9
NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN VLAAMS GEWEST
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN HET VLAAMSE SUCCESSIERECHT 1.1. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET SUCCESSIERECHT IN HET VLAAMS GEWEST 1.1.1. Algemeen
Bij overlijden van een rijksinwoner is successierecht verschuldigd over de waarde van al wat zijn erfgenamen, legatarissen of begiftigden uit zijn nalatenschap verkrijgen (ongeacht of de goederen zich in België of in het buitenland bevinden), na aftrek van de bij het overlijden bestaande schulden en de kosten van de begrafenis of de crematie. Dit successierecht wordt geheven na het indienen van een aangifte van nalatenschap. 1.1.2. Wie is rijksinwoner?
Rijksinwoner is hij die op het ogenblik van overlijden zijn werkelijke woonplaats (ook wel fiscale woonplaats genoemd) of de zetel van zijn vermogen in België heeft gevestigd. Bij de bepaling van de fiscale woonplaats moet men kijken naar de werkelijke, effectieve, voortdurende woonplaats waar de overledene het centrum van zijn bedrijvigheid en de zetel van zijn zaken en bezigheden had. De nationaliteit van de overledene, zijn wettelijke domicilie en de plaats waar zijn goederen zich bevinden doen niet ter zake. Zo zijn personen met een buitenlandse nationaliteit die zich met hun gezin in België hebben gevestigd, rijksinwoners (ongeacht of zij in hun land van oorsprong hun wettelijke domicilie hebben behouden en de bedoeling hebben terug te keren). Anderzijds zijn Belgen die zich al dan niet beroepshalve met hun gezin blijvend in het buitenland hebben gevestigd, niet als rijksinwoners te beschouwen. Er bestaan bijzondere regelingen voor ambtenaren van de Europese Unie (en voor hun echtgenoten en kinderen), voor leden van diplomatieke missies en consulaire posten, voor militairen met dienst in het buitenland, voor vertegenwoordigers van een NAVO-lidstaat, vertegenwoordigers bij de Verenigde Naties en vertegenwoordigers bij de West-Europese Unie, die onder bepaalde voorwaarden rijksinwoner blijven in hun land van herkomst. 1.1.3. Lokalisatiecriterium: welke gewestelijke regeling is van toepassing?
De gewesten zijn bevoegd om de tarieven, de heffingsgrondslag en de verminderingen van de successierechten te regelen. Het Vlaams Gewest heeft sinds 1 januari 2015 bovendien de inning en invordering van de erfbelasting overgenomen (d.i. zowel het successierecht verschuldigd bij overlijden van een rijksìinwoner als het recht van overgang dat eventueel verschuldigd is bij overlijden van een niet-rijksinwoner). Successierechten bij overlijden van een rijksinwoner zijn verschuldigd in het gewest waar de overledene, op het ogenblik van zijn overlijden, zijn fiscale woonplaats had (omtrent de definitie van fiscale woonplaats, zie 1.1.2). Als de fiscale woonplaats van de overledene tijdens de
periode van 5 jaar voor zijn overlijden in meer dan één gewest in België gelegen was, is de regelgeving van het gewest waar zijn fiscale woonplaats tijdens de voormelde periode het langste gevestigd was, van toepassing. Zo is bijvoorbeeld de Vlaamse regelgeving van toepassing: • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden en tot op datum van overlijden, zijn fiscale woonplaats steeds in Vlaanderen heeft gehad; • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden in meerdere gewesten zijn fiscale woonplaats heeft gehad, doch het langst in Vlaanderen en dit ongeacht of de erflater op het ogenblik van overlijden in Vlaanderen of in een ander gewest woonde; • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden in het buitenland heeft gewoond, daarna naar Vlaanderen is verhuisd en er nog steeds (effectief) woont op het ogenblik van overlijden (zelfs indien dit minder dan 5 jaar was); • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden in het buitenland heeft gewoond, daarna in België in meerdere (Belgische) gewesten heeft gewoond, doch het langst – voor wat de ‘Belgische periode’ betreft – in het Vlaams Gewest. Vlaanderen omvat de provincies Antwerpen, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Het omvat ook de randgemeenten (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en WezembeekOppem), en de Vlaamse taalgrensgemeenten (Voeren, Herstappe, Bever, Spiere-Helkijn, Mesen en Ronse). 1.2. DE AANGIFTE 1.2.1. Aangifteformulier
Binnen 3 tot 4 weken na het vaststellen van een overlijden stuurt de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) een uitnodiging tot indiening van een aangifte naar de laatste woonplaats van de overledene. Wie geen uitnodiging tot indiening van aangifte ontvangt, is echter niet ontslagen van de verplichting om tijdig aangifte te doen. Het formulier voor de aangifte van nalatenschap is tevens beschikbaar op de website van de Vlaamse Belastingdienst (http://belastingen.vlaanderen.be, onder de rubriek Formulieren, Erfbelasting). 1.2.2. Wie moet aangifte doen?
De aangifte van nalatenschap moet worden ingediend door: • de wettelijke erfgenamen; • de algemene legatarissen (diegenen die bij testament alleen of met meerderen de gehele nalatenschap verkrijgen, eventueel na aftrek van het aan bepaalde erfgenamen wettelijk toekomende erfdeel en van de mogelijke legaten onder algemene of bijzondere titel – zie hierna); en/of • de algemene begiftigden (diegenen die de gehele nalatenschap verkrijgen op grond van een door de overledene vóór zijn overlijden gedane schenking die pas uitwerking heeft bij diens overlijden). De andere erfopvolgers, zoals legatarissen onder algemene titel (dit zijn de legatarissen van een bepaald gedeelte van de nalatenschap, bijv. 1/4, of van een bepaalde soort goederen, bijv. alle roerende goederen), begiftigden onder 1
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
algemene titel en bijzondere legatarissen (die één of meerdere bepaalde goederen verkrijgen) hebben in principe geen aangifteplicht. Daaruit volgt dat de door de wettelijke erfgenamen en algemene legatarissen en begiftigden in te dienen aangifte betrekking moet hebben op alle goederen, daaronder begrepen de goederen die worden verkregen door de legatarissen onder algemene of bijzondere titel die zelf geen aangifteplicht hebben.
E
Elke wettelijke erfgenaam, algemene legataris en/of algemene begiftigde kan (en moet) dus een aangifte indienen die de ganse nalatenschap omvat. Om tegenstrijdigheden te vermijden en moeilijkheden te voorkomen is het veelal raadzaam dat alle erfgerechtigden gezamenlijk één door ieder van hen ondertekende aangifte indienen.
De verplichting tot indiening van de aangifte rust op de erfgerechtigden die, volgens de toestand zoals hij bestaat ten dage van het overlijden, theoretisch roeping hebben tot de ganse nalatenschap. De aanvaarding van de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving ontslaat de erfgenamen, algemene legatarissen en begiftigden niet van hun verplichting tot indiening van de aangifte. Ook betwistingen die onder de erfopvolgers zijn ontstaan omtrent de samenstelling van de nalatenschap of omtrent de erfopvolging, ontslaan de erfgenamen, algemene legatarissen en begiftigden niet van hun verplichting tot tijdige indiening van de aangifte. De erfgenaam, algemene legataris of begiftigde die de nalatenschap zuiver en eenvoudig heeft verworpen, is daarentegen niet verplicht de aangifte in te dienen (in dat geval kunt u dit best meteen aan de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) laten weten). Bij stilzitten van de erfgenamen die verplicht zijn een aangifte in te dienen, kan Vlabel de legatarissen onder algemene titel en de legatarissen onder bijzondere titel verplichten tot het indienen van de aangifte van nalatenschap. In tegenstelling tot de wettelijke erfgenamen, de algemene legatarissen en algemene begiftigden, moeten zij slechts aangeven wat zij zelf uit de nalatenschap verkrijgen. De tussenkomst van een deskundige (een notaris, een in het successierecht gespecialiseerde consulent...) is weliswaar niet verplicht, maar kan zeer nuttig zijn. De aangifte bestaat namelijk niet uit een vragenlijst, maar moet worden ‘opgesteld’. Dit vergt veelal een grondige kennis van het erfrecht en van de fiscale regels van het betreffende gewest. Het is tevens mogelijk aan deze deskundige volmacht te geven om de aangifte in te dienen. 1.2.3. Waar moet de aangifte worden ingediend?
