VR 2012 0911 DOC.1119/2
Vlaamse Regering
~~. = >>J -
n=
Ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende bepaling van de Vlaamse beleidsprioriteiten voor het gemeentelijk jeugdbeleid
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector,gewijzigd bij de decreten van 8 juli 2005, 18 januari 2008, 27 mei 2011 en 6 juli 2012, artikel 12; Gelet op het decreet van 6 Juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid, artikel 4, §1, tweede en derde lid, en §5; Gelet op het advies van de sectorraad Sociaal-Cultureel Werk van de Raad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media, gegeven op 6 september2012; Gelet op adVies 12/14 van de Vlaamse Jeugdraad, gegeven op 5 september 2012, Gelet op adVies 2012/21 van de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken, gegeven op 4 september 2012, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op20 juli 2012; Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat artikel 4, §1, van het decreet van 15 juli 2012 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplIchtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd, bepaalt dat de Vlaamse Regering uiterlijk op 30 oktober van het jaar waarin er lokale verkiezingen plaatsvinden de Vlaamse beleidsprioriteiten en de bijbehorende subsidieregelingen voor de komende lokale beleidscyclus bekend hoort te maken; Overwegende dat 2012 een jaar is waarin er lokale verkiezingen plaatsvonden; Overwegende dat artikel 4, §1, van bovenvermeld decreet in werking treedt op 30 oktober 2012; Overwegende dat de artikels 2 en 3 van dit besluit dan ook ten laatste op 30 oktober 2012 in werking moeten treden, teneinde te voldoen aan de voorwaarde van
./.
2
bovenvermeld decreet dat de Vlaamse Regering uiterlijk op 30 oktober van het jaar waarin er lokale verkiezingen plaatsvinden, de Vlaamse beleidsprioriteiten en de bijbehorende subsidieregelingen voor de komende lokale beleidscyclus bekend hoort te maken; Gelet op advies 52.282/3 van de Raad van State, gegeven op 23 oktober 2012, met de toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoordlneerd op 12 januari 1973, Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel; Na beraadslaging,
BESLUIT Artikel1.ln dit besluit wordt verstaan onder: 1°decreet van 6 juli 2012: het decreet van 6 juli 2012 houdende de ondersteuning en stimulering van het lokaal jeugdbeleid en de bepaling van het provinciaal jeugdbeleid, 2° jeugdcultuur. enerzijds alle elementen Uit de algemene cultuur die jongeren zich toe-eigenen en waarmee ze een eigen jeugdcultuur ontwikkelen, anderzijds alle artistiek expressieve uitingsvormen van kinderen en jongeren, 3° Vlaamse beleidsprioriteit de Vlaamse beleldsprionteit voor het jeugdbeleid, ten behoeve van het jeugdwerk, vermeld in artlkel4, § 1, van het decreet van 6 juli 2012. Art. 2.§1 Om In aanmerking te komen voor subsidiëring op basis van de eerste Vlaamse beleidspnontelt, vermeld In artikel 4, §1, 1°,van het decreet van 6 juli 2012,moeten de gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie minstens: 1° het particuliere jeugdwerk ondersteunen; 2° ontmoetingsplaatsen en -mogelijkheden voor jongeren voorzien, 3° voorzien in een jeugdwerkaanbod, tenminste tijdens de zomervakantie, al dan niet door subsIdiering.
§2. Om In aanmerking te komen voor subsidiënng op basis van de tweede Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld in artikel 4, §1, 2°, van het decreet van 6 juli 2012; moeten de geselecteerde gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie minstens 1° het particulier jeugdwerk ondersteunen dat kinderen en jongeren die opgroeien in maatschappelijk kwetsbare situaties bereikt; 2° ontmoetingsplaatsen en -mogelijkheden voorzien voor jongeren die opgroeien In maatschappelijk kwetsbare situaties; 3° voorzien in een jeugdwerkaanbod dat kinderen en jongeren die opgroeien in maatschappelijk kwetsbare situaties bereikt en dit minimum tijdens de zomervakantie, met aandacht voor taalstimulenng Nederlands, al dan niet vla subSidiëring De Vlaamse Gemeenschapscommissie en de gemeentebesturen die in het kader van deze prioriteit meer dan 75 000 euro ontvangen, moeten de professionalisering bevorderen van het particuliere jeugdwerkaanbod dat kinderen en jongeren die
j.
3
opgroeien In maatschappelijk kwetsbare situaties bereikt, door de financienng van een of meer beroepskrachten.
