VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
INFORMATICABEHEER Derde graad TSO
Brussel – Licap: D/2002/0279/001 – september 2002
ALGEMENE INHOUD
LESSENTABEL..................................................................................................................
3
TOEGEPASTE INFORMATICA .....................................................................................
5
BASISELEKTRICITEIT EN –ELEKTRONICA ........................................................... 67
BEDRIJFSECONOMIE ..................................................................................................... 81
TOEGEPASTE COMMUNICATIE ................................................................................. 109
D/2002/0279/001
2
Informaticabeheer 3de graad TSO
LESSENTABEL Pedagogische vakbenaming
Uur/week
Administratieve vakbenaming
Basisvorming en fundamenteel gedeelte Totaal
31 2 1 2 3 1 2 3 3
31 2 1 3 3 1 2 3 3
0
2
10 2 2
8 1 2
Duits Engels Toegepaste communicatie (x)
5 2 1 1
5 2 0 1
Wiskunde Basiselektriciteit en –elektronica (x) Economie
1 0 1
1 1 1
Godsdienst Aardrijkskunde Engels Frans Geschiedenis Lichamelijke opvoeding Nederlands Wiskunde Stages (x) OF Seminaries (x) Toegepaste informatica (x) Basiselektriciteit en –elektronica (x) Bedrijfseconomie (x)
AV Godsdienst AV Aardrijkkunde AV Engels AV Frans AV Geschiedenis AV Lichamelijke opvoeding AV Nederlands AV Wiskunde PV Stages Toegepaste informatica OF TV Toegepaste informatica TV Toegepaste informatica TV Elektriciteit/Elektronica/Toegepaste fysica TV Toegepaste economie
Complementair gedeelte Maximum
(x)
AV Duits AV Engels AV Nederlands/ TV Handelscorrespondentie Nederlands AV Wiskunde TV Elektriciteit/Elektronica/Toegepaste fysica TV Toegepaste economie
Leerplan is in deze brochure opgenomen.
Lessentabel D/2002/0279/001
3
Informaticabeheer 3e graad TSO
TV TOEGEPASTE INFORMATICA PV STAGES TOEGEPASTE INFORMATICA/ TV TOEGEPASTE INFORMATICA (SEMINARIES)
3e graad TSO INFORMATICABEHEER 1ste leerjaar – 10 u/w TV Toegepaste informatica 2de leerjaar – 8 u/w TV Toegepaste informatica 2de leerjaar – 2 u/w PV Stages Toegepaste informatica/TV Toegepaste informatica (seminaries)
In voege vanaf 1 september 2002
D/2002/0279/001
INLEIDING
Sedert 1 september 1999 wordt de studierichting Informatica TSO ingericht in de 3e graad van het studiegebied Handel in een beperkt aantal scholen. Met ingang van 1 september 2002 is de benaming van de studierichting gewijzigd in Informaticabeheer TSO.
Profilering van het vak TV Toegepaste informatica in de Handelsrichtingen Zoals voor de overige studierichtingen van het studiegebied Handel, bouwt het leerplan TV Toegepaste informatica voor de studierichting Informaticabeheer TSO voort op het leerplan AV Informatica/TV Dactylografie/Toegepaste informatica in de tweede graad. Toch is er een duidelijke profilering van het leerplan TV Toegepaste informatica voor de onderscheiden studierichtingen van de 3e graad: • In de leerplannen voor de studierichting Secretariaat-talen TSO is Toegepaste informatica volledig geïntegreerd in het vak Secretariaat. De klemtoon ligt er op het presenteren van gegevens en het professioneel gebruiken van informaticatoepassingen. • De klemtoon van het leerplan voor de studierichting Handel TSO ligt op het inzichtelijk gebruiken van informaticatoepassingen. Deze leerlingen moeten in staat zijn beperkte aanpassingen door te voeren, teneinde de werking te optimaliseren of af te stemmen op het evoluerend gebruik. • De klemtoon van het leerplan voor de studierichting Boekhouden-informatica TSO ligt op het analyseren van informatiebehoeften en het zelf ontwikkelen van informaticatoepassingen, gebruik makend van verschillende softwarecomponenten. • De klemtoon van het leerplan voor de studierichting Informaticabeheer TSO ligt op het beheren van computerapparatuur en -programmatuur (zowel technisch, logistiek als administratief), op het efficiënt oplossen van probleemsituaties, op het begeleiden van pc-gebruikers en op het optimaliseren van de informatieverwerking.
Vaardigheden en attitudes Omwille van die zeer snelle evolutie heeft het vanzelfsprekend geen enkele zin bij de leerlingen vaardigheden na te streven die sterk tijdsgebonden zijn. Als ze eenmaal afgestudeerd zijn en zich op de arbeidsmarkt begeven, worden ze geconfronteerd met totaal nieuwe situaties. Het kan daarom niet voldoende worden beklemtoond dat kennis, vaardigheden en attitudes nagestreefd moeten worden die zo weinig mogelijk tijds- of pakketgebonden zijn. Veel belangrijker zijn kennis, vaardigheden en attitudes die transfereerbaar zijn naar andere situaties en contexten, en die generatief zijn, namelijk in zich het vermogen dragen om in nieuwe situaties nieuwe kennis, vaardigheden en attitudes te ontwikkelen. De sleutelvaardigheden en -attitudes van punt 2 (blz. 108) spelen daarbij een centrale rol.
Volgorde van de leerplanonderdelen Het leerplan Informaticabeheer is een graadleerplan. Het leerplan schrijft niet voor in welke volgorde de leerplanonderdelen over de beide leerjaren van de derde graad gespreid moet worden. Vanzelfsprekend moet een goede inhoudelijke samenhang en een correcte logische opbouw gerespecteerd worden. Bovendien worden de leerplanonderdelen bij voorkeur zoveel mogelijk geïntegreerd behandeld; een voorbeeld van een dergelijke integratie vormt het werken met ingescande teksten en beelden (uit het leerplanonderdeel softwarepakketten) aansluitend bij het werken met een scanner (uit het leerplanonderdeel randapparaten).
TV Toegepaste informatica Inleiding
7
TSO 3e graad Informaticabeheer
Raamdoelstellingen en concrete doelstellingen Het leerplan is opgebouwd uit 60 raamdoelstellingen die telkens verfijnd worden in een aantal concrete doelstellingen. Enkel de behandeling van de raamdoelstellingen is verplicht, de behandeling van de concrete doelstellingen (en leerinhouden) is facultatief. De bedoeling is de leraar enerzijds voldoende vrijheid en anderzijds voldoende leidraad te geven bij het behandelen van actuele onderwerpen. Bij het realiseren van de raamdoelstellingen kan de leraar zich dus laten leiden door de concrete doelstellingen die de raamdoelstelling verder verfijnen, maar hij is dat niet verplicht. De leraar mag een eigen invulling geven aan de raamdoelstellingen, met zelfgekozen concrete doelstellingen – zolang hij de raamdoelstellingen maar effectief realiseert. Bovendien zijn de concrete doelstellingen in twee niveaus uitgeschreven: de belangrijkste concrete leerplandoelstellingen en leerinhouden zijn in romein weergegeven, de minder belangrijke doelstellingen en -leerinhouden zijn cursief afgedrukt. Voor alle duidelijkheid: alle concrete doelstellingen (zowel romein als cursief) zijn facultatief. De bedoeling van deze twee niveaus is weerom de leraar voldoende vrijheid en voldoende leidraad te bieden. Bij de leerplandoelstellingen (linkerkolom) verwijst de omschrijving 'spontaan' naar een attitude. Zo verwijst bijvoorbeeld de leerplandoelstelling 'Spontaan gebruik maken van de helpfunctie' naar een attitude, terwijl de leerplandoelstelling 'Vlot en efficiënt gebruik maken van de helpfunctie' verwijst naar een vaardigheid. Vaak worden bij de leerplandoelstellingen of de leerinhouden een aantal begrippen opgesomd. Indien een dergelijke begrippenlijst voorafgegaan wordt door de omschrijving 'Onder meer', dan betekent dit dat de overeenstemmende doelstelling enkel gerealiseerd kan worden door alle opgesomde begrippen te behandelen. Wordt de begrippenlijst voorafgegaan door de omschrijving 'Bijvoorbeeld', dan betekent dit dat de overeenstemmende doelstelling gerealiseerd kan worden door sommige of alle opgesomde begrippen te behandelen, maar eventueel ook door andere, analoge begrippen te behandelen.
Mogelijke verdeling van de beschikbare lestijden Het onderstaand schema geeft een voorbeeld van het aantal wekelijkse lestijden dat besteed kan worden aan de grote leerplanonderdelen van het vak TV Toegepaste informatica:
Leerplanonderdeel
1e jaar
2e jaar
Sleutelvaardigheden en -attitudes
(*)
(*)
Beheer van computersystemen en netwerken
4
4
Gebruik en beheer van softwarepakketten (**)
3
1
Software-ontwikkeling (**)
3
3
Administratie en logistiek
(***)
(***)
Stages/Seminaries
—
2
Totaal
10
10
(*) De sleutelvaardigheden en -attitudes dienen bij elk leerplanonderdeel aan bod te komen. (**) De samenhang tussen de leerplanonderdelen ‘Gebruik en beheer van softwarepakketten’ en ‘Software-ontwikkeling’ is zo groot dat het vrijwel noodzakelijk is dat ze door dezelfde leraar gegeven worden. (***) Het leerplanonderdeel ‘Administratie en logistiek’ dient geïntegreerd aan bod te komen in de leerplanonderdelen ‘Beheer van computersystemen en netwerken’, ‘Gebruik en beheer van softwarepakketten’ en ‘Software-ontwikkeling’. We vestigen er tevens de aandacht op dat de begeleidende klassenraad ervoor kan opteren de leerling voor sommige van deze leerplanonderdelen afzonderlijk te beoordelen (zie Evaluatie, punt 8.1 blz. 151).
TV Toegepaste informatica Inleiding
8
TSO 3e graad Informaticabeheer
Actualisering van het leerplan Het onderhavige leerplan wordt vanaf 1 september 2002 progressief ingevoerd in de 3e graad van de studierichting Informaticabeheer TSO. Bij de samenstelling van dit leerplan is erop toegezien dat de gebruikte termen en formuleringen niet te snel verouderen. Toch is het niet te vermijden dat sommige begrippen of leerinhouden door de snelle evolutie van de informatica op een gegeven ogenblik achterhaald zullen zijn. In dat geval kan de leraar zelf deze leerinhouden actualiseren in de geest van de overeenstemmende raamdoelstellingen. Indien het leerplan bijvoorbeeld voor een bepaalde leerplandoelstelling in de rechterkolom verwijst naar een bepaalde technologie, en deze technologie is ondertussen vervangen door een recentere technologie, dan wordt aanbevolen de leerplandoelstelling op deze nieuwe technologie toe te passen. Dergelijke aanpassingen zijn eveneens geoorloofd indien de school werkt met apparatuur, besturingssystemen of toepassingsprogrammatuur die weliswaar algemeen gangbaar zijn in kantooromgevingen, maar die een ander begrippenkader hanteren.
De leerplancommissie Jaak Palmans (voorzitter), Marleen Decuyper, Gino De Meester, Nicole Legroe, Jef Nysen, Carine Van Damme, Greet Vanderbiesen, Ria Van Eysendeyk. E-mail:
[email protected]
TV Toegepaste informatica Inleiding
9
TSO 3e graad Informaticabeheer
TV Toegepaste informatica Inleiding
10
TSO 3e graad Informaticabeheer
INHOUD INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 INHOUD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 1
ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.3
SLEUTELVAARDIGHEDEN EN -ATTITUDES . . . . . Beginsituatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Leerplandoelstellingen Leerinhouden . . . . . . . . Analyse van problemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Realisatie van oplossingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Preventie en anticipatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Maatschappelijke context . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Levenslang leren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pedagogisch-didactische wenken en didactische
........ ........ ........ ........ ........ ........ ........ ........ middelen
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
. . . . . . . . .
14 14 14 14 14 15 16 16 16
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7 3.2.8 3.2.9 3.3
BEHEER VAN COMPUTERSYSTEMEN EN -NETWERKEN . . . . Beginsituatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Leerplandoelstellingen Leerinhouden . . . . . . . . . . . . . . . . Systeemeenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Codering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Randapparaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Systeemprogrammatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Netwerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Beveiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Herstelling en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ergonomie en milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
18 18 18 18 19 19 21 24 29 30 30 31 32
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7 4.3
GEBRUIK EN BEHEER VAN SOFTWAREPAKKETTEN . . . . . . Beginsituatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Leerplandoelstellingen Leerinhouden . . . . . . . . . . . . . . . . Pakketoverschrijdende vaardigheden en attitudes . . . . . . . . . . . Tekstverwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektronisch publiceren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektronische presenteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gegevensbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rekenblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Elektronische communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
33 33 33 33 35 36 36 37 38 39 40
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.3
SOFTWARE-ONTWIKKELING . . . . . . . . . . . . . . . . Beginsituatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Leerplandoelstellingen Leerinhouden . . . . . . . . Analyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Implementatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SQL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pedagogisch-didactische wenken en didactische
........ ........ ........ ........ ........ ........ ........ middelen
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
42 42 42 42 43 43 45 45
6 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2
ADMINISTRATIE EN LOGISTIEK . . . . . Beginsituatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Leerplandoelstellingen Leerinhouden Dagelijks beheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . Behoeftenanalyse en -realisatie . . . . . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
47 47 47 47 48
TV Toegepaste informatica Inhoud
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
11
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
TSO 3e graad Informaticabeheer
6.2.3 6.2.4 6.3
Instructie en ondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48 Documentatie aanleggen, raadplegen en beheren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
7 7.1
7.5 7.5.1 7.5.2 7.6 7.7
KENNISMAKING MET INFORMATISERING IN DE PRAKTIJK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Doelstellingen van PV Stages Toegepaste informatica / TV Toegepaste informatica (seminaries) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Organisatorische aspecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Keuze van het bedrijf of de instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Concrete uitbouw van PV Stages Toegepaste informatica/TV Toegepaste informatica (seminaries) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Koppeling aan de geïntegreerde proef. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Neerslag van de stage-activiteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Op eigen initiatief een automatiseringsvoorstel formuleren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Nazorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
EVALUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
9 9.1 9.2 9.3
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN Programmatuur . . . . . . . . . . . . . . Apparatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . Overige . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
10
BIBLIOGRAFIE
7.2 7.3 7.4
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . . . . 52 . . . . . . 52 . . . . . . 52 . . . . . . 52 . . . . . .
. . . .
. . . . . .
. . . .
. . . . . .
. . . .
. . . . . .
. . . .
. . . . . .
. . . .
. . . . . .
. . . .
53 55 55 55 56 56
59 59 59 60
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
INDEX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
TV Toegepaste informatica Inhoud
12
TSO 3e graad Informaticabeheer
1
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De leerlingen 1.1
verwerven een samenhangend vakspecifiek kennisbestand met betrekking tot apparatuur en programmatuur voor computers en netwerken;
1.2
werken vlot en efficiënt met een besturingssysteem voor een pc, met een besturingssysteem voor een servergestuurd netwerk en met belangrijke softwarepakketten voor kantoorautomatisering;
1.3
zijn in staat en bereid nieuwe mogelijkheden te exploreren en de verworven kennis en vaardigheden op didactisch verantwoorde wijze over te dragen aan pc-gebruikers;
1.4
verwerven kennis, vaardigheden en attitudes om bestaande oplossingen inzake computer- en netwerkapparatuur en -programmatuur te doorgronden en te actualiseren, en om verbeteringen of aanpassingen door te voeren;
1.5
verwerven kennis, vaardigheden en attitudes om bij probleemsituaties inzake computer- en netwerkapparatuur en -programmatuur systematisch naar een oplossing te zoeken;
1.6
zijn alert voor efficiënt functioneren en werken spontaan voorstellen uit om bestaande toepassingen of procedures te actualiseren of te optimaliseren;
1.7
analyseren problemen van administratieve of computertechnische aard en passen bestaande oplossingen aan of ontwikkelen nieuwe oplossingen;
1.8
verwerven kennis, vaardigheden en attitudes voor het efficiënt en doelmatig beheren van apparatuur, programmatuur en hulpmiddelen op administratief en logistiek vlak;
1.9
ontwikkelen attitudes zoals doorzettingsvermogen, zelfredzaamheid, zelfstandigheid, stressbestendigheid, zin voor efficiënt werken, zin voor werken in teamverband, aandacht voor kwaliteitszorg, aandacht voor eenvormigheid en standaardisatie, kritische instelling, metacognitieve reflectie, open ingesteldheid ten opzichte van veranderingen in de werkomgeving;
1.10
ontwikkelen belangstelling voor nieuwe ontwikkelingen binnen het vakgebied en bereidheid tot permanent leren;
1.11
brengen aandacht op voor de maatschappelijk-ethische implicaties van computertoepassingen en oordelen genuanceerd over de mogelijkheden en de beperkingen van de informatica.
TV Toegepaste informatica 1 – Algemene doelstellingen
13
TSO 3e graad Informaticabeheer
2 2.1
SLEUTELVAARDIGHEDEN EN -ATTITUDES Beginsituatie
In het leerplan van de 2e graad werd sterk de klemtoon gelegd op het verwerven van vaardigheden en attitudes die niet tijds- of pakketgebonden zijn, maar die wel overdraagbaar zijn naar andere systemen en contexten. Omwille van het grote belang van deze vaardigheden en attitudes, dient in de derde graad opnieuw de klemtoon te liggen op het verwerven ervan.
2.2
Leerplandoelstellingen
Leerinhouden
De sleutelvaardigheden en -attitudes die in dit hoofdstuk opgesomd worden, hebben betrekking op probleemoplossend werken, zowel met hardware als met software. Onder oplossingen verstaan we derhalve zowel hardwarematige als softwarematige oplossingen, evenals oplossingen die gerealiseerd worden door een combinatie van beide.
2.2.1
Analyse van problemen Raamdoelstelling 1: Op gestructureerde wijze problemen analyseren en oplossingen beschrijven.
2.2.1.1
2.2.1.2
2.2.1.3
2.2.2
Ongeacht de eenvoud of de complexiteit van een probleem, een analyse maken van het probleem en vooraleer over te gaan tot de realisatie van een oplossing, minimaal voor zichzelf het principe van een oplossing formuleren. Een gegeven probleem zo nodig opsplitsen in deelproblemen, voor elk deelprobleem de meest geschikte oplossing kiezen en uitwerken, en de deeloplossingen integreren tot een werkzaam geheel. Bij de analyse van een gegeven probleem spontaan rekening houden met bestaande deeloplossingen, procedures en afspraken.
“Eerst denken, dan doen”
Realisatie van oplossingen Raamdoelstelling 2: Oplossingen op efficiënte en consistente wijze realiseren.
2.2.2.1 2.2.2.2
2.2.2.3
2.2.2.4
Bij het realiseren van een oplossing efficiëntie en performantie nastreven. Spontaan, vlot en efficiënt gebruik maken van beschikbare documentatiebronnen bij de realisatie van een oplossing.
Onder meer (naar gelang van de situatie) on linehelp, handleiding, leesmij-bestand, eigen notities, webstek van hardware- of softwareproducent, collega’s, nieuwsgroepen op het Internet.
Bij het realiseren van een oplossing waar nodig consistentie en eenvormigheid met bestaande oplossingen nastreven. Bij het realiseren van een oplossing aandacht besteden aan een esthetisch verantwoorde en doeltreffende vormgeving en aan ethische beginselen.
TV Toegepaste informatica 2 – Sleutelvaardigheden en attitudes
14
TSO 3e graad Informaticabeheer
Raamdoelstelling 3: De belangrijkste attitudes verwerven die relevant zijn bij het zoeken naar en realiseren van hardware- en softwareoplossingen. 2.2.2.5
2.2.2.6 2.2.2.7
2.2.2.8
2.2.2.9
2.2.2.10 2.2.2.11
2.2.3
Zelfredzaamheid en zelfreflectie (metacognitie) ontwikkelen teneinde zelfstandig oplossingen te realiseren. Doorzettingsvermogen ontwikkelen bij het zoeken naar en realiseren van een oplossing. Bewust en oplossingsgericht omgaan met externe factoren zoals tijdsdruk, budgettaire beperkingen, storingen in apparatuur, vastlopen van programmatuur, opgelegde aanpassingen, wijzigingen tijdens de laatste minuten ... Een kritische instelling ontwikkelen t.a.v. de resultaten van bepaalde bewerkingen, deze controleren en zo nodig corrigeren.
Bijvoorbeeld tekstfragmenten automatisch vervangen, spellingcontrole, werking van drivers, werking van back-up, performantie van de computer, functionering van netwerkbekabeling ...
Bij een gegeven probleemtoestand tot een correcte diagnose komen via analyse van de bekende feiten en eliminatie van factoren die geen invloed kunnen hebben. In groep werken aan de realisatie van oplossingen. Openheid en mededeelzaamheid inzake kennis, inzichten en vaardigheden ontwikkelen, zowel ten aanzien van gebruikers, als van collega’s en hiërarchisch hogergeplaatsten.
Preventie en anticipatie Raamdoelstelling 4: Inzicht ontwikkelen in de factoren die de correcte werking van een systeem in het gedrang kunnen brengen, en spontaan maatregelen nemen om calamiteiten te voorkomen.
2.2.3.1 2.2.3.2
2.2.3.3
2.2.3.4 2.2.3.5 2.2.3.6 2.2.3.7
2.2.3.8
Bij het realiseren van oplossingen transparantie nastreven. Spontaan aandacht opbrengen voor de onderhoudbaarheid van de oplossing en voor de herbruikbaarheid van (deel)oplossingen. Bij het realiseren van een oplossing defensieve oplossingswijzen nastreven en anticiperen op toekomstige evoluties in de probleemstelling. Oplossingen documenteren met het oog op onderhoud en uitbreiding. Gegevens en procedures beveiligen tegen ongeoorloofd gebruik. Zorgzaam omgaan met netwerkinfrastructuur, computers, randapparatuur en gegevensdragers. Alert zijn voor verlies en beschadiging van gegevens en voor diefstal en beschadiging van materiaal. Spontaan voorzorgsmaatregelen nemen. Alert zijn voor het correct functioneren van het systeem en geregeld spontaan instellingen, logboeken, verbindingen, beveiligingen e.d. controleren.
TV Toegepaste informatica 2 – Sleutelvaardigheden en attitudes
15
Bijvoorbeeld virusprotectie, back-up.
TSO 3e graad Informaticabeheer
2.2.4
Maatschappelijke context Raamdoelstelling 5: Een kritische reflectie ontwikkelen omtrent de rol en de evolutie van ICT binnen de werkomgeving en bewust streven naar maatschappelijk-ethisch correct denken.
2.2.4.1 2.2.4.2
2.2.4.3
2.2.4.4
2.2.4.5
2.2.5
De rol van ICT (informatie- en communicatietechnologie) in onze samenleving inschatten. Aandacht opbrengen voor de hedendaagse evolutie van computerapparatuur en -programmatuur. Vernieuwingen kritisch beoordelen in functie van de eigen concrete situatie. Alert zijn voor nieuwe tendensen en ontwikkelingen en hun impact voor het persoonlijk werk en voor professionele contexten inschatten. Alert zijn voor het feit dat ontwikkelingen binnen de informatica een maatschappelijk-ethische dimensie kunnen inhouden en spontaan een kritische reflectie ontwikkelen. Bewust streven naar maatschappelijk-ethisch correct denken en handelen inzake informatie- en communicatietechnologie binnen de eigen werkomgeving.
Bijvoorbeeld privacy, tewerkstelling, duale maatschappij, sociale uitsluiting.
Bijvoorbeeld inzake het verwerven van softwarelicenties, het kopiëren van teksten of beeldmateriaal, het verspreiden van virussen, het binnendringen in gegevensbanken.
Levenslang leren Raamdoelstelling 6: Bereidheid ontwikkelen om op eigen initiatief levenslang bij te leren en op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen.
2.3
Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
2.3.1
Onder sleutelvaardigheden en -attitudes worden in deze context vaardigheden en attitudes verstaan die niet aan een bepaald leerplanonderdeel gebonden zijn. Deze vaardigheden en attitudes moeten dan ook worden nagestreefd in elke les.
2.3.2
Bij de verwerving van sleutelvaardigheden en -attitudes speelt de voorbeeldfunctie van de leraar een zeer grote rol. Men kan onmogelijk verwachten van leerlingen dat ze zich vaardigheden en attitudes eigen maken waarvan ze geregeld vaststellen dat de leraar ze niet bezit.
2.3.3
De analyse van het probleem en de realisatie van de oplossing hebben zowel betrekking op hardwareproblemen en -oplossingen, als op softwareproblemen en -oplossingen. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de analyseproblematiek en de realisatie van oplossingen vanuit een totaalconcept (hardware plus software) bekeken worden.
2.3.4
Het zelfstandig exploreren door de leerlingen van hardware en software kan een waardevol didactisch alternatief zijn naast de docerende benadering. Wellicht is deze benadering meer tijdsintensief, maar ze kan zeer motiverend zijn, en de zelfwerkzaamheid en het ontdekkend leren worden er door bevorderd. Bovendien kunnen de leerlingen de verworven kennis en vaardigheden overdragen aan hun medeleerlingen via instructie (zie punt 6.2.3 blz. 142) en het maken van samenvattingen (zie punt 6.2.4 blz 143).
2.3.5
Bij het taakgericht werken in een context die reële bedrijfsomgevingen zoveel mogelijk benadert, worden de verworven kennis, vaardigheden en attitudes op vanzelfsprekende wijze geïntegreerd. De leerlingen hebben echter weinig ervaring in het zelfstandig, taakgericht werken aan een opdracht van een zekere omvang. De leraar zal hen derhalve voldoende moeten bijstaan, onder meer op het vlak van planning en structurering.
TV Toegepaste informatica 2 – Sleutelvaardigheden en attitudes
16
TSO 3e graad Informaticabeheer
2.3.6
In het kader van teamwerk kunnen verschillende leerlingen(groepen) een deeloplossing van een gegeven probleem realiseren, en deze vervolgens samenbrengen tot een correct functionerend geheel.
2.3.7
Geschikte gelegenheden om de maatschappelijk-ethische problematiek ter sprake te brengen doen zich vaak voor naar aanleiding van actuele gebeurtenissen of evoluties.
2.3.8
Ook tijdens de informaticalessen dient de privacywet gerespecteerd te worden, onder meer met betrekking tot het werken met gegevensbestanden (zie ook punt 4.2.5 blz. 131).
2.3.9
Ten gevolge van de snelle evolutie binnen de informatica zal er geen gebrek zijn aan nieuwe tendensen en ontwikkelingen in computerapparatuur en in de wijze waarop deze de bedrijfscontexten wijzigen. De leraar dient daarom voldoende aandacht te hebben voor de actualiteit, onder meer via vakliteratuur en populair-wetenschappelijke tv-programma's en krantenartikelen.
2.3.10
Doelgerichte bedrijfsbezoeken zijn een zeer waardevolle werkvorm om nieuwe tendensen en ontwikkelingen te bestuderen. Deze werkvorm vereist echter een degelijke voorbereiding, waarbij met het bedrijf nauwkeurige en specifieke afspraken worden gemaakt over datgene waarmee men wil kennismaken. Onvoorbereide bedrijfsbezoeken zijn vrijblijvend en hebben weinig waarde. Het is eveneens noodzakelijk een grondige nabespreking te houden.
2.3.11
Veel activiteiten uit hoofdstukken 3 tot en met 6 impliceren zelfstandige activiteiten van de leerlingen. Vanzelfsprekend is het niet mogelijk dat alle leerlingen steeds gelijktijdig met hetzelfde bezig zijn. Een waardevolle werkvorm bestaat er in dat groepjes leerlingen autonoom bezig zijn met verschillende taken (bijvoorbeeld het exploreren van software, het doornemen van een tijdschrift, het installeren van randapparatuur), terwijl de leraar hen als een deskundige coach begeleidt en op de juiste richting houdt. De leerlingen kunnen vervolgens hun ervaringen klassikaal voorstellen (zie punt 6.2.3 blz. 142) of de leraar kan er voor zorgen dat via een rotatiesysteem alle leerlingen alle activiteiten doornemen.
TV Toegepaste informatica 2 – Sleutelvaardigheden en attitudes
17
TSO 3e graad Informaticabeheer
3
BEHEER VAN COMPUTERSYSTEMEN EN -NETWERKEN
3.1
Beginsituatie
De leerlingen hebben in de 2e graad Handel TSO kennisgemaakt met de computerconfiguratie: • • • • • •
gegevens, gegevensverwerking en informatie; het computersysteem; werking van de systeemeenheid; opslag van gegevens; invoer en uitvoer van gegevens; evolutie van computerapparatuur.