De aangifte moet worden ingediend bij de Vlaamse Belastingdienst indien de fiscale woonplaats van de erflater in het Vlaams Gewest was gevestigd (omtrent de fiscale woonplaats, zie 1.1.3.). Het aangifteformulier kan op de volgende wijzen worden ingediend: • per post bij de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel), Vaartstraat 16, 9300 AALST; • online via het contactformulier op http://belastingen.vlaanderen.be/email; • per fax: 053 72 23 75. 1.2.4. Termijn van indiening
De aangifte moet worden ingediend binnen 4, 5 of 6 maanden na het overlijden, naargelang dit plaatsvond in België, in een ander Europees land, dan wel buiten Europa. De termijn wordt verlengd tot de eerstvolgende werkdag indien deze verstrijkt op een zaterdag, zondag, wettelijke feestdag of op de Vlaamse feestdag (11 juli). De termijn kan worden verlengd door het bevoegd personeelslid van de Vlaamse Belastingdienst indien de perso2
nen die gehouden zijn tot indiening van de aangifte tijdig een verzoekschrift tot verlenging van de termijn indienen. Elk eenvoudig verzoek tot uitstel van indiening van aangifte voor een termijn van 2 maanden wordt steeds aanvaard. Een verzoek tot uitstel van meer dan 2 maanden moet gemotiveerd worden en wordt dus niet automatisch aanvaard. Indien uitstel wordt gevraagd, is steeds een belastingverhoging van 1 % op het verschuldigde successierecht verschuldigd (tot een verkregen uitstel van 5 maanden blijft de belastingverhoging 1 %).
E
In het Vlaams Gewest is voortaan steeds een belastingverhoging verschuldigd bij laattijdige indiening van de aangifte, ook indien de aangifte binnen het verkregen uitstel werd ingediend. De belastingverhoging bedraagt 1 % indien maximaal 5 maanden uitstel werden verkregen en de aangifte ook binnen dat gevraagde uitstel werd ingediend; bij laattijdige aangifte zonder toegestane verlenging door het bevoegd personeelslid bedraagt de verhoging 5 % voor de eerste 5 maanden laattijdigheid.
De aangifte van nalatenschap kan worden gewijzigd zolang deze aangiftetermijn niet is verstreken. Na het verstrijken van de termijn zijn in principe geen wijzigingen meer mogelijk. Dit wil zeggen dat een niet tijdig aangegeven passief niet meer afgetrokken kan worden en een niettijdig aangegeven actief automatisch aanleiding geeft tot een boete wegens verzuim van aangifte. Bij laattijdige indiening van de aangifte is een belastingverhoging verschuldigd die afhangt van het aantal maanden laattijdigheid en tevens verschilt naargelang men al dan niet uitstel had verkregen. De belastingverhogingen zijn als volgt indien de aangifte laattijdig, maar binnen het verkregen uitstel wordt ingediend: – – – –
tot 5 maanden later tot 11 maanden later tot 18 maanden later meer dan 18 maanden later
1% 5% 7,5 % 10 %
De belastingverhoging is als volgt indien de aangifte laattijdig werd ingediend zonder toegestaan uitstel (of buiten het toegestane uitstel): – – – –
tot 5 maanden later tot 11 maanden later tot 18 maanden later meer dan 18 maanden later
5% 10 % 15 % 20 %
Indien geen aangifte wordt ingediend (noch spontaan door de wettelijke erfgenamen, de algemene legatarissen en/of de algemene begiftigden, noch door de legatarissen onder algemene of bijzondere titel na verzoek van het bevoegd personeelslid bij de Vlaamse Belastingdienst), dan kan het bevoegd personeelslid een ambtshalve aanslag vestigen. Dit houdt in dat hij of zij zelf het actief van de nalatenschap vaststelt en dat automatisch het forfait voor de schulden van de nalatenschap en de begrafeniskosten zal worden toegepast (infra, 1.3.3.) en dat een belastingverhoging van 20 % wordt opgelegd. 1.3. INHOUD VAN DE AANGIFTE VAN NALATENSCHAP
De aangifte moet achtereenvolgens de hierna vermelde gegevens bevatten. 1.3.1. Gegevens over de betrokkenen en de erfopvolging
In de aangifte moeten de volgende gegevens over de betrokkenen en de erfopvolging worden opgenomen: • naam, voornamen, rijksregisternummer of bisregisternummer, beroep, woonplaats, plaats en datum van geboorte van de overledene en van de eventuele echtgenoot of wettelijk samenwonende; • de plaats en de datum van het overlijden;
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN HET VLAAMSE SUCCESSIERECHT
• naam, voornamen, rijksregisternummer of bisregisternummer, woonplaats, plaats en datum van geboorte van de aangevers (de vermelding van hun beroep is sinds 1 januari 2015 niet langer vereist); • naam, voornamen, rijksregisternummer of bisregisternummer, woonplaats, plaats en datum van geboorte van alle rechtverkrijgenden (erfgenamen, legatarissen of begiftigden) met vermelding van het aandeel dat ieder verkrijgt en op grond waarvan (testament of wettelijke erfverkrijging) (ook hier is de vermelding van het beroep niet meer vereist); • de graad van verwantschap tussen de overledene en zijn rechtverkrijgenden; • voor zover nodig naam, voornamen, woonplaats, plaats en datum van geboorte van de kinderen van de erflater jonger dan 21 jaar die erfgerechtigd zijn en recht hebben op een vermindering van het successierecht (zie hierover 1.6.1.) (de vermelding van het rijksregisternummer of bisregisternummer is niet vereist); • voor zover nodig de uitgesloten wettelijke erfgenamen (die door een testament of door een schenking tussen echtgenoten worden uitgesloten van hun erfrecht); • de woonstkeuze (slechts één woonstkeuze is toegelaten en die moet in België zijn) (bijv. de woning van één van de indieners van de aangifte of het kantoor van de notaris); en • de uitdrukkelijke vermelding van het adres en de datum en de duur van de vestiging van de verschillende fiscale woonplaatsen die de overledene had in de 5 jaar voorafgaand aan zijn overlijden (zie hierover 1.1.3).
E
In het Vlaams Gewest is er een gelijkschakeling van feitelijk samenwonenden wat de algemene tarieven en bepaalde gunstregimes betreft, maar niet voor de algemene bepalingen zoals de verplichte vermeldingen in de aangifte.
