniform tarief. Zo’n vlaktaks-operatie wordt uitgevoerd in Sectie 4.
Toelichting: Bron: CBS StatLine; jaar: 2010. Aftrekposten Box 1: Eigen woning (€ 4.437), Ondernemersaftrek (€ 694), Inkomensvoorzieningen (€ 388), Investeringsaftrek (€ 134), Werknemersaftrek (€ 10). Vrijstellingen Box 1: MKBwinstvrijstelling (€ 323), Inleg spaarloon (€ 118), Overig (€ 428). PGA (Persoonsgebonden aftrek) Box 1: Uitgaven zorg (€ 192), Giften (€ 111), Levensonderhoud kinderen (€ 87), Studiekosten en scholingsuitgaven (€ 69), Overig (€ 50). Heffingskortingen: Algemene heffingskorting (€ 2.931), Arbeidskorting (€ 1.270), 65+'ers (€ 230), Combinatiekortingen (€ 188), Alleenstaandeouderkortingen (€ 67), Doorwerkbonus (€ 42), Jonggehandicapten (€ 15), Beleggingen (€ 13), Ouderschapsverlofkorting (€ 11), Overig (€ 49).
12
4. Invoering en gevolgen van de vlaktaks Een recent onderzoek van het CPB17 geeft aan dat verhoging van het toptarief in Box 1 van de inkomstenbelasting (52%) de bedrijvigheid zodanig vermindert dat de belastinginkomsten erdoor zouden afnemen. Het toptarief waarbij de belastingopbrengt maximaal zou zijn ligt volgens de auteurs op 49%. Zelfs als hun analyse juist is, volgt hieruit nog niet dat ook de maatschappelijke welvaart maximaal is bij een toptarief van 49%. Het is immers onwaarschijnlijk dat de economie optimaal zal functioneren als het totale bedrag dat wordt afgestaan door belastingheffing zo groot mogelijk is. Deze sectie behandelt de invoering van een zuivere vlaktaks in Box 1 van de inkomstenbelasting. Deze vlaktaks bestaat uit de uniformering van de progressieve tarieven onder de afschaffing van alle heffingskorten en aftrekposten die worden getoond in Figuur 3. De hoogte van het vlaktaks-tarief wordt bepaald door de voorwaarde dat de totale belastinginkomsten gelijk blijven. Het belangrijkste economische effect van de vlaktaks, economische groei door toename in het aantal gewerkte uren, wordt meegenomen in de berekening. Secundaire effecten, zoals vermindering in de administratieve complexiteit van het belastingstelsel, wegvallen van politiek lobbyisme rondom de aftrekposten en heffingskortingen, wegvallen van economische verstoring door aftrekposten en toename in internationale competitiviteit van de economie worden niet meegenomen. Deze secundaire effecten zouden het vlaktaks-tarief onder gelijkblijvende overheidsinkomsten nog verlagen en de groeieffecten verbeteren. In die zin kunnen de berekeningen in dit onderzoek gezien worden als een conservatieve schatting van de effecten van de vlaktaks. Bij invoering van de vlaktaks ontstaat een wisselwerking tussen de vergroting van de belastinggrondslag in Box 1 en het vlaktaks-tarief onder gelijkblijvende overheidsinkomsten. Deze wisselwerking wordt getoond in Figuur 4. De eerste stap bij invoering van de vlaktaks is de afschaffing van heffingskortingen en aftrekposten en de uniformering van de belastingtarieven. Het gelijk houden van de overheidsinkomsten betekent dat het gemiddelde marginale druk (32,1%) daalt naar de gemiddelde druk (18,6%). Deze daling correspondeert met het meest linker verticale lijnstuk in Figuur 4. Huishoudens reageren op de daling in de marginale druk door meer te gaan werken, zoals getoond door het bovenste horizontale lijnstuk in Figuur 4. Doordat huishoudens meer gaan werken, vergroot de belastinggrondslag opnieuw, waardoor de vlaktaks kan worden verlaagd, waardoor huishoudens opnieuw meer gaan werken, etc. Deze wisselwerking resulteert in steeds kleinere verlagingen van de vlaktaks, totdat deze uiteindelijk convergeert tot 15,6%. Huishoudens gaan bij dit tarief naar schatting 18,9% meer werken, wat zich vertaald in een economische groei van naar verwachting hetzelfde percentage.