Ze hebben bovendien zeer elementaire noties verworven van de functie en de kenmerken van communicatieapparatuur. Op deze voorkennis moet uitdrukkelijk worden voortgebouwd.
3.2
Leerplandoelstellingen
3.2.1
Systeemeenheid
Leerinhouden
Raamdoelstelling 7: De belangrijkste componenten van de systeemeenheid benoemen en in het inwendige van de pc aanwijzen. Hun functie, werkingsprincipe, samenhang met de andere componenten en relatie tot de performantie van de pc gedetailleerd toelichten. Eenvoudige manipulaties uitvoeren. 3.2.1.1
In het inwendige van een (recente of minder recente) pc de belangrijkste componenten aanwijzen, benoemen en hun functie omschrijven.
3.2.1.2
De centrale rol van de hoofdkaart als communicatiemiddel tussen verschillende componenten omschrijven. De belangrijkste componenten op een hoofdkaart opsommen en hun functie toelichten.
3.2.1.3
3.2.1.4 3.2.1.5
3.2.1.6
3.2.1.7 3.2.1.8
Uitleggen wat de rol van een processor is. De belangrijkste componenten van een processor kennen, hun functie in algemene bewoordingen toelichten en hun samenhang schematisch weergeven. De historische evolutie van de processor en de belangrijkste wijzigingen voor de nabije toekomst beschrijven. Weten dat er voor bepaalde processoren alternatieve merken en types bestaan. Verschillende processoren vergelijken.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
18
Onder meer hoofdkaart (mother board), processor, koeling, bios, cmos, klok, batterij, intern geheugen, uitbreidingsgleuven en -kaarten, connectoren, opslagmedia, voeding.
Onder meer chipset, processor, adresbus, gegevensbus, controlebus, geheugen, uitbreidingsgleuven, stroomvoorziening. Onder meer stuurorgaan, rekenorgaan, enkele registers, klok, cachegeheugen.
Processorgeneraties binnen één familie.
Onder meer op basis van performantie, breedte van de gegevensbus, adresseerbaar geheugen, inwendige en uitwendige snelheid, caching, instructieset.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.1.9
3.2.1.10
3.2.1.11 3.2.1.12
3.2.1.13
3.2.1.14 3.2.1.15 3.2.1.16
3.2.1.17 3.2.1.18 3.2.1.19 3.2.1.20
Het principe van de algoritmische werking van een processor kennen en toelichten. Aan de hand van een zeer eenvoudig didactisch model de belangrijkste stappen van de verwerking van een eenvoudige instructie beschrijven en de functie van de klok daarbij toelichten. De belangrijkste interne en externe busarchitecturen noemen en hun performantie onderling vergelijken. De werking van het geheugen en de geheugenadressering toelichten. De belangrijkste actuele termen met betrekking tot geheugenchips kennen en toelichten. Omschrijven welk type RAM-chips gebruikt worden in de meest recente computers. Weten waarop men moet letten om vast te stellen of een bepaalde geheugenchip compatibel is met een gegeven hoofdkaart. RAM-geheugen toevoegen in recente en minder recente pc’s. De rol van de batterij, de voeding en de aarding omschrijven. De functie van de koeling van sommige componenten kennen en hun werking controleren. Batterij en koeling vervangen. Hoofdkaart en voeding vervangen. Een keuze maken tussen verschillende componenten voor een gegeven hoofdkaart. Instellingen op de hoofdkaart interpreteren, controleren en wijzigen. Van een gegeven pc de systeemspecificaties vaststellen.
3.2.1.21
De factoren die de performantie van het systeem beïnvloeden, kennen en toelichten, en op basis hiervan passende componenten kiezen.
3.2.2
Codering
Halen, interpreteren en uitvoeren van een instructie.
Interne en externe busarchitectuur, bijvoorbeeld ISA, EISA, PCI, AGP, SCSI, USB, 1394 ...
Bijvoorbeeld EDO, SDRAM, SRAM, SIMM ...
Onder meer aantal pinnen, voltage, toegangstijd.
Onder meer processor, geheugen, batterij. Bijvoorbeeld ruiters (jumpers), DIP-schakelaars, softwarematige instellingen. Onder meer type processor, capaciteit van harde schijf en intern geheugen, bustype, aangesloten randapparatuur.
Raamdoelstelling 8: Toelichten waarom gegevens gecodeerd worden. Inzicht verwerven in de belangrijkste talstelsels en coderingen, en deze efficiënt hanteren. Relevante omzettingen doorvoeren met hulpmiddelen. 3.2.2.1 3.2.2.2
3.2.2.3 3.2.2.4
3.2.2.5
De begrippen bit en byte toelichten en de belangrijkste afgeleide grootheden kennen. Een omzetting doorvoeren in beide richtingen tussen decimale en binaire notatie, tussen binaire en hexadecimale notatie en tussen decimale en hexadecimale notatie. Enkele principes van de codering van tekens toelichten. Inzicht verwerven in de belangrijkste gevolgen van de codering van gegevens.
Bit en byte. Onder meer kilo-, mega-, giga-, tera-. Bijvoorbeeld met behulp van een gegeven tabel, een rekenmachine met hexadecimale getalvoorstelling of een computerprogramma. Onder meer ASCII-code en Unicode. Onder meer gevolgen voor de sortering, voor de voorstelling van sommige internationale tekens (codetabel) en voor de vereiste opslagruimte.
Een codetabel vlot en efficiënt gebruiken.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
19
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.3
Randapparaten Raamdoelstelling 9: De functie en de belangrijkste karakteristieken van gangbare randapparaten, stuurorganen en apparaten voor gegevensopslag omschrijven en gedetailleerd toelichten.
3.2.3.2
Verschillende types invoer-, uitvoer- en apparaten voor gegevensopslag opnoemen. De functie, de belangrijkste karakteristieken en de werking van de gangbare randapparaten omschrijven.
3.2.3.3 3.2.3.4
De functie van het stuurorgaan omschrijven. Enkele types stuurorganen noemen.
3.2.3.5 3.2.3.6
De begrippen master en slave toelichten. De belangrijkste begrippen waardoor gegevensdragers en opslagmedia gekenmerkt worden, opnoemen en toelichten.
3.2.3.7
De belangrijkste types van externe opslagmedia opnoemen en hun kenmerken onderling vergelijken. Voor enkele toepassingsgebieden geschikte gegevensdragers of opslagmedia noemen. De belangrijkste karakteristieken van het beeldscherm omschrijven.
3.2.3.1
3.2.3.8 3.2.3.9
3.2.3.10 3.2.3.11
3.2.3.12
De functie van enkele elementen van de beeldschermkaart toelichten. De belangrijkste karakteristieken van verschillende types printers omschrijven.
Onder meer beeldscherm, muis, toetsenbord, printer, plotter, modem, scanner, barcodelezer, magneetkaartlezer, UPS, projectiesysteem. Stuurorgaan (controller). Bijvoorbeeld IDE-controller, SCSIcontroller, invoer/uitvoerkaart, netwerkkaart, geluidskaart, videokaart. Master en slave. Onder meer toegangssnelheid, toegankelijkheid (sequentieel versus direct), opslagcapaciteit, prijs/capaciteitverhouding, aansluitingsmogelijkheden, verwisselbaarheid, typisch toepassingsgebied, transporteerbaarheid, onderliggende technologie (magnetisch, optisch ...). Onder meer harde schijf, verwisselbare media, magneetband, cd-varianten, optische media. Onder meer voor stand-alone-pc, netwerkpc, back-up, archief, transport. Onder meer diameter, maximale resolutie, maximum aantal kleuren, verversingsfrequentie, puntgrootte, ergonomische kenmerken, energienorm. Bijvoorbeeld beeldschermgeheugen, processor. Onder meer snelheid, punten per duim (dpi), geheugengrootte, printerstuurtaal (bijvoorbeeld postscript), afdrukformaat, bidirectionaliteit, papierinvoer (printerladen), netwerkaansluiting, afdrukcapaciteit, recto/verso-drukken, werkbelasting.
Enkele typische kwantitatieve kenmerken van randapparaten opsommen en in verband brengen met kostprijs en performantie van het systeem. Raamdoelstelling 10: Verschillende soorten randapparaten en insteekkaarten operationeel maken en houden binnen een pc-omgeving.
3.2.3.13
Verschillende soorten randapparaten en gegevensdragers fysisch aansluiten op een computersysteem, configureren binnen het besturingssysteem, en de werking controleren en zo nodig bijsturen.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
20
Onder meer verschillende printers, bijkomende harde schijf, communicatieapparaat, scanner, geluidskaart, videokaart, netwerkkaart.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.3.14
3.2.3.15 3.2.3.16
Een insteekkaart operationeel maken via automatische installatie. Een insteekkaart operationeel maken via manuele installatie. Van de belangrijkste instelbare parameters de functie toelichten. De belangrijkste begrippen in verband met hardware-instellingen kennen en toelichten. De aansluitingsmogelijkheden van externe randapparaten op een pc identificeren en correct gebruiken.
3.2.3.17
Verbruiksproducten vervangen.
3.2.3.18
Spontaan informatie met betrekking tot actualisatie, onderhoud en herstelling van randapparaten opzoeken via verschillende informatiebronnen.
3.2.4
Systeemprogrammatuur
Automatische installatie (plug-and-play) en manuele installatie.
Onder meer ruiter, IRQ, DMA, I/O-adres, poortadres, DIP-schakelaar. Onder meer aansluiting voor toetsenbord, muis, beeldscherm, printer. Connectie bijvoorbeeld via toetsenbordingang, insteekkaarten, seriële poort, parallelle poort, 1394, RJ45, BNC, USB, draadloze communicatie. Bijvoorbeeld papier, druklint, toner, inktpatroon, plotterpen vervangen. Onder meer via leesmij-bestanden, handleiding, Internet, vakbladen, helpdesk.
Voorafgaande opmerking: De pakketoverschrijdende vaardigheden en attitudes van punt 4.2.1 blz. 127 moeten ook bij Systeemprogrammatuur nagestreefd worden.
Theoretische achtergronden Raamdoelstelling 11: Doel en functie van een besturingssysteem en zijn centrale rol binnen de taakverwerking in een computer gedetailleerd toelichten. 3.2.4.1 3.2.4.2 3.2.4.3 3.2.4.4 3.2.4.5
3.2.4.6
3.2.4.7
3.2.4.8
3.2.4.9
3.2.4.10
Het onderscheid tussen systeemprogrammatuur en toepassingsprogrammatuur toelichten. Het doel en de functie van een besturingssysteem omschrijven. Te verwachten evoluties in het besturingssysteem omschrijven. Enkele besturingssystemen noemen. De architectuur van een gegeven besturingssysteem toelichten. Het principe en de voordelen van meertakenverwerking toelichten. Het onderscheid toelichten tussen multitasking en multithreading. Het onderscheid tussen virtuele systeemcomponenten en fysische systeemcomponenten in algemene bewoordingen toelichten. Het gedrag van toepassingsprogrammatuur onder verschillende vormen van meertakenverwerking kennen, mogelijke problemen duiden en deze desgevallend verhelpen. Het onderscheid verwoorden tussen coöperatieve en preëmptieve meertakenverwerking en de betekenis ervan voor de gebruiker toelichten. De betekenis en het nut van cachegeheugen omschrijven.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
21
Systeemprogrammatuur. Toepassingsprogrammatuur.
Onder meer x-bitstoepassingen (16-bits, 32-bits, 64 bits ...), eigen en gedeelde geheugenruimte, relatie tot hardware. Meertakenverwerking (multitasking en multithreading). Bijvoorbeeld virtuele machine, virtueel geheugen, virtuele stuurprogramma’s.
Coöperatieve en preëmptieve meertakenverwerking. Cachegeheugen.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.4.11
De functie van een stuurprogramma toelichten en de relatie met hardwarecomponenten omschrijven.
Stuurprogramma (driver).
Installeren en configureren Raamdoelstelling 12: Geschikte combinaties zoeken van computerconfiguratie, besturingssysteem en toepassingssoftware. Een goedgekozen besturingssysteem installeren en configureren, en zo nodig aanpassingen doorvoeren om de correcte en optimale werking ervan te verzekeren. 3.2.4.12
3.2.4.13
3.2.4.14 3.2.4.15
3.2.4.16 3.2.4.17
3.2.4.18
3.2.4.19
Voor een gegeven computerconfiguratie een keuze maken tussen mogelijke geschikte besturingssystemen, en omgekeerd. Voor een gegeven besturingssysteem een keuze maken tussen mogelijke geschikte softwarepakketten, en omgekeerd. Een besturingssysteem installeren en configureren op een gegeven pc. De mogelijke gevolgen inschatten bij het vervangen of upgraden van een besturingssysteem. Een besturingssysteem upgraden. Een besturingssysteem geheel of gedeeltelijk herinstalleren. Een besturingssysteem verwijderen. Deelcomponenten toevoegen en verwijderen. Tussentijdse versies en bugvrij gemaakte deelcomponenten van een besturingssysteem installeren en testen. De betekenis van de belangrijkste instellingen van het besturingssysteem kennen en hun draagwijdte correct inschatten.
Zogenaamde interimrelease, service pack, bug fix en patch. Instellingen configuratie.
Raamdoelstelling 13: De betekenis van vitale bestanden toelichten. Deze bestanden lokaliseren, zo nodig aanpassen of herstellen, en beveiligen. 3.2.4.20
3.2.4.21
De betekenis van relevante systeembestanden kennen, weten waar ze zich op de harde schijf dienen te bevinden, de inhoud ervan interpreteren en deze zo nodig herstellen of aanpassen, archiveren en terugzetten. De betekenis van andere vitale bestanden kennen, weten waar ze zich op de harde schijf dienen te bevinden en deze zo nodig verplaatsen.
Systeembestand. Bijvoorbeeld systeemregister, autoexec.bat, config.sys, msdos.sys, win.ini, system.ini. Bijvoorbeeld dll-, ocx-, inf-, vxd-, com+-bestanden.
Opstarten Raamdoelstelling 14: Het opstartproces van een pc interpreteren en toelichten. Gericht ingrijpen bij probleemsituaties tijdens het opstartproces. 3.2.4.22 3.2.4.23 3.2.4.24
De betekenis van de bootsector verwoorden. De belangrijkste fasen van het opstartproces opsommen en toelichten. De belangrijkste schermboodschappen tijdens het opstartproces interpreteren en zo nodig de gepaste acties ondernemen.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
22
Bootsector. Onder meer geheugencontrole, hardwaredetectie. Boodschappen zoals randapparaat niet gevonden, antivirusprogrammatuur is verouderd, bestand niet gevonden, minimale opstartmodus geactiveerd.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.4.25 3.2.4.26
Het opstartproces onderbreken en manueel ingrijpen in de instellingen. Situaties herkennen waarin heropstarten noodzakelijk is. Raamdoelstelling 15: De ingestelde waarden in bios en cmos interpreteren, wijzigen en zo mogelijk veilig stellen.
3.2.4.27 3.2.4.28
De functies van het bios toelichten. De betekenis van de cmos-instellingen toelichten, de ingestelde waarden interpreteren, wijzigen, extern archiveren en terugzetten. De toegang tot de cmos-instellingen beveiligen, bijvoorbeeld met een wachtwoord.
Bios. Cmos. Bijvoorbeeld energiebeheer, opstartstation wijzigen, parameters van de harde schijf herstellen, USB-poorten aan- of uitzetten.
Schijf- en bestandsbeheer Raamdoelstelling 16: De structuren voor de fysische organisatie van gegevens op een schijf toelichten, aanbrengen, aanpassen en archiveren. 3.2.4.29 3.2.4.30
3.2.4.31 3.2.4.32 3.2.4.33
3.2.4.34
De fysische organisatie van gegevens op een schijf beschrijven. De verschillende niveaus van formatteren kennen en de draagwijdte van deze operaties correct inschatten. De fysische organisatie van een schijf op het scherm toelichten. De structuur voor de fysische organisatie van de gegevens op een schijf aanbrengen. Weten welke wijzigingen aan de fysische structuur verlies van gegevens tot gevolg kunnen hebben. Een gegeven systeem herformatteren, herpartitioneren en partities aanpassen.
Onder meer sporen, sectoren, cilinders, clusters.
Partities. Partitietabel. Master boot record. Partitioneren en formatteren.
Raamdoelstelling 17: De structuren voor de logische organisatie van gegevens op een schijf toelichten. Een schijf efficiënt beheren. 3.2.4.35
3.2.4.36
3.2.4.37
3.2.4.38
3.2.4.39
3.2.4.40
De mogelijke logische organisatiestructuren van een schijf en een partitie kennen en de kenmerken ervan toelichten. De logische organisatie van een bestandsbeheerssysteem op het scherm weergeven en interpreteren. De functie en de werking van het bestandsbeheersysteem toelichten en weten hoe het verband gelegd wordt tussen de logische en de fysische structuur. In een gegeven situatie het gepaste bestandsbeheersysteem kiezen. De implicaties van de keuze correct inschatten. Fragmentatie op het niveau van bestanden en schijven uitleggen. Het negatieve effect ervan op de performantie van het systeem kennen. Een schijf defragmenteren. Spontaan harde schijven controleren op overtollige bestanden en programma’s, en deze verwijderen of desinstalleren.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
23
Bestandstoewijzingstabel. Bijvoorbeeld FAT, FAT32, NTFS, NFS, CDR.
Bijvoorbeeld implicaties op het vlak van leesbaarheid, beveiliging, overhead, slack. Fragmentatie en defragmentatie.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.4.41
3.2.4.42
De begrippen cluster, verloren cluster, slechte cluster en kruiselings gekoppelde clusters omschrijven. Alert zijn voor mogelijke fouten op harde schijven en deze zo nodig controleren en herstellen.
Cluster, verloren cluster (lost cluster), slechte cluster (bad cluster), kruiselings gekoppelde clusters.
Raamdoelstelling 18: De structuren voor de logische organisatie van gegevens op een schijf toelichten, en vlot en efficiënt bewerkingen uitvoeren op mappen en bestanden op pc-niveau en op netwerkniveau. 3.2.4.43
3.2.4.44
3.2.4.45
3.2.4.46 3.2.4.47
3.2.4.48
Mappen en bestanden vlot en efficiënt creëren, kopiëren, verplaatsen, hernoemen en verwijderen op pc-niveau en op netwerkniveau. De begrippen comprimeren, decomprimeren en zelfextraherend bestand toelichten. Een bestand comprimeren en decomprimeren. Een zelfextraherend bestand maken. Gewiste mappen herstellen. De verschillende gradaties van wissen kennen. Gewiste of beschadigde bestanden herstellen. Efficiënt bestanden zoeken. Een gedetailleerde inhoudstafel van een schijf in de gewenste volgorde op het scherm weergeven, afdrukken en interpreteren. Bepaalde mappen of bestanden van twee onderscheiden systemen synchroniseren.
Comprimeren. Decomprimeren. Zelfextractie.
Bestandskenmerken, onder meer naam, omvang, datum, alleen-lezen, verborgen, systeem, archivering. Bijvoorbeeld bestanden of mappen op een laptop en een desktop, op een laptop en een fileserver of op een desktop en een fileserver.
Gebruikersinterface Raamdoelstelling 19: Efficiënte, functionele en uniforme gebruikersinterfaces configureren. 3.2.4.49
3.2.4.50 3.2.4.51
3.2.4.52
3.2.4.53
De elementen van het bureaublad aanpassen aan de wensen van de gebruiker. Eenvormigheid en efficiëntie nastreven bij het configureren van het bureaublad. Het startmenu configureren en functioneel organiseren. Een systeem zodanig configureren dat bepaalde programma’s automatisch starten bij het aanschakelen van het systeem. De koppeling maken of verbreken tussen bestandstypes en de toepassing waarmee ze geopend worden. Gebruikersprofielen toelichten, instellen, aanpassen en verwijderen.
Onder meer snelkoppeling maken, configureren en verwijderen. Taakbalk. Schermbeveiliging. Energiebeheer. Startmenu.
Gebruikersprofiel.
Installatie en beheer van toepassingsprogrammatuur Raamdoelstelling 20: Een softwarepakket installeren en onderhouden binnen een bepaald besturingssysteem. 3.2.4.54 3.2.4.55
Een gegeven softwarepakket installeren en startklaar maken binnen het besturingssysteem. Een softwarepakket upgraden. Deelcomponenten toevoegen en verwijderen.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
24
Bijvoorbeeld add-in, add-on, patch, service pack.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.4.56
Een softwarepakket onderhouden.
3.2.4.57
Een softwarepakket volledig desinstalleren.
3.2.5
Netwerken
Onderhouden met inbegrip van het herstellen van beschadigde instellingen, van verdwenen bestanden ... Desinstalleren met inbegrip van het verwijderen van overtollige restanten.
Voorafgaande opmerking: De pakketoverschrijdende vaardigheden en attitudes van punt 4.2.1 blz. 127 moeten ook bij Netwerkprogrammatuur nagestreefd worden.
Algemene begrippen Raamdoelstelling 21: Algemene begrippen en concepten in verband met netwerken toelichten. Het voordeel van het werken in een netwerk omschrijven. 3.2.5.1 3.2.5.2
3.2.5.3
3.2.5.4 3.2.5.5
3.2.5.6 3.2.5.7
De voor- en nadelen van een computer in een netwerk afwegen tegenover een stand-alone-pc. In algemene bewoordingen het onderscheid toelichten tussen mainframesysteem, minicomputersysteem en pc-netwerk. Enkele algemene begrippen met betrekking tot netwerken toelichten en illustreren met een voorbeeld. Het onderscheid tussen lokale en centrale verwerking toelichten. De organisatie van programma's en gegevens in een cliënt/servermodel in algemene bewoordingen toelichten. De rol van een netwerkbeheerder omschrijven en toelichten. Het begrip knooppunt in een netwerk toelichten.
Computer in netwerk versus stand-alonepc. Mainframe, minicomputer, pc-netwerk.
LAN, MAN, WAN.
Cliënt/servermodel. Front-end. Back-end.
Netwerkbeheerder. Knooppunt.
Raamdoelstelling 22: De belangrijkste begrippen, concepten en kenmerken in verband met een bepaalde netwerkarchitectuur toelichten. 3.2.5.8
3.2.5.9 3.2.5.10
3.2.5.11 3.2.5.12 3.2.5.13
De belangrijkste elementen die de netwerkarchitectuur bepalen, opnoemen en bondig toelichten. De belangrijkste netwerkarchitecturen noemen en bondig toelichten. De belangrijkste kenmerken van één bepaalde netwerkarchitectuur toelichten. De soorten bekabeling van een netwerk beschrijven en de eigenschappen met elkaar vergelijken. De belangrijkste fysische netwerktopologieën noemen en bondig toelichten. De belangrijkste logische netwerktopologieën noemen en bondig toelichten.
Medium. Topologie. Toegangsprotocol. Communicatieprotocol. Onder meer Ethernet, Token Passing Ring, fibernetwerk (FDDI). Onder meer bandbreedte, transmissiesnelheid, typische componenten, maximum aantal nodes, segmentlengte. Onder meer coax, twisted pair (utp), glasvezelkabel, draadloze connectie. Onder meer sterverbinding, busverbinding, ringverbinding, maasverbinding. Netwerktoegangsprotocollen, bijvoorbeeld lijnaftasting (CSMA/CD), tokentransmissie (token passing).
Raamdoelstelling 23: De belangrijkste begrippen en concepten in verband met communicatie tussen pc’s toelichten. 3.2.5.14
Een lagenmodel hanteren als referentiekader bij het toelichten van communicatie tussen computersystemen.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
25
Bijvoorbeeld OSI-model, TCP/IP-model.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.5.15 3.2.5.16 3.2.5.17 3.2.5.18
De functie en het belang van een protocol voor een goede communicatie toelichten. Enkele belangrijke communicatieprotocollen noemen en bondig toelichten. De noodzaak van adressering en de structuur van sommige adrestypes toelichten. De begrippen subnet en subnetmasker, en de functie ervan toelichten.
Bijvoorbeeld TCP/IP, IPX/SPX, NetBEUI. Onder meer computernaam, MAC-adres, IP-adres. Subnet. Subnetmasker.
Raamdoelstelling 24: De componenten die een rol spelen bij de implementatie van een netwerk kennen en hun functie toelichten. 3.2.5.19
De belangrijkste componenten van een netwerk aanwijzen, benoemen en hun functie omschrijven.
3.2.5.20
Enkele infrastructurele voorzieningen m.b.t. het aanbrengen van bekabeling in een gebouw kennen en bondig toelichten. Enkele interconnecties in een netwerk noemen en hun functie toelichten. Het begrip backbone en de functie ervan in een netwerk toelichten. Het schema van een computernetwerk toelichten en de belangrijkste componenten aanwijzen. Het verschijnsel bottle-neck bondig toelichten en omstandigheden noemen waarin deze kan ontstaan.
3.2.5.21 3.2.5.22 3.2.5.23 3.2.5.24
Onder meer werkstation, server, hub, router, transportmedium, interfaces (netwerkkaart, ISDN-adapter, modemkaart), gedeelde randapparaten (netwerkprinters, cd-rom), back-upmedia, noodbatterij, specifieke serverdiensten. Bijvoorbeeld intelligent gebouw, gestructureerde bekabeling, kabelgeulen, muurstekkers. Onder meer versterker (repeater, access point), hub, bridge, switch, router.
Bijvoorbeeld het computernetwerk op school of in het stagebedrijf.
Server en werkstations Raamdoelstelling 25: De functie van een server en van werkstations toelichten. Verschillende serverdiensten toelichten. 3.2.5.25 3.2.5.26 3.2.5.27
3.2.5.28
De functie van servers en van werkstations in een netwerk toelichten. Het onderscheid toelichten tussen een voorbehouden en een niet-voorbehouden server. Enkele specifieke serverdiensten opnoemen en hun functie omschrijven.
Server. Werkstation. Voorbehouden (dedicated) en niet-voorbehouden (non dedicated) server. Serverdiensten, bijvoorbeeld fileserver, printserver, toepassingsserver, databaseserver, mailserver, communicatieserver, aanmeldingsserver, webserver, proxyserver, domeinserver.
Weten in welke mate serverdiensten fysisch opgesplitst of gegroepeerd kunnen worden en de gevolgen hiervan kennen, onder meer op het vlak van performantie, gebruikersgemak, bedrijfszekerheid, flexibiliteit, kostprijs.
Netwerkbesturingssystemen Raamdoelstelling 26: Het verschil tussen enkele netwerkbesturingssystemen toelichten vanuit het standpunt van de gebruiker en van de beheerder.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
26
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.5.29
3.2.5.30
3.2.5.31
Het onderscheid toelichten tussen een peer-topeer-omgeving en een servergestuurde omgeving. De kenmerken van beide netwerktypes met elkaar vergelijken vanuit het standpunt van de gebruiker en van de netwerkbeheerder. Courante implementaties van peer-to-peer-netwerkbesturingssystemen in algemene bewoordingen bespreken. Courante implementaties van servergestuurde netwerkbesturingssystemen noemen en in algemene bewoordingen bespreken. Enkele basisbegrippen van een tweetal systemen kennen en in globale bewoordingen met elkaar vergelijken.
Peer-to-peer. Servergestuurd.
Bijvoorbeeld verschillende MS Windowsversies. Bijvoorbeeld MS Windows, Novell Netware, Unix, Linux.
Installatie en uitbreiding van een netwerk Raamdoelstelling 27: Enkele belangrijke componenten (onder meer een server, een serverdienst, een werkstation en een printer) installeren in een netwerk. 3.2.5.32
Voor een gegeven situatie de minimale vereisten specificeren waaraan een server moet voldoen.
3.2.5.33
Voor een gegeven situatie de minimale vereisten specificeren waaraan een werkstation moet voldoen. Voor een gegeven situatie een netwerkkaart selecteren op basis van relevante technische factoren. Een bepaald bekabelingstype in verband brengen met typische hulpstukken en omgekeerd.
3.2.5.34
3.2.5.35
3.2.5.36 3.2.5.37 3.2.5.38 3.2.5.39 3.2.5.40
3.2.5.41
3.2.5.42
3.2.5.43
Een servergestuurd netwerkbesturingssysteem installeren op een server. De opstartprocedure van een server interpreteren en toelichten. Een server op foutbestendige wijze opstarten en uitschakelen. Een netwerkstation op een bestaand netwerk aansluiten. Een printer op een bestaand netwerk aansluiten en toegankelijk maken voor verscheidene gebruikers. Naast bestaande serverdiensten een bijkomende serverdienst installeren in een operationeel netwerk. Netwerkcomponenten installeren in een bestaand netwerk.