1.3.2. Het actief en de waardering ervan
Nauwkeurige omschrijving van de activa vereist Als actief moeten alle door de overledene nagelaten goederen nauwkeurig worden vermeld, zowel de in België gelegen goederen als deze in het buitenland (en zelfs de vrijgestelde activa zoals de onderneming van de erflater, zie hierover meer in 1.6.3 of de gezinswoning in Vlaanderen, zie verder 1.6.2.). Op de vereiste van nauwkeurige omschrijving van elk actief wordt een uitzondering gemaakt voor o.a. meubelen, kledingstukken, juwelen, boeken, cd’s, keukengereedschap,… Deze goederen mogen per soort worden vermeld en voor één bedrag per soort worden geschat. Indien het actief onroerende goederen bevat, moet de gemeente van ligging, de kadastrale afdeling, het kadastraal perceel en de oppervlakte worden vermeld. Principe: waardering van de activa aan de verkoopwaarde op datum van overlijden In principe moet aan elk goed van het actief een waarde worden toegekend op datum van overlijden. Voor banken postrekeningen, spaar- en depositoboekjes e.d. is dat het saldo op datum van overlijden. Ook contanten stellen geen problemen van waardering. Andere roerende en onroerende goederen moeten, in principe, gewaardeerd worden aan de verkoopwaarde ervan op datum van overlijden. Er mag/moet dus geen rekening gehouden worden met een later ontstane min- of meerwaarde. De schatting van deze verkoopwaarde moet gebeuren door de personen die gehouden zijn tot indiening van de aangifte (zie hierboven 1.2.2). Vóór 1 januari 2015 was het mogelijk om voor bepaalde goederen een voorafgaande schatting door een expert aan
te vragen die bindend was voor zowel de rechtverkrijgende als de Belastingadministratie. Dit is niet meer voorzien in de Vlaamse regelgeving die sinds 1 januari 2015 geldt. In afwachting van de invoering van een nieuwe regelgeving hieromtrent (die niet langer door onafhankelijke experten, maar door Vlaamse ambtenaren zal worden uitgevoerd), zal Vlabel de volgende regels toepassen om het gebrek aan de mogelijkheid van het verkrijgen van een bindende schatting op te vangen: • Indien het in de nalatenschap aangegeven onroerend goed binnen een termijn van 2 jaar na de indiening van de aangifte wordt verkocht, zal geen belastingverhoging worden toegepast indien spontaan een bijvoeglijke aangifte wordt ingediend voor het verschil tussen de verkoopprijs en de in de aangifte aangegeven waarde. • In principe gebeurt de grondige controle van de aangifte van nalatenschap binnen de hierboven vermelde termijn van 2 jaar en volgt er daarna, in principe, geen tekortschatting meer, behoudens manifeste onregelmatigheden (de verjaringstermijn wegens tekortschatting is 5 jaar). • Vlabel heeft niet de bedoeling ernstige waarderingen die gesteund zijn op schattingsverslagen van experten aan te vechten. Er wordt tevens een lijst van erkende schatters ter beschikking gesteld op de site van de Vlaamse belastingdienst. Indien een beroep gedaan wordt op die erkende schatters die waarderen volgens de met Vlabel overeengekomen regels, geldt er een vermoeden dat de schatting kwalitatief in orde is. Uitzondering: forfaitaire waardering Bepaalde activa mogen niet aan hun verkoopwaarde worden aangegeven, maar moeten gewaardeerd worden volgens de in de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalde forfaitaire regels. Zo wordt de waarde van het vruchtgebruik van een goed verplicht gewaardeerd aan 4 % van de waarde van de volle eigendom, te vermenigvuldigen met een wettelijke coëfficiënt, die afhankelijk is van de leeftijd van de vruchtgebruiker. De coëfficiënten zijn: leeftijd van de vruchtgebruiker
coëfficiënt
niet ouder dan 20 jaar Boven 20 jaar t/m 30 jaar Boven 30 jaar t/m 40 jaar Boven 40 jaar t/m 50 jaar Boven 50 jaar t/m 55 jaar Boven 55 jaar t/m 60 jaar Boven 60 jaar t/m 65 jaar Boven 65 jaar t/m 70 jaar Boven 70 jaar t/m 75 jaar Boven 75 jaar t/m 80 jaar Boven 80 jaar
18 17 16 14 13 11 9,5 8 6 4 2
D
VOORBEELD
Indien de vruchtgebruiker 57 jaar is (coëfficiënt 11), dan bedraagt de waarde van het vruchtgebruik bijgevolg 11 × 4 % = 44 % van de waarde van de volle eigendom.
De blote eigendom wordt bepaald door van de verkoopwaarde van de volle eigendom de zoals hierboven berekende forfaitaire waarde van het vruchtgebruik af te trekken. Voor een onroerend goed dat in het buitenland is gelegen, moet de waarde worden aangegeven die blijkt uit recente akten of bescheiden. Bestaan er geen recente akten of bescheiden dan worden deze buitenlandse onroerende goederen for3
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
faitair geschat op 20 of 30 maal de jaarlijkse huurwaarde naargelang het gaat om gebouwde of ongebouwde onroerende goederen.
•
Ook voor de ter beurze genoteerde effecten geldt een specifieke waardering die afwijkt van de algemene regel dat de activa gewaardeerd moeten worden aan de verkoopwaarde op het ogenblik van overlijden. De genoteerde effecten moeten gewaardeerd worden volgens hun beurswaarde • op de dag van het overlijden OF • op de datum van één maand na het overlijden OF • op de datum van twee maanden na het overlijden. De beurswaarde is de slotkoers van een financieel instrument, zoals die als koersinformatie beschikbaar is in de gespecialiseerde pers of in gespecialiseerde elektronisch raadpleegbare bronnen. Het is dus de waarde op een welbepaalde dag (dag overlijden of dag overlijden + 1 maand of dag overlijden + 2 maanden) die aangegeven moet worden. Wanneer er op een van die data geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld. Ook indien er wel een notering is, maar welbepaalde effecten niet genoteerd zouden zijn, geldt voor deze effecten eveneens de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er wel een notering is. Onder beurswaarde moet de slotkoers worden verstaan zoals bepaald op basis van de koersinformatie beschikbaar in de gespecialiseerde pers en/of middels gespecialiseerde elektronisch raadpleegbare bronnen. Er mag slechts één keuze gemaakt worden voor alle (Belgische en buitenlandse) nagelaten effecten.
D
VOORBEELD
•
•
Indien de erflater overlijdt op 31 januari, mag geopteerd worden voor de beurswaarde op 31 januari, op 28 (of 29) februari of op 31 maart.
E
De gekozen datum en de door de erfgerechtigden geraadpleegde bron moeten verplicht in de aangifte worden vermeld.