17
It’s lonely at the top, B. Jacobs, E. Jongen & F. Zoutman, CPB Policy Brief, 2013/04.
13
Toelichting: De verticale lijnstukken tonen de verlaging van het marginale Box 1-belastingtarief. De horizontale lijnstukken tonen de vergrotingen van het arbeidsaanbod die erop volgen. Op de horizontale as staat het gedeelte van de besteedbare tijd dat een huishouden doorbrengt met het verrichten van betaalde arbeid. De figuur dient van linksboven naar rechtsonder gelezen te worden. Het uiteindelijke vlaktaks-tarief is het meest rechterpunt in de figuur. Berekening gebaseerd op Prescott (2004).
Cruciaal bij de berekening van het vlaktaks-tarief en de bijbehorende economische groei is de vorm van de arbeidsurencurve in Figuur 4. De arbeidsurencurve vertaalt een vlaktaks-tarief in de hoeveelheid betaalde uren die een gemiddeld huishouden bij dit tarief zou verrichten. Dit onderzoek maakt gebruik van de curve uit een paper van Edward Prescott uit 200418. Prescott is een zeer gerenommeerde econoom die in 2004 de Nobelprijs won voor zijn bijdrage aan de dynamische macro-economie. Prescott leidt de arbeidsurencurve in zijn paper af uit een macro-economisch model met een representatief huishouden en een representatieve productieve sector onder aannames die gebruikelijk zijn in de moderne academische literatuur. De curve is opnieuw berekend voor de Nederlandse situatie in 201019. Over de vlaktaks is vaak gezegd dat deze weliswaar veel positieve kenmerken heeft, maar gepaard gaat met inkomensachteruitgang voor de lagere inkomensgroepen en daarom onrealistisch is. Er is reden om sceptisch te zijn over deze bewering, omdat de meeste eerdere vlaktaks-onderzoeken niet of nauwelijks 18
Why Do Americans Work So Much More Than Europeans?, E.C. Prescott, Federal Reserve Bank of Minneapolis Quarterly Review, juli 2004, 28-1 pp. 2-13. 19 De volgende parameters zijn hierbij gebruikt (zie Prescott (2004) voor definities): = 32,1%; = 18,6%; = 42,7%; = 0,3224; = 1,54; / = 0,627. De consumptiequote (c/y) is gebaseerd op de Werkelijke individuele consumptie en het Bruto binnenlands product, beide voor Nederland in 2010 (bron: CBS).
14
rekening houden met de economische stimulans die door de vlaktaks veroorzaakt wordt. Om te verifiëren of de bewering juist is, berekenen we de verandering in het netto inkomen van de inkomensdecielen voor en na invoering van het systeem. Figuur 5 toont het netto- en bruto inkomen voor en na invoering; Figuur 6 toont alleen de inkomenseffecten. De berekening van de inkomenseffecten wordt weergegeven in Tabel 4. De belastingdruk onder de vlaktaks (15,6%) is hoger dan de belastingdruk voor de laagste vijf inkomensdecielen in de huidige inkomstenbelasting (zie Figuur 2). Dit betekent dat het netto inkomen van de helft van de huishoudens achteruit zou gaan als de vlaktaks geen effect zou hebben op economische groei en het bruto inkomen van huishoudens onveranderd zou laten. De omvangrijke groeistimulans door de vlaktaks (18,9%) zorgt er echter voor dat het bruto inkomen van de laagste vijf inkomensdecielen meer toeneemt dan hun belastingdruk. Hierdoor zijn alle inkomenseffecten positief, zoals getoond in Figuur 6. De inkomenseffecten nemen toe van +5,1% voor het laagste inkomensdeciel tot +33,7% voor het hoogste, dus de vlaktaks werkt sterk denivellerend. Omdat alle inkomenseffecten substantieel positief zijn, kan echter zonder meer geconcludeerd worden dat de vlaktaks een wenselijke hervorming is.