Onder meer processor(en), verwerkingssnelheid, busbreedte, werkgeheugen- en hardeschijfcapaciteit, fouttolerantie, uitbreidingsmogelijkheden, back-upmedia, noodbatterij, bedrijfszekerheid, performantie, omgevingsfactoren (locatie, klimaat, beveiliging).
Factoren zoals architectuur van het werkstation, netwerkarchitectuur, bekabelingstype, transmissiesnelheid. Bijvoorbeeld (utp) RJ45-connector, hub. Bijvoorbeeld (coax) BNC-stekker, T-stuk, terminator.
Opstartparameters en configuratiebestanden. Netwerkkaart (NIC). Cliënt, protocol en diensten (services).
Bijvoorbeeld een webserver, een mailserver, een proxyserver, een communicatieserver. Onder meer een hub of een switch opnemen in een netwerk, bekabeling leggen, connectoren op een kabel monteren, een router installeren.
De factoren die de performantie van het netwerk beïnvloeden, kennen en toelichten, en op basis hiervan passende componenten kiezen.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
27
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.5.44
Werkstations met verschillende verwante besturingssystemen op een bestaand netwerk aansluiten.
Bijvoorbeeld verschillende Windowsimplementaties.
Netwerkbeheer Raamdoelstelling 28: Gebruikers en goed gestructureerde gebruikersgroepen op efficiënte wijze aanmaken. Aan gebruikers(groepen) gepaste toegangs- en gebruikersrechten verstrekken en deze efficiënt beheren. 3.2.5.45
3.2.5.46
3.2.5.47 3.2.5.48 3.2.5.49 3.2.5.50
3.2.5.51
3.2.5.52
3.2.5.53 3.2.5.54 3.2.5.55
De begrippen gebruikersnaam, wachtwoord, gebruikersgroep, toegangsrechten en gebruikersrechten toelichten. De hiërarchische samenhang tussen de onderscheiden toegangs- en gebruikersrechten van een bepaalde gebruiker toelichten. Een nieuwe gebruiker en gebruikersgroep creëren en toegang verschaffen tot het netwerk. Toegangs- en gebruikersrechten definiëren, instellen en wijzigen. Gebruikersprofielen definiëren, instellen en wijzigen. Aan een bestaande gebruiker en/of gebruikersgroep de toegang tot het netwerk geheel of gedeeltelijk ontnemen. In een concrete situatie voor een gegeven gebruiker en gebruikersgroep nagaan over welke rechten hij beschikt voor een bepaalde systeembron. In een concrete situatie voor een gegeven netwerkbron nagaan welke gebruikers toegang hebben. Een lijst oproepen van de ingelogde gebruikers. De functie van een aanmeldingsscript voor een gebruiker toelichten. Een aanmeldingsscript gebruiken, opstellen en aanpassen.
Gebruikersnaam, wachtwoord, gebruikersgroep, toegangsrechten, gebruikersrechten.
Gebruikersprofiel.
Aanmeldingsscript (inlogscript).
Raamdoelstelling 29: Enkele specifieke beheerstaken in een servergestuurd netwerk uitvoeren. 3.2.5.56 3.2.5.57
3.2.5.58 3.2.5.59
3.2.5.60 3.2.5.61
3.2.5.62
Een lijst oproepen van de actieve servers of serverdiensten. Een lijst oproepen van de beschikbare netwerkbronnen, hun eigenschappen interpreteren en aanpassen. De functie en de werking van een printwachtrij omschrijven. Een afdruktaak onderbreken, afdruktaken uit de printwachtrij verwijderen, prioriteiten en/of volgorde van afdruktaken wijzigen. Vanaf een netwerk-pc de controle overnemen over de server of over een andere pc. Toelichten hoe men van op afstand een werkstation of een server kan benaderen en controleren. Gebeurtenissen op een netwerk automatisch registreren in een logboek. Het logboek raadplegen en interpreteren.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
28
Onder meer verschillende werkstations, printers, gedeelde componenten op het netwerk, printwachtrij, externe toegang. Printwachtrij.
Remote access (system). Telnet.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.5.63 3.2.5.64
Alert zijn voor de performantie van het netwerk. Zo nodig gepaste acties ondernemen. Een systeem voor het opvolgen van netwerkgebruik toelichten.
Accounting. Logboeken.
Installatie en beheer van toepassingsprogrammatuur Raamdoelstelling 30: Inzicht verwerven in gebruik en beschikbaar stellen van al dan niet gedeelde bronnen, toepassingen en serverdiensten in een servergestuurde netwerkomgeving. Diverse installaties effectief doorvoeren. 3.2.5.65
Inzicht verwerven in de courante bewerkingen die een modale gebruiker in een netwerkomgeving uitvoert.
3.2.5.66
Inzicht verwerven in efficiënte installatie en gebruik van gedeelde toepassingen en bestanden. Weten waar bij een installatie de verschillende componenten geplaatst (moeten) worden, de gevolgen daarvan correct inschatten en zo nodig gepaste acties ondernemen. Softwarepakketten installeren in een servergestuurde netwerkomgeving en toegankelijk maken voor de gebruikers.
3.2.5.67
3.2.5.68
3.2.5.69
Het delen van bronnen door verschillende gebruikers toelichten. Bronnen gedeeld beschikbaar stellen op een netwerk.
Onder meer inloggen, uitloggen, wachtwoord wijzigen, netwerkboodschap versturen, netwerkprinter gebruiken, serverdiensten gebruiken. Gedeelde toepassingen en bestanden. Plaats van onder meer gedeelde bestanden, gedeelde toepassingen, componenten, sjablonen. Onder meer automatische installatie, automatische configuratie, gedistribueerde installatie, gedeelde toepassing, frontend/back-end-installatie. Onder meer map, bestand, optische gegevensdrager (cd-rom of dvd) en printer.
Raamdoelstelling 31: Softwarepakketten en serverdiensten beheren en onderhouden in een servergestuurde netwerkomgeving. 3.2.5.70 3.2.5.71 3.2.5.72
3.2.5.73
Softwarepakketten en serverdiensten aanpassen aan de wensen en de noden van de gebruiker. Softwarepakketten en serverdiensten upgraden. Deelcomponenten toevoegen en verwijderen. Softwarepakketten en serverdiensten onderhouden. Softwarepakketten en serverdiensten volledig desinstalleren.
Configureren. Bijvoorbeeld add-in, add-on, patch, service pack. Onderhouden met inbegrip van het herstellen van beschadigde instellingen, van verdwenen bestanden ... Desinstalleren met inbegrip van het verwijderen van overtollige restanten.
Automatisatie van beheerstaken Raamdoelstelling 32: Eenvoudige taken binnen de systeem- en netwerkomgeving automatiseren. 3.2.5.74
3.2.5.75
3.2.5.76 3.2.5.77
Eenvoudige taken binnen de systeem- en netwerkomgeving automatiseren, onder meer via batchbestand en scripting. Relevante systeemcommando’s kennen en interactief (aan de prompt) en in een batchbestand gebruiken. Belangrijke objectmodellen toelichten. Belangrijke objecten kennen en interactief (aan de prompt) en in een script gebruiken.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
29
Bijvoorbeeld bestandsbeheer, profielen, het beheer van gebruikers, gebruikersgroepen, toegangs- en gebruikersrechten.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.6
Communicatie Raamdoelstelling 33: De belangrijkste begrippen en concepten in verband met communicatie tussen een pc en het Internet of een aanverwante communicatiestructuur toelichten en hanteren.
3.2.6.1 3.2.6.2 3.2.6.3 3.2.6.4 3.2.6.5 3.2.6.6 3.2.6.7 3.2.6.8 3.2.6.9 3.2.6.10 3.2.6.11
3.2.6.12 3.2.6.13
3.2.7
De belangrijkste types communicatie-interfaces noemen en hun kenmerken vergelijken. De kenmerken van verschillende actuele communicatietechnologieën vergelijken. Het begrip huurlijn omschrijven. De rol van een naamserver toelichten. Het begrip gedistribueerde gegevensverwerking in algemene bewoordingen toelichten. Het onderscheid tussen een statisch en een dynamisch IP-adres toelichten. Aan een gegeven pc een IP-adres en een subnetmasker toekennen. De begrippen intranet, extranet en virtueel privénetwerk toelichten. Het begrip routing toelichten. Op een gegeven pc nagaan of er een verbinding bestaat met een bepaalde andere pc. Met behulp van een tool knooppunten traceren die door de pakketten doorlopen worden bij een bepaalde verbinding. Het begrip gateway toelichten. Een stand-alone-pc en een netwerk-pc klaarmaken voor Internetgebruik.
Onder meer (klassieke) modem, kabelmodem, XDSL-modem, ISDN-kaart. Onder meer snelheid, bandbreedte, werking en performantie. Huurlijn. Onder meer DNS-server. DNS. Statisch IP-adres. Dynamisch IP-adres. Zowel automatisch als manueel. Intranet, extranet, virtueel privé-netwerk. Routing. Bijvoorbeeld via Ping. Bijvoorbeeld via Tracert.
Gateway.
Beveiliging Raamdoelstelling 34: De belangrijkste risico’s (onder meer fysische beschadiging, malafide software, hacking) kennen en toelichten, en spontaan preventieve beveiligingsmaatregelen implementeren.
3.2.7.1
Alert zijn voor misbruik en permanent zorg dragen voor de interne beveiliging van het eigen netwerk tegen misbruik door (gewezen) werknemers en bezoekers.
3.2.7.2
Enkele courante technieken omschrijven waarmee men van buitenaf op onrechtmatige wijze toegang kan krijgen tot of schade kan aanrichten aan het bedrijfsnetwerk. Enkele factoren opnoemen en toelichten die bijdragen tot de beveiliging van een bedrijfsintern netwerk tegen misbruik van buitenaf. Enkele vormen van malafide software omschrijven, toelichten welke schade ze kunnen aanrichten en dit illustreren met voorbeelden. Het belang van een goede protectie toelichten. Een efficiënt afweersysteem installeren, configureren en frequent actualiseren. Alert zijn voor mogelijke leemtes in de afscherming. Attitudevorming bij medegebruikers nastreven.
3.2.7.3
3.2.7.4
3.2.7.5
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
30
Onder meer gebruikersnaam en wachtwoord op verantwoorde wijze kiezen, geregeld het wachtwoord wijzigen, gebruikerslijst geregeld actualiseren, bestanden en mappen verantwoord plaatsen. Onder meer hacking.
Bijvoorbeeld firewall, dial back, authentificatie, versleuteling (encryptie). Onder meer virus, worm, Trojaans paard, hoax.
Antivirussoftware. (Persoonlijke) firewall.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.7.6
3.2.7.7 3.2.7.8 3.2.7.9 3.2.7.10 3.2.7.11 3.2.7.12 3.2.7.13 3.2.7.14
3.2.8
Nagaan of een pc of een bepaalde gegevensdrager geïnfecteerd is en desgevallend desinfecteren. Het belang van een goede en systematische back-upprocedure toelichten. Enkele soorten back-upprocedures toelichten en met elkaar vergelijken. Enkele elementen van een back-upstrategie toelichten. Weten welke bestanden voor back-up in aanmerking komen. Een systeem voor het automatisch back-uppen installeren en configureren. De reservekopie van een bestand in haar oorspronkelijke staat terugzetten en testen. Back-upmedia verifiëren, onder de geschikte fysische omstandigheden bewaren en beheren. Enkele vormen van beveiliging voor werkstations en servers noemen en bondig toelichten.
Onder meer volledige back-up en incrementele back-up. Bijvoorbeeld een rotatieschema voor backupmedia. Onder meer gegevensbestanden, bepaalde systeembestanden.
Bijvoorbeeld back-up, beeld (image), diskmirroring, disk-duplexing, RAID, noodbatterij (UPS).
Herstelling en onderhoud Raamdoelstelling 35: Eenvoudige herstel- en onderhoudsoperaties aan pc’s efficiënt en op economisch verantwoorde wijze doorvoeren.
3.2.8.1
3.2.8.2
De vereiste voorzorgsmaatregelen bij de manipulatie van pc-componenten kennen en toepassen en met de nodige omzichtigheid te werk gaan. Omzichtigheid aan de dag leggen bij de installatie van nieuwe componenten of software.
3.2.8.3
Indien mogelijk een systeem herstellen met behulp van de ingebouwde voorzieningen.
3.2.8.4
Bij het actualiseren van een computer rekening houden met economische overwegingen zoals kostprijs en performantie. Vaststellen of een bepaalde actualisering effectief de moeite loont. Bij de ontmanteling van een computer vaststellen welke componenten voor recuperatie onder de vorm van vervangstukken in aanmerking komen. Diverse componenten op ordelijke wijze demonteren, markeren, stockeren en waar mogelijk hergebruiken. Foutboodschappen in verband met slecht werkende apparatuur interpreteren en de gepaste acties ondernemen. Werken met diverse tools.
3.2.8.5
3.2.8.6
3.2.8.7
3.2.8.8
3.2.8.9
Kleine defecten aan randapparatuur identificeren en verhelpen.
3.2.8.10
Preventief en curatief onderhoud doorvoeren.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
31
Onder meer met betrekking tot statische elektriciteit.
Onder meer met betrekking tot compatibiliteit, standaardisering en bedrijfszekerheid. Bijvoorbeeld opstartdiskette, hersteldiskette, herstelconsole, schijfcontrole.
Onder meer bestandsbeheer, netwerkbeheer, configuratie-analyse, systeemdiagnose. Bijvoorbeeld slecht functionerende muis, problemen met papierdoorvoer, defecte kabel, slechte verbinding. Bijvoorbeeld stofvrij maken, verbindingen controleren, harde schijven defragmenteren.
TSO 3e graad Informaticabeheer
3.2.8.11 3.2.8.12
Diverse kabels op ordelijke wijze markeren, bevestigen en opbergen. Zich bij de installatie van apparatuur bewust zijn van fysische omstandigheden die de werking van de apparatuur kunnen beïnvloeden.
3.2.9
Ergonomie en milieu
Onder meer netwerkbekabeling, voedingskabels, printerkabels ... Onder meer koude, verhitting, stof, statische elektriciteit, inductie via elektrische kabels, storende elektrische apparaten, fluctuaties in de stroomvoorziening, potentiaalverschillen tussen gebouwen.
Raamdoelstelling 36: Zich bewust zijn van het bestaan van milieu- en ergonomische voorschriften, en de belangrijkste ervan kennen en toepassen. 3.2.9.1
3.2.9.2
3.2.9.3
3.2.9.4
3.3
Weten dat computerapparatuur onderworpen is aan wettelijke voorschriften m.b.t. milieu en ergonomie. Overleggen met de verantwoordelijke van de Dienst Preventiebeleid. Toepasselijke voorschriften opzoeken. Alert zijn voor de milieu-effecten van computergebruik en spontaan voorzorgsmaatregelen nemen.
Enkele regels kennen en toepassen betreffende het ergonomisch correct gebruik van het computersysteem. Mogelijke gevolgen van het negeren van ergonomische voorschriften kennen.
Bijvoorbeeld papier- en inkt- of tonerverbruik inperken; voorlopige versies op het scherm beoordelen in plaats van op papier afdrukken; energiebesparende functies van apparaten inschakelen; pc’s, printers en toners recycleren. Bijvoorbeeld zithouding, afstand tot het scherm, plaats van het klavier, positie van de handen. Bijvoorbeeld RSI.
Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
3.3.1
Bij de uitleg van termen en begrippen legt de leraar de klemtoon op de wijze waarop deze van belang zijn voor het correct en optimaal functioneren van de toepassing waarmee de leerling werkt. De leerling moet deze termen en begrippen kunnen aanwenden om nieuwe informatie te begrijpen en om over een bepaald probleem een oordeel uit te spreken.
3.3.2
Encyclopedische kennis als doel op zich moet vermeden worden. De leerlingen moeten met de termen en de concepten leren omgaan vanuit een praktijkgerichte invalshoek.
3.3.3
De websites van belangrijke hardwareconstructeurs en -leveranciers leveren een schat aan informatie over computerapparatuur. Interessante oefeningen bestaan er bijvoorbeeld in leerlingen op het Internet te laten opzoeken welke de specificaties zijn van actuele pc-aanbiedingen, de componenten van de eigen pc's op te zoeken, na te gaan of er nieuwe stuurprogramma's beschikbaar zijn voor de apparatuur in de computerklas ...
3.3.4
Sommige hardwareleveranciers bieden de mogelijkheid dat de klant zelf via het Internet een offerte samenstelt, waarbij de klant zelf de specificaties voor de apparatuur invult; de leraar kan dan bijvoorbeeld een reële bedrijfssituatie schetsen en de leerlingen vragen via het Internet een offerte samen te stellen en de prijs van de gewenste configuratie te genereren, eventueel bij verschillende leveranciers.
3.3.5
Door middel van demonstratieprogramma's kunnen de hardwarecomponenten van verschillende pc-configuraties met elkaar worden vergeleken. Dergelijke programma's kunnen van het Internet gedownload worden.
3.3.6
De ICT-coördinator kan een logboek bijhouden van problemen die optreden in de computerklassen. Deze problemen kunnen worden voorgelegd aan de leerlingen Informaticabeheer. Ze
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
32
TSO 3e graad Informaticabeheer
moeten in staat zijn oplossingen voor te stellen en deze te vergelijken met de oplossingen die de ICT-coördinator aangebracht heeft. 3.3.7
Leerlingen kunnen onder begeleiding belast worden met sommige taken van systeembeheer in de computerklassen. Dit gebeurt onder toezicht van de ICT-coördinator. Als hulpmiddel kan de leraar bijvoorbeeld een controlelijst samenstellen aan de hand waarvan de pc's onderzocht worden en waarop de behandelde punten (zo nodig na herstelling) afgevinkt worden. Een ander hulpmiddel kan een logboek zijn van de problemen die opgetreden zijn en van de oplossingen die de leerlingen uitgevoerd hebben.
3.3.8
De leerplandoelstellingen m.b.t. codering hebben tot doel de leerling voldoende kennis en inzicht bij te brengen om zinvol met deze codes om te gaan en ze correct te interpreteren. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling de leerlingen uitvoerig te leren rekenen in diverse talstelsels.
3.3.9
De pakketoverschrijdende vaardigheden en attitudes van punt 4.2.1 blz. 127 moeten ook bij Systeemprogrammatuur (punt 3.2.4 blz. 115) en Netwerkprogrammatuur (punt 3.2.5 blz. 118) nagestreefd worden.
3.3.10
Men kan sprekers uitnodigen om uiteenzettingen te geven over de meest recente ontwikkelingen of over apparatuur die binnen de school niet beschikbaar is, zoals grote netwerken of actuele communicatietechnologie. Ook bedrijfsbezoeken (en eventueel beursbezoeken) komen hiervoor in aanmerking.
TV Toegepaste informatica 3 – Beheer van computersystemen en -netwerken
33
TSO 3e graad Informaticabeheer
4
GEBRUIK EN BEHEER VAN SOFTWAREPAKKETTEN
4.1
Beginsituatie
De leerlingen hebben in de 2e graad Handel TSO reeds gewerkt met de belangrijkste kantoortoepassingen (tekstverwerking, rekenblad, gegevensbeheer) en kunnen deze reeds vlot en efficiënt hanteren om eenvoudige problemen op te lossen. Ze zijn vertrouwd met een grafisch besturingssysteem, beschikken over de basisvaardigheid in het tienvingerblind typen en maken vlot gebruik van de muis. In de derde graad wordt op deze voorkennis voortgebouwd. Leerlingen die uit andere studierichtingen instromen en niet over deze voorkennis beschikken, dienen deze zo snel mogelijk op te bouwen zonder de voortgang van de cursus te vertragen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren via • • • • •
zelfstudie; vakantiecursussen; speciale lessen buiten de normale schooltijd; extra les voor de betrokken deelgroep in het kader van het complementair gedeelte; ...
Ook indien relatief veel leerlingen instromen uit andere studierichtingen, is het niet aanvaardbaar dat in de 3e graad een belangrijk deel van de lessen besteed wordt aan het systematisch verwerven van de voorkennis van de 2e graad.
4.2
Leerplandoelstellingen
Leerinhouden
4.2.1
Pakketoverschrijdende vaardigheden en attitudes Voorafgaande opmerking: Deze pakketoverschrijdende vaardigheden en attitudes moeten ook nagestreefd worden bij de Systeemprogrammatuur (punt 3.2.4 blz. 115). Raamdoelstelling 37: De belangrijkste pakketoverschrijdende vaardigheden en attitudes verwerven die relevant zijn bij het werken met een softwarepakket.
4.2.1.1
4.2.1.2
4.2.1.3
4.2.1.4
4.2.1.5
4.2.1.6
Spontaan, vlot en efficiënt gebruik maken van de ingebouwde helpfunctie voor het oplossen van problemen. Spontaan, vlot en efficiënt gebruik maken van de begeleiding die het softwarepakket biedt voor het uitvoeren van deeltaken. De waarde van dergelijke hulpmiddelen correct inschatten en beslissen in welke omstandigheden ze zinvol gebruikt kunnen worden en in welke niet. Zich op vlotte en efficiënte wijze bedienen van alle relevante interactiemogelijkheden bij het gebruik van een softwarepakket. Zich in bekende en minder bekende situaties binnen een softwarepakket oriënteren aan de hand van schermaanduidingen. De diverse entiteiten herkennen en vaststellen welke acties ondernomen kunnen worden. Spontaan, vlot en efficiënt gebruik maken van hulpmiddelen om de lay-out en de inhoud van veelgebruikte documenten vast te leggen.
TV Toegepaste informatica 4 – Gebruik en beheer van softwarepakketten
34
Helpfunctie.
Wizard, coach.
Werkbalken, (snel)menu's, sneltoetsen.
Statusbalk. Meldingen. Foutmeldingen.
Sjablonen, onder meer bij tekstverwerking, elektronisch publiceren, elektronisch presenteren, gegevensbeheer, rekenblad.
TSO 3e graad Informaticabeheer
4.2.1.7
4.2.1.8
4.2.1.9
4.2.1.10
De belangrijkste eigenschappen, methoden en gebeurtenissen van courante objecten kennen, interpreteren en aanpassen. Bestaande macro's uitvoeren binnen diverse componenten van een geïntegreerd softwarepakket. Spontaan bekende en minder bekende mogelijkheden van een softwarepakket gericht exploreren om een oplossing te realiseren. Een verantwoorde keuze maken uit de beschikbare programmatuur voor het efficiënt realiseren van de oplossing van een gegeven probleem.
Macro's, onder meer binnen tekstverwerking, gegevensbeheer, rekenblad.
Functionaliteit van de gebruikte softwarepakketten.
Raamdoelstelling 38: De belangrijkste pakketoverschrijdende vaardigheden en attitudes verwerven die relevant zijn bij het beheren van een softwarepakket. 4.2.1.11 4.2.1.12
4.2.1.13 4.2.1.14 4.2.1.15
4.2.1.16
Vlot en efficiënt de opstartopties van een gegeven softwarepakket hanteren. Inzicht verwerven in de standaardinstellingen van een bepaald softwarepakket, de implicaties ervan op het functioneren van het pakket kennen en eventuele aanpassingen doorvoeren. Een pakket configureren naar de wensen en de noden van gebruikers. Een geïnstalleerd pakket spontaan onderhouden en uitbreiden. Weten waar bijkomende informatie gevonden kan worden in verband met aanpassingen, uitbreidingen, nieuwe versies of met problemen die zich bij het gebruik van een pakket kunnen voordoen. De opportuniteit van de introductie van (een nieuwe versie van) een pakket in de bestaande systeemcontext spontaan onderzoeken en de gevolgen correct inschatten.
Bijvoorbeeld add-ons, add-ins, patches, service packs. Helpdesk, handleiding, naslagwerk, tijdschrift, internet, nieuwsgroepen ...
Prijs, licentievoorwaarden, configuratievereisten, opleidingsvereisten, leercurve ...
Raamdoelstelling 39: Inzichtelijk werken met verschillende bestandsformaten en met gegevensoverdracht tussen softwarepakketten. 4.2.1.17
4.2.1.18
4.2.1.19 4.2.1.20
4.2.1.21 4.2.1.22
Weten dat de bestandsformaten van onderscheiden pakketten of van onderscheiden versies van hetzelfde pakket van elkaar kunnen verschillen en hiermee rekening houden bij het uitwisselen van bestanden. Verschillende bestandsformaten kennen en herkennen, de onderlinge uitwisselbaarheid kennen en de vereiste conversies doorvoeren. De beperkingen en de gevaren kennen van (automatische) conversie van bestanden. Het onderscheid toelichten tussen verschillende vormen van gegevensoverdracht.
Inzichtelijk werken met statische en dynamische gegevensoverdracht. De gevolgen kennen van het statisch of dynamisch invoegen van tekstbestanden, tabellen en grafische voorstellingen in een bestaand document en hierop anticiperen.
TV Toegepaste informatica 4 – Gebruik en beheer van softwarepakketten
35
Bestandscompatibiliteit tussen verschillende pakketten. Opwaartse en neerwaartse bestandscompatibiliteit bij eenzelfde pakket.
Onder meer tekstverloop, verlies van nietondersteunde codes of van kwaliteit. Statische gegevensoverdracht of statisch invoegen van gegevens. Dynamische gegevensoverdracht of dynamisch invoegen van gegevens. Importeren, koppelen, converteren. Begrippen bron (server) en doel (cliënt). Onder meer voor bestandsgrootte, lay-out en performantie.
TSO 3e graad Informaticabeheer
Raamdoelstelling 40: Als gebruiker inzichtelijk werken met andere gebruikers aan dezelfde bestanden. 4.2.1.23 4.2.1.24
4.2.2
Vlot en efficiënt met verschillende gebruikers aan eenzelfde bestand werken. Het begrip vergrendeling en de betekenis ervan voor de gebruiker toelichten, en gepast reageren op boodschappen die betrekking hebben op de toegang tot vergrendelde bestanden.
Onder meer versiebeheer van een (tekst)bestand. Vergrendeling van tekst-, gegevens- en andere bestanden.
Tekstverwerking Raamdoelstelling 41: Vlot en efficiënt werken met een pakket voor tekstverwerking en voldoende vertrouwd zijn met de functionaliteiten die dit pakket biedt.
4.2.2.1
4.2.2.2
4.2.2.3
4.2.2.4
4.2.2.5 4.2.2.6
4.2.2.7
4.2.2.8 4.2.2.9
4.2.2.10 4.2.2.11
4.2.2.12 4.2.2.13
De basismogelijkheden om tekst in te voeren, te wijzigen, te groeperen en op te maken efficiënt gebruiken. De in het pakket aanwezige functies voor het efficiënt aanbrengen en wijzigen van de opmaak in functie van een beoogd resultaat met inzicht gebruiken. Een verantwoorde indeling in bladzijden realiseren. Ongewenste pagina-overgangen vermijden. Lijsten en verwijzingen op accurate wijze met de gepaste vormgeving automatisch aanmaken, en de vormgeving of de inhoud zo nodig op efficiënte wijze manueel aanpassen. Voetnoten en eindnoten op deskundige wijze in een document invoegen en bewerken. Het nut van sjablonen of modellen verwoorden. Sjablonen of modellen op gepaste wijze gebruiken, ontwerpen en wijzigen. Standaarddocumenten en formulieren gebruiken en ontwerpen. Vlot en efficiënt werken met kolommen en tabellen. Tabellen of grafische componenten statisch of dynamisch in een document opnemen en enkele kenmerken aanpassen (grootte, positie ...).
Documenten op automatische wijze verwerken. Op efficiënte wijze werken met (veld)codes. Gegevens uit een al dan niet extern gegevensbestand in een bepaalde volgorde en/of volgens een bepaalde selectie met standaardtekst samenvoegen. Een tekst inscannen en bewerken tot een correcte tekst. Teksten die beschikbaar zijn in een vormgeving, bestandsformaat, normering en dergelijke die afwijken van de eigen huisstijl, importeren en conformeren aan de voorschriften.