• Fictieve activa die moeten worden aangegeven Naast de werkelijke activa van de nalatenschap, moeten er tevens een aantal fictieve activa worden aangegeven. Het gaat hier om goederen die zich niet (meer) in de nalatenschap bevinden ingevolge een gedane verrichting die als “verdacht” wordt beschouwd. Het betreft hier: • de roerende goederen die de overledene in de 3 jaar vóór zijn overlijden heeft geschonken en die niet onderworpen werden aan de Vlaamse schenkbelasting of aan de Brusselse of Waalse registratierechten op schenkingen; In het Vlaams Gewest geldt sinds 1 januari 2012 een termijn van 7 jaar (in plaats van 3 jaar) voor roerende goederen die behoren tot een familiale onderneming en aandelen van een familiale vennootschap indien deze roerende goederen, op het ogenblik van de schenking, voldeden aan de voorwaarden om te kunnen worden geschonken als “familiale onderneming” of “familiale vennootschap” zoals bedoeld onder 3.10. Indien men de schenking van activa van dergelijke familiale ondernemingen en aandelen van dergelijke familiale vennootschappen niet in België laat registreren (zie punt 3.10.), zullen deze activa of aandelen die werden geschonken in de 7 jaar vóór overlijden, als fictief actief belast worden in de successierechten; • de goederen die de langstlevende echtgenoot verkrijgt op grond van een clausule in de huwelijksovereenkomst die van de gelijke verdeling van de gemeenschap 4
•
afwijkt (indien deze clausule van het overleven afhankelijk is); de volle eigendom van de goederen waarvan de overledene het vruchtgebruik had aangekocht en een erfgenaam of legataris of tussenpersoon de blote eigendom. Deze goederen zijn niet belastbaar indien kan worden aangetoond dat de overeenkomst op het ogenblik dat ze werd afgesloten geen bevoordeling inhield voor de betreffende erfgenaam, legataris of tussenpersoon, d.w.z. dat de prijs van de blote eigendom met eigen gelden van de blote eigenaar werd betaald en dus niet met gelden van de overleden vruchtgebruiker. Indien de blote eigenaar betaalde met eerder door de vruchtgebruiker geschonken gelden, verschilt het te leveren bewijs in functie van de datum van de zogenaamde ‘gesplitste’ aankoop. Indien de aankoop plaatsvond vóór 1 september 2013, is er geen belasting als ‘fictief actief’ mits kan worden aangetoond dat de schenking van de gelden door de overledene dateerde van vóór de betaling van de prijs (zowel van het voorschot als van het saldo). Voor aankopen vanaf 1 september 2013 moeten ofwel op de voorafgaande schenking registratierechten betaald zijn, ofwel moet worden aangetoond dat de begunstigde van de schenking vrij over de gelden heeft kunnen beschikken (bijv. door aan te tonen dat de schenking door de verkrijger van het vruchtgebruik niet specifiek bestemd was voor de financiering van de aankoop van de blote eigendom in het kader van de gesplitste aankoop); de volle eigendom van effecten en geldbeleggingen die voor het vruchtgebruik waren ingeschreven op naam van de overledene en voor de blote eigendom op naam van een erfgenaam of legataris of tussenpersoon, tenzij kan worden aangetoond dat de inschrijving op zich geen bedekte bevoordeling inhield, bijv. doordat de inschrijving het gevolg is van een notariële schenking; de goederen die door de overledene aan een erfgenaam, legataris of tussenpersoon werden verkocht met voorbehoud van vruchtgebruik of tegen betaling van een levenslange rente, tenzij kan worden aangetoond dat deze overeenkomst op het ogenblik dat zij werd afgesloten geen bevoordeling inhield voor de betreffende erfgenaam, legataris of tussenpersoon, d.w.z. dat een correcte prijs werd bedongen voor de blote eigendom en dat deze ook effectief werd betaald; de sommen, renten of waarden die een derde kosteloos ontvangt bij het overlijden, in de 3 jaar voor overlijden of na het overlijden ingevolge een overeenkomst die door de overledene is afgesloten (bijv. levensverzekeringen). Ook hier zijn deze activa niet belastbaar indien wordt bewezen dat het voordeel niet kosteloos wordt ontvangen door de begunstigde; alle schenkingen onder de levenden van roerende goederen die de overledene heeft gedaan onder opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge zijn overlijden. In principe worden schenkingen onder opschortende voorwaarde geregistreerd aan het vast recht van 50 EUR en is slechts op het ogenblik van vervulling van de voorwaarde de schenkbelasting verschuldigd. De Vlaamse wetgever heeft echter geoordeeld dat schenkingen van roerende goederen waarbij de voorwaarde zich vervult ingevolge het overlijden, belast moeten worden aan het successierecht i.p.v. aan de gunstige schenkbelasting mits de schenker op het ogenblik van zijn overlijden zijn fiscale woonplaats heeft in hetzelfde gewest als op het ogenblik van de schenking en dus inzake het successierecht onderworpen is aan de regelgeving van hetzelfde gewest als op het ogenblik van de schenking.
1.3.3. Het passief
Als passief mogen worden vermeld: • alle schulden van de overledene die bestaan op de datum van zijn overlijden;
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN HET VLAAMSE SUCCESSIERECHT
• de kosten van de uitvaart (o.a. de kosten van begrafenis of crematie, doodsbrieven, begrafenismaal, bedankbrieven en advertenties, aankoop van een grafmonument na het overlijden, enz.). Deze kosten zijn ongeacht het van toepassing zijnde huwelijksstelsel volledig aftrekbaar op voorwaarde dat zij niet buitensporig zijn. Het passief moet nauwkeurig worden omschreven en worden bewezen. Sinds 1 januari 2015 moeten niet langer de originele bewijsstukken worden overgemaakt, maar volstaat het om een kopie over te maken aan Vlabel. Voor schulden die door de overledene tegenover zijn erfgenamen, legatarissen of begiftigden waren aangegaan, geldt een zwaardere bewijslast. Bovendien worden deze schulden enkel in aanmerking genomen indien zij tot onmiddellijke en rechtstreekse oorzaak de verkrijging, de verbetering, het behoud of de terugbekoming van een goed hebben dat zich in de nalatenschap bevindt. Schulden die specifiek werden aangegaan om de gezinswoning te verwerven of te behouden (zie 1.6.2.) moeten als dusdanig aangeduid worden.
E
Vergat u bepaalde schulden of kosten in de aangifte te vermelden, dan kan u dit passief na het verstrijken van de termijn voor indiening van de aangifte in principe niet meer in rekening brengen.
NIEUW: Voor alle aangiftes die worden ingediend vanaf 1 januari 2015 Vanaf 1 januari 2015 kan men in het Vlaams Gewest ook opteren voor een forfaitaire aftrek van het roerend passief. De schulden van de erflater die op de dag van het overlijden bestaan, mogen forfaitair bepaald worden op 1.500 EUR, met uitzondering van de schulden die specifiek zijn aangegaan om onroerende goederen te verwerven of te behouden. Het bedrag van de begrafeniskosten wordt forfaitair bepaald op 6.000 EUR. Een combinatie van het forfait en de werkelijke kosten wordt aanvaard waardoor het dus mogelijk is om het forfait van 1.500 EUR voor (roerende) schulden te kiezen en de werkelijke begrafeniskosten of omgekeerd. Het forfait van 1.500 EUR voor de zogenaamde ‘roerende schulden’ betreft de schulden van de overledene en dus niet de schulden van de gemeenschap. In voorkomend geval zullen deze gemeenschappelijke schulden (bijkomend) voor hun werkelijk bedrag in rekening gebracht kunnen worden. Schulden die na het indienen van de aangifte toch nog kunnen worden aangegeven De schulden en onkosten die blijken uit nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingschuldige wordt verantwoord door gewettigde redenen, kunnen aanleiding geven tot een latere teruggave van het successierecht indien de teruggave wordt gevraagd binnen de 5 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin het successierecht werd gevestigd. Het betreft hier dus zowel schulden die in de aangifte werden aangegeven, maar die niet of onvoldoende bewezen werden en waarvoor nieuwe bewijsstukken worden aangeleverd, als schulden waarvan men kan aantonen dat er gegronde reden is voor het laattijdig overmaken van de stukken. Voorbeelden van dergelijke schulden zijn verschuldigde belastingen waarvoor het aanslagbiljet pas na de datum van indiening van de aangifte wordt ontvangen of laattijdige ziekenhuisfacturen. Het is echter niet toegelaten om na het verstrijken van de indieningstermijn van de aangifte nog te opteren voor de aftrek van de werkelijke schulden van de erflater indien men in de aangifte heeft geopteerd voor het forfait van 1.500 EUR (zie verder).
1.3.4. Andere vermeldingen
Verzekeringspolissen In de aangifte moet, wat de lichamelijke roerende goederen betreft, melding worden gemaakt van elke verzekering tegen brand, diefstal of andere risico’s. Meer bepaald moeten de naam en de zetel van de verzekeringsmaatschappij worden opgegeven evenals het polisnummer, de verzekerde goederen, het verzekerde bedrag en de datum van de polis. In de aangifte moet uitdrukkelijk worden vermeld dat er voor de roerende goederen naast de opgegeven verzekeringen geen andere verzekeringspolissen bestaan dan wel dat er in het geheel geen verzekeringen zijn. Het bevoegd personeelslid zal de verzekerde waarde vergelijken met de aangegeven waarde. Deze vermelding doet geen afbreuk aan de verplichting om de verkoopwaarde van de verzekerde goederen te schatten als belastbaar actief.
E
Bij verzekeringen wordt uitgegaan van de vervangingswaarde. Het successierecht moet echter worden betaald over de verkoopwaarde of soms de forfaitaire waarde (zie 1.3.2) op de dag van het overlijden.