Toelichting: Bron: CBS StatLine; jaar: 2010. Lichtgrijze delen tonen het netto Box 1-inkomen voor en na invoering van de vlaktaks. Donkergrijze delen tonen de Box 1-belastingheffing voor en na invoering van de vlaktaks.
15
Toelichting: Bron: CBS StatLine; jaar: 2010. De kolommen tonen de toename in het netto Box 1-inkomen na invoering van de vlaktaks.
Tabel 4: Inkomenseffecten door invoering van de vlaktaks Per inkomensdeciel; bron: CBS StatLine. Huishoudens geordend naar bruto inkomen in tien groepen 1e Deciel
2e Deciel
3e Deciel
4e Deciel
5e Deciel
6e Deciel
7e Deciel
8e Deciel
9e Deciel
10e Deciel
Alle huishoudens
Bruto inkomen (Box 1)
10.044
19.244
25.284
32.163
40.478
50.015
60.949
74.315
93.429
155.077
56.100
Netto inkomen (Box 1)
9.587
17.878
23.125
28.439
34.522
41.905
50.275
60.219
73.996
116.435
45.638
Inkomensgroei vlaktaks
18,9%
18,9%
18,9%
18,9%
18,9%
18,9%
18,9%
18,9%
18,9%
18,9%
18,9%
Bruto inkomen vlaktaks
11.942
22.881
30.063
38.242
48.129
59.468
72.468
88.361
111.087
184.387
66.703
Vlaktaks-tarief
15,6%
15,6%
15,6%
15,6%
15,6%
15,6%
15,6%
15,6%
15,6%
15,6%
15,6%
Netto inkomen vlaktaks
10.079
19.311
25.373
32.276
40.621
50.191
61.163
74.576
93.758
155.622
56.297
5,1%
8,0%
9,7%
13,5%
17,7%
19,8%
21,7%
23,8%
26,7%
33,7%
23,4%
Inkomenseffecten
De bovenstaande analyse van de vlaktaks roept een aantal vragen op. • Ten eerste lijkt de economische groei door de vlaktaks (18,9%) zeer groot. Hierbij moet echter worden bedacht dat het hier gaat om een zuivere vlaktaks, waarbij de omvangrijke hoeveelheid heffingskortingen en aftrekposten (zie Figuur 3) van het huidige belastingstelsel geheel worden afgeschaft. De vlaktaks zorgt daarbij voor het wegvallen tussen het verschil tussen de 16
•
•
•
gemiddelde en marginale belastingdruk, dat zoals we zagen in Figuur 2 voor alle inkomensdecielen groot is. Bedenk ook dat het CPB bij het doorrekenen van de adviezen van de commissie-Dijkhuizen20 schatte dat deze 142.000 extra banen (+2,1%) zouden opleveren, terwijl deze adviezen slechts een kleine stap in de richting van de vlaktaks betekenen, waarvan de positieve effecten nog worden afgeremd door een verhoging van de Btw. Ten tweede kan worden opgemerkt dat de vlaktaks weliswaar economische groei veroorzaakt, maar dat 65+’ers hiervan in de meeste gevallen niet van profiteren (ze kunnen immers vaak niet meer werken). Deze observatie is correct, maar heeft geen negatieve consequenties, omdat het vlaktaks-tarief (15,6%) vrijwel gelijk is aan het laagste tarief voor 65+’ers (15,55% in 2010). Gepensioneerden zullen er daarom in geen geval op achteruit gaan onder de vlaktaks. De fiscalisering van de AOW-premie, die onderdeel is van de vlaktaks, levert daarom geen problemen op. Ten derde veronderstelt de vlaktaks dat huishoudens meer uren gaan werken, terwijl veel kostwinners al fulltime werken en daarom wellicht niet veel meer gaan werken in reactie op een daling in de belastingdruk. Hierbij geldt dat de partners van de primaire kostwinner vaak niet fulltime werken, waardoor het huishouden als geheel wel meer kan gaan werken. Daarnaast kunnen alle burgers beslissen om langer door te werken voor ze met pensioen gaan, om eerder te beginnen met werken na hun scholing of studie, om minder zwart te werken (als ze dit