TV Toegepaste informatica 4 – Gebruik en beheer van softwarepakketten
36
Opmaakprofielen of -stijlen gebruiken, maken, wijzigen. Hiërarchie van opmaakprofielen. Lay-out van automatische nummering. Automatisch nummeren van kopjes, lijsten en overzichten. Onder meer vermijden van weduwen, zwevende regels, kopjes onderaan de pagina. Inhoudsopgave. Trefwoordenlijst. Referentielijst. Lijst van figuren of tabellen. Kruisverwijzing. Voetnoot. Lay-out van een voetnoot. Eindnoot. Lay-out van een eindnoot. Sjablonen of modellen, onder meer met aangepaste werkbalken, formuliersjablonen, wizards. Bijvoorbeeld brieven, memo's, verslagen, bestelbonnen, contracten, facturen, enquêteformulieren.
Bijvoorbeeld figuren, grafieken, illustraties, organigrammen, die worden ingescand, van het scherm gecapteerd, of ingelezen van de harde schijf, een cd-rom, het intranet of het Internet. Velden, macro’s, formulieren. Onder meer gepersonaliseerde briefwisseling, etiketten, briefomslagen.
OCR. Bijvoorbeeld ingescande teksten, teksten in ASCII-formaat of opgemaakt met een andere tekstverwerker, teksten geïmporteerd van het Internet.
TSO 3e graad Informaticabeheer
4.2.2.14
Taalkundige hulpmiddelen efficiënt hanteren bij het invoeren en verbeteren van teksten.
4.2.3
Elektronisch publiceren
Onder meer spellingcontrole (Frans, Engels, Duits), elektronische referentiewerken (grammatica's, woordenboeken, thesaurussen).
Raamdoelstelling 42: Een eenvoudige Internet- of intranet-publicatie vlot en efficiënt ontwerpen, tot stand brengen, beheren, actualiseren en aanpassen. 4.2.3.1
Inzicht verwerven in de structuur van een webstek en in de factoren die de kwaliteit van een webstek bepalen.
4.2.3.2
De structuur van een eenvoudige webstek ontwerpen, aanmaken en beheren. Inzicht verwerven in de structuur van een webpagina en in de factoren die de kwaliteit van een webpagina bepalen. Een eenvoudige webpagina ontwerpen, invoeren en beheren, gebruik makend van hedendaagse functionaliteiten. Een gegeven bestand al dan niet automatisch omzetten in een goed gestructureerde elektronische publicatie en zo nodig aanpassen. Inzicht verwerven in verwijzingen tussen pagina’s en onderdelen van pagina's in een elektronische publicatie. Absolute en relatieve verwijzingen creëren, aanpassen en verwijderen. De noodzaak inzien om pagina's op een webstek te onderhouden en te actualiseren. Een elektronische publicatie effectief beschikbaar stellen voor een ruimer publiek door de bestanden op een geschikte server te installeren. De broncode van een elektronische publicatie lezen en de belangrijkste aanduidingen interpreteren. De interactieve mogelijkheden van een elektronische publicatie kennen, toelichten en gebruiken. Gegevens uit een databank op overzichtelijke wijze weergeven in webpagina’s. Een databank updaten via een webpagina. Mogelijkheden van toegangsbeveiliging tot een webstek kennen, toelichten en implementeren.
4.2.3.3
4.2.3.4
4.2.3.5
4.2.3.6
4.2.3.7 4.2.3.8
4.2.3.9
4.2.3.10
4.2.3.11 4.2.3.12 4.2.3.13
4.2.4
Onder meer efficiënte navigatie, overzichtelijkheid, hiërarchie van de webpagina’s, compatibiliteit voor verschillende browsers en webservers.
Onder meer taalgebruik, bladspiegel, kleurengebruik, soberheid, functionaliteit, resolutie, huisstijl, copyrights.
Absolute en relatieve verwijzingen.
Bijvoorbeeld op het Internet of een intranet.
Onder meer de belangrijkste HTML-codes.
Onder meer invulformulier, dynamische pagina.
Elektronisch presenteren Raamdoelstelling 43: Vlot en efficiënt werken met een pakket voor het maken van elektronische presentaties en voldoende vertrouwd zijn met de functionaliteiten die dit pakket biedt.
4.2.4.1 4.2.4.2 4.2.4.3
Een presentatie maken en aanpassen. Verschillende vormen van schermopbouw gebruiken. In een bestaande presentatie dia's tussenvoegen, verwijderen, verplaatsen en dupliceren.
TV Toegepaste informatica 4 – Gebruik en beheer van softwarepakketten
37
Bijvoorbeeld titel, opsomming, genummerde lijst, organigram, grafische voorstelling.
TSO 3e graad Informaticabeheer
4.2.4.4 4.2.4.5 4.2.4.6
4.2.4.7 4.2.4.8
De vormelijke componenten van de presentatie kiezen, opmaken en aanpassen. Standaardmodellen gebruiken en aanpassen. Spontaan en op sobere en functionele wijze gebruik maken van de mogelijkheden die het pakket biedt. Besturingselementen aan een presentatie toevoegen. De presentatie op verschillende wijzen weergeven.
4.2.4.9
Gegevens uit een ander pakket inlassen in de presentatie.
4.2.4.10
Een automatisch doorlopende presentatie maken. Persoonlijk een presentatie op een groot scherm aan een beperkt publiek voorstellen. De interactiemogelijkheden van het pakket tijdens een presentatie optimaal gebruiken.
4.2.4.11 4.2.4.12
4.2.5
Onder meer lettertype, achtergrond, opsommingstekens. Onder meer beeldopbouw, beeldovergang, kleuren(combinaties), animatie-effecten. Bijvoorbeeld sprongopdrachten (links). Bijvoorbeeld verschillende beelden op één scherm, een overzichtslijst, een afdruk op papier of op transparant ten behoeve van het publiek. Bijvoorbeeld een tekstfragment, een grafische voorstelling, een lijst gegevens, een logo, een gescand beeld, een geluidsfragment.
Gegevensbeheer Raamdoelstelling 44: Een bestaande databank uitbaten, aanpassen en uitbreiden.
4.2.5.1 4.2.5.2 4.2.5.3
4.2.5.4
4.2.5.5 4.2.5.6
4.2.5.7
4.2.5.8 4.2.5.9
4.2.5.10
4.2.5.11
De belangrijkste veldtypes kennen en toepassen. Betekenisvolle veldnamen hanteren. De eigenschappen van tabellen en velden kennen, interpreteren en aanpassen. Op basis van een gegeven informatiebehoefte een gegevensbank bevragen en de gegevens rangschikken De belangrijkste functies en operatoren kennen en gebruiken om gegevens uit een tabel op de gewenste manier voor te stellen of er bepaalde berekeningen mee te maken. Statistische berekeningen toepassen binnen een bevraging. Gegevens groepsgewijze aan een tabel toevoegen, in een tabel wijzigen of verwijderen, of naar een andere tabel overhevelen. Alert zijn voor de risico's die het onzorgvuldig gebruik van actiequery's met zich meebrengen en gepaste voorzorgsmaatregelen nemen. Eigenschappen van een query en van zijn deelobjecten kennen, interpreteren en aanpassen. Op basis van een gegeven informatiebehoefte gegevens uit één of meer tabellen weergeven en aanpassen. Diverse objecten op een formulier of een rapport kennen en oordeelkundig gebruiken.
Veldtype. Veldnaam. Onder meer veldlengte, toegelaten waarden, index, relatie, sleutel. Filter. Selectie- en parameterquery's.
Functie. Berekend veld.
Onder meer statistische query, kruistabelquery. Actiequery.
Reservekopie.
Eigenschappen. Formulieren, hoofd- en subformulieren. Rapporten, hoofd- en subrapporten. Etiketten. Onder meer label, tekstvak, keuzerondje, groepsvak, wisselknop, keuzelijst, aankruisvakje, opdrachtknop.
De relevante eigenschappen, methodes en gebeurtenissen van een formulier, een rapport en de bijbehorende objecten kennen, interpreteren en aanpassen.
TV Toegepaste informatica 4 – Gebruik en beheer van softwarepakketten
38
TSO 3e graad Informaticabeheer
4.2.5.12 4.2.5.13
De functie van universele gegevenstoegang toelichten. Een centrale databank met meerdere concurrente gebruikers uitbaten.
Bijvoorbeeld ODBC, OLEDB.
Raamdoelstelling 45: Inzicht verwerven in de belangrijkste concepten in verband met een relationele databank en voor een eenvoudige probleemstelling een gegevensstructuur ontwerpen en implementeren.
4.2.5.20
Het begrip relationele databank omschrijven en het belang van relaties toelichten. Enkele kenmerken van het relationeel model toelichten. Op basis van een concreet probleem een datamodel opbouwen en normaliseren. Voor een gegeven probleemstelling een gegevensstructuur ontwerpen en implementeren. Een relationele databank beheren. Het belang van een primaire en een refererende sleutel inzien en voor een tabel een primaire sleutel kiezen en vastleggen. Het begrip referentiële integriteit verduidelijken.
4.2.6
Rekenblad
4.2.5.14 4.2.5.15 4.2.5.16 4.2.5.17 4.2.5.18 4.2.5.19
Relationele databank.
Bijvoorbeeld ERD. Normalisatie. Gegevensstructuren en onderlinge relaties.
Primaire sleutel. Refererende sleutel.
Referentiële integriteit.
Raamdoelstelling 46: Vlot en efficiënt werken met een rekenblad en voldoende vertrouwd zijn met de functionaliteiten die dit pakket biedt. 4.2.6.1 4.2.6.2 4.2.6.3 4.2.6.4 4.2.6.5
4.2.6.6
4.2.6.7 4.2.6.8 4.2.6.9 4.2.6.10 4.2.6.11
4.2.6.12 4.2.6.13
4.2.6.14 4.2.6.15
De verschillende soorten gegevens in een rekenblad onderscheiden. Bereiken op efficiënte wijze kopiëren. Het nut van cel- en bereiknamen omschrijven. Dergelijke namen gebruiken en beheren. Gevorderde opmaakfaciliteiten toepassen. Het nut van het gebruik van bestaande en zelf gecreëerde gegevensreeksen bij de invoer van vaste gegevens inzien en toepassen. Zelf nieuwe functies exploreren met behulp van de begeleiding, deze in een expressie gebruiken en het resultaat interpreteren. Elementen van een rekenblad beschermen tegen ongewenste veranderingen. Een samenvattend werkblad realiseren (zonder brongegevens). Eéndimensionale en tweedimensionale 'Wat als?'-analyses opstellen. Gegevens uit een gegevenstabel analyseren met behulp van een rekenbladprogramma. Gegevens op oordeelkundige wijze grafisch voorstellen. Een bestaande grafische voorstelling aanpassen. Werkbladen groeperen om gemeenschappelijke bewerkingen uit te voeren. Efficiënt werken met omvangrijke werkbladen.
Omvangrijke werkbladen op verzorgde wijze afdrukken op verschillende pagina's. Geavanceerde mogelijkheden van het pakket zelf exploreren.
TV Toegepaste informatica 4 – Gebruik en beheer van softwarepakketten
39
Brongegevens versus resultaatgegevens. Referentiegegevens (titels en dergelijke). Relatieve en absolute adressering. Celnaam. Bereiknaam. Bijvoorbeeld voorwaardelijke opmaak. Gegevensreeks. Bijvoorbeeld gehele getallen, weekdagen, datums, maanden, kwartalen. Bijvoorbeeld functie opbouwen met een wizard of coach. Werkblad beveiligen. Grafische voorstelling beveiligen. Werkmap beveiligen. Overzicht maken. 'Wat als?'-analyse. Onder meer grafische voorstelling, overzicht, draaitabel. Onder meer grafiektype, schaalverdeling, titels, legende, tekstvakken, pijlen.
Onder meer in- en uitzoomen, titels blokkeren, vensters splitsen, filters en rangschikking toepassen. Werkblad afdrukken. Rij- en kolomtitels. Doorlopende paginanummering. Bijvoorbeeld scenario, doelzoeken ...
TSO 3e graad Informaticabeheer
4.2.7
Elektronische communicatie Raamdoelstelling 47: Vlot en efficiënt werken met pakketten voor elektronische communicatie in een Internet- en intranetomgeving en voldoende vertrouwd zijn met de functionaliteiten die deze pakketten bieden.
4.2.7.1 4.2.7.2
4.2.7.3
4.2.7.4
4.2.7.5 4.2.7.6 4.2.7.7 4.2.7.8
4.2.7.9
4.2.7.10 4.2.7.11
4.2.7.12 4.2.7.13
4.2.7.14 4.2.7.15 4.2.7.16
4.2.7.17 4.2.7.18
De structuur van het Internet in globale bewoordingen beschrijven. De functie van een dienstenleverancier (provider) toelichten en enkele diensten opsommen. Weten dat er speciaal beveiligde, niet-publieke netwerken bestaan en van enkele de functie toelichten. Een pakket voor het raadplegen van gegevens op het Internet en het intranet op vlotte en efficiënte wijze gebruiken. De hiërarchische adresstructuur van een url toelichten, interpreteren en hanteren. De relatie tussen een symbolisch netwerkadres (url) en een logisch adres (IP-adres) toelichten. Efficiënt en doelgericht zoeken op het Internet en het intranet. Een (deel van een) webpagina afdrukken, opslaan op schijf of in een ander document inlassen. De browser configureren.
Het begrip e-mail toelichten en enkele voordelen noemen. De belangrijkste protocollen voor het uitwisselen en formatteren van elektronische post (her)kennen en duiden. Een pakket voor het verzenden en ontvangen van elektronische post (e-mail) configureren. Specifieke eigenschappen van een e-mailbericht kennen en hanteren.
Het Internet. Bijvoorbeeld www, e-mail, ftp, irc, nieuwsgroepen, web hosting, active service provider (ASP). Bijvoorbeeld Isabel, Swift, EFT.
Bijvoorbeeld een webbrowser.
Url. UNC.
Bijvoorbeeld startpagina, verbinding, tijdelijke bestanden, beveiliging, cookies, cache, geschiedenis.
Bijvoorbeeld POP, SMTP, MIME, IMAP.
Elektronische post (e-mail). Onder meer cc, bcc, prioriteiten, ontvangstbevestiging, handtekening, aangehecht bestand.
Berichten via elektronische post verzenden, ontvangen en verwerken. Elementaire omgangsregels respecteren bij het gebruik van elektronische post. Elektronische post beheren.
Netiquette.
Nieuwsgroepen raadplegen. Bestanden halen van of sturen naar een externe server.
Onder meer via ftp.
TV Toegepaste informatica 4 – Gebruik en beheer van softwarepakketten
40
Onder meer berichten rangschikken, filteren en archiveren, adressen groeperen, maillist hanteren, instellingen aanpassen.
TSO 3e graad Informaticabeheer
4.3
Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
De leerling Informaticabeheer moet voldoende grondig vertrouwd gemaakt worden met verscheidene belangrijke softwarepakketten, niet zozeer omdat hij zelf een intensief gebruiker van deze pakketten zal worden, maar wel omdat hij anderen zal begeleiden en depanneren bij het gebruik van deze pakketten. Dit betekent dat hij niet alleen de basisfunctionaliteiten van deze pakketten moet beheersen, maar dat hij ook vlot zijn weg moet vinden in minder frequent gebruikte functionaliteiten. Bovendien moet hij in staat en bereid zijn deze vaardigheden over te dragen op anderen.
4.3.1
Onder pakketoverschrijdende leerplandoelstellingen en leerinhouden worden in deze context de doelstellingen en de inhouden verstaan die betrekking hebben op het werken met programmatuur, maar die niet aan één bepaalde softwarecomponent gebonden zijn. Deze doelstellingen en inhouden moeten dus worden nagestreefd in elke les over programmatuur, ongeacht het pakket waarmee wordt gewerkt.
4.3.2
De transfer van de aangeleerde vaardigheden van de ene softwarecomponent naar de andere en van het ene softwarepakket naar het andere moet expliciet worden nagestreefd.
4.3.3
De nadruk moet liggen op het taakgericht werken en op het leren oplossen van problemen, eerder dan op de kennismaking met of het aanleren van een bepaald softwarepakket.
4.3.4
De klemtoon moet eveneens liggen op het geïntegreerd werken. Men mag de softwarepakketten niet zien als afzonderlijke entiteiten. Na het aanleren van de elementaire vaardigheden binnen een bepaald pakket moet men voldoende aandacht opbrengen voor de koppeling en wisselwerking tussen de verschillende pakketten.
4.3.5
Het probleemoplossend werken met toepassingsprogrammatuur wordt niet bevorderd door leerlingen kant-en-klare oplossingen te laten invoeren. De leerlingen moeten zelf een analyse maken van (meestal eenvoudige) problemen en uitzoeken op welke manier de oplossing gerealiseerd moet worden. Daarbij moeten ze zoveel mogelijk gebruik maken van de hulpmiddelen die het programma hen biedt: generatoren, on-linehelp.
4.3.6
Ten gevolge van de snelle evolutie binnen de informatica zal er geen gebrek zijn aan nieuwe tendensen en ontwikkelingen in computerprogrammatuur en in de wijze waarop deze de bedrijfscontexten wijzigen. De leraar dient daarom voldoende aandacht te hebben voor de actualiteit, onder meer via vakliteratuur en populaire wetenschappelijke tv-programma's.
4.3.7
Doelgerichte bedrijfsbezoeken zijn een zeer waardevolle werkvorm om nieuwe tendensen en ontwikkelingen te bestuderen. Deze werkvorm vereist echter een degelijke voorbereiding, waarbij met het bedrijf nauwkeurige en specifieke afspraken worden gemaakt over datgene waarmee men wil kennismaken. Onvoorbereide bedrijfsbezoeken zijn vrijblijvend en hebben weinig waarde. Het is eveneens noodzakelijk een grondige nabespreking te houden.
4.3.8
Indien naast een Engelse term een correcte, gangbare Nederlandse term bestaat, dan dienen de leerlingen beide termen te kennen, maar enkel de Nederlandse term actief te gebruiken. Nogal wat Engelse termen hebben hun vaste plaats in het Nederlands verworven en worden niet vertaald. Het VVKSO heeft een Spellinggids Informatica samengesteld die hierbij behulpzaam kan zijn (zie hoofdstuk 10, Bibliografie, blz. 155).
4.3.9
De leerlingen moeten voldoende oog hebben voor het repetitief karakter van sommige taken, en dergelijke taken spontaan automatiseren onder de vorm van macro's, sjablonen, profielen en dergelijke.
4.3.10
Aansluitend bij de behandeling van een softwarepakket kunnen macro’s en programmeren in die omgeving worden behandeld. Een goede didactische werkwijze bij de studie van macro’s bestaat erin eerst macro’s te leren gebruiken, vervolgens bestaande macro’s aan te passen en tenslotte zelf macro’s te ontwerpen.
4.3.11
Het is niet de bedoeling dat de leerlingen tijdens de lessen tekstverwerking uitgebreide oefenteksten invoeren. Dit kan gebeuren in het kader van andere leerplanonderdelen.
TV Toegepaste informatica 4 – Gebruik en beheer van softwarepakketten
41
TSO 3e graad Informaticabeheer
4.3.12
Het is niet de bedoeling tijdens de lessen tekstverwerking het verslag van de geïntegreerde proef in te typen.
4.3.13
Voor de meeste toepassingen (bijvoorbeeld tekstverwerking, presentaties, publicaties) bestaan vuistregels met betrekking tot de meest geschikte vormgeving. Het is wenselijk dat de leerlingen dergelijke vuistregels kennen en toepassen.
4.3.14
Het opstellen van een elektronische publicatie of een elektronische presentatie geschiedt bij voorkeur in nauwe samenwerking met de andere vakken. Het persoonlijk voorstellen van de presentatie kan eventueel in de context van die vakken gebeuren, in de context van de geïntegreerde proef of bij het rapporteren over bedrijfscontacten in het kader van PV Stages Toegepaste informatica of TV Toegepaste informatica (onder de vorm van seminaries) (zie ook punt 7.6 blz. 150).
4.3.15
Het leren werken met een presentatiepakket is relatief eenvoudig en biedt daarom veel mogelijkheden voor zelfstandige activiteiten door de leerlingen, gebruik makend van de helpfunctie en de ingebouwde begeleiding (wizards en coaches).
4.3.16
Relatief eenvoudige pakketten zoals Elektronisch presenteren zijn uitermate geschikt voor gebruik in het kader van het leerplanonderdeel Instructie en ondersteuning (punt 6.2.3 blz. 142). De leerlingen kunnen op individuele basis het pakket zelf exploreren, en vervolgens hun vaardigheden overdragen aan andere leerlingen (zie ook pedagogisch-didactische wenk 6.3.4 blz. 144). Indien de hele klasgroep hierbij betrokken is, hoeft het pakket niet meer ‘klassikaal’ behandeld te worden.
4.3.17
Bij het opzetten van een presentatie dient de leerling ook voldoende aandacht te leren opbrengen voor de voorbereidende werkzaamheden: opstelling apparatuur en projectiesysteem, controle van de goede werking, uitdelen van documenten e.d.
4.3.18
Indien men voorbeeldbestanden gebruikt met de persoonsgegevens van geïdentificeerde of identificeerbare personen, is de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens van toepassing ('privacywet'). Het is wettelijk niet toegelaten te werken met de bestanden van de leerlingen of de leraren van de school. Dergelijke gegevens dienen vooraf onherkenbaar gemaakt te worden.
4.3.19
Het is aan te bevelen dat de school toetreedt tot (internationale) e-mailprojecten en meewerkt aan het opzetten van dergelijke projecten tussen de scholen. Niet alleen de technische vaardigheden van de leerlingen kunnen langs die weg verder uitgebouwd worden, maar ook de communicatieve vaardigheden. Samenwerking met collega’s van andere (taal)vakken is dan ook aanbevolen.
TV Toegepaste informatica 4 – Gebruik en beheer van softwarepakketten
42
TSO 3e graad Informaticabeheer
5
SOFTWARE-ONTWIKKELING
5.1
Beginsituatie
De leerlingen zijn in de 2e graad Handel TSO reeds geconfronteerd met het ontwerpen en beschrijven van oplossingen aan de hand van algoritmen. Hun voorkennis inzake software-ontwikkeling kan divers zijn, afhankelijk van de keuzes die in de tweede graad door de leerkracht gemaakt zijn. Minimaal hebben ze kennisgemaakt met de methode van de stapsgewijze verfijning (top-down) en met de controlestructuren: opeenvolging (sequentie), keuze (selectie) en herhaling (iteratie). Ze hebben geleerd oplossingen uit te voeren en te controleren. Leerlingen die uit andere studierichtingen instromen en niet over deze voorkennis beschikken, dienen deze zo snel mogelijk op te bouwen zonder de voortgang van de cursus te vertragen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren via • • • •
vakantiecursussen; speciale lessen buiten de normale schooltijd; extra les voor de betrokken deelgroep in het kader van het complementair gedeelte; ...
Ook indien relatief veel leerlingen instromen uit andere studierichtingen, is het niet aanvaardbaar dat in de 3e graad een belangrijk deel van de lessen besteed wordt aan het systematisch verwerven van de voorkennis van de 2e graad.
5.2
Leerplandoelstellingen
5.2.1
Analyse
Leerinhouden
Raamdoelstelling 48: De fasen die doorlopen moeten worden bij het oplossen van een probleem opnoemen, omschrijven en doorlopen bij de oplossing van een probleem. 5.2.1.1 5.2.1.2 5.2.1.3
5.2.1.4
5.2.1.5
5.2.1.6
5.2.1.7 5.2.1.8 5.2.1.9
De verschillende fasen bij het oplossen van een eenvoudig probleem noemen en omschrijven. Uit de informatiebehoeften de probleemdefinitie afleiden. Op basis van de analyse vastleggen voor welke informatiebehoeften geautomatiseerde oplossingen ontwikkeld moeten worden. Op basis van de analyse de meest geschikte oplossingsstrategie kiezen. Via analyse inzicht verkrijgen in de omgeving waarbinnen de oplossing zal moeten ontwikkeld worden en functioneren. Voor een gegeven probleemstelling een gegevensstructuur ontwerpen, gebruik makend van een gegevensmodel. Op basis van de analyse het meest geschikte ontwikkelingsproces kiezen. De oplossing in grote stappen beschrijven en schematisch voorstellen. Op basis van de analyse de meest geschikte oplossingsmethode kiezen.
TV Toegepaste informatica 5 – Software-ontwikkeling
43
Probleemdefinitie, analyse, ontwerp, implementatie, testen.
Onder meer nagaan of de ontwikkeling zelf gedaan kan worden of uitgegeven moet worden aan externen. Onder meer netwerkomgeving, toepassingssoftware, ontwikkelteam, gebruikers, tijdsbestek, budget. Bijvoorbeeld entiteit-relatiemodel.
Incrementeel, iteratief of een combinatie van beide. Macro-ontwerp. Onder meer programmatie, ad hoc-oplossing, macro, batchbestand, script, sjabloon, softwarecomponent, bestaande oplossing, of een combinatie daarvan.
TSO 3e graad Informaticabeheer
5.2.1.10
Bij de belangrijkste stappen van het ontwikkelingsproces de oplossing op adequate wijze beschrijven en schematisch voorstellen.
5.2.2
Implementatie
Bijvoorbeeld met UML, structogram, pseudocode.
Raamdoelstelling 49: Weten welke factoren de implementatie gunstig beïnvloeden en de implementatie tot een goed einde brengen. 5.2.2.1
5.2.2.2
Weten welke afspraken nodig zijn om in team en interdisciplinair te werken aan de realisatie van een oplossing. Bij de implementatie spontaan gebruiksvriendelijkheid nastreven en toepassen.
5.2.2.3
De gebruikers confronteren met tussenresultaten van de ontwikkeling en deze waar nodig bijsturen.
5.2.2.4
Weten dat tijdens de implementatie de gebruikers geregeld feedback moeten kunnen geven. De implementatie op basis van feedback bijsturen. Weten dat de implementatie uitmondt in een acceptatietest.
5.2.2.5
5.2.3
Bijvoorbeeld afspraken met betrekking tot naamgeving, meest actuele versie, taalgebruik, vormgeving, huisstijl ... Onder meer contextgebonden help, gepaste schermmeldingen, handige gegevensinvoer, efficiënte gebruikersomgeving ... Bijvoorbeeld door middel van een testomgeving, prototyping (van formulieren, rapporten e.d.).
Acceptatietest.
Programmeren Raamdoelstelling 50: Een goede programmeerattitude ontwikkelen.
5.2.3.1 5.2.3.2 5.2.3.3
5.2.3.4
5.2.3.5
5.2.3.6 5.2.3.7 5.2.3.8
Inzien dat een werkende toepassing niet noodzakelijk een goede toepassing is. Spontaan efficiënte code nastreven. Spontaan defensief programmeren met het oog op aanpasbaarheid, herbruikbaarheid en uitbreidbaarheid. Spontaan rekening houden met omgevingsbeperkingen inzake processorsnelheid, werkgeheugen, netwerkbelasting ... Spontaan eenvormigheid en duidelijkheid nastreven bij de naamgeving en de typografie van procedures, functies, variabelen en constanten. Programmacode van de nodige foutafhandelingsprocedures voorzien. Spontaan eenheid van stijl en conformiteit met gangbare gebruikersomgevingen nastreven. Bij het realiseren van oplossingen spontaan aandacht opbrengen voor overwegingen van performantie, gebruiksgemak en kostprijs.
Onder meer gebruik van constanten, definities, declaraties, argumenten, modules, bibliotheken, commentaar. Bijvoorbeeld via variabelendeclaratie, openen en sluiten van applicaties en objecten. Leesbare code. Bijvoorbeeld de methode van Lezynski. Foutafhandeling. Geschikte foutboodschappen. Bijvoorbeeld Windowsconformiteit.
Raamdoelstelling 51: Eenvoudige taken in diverse gebruikersomgevingen automatiseren. 5.2.3.9
Spontaan in een toepassingspakket of binnen de systeemomgeving courante taken automatiseren met het oog op efficiëntie, gebruiksgemak en/of normering.
TV Toegepaste informatica 5 – Software-ontwikkeling
44
TSO 3e graad Informaticabeheer
5.2.3.10
5.2.3.11
5.2.3.12
Macro's aanmaken, aanpassen en uitvoeren binnen diverse componenten van een geïntegreerd softwarepakket. Vaak gebruikte procedures en functies beschikbaar stellen in bestaande of zelfaangemaakte werkbalken en menusystemen. Een gegevensuitwisseling tussen verschillende componenten van een geïntegreerd softwarepakket automatiseren.
Macro.
Automation.