Geregistreerde of verplicht registreerbare schenkingen door de erflater in de 3 jaar vóór overlijden De geregistreerde of verplicht registreerbare schenkingen van de erflater aan een erfgerechtigde zijn onderworpen aan registratiebelasting en worden dus niet meer belast in het successierecht. Deze schenkingen moeten wel in de aangifte vermeld worden indien ze gedaan zijn in de 3 jaar vóór overlijden (of indien de schenking gedaan werd onder een opschortende voorwaarde die vervuld werd ingevolge het overlijden van de schenker of minder dan 3 jaar vóór dit overlijden met uitzondering van deze die belast worden als fictieve activa, zie 1.3.2). Hoewel deze schenkingen geen deel uitmaken van de nalatenschap en dus niet onderworpen zijn aan het successierecht, wordt er met deze schenkingen in principe wel rekening gehouden bij de bepaling van het (progressieve) tarief van het successierecht (dit noemt men ook wel het progressievoorbehoud en is dus enkel van toepassing indien de schenking gebeurde aan een erfgerechtigde). Schenkingen van in het buitenland gelegen onroerende goederen moeten in België niet geregistreerd worden, moeten dus ook niet vermeld worden in de aangifte en komen dus niet in aanmerking voor de berekening van het progressievoorbehoud. Er bestaan voor bepaalde geregistreerde schenkingen uitzonderingen op dit algemene principe van progressievoorbehoud (zie ook verder 1.6.6), maar ook dan moeten deze in de aangifte van nalatenschap worden vermeld indien zij hebben plaatsgevonden binnen de termijn van 3 jaar voor overlijden (of de opschortende voorwaarde zich binnen die termijn heeft gerealiseerd). Beëindiging van vruchtgebruik door het overlijden Indien de overledene een vruchtgebruik had op bepaalde goederen en dit vruchtgebruik door het overlijden ten einde komt, moet dit eveneens vermeld worden in de aangifte van nalatenschap. 1.3.5. Vraag om vrijstellingen en verminderingen
Abattement bij verkrijging door een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind Er geldt een abattement of voetvrijstelling voor hetgeen een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind verkrijgt. Voor de definitie van ‘gehandicapt kind’ wordt verwezen naar de definitie die wordt gehanteerd door de Algemene Kinderbijslagwet. Voor de definitie van ‘gehandicapte per5
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
soon’ wordt verwezen naar de definitie van het Wetboek van Inkomstenbelasting. Het abattement is verschillend naargelang van de verwantschapsgraad. Bij verkrijging in rechte lijn of tussen partners is het abattement gelijk aan de som die verkregen wordt door toepassing van de volgende formule: (3.000 euro) × (cijfer, aangeduid in de hierna volgende tabel volgens de leeftijd van de verkrijger). Leeftijdscoëfficiënt
Leeftijd van degene op het hoofd van wie de rente gevestigd is, in jaar
18 17 16 14 13 11 9,5 8 6 4 2
≤ 20 > 20-30 > 30-40 > 40-50 > 50-55 > 55-60 >60-65 > 65-70 > 70-75 > 75-80 > 80
Voor verkrijging tussen alle andere personen is het abattement gelijk aan de som die als volgt verkregen wordt: (1.000 euro) × (cijfer, aangeduid in de hierboven vermelde tabel volgens de leeftijd van de verkrijger). Vermindering voor achtereenvolgende overgangen Indien goederen binnen een periode van 12 maanden meer dan eens vererven, hebben de verkrijgers van deze goederen na de eerste overgang telkens recht op een vermindering van de helft van het successierecht. Deze vermindering is evenwel beperkt tot het successierecht dat bij de vorige overgang op dezelfde goederen is betaald. Deze vermindering moet uitdrukkelijk in de aangifte van nalatenschap gevraagd worden, met aanduiding van alle gegevens die nodig zijn om de vermindering te berekenen. Vermijden van dubbele belasting indien er bepaalde goederen van het actief zich in het buitenland bevinden België heeft enkel met Zweden en Frankrijk een dubbelbelastingverdrag inzake successierechten afgesloten, maar in Zweden werd het successierecht ondertussen afgeschaft. Dit betekent dat de activa van een Belgisch rijksinwoner die zich in Frankrijk bevinden, slechts in een van beide landen belast zullen worden. Zo kunnen onroerende goederen enkel belast worden in het land van ligging en zal ook voor de roerende goederen enkel België of enkel Frankrijk bevoegd zijn tot het heffen van successierechten (het andere land is dan verplicht deze goederen vrij te stellen van successierechten of de in het buitenland betaalde rechten te verrekenen). Ook zonder dubbelbelastingverdrag bestaat in het Vlaams Gewest een interne regeling ter vermijding van dubbele belasting, doch dit is beperkt tot onroerende goederen. Wanneer het actief van de nalatenschap van een Belgisch inwoner met fiscale woonplaats in het Vlaams Gewest een in het buitenland gelegen onroerend goed bevat dat in het buitenland belast is geweest met successierechten, dan zijn deze in het buitenland betaalde successierechten aftrekbaar van het Vlaamse successierecht dat verschuldigd is op ditzelfde goed. Deze aftrek van buitenlandse rechten moet uitdrukkelijk gevraagd worden en is tevens afhankelijk van het voorleggen van een behoorlijk gedateerd kwijtschrift van de in het buitenland betaalde rechten, een door de bevoegde vreemde overheid eensluidend verklaard 6
afschrift van buitenlandse aangifte en van de rechtenvererving die zij vastgesteld heeft. Indien deze documenten vóór de uiterlijke termijn van indiening van de aangifte van het Vlaamse successierecht niet ingeleverd zijn, dan is geen onmiddellijke aftrek van buitenlandse successierechten mogelijk. Bij overhandiging van deze documenten binnen 5 jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin het successierecht werd ingekohierd, kan men alsnog teruggave van de aftrekbare buitenlandse successierechten vragen. Voor roerende goederen blijft er dus mogelijkerwijze wel een dubbele belasting (behalve indien ze zich in Frankrijk bevinden).
E
Tot 31 december 2014 bedroeg de termijn waarbinnen teruggave voor in het buitenland betaalde successierechten gevraagd kon worden, 2 jaar vanaf de datum van betaling van de Vlaamse successierechten. Vanaf 1 januari 2015 bedraagt de termijn 5 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin het Vlaams successierecht wordt ingekohierd. Voor overlijdens die dateren van vóór 1 januari 2015 waarvoor de oude termijn van 2 jaar op 1 januari 2015 nog niet was verstreken, geldt een specifieke overgangsbepaling waardoor teruggave tot 31 december 2016 gevraagd kan worden.
Uitzonderingsregimes en gunsttarieven Wie beweert recht te hebben op een fiscaal voordeel moet aantonen dat de toepassingsvoorwaarden vervuld zijn. Een fiscaal gunstregime moet dus, in principe, steeds gevraagd worden. Het is dus aangewezen om elk uitzonderingsregime (zie o.a. de vererving van een familiale onderneming of familiale vennootschap, de vererving van de gezinswoning...) waarop u recht meent te hebben, uitdrukkelijk te vragen in de aangifte van nalatenschap, ook in de gevallen waarin het wetboek dit niet uitdrukkelijk vereist. Een latere regularisatie is in vele gevallen niet meer mogelijk. 1.4. BETALING VAN HET SUCCESSIERECHT 1.4.1. Hoe moet worden betaald?