doen), of meer te werken dan fulltime. Ten vierde is het vlaktaks-tarief afgeleid onder de restrictie van gelijkblijvende belastinginkomsten, maar zal de economische groei door de vlaktaks pas na enige tijd gerealiseerd zijn. Hierdoor komt de overheid tot die tijd inkomsten tekort. Dit is een probleem dat zichzelf oplost doordat de belastinginkomsten in dit onderzoek conservatief worden ingeschat. De secundaire effecten van de vlaktaks (zie eerder in deze sectie), zoals de vermindering in administratieve complexiteit van het belastingstelsel en de toename in internationale competitiviteit, vertalen zich in extra belastinginkomsten die kunnen worden gebruikt om de tijdelijke tekorten te dekken. Mocht de overheid de tijdelijke tekorten evengoed niet kunnen dragen door restricties aan het begrotingstekort, dan kan de vlaktaks altijd in stappen worden ingevoerd.
Een belangrijke opmerking over de invoering van de vlaktaks is dat deze niet noodzakelijk in één keer hoeft te gebeuren, zoals beschreven in dit onderzoek. Het Nederlandse belastingstelsel zet al lange tijd kleine stapjes in de richting van een vlaktaks (zie Sectie 2). Het voortzetten van dit proces levert naar verwachting over een langere termijn dezelfde effecten op als gevonden in dit onderzoek. Het belang van dit onderzoek is dan ook voornamelijk om aan te tonen dat het eindpunt van een dergelijk hervormingsproces positieve kenmerken heeft. Dit resultaat geeft politici argumentatie om zo snel mogelijk te komen tot invoering van de vlaktaks. De vlaktaks heeft nog een aantal positieve effecten, naast degene die al genoemd zijn, die hieronder kort worden opgesomd. • Onder de vlaktaks vervalt het verschil in belastingdruk tussen alleen- en tweeverdieners, zoals dat bestaat in het huidige belastingstelsel. Omdat heffingskortingen en aftrekposten (muv. de
20
Economische effecten pakket Commissie Van Dijkhuijzen, CPB Notitie, 17 oktober 2012.
17
•
•
•
•
Pensioenpremieaftrek) niet meer bestaan, kunnen tweeverdieners deze niet gebruiken om hun gezamenlijke belastingdruk te verlagen. Onder de vlaktaks verdwijnen de Starters- en Zelfstandigenaftrek. Hiermee vermindert ook de druk die soms op werknemers wordt uitgeoefend om “schijnondernemer” te worden om zo de werkgever sociale premies en arbeidsrechten te besparen. Onder de vlaktaks verdwijnt de hypotheekrenteaftrek. Een van de nadelen van de hypotheekrenteaftrek is dat deze leidt tot een kunstmatig hoge vraag naar woningen, wat tot volatiele prijsbewegingen op de woningmarkt kan leiden. De vlaktaks maakt een einde aan deze economische verstoring. De overheidsinkomsten worden bovendien stabieler, omdat ze niet langer afhangen van het variabele gebruik van aftrekposten. Door een eenvoudige loonsomheffing door de werkgever wordt de belastingaangifte voor werknemers onder de vlaktaks overbodig. Er zijn immers geen heffingskortingen en aftrekposten meer die de werknemer zelf moet bepalen. Door het verdwijnen van de complexiteit van het belastingstelsel onder een vlaktaks neemt het maatschappelijk draagvlak voor het afdragen van belasting toe. Iedereen met inkomen betaalt daarbij belasting, vanwege de afwezigheid van heffingskortingen en aftrekposten, wat de binding van de burger aan de publieke zaak vergroot.