Raamdoelstelling 52: De belangrijkste begrippen en concepten van een objectgeoriënteerde ontwikkelomgeving toelichten en actief hanteren bij het oplossen van problemen. 5.2.3.13
5.2.3.14
5.2.3.15 5.2.3.16 5.2.3.17
5.2.3.18
5.2.3.19 5.2.3.20 5.2.3.21 5.2.3.22
Het verschil verwoorden tussen een ontwikkeling in een procedurale en een objectgeoriënteerde omgeving. Het begrippenkader van een objectgeoriënteerde ontwikkelomgeving toelichten.
Inzicht verwerven in het objectmodel van de omgeving waarin gewerkt wordt. Weten hoe een object uit een objectmodel gehanteerd moet worden en dit toepassen. De syntaxis van de gehanteerde programmeertaal beheersen. Uit een formele beschrijving de correcte syntaxis afleiden. De begrippen variabele en constante omschrijven en gebruiken. De begrippen definitie, declaratie en initialisatie verklaren en toepassen. De begrippen procedure en functie verklaren. De begrippen compiler en interpreter omschrijven. Het verschil kennen tussen een programma dat uitsluitend binnen een bepaalde toepassing gebruikt kan worden en een programma dat zelfstandig kan draaien.
Procedurale omgeving. Objectgeoriënteerde omgeving. Onder meer klasse, object, collectie, eigenschap, gebeurtenis, methode en bibliotheek. Abstractie, overerving, inkapseling, polymorfisme. Objectmodel. Instantie van een object.
Variabele, constante. Type, bereik, levensduur. Geïndiceerde variabele. Objectvariabele. Definitie, declaratie, initialisatie. Procedure, functie, argument. Compiler, interpreter. Compileropties.
Raamdoelstelling 53: Een objectgeoriënteerde toepassing ontwerpen, testen, documenteren en implementeren in een operationele omgeving. 5.2.3.23 5.2.3.24 5.2.3.25
5.2.3.26 5.2.3.27 5.2.3.28 5.2.3.29
Efficiënt werken met een professionele editor voor programmacode. De controlestructuren efficiënt implementeren. Procedures en functies ontwikkelen. De uitwisseling van gegevens via argumenten toelichten en hanteren. Aangepaste bibliotheken met veelgebruikte procedures en functies maken en gebruiken. Gebruik maken van bestaande procedures en functies in programmacode. Het bereik van procedures, functies en variabelen kennen en toepassen. Het onderscheid tussen syntactische, semantische en logische fouten kennen en weten hoe deze opgelost moeten worden.
TV Toegepaste informatica 5 – Software-ontwikkeling
45
Sequentie, selectie en iteratie. Geneste structuur.
Bibliotheek. Systeemfunctie (bijvoorbeeld API).
Syntactische fout. Semantische fout. Logische fout. Run-time-fouten.
TSO 3e graad Informaticabeheer
5.2.3.30 5.2.3.31 5.2.3.32
5.2.3.33
5.2.3.34
Op efficiënte en systematische wijze fouten opsporen in een toepassing en deze verbeteren. Een toepassing grondig testen aan de hand van een goedgekozen verzameling testgegevens. Een zelfontwikkelde toepassing documenteren ten behoeve van de ontwikkelaar en ten behoeve van de gebruikers. Kleine aanpassingen doen aan bestaande programmacode en de gevolgen hiervan correct inschatten. Van een zelf ontwikkelde toepassing een applicatie maken, klaar voor distributie.
Debugging tools. Testbatterij. Onder meer ontwikkelfasen, datastructuren; on line-help, gebruikershandleiding.
Bijvoorbeeld een component.
Raamdoelstelling 54: Databases programmatorisch benaderen. 5.2.3.35 5.2.3.36 5.2.3.37
Inzichtelijk werken met een objectmodel om een database te benaderen. Programmatorisch navigeren in een database en de gegevens manipuleren. Voor het Internet of het intranet een toegangspagina voor een gegevensbank ontwerpen.
Bijvoorbeeld ADO.
Front-end, back-end.
Raamdoelstelling 55: Inzichtelijk werken met scripting 5.2.3.38
5.2.3.39
De betekenis van scripting omschrijven en toelichten in welke context het gebruik van scripts aangewezen is. Inzichtelijk werken met scripting in webpagina’s.
5.2.3.40
Door een toepassingspakket gegenereerde code aanpassen en uitbreiden.
5.2.4
SQL
Bijvoorbeeld client side scripting, server side scripting.
Raamdoelstelling 56: SQL-opdrachten opstellen en gebruiken in programmacode. 5.2.4.1 5.2.4.2
Het belang van SQL toelichten. Eenvoudige SQL-opdrachten opstellen.
5.2.4.3
SQL-opdrachten gebruiken in programmacode.
5.3
Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
Select-instructie met verschillende componenten. Create, update, insert, delete.
5.3.1
De leerinhouden van dit hoofdstuk moeten op evenwichtige wijze gespreid worden over het eerste en het tweede jaar van de derde graad. De leerinhouden mogen niet geconcentreerd worden in één jaar.
5.3.2
Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de leerlingen problemen oplossen die kaderen in een bedrijfseconomische en administratieve context en dus een ontwikkelomgeving hanteren die hiervoor geschikt is. De programmeertaal dient dus het automatiseren van het gebruik en het beheer van softwarepakketten en van gegevensstructuren te ondersteunen.
5.3.3
Bij het analyseren van een probleem en bij de realisatie van een oplossing moet men er zorg voor dragen dat voldoende realistische en haalbare problemen aan bod komen. Dit kan bijvoorbeeld via contact met bedrijven. Ook via de stage kan de leerling in contact komen met geschikte
TV Toegepaste informatica 5 – Software-ontwikkeling
46
TSO 3e graad Informaticabeheer
problemen. De leerling kan bijvoorbeeld trachten bepaalde bedrijfsproblemen op een efficiëntere of gebruikersvriendelijke wijze op te lossen. 5.3.4
De analyse van het probleem en de realisatie van de oplossing hebben zowel betrekking op hardware als op software. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat de analyseproblematiek en de realisatie van oplossingen vanuit een totaalconcept (hardware plus software) bekeken worden.
5.3.5
De leerlingen moeten leren gebeurtenisgedreven oplossingen te ontwikkelen in een objectgeoriënteerde omgeving. Ze moeten zich de filosofie van een dergelijke omgeving goed eigen maken.
5.3.6
Er moet voldoende aandacht uitgaan naar de specificatie van het probleem. De leerlingen moeten leren doorvragen bij de eindgebruiker welke verwachtingen hij heeft. Vage probleemstellingen moeten ten alle prijze worden vermeden.
5.3.7
Er moet voldoende aandacht uitgaan naar het bijeenbrengen van verschillende afzonderlijk ontworpen onderdelen tot een groter, werkzaam en betrouwbaar geheel.
5.3.8
Een goede documentatie is onontbeerlijk. De leraar dient hierop van meet af aan de aandacht te vestigen.
5.3.9
De leerlingen moeten leren oog hebben voor dagelijkse taken die in aanmerking komen voor automatisering teneinde de efficiëntie van de werkzaamheden te verhogen. Ze moeten inzien dat geautomatiseerde oplossingen niet noodzakelijk tot stand komen via programmatie, maar ook gerealiseerd kunnen worden via diverse uiteenlopende technieken (macro, batchbestand, script, sjabloon, softwarecomponent, bestaande oplossing ... of een combinatie daarvan).
TV Toegepaste informatica 5 – Software-ontwikkeling
47
TSO 3e graad Informaticabeheer
6 6.1
ADMINISTRATIE EN LOGISTIEK Beginsituatie
De leerlingen hebben in de 2e graad Handel TSO vrijwel geen voorkennis opgebouwd inzake de administratieve en logistieke aspecten van het beheer van een computerpark. De belangrijkste voorkennis komt ongetwijfeld voort uit de vaardigheden die binnen andere vakken van de derde graad opgebouwd wordt, in het bijzonder de vakken Engels, Toegepaste economie en Zakelijke communicatie. Deze voorkennis moet uitdrukkelijk en geïntegreerd betrokken worden bij de lessen Informaticabeheer. Een goede samenwerking tussen de betrokken leraren is daartoe essentieel.
6.2
Leerplandoelstellingen
6.2.1
Dagelijks beheer
Leerinhouden
Raamdoelstelling 57: Inzicht verwerven in de belangrijkste taken voor het efficiënt dagelijks beheer van een computerpark en de nodige vaardigheden en attitudes verwerven om deze taken systematisch en doelmatig uit te voeren. 6.2.1.1
6.2.1.2 6.2.1.3
6.2.1.4
6.2.1.5 6.2.1.6
6.2.1.7
6.2.1.8
6.2.1.9
6.2.1.10
6.2.1.11
Weten dat het beheer van een systeem de uitvoering van een aantal periodieke activiteiten vereist, en voorbeelden geven van zulke activiteiten. Een bestaande lijst met periodieke activiteiten toelichten en actualiseren. Een gedetailleerde inventaris van de apparatuur opstellen, onder meer ten behoeve van de verzekering. Een gedetailleerde inventaris van de programmatuur opstellen, onder meer ten behoeve van het licentiebeheer. De voorraad aan verbruiksproducten op efficiënte wijze beheren. Een bestaand elektronisch logboek bijhouden met een gestructureerde beschrijving van de problemen die opgetreden zijn en van de oplossingen die eraan gegeven zijn. Een checklist opstellen, gebruiken en verder uitbouwen om veel voorkomende storingen en problemen stapsgewijs op te lossen. Bij een concreet probleem zo nodig vaststellen welke hardware- of softwareleverancier het best gecontacteerd wordt met het oog op een oplossing. Weten dat er technische voorzorgsmaatregelen genomen kunnen worden om de werking van een systeem onder alle omstandigheden zo goed mogelijk te waarborgen, enkele voorbeelden geven, deze implementeren en de werking van deze maatregelen spontaan geregeld controleren. Spontaan uitgeschreven procedures volgen bij geplande activiteiten en bij onvoorziene noodsituaties. Procedures uitschrijven voor voorgenomen beheersactiviteiten en deze zo nodig actualiseren.
TV Toegepaste informatica 6 – Administratie en logistiek
48
Onder meer serienummer, merk, type, omschrijving, aankoopprijs, aankoopdatum, huidige waarde.
Opslagmedia, toners, papier ... Zowel op het niveau van de informaticabeheerder als op het niveau van de gewone gebruiker. Zowel op het niveau van de informaticabeheerder als op het niveau van de gewone gebruiker.
Bijvoorbeeld installatie van software, hardware, besturingssysteem, netwerkcomponenten ...
TSO 3e graad Informaticabeheer
6.2.1.12
Procedures uitschrijven en geregeld controleren, om de werking van het systeem bij onvoorziene noodsituaties zo goed mogelijk te waarborgen.
6.2.2
Behoeftenanalyse en -realisatie
Bijvoorbeeld bij crash van een harde schijf, uitvallen van het netwerk, uitvallen van internetverbinding, onbeschikbaarheid van e-mail, virusalarm, stroomuitval, brand, diefstal, extreme temperatuur of vochtigheid, onbeschikbaarheid van de beheerder.
Raamdoelstelling 58: Inzicht verwerven in de taken die een systeembeheerder moet vervullen in het kader van een concreet automatiseringsproject, en deze taken in een eenvoudige context doelmatig uitvoeren. 6.2.2.1
6.2.2.2
6.2.2.3
6.2.2.4
6.2.2.5
6.2.2.6
Voor een gegeven taak bepalen welke hardware en software hiervoor aangewezen is en zo nodig een behoeftenlijst samenstellen. Voor een bepaalde netwerkinfrastructuur, computerconfiguratie, randapparaat of softwarepakket nagaan of actualisatie verantwoord is in relatie tot een gegeven taak. Alert zijn voor situaties die voor verbetering vatbaar zijn en spontaan voorstellen ter verbetering uitwerken. Een vastgestelde behoefte vertalen naar een (kleinschalig) automatiseringsvoorstel, rekening houdend met relevante kwantitatieve en kwalitatieve factoren.
De voor- en nadelen en kosten van een (kleinschalig) automatiseringsproject op aanschouwelijke wijze voorstellen en motiveren. De verschillende stappen en het tijdschema van een (kleinschalig) automatiseringsproject (bijvoorbeeld de aankoop van een netwerkcomponent) toelichten en duiden.
6.2.2.7
Ondersteunende informatie verstrekken met betrekking tot apparatuur en programmatuur.
6.2.3
Instructie en ondersteuning
Bijvoorbeeld levensduur, opleiding, installatie, werkuren, verbruik, prijs, onderhoud, beheer, standaardisering, bedrijfszekerheid, rendement, continuïteit, toekomstvisie, gebruikersacceptatie, gebruikersvriendelijkheid, milieu, ergonomie, wettelijke voorschriften.
Onder meer offerte aanvragen en beoordelen, bestellingen plaatsen en opvolgen, leveringen controleren, installeren, opleiding verstrekken, facturen controleren. Bijvoorbeeld informatie met betrekking tot het opstellen van bestelnota’s, het afsluiten van verzekeringscontracten, het aankoopbeleid, het opstellen van een actieplan voor preventiebeleid.
Raamdoelstelling 59: Vaardigheden en attitudes verwerven om pc-gebruikers in een kantooromgeving doelmatig te begeleiden, te ondersteunen en op te leiden inzake pcen netwerktoepassingen. 6.2.3.1
6.2.3.2
Bij instructie en ondersteuning de voorkennis en het niveau van computergebruikers correct inschatten. Een fiche opstellen aan de hand waarvan een gebruiker op gestructureerde wijze een probleem kan signaleren.
TV Toegepaste informatica 6 – Administratie en logistiek
49
TSO 3e graad Informaticabeheer
6.2.3.3
6.2.3.4 6.2.3.5
6.2.3.6
6.2.3.7
6.2.3.8 6.2.3.9 6.2.3.10 6.2.3.11
6.2.3.12 6.2.3.13
6.2.3.14
6.2.3.15 6.2.3.16
6.2.4
Het nut inzien van een systematische bevragingsmethode om problemen (telefonisch) te bevragen en op te lossen, en deze methode toepassen. Een gebruiker al dan niet telefonisch begeleiden bij het oplossen van een (eenvoudig) probleem. Gebruikers individueel of in groep systematisch instrueren in het gebruik van hardware of software. De zelfredzaamheid van gebruikers bevorderen door het gebruik van helpfunctie en documentatiebronnen aan te leren. Een bondige en duidelijke instructietekst opstellen over het gebruik van nieuwe hardware of software. Een didactisch verantwoorde presentatie geven over het gebruik van nieuwe hardware of software. Technische informatie op bevattelijke wijze voorstellen voor leken. Actief en bewust aandacht hebben voor het organiseren van feedback. Spontaan een handleiding of een brochure geregeld actualiseren op basis van eigen bevindingen of reacties van eindgebruikers. Zich een eenvoudig softwarepakket zelfstandig eigen maken. Nieuwe mogelijkheden van bestaande toepassingen exploreren en de relevante mogelijkheden doorgeven aan andere gebruikers. Met het oog op het contacteren van een helpdesk alle relevante informatie in verband met een probleemsituatie gestructureerd voorstellen en de nodige documentatie verzamelen. Een helpdesk contacteren. Een knowledgebase raadplegen. Aangepast taalgebruik ontwikkelen naar gelang van de context en de doelgroep.
Onder meer technische informatie, onderhoudscontract, licentienummers.
Onder meer in communicatie met onervaren gebruikers, professionele gebruikers, helpdeskpersoneel.
Documentatie aanleggen, raadplegen en beheren Raamdoelstelling 60: Documentatie inzake de huidige computerinfrastructuur en inzake toekomstige ontwikkelingen aanleggen, raadplegen en beheren.
6.2.4.1
6.2.4.2
6.2.4.3
6.2.4.4
De volledige documentatie van de aanwezige apparatuur, programmatuur en componenten op een systematische en overzichtelijke manier toegankelijk maken en beheren. Een overzicht samenstellen en actueel houden van de relevante leveranciers van producten en diensten. Spontaan de algemene evolutie van hardware en software op de voet volgen, documenteren en de documentatie geregeld updaten. Alert zijn voor ontwikkelingen en nieuwe producten die relevant kunnen zijn voor de eigen bedrijfssituatie en actief informatiebronnen terzake raadplegen.
TV Toegepaste informatica 6 – Administratie en logistiek
50
Onder meer identificatiegegevens, contactpersoon, producten, activiteiten, marktaandeel.
TSO 3e graad Informaticabeheer
6.2.4.5
6.2.4.6
6.3
6.3.1
Zich bewust zijn van de beschikbaarheid van een breed gamma aan informatiebronnen en deze actief hanteren bij de behoeftenanalyse, het oplossen van problemen of het realiseren van een project. Een overzicht inzake diverse juridische aspecten van ICT-gebruik en -toepassingen samenstellen, actueel houden en zo nodig raadplegen.
Onder meer collega’s, vaktijdschriften, naslagwerken, handleidingen, eigen documentatie-archief, leesmij-bestanden, helpdesks, websites, knowledgebases, nieuwsgroepen. Onder meer wat betreft privacy, softwarelicentie-overeenkomsten, auteursrechten digitale media, contractuele voorwaarden van providers, ergonomie, milieu.
Pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen
Het is aangewezen de doelstellingen van dit hoofdstuk na te streven op het ogenblik dat zich bij de behandeling van de andere hoofdstukken geschikte kansen voordoen, bijvoorbeeld: • dagelijks beheer: gebruik van een pakket voor gegevensbeheer voor de inventarisatie van apparatuur en licenties; • behoeftenanalyse: gebruik van een rekenblad; software-ontwikkeling; • instructie en ondersteuning: gebruik van een presentatiepakket voor instructie, gebruik van elektronische publicaties voor ondersteuning; • administratie en logistiek: stages voor het opdoen van ervaring.
6.3.2
Veel leerplandoelstellingen in dit hoofdstuk neigen in hun formulering naar taakomschrijvingen in plaats van doelstellingen. De leerkracht moet er naar streven dat de leerlingen dergelijke doelstellingen verwerven door het effectief uitvoeren van dergelijke taken, al dan niet onder begeleiding (eventueel deels ook tijdens de stages), en dat via voldoende evaluatie en feedback het handelen van de leerlingen bijgestuurd wordt.
6.3.3
De leerlingen kunnen veel taken van dagelijks beheer inoefenen indien ze de verantwoordelijkheid toegewezen krijgen om sommige van deze beheerstaken uit te voeren en op te volgen in één of meer computerklassen van de school.
6.3.4
Voor de economische aspecten dient de leraar informatica nauw samen te werken met de leraar Toegepaste economie. Het is niet de bedoeling dat de leerlingen in het kader van de lessen Toegepaste informatica bestelnota’s, verzekeringscontracten, actieplannen leren opstellen, maar wel dat ze leren ondersteunende technische informatie m.b.t. de hardware en de software te verstrekken aan collega’s die binnen het bedrijf met deze taken belast zijn. Een geschikt item voor deze vakoverschrijdende samenwerking is bijvoorbeeld het doorvoeren van een kosten/batenanalyse van automatiseringsvoorstellen in vergelijking met de actuele situatie (bepalen van interne rentabiliteit, netto contante waarde, terugverdientijd).
6.3.5
Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat leerlingen leren zich zelfstandig een softwarepakket eigen te maken en vervolgens de verworven vaardigheden over te dragen aan derden, bijvoorbeeld aan medeleerlingen. Het verdient aanbeveling daartoe gebruik te maken van de leerplanonderdelen Elektronisch presenteren (punt 4.2.4 blz. 130). De leerlingen kunnen dit relatief eenvoudig pakket elk voor zichzelf exploreren, en vervolgens het gebruik ervan toelichten aan één of meer andere leerlingen.
6.3.6
Voor gesprekstechnieken, interviewtechnieken, vergadertechnieken en andere communicatieve vaardigheden dient de leraar informatica nauw samen te werken met de leraar Zakelij k e communicatie en de taalleerkrachten.
6.3.7
Veel vaardigheden en attitudes kunnen verworven worden via een rollenspel, bijvoorbeeld een realistische simulatie van een leerling die aan een pc een bepaald probleem ontmoet en dit telefonisch voorlegt aan een andere leerling (in een ander lokaal) die dit moet helpen oplossen.
6.3.8
Het (telefonisch) begeleiden van een gebruiker moet zo realistisch mogelijk gesimuleerd worden. De leerling moet leren de gebruiker stap voor stap te instrueren en op zijn eigen scherm diens handelingen te volgen, ook al ziet hij de gebruiker en diens scherm niet. Voor het aanleren van telefonische vaardigheden zijn op school wellicht didactische telefoonsets aanwezig.
TV Toegepaste informatica 6 – Administratie en logistiek
51
TSO 3e graad Informaticabeheer
6.3.9
Oefeningen i.v.m. instructie en ondersteuning (bijvoorbeeld een presentatie of een korte instructie over het gebruik van hardware of software) dienen voldoende realistisch te zijn, bijvoorbeeld voor de eigen klasgroep of voor een ‘vreemd’ publiek (bijvoorbeeld een andere klas). In de mate van het mogelijke moet gebruik gemaakt worden van ondersteunend materiaal (projector, scherm, transparanten).
6.3.10
Door de presentatie met een videocamera op te nemen, kan de leerling gemakkelijker de sterke en de zwakke kanten van zijn presentatie aanwijzen.
6.3.11
Men kan de hardware- en software-evolutie opvolgen door een abonnement te nemen op vaktijdschriften, door gespecialiseerde beurzen te bezoeken, door seminaries en studiedagen te volgen, door bedrijfsbezoeken te organiseren en door de berichtgeving via de digitale media (radio, tv, Internet) te volgen.
6.3.12
Het volstaat niet tijdschriften aan te kopen of zich er op te abonneren, men moet er de leerlingen ook effectief iets mee laten doen. Als werkvorm kan men de leerlingen van relevante artikels uit kranten en tijdschriften de gebruikte terminologie laten verklaren, de inhoud in enkele lijnen duiden en de resultaten beschikbaar maken voor de andere leerlingen. Bovendien kunnen ze op geregelde tijdstippen de informatie actualiseren.
6.3.13
Een projectmatige aanpak en groepswerk lijken aangewezen. Er moet dan genoeg tijd beschikbaar gemaakt worden in de klas om deze activiteiten te begeleiden. Er moet liefst een afgerond doel zijn van het project, bijvoorbeeld een html-document dat de resultaten beschikbaar maakt.
6.3.14
Heel wat doelstellingen uit dit hoofdstuk kunnen best gerealiseerd worden op het moment dat een probleem zich stelt of een behoefte zich voordoet.
TV Toegepaste informatica 6 – Administratie en logistiek
52
TSO 3e graad Informaticabeheer
7
KENNISMAKING MET INFORMATISERING IN DE PRAKTIJK
7.1
Doelstellingen van PV Stages Toegepaste informatica / TV Toegepaste informatica (seminaries)
De lestijden PV Stages Toegepaste informatica/TV Toegepaste informatica (seminaries) (2 wekelijkse lestijden in het 2e leerjaar van de 3e graad) moeten de leerlingen de gelegenheid bieden kennis te maken met de reële bedrijfspraktijk. Het is in geen geval de bedoeling in het kader van de stages of de seminaries nieuwe kennis op te doen. Wel is het de bedoeling om tijdens deze activiteiten de vaardigheden en de attitudes die in de hoofdstukken aan bod gekomen zijn, aan de praktijk van een bedrijf of een instelling te toetsen.
7.2
Organisatorische aspecten
De school kiest zelf of ze de activiteiten die opgesomd zijn onder punt 7.4 (blz. 147), organiseert onder de vorm van stages of seminaries. Bij stages werken de leerlingen individueel in een bedrijf onder de begeleiding van een stagementor, bij seminaries volgen de leerlingen groepsgewijs seminaries (die zeer praktijkgericht kunnen zijn) onder begeleiding van externe deskundigen, al dan niet in een bedrijf of een instelling. De activiteiten die opgesomd zijn onder punt 7.4 (blz. 147) kunnen manifest beter gerealiseerd worden onder de vorm van stages dan onder de vorm van seminaries. De voorkeur gaat dan ook zonder meer uit naar stages. De administratieve en juridische richtlijnen betreffende stages van leerlingen in het voltijds secundair onderwijs liggen vast bij ministeriële rondzendbrief (namelijk SOZ (91)15 van 10 juli 1991 betreffende “Stages ingericht in bedrijven of instellingen ten behoeve van de leerlingen uit het voltijds secundair onderwijs”, Coördinatie van de rondzendbrieven, “witte mappen’, D. SO, R. Stages, blz. 2-17). In de Mededelingen van het VVKSO vindt men hierover nog enige toelichting onder Kl. 50.01.04 (zie bijvoorbeeld de mededeling “Stages van leerlingen in het voltijds secundair onderwijs” d.d. 3 oktober 1996). Daaruit blijkt dat stages op twee verschillende manieren georganiseerd kunnen worden, namelijk: • alternerende stage, dit wil zeggen met vaste tussentijden, bijvoorbeeld wekelijks of maandelijks op een bepaalde (halve) dag; • blokstage, dit wil zeggen als een (aantal) ononderbroken periode(s). In het kader van PV Stages Toegepaste informatica (0-2) dient de school minimaal 2 u. × 36 = 72 stage-uren te realiseren. Dit stemt bijvoorbeeld overeen met een blokstage van twee (niet noodzakelijk aaneengesloten) stageweken (tweemaal 5 stagedagen), of met een alternerende stage van een halve stagedag per week gedurende 18 weken of een volledige stagedag gedurende 9 weken. De school moet er naar streven een te grote versnippering van de stage-activiteiten te vermijden. In het geval van een alternerende stage worden de stageweken bij voorkeur samengebracht tot één aaneensluitend blok.
7.3
Keuze van het bedrijf of de instelling
Bij de keuze van het bedrijf of de instelling moet men voldoende zorgvuldig te werk gaan. • Een minimale vereiste bestaat er in dat op het bedrijf of de instelling een persoon aanwezig is die op de hoogte is van de verschillende aspecten van de interne informatisering, die het beheer van deze infrastructuur (deels) tot zijn taak rekent of deze functie geheel of gedeeltelijk waarneemt, en die voldoende kennis van informatica heeft om de leerling effectief te begeleiden. Dit houdt in de praktijk in dat men kleinere handelszaken (bijvoorbeeld eenmansbedrijven) dient te vermijden.
PV Stages Toegepaste informatica/TV Toegepaste informatica (seminaries) 7 – Kennismaking met informatisering in de praktijk 53
TSO 3e graad Informaticabeheer
• Voorts dient het bedrijf of de instelling te beschikken over een degelijk uitgebouwd netwerk, bij voorkeur servergestuurd, dat actief gebruikt wordt voor operationele toepassingen. • Tenslotte moeten de stage-activiteiten binnen het bedrijf voldoende aansluiting bieden bij een breed gamma toepassingen uit het leerplan. Indien de leerling zijn stage volbrengt binnen een groter bedrijf of instelling, kunnen de stage-activiteiten vanzelfsprekend beperkt worden tot één bepaalde afdeling binnen dit bedrijf of deze instelling. Bovendien dienen de stage-activiteiten uitsluitend betrekking te hebben op ICT-toepassingen binnen het bedrijf of de instelling.
7.4
Concrete uitbouw van PV Stages Toegepaste informatica/TV Toegepaste informatica (seminaries)
De stage-activiteiten van de leerling worden in het kader van de stages (seminaries) voor Informaticabeheer gegroepeerd in drie verwerkingsniveaus: • observeren, registreren; • uitvoeren onder toezicht; • zelfstandig uitvoeren. Hierna geven we een lijst met een aantal voorbeelden van taken. Deze lijst wordt ter informatie aangeboden, de leraar kan er samen met de leerling en de mentor in functie van het gekozen bedrijf een aantal taken uit sprokkelen of er aan toevoegen. De leerling moet niet noodzakelijk alle taken van deze lijst uitvoeren. Bij elke taak zijn de mogelijke verwerkingsniveaus vermeld. Indien twee of meer verwerkingsniveaus vermeld zijn, bouwt elk hoger verwerkingsniveau voort op het onderliggende verwerkingsniveau. Het is de bedoeling dat de leerling tijdens de stages (seminaries) voor de uit te voeren taken effectief kennis maakt met een zo hoog mogelijk verwerkingsniveau. De verwerkingsniveaus kunnen als volgt omschreven worden: • Observeren, registreren: de leerling begeleidt de mentor tijdens zijn of haar dagelijkse werkzaamheden, observeert de activiteiten en schrijft zijn ervaringen en de belangrijkste feiten neer in een verslag. • Opdrachten onder toezicht uitvoeren: de leerling krijgt concrete opdrachten van de stagementor en voert die onder zijn toezicht en eventueel met diens hulp uit. • Opdrachten zelfstandig uitvoeren: naarmate de leerling beter aanvaard wordt in het bedrijf of de instelling, meer ervaring opbouwt en meer zelfvertrouwen ontwikkelt, kan hij sommige opdrachten zelfstandig uitvoeren, dit wil zeggen zonder begeleiding van de mentor.