NIEUW sinds 1 januari 2015 Sinds 1 januari 2015 wordt het Vlaamse successierecht niet langer geïnd door de federale ontvanger van de successierechten, maar door de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel). De federale regel dat de successierechten uiterlijk moesten worden betaald binnen de termijn van 2 maanden volgend op het verstrijken van de wettelijke termijn van indiening van de aangifte, is niet langer geldig. Vlabel zal het successierecht inkohieren en deze belasting moet betaald worden binnen een termijn van 2 maanden vanaf de verzendingsdatum, vermeld op het aanslagbiljet. Het successierecht moet rechtstreeks worden betaald aan Vlabel op het rekeningnummer BE02 3751 1109 9940 met vermelding van de gestructureerde mededeling die op het aanslagbiljet vermeld staat. Kunstwerken waarvan de internationale faam door de Vlaamse minister van Financiën is erkend op eensluidend advies van de bevoegde commissie, kunnen eveneens als betaling van het successierecht worden aanvaard. Wilt u met dergelijke kunstwerken betalen, neem hierover dan contact op met de Vlaamse Belastingdienst. 1.4.2. Te late betaling enz. – Wettelijke intrest
Bij te late betaling van de ingekohierde belasting zoals vermeld op het aanslagibiljet, is de wettelijke intrest (7 %) verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de vervaldag.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN HET VLAAMSE SUCCESSIERECHT
1.5. CONTROLE EN GESCHILLEN 1.5.1. Controle van de aangifte door Vlabel
Om de aangifte te controleren kan het bevoegd personeelslid gebruik maken van alle bewijsmiddelen van gemeen recht. Zo kan hij steunen op overeenkomsten tussen de overledene en zijn rechtverkrijgenden, aangiften in de personenbelasting, enz. Verder is elke Belgische vennootschap verplicht mededeling te doen van elke uitbetaling of rekeningoverdracht naar aanleiding van een overlijden. De rechtverkrijgenden hebben de verplichting om het overlijden ter kennis te brengen van de verhuurders van kluizen en voor deze verhuurders geldt het verbod de kluizen te openen zonder voorafgaande kennisgeving aan de ambtenaar van btw, registratie en domeinen.
E
De inning en invordering van het Vlaamse successierecht wordt overgenomen door de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel), maar de federale ontvanger blijft bevoegd voor de kofferopening. Die zal de vereiste info overmaken aan Vlabel.
Onder bepaalde voorwaarden heeft het bevoegd personeelslid het recht een onderzoek in te stellen bij Belgische vennootschappen (in het bijzonder bij de banken). Verder rust op de rechtverkrijgenden de verplichting om, zodra Vlabel aantoont dat de overledene binnen 3 jaar vóór zijn overlijden een som geld, effecten of andere goederen heeft bezeten die niet in de aangifte zijn vermeld, te bewijzen dat dat geld, die effecten of die goederen op de dag van het overlijden niet meer aanwezig waren en evenmin als fictief actief moeten worden toegevoegd (zie hierboven 1.3.2), zoniet worden deze verdwenen goederen toch nog aan het actief toegevoegd en aan het successierecht belast.
E
Het typevoorbeeld is de ontvangst van de verkoopprijs naar aanleiding van de verkoop van een onroerend goed in de 3 jaar voor het overlijden. Hoewel dit niet wettelijk verplicht is, kan het nuttig zijn om een kopie van het bewijs of de verantwoording dat deze gelden aangegeven zijn, geherinvesteerd zijn of uitgegeven zijn, bij de aangifte van nalatenschap te voegen.
Voor het laattijdig indienen van de aangifte moet een onderscheid gemaakt worden tussen een laattijdige indiening maar binnen het verkregen uitstel enerzijds en een laattijdige indiening zonder verkregen uitstel of een indiening buiten de termijn van het verkregen uitstel anderzijds. Indien uitstel werd verkregen en de aangifte werd ingediend binnen het verkregen uitstel, geldt de volgende verhoging: Ogenblik van indiening na het verstrijken van de aangiftetermijn Vanaf T.e.m. laatste dag van dag 1 maand 5 maand 6 maand 11 maand 12 maand 17 maand 18
Belastingverhoging in % van de te betalen erfbelasting
1% 5% 7,5 % 10 %
Indien geen uitstel werd verkregen of de aangifte werd ingediend buiten het verkregen uitstel, geldt de volgende verhoging: Ogenblik van indiening na het verstrijken van de aangiftetermijn Vanaf T.e.m. laatste dag van dag 1 maand 5 maand 6 maand 11 maand 12 maand 17 maand 18
Belastingverhoging in % van de te betalen erfbelasting
5% 10 % 15 % 20 %
De erfgenaam, legataris of begiftigde die gehouden is tot de indiening van een aangifte en die geen aangifte heeft ingediend, betaalt een belastingverhoging van 20 %. Daarenboven kan het bevoegd personeelslid boetes opleggen, zowel voor de hierboven vermelde overtredingen als voor andere overtredingen (binnen de grenzen van de bepalingen van de Vlaamse Codex Fiscaliteit). In geval van bedrieglijk opzet kunnen (los van de administratieve geldboeten en belastingverhogingen) gevangenisstraffen en strafboeten worden opgelegd. 1.6. BEREKENING VAN HET VLAAMS SUCCESSIERECHT
1.5.2. Betwisting van de aangifte door Vlabel
Het bevoegd personeelslid kan de in de aangifte opgegeven waarde van de goederen betwisten. 1.5.3. Boeten en verhogingen
Bepaalde onregelmatigheden (het vergeten te vermelden van goederen, te lage schattingen, het aangeven van een onjuist passief (indien niet voor het forfait wordt gekozen) en onjuiste erfrechten) worden bestraft met een belastingverhoging. Indien bepaalde goederen niet werden aangegeven, het passief niet correct werd aangegeven (indien niet voor het forfait wordt gekozen) of indien een verkeerde devolutie (onjuiste erfrechten) wordt aangegeven, bedraagt de belastingverhoging 20 % van de daardoor verschuldigde aanvullende rechten. Indien de aangegeven waarde te laag is, geldt de volgende verhoging: Verhouding van het tekort in Belastingverhoging in % van de % t.o.v. de aangegeven waarde aanvullende rechten verschuldigd omwille van de hogere waarde 10 25 5% 25 50 10 % 50 100 15 % > 100 20 %
1.6.1. Grondslag, tarief en verminderingen per categorie van erfgerechtigden
A. In hoofde van erfgenamen in rechte lijn en tussen partners Wie behoort tot de categorie ‘partners’? • echtgenoten; • wettelijk samenwonenden (zij die in België een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand); • feitelijk samenwonenden die op de dag van overlijden ten minste 1 jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Indien de samenwonenden in het bevolkingsregister op hetzelfde adres waren ingeschreven, wordt er, in principe, van uitgegaan dat de betrokkenen een gemeenschappelijke huishouding voeren, tenzij het bevoegd personeelslid bij Vlabel het tegendeel bewijst. Indien de samenwonenden niet op hetzelfde adres waren ingeschreven, mogen zij het bewijs leveren van werkelijke samenwoning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Wie behoort tot de categorie ‘rechte lijn’? • erfgenamen in rechte lijn (zowel de biologische als de ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders); 7
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
• kinderen van de hierboven vermelde ‘partner’ of de ‘partner’ van de ouder van het overleden kind; • (gewone) adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (of van een vergelijkbare instelling binnen de Europese Economische Ruimte), of wees was van een voor het vaderland gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren hoofdzakelijk van de adoptant, of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen; – wanneer het kind geadopteerd is door een persoon van wie al de afstammelingen voor het vaderland gestorven zijn. Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen kunnen aan het tarief ‘rechte lijn’ erven van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder. In omgekeerde zin (adoptieouders die erven van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet en is het tarief tussen vreemden dus van toepassing. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd (in tegenstelling tot de gewone adoptie), is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder – adoptiekind, doch ook ten opzichte van de andere bloedverwanten) waardoor de ten volle geadopteerde kinderen als gewone erfgenamen in rechte lijn moeten beschouwd worden; • zorgkinderen en zorgouders. Een zorgrelatie wordt verondersteld wanneer iemand, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren bij een andere persoon heeft ingewoond en gedurende die tijd hoofdzakelijk van die andere persoon of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. • ex-partners waarmee men gemeenschappelijke kinderen heeft (volgens de definitie hierboven dus zowel exechtgenoten, ex-wettelijk samenwonenden als ex-feitelijk samenwonenden die gedurende minstens één jaar ononderbroken hebben samengewoond en een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd).