18
5. Conclusie
Over de vlaktaks is vaak gezegd dat het een belastinghervorming is die voornamelijk ten goede komt aan de “rijken”. Dit onderzoek bevestigt deze bewering: hoe hoger het inkomensdeciel, des te groter is de groei in netto inkomen die huishoudens ontlenen aan invoering van de vlaktaks. Tegelijkertijd geldt echter dat de “armen” ook baat hebben bij de vlaktaks. Zelfs het laagste inkomensdeciel boekt onder een zuivere vlaktaks meer dan 5% inkomensvoortuitgang. De reden dat alle inkomensdecielen erop vooruit gaan onder een vlaktaks is dat het systeem geen zero-sum game is. De vlaktaks is niet slechts een herverdeling van inkomen van arm naar rijk, maar zorgt ervoor dat alle inkomensdecielen op een structureel hoger inkomensniveau komen te liggen. Het feit dat de inkomenseffecten voor alle inkomensdecielen positief zijn, zorgt ervoor dat er geen politieke afweging nodig is tussen de groei als gevolg van de vlaktaks en een inkomensachteruitgang voor de lagere inkomensdecielen. De enige belemmering voor invoering van de vlaktaks is dan ook een gebrek aan inzicht over de gevolgen van het systeem. We hopen dat dit inzicht vergroot wordt door dit onderzoek en dat de invoering van een vlaktaks binnen afzienbare termijn onderdeel gaat worden van de politieke agenda. Groen Links en de SP noemden de vlaktaks in 2005 een “platte denivelleringsoperatie”21. Zoals hierboven gezegd werd, is de vlaktaks inderdaad een denivelleringsoperatie, maar niet een platte, omdat ook de laagste inkomensdecielen van een vlaktaks profiteren. Een belangrijke consequentie hiervan is dat partijen die de vlaktaks blijven afkeuren daarmee kiezen voor een gelijkere verdeling van een substantieel lagere welvaart. Ook de zwakkere groepen die ze daarmee zeggen te beschermen, ontzeggen ze de mogelijkheid om hun inkomen te vergroten onder de vlaktaks. Dit paper geeft in verschillende opzichten aanleiding tot toekomstig onderzoek over de vlaktaks: • De studiefinanciering, de zorg-, huur- en kinderopvangtoeslag, het kindgebonden budget en de zorgpremie betaald door werkgevers zijn in dit onderzoek niet meegenomen wegens gebrek aan data. Deze regelingen zouden idealiter wel meegenomen moeten worden in de berekening van een vlaktaks, omdat ze door hun inkomensafhankelijke karakter de belastingdruk beïnvloeden. Zodra op inkomensdecielniveau officiële data over deze regelingen beschikbaar zijn, is het wenselijk dit onderzoek te actualiseren met inbegrip van deze data. • Dit onderzoek maakt gebruik van een paper van de gerenommeerde econoom Prescott om de relatie te schatten tussen marginale belastingdruk en gewerkte uren door huishoudens. Vanzelfsprekend hebben ook andere economen geprobeerd deze relatie te schatten. Om een robuuster beeld te krijgen van de groeieffecten van de vlaktaks zou het goed zijn om deze effecten te schatten op basis van verschillende academische papers. • Dit onderzoek beperkt zich tot Box 1 van de inkomstenbelasting. Hoewel vrijwel alle inkomstenbelastingheffing komt uit Box 1, zou het goed zijn om ook Box 2 en 3 mee te nemen in toekomstig vlaktaks-onderzoek. Hierdoor kan de mogelijkheid van belastingarbitrage tussen ondernemingsvormen worden uitgesloten. Ook de vennootschapsbelasting zou om deze reden meegenomen moeten worden.
21
Het kan leuker, FEM Business, 19 maart 2005.
19
•
Vanzelfsprekend is het van belang vlaktaks-onderzoek te baseren op officiële belastingdata van het meest recente jaar. Zodra het CBS belastingdata over latere jaren dan 2010 publiceert, is het daarom wenselijk dit onderzoek te actualieren met deze data.
20