Stage-inhoud
Observeren, registreren
Opleiding, ervaring, functiebeschrijving en takencluster van de stagementor.
U
Organigram van personeel en taken in verband met ICTtoepassingen.
U
Inventaris van de aanwezige hardware en netwerkinfrastructuur.
U
Beleid inzake hardware- en netwerkvernieuwing.
U
PV Stages Toegepaste informatica/TV Toegepaste informatica (seminaries) 7 – Kennismaking met informatisering in de praktijk 54
Uitvoeren (toezicht)
Uitvoeren (zelfstandig)
U
U
TSO 3e graad Informaticabeheer
Observeren, registreren
Uitvoeren (toezicht)
Uitvoeren (zelfstandig)
Inventaris van de aanwezige software: standaardpakketten (onder meer voor kantoorautomatisering), op maat ontwikkelde software, zelf ontwikkelde software.
U
U
U
Vernieuwings- en versiebeleid inzake softwarepakketten.
U
Gegevensstromen en mate van integratie van verschillende softwarepakketten en van gegevens.
U
Diverse vormen van e-marketing en communicatie met klanten of leveranciers: e-mail, webstek, elektronische presentatie, e-commerce, business-to-business (B2B), business-to-consumer (B2C), cd’s, vouwblaadjes (dtp), gepersonaliseerde mailings ...
U
U
U
Diverse vormen van gegevensinvoer: intypen, scanning, ocr, diskettes, cd’s, e-mail, invulformulieren op de webstek, interactieve databanken ...
U
U
U
Organigram van de aanwezige computerinfrastructuur (apparatuur, programmatuur, netwerktopologie ...). Verband met de structuur van bedrijf of afdeling, en met de taken van de personeelsleden.
U
U
Inventaris van onderhoudscontracten, licenties, verzekeringen.
U
U
U
Toepassing van voorschriften inzake ergonomie, recyclage, energiebesparing.
U
U
U
Beheer van verbruiksproducten (papier, druklint, toner, inktpatroon ...).
U
U
Analyse van uit te voeren stappen bij eenvoudige opdrachten.
U
U
U
Eenvoudige taken inzake netwerkbeheer.
U
U
U
Installeren van randapparaten.
U
U
U
Delen van netwerkbronnen.
U
U
U
Installatie, upgrading en desinstallatie van software.
U
U
U
Beleid inzake beveiliging van apparatuur en programmatuur tegen misbruik, gegevensverlies, fysische beschadiging.
U
Beveiliging van apparatuur en programmatuur tegen misbruik, gegevensverlies, fysische beschadiging (bijvoorbeeld antivirus, back-up ...).
U
U
U
Op het web gegevens opzoeken in functie van de noodwendigheden van het bedrijf: prijzen van aan te kopen producten, geactualiseerde drivers voor randapparaten ...
U
U
U
Stage-inhoud
PV Stages Toegepaste informatica/TV Toegepaste informatica (seminaries) 7 – Kennismaking met informatisering in de praktijk 55
TSO 3e graad Informaticabeheer
Stage-inhoud
Observeren, registreren
Uitvoeren (toezicht)
Uitvoeren (zelfstandig)
U
U
Logboek van reële problemen die opgetreden zijn en van de wijze hoe ze opgelost zijn.
U
Actualisatie van het logboek met reële problemen.
U
Beschikbaarheid van handleidingen, boeken, documentatie e.d.
U
Verwerking van de feedback vanwege gebruikers inzake helpdesk, depannage en opleiding.
U
U
U
Stappenplan inzake depannage van gebruikers met software-, hardware- of netwerkproblemen.
U
U
U
Effectieve depannage van gebruikers met eenvoudige software-, hardware- of netwerkproblemen.
U
U
U
Opleidingsbeleid: duur, frequentie, doelgroep, binnen de eigen organisatie of uitbesteed ...
U
Instructie van gebruikers voor een onderdeel van een bepaald softwarepakket.
U
U
U
Procedures, afspraken, sjablonen, huisstijl en andere voorschriften.
U
Conformiteit van documenten met de huisstijl.
U
U
U
Implementatie van sjablonen en macro’s.
U
U
U
7.5
Koppeling aan de geïntegreerde proef
De activiteiten die ontplooid worden in het kader van stages of seminaries, dienen gekoppeld te worden aan de geïntegreerde proef. Tijdens de eigenlijke stage kan de leerling uitsluitend observaties en uitvoerende taken verrichten, het uitschrijven van de geïntegreerde proef dient de leerling buiten de stage-uren te verrichten.
7.5.1
Neerslag van de stage-activiteiten
De neerslag van of toelichting bij de stage-activiteiten (dus niet het stageverslag) maakt deel uit van de geïntegreerde proef. De totale stageduur is relatief beperkt. Om deze periode maximaal te laten renderen, is het aangewezen dat de leerling een aantal observatietaken vooraf verricht.
7.5.2
Op eigen initiatief een automatiseringsvoorstel formuleren
Naast het maken van een neerslag van zijn stage-activiteiten kan de leerling op basis van zijn eigen vaststellingen en ervaringen een goed gedocumenteerd automatiseringsvoorstel doen en toelichten. Dit kan betrekking hebben op werkzaamheden die uitgevoerd zouden kunnen worden ter verbetering van de informatisering van het stagebedrijf of de stage-instelling, bijvoorbeeld op het vlak van infrastructuur, software, procedures, afspraken ... Deze voorstellen kunnen betrekking hebben op:
PV Stages Toegepaste informatica/TV Toegepaste informatica (seminaries) 7 – Kennismaking met informatisering in de praktijk 56
TSO 3e graad Informaticabeheer
• • • • • • • • • •
softwarepakketten: recentere versies, andere pakketten; de integratie van randapparatuur; aspecten van netwerkbeheer en beveiliging; automatisering van kleine taken met behulp van een sjabloon, macro, batchbestand, script, softwarecomponent, bestaande oplossing ...; kostenbesparing; efficiëntie; ergonomie; gebruikersvriendelijkheid; afspraken, procedures; de introductie van nieuwe technologieën.
7.6
Nazorg
Het uitwisselen van ervaringen tussen de leerlingen draagt bij tot de verhoging van de kwaliteit van de activiteiten. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren onder de vorm van een presentatie (zie punt 4.2.4.11 blz. 131). Gezamenlijk kunnen ze trachten de bedrijfspraktijk te evalueren, en positieve realisaties bespreken, maar wellicht ook enkele kritische beschouwingen formuleren. Indien de leerlingen tijdens hun stage ervaring opdoen met een ander pc- of netwerkbesturingssysteem of andere softwarepakketten voor kantoortoepassingen dan deze waarmee ze tijdens de lessen op school geconfronteerd werden, is het nuttig hier achteraf op in te gaan. Ze kunnen bijvoorbeeld voor de klasgroep verschillende kenmerken toelichten, hun ervaringen meedelen, vergelijkingen maken e.d. Bij de nazorg kunnen ook de leraren van andere vakken betrokken worden, minstens de leraren Nederlands en Toegepaste economie.
7.7
Evaluatie
De klemtoon bij de evaluatie dient niet zozeer op de cognitieve elementen of de verworven vaardigheden te liggen, maar wel op de attitudes. Het aantal uitgevoerde stage-activiteiten is niet noodzakelijk een maat voor de kwaliteit van de stage. De evaluatie van de mate waarin attitudes verworven zijn, kan bijvoorbeeld gebeuren aan de hand van de Schaal voor Attitudemeting (SAM-schaal, VKW, 1995). De evaluatie van de evolutie van de attitudes is een vorm van procesevaluatie, en dient dus permanent te gebeuren. De evaluatie gebeurt bij voorkeur in overleg met de vakleerkrachten en de stagementor. De beoordelingscriteria dienen op voorhand duidelijk aan de leerlingen kenbaar gemaakt te worden. De evaluatie van de stages of de seminaries maakt deel uit van de eindbeoordeling van de leerling.
PV Stages Toegepaste informatica/TV Toegepaste informatica (seminaries) 7 – Kennismaking met informatisering in de praktijk 57
TSO 3e graad Informaticabeheer
8
EVALUATIE
8.1
De leerplannen TV Toegepaste informatica en PV Stages Toegepaste informatica/TV Toegepaste informatica (seminaries) zijn opgebouwd uit een aantal vrij omvangrijke onderdelen, namelijk: • • • •
beheer van computersystemen en netwerken, gebruik en beheer van softwarepakketten, software-ontwikkeling, stage.
De delibererende klassenraad kan al deze onderdelen samen als één geheel beschouwen. Dit betekent dat de leerling moet aantonen dat hij het geheel beheerst. Het resultaat van de leerling wordt dan weergegeven door één enkel cijfer, zodat een te zwakke prestatie voor één leerplanonderdeel gecompenseerd kan worden door een sterke prestatie op een ander leerplanonderdeel. Aangezien elk onderdeel afzonderlijk van groot belang is, kan men anderzijds argumenteren dat de leerling elk van deze onderdelen afzonderlijk voldoende moet beheersen. De delibererende klassenraad kan er dus voor opteren de leerlingen voor elk van deze onderdelen afzonderlijk te beoordelen. De leerling moet dan voor elk onderdeel afzonderlijk een voldoende resultaat behalen om geslaagd te zijn. Het behoort tot de autonomie van de delibererende klassenraad om de leerplanonderdelen bij de beoordeling op een andere wijze te groeperen dan bovengenoemde, bijvoorbeeld: • computersystemen en netwerken: beheer, • software: gebruik, beheer en ontwikkeling, • stage, of • computersystemen, netwerken, software: gebruik, beheer, ontwikkeling, • stage, of een andere vrij te kiezen combinatie. Het staat de inrichtende macht vrij het relatief puntengewicht van elk van deze onderdelen vast te leggen; de verdeling van de beschikbare lestijden (zie tabel blz. 102) kan hiervoor indicatief zijn. In ieder geval is het van groot belang dat dergelijke beslissingen tijdig en duidelijk gecommuniceerd worden aan alle betrokkenen. Het is dus aangewezen dat de begeleidende klassenraad dit bij het begin van het schooljaar formeel beslist en als dusdanig meedeelt aan de betrokken leerlingen en hun ouders. Ook op het leerlingenrapport worden de resultaten voor de onderdelen die afzonderlijk beoordeeld worden, afzonderlijk meegedeeld. Indien verschillende puntengewichten gehanteerd worden per leerplanonderdeel, moet dit ook duidelijk uit het rapport blijken. 8.2
De leerlingen dienen zoveel mogelijk gelegenheid te krijgen praktijkervaring op te bouwen. Hun vorderingen bij de ontwikkeling van de vaardigheden en de attitudes worden onder meer via permanente of gespreide observatie en evaluatie vastgesteld.
8.3
Daarnaast moet in geregeld georganiseerde testen waarin de leerplandoelstellingen geïntegreerd aan bod komen, de verwerving van de leerplandoelstellingen worden geëvalueerd. Ook het verwerven van grote leerplanonderdelen, gespreid over enkele maanden, dient geëvalueerd te worden.
8.4
Bij permanente evaluatie dient de leraar vooraf een lijst samen te stellen van de (deel)vaardigheden en de attitudes waarop geëvalueerd zal worden en met elke (deel)vaardigheid of attitude een beoordelingswijze te associëren, teneinde de mate waarin de leerling deze doelstellingen verworven heeft, zo nauwkeurig mogelijk te evalueren.
8.5
Procesevaluatie primeert op productevaluatie. Daarom beperkt men zich beter niet tot het verbeteren en beoordelen van het eindresultaat. De wijze waarop de oefeningen aangeboden worden en de evaluatie gericht is, moet het mogelijk maken het inzichtelijk werken zo optimaal mogelijk te beoordelen. Belangrijk is in elk geval dat niet enkel het resultaat meetelt, maar vooral de manier waarop het resultaat bereikt werd.
TV Toegepaste informatica 8 – Evaluatie
58
TSO 3e graad Informaticabeheer
8.6
Indien het leerplan bij de verwerving van leerplandoelstellingen uitdrukkelijk in de mogelijkheid voorziet on-linehelp, eigen notities, handleiding, BIN-brochure ... te gebruiken, of dit zelfs oplegt, dienen deze hulpmiddelen bij de evaluatie van die leerplandoelstellingen beschikbaar te zijn voor de leerlingen, ook tijdens (grotere) toetsen (open boek).
8.7
Tot de leerlingendocumenten die bewaard moeten worden met het oog op een doorlichting door de onderwijsinspectie behoort ook het werk dat een leerling onder digitale vorm realiseert. Concreet betekent dit dat van alle regelmatige leerlingen de digitale bestanden bewaard moeten worden die (mede) de basis gevormd hebben voor de studiebekrachtiging en dat van 3 regelmatige leerlingen naar keuze per leerjaar en per structuuronderdeel àlle werkstukken bewaard moeten worden die onder digitale vorm gerealiseerd zijn. De bewaringsduur van de werkstukken is beperkt tot het lopend schooljaar en het vorig schooljaar. Vanzelfsprekend dient de school er eveneens voor te zorgen dat de bewaarde werkstukken achteraf nog gelezen kunnen worden, ook indien de school overgestapt is op andere computersystemen, gegevensdragers of softwarepakketten.
TV Toegepaste informatica 8 – Evaluatie
59
TSO 3e graad Informaticabeheer
9 9.1
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN Programmatuur
9.1.1
De school moet minimaal beschikken over alle vereiste software om de leerplandoelstellingen en de leerinhouden van het leerplan te realiseren.
9.1.2
Het leerplan legt geen specifieke softwarepakketten op; de school kiest zelf de software waarmee gewerkt wordt. De gebruikte softwarepakketten moeten toereikend zijn om de leerplandoelstellingen en leerinhouden te realiseren, ze moeten voldoende actueel zijn en overeenstemmen met software die algemeen gangbaar is in professionele kantooromgevingen.
9.1.3
De leerlingen moeten toegang hebben tot handleidingen (on line of in boekvorm) betreffende de aangeleerde softwarepakketten, en tot naslagwerken betreffende de belangrijkste pakketten voor kantoorautomatisering.
9.2
Apparatuur
9.2.1
In de computerklas is één pc per leerling aanwezig. Deze pc’s zijn permanent operationeel (ze worden dus niet gebruikt voor praktijkoefeningen inzake hardware). Elke pc is geschikt om alle softwaretoepassingen uit het leerplan op een aanvaardbaar performantiepeil uit te voeren, is aangesloten op een servergestuurd netwerk en beschikt over een snelle Internettoegang.
9.2.2
Daarnaast zijn in een pc-laboratorium of in de computerklas (bij voorkeur in een afzonderlijke praktijkzone met werkeilanden) een aantal pc’s voor praktijkoefeningen inzake hardware aanwezig. Deze pc’s zijn van een zeer recent type en kunnen gedemonteerd worden. Tijdens de praktijkoefeningen inzake beheer van computersystemen en netwerken werken maximaal 2 leerlingen aan één pc. Bij voorkeur zijn ook een aantal oudere pc’s beschikbaar.
9.2.3
Voor de computerklas of het pc-laboratorium zijn diverse actuele randapparaten beschikbaar, onder meer een scanner, verschillende types printers, verschillende communicatiecomponenten (modem, ISDN-adapter, hardware- of softwarerouter), actuele multimedia-apparatuur, verschillende types back-upsystemen ...
9.2.4
In de computerklas of in het pc-laboratorium is een voldoende verscheidenheid aan insteekkaarten, kabels, netwerkcomponenten ... aanwezig om uiteenlopende configuraties samen te stellen. Teneinde probleemsituaties te kunnen simuleren, is het wenselijk dat een voldoende aantal defecte componenten beschikbaar zijn en dat foutieve configuraties samengesteld kunnen worden.
9.2.5
Tijdens de lessen is in de computerklas een projectiesysteem aanwezig voor de projectie van computerbeelden en voor het geven van demonstraties.
9.2.6
De computerklas of het pc-laboratorium is voorzien van de nodige eenvoudige gereedschappen en hulpmiddelen om vlot aan pc’s te werken.
9.2.7
De leerlingen moeten toegang hebben tot handleidingen, technische documentatie en systeemspecificaties betreffende de aanwezige apparatuur en componenten (op papier, op diskette, op het web).
9.2.8
De wettelijke ergonomische vereisten voor het werken met computers worden beschreven in het KB van 27 augustus 1993 betreffende Het werken met beeldschermapparatuur (Belgisch Staatsblad van 7 september 1993) en in de Vijfde Bijzondere Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen (90/270/EEG d.d. 29 mei 1990).
TV Toegepaste informatica 9 – Minimale materiële vereisten
60
TSO 3e graad Informaticabeheer
9.3
Overige
9.3.1
De grootte van de klasgroep is beperkt tot 16 leerlingen.
9.3.2
De computerklas of het pc-laboratorium beschikt over een eigen documentatiecentrum (handleidingen en brochures met betrekking tot de aanwezige apparatuur en programmatuur, boeken, tijdschriften).
9.3.3
De school dient erover te waken dat ze de belangrijke ontwikkelingen inzake apparatuur en programmatuur volgt. Dit betekent niet dat ze elke nieuwe versie van software en hardware moet aankopen om up-to-date te blijven. Wel moet ze via geregelde investeringen vermijden dat haar informatica-onderwijs manifest achterblijft op de realiteit in het bedrijfsleven.
9.3.4
Bij de aankoop van nieuwe apparatuur of programmatuur kan de school zich laten leiden door de adviezen die het VVKSO geregeld publiceert via de Mededelingen (Kl. 64.05.02).
TV Toegepaste informatica 9 – Minimale materiële vereisten
61
TSO 3e graad Informaticabeheer
10
BIBLIOGRAFIE
In de handel zijn recente werken over computers, computertoepassingen, programmatuur en dergelijke te verkrijgen. Deze werken zijn vaak in het Nederlands en van goede kwaliteit. Aangezien een literatuurlijst informatica snel veroudert, worden hier geen concrete boeken over computers en software vermeld. Voor softwarepakketten kan men zowel terugvallen op de oorspronkelijke handleidingen bij de pakketten als op handboeken, beginnerscursussen en naslagwerken die door derden worden geproduceerd. Toch geldt hier een waarschuwing. Deze boeken zijn geschreven met het oog op het (meestal zeer grondig) aanleren van een bepaald softwarepakket. Het leerplan heeft echter andere doelstellingen, namelijk leren taakgericht en probleemoplossend werken met softwarepakketten. Bij het hanteren van de documentatie dient de leraar voor dit onderscheid op zijn hoede te zijn. In het kader van de ondersteuning van de nieuwe studierichting Informaticabeheer in de loop van de eerste drie schooljaren is door de projectgroep uitgebreid materiaal ten behoeve van leraren en leerlingen ontwikkeld: cursussen, lesvoorbereidingen, jaarplan, elektronische presentaties, website ... Meer informatie kunt u verkrijgen bij: VVKSO • Guimardstraat 1 • 1040 Brussel Tel. 02 507 06 40 • Fax 02 511 33 57 E-mail
[email protected]. Http://www.vsko.be/vvkso/ We vermelden enkele brochures die relevant zijn voor didactisch gebruik: • Verbond Kristelijke Werkgevers en Kaderleden, SAM-schaal voor attitudemeting, Brussel, 1995. • VVKSO, Spellinggids Informatica, Licap, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, april 1996, 80 pagina's, D/1996/0279/036. • VVKSO, BIN-Normen – Efficiënte communicatie, Licap, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, september 2001, 28 pagina's, D/2001/0279/090. • VVKSO, Rapporteren – Voorschriften en nuttige wenken, Licap, Guimardstraat 1, 1040 Brussel, 29 pagina's, D/2001/0279/091.
TV Toegepaste informatica 10 – Bibliografie
62
TSO 3e graad Informaticabeheer
INDEX aangehecht bestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 aanmeldingsscript . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 abstractie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 access point . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 actiequery . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 add-in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118, 123 add-on . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118, 123 administratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102, 141, 144 ADO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 adresbus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 AGP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 alternerende stage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146 analyse . . . . 108-110, 125, 132, 134, 136, 139, 148 antivirusprogrammatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 antivirussoftware . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 API . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 archief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 143 architectuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115, 121 archiveren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116, 133 argument . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 ASCII-code . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 attitudes . . . . 101, 102, 107-110, 115, 118, 126-128, 141, 142, 144, 146, 150, 151 automation . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 automatiseren . . . . . . . . . . . . . . . 123, 134, 137-139 automatiseringsproject . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 automatiseringsvoorstel . . . . . . . . . . . . . . 142, 149 backbone . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 back-end . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 122, 139 back-up . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109, 114, 124, 148 back-upprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 bandbreedte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 123 barcodelezer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 batchbestand . . . . . . . . . . . . . . 123, 136, 140, 149 batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 113 beeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124, 131 beeldscherm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 beheerstaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122, 123, 144 behoeftenanalyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142-144 behoeftenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 bekabelingstype . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 bereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 bereiknaam . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 berekend veld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 bestand . . . . 108, 116, 117, 122, 124, 129, 130, 133 bestandstoewijzingstabel . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 besturingssysteem . . . 107, 114-116, 118, 127, 141 beveiliging . . . . . . . . . . 117, 120, 124, 133, 148, 149 bibliotheek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 BIN-brochure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152 bios . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 116 bit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 blokstage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146 bootsector . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 bottle-neck . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 bridge . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
TV Toegepaste informatica Index
browser . . . . . bug fix . . . . . . busarchitectuur busverbinding . byte . . . . . . . . cachegeheugen celnaam . . . . . checklist . . . . . chipset . . . . . . cliënt . . . . . . . clusters . . . . . cmos . . . . . . . coach . . . . . . . coax . . . . . . . . codering . . . . . codetabel . . . . COM+ . . . . . . communicatie .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 115 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 . . . . . . . . . . . . . . . 119, 121, 128 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116, 117 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 116 . . . . . . . . . . . . . . . 111, 127, 132 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 121 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113, 126 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 112, 114, 119, 123, 133, 141, 143, 144, 148, 155 communicatieprotocol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 communicatieserver . . . . . . . . . . . . . . . . . 120, 121 compatibiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124, 130 compiler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 comprimeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 computerinfrastructuur . . . . . . . . . . . . . . . 143, 148 computerklas . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126, 153, 154 connectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 119 connectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 121 constante . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 controlebus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 controller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 converteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 cookies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 dactylografie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 dagelijks beheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141, 144 declaratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 decomprimeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 defragmentatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 DIP-schakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 DLL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 DMA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 documentatie . . . . . . . . . . 140, 143, 148, 153, 155 dpi . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 draadloze communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 draaitabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 driver . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 dtp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 dvd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 editor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 EDO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 EFT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 eigenschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 eindnoot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 EISA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 elektronisch presenteren . . . . . . . . . . 127, 135, 144 elektronisch publiceren . . . . . . . . . . . . . . 127, 130
63
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
TSO 3e graad Informaticabeheer
elektronische communicatie . . . . . . . . . . . . . . . 133 elektronische post . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 elektronische presentatie . . . . . . . . . . . . . 135, 148 elektronische publicatie . . . . . . . . . . . . . . 130, 135 encryptie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 energiebesparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 ERD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 ergonomie . . . . . . . . . . . . . 125, 142, 144, 148, 149 Ethernet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102, 144, 150-152 extranet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 e-mail . . . . . . . . . . . . . . . . 103, 133, 142, 148, 155 FAT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 fax . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155 fileserver . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118, 120 filter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 firewall . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 formatteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117, 133 formulier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 foutafhandeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137 fouttolerantie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 fragmentatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 front-end . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 122, 139 ftp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 functie . . . . . 110, 112-115, 117, 119, 120, 122, 129, 131-133, 138, 146-148 gateway . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 gebeurtenis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 gebruikersgroep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 gebruikersnaam . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121, 124 gebruikersprofiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118, 121 gebruikersvriendelijkheid . . . . . . . . . . . . . . 142, 150 gedeelde componenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 gedistribueerde gegevensverwerking . . . . . . . . . 123 gegenereerde code . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 gegevensbus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 gegevensoverdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 gegevensreeks . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 geheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 113, 115 geheugenchip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 geheugenruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 geïndiceerde variabele . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 geïntegreerd werken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134 geluidsfragment . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 geluidskaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 geneste structuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 gesprekstechnieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 grafische voorstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . 130-132 groepsvak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 handleiding . . . . . . . . . . . . 108, 115, 128, 143, 152 handtekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 harde schijf . . . . . . . . . . . . 113, 114, 116, 129, 142 helpdesk . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115, 128, 143, 149 helpfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127, 135, 143 hersteldiskette . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 hexadecimale notatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 hoax . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 hoofdkaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 113 HTML-codes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130
TV Toegepaste informatica Index
hub . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 121 huisstijl . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129, 130, 137, 149 I/O-adres . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 IDE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 IDE-controller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 image . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 IMAP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 importeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128, 129 INF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 informatiebehoefte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 informatiebronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115, 143 inhoudstafel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 initialisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 inkapseling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 inktpatroon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 148 inloggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 inscannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 insteekkaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 instructie . . . . . . 110, 112, 135, 139, 142, 144, 149 instructieset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 interactief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 interimrelease . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 intern geheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 113 interne rentabiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 Internet . . . . . 108, 115, 123, 126, 128-130, 133, 139, 145 interpreter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 interviewtechnieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 intranet . . . . . . . . . . . . . . . 123, 129, 130, 133, 139 invulformulier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 IPX/SPX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 IP-adres . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 123, 133 irc . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 IRQ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 ISA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 Isabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 ISDN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 123, 153 ISDN-adapter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 153 ISDN-kaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 iteratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136, 138 kabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121, 125 kabelmodem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 keuzerondje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 klasse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 klok . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 knowledgebase . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143 koeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 113 kolommen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 koppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 koppeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118, 134, 149 kosten/batenanalyse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 kruistabelquery . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 LAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 lay-out . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127-129 leesbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 leesmij-bestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 legende . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 levensduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138, 142 licentiebeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
64
TSO 3e graad Informaticabeheer
lijnaftasting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 logboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122, 126, 141, 148 logische fout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 logistiek . . . . . . . . . . . . . . 101, 102, 107, 141, 144 maasverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 macro . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136, 137, 140, 149 macro’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129, 134, 149 magneetband . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 magneetkaartlezer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 mailings . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 mailserver . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120, 121 mainframe . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 malafide software . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 MAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 map . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 master . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 117 meertakenverwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 methode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136-138, 142 milieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125, 142, 144 MIME . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 minicomputer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 modem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 123, 153 muis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 125, 127 multitasking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 navigatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 nazorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150 Netbeui . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 netto contante waarde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144 netwerk . . . . . . . . 107, 114, 118-124, 142, 147, 153 netwerkadres . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 netwerkbeheerder . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 120 netwerkbekabeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109, 125 netwerkkaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 119, 121 noodbatterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120, 124 normalisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 object . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 objectgeoriënteerde omgeving . . . . . . . . . . 138, 139 objectvariabele . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 ocr . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129, 148 OCX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 ODBC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 OLEDB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 onderhoud . . . . . . . . . . . . . 109, 115, 124, 125, 142 ondersteuning . . . . . . . . . . . . . . 135, 142, 144, 155 ontvangstbevestiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 ontwikkeling . . . . . . . . . . . . 102, 136-138, 144, 151 on-linehelp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134, 152 opleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142, 147, 149 opmaakprofielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129 opslagruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 opstartproces . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 organigram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130, 147, 148 OSI-model . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 overerving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 overhead . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132, 143, 144 paginanummering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 parallelle poort . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 partitietabel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
TV Toegepaste informatica Index
partitioneren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 patch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116, 118, 123 PCI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 pc-laboratorium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153, 154 peer-to-peer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 ping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 plotter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 plotterpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 plug-and-play . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 polymorfisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 poortadres . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 POP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 postscript . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 presentatie . . . . . . 130, 131, 135, 143-145, 148, 150 presentatiepakket . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135, 144 preventiebeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125, 142 primaire sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 printer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 120-122 printserver . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 printwachtrij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 privacy . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 110, 144 privacywet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111 procedurale omgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 procedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 procesevaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150, 151 processor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112-114, 120 productevaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 programmacode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137-139 programmeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134, 137 projectiesysteem . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 135, 153 prompt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 prototyping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137 provider . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 proxyserver . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120, 121 pseudocode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137 publicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130, 135 query . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 RAID . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124 randapparaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116, 142 randapparatuur . . . . . . . . . 109, 111, 113, 125, 149 rapport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131, 151 recyclage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 referentiële integriteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 refererende sleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 rekenblad . . . . . . . . . . . . . . . . . 127, 128, 132, 144 rekenorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 relatie . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 115, 131, 133, 142 relationeel model . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 relationele databank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 repeater . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 reservekopie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 124, 131 ringverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 router . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 121 routing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 ruiters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 SAM-schaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150, 155 scanner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101, 114, 153 scanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 Schaal voor Attitudemeting . . . . . . . . . . . . 150, 155
65
TSO 3e graad Informaticabeheer
schaalverdeling . . schermbeveiliging script . . . . . . . . . scripting . . . . . . . SCSI . . . . . . . . . SCSI-controller . . SDRAM . . . . . . . sectoren . . . . . . . selectie . . . . . . . select-instructie . . semantische fout . seminaries . . . . . sequentie . . . . . . seriële poort . . . . server . . . . . . . . . servergestuurd . . . SIMM . . . . . . . . . sjablonen . . . . . . sjabloon . . . . . . . slack . . . . . . . . . slave . . . . . . . . . sleutel . . . . . . . . SMTP . . . . . . . . . snelkoppeling . . . softwarepakket . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 . . . . . . . . . . . 123, 136, 140, 149 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123, 139 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113, 114 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 . . . . . . . . . . . 129, 131, 136, 138 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 . . 99, 102, 135, 145-147, 149-151 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136, 138 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 . . . . 119-123, 128, 130, 133, 139 . . . . . . . . 107, 120-122, 147, 153 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 . . . . . . . 122, 127, 129, 134, 149 . . . . . . . . . . . . . . . 136, 140, 149 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131, 132 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 118, 127, 128, 134, 137, 138, 142144, 149, 155 softwarerouter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 software-ontwikkeling . . . . . . . . . 102, 136, 144, 151 spellingcontrole . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109, 130 sporen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 SQL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139 SRAM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 stage . . . . . . . . . . . . . . . . . 139, 146, 147, 149-151 stagementor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146, 147, 150 stages . . . . . . 99, 102, 135, 144, 146, 147, 149-151 stage-activiteiten . . . . . . . . . . . . 146, 147, 149, 150 stand-alone-pc . . . . . . . . . . . . . . . . . 114, 118, 123 stapsgewijze verfijning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 startmenu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 statistische query . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 statusbalk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127 sterverbinding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 stroomuitval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 structogram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137 stuurorgaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112, 114 stuurprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115 subnet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 subnetmasker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 123 Swift . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 switch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119, 121 syntactische fout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 systeembestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 systeemcommando’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123 systeemeenheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 systeemfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138 systeemprogrammatuur . . . . . . . . . . . 115, 126, 127 systeemregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116 taakbalk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118 taakgericht werken . . . . . . . . . . . . . . . . . 110, 134
TV Toegepaste informatica Index
tabel . . . . . . . . . . . . . . . . . tabellen . . . . . . . . . . . . . . TCP/IP . . . . . . . . . . . . . . . TCP/IP-model . . . . . . . . . . tekstverwerker . . . . . . . . . . tekstverwerking . . . . . . . . . telefonisch . . . . . . . . . . . . terugverdientijd . . . . . . . . . testbatterij . . . . . . . . . . . . toegangsprotocol . . . . . . . . toepassingsprogrammatuur
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
toetsenbord . . . . . . . . . . . . . . . . tokentransmissie . . . . . . . . . . . . toner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . topologie . . . . . . . . . . . . . . . . . . transmissiesnelheid . . . . . . . . . . trefwoordenlijst . . . . . . . . . . . . . Trojaans paard . . . . . . . . . . . . . type . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . uitloggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . UML . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . UNC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Unicode . . . . . . . . . . . . . . . . . . upgrading . . . . . . . . . . . . . . . . . UPS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . url . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . USB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . utp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . variabele . . . . . . . . . . . . . . . . . . veldnaam . . . . . . . . . . . . . . . . . veldtype . . . . . . . . . . . . . . . . . . verbruiksproducten . . . . . . . . . . . vergadertechnieken . . . . . . . . . . vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . versleuteling . . . . . . . . . . . . . . . videokaart . . . . . . . . . . . . . . . . . virtueel geheugen . . . . . . . . . . . . virtuele machine . . . . . . . . . . . . virus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . virusprotectie . . . . . . . . . . . . . . . voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . voetnoot . . . . . . . . . . . . . . . . . . wachtwoord . . . . . . . . . . . . . . . . WAN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . webbrowser . . . . . . . . . . . . . . . . webpagina . . . . . . . . . . . . . . . . webserver . . . . . . . . . . . . . . . . . website . . . . . . . . . . . . . . . . . . . webstek . . . . . . . . . . . . . . . . . . werkblad . . . . . . . . . . . . . . . . . . werkmap . . . . . . . . . . . . . . . . . . werkstation . . . . . . . . . . . . . . . . wettelijke ergonomische vereisten wizard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . worm . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . www . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . XDSL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . x-bitstoepassingen . . . . . . . . . .