E
E
8
Bovenstaande lijst moet beperkt worden geïnterpreteerd. Zo geldt de gelijkstelling met ‘rechte lijn’ enkel tussen stiefouder en -kind en niet tussen stiefgrootouder en – kleinkind.
M.b.t. de vererving tussen kinderen van de samenwonende partner van de overledene en de samenwonende partner van de ouder van de overledene gold, voor overlijdens tot en met 19 november 2012, dat de ouder en de partner op de dag van overlijden wel nog wettelijk of feitelijk moesten samenwonen. Naar aanleiding van een arrest van het Grondwettelijk Hof heeft de Vlaamse decreetgever de tekst in 2013 aangepast in de zin dat de gelijkstelling ook geldt bij vooroverlijden van de ouder van het kind op voorwaarde dat deze vooroverleden ouder, op het moment van zijn of haar overlijden, samenwoonde met de (latere) erflater (of omgekeerd, samenwoonde met de verkrijger van het kind-erflater). De wijziging geldt met retroactieve kracht voor alle overlijdens vanaf 20 december 2012. Indien er voor overlijdens tussen 20 december 2012 en 30 juli 2013 (datum van publicatie van het decreet in het Belgisch Staatsblad) reeds successierechten werden betaald ‘tussen vreemden’ omdat de ouder van het kind was vooroverleden, is teruggave mogelijk van reeds betaalde successierechten. De teruggave voor te veel betaalde successierechten kon aanvankelijk gebeuren tot 30 juli 2015 maar door een overgangsbepaling in de nieuwe Codex Vlaamse Fiscaliteit is de termijn voor het verkrijgen van teruggave verlengd tot 31 december 2016.
Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen door erfgenamen in de rechte lijn en tussen partners, kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 50.000 EUR 250.000 EUR
50.000 EUR 250.000 EUR –
3% 1.500 EUR 19.500 EUR
– 9% 27 %
Hoe wordt de belastbare basis (nettoaandeel) berekend waarop dit tarief wordt toegepast? In deze categorie van erfgerechtigden wordt de nalatenschap gesplitst in een roerend en een onroerend gedeelte. De hierboven opgenomen tarieven worden afzonderlijk toegepast op zowel het nettoaandeel in de onroerende goederen als op het nettoaandeel in de roerende goederen. De vraag of een goed dat tot de nalatenschap behoort roerend dan wel onroerend is, wordt beantwoord volgens de principes van het burgerlijk recht. De schulden en de kosten van de begrafenis of crematie worden bij voorrang aangerekend op de familiale onderneming of familiale vennootschap (zie hierna 1.6.3) daarna op de (andere) roerende goederen en ten slotte op de onroerende goederen, behalve voor de schulden die specifiek zijn aangegaan om bepaalde goederen te verwerven of te behouden. Deze laatste schulden zullen bij voorrang op deze goederen worden aangerekend. Ook de schulden die specifiek werden aangegaan voor de verkrijging door de partner van de vrijgestelde gezinswoning (zie verder 1.6.2) worden bij voorrang aangerekend op deze vrijgestelde gezinswoning. Het saldo van de schulden (na aanrekening volgens de hierboven gestelde regels), wordt eerst aangerekend op de overblijvende waarde van de onroerende goederen, vervolgens op de overblijvende waarde van de roerende goederen en de familiale onderneming of vennootschap en ten slotte eventueel op de overblijvende waarde van de vrijgestelde gezinswoning. Verminderingen van het successierecht indien het netto-erfdeel niet groter is dan 50.000 EUR Voor het Vlaams Gewest wordt het totaal van het te betalen successierecht van een erfgenaam in de rechte lijn en de partner voor elk nettoaandeel in de totale nalatenschap van niet meer dan 50.000 EUR verminderd met 500 EUR vermenigvuldigd met de coëfficiënt bekomen door: 1–
D
nettoaandeel 50.000 EUR VOORBEELD
Nettoaandeel 37.500 EUR 1) 37.500 EUR: 50.000 EUR = 0,75 2) 1 – 0,75 = 0,25 3) 0,25 × 500 EUR = 125 EUR
Het gaat hier om een ‘vermindering’ die dus rechtstreeks afgetrokken kan worden van het berekende successierecht. Vermindering van het successierecht voor eigen kinderen van de erflater jonger dan 21 jaar en voor de overlevende echtgenoot met gemeenschappelijke kinderen jonger dan 21 jaar Eigen kinderen (biologische, ten volle geadopteerde kinderen of gewone adoptieve kinderen indien zij voldoen aan de hierboven vermelde voorwaarden) van de overledene die jonger zijn dan 21 jaar hebben recht op een ver-
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN HET VLAAMSE SUCCESSIERECHT
mindering van 75 EUR op de verschuldigde rechten voor elk vol jaar dat zij jonger zijn dan 21 jaar. De stiefkinderen en zorgkinderen kunnen dus niet van de vermindering genieten. Deze vermindering geldt ongeacht het nettoaandeel, maar zal eventueel gecumuleerd kunnen worden met de vermindering ‘netto-erfdeel niet groter dan 50.000 EUR’ (zie hierboven). De overlevende partner heeft bovendien recht op een vermindering ten belope van de helft van de bijkomende verminderingen van de gemeenschappelijke kinderen jonger dan 21 jaar samen. B. Broers en zusters Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen door broers en zusters kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 75.000 EUR 125.000 EUR
75.000 EUR 125.000 EUR –
30 % 22.500 EUR 50.000 EUR
– 55 % 65 %
Hoe wordt de belastbare basis berekend waarop dit tarief wordt toegepast? De verkrijging door broers en zusters wordt berekend op het nettoaandeel dat elk van hen erft. In tegenstelling tot de vererving in rechte lijn en tussen partners (zie hierboven A.), wordt het vermogen hier niet opgesplitst in een roerende en een onroerende massa. De schulden en de begrafeniskosten worden in principe eerst aangerekend op de familiale onderneming of familiale vennootschap (zie hierna 1.6.3), tenzij de schulden specifiek werden aangegaan om andere (roerende of onroerende) goederen te verkrijgen of te behouden. Verminderingen van het successierecht indien het netto-erfdeel niet groter is dan 75.000 EUR Is het netto-erfdeel van de broer of zuster kleiner dan of gelijk aan 18.750 EUR dan bedraagt de vermindering van de rechten 2.000 EUR, vermenigvuldigd met de volgende resultante van (netto-erfdeel / 20.000 EUR), dus 10 % van het netto-erfdeel. Bedraagt het netto-erfdeel meer dan 18.750 EUR maar niet meer dan 75.000 EUR dan wordt een vermindering van rechten toegekend die degressief afneemt. De vermindering bedraagt in dat geval: 2.500 EUR × 1 –
(netto-erfdeel)] [(75.000 EUR)]
C. Alle anderen (ooms, tantes, neven, nichten maar ook vreemden) Tarieven en tabel In Vlaanderen zijn er slechts 3 verschillende categorieën. Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen tussen alle anderen dan de categorieën A en B hierboven, kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een som van nettoaandelen van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 75.000 EUR 125.000 EUR
75.000 EUR 125.000 EUR –
45 % 33.750 EUR 61.250 EUR
– 55 % 65 %
Hoe wordt de belastbare basis berekend waarop dit tarief wordt toegepast? Bij verkrijging door anderen wordt het nettoaandeel berekend op de som van de nettoaandelen die alle rechtverkrijgenden van deze derde categorie samen verkrijgen en wordt het successierecht bijgevolg berekend volgens het gemiddelde percentage dat is verschuldigd op het totaal van de nettoaandelen van al deze rechtverkrijgenden (in de 2 andere categorieën – zie hierboven A en B – wordt het nettoaandeel per persoon belast, zodat voor elke persoon aan het laagste tarief wordt gestart). Net zoals in de categorie B. Broers en zusters, is er geen opsplitsing in een roerend en een onroerend vermogen en worden de schulden en de begrafeniskosten in principe eerst aangerekend op de familiale onderneming of familiale vennootschap die geniet van de vrijstelling (zie hierna 1.6.3), tenzij de schulden specifiek werden aangegaan om andere (roerende of onroerende) goederen te verkrijgen of te behouden.