Art. 3.1n uitvoering van het artikel 4, §1, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2012, wordt een derde beleidsprionteit bepaald' het voeren van een beleid om de aandacht voor jeugdcultuur te verhogen Om in aanmerking te komen voor subsldiënng op basis van deze derde Vlaamse beleidsprioriteit voerende gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie een beleid om de aandacht voor Jeugdcultuur te verhogen. Minstens een van de volgende aspecten komt daarbij aan bod: 1° de wijze waarop de gemeente jeugdcultuureigen uitingsvormen van kinderen en jongeren ondersteunt, stimuleert en faciliteert; 2° de wijze waarop de gemeente de artistiek-expressieve beleving van kinderen en jongeren ondersteunt, stimuleert en faciliteert; 3° het ondersteunen, stimuleren of faciliteren van jeugdwerk als een actieve partner in lokale samenwerkingsverbanden tussen onderwijs, welZIJn, cultuur en Jeugd. Art. 4.§1. Na voorafname van het bedrag voor de uitvoering van het jeugdbeleidsplan in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad vermeld in artikel 4, §2, van het decreet van6 juli 2012, wordt het resterende bedrag als volgt verdeeld over de verschillende Vlaamse beleidsprioriteiten. 1° 50 procent wordt voorbehouden voor de uitvoenng van de eerste Vlaamse beleidspriontelt vermeld in artikel 4, §1, 1°, van het voormelde decreet; 2° 35 procent wordt voorbehouden voor de ultvoenng van de tweede Vlaamse beleidspriontelt vermeld in artikel 4, §1, 2°, van het voormelde decreet De verdeling van het krediet over de gemeentebesturen zal gebeuren zoals bepaald In artikel 4, §5, van het voormelde decreet, 3° 15 procent wordt voorbehouden voor de uitvoenng van de Vlaamse beleidsprioriteit, vermeld In artikel 3, van dit besluit.. §2. Het krediet, beschikbaar voor de uitvoering van de beleidspnontelten, vermeld In artikel 4, § 1, 10, van het decreet van 6 juli 2012 en artikel 3,van dit beslUit, wordt verdeeldop basIs van het aantal inwoners jonger dan vijfentwintig Jaar in de gemeente. De berekening gebeurt jaarlijks. Het krediet, dat beschikbaar IS met toepassing van artikel 4, §1, 2°, wordt als volgt verdeeld. voor elke gemeente wordt de relatieve maatschappelijke kwetsbaarheid bij kinderen en Jongeren vastgesteld aan de hand van zeven indicatoren en worden de verkregen aantallen per indicator omgezet in percentages die de verhouding uitdrukken tussen de aanwezigheid van de vermelde groep in de gemeente en de aanwezigheid ervan in het Nederlandse taalgebied. De zeven indicatoren, vermeld in het tweede lid zijn. 1° het gemiddelde aantal kinderen, geboren In kansarme gezinnen, volgens de typologie van Kind en Gezin; 2° het gemiddelde aantal jongeren onder maatregel, zonder of met kosten, binnen de bijzondere jeugdbijstand ; 3° het gemiddelde aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, jonger dan 25 jaar, 4° het gemiddelde aantalleefloners, jonger dan 25 Jaar;
./
4
5° het gemiddelde aantal kinderen en jongeren die onderwijs volgen in de types 1, 3 en 8, van het buitengewoon lager onderwijs, opgeteld bij het aantal leerlingen In de types 1, 2 en 3, van het buitengewoon secundair onderwijs, 6° het gemiddelde aantal jongeren In het deeltijds onderwijs; rhet gemiddelde aantal jongeren In het gewoon voltijds secundair beroepsonderwijs. De percentages, vermeld in het tweede lid, worden per gemeente opgeteld. Daarbij wordt de volgende weging in acht genomen: de Indicatoren, vermeld in het derde lid, 5°, 6° en r, tellen elk maarvoor een derde Het verkregen totaal wordt gedeeld door vijf. Als het in het vierde lid verkregen resultaat hoger is dan het aandeel van die gemeente In het totale aantal inwoners jonger dan 25 jaar, in het Nederlandse taalgebied, dan wordt die gemeente geselecteerd Alleen de geselecteerde gemeenten worden verder in aanmerking genomen voor de toekenning van een subsidie krachtens artikel 2, §2. Opdat de indicatoren bij de subsIdieberekening hetzelfde gewicht zouden behouden, worden de percentages per gemeente verhoudingsgewijs herberekend Die berekening gebeurt elke zes jaar. Het beschikbare krediet wordt verdeeld over de geselecteerde gemeenten naar rato van deze herberekende percentages. §3. De gemeentebesturen geselecteerd op baSIS van de toepassing van §2, tweede tot zesde lid, subsidiëren In 2014 en 2015 de jeugdverenigingen die aan de volgende voorwaarden voldoen. 1° in 2012 gesubsidieerd worden op baSIS van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling In de culturele sector voor meer dan vier vervangers, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subSidies voor tewerkstelling in de culturele sector, berekend in voltijdsequivalent, zoals ingevuld of In te vullen op 31 mei 2012. De geregulanseerde dac-werknemers worden hierbij niet meegeteld; 2° in 2012 geen werkingssubsIdie ontvangen op basis van het decreet van 18 juli 2008 houdende het voeren van een Vlaams jeugd- en ~inderrechtenbeleid; 3° in 2014 en 2015 geen subSidies ontvangen in het kader van het Vlaams jeugdbeleid, tenzij op basis van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subSidies voor tewerkstelling in de culturele sector; 4° hun zetel hebben op het grondgebied van de gemeente Deze subsidie bedraagt ten minste 24.000 euro per vervanger, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector, berekend In voltijdsequivalent, zoals ingevuld of In te vullen op 31 mei 2012. De gemeentebesturen ontvangen hiervoor de som van de aan de verenigingen toe te kennen subsidies. De hiervoor benodigde middelen worden voorafgenomen van het krediet, dat beschikbaar is met toepassing van artikel 4, §1 ,2°.
./.
5
Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 30 oktober 2012 Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het jeugdbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluIt. Brussel,
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Kris PEETERS
De Vlaamse minister van OnderwiJs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel,
Pascal SMET