66
113, 131, 132, 151 . . . . 128, 129, 131 . . . . . . . . . . . 119 . . . . . . . . . . . 119 . . . . . . . . . . . 129 . 127-129, 134, 135 . . . . . . . . 142-144 . . . . . . . . . . . 144 . . . . . . . . . . . 138 . . . . . . . . . . . 119 103, 115, 118, 122, 134 . . . . . . . . . . . 114 . . . . . . . . . . . 119 . . . . . . . 114, 148 . . . . . . . . . . . 119 . . . . . . . 119, 121 . . . . . . . . . . . 129 . . . . . . . . . . . 124 113, 138, 141, 153 . . . . . . . . . . . 122 . . . . . . . . . . . 137 . . . . . . . . . . . 133 . . . . . . . . . . . 113 . . . . . . . . . . . 148 . . . . . . . 114, 124 . . . . . . . . . . . 133 . . . . 113, 114, 116 . . . . . . . 119, 121 . . . . . . . . . . . 138 . . . . . . . . . . . 131 . . . . . . . . . . . 131 . . . . 114, 141, 148 . . . . . . . . . . . 144 . . . . . . . . . . . 129 . . . . . . . . . . . 124 . . . . . . . . . . . 114 . . . . . . . . . . . 115 . . . . . . . . . . . 115 . . . . . . . . . . . 124 . . . . . . . . . . . 109 . . . . . . . 112, 113 . . . . . . . . . . . 129 116, 121, 122, 124 . . . . . . . . . . . 118 . . . . . . . . . . . 133 . . . . . . . 130, 133 . . . . . . . 120, 121 . . . . . . . . . . . 155 . . . . 108, 130, 148 . . . . . . . . . . . 132 . . . . . . . . . . . 132 . . . . . . . . 119-122 . . . . . . . . . . . 153 . . . . . . . 127, 132 . . . . . . . . . . . 124 . . . . . . . 133, 155 . . . . . . . . . . . 123 . . . . . . . . . . . 115
TSO 3e graad Informaticabeheer
zelfextractie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117
TV Toegepaste informatica Index
67
TSO 3e graad Informaticabeheer
INFORMATICABEHEER Derde graad TSO BASISELEKTRICITEIT EN -ELEKTRONICA Eerste leerjaar: 2 uur/week Tweede leerjaar: 1 (+ 1) uur/week
D/2002/0279/001
Basiselektriciteit en -elektronica
67
Informaticabeheer 3de graad TSO
INHOUD
1 2 3
BEGINSITUATIE ................................................................................................................69 ALGEMENE DOELSTELLINGEN ...............................................................................69 LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN ............................................69
3.2
De elektrische spanning en stroom..................................................................................69
3.3
Het ontstaan van elektrische spanning ............................................................................70
3.4
De elektrische stroomkring ...............................................................................................70
3.5
Ladingshoeveelheid...........................................................................................................70
3.6
De wet van Ohm .................................................................................................................71
3.7
Het schakelen van weerstanden en verbruikers .............................................................71
3.8
Arbeid (energie) en vermogen..........................................................................................71
3.9
Batterijen en accu's...........................................................................................................72
3.10
De veiligheid in elektrische installaties en apparatuur ...................................................72
3.11
Metingen..............................................................................................................................73
3.12
Kenmerken van spanningen en stromen .........................................................................73
3.13
De netspanning ..................................................................................................................73
3.14
De condensator..................................................................................................................74
3.15
Het magnetisme .................................................................................................................74
3.16
Het elektromagnetisme .....................................................................................................74
3.17
De voeding..........................................................................................................................75
3.18
De LED ...............................................................................................................................76
3.19
De laserdiode.....................................................................................................................76
3.20
De transistor als versterker ...............................................................................................76
3.21
De MOSFET als elektronische schakelaar.....................................................................77
3.22
Digitale signalen................................................................................................................77
3.23
Combinatorische schakelingen ......................................................................................77
3.24
Sequentiële schakelingen ...............................................................................................77
3.25
Algemene principes van de magnetische informatieopslag .........................................78
3.26
Algemene principes van de elektronische beeldvorming ..............................................78
3.27
Analoog-digitaal- en digitaal-analoog-omzetting .........................................................78
4 5 6 7
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN..............78 MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN.................................................................................79 EVALUATIE ............................................................................................................................79 BIBLIOGRAFIE .......................................................................................................................80
Basiselektriciteit en -elektronica
68
Informaticabeheer 3de graad TSO
1
BEGINSITUATIE
De leerlingen hebben, in de eerste graad, slechts zeer elementair kennisgemaakt met de elektriciteit in het vak Technologische opvoeding. Een aantal elementaire noties van de digitale elektronica werden verworven in het vak Informatica, in de tweede graad.
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De leerinhouden van dit vak dienen ter ondersteuning van het vak Toegepaste informatica. Een aantal onderwerpen uit de elektriciteit en de elektronica die geen verband houden met toepassingen in de informatica worden daarom niet behandeld.
3
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN
De cursief gedrukte doelstellingen zijn facultatief.
3.1
De opbouw van de stof LEERPLANDOELSTELLINGEN
1 2 3 4 5 6 7 8
LEERINHOUDEN
De wijze waarop ladingen aanwezig zijn in de materie toelichten. De begrippen elektrische lading, neutraal, positief en negatief omschrijven. De aantrekking en de afstoting van ladingen toelichten. De overbrenging van ladingen door contact, wrijving en inductie omschrijven. Het optreden van elektrostatische ontladingen omschrijven. De effecten en de gevolgen van ESD inschatten (CMOS-IC's). De invloed van de luchtvochtigheid en de stoffering van de werkplek op ESD omschrijven. De invloed van de aarding op ESD omschrijven.
Elektrische eigenschappen van atomen De ladingstoestanden van lichamen Eigenschappen van elektrische ladingen Overbrengen van ladingen Elektrostatische ontlading (ESD) Effecten en gevolgen van ESD Invloeden
ESD en aarding
3.2 De elektrische spanning en stroom LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
9
De verplaatsing van elektronen in verband brengen met het ladingsverschil. 10 De begrippen elektrische spanning en stroom toelichten. 11 De symbolen en eenheden van spanning en stroom correct gebruiken. Basiselektriciteit en -elektronica
Het ladingsverschil en de verplaatsing van elektronen De elektrische spanning en stroom U, I, V, mV, A, mA
69
Informaticabeheer 3de graad TSO
12 De conventionele stroomzin toepassen. 13 De soorten spanningen en stromen omschrijven.
De stroomzin De soorten spanningen en stromen: - de gelijkspanning en -stroom - de wisselspanning en -stroom - de driefasenspanning en -stroom Veel voorkomende spanningswaarden en hun gebruik
14 Enkele veel voorkomende spanningswaarden en hun toepassingsgebied opnoemen.
3.3 Het ontstaan van elektrische spanning LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
15 Enkele "klassieke" oorzaken voor het opwekken van elektrische spanning opnoemen. 16 Enkele "alternatieve" oorzaken van opwekking van elektrische spanning opnoemen.
Scheikundig, mechanisch, warmte, vallend water Zon, licht, wind
3.4 De elektrische stroomkring LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
17 De noodzakelijke delen van een elementaire elektrische stroomkring toelichten.
De samenstelling van de kring en het doel van de onderdelen (bron, verbruiker(s), geleider(s), schakelaar). De open stroomkring De gesloten stroomkring Massa als geleider
18 Het gedrag van een open en een gesloten stroomkring omschrijven. 19 Herkennen dat een massa als actieve geleider gebruikt wordt. 20 Het begrip elektrische weerstand toelichten, het symbool en de eenheid correct gebruiken. 21 De elektrische weerstand van materialen met de begrippen geleider en isolator in verband brengen. 22 Enkele goede geleiders en isolatiematerialen opnoemen.)
De elektrische weerstand en de weerstandswaarde. R.. Ù, kÙ, MÙ Geleiders, isolatoren
De weerstand van geleiders
3.5 Ladingshoeveelheid LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
23 Het symbool en de eenheid van de grootheid lading opnoemen. 24 De stroomsterkte als ladingshoeveelheid per seconde omschrijven. 25 De hoeveelheid lading in een formule uitdrukken en de praktische eenheid (Ah) toelichten. Basiselektriciteit en -elektronica
Q, Coulomb Ladingsdebiet Gebruiksduur van een batterij
70
Informaticabeheer 3de graad TSO
3.6 De wet van Ohm LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
26 Het verband tussen de grootheden stroomsterkte, spanning en weerstand in een elektrische stroomkring toelichten. 27 Het verband tussen de grootheden stroomsterkte, spanning en weerstand in een elektrische stroomkring in een formule uitdrukken en interpreteren.
De invloed van de spanning op de stroomsterkte. De invloed van de weerstand op de stroomsterkte De wet van Ohm
3.7 Het schakelen van weerstanden en verbruikers LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
28 De serieschakeling herkennen. 29 De spanningsverdeling bij serieschakeling hanteren in concrete voorbeelden. 30 De vervangingsweerstand van een serieschakeling bepalen. 31 Het spanningsverlies in opeenvolgende leidingen (bv. tussen gebouwen, in netwerken ...) als een serieschakeling inschatten. 32 De parallelschakeling herkennen. 33 De stroomverdeling bij parallelschakeling hanteren in concrete voorbeelden. 34 De vervangingsweerstand van een parallelschakeling bepalen.
De serieschakeling
De parallelschakeling
3.8 Arbeid (energie) en vermogen LEERPLA NDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
35 Het verband tussen spanning, stroomsterkte, elektrische weerstand, tijd en de elektrische arbeid toelichten. 36 Het elektrisch vermogen als arbeid per seconde omschrijven en de eenheid van vermogen correct gebruiken. 37 De praktische eenheid van elektrische ar- beid (energieverbruik) correct gebruiken 38 Het "Joule-effect" omschrijven (temperatuur, warmtehoeveelheid). Basiselektriciteit en -elektronica
De elektrische arbeid (Joule) uitdrukken in functie van spanning, stroom, weerstand
Het elektrisch vermogen (P). W, kW
Het energieverbruik. kWh
71
Informaticabeheer 3de graad TSO
De omzetting van elektrische energie in warmteenergie De verliezen door het Joule-effect
39 Het warmteverlies in apparaten en leidingen als ongewild effect van elektrische stroomdoorgang inschatten. 40 De noodzakelijke afvoer van ongewenste warmteontwikkeling via koelvinnen en ventilatoren in pc's toelichten.
Warmteafvoer
3.9 Batterijen en accu's LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
41 De reden waarom de werkelijke spanning (klemspanning) kleiner is dan de bronspanning toelichten. 42 Een aantal moderne batterijtypes herkennen. 43 Het principe van accu's omschrijven. 44 Enkele accutypes en hun eigenschappen herkennen. 45 De functie van serie- en parallelschakeling van bronnen toelichten.
De openklemspanning (ems.) De inwendige weerstand De klemspanning Bijvoorbeeld:Nikkel-cadmiumaccu, Ni-MHaccu. Geheugen, levensduur, capaciteit De noodbatterij (UPS) Leveren van stroom, leveren van spanning
3.10 De veiligheid in elektrische installaties en apparatuur LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
46 De functie van de elementen in een elementair elektrisch schakelbord en in een elektrische verdeelkast toelichten. 47 De aarding als belangrijke veiligheidsmaatregel omschrijven. 48 De effecten van de doorgang van elektrische stroom in het menselijk lichaam toelichten en de gepaste veiligheidsmaatregelen treffen. 49 De invloed van de vochtigheid op de geleidbaarheid en het verband met elektrocutie omschrijven en de gepaste voorzorgen nemen. 50 De schadelijke effecten van blikseminslag voor de mens en de elektronische apparatuur omschrijven en de gepaste beveiligingsmaatregelen kennen. 51 Het begrip werkspanning (nominale spanning) kennen, de vermelding op apparatuur herkennen en beveiligingsmaatregelen tegen overspanning treffen. Basiselektriciteit en -elektronica
Stroomonderbreker, elektriciteitsteller, differentieelschakelaar, veiligheden, bedrading, aarding. De aarding
De fysiologische uitwerking van elektrische stroom: - schokken - elektrocutie door aanraking De invloed van de vochtigheid
Bliksem en beveiliging
De werkspanning of nominale spanning: - vermelding - overspanningsbeveiliging 72
Informaticabeheer 3de graad TSO
52 De reglementeringen en kwaliteitsmerken (ARAB, AREI, CEBEC, CE ...) kunnen raadplegen en toepassen. 53 Zich bewust zijn van de gevaren bij het werken aan elektrische en elektronische apparatuur en de vereiste voorzorgen nemen.
Reglementering en kwaliteitsmerken. Draden, kabels, snoeren, contactstoppen en contactdozen Voorzorgen bij het werken aan elektrische apparatuur
3.11 Metingen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
54 De digitale multimeter correct instellen. 55 De digitale multimeter correct schakelen en aansluiten (spanning - parallel, stroom - serie). 56 De digitale multimeter correct aflezen. 57 De polariteit van een gelijkspanningsbron bepalen. 58 Meten van gelijk- en wisselspanningen. 59 Meten van gelijk- en wisselstromen. 60 Weerstanden correct meten.
De polariteiten van een gelijkspanningsbron Gelijk- en wisselspanningsmetingen Bijvoorbeeld bij een pc Onder meer: los, open kring, kortsluiting
3.12 Kenmerken van spanningen en stromen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
61 De soorten signalen onderscheiden en benoemen.
Periodiek, niet periodiek, sinusvormig, niet sinusvormig (zaagtand). Complexe signalen (audio, video) Kloksignaal van de pc. Eenheden van periode (s, ms, ns) en van frequentie (Hz, kHz, MHz, GHz)
62 De begrippen periode, frequentie en bandbreedte en hun onderling verband toelichten
3.13 De netspanning LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
63 Het verloop van de industriële, éénfasige, sinusvormige wisselspanning en -stroom in de tijd toelichten. 64 Karakteristieke begrippen en grootheden bij de netspanning omschrijven. 65 De effectieve waarde als de waarde gemeten met de digitale multimeter herkennen. 66 De wet van Ohm voor wisselstroom met weerstandsbelasting formuleren. 67 Het vermogen bij wisselstroom met weerBasiselektriciteit en -elektronica
Het verloop in functie van de tijd
Ogenblikkelijke waarde, alternanties, amplitude, top-tot-topwaarde en effectieve waarde
De wet van Ohm voor wisselstroom 73
Informaticabeheer 3de graad TSO
standsbelasting formuleren. 68 De eventuele noodzaak om de netspanning te stabiliseren omschrijven en een oplossing voorstellen.
Het vermogen bij wisselstroom Netspanningsstabilisatie
3.14 De condensator LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
69 De principiële samenstelling van een condensator toelichten. 70 De voorstellingswijzen van een condensator concreet weergeven. 71 De soorten condensatoren en hun eigenschappen omschrijven.
ladingsplaten, diëlectricum, 2 contacten
Bijvoorbeeld: keramische- en kunstfoliecondensatoren, elektrolytische condensatoren, papiercondensatoren De condensator als open keten. Het laden en ontladen van een condensator. Eenheden van capaciteit: F, ì F, nF, pF
72 Het gedrag van een condensator bij gelijk- en wisselspanning toelichten. 73 De capaciteit van een condensator uitdrukken en de orde van grootte van de eenheid van capaciteit toelichten.
3.15 Het magnetisme LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
74 Het onderscheid tussen ferro- en non ferromagnetische stoffen toelichten. 75 De magneetsoorten opsommen.
Ferro-magnetische stoffen: Fe, Ni, Co en hun legeringen Bijvoorbeeld: permanente magneet, elektromagneet, … Bijvoorbeeld: ringmagneet, staafmagneet, hoefmagneet, … Magnetisch veld, veldlijnen, afscherming (pc, randapparaten), magnetische inductie, remanent magnetisme, permanente magneten, demagnetiseren Afscherming
76 Enkele vormen van magneten en hun eigenschappen omschrijven. 77 Een aantal begrippen en termen in verband met magneten toelichten
78 Voorzorgen nemen om informatiedragers (diskettes, geluids- en videobanden …) en elektronische apparatuur af te schermen van magnetische velden.
3.16 Het elektromagnetisme LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
79 Het magnetisch veld rond stroomvoerende geBasiselektriciteit en -elektronica
Veldlijnen rond een rechte geleider en in en rond 74
Informaticabeheer 3de graad TSO
leiders toelichten. 80 Enkele principes en toepassingen van elektromagnetische krachtwerking omschrijven. 81 Enkele toepassingen van elektromagnetische inductie omschrijven. 82 De functie van een transformator omschrijven.
een spoel Krachtwerking, elektromagnetisch inductie Bijvoorbeeld: microfoon, luidspreker, elektrische motor ... Bijvoorbeeld: harde schijf, diskette station, transformator… De transformator, spanningsverhouding versus windingsverhouding Afscherming, kooi van Faraday, ontkoppelcondensator
83 Het gevaar van elektromagnetische storingen onderkennen en een oplossing voorstellen.
3.17 De voeding LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
84 De noodzaak van de omvorming van AC naar DC omschrijven. 85 Het blokschema van een "klassieke voeding" gebruikt in sommige randapparaten van pc's toelichten. 86 Zuiver halfgeleidermateriaal (Si) omschrijven. 87 P- en N-materiaal toelichten. 88 Het gedrag van een niet-gepolariseerde PNjunctie beschrijven. 89 Het gedrag van een gepolariseerde PN-junctie beschrijven. 90 De halfgeleiderdiode als polariteitsafhankelijke weerstand toelichten. 91 De diodekarakteristiek toelichten. 92 De werking van de halve-golf-gelijkrichter met diode toelichten. 93 De werking van de bruggelijkrichter toelichten
Apparaten die enkel werken op gelijkspanning Het blokschema van een "klassieke voeding". Bijvoorbeeld netadapter.
De gelijkrichter: - zuiver halfgeleidermateriaal - gedopeerd P- en N-materiaal - de niet-gepolariseerde PN-junctie
94 De noodzaak om een gelijkgerichte spanning af te vlakken toelichten. 95 De afvlakking met een condensator beschrijven. 96 De noodzaak om een gelijkgerichte spanning te stabiliseren toelichten. 97 De stabilisatie met geïntegreerde spanning sregelaar beschrijven. 98 Het belang van een geschakelde voeding toelichten. 99 Het blokschema van een "geschakelde" voeding, gebruikt in pc's, beeldschermen, printers ... toelichten. Basiselektriciteit en -elektronica
-
de gepolariseerde PN-junctie: contactpotentiaal de halfgeleiderdiode
-
de diodekarakteristiek de halve-golfgelijkrichter
-
de bruggelijkrichter
De neiging van een condensator spanningsveranderingen te vertragen. Gelijkspanningsstabilisatie. Geïntegreerde spa nningsregelaar, onder meer voor het opvangen van veranderingen in netspanning én belasting. Bijvoorbeeld: 78xx (7805 – 7815 – 7824 -…) Bijvoorbeeld: kostprijs, gewicht, rendement Het blokschema van een geschakelde voeding
75
Informaticabeheer 3de graad TSO
3.18 De LED LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
100 Het principe en de werking van een Light Emitting Diode omschrijven. 101 Enkele uitvoeringsvormen (behuizingen) van een LED herkennen. 102 De karakteristiek van een LED toelichten. 103 Een LED-toepassing verklaren
Ontstaan van licht als terugval van energieniveau van een elektron. De lichtkleur in verband brengen met de aard van het materiaal. Behuizingen van LED's Verband stroom – spanning. Bijvoorbeeld: noodzaak van een voorschakelweerstand, polariteitsmeter met twee verschillend gekleurde LED's, gebruik van LED's in computerapparatuur.
3.19 De laserdiode LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
104 Het principe van de Laser omschrijven. 105 De eigenschappen van laserlicht omschrijven. 106 De laserdiode als voorbeeld van een laserlichtbron omschrijven. 107 Toepassingen van laserdiodes opnoemen en één hiervan grondig toelichten.
Gestimuleerde emissie Monochromatisch, coherent, weinig divergent, hoge intensiteit. De laserdiode voorzien van monitordiode. Onder meer: laserprinters, cd-rom, communicatie via glasvezel ...
3.20 De transistor als versterker LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
108 De werking van een bipolaire transistor omschrijven. 109 Aan de hand van een weerstandsmeter de soorten transistoren onderscheiden. 110 Aan de hand van een blokschema de algemene principes van versterking beschrijven. 111 De noodzaak van vermogensversterking toelichten.
Basiselektriciteit en -elektronica
Transistoreffect, stroomversterking, PNP- en NPN-transistoren Blokschema
Bijvoorbeeld: vermogingsversterking binnen de pc: audioversterkers, actuators (motor voor scanner, printer, …), uitgangssturing chip (om gegevens over langere afstand te transporteren).
76
Informaticabeheer 3de graad TSO
3.21 De MOSFET als elektronische schakelaar LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
112 De opbouw en werking van een MOSFET omschrijven. 113 De eigenschappen van een MOSFET omschrijven.
MOS (Metal Oxide Semiconductor) Bijvoorbeeld: spanningsgestuurd, grote fan-out, laag vermogensverbruik, hoge ingangsweerstand, … CMOS-geheugen
114 De CMOS als elektronische schakelaar en basiscomponent van digitale computerchips toelichten.
3.22 Digitale signalen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
115 Analoge en digitale signalen van elkaar onderscheiden.
Digitaal versus analoog
3.23 Combinatorische schakelingen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
116 De werking van de fundamentele en de afgeleide poorten aan de hand van een waarheidstabel toelichten. 117 Een toepassingsvoorbeeld van een stuurschakeling beschrijven.
Fundamentele en afgeleide logische poorten
Gegevenssturing met comninatorische schakelingen. Bijvoorbeeld: adresdecoder voor geheugenselectie, multiplexer ... Rekenkundige verwerking met combinatorische schakeling. Bijvoorbeeld: opteller, aftrekker, vermenigvuldiger, comparator, ...
118 Een toepassingsvoorbeeld van een rekenschakeling beschrijven.
3.24 Sequentiële schakelingen LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
119 De flipflop als elementaire geheugenschakeling voor één bit toelichten.
De werking van een elementaire flipflop in verband brengen met het terugkoppelen van signalen bij logische poorten.
120 Het belang van een geklokte flipflop in een computer toelichten. 121 Het register als tijdelijke geheugenschake-
Synchroniseren van signalen d.m.v. een kloksignaal. Register
Basiselektriciteit en -elektronica
77
Informaticabeheer 3de graad TSO
ling voor één of meer bytes toelichten. 122 Het schuifregister als omzetter van parallelnaar serie-informatie en omgekeerd toelichten. 123 De werking van een eenvoudige teller omschrijven.
Serieel-parallel
Teller
3.25 Algemene principes van de magnetische informatieopslag LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
124 De algemene principes van de magnetische opslag van informatie beschrijven. 125 De algemene principes van magnetische inductie in verband brengen met de optredende signaalvormen bij het lezen van magnetisch opgeslagen informatie. 126 Het belang van coderen bij magnetische opslag toelichten
Elektromagnetische inductie bij lezen, elektromagneet bij schrijven Signaalniveaus (1-0) bij schrijven, spikes bij lezen
Bijvoorbeeld: MFM, RLL
3.26 Algemene principes van de elektronische beeldvorming LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
127 De algemene principes van de elektronische beeldvorming beschrijven.
Bijvoorbeeld: CRT, LCD, …
3.27 Analoog-digitaal- en digitaal-analoog-omzetting LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
128 De noodzaak om signalen van analoog naar digitaal en omgekeerd om te zetten, toelichten. 129 De mogelijkheid van reconstructie van een analoog signaal op basis van digitale monsters (samples) toelichten. 130 Opbouw van een eenvoudige convertor toelichten.
4
Verwerking van beeld-, geluid- en andere informatie, modem ... Bemonsteringsfrequentie, resolutie
Bijvoorbeeld: D/A conversie a.d.h.v. gewogen weerstanden, A/D conversie met comparator, teller, een D/A convertor…
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN
Zoveel mogelijk het verband leggen tussen beide vakken door telkens te verwijzen naar de betreffende praktische toepassingen van de elektriciteit en de elektronica in de informatica. Basiselektriciteit en -elektronica
78
Informaticabeheer 3de graad TSO
De leerinhouden vooral langs fysische en niet langs zuiver wiskundige weg benaderen. Enkele eenvoudige formules zijn nochtans noodzakelijk. Daar er, met uitzondering van een beperkt aantal metingen, geen laboefeningen voorzien zijn is het van het grootste belang dat de leraar voldoende proefopstellingen gebruikt om de leerinhouden duidelijk en aanschouwelijk te maken voor de leerlingen. De leraar gebruikt een aantal apparaten om de lessen didactisch te ondersteunen: digitale multimeter(s), een functiegenerator, een oscilloscoop, pc'(s) met didactische simulatiesoftware, een projectiesysteem ... In schema's de correcte tekensymboliek gebruiken (NBN-IEC-normen). Enkel de grootheden en de eenheden uit het SI-stelsel gebruiken. Waar nodig en mogelijk verwijzen naar de veiligheidsvoorschriften. Wenken in verband met de bruggelijkrichter: - Simulatie van de bruggelijkrichter met als wisselspanning een frequentiegenerator met zeer lage frequentie (<1 Hz). En waarbij de diodes vervangen zijn door LED's. - Computeranimatie laten maken (bijvoorbeeld met Macromadia Flash) van de bruggelijkrichter. - Multisim of EasySim (www.vego.nl) gebruiken om de schakeling op te bouwen en te simuleren. De werking van een bipolaire transistor omschrijven naar analogie met een hydraulisch circuit of een relais. Aan de hand van een blokschema de algemene principes van versterking beschrijven: 2 ingangsklemmen, 2 uitgangsklemmen en een toevoeging van energie (voeding). Pricipiële opbouw van een flipflop: vanuit een enkele MOSFET als invertor gebruikt, een NAND opbouwen. Enkele NAND's combineren tot een flipflop. Wijs er op dat een differentieelschakelaar geen absolute veiligheid garandeert tegen elektrocutie. Laat de leerlingen inzien dat 1 F (1 Coulomb / Volt) een immense grootheid is die in de praktijk niet gebruikt wordt. 5
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN
Demonstratiemateriaal voor het aantonen van de wet van Ohm en de wetten van serie- en parallelschakeling. Enkele (digitale) multimeters Een functiegenerator of vervangende simulatiesoftware Een oscilloscoop Een projectiesysteem (bijvoorbeeld overhead projector) 6
EVALUATIE
Bij de evaluatie kan men de volgende basisprincipes in acht nemen: -
de evaluatiecriteria en -elementen dienen bij elke opdracht op voorhand bij de leerlingen bekend te zijn;
Basiselektriciteit en -elektronica
79
Informaticabeheer 3de graad TSO
-
zowel proces als product kunnen bij het evalueren aan bod komen; evalueren is een continu proces met evoluerende parameters in de leerfase; indien noodzakelijk moet aandacht worden besteed aan remediëring.
De volgende, mogelijke evaluatiemethoden kunnen voor dit vak worden aangewend: -
Oefeningen en huistaken: na het oplossen van voorbeeldoefeningen in klasverband, moeten de leerlingen in staat zijn gelijkaardige opgaven individueel op te lossen. Het verdient aanbeveling hierbij een vaste structuur aan te houden waardoor de leerlingen de probleemstelling correct interpreteren (gegeven, gevraagde, figuur ...). Bij de eenvoudigste opgaven volstaat het invullen van de gegevens in een basisformule. In andere gevallen dienen de leerlingen via een aantal tussenstappen het gevraagde uit de gegevens af te leiden.
-
Verslagen: de leerlingen moeten de meetresultaten uit de meetoefeningen correct kunnen weergeven en verwerken in een gestructureerd verslag en er de gepaste interpretatie kunnen aan geven. Ook hier is het aangewezen om een duidelijk vooropgesteld stramien te hanteren. Deze evaluatie mag zich niet beperken tot dit verslag, maar dient ook de activiteiten van de leerlingen tijdens de meetsessies in rekening te brengen (persoonlijke inzet, zin voor zelfstandigheid en nauwkeurigheid, aandacht voor veiligheid, kritische ingesteldheid, bereidheid tot teamwork ...).
-
Mondelinge overhoring: tijdens het aanbrengen van de leerstof kan men regelmatig duidelijk geformuleerde en doelgerichte vragen stellen. Uit de antwoorden van de leerlingen kunnen aandacht, inzet, inzicht en het begrijpen van de leerstof worden afgeleid.
-
Overhoringen: regelmatige schriftelijke overhoringen zijn noodzakelijk. Een aantal vormen kunnen hierbij worden gebruikt: ⋅ Korte, eventueel onaangekondigde overhoringen op het einde van een les of bij het begin van de volgende les, over enkele hoofdelementen van de beperkte leerstof. ⋅ Aangekondigde, summatieve overhoringen waarbij alle elementen van een reeks lessen aan bod komen en waaruit ook moet blijken of de leerlingen de opgaven in hun juiste context kunnen plaatsen.
-
Toetsen en examens: hiermee evalueert men of de leerlingen in staat zijn grotere pakketten leerstof te assimileren en ook dan de opgaven juist kunnen situeren in dit groter geheel.
7
BIBLIOGRAFIE
-
BEUCKELAERS, A., VAN DEN WIJNGAERT, W., Microprocessor Randapparatuur, Die Keure, Brugge.
-
CLAERHOUT, J., Elektrotechnische begrippen deel 1, Plantyn, Antwerpen.
-
CLAERHOUT, J., Elektrotechnische begrippen deel 2, Plantyn, Antwerpen.
-
CUPPENS, J., SAEYS, H., Basiselektronica, boek 1, Die Keure, Brugge.
-
CUPPENS, J., SAEYS, H., Basiselektronica, boek 2, Die Keure, Brugge.
-
CUPPENS, J., SAEYS, H., VANDENHEEDE, H., Digitale technieken, deel 1, Die Keure, Brugge.
Basiselektriciteit en -elektronica
80
Informaticabeheer 3de graad TSO
-
SCHOMMERS, A., Electronica echt niet zo moeilijk, Uitgeversmaatschappij Elektuur BV, Postbus 75, 6190 AB Beek - deel 1 : Experimenten met gelijkstroom - deel 2 : Experimenten met wisselstroom
-
Software: Electronic Workbench, Antratek, Nederland.
-
Nuttige URL's www.epanorama.net: links naar nuttige PC interface projecten en basisinformatie http://www.users.dircon.co.uk/~doctron/: basis informatie, Engels www.varta.com: batterijen, heel bruikbare "know-how" sectie http://mineco.fgov.be/energy/index_nl.htm: energie, statistieken elektriciteitsverbruik
Basiselektriciteit en -elektronica
81
Informaticabeheer 3de graad TSO
Voor het vak Bedrijfseconomie: zie apart leerplan D/2008/7841/063.
Bedrijfseconomie
82
Informaticabeheer 3de graad TSO
INFORMATICABEHEER Derde graad TSO COMPLEMENTAIR GEDEELTE
TV HANDELSCORRESPONDENTIE NEDERLANDS TOEGEPASTE COMMUNICATIE Eerste leerjaar: 1 uur/week Tweede leerjaar: 1 uur/week
In voege vanaf 1 september 1999
D/2002/0279/001
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
109
Informaticabeheer 3e graad TSO
INHOUD
1
BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN, PEDAGOGISCHDIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN . . . . . . . . . . . . . . Aspecten van bedrijfscommunicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Zakenbrieven, faxberichten en elektronische post . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Rapporten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Formulieren en contracten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instructieve teksten en voorlichtingsteksten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mondelinge communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Personeelsaspecten (U) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
4
EVALUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
5
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
6
BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
110
113 113 113 114 115 115 115 116
Informaticabeheer 3e graad TSO
1
BEGINSITUATIE
Het vak Toegepaste communicatie komt voor in het complementair gedeelte. De communicatie is in het handelsonderwijs en meer specifiek in de studierichting ‘Informaticabeheer’ een belangrijke component naast de bedrijfsgerichte vorming en de informatica (zie profielbeschrijving Informaticabeheer). De leerlingen maken in de derde graad voor het eerst kennis met de principes ervan. In het vak AV Nederlands hebben ze in de vorige graden gewerkt met formele en informele communicatiesituaties die geen rechtstreeks verband houden met deze richting en opleiding. Het is belangrijk dat ook voor neveninstromers 'de transfer' duidelijk wordt. Hiermee wordt bedoeld dat eerder geleerde kennis en vaardigheden in nieuwe leersituaties worden toegepast. Indien de leerlingen nog niet gewoon zijn om creatief en actief te werken tijdens het aanleren van vaardigheden, moeten ze op de eerste plaats gemotiveerd worden om zich in te leven in (bedrijfs)situaties. In het vak AV Nederlands tweede graad wordt de basis voor onderstaande elementen gelegd. Een aantal thema's en werkvormen kan in de derde graad nog herhaald of verdiept worden. Op taalkundig vlak zijn de volgende aspecten en vaardigheden belangrijk om tot vlotte communicatie te komen: voldoende ruime woordenschat (inbegrepen computerterminologie) bezitten; inzicht in bouw en structuur van (zakelijke, wetenschappelijke) teksten hebben; inzicht in (gepaste) stijl en register verwerven; verzorgd en correct taalgebruik tonen en een vlotte omgangstaal gebruiken; noteer- en synthesetechnieken kunnen toepassen; zakelijke en wetenschappelijke teksten lezen en analyseren. De leerlingen hebben al kennisgemaakt met de inhoud en redactie van de tekst bij mondelinge en schriftelijke communicatie en kunnen aan de hand van een concrete situatieschets: onderwerpen formuleren; relevante vragen noteren; vragen beantwoorden; bouwplannen of tekstschema's op relevantie en volledigheid controleren; aandacht besteden aan het schrijfproces (gezamenlijk schrijven, schrijven op computer); presentatievolgorde vastleggen; de tekst presenteren in een aantrekkelijke vorm (titels, witregels, tussenkopjes ...); op basis van concrete adviezen voor betere communicatie authentieke teksten beoordelen; teksten eventueel corrigeren en aanpassen. Leerlingen die deze kennis en vaardigheden nog niet (voldoende) beheersen, moeten deze “achterstand” in de loop van de derde graad wegwerken.
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
111
Informaticabeheer 3e graad TSO
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De algemene doelstellingen van het vak AV Nederlands rond de taalvaardigheden (luisteren, lezen, spreken en schrijven) zijn integraal van toepassing. Essentieel in het vak Toegepaste communicatie is het ontwikkelen van communicatieve vaardigheden en attitudes in een zakelijke context. Die vaardigheden worden geïntegreerd aangeboden. De leerlingen moeten een breed gamma aan informatiebronnen kunnen hanteren bij het oplossen van problemen of het realiseren van een project, onder meer vaktijdschriften, naslagwerken, handleidingen, eigen documentatie-archief, leesmij-bestanden, hotlines, helpdesken, e-mail, websites en nieuwsgroepen. Het evalueren door vooropgestelde criteria op basis van observatie- en beoordelingsschema's maakt deel uit van reflectie. Zo doet de leerling zelfkennis op en kan hij zich aanpassen of verbeteren. De leerlingen beheersen die aspecten van de mondelinge en de schriftelijke zakelijke communicatie die noodzakelijk zijn voor onderstaande attitudes en vaardigheden die voorkomen in het beroep van informaticabeheerder. Attitudes en vaardigheden: -
bereid zijn om contacten te leggen en flexibel kunnen omgaan met collega’s; zin voor orde en nauwkeurigheid ontwikkelen; probleemoplossend en kritisch te werk gaan; doorzetten tot een taak voldaan is; zelfstandig en creatief werken met sterk verantwoordelijkheidsgevoel; bereid zijn en in staat om in alle omstandigheden bij te leren; een opdracht correct, nauwgezet en resultaatgericht uitvoeren; planmatig, tactvol en geduldig optreden; interesse voor het bedrijf hebben en de eigen plaats in de organisatie correct inschatten; zin voor organisatie en samenwerking tonen; over sociale en didactische vaardigheden beschikken; stressbestendig zijn.
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
112
Informaticabeheer 3e graad TSO
3
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN, PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN
De uitbreidingsdoelstellingen en -leerinhouden worden aangeduid met (U).
3.1
Aspecten van bedrijfscommunicatie LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-
De elementen van een communicatiemodel toepassen op verschillende situaties aan de hand van een checklist.
Communicatiemiddel
-
De toegepaste communicatie situeren binnen de huisstijl en de bedrijfscultuur van een bedrijf of een organisatie. De Belgische en internationale conventies, normen afspraken, correct toepassen.
Huisstijl en bedrijfscultuur
3.2
De Belgische en internationale conventies, normen en afspraken Specifieke teksten en allerlei vormen van publicaties aangepast aan nieuwe situaties (tekstrecyclage) Normen, conventies en afspraken zoals voor de briefschikking, de spatiëringsregels en de voorstelling van eenheden, tijd (datum, uur ...), symbolen, getallen, afkortingen, telefoon- en telefaxnummers, incoterms ... Gepersonaliseerde briefwisseling, memo’s, verslagen, bestelbonnen, faxen, contracten, facturen, enquêteformulieren, rapporten, brieven, offertes, bestellingen, controles
Zakenbrieven, faxberichten en elektronische post LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-
Specifieke documentatie aanleggen, raadplegen en beheren.
Softwarelicenties, logboeken
-
Op basis van een aantal voorbeelden van brieven met betrekking tot software en hardware strategieën ontdekken.
Strategieën om het gewenste effect te verkrijgen bij de lezer - bestelbrief en -nota
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
113
Informaticabeheer 3e graad TSO
-
-
-
3.3
Op basis van een aantal vragen voor bepaalde briefsoorten waarmee de informaticabeheerder in contact komt, strategieën ontwikkelen om het gewenste effect te krijgen bij de lezer (strategisch corresponderen). Op basis van een concrete situatieschets en gegevens over het doel van de brief, de lezer en de schrijver een bouwplan of tekstschema opmaken voor informatieve brieven.
- bevestiging van een afspraak, overeenkomst, reservatie ... - klachtenbehandeling - informatie geven over een product of dienst - om informatie vragen (offerte, prijslijst, catalogus, vertegenwoordiger) - informatie geven over (de gevolgen van) een maatregel
Een tekst opstellen volgens de specifieke vereisten van het gekozen medium.
Technologische communicatietoepassingen met oog voor stijl, strategie, conventies: - document met standaardinstellingen (tekstverwerking) - elektronische faxberichten - elektronische post - bouwsteencorrespondentie
Rapporten LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-
De richtlijnen rond de presentatie van een rapport correct toepassen.
Presentatie van een rapport
-
Berichten zakelijk formuleren.
Berichten ad valvas, faxberichten, dienstorders, mededelingen, memo’s
-
Een verslag opmaken en stijlvol presenteren, vertrekkend van een leidraad.
Verslagen van bijvoorbeeld werkoverleg, bedrijfsbezoek, beursbezoek, opvolging ...
-
Een werkoverleg voorbereiden en een zakelijk verslag ervan opmaken, volgens de voorgeschreven normen.
- Voorbereiding - Agenda - Actie- en besluitenlijstjes
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
114
Informaticabeheer 3e graad TSO
3.4
-
3.5
-
3.6
Formulieren en contracten LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Formulieren en specifieke documenten analyseren, controleren en invullen. Formulieren en enquêtevragen ontwerpen.
Formulieren: invuldocumenten, enquêtes, antwoordkaarten, opiniepeilingen, checklists, logboeken, bv. voor software en hardware Specifieke documenten: softwarelicenties, aankoopcontracten, verzekeringscontracten, facturen ...
Instructieve teksten en voorlichtingsteksten LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De leerling kan eenvoudige voorlichtings- en instructieteksten analyseren, gebruiken en opstellen.
Gebruiksaanwijzingen en handleidingen (bv. computersoftware en hardwarelicenties ...) Procedure (licenties, het Intranet, het Internet ...)
Mondelinge communicatie LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
-
Interviewtechnieken toepassen.
Het interview, vraaggesprek, informatiegesprek....
-
Op basis van specifieke situatieschetsen tweegesprekken voorbereiden en op een zakelijke wijze voeren.
Telefoongesprekken (o.a. helpdesk of een hotline contacteren) Klachtenbehandeling (opvangen, formuleren en doorgeven) Probleemoplossende en adviserende gesprekken
-
Actief deelnemen aan groepsgesprekken.
Argumentatieopbouw om probleemoplossend te redeneren Vergaderingen
-
Een didactisch verantwoorde presentatie geven.
Het gebruik van hardware en software
-
Op basis van mondelinge gegevens of van notities visuele hulpmiddelen maken.
Transparanten, dia’s, datapresentatie
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
115
Informaticabeheer 3e graad TSO
-
Op basis van concrete situatieschetsen bouwplannen of tekstschema’s opmaken voor een mondelinge presentatie.
3.7 -
Bijvoorbeeld: - technische informatie (begrippen, tabellen, statistieken) - onderhoudscontracten - computernetwerken - Internet - handleidingen - licenties - gebruiksaanwijzingen - procedures - nieuwe tendensen
Personeelsaspecten (U) Sollicitaties voorbereiden. Personeelsadvertenties analyseren. Sollicitatiebrieven met curriculum vitae schrijven. Sollicitatieformulieren invullen. Sollicitatiegesprekken voeren. Deelnemen aan evaluatie-, functionerings- en motivatiegesprekken.
PEDAGOGISCH- DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN -
De leerlingen moeten zoveel mogelijk praktijkervaring opdoen. Dit vak zal zich vooral moeten toeleggen op het aanleren van vaardigheden die in communicatiesituaties voorkomen.
-
Hiervoor is het raadzaam de volgende vier fasen te volgen: • oriëntatie, • voorbereiding, • uitvoering, • reflectie.
-
In de oriëntatiefase worden de leerlingen gericht op de uit te voeren taak door bijvoorbeeld een situatieschets, een gesprekje, een videocassette, een audiocassette, een tekstje, een opdracht. Tijdens de voorbereiding krijgen ze inzicht in de taak die ze moeten uitvoeren en bereiden ze zich zo goed mogelijk voor. De uitvoering zelf wordt bepaald door de aard van de taak en de situatie. De leraren kunnen kiezen uit een aanbod van strategieën en werkvormen. Terwijl enkele leerlingen de taak uitvoeren, kunnen de anderen observeren. Die observaties vormen de basis voor reflectie. Observatieschema's en beoordelingsschema's zijn hulpmiddelen om leerlingen te laten verwoorden wat ze hebben gezien. Zo komen ze tot zelfevaluatie. Raadpleeg hiervoor het deel "Evalueren" van dit leerplan.
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
116
Informaticabeheer 3e graad TSO
-
De leraar Toegepaste communicatie zal voor de leerinhouden trouwens nauw moeten samenwerken met de leraar Informatica en Bedrijfseconomie, waar de wettelijke aspecten van onder meer contracten, privacy, milieu ... aan bod komen. Vaardigheden en attitudes kunnen worden verworven via simulaties, bijvoorbeeld van een leerling die aan een pc een bepaald probleem heeft en dat telefonisch voorlegt aan een andere leerling (in een ander lokaal) die het moet helpen oplossen. Oefeningen in verband met instructie en ondersteuning (bijvoorbeeld een presentatie of een korte instructie over het gebruik van hardware of software) dienen voldoende realistisch te zijn voor de eigen klasgroep of voor een ‘vreemd’ publiek (bijvoorbeeld een andere klas). De leerlingen moeten leren omgaan met audiovisuele middelen.
-
Het is noodzakelijk dat de leerlingen profijt halen uit de initiatieven die worden georganiseerd door andere vakleraren, zoals gespecialiseerde beurzen bezoeken, seminaries en studiedagen volgen, bedrijfsbezoeken organiseren en berichtgeving via elektronische media volgen.
-
In het vak Toegepaste informatica wordt een projectmatige aanpak en groepswerk aanbevolen. Samenwerking en afspraken kunnen in overleg worden gemaakt zodat de situaties realistisch zijn.
-
De Geïntegreerde Proef verdient ruimschoots aandacht en het vak Toegepaste communicatie kan een essentiële bijdrage leveren. Aspecten van de mondelinge en schriftelijke communicatie die noodzakelijk zijn bij de uitwerking en rapportage komen hier aan bod (bv. tweegesprekken voeren, rapporteren, schrijven van zakenbrieven). Het uitbreidingsdeel solliciteren kan hier in de praktijk worden toegepast. Het spreekt voor zich dat die bijdrage in de evaluatie van de GIP moet terug te vinden zijn.
-
De BIN-norm NBN Z 01-002 is integraal van toepassing.
-
Dit is een graadleerplan. Het vermeldt een aantal verplichte thema's. De volgende uurverdeling is richtinggevend: -
aspecten van bedrijfscommunicatie
4
-
zakenbrieven, faxberichten en elektronische post
10
-
rapporten
10
-
formulieren en contracten
10
-
mondelinge communicatie
16
-
personeelsaspecten
4
- Nieuwe tendensen en ontwikkelingen (normen, conventies, hulpmiddelen, ...) moeten voldoende aan bod komen. Daarom is het belangrijk dat vakleraren de kans krijgen om zich te informeren over
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
117
Informaticabeheer 3e graad TSO
nieuwe ontwikkelingen of werkvormen in het informaticabeheer, die verband houden met de zakelijke communicatie. - Mondelinge taalvaardigheden worden geëvalueerd door een begeleide observatie van video-opnamen. Een eenvoudige videocamera met mogelijkheden om een opname te bekijken en te evalueren is hiervoor in de school ter beschikking.
4
EVALUATIE
Het is duidelijk dat vaardigheden en attitudes het best beoordeeld worden door een procesevaluatie. Leraren gebruiken hierbij beoordelingsschema's met vooropgestelde evaluatiecriteria voor de specifieke mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden. Ze kunnen hier zelf accenten aanbrengen naar gelang het kenmerk of het thema dat ze willen beklemtonen. Het is daarom aangewezen om met leerlijnen te werken, waarin er onder meer een opbouw terug te vinden is van eenvoudig naar complex en van minder naar meer normen en strategieën. Beoordelingsschema's bevatten alle criteria voor bepaalde soorten communicatie. Observatieschema's zijn ofwel delen uit de beoordelingsschema's (bv. de presentatie van de leerling of de structuur van de boodschap), ofwel evaluatiecriteria die bij één bepaald thema horen (bv. het gebruik van argumenten of het aantonen dat er wordt geluisterd).
5
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN
Omdat vaardigheden actief en communicatief moeten worden ingeoefend, dienen de klaslokalen hiervoor aangepast te zijn. Stoelen en banken moeten in een U-vorm of cirkel kunnen worden gezet. Een videorecorder, monitor, cassetterecorder, cd-speler, overheadprojector en andere audiovisuele middelen zijn noodzakelijk.
6
BIBLIOGRAFIE
- DE JONG, J. (red.), Handboek Bedrijfscorrespondentie, Martinus Nijhoff Uitgevers, Groningen, 1993. - DE JONG, M., P.J. SCHELLENS, Met het oog op de lezer. Pretestmethoden voor schriftelijk voorlichtingsmateriaal, Thesis Publishers, Amsterdam, 1995. - DOUMA,P., GEEL, R, Schrijven voor een groot publiek, Martinus Nijhoff, Leiden/Antwerpen, 1990. - EDENS, K., GEERTS, K., Geachte Lezer, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 1995. - EEMEREN, F.H., GROOTENDORST, R., Tweeluik Argumentatieleer, Wolters, Groningen 19831986.
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
118
Informaticabeheer 3e graad TSO
- ELLING, R., e.a. Rapportagetechniek. Schrijven voor lezers met weinig tijd, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1994. - HERNALSTEEN, P., Zakelijke Communicatie en de Belgische Normen (BIN), Van In, Lier, 1992. - JANSEN, C., e.a., Formulierenwijzer: handboek formulieren redigeren, SdU, 's-Gravenhage, 1989. - JANSSEN, D. (red), Zakelijke Communicatie I en II, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1989. - KOELEMAN, H., Interne communicatie als managementinstrument. Strategieën, middelen en achtergronden, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 19973. - KOETSENRUIJTER, W., SLOT, P., Het schrijven van betogen. Handleiding voor het opstellen van argumentatieve teksten, Martinus Nijhoff, Groningen, 1990. - KOLKHUIS TANKE, J.A., KORSWAGEN, C., VERREPT, S. (red.), Handboek Taalhantering. Praktische communicatiegids voor bedrijf, instelling en overheid,Van Loghum Slaterus, Deventer/Deurne, 1983-1989 (losbladig). - KORSWAGEN, C.J.J., Drieluik Mondelinge Communicatie: Unilaterale - Bilaterale - Multilaterale Communicatie, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 1994. - LOOIJMANS, P., PALM-HOEBÉ, Effectieve zakenbrieven, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1986. - MAES, F., N. UMMELEN, HOEKEN, H., Instructieve teksten, Coutinho, Muiderberg, 1996. - MEULENBERG, M., Van vragen tot verslagen: handleiding voor interviewers, Coutinho, Muiderberg 1990. - NEDERHOED, P., Wie wil er even notuleren? Een beknopte handleiding voor het schrijven van vergaderverslagen, Van Loghum Slaterus, Houten/Antwerpen, 1995. - NEDERHOED, P., Helder rapporteren. Een handleiding voor het schrijven van rapporten, scripties, nota's en artikelen in wetenschap en techniek, Van Loghum Slaterus, Deventer, 1996. - ONRUST, M., VERHAGEN, A., DOEVE, R., Houten/Zaventem, 1993.
Formuleren, Bohn Stafleu Van Loghum,
- OMMEN, H., VAN, E. VAN KUPPENVELD, Professionele bedrijfscommunicatie, Wolters Noordhoff, Groningen, 1991. - OUWEHAND, I., Notuleren. Het kan ook anders, Samson, Alphen aan den Rijn, 1995. - OVERDUIN, B., Rapporteren, Het Spectrum, Utrecht - Antwerpen, 1986. - RENKEMA, J., Taal mag geen belasting zijn. ambtenaren, Sdu, 's-Gravenhage, 1994. Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
119
Een onderzoek-in-burger naar brieven van
Informaticabeheer 3e graad TSO
- RENKEMA, J., Schrijfwijzer, Sdu, 's-Gravenhage, 1997. - SCHELLENS, P.-J., VERHOEVEN, G., Argument en Tegenargument. Een inleiding in de analyse en beoordeling van betogende teksten, Martinus Nijhoff, Leiden/Antwerpen, 1994. - SCHULZ VON THUN, F., Hoe bedoelt u? Een psychologische analyse van menselijke communicatie, Wolters - Noordhoff, Groningen, 1982. - SPRINGORUM, D., Strategisch communiceren: interactiestrategieën in het taalverkeer, WoltersNoordhoff, Groningen, 1993. - STEEHOUDER, M.F., e.a., Leren Communiceren, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1992 (derde, geheel herziene druk). - STEEHOUDER, M.F., JANSEN C.J.M., Handleidingenwijzer, SDU, Den Haag, 1996. - STEEN, P. VAN, Rapporteren in organisaties, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1987. - VERREPT, S., JANSSEN, T., Tweeluik schriftelijke communicatie: Strategisch corresponderen Strategisch rapporteren, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 1997. - VROLIJK, A., Gesprekstechniek, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 1992. - VROLIJK, A., Gesprekstechnieken in de Praktijk: luistervaardigheden; beoordelingsgesprekken en functioneringsgesprekken; slecht-nieuwsgesprekken, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 1997. - VROOM, B., De tekst getest. Handleiding voor het pretesten van schriftelijk materiaal, Van Gorcum, Assen, 1994. - VVKSO, Spellinggids Informatica, Licap, Brussel, 1996.
Complementair gedeelte Toegepaste communicatie D/2002/0279/001
120
Informaticabeheer 3e graad TSO