Vermindering van het successierecht indien de som van alle netto-aandelen van deze categorie verkrijgers niet groter is dan 75.000 EUR De vermindering van het successierecht voor de categorie ‘anderen’ wijkt op 2 punten af van de vermindering voor broers en zusters. Ten eerste wordt geen rekening gehouden met wat elke rechtverkrijgende afzonderlijk ontvangt, maar met het nettoaandeel dat alle rechtverkrijgenden van deze groep samen ontvangen (de zogenaamde ‘globalisatie’). Daarnaast wordt de vermindering sneller afgebouwd. Zijn de netto-erfdelen van alle erfgerechtigden uit deze categorie kleiner dan of gelijk aan 12.500 EUR dan wordt deze som verminderd met een bedrag dat verkregen wordt met toepassing van de formule:
2.000 EUR ×
D
totaal van de netto-erfdelen 12.500 EUR
VOORBEELD
Voor een netto-erfdeel van 37.500 EUR bedraagt de vermindering dus:
Voor een gezamenlijk netto-erfdeel van niet meer dan 12.500 EUR wordt dus een vermindering van het successierecht toegekend van 16 % van het netto-erfdeel.
[(37.500 EUR)] = 1.250 EUR [(75.000 EUR)]
Zodra het gezamenlijk netto-erfdeel van de hele groep samen groter is dan 12.500 EUR maar niet groter dan 75.000 EUR wordt de vermindering berekend met de formule:
2.500 EUR × 1 –
Er is geen vermindering indien het nettoaandeel groter is dan 75.000 EUR.
2.400 EUR × 1 –
[(totaal van deze erfdelen)] [(75.000 EUR)] 9
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
D
VOORBEELD
Voor een netto-erfdeel van de totale groep van 37.500 EUR bedraagt de vermindering dus: [(37.500 EUR)] 2.400 EUR × 1 – = 1.200 EUR [(75.000 EUR)]
De aldus bekomen vermindering wordt daarna omgeslagen over de betrokken rechtverkrijgenden in verhouding tot de door hen verkregen netto-erfdelen.
E
Bepaalde (openbare) instellingen of rechtspersonen kunnen in het Vlaams Gewest genieten van een verlaagd tarief en zijn dus niet onderworpen aan de hierboven vermelde tarieven die gelden voor ‘vreemden’. Zo zal bijvoorbeeld een legaat aan een gewest, aan de Belgische staat, aan de provincies en gemeenten slechts worden belast tegen een verlaagd tarief van 8,5 %. Ook een legaat aan een vzw, een ivzw, een private stichting of een stichting van openbaar nut zal van een verlaagd tarief kunnen genieten. Het verlaagd tarief bedraagt 8,5 %. Het netto-aandeel van deze rechtverkrijgenden wordt niet meegeteld voor de berekening van het successierecht van de categorie ‘alle anderen’.
1.6.2. Vrijstelling van de gezinswoning
Algemeen In het Vlaams Gewest geldt een vrijstelling voor de langstlevende partner voor de nettowaarde van de gezinswoning. De vrijstelling geldt voor het deel van de gezinswoning dat ingevolge overlijden toekomt aan de langstlevende partner (nl. de echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de feitelijk samenwonende die op de dag van het openvallen van de nalatenschap ten minste 3 jaar ononderbroken met de erflater samenwoonde en er een gemeenschappelijke huishouding mee voerde). Ook de gezinswoning die geen eigenlijk deel zou uitmaken van de nalatenschap doch wegens de toepassing van een fictiebepaling belastbaar zou zijn (zie hierboven 1.3.2) kan genieten van dit gunstregime. Het aandeel van de langstlevende partner in de schulden die specifiek werden aangegaan om de gezinswoning te verwerven of te behouden worden bij voorrang aangerekend op de waarde van zijn of haar deel in de gezinswoning zodat deze schulden in principe verloren zijn als aftrekpost voor de belastbare activa. Alle andere schulden worden in principe niet aangerekend op de vrijgestelde gezinswoning.
E
E
Voor wat de tarieven van het successierecht betreft en de vermindering voor een netto-erfdeel van minder dan 50.000 EUR, is een feitelijke samenwoning van 1 jaar voldoende (zie 1.6.1.); voor de vrijstelling van de gezinswoning is daarentegen een samenwoning van 3 jaar vereist. De wettelijk samenwonenden kunnen net zoals gehuwden onmiddellijk van de vrijstelling genieten (zonder inachtneming van een minimumtermijn). De vrijstelling geldt niet voor verkrijgingen in rechte lijn. Om te vermijden dat inwonende kinderen als samenwonenden van het verlaagd tarief zouden kunnen genieten, worden de bloedverwanten in rechte lijn en de rechtverkrijgenden die voor de toepassing van het tarief van het successierecht hiermee gelijkgesteld worden, uitdrukkelijk uitgesloten van de vrijstelling. De vrijstelling geldt voor al hetgeen de langstlevende partner verkrijgt (vruchtgebruik, blote of volle eigendom) en dit ongeacht de wijze van verkrijgen (erfrecht, huwelijksstelsel, testament, toevoeging als fictief actief...).
Begrip gezinswoning De gezinswoning is de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de erflater en de overlevende partner. Ingeval van fei10
telijke scheiding, bij verblijf van een van beide partners in een rust- of verzorgingsinstelling, een serviceflatgebouw of een woningcomplex met dienstverlening of bij elk geval van overmacht die het samenleven tot op het ogenblik van overlijden onmogelijk heeft gemaakt, wordt de vrijstelling eveneens toegekend voor de laatste gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de partners. Ook de aanhorigheid van de gezinswoning valt mee onder de vrijstelling. Het betreft elk gebouwd of ongebouwd onroerend goed dat volgens de aard, de ligging, de oppervlakte en de waarde ervan een normale bijhorigheid van de gezinswoning vormt.
E
Er is niet vereist dat de gezinswoning zich in Vlaanderen bevindt. Zoals hierboven reeds vermeld, hangt het toepasselijke regime af van de fiscale woonplaats van de erflater in de 5 jaar voor overlijden (zie hierover meer onder 1.1.3).
1.6.3. Verlaagd tarief van 3 of 7 % voor vererving van familiale ondernemingen en familiale vennootschappen
Algemeen In Vlaanderen gold enkele jaren geleden een totale vrijstelling bij vererving van een familiale onderneming of aandelen van en vorderingen op een familiale vennootschap mits voldaan werd aan een aantal voorwaarden. Voor overlijdens vanaf 1 januari 2012 geldt niet langer het nultarief, maar geldt een verlaagd tarief op de nettowaarde van de activa van familiale ondernemingen en van aandelen of certificaten van aandelen van familiale vennootschappen. De voorwaarden zijn volledig gelijklopend met de voorwaarden van schenking van dergelijke familiale ondernemingen en aandelen van familiale vennootschappen (zie 3.10.). Het tarief bedraagt nu 3 % bij vererving in rechte lijn, ten gunste van de langstlevende partner (de echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de feitelijk samenwonende die op de dag van het openvallen van de nalatenschap ten minste 3 jaar ononderbroken met de erflater samenwoonde en er een gemeenschappelijke huishouding mee voerde). De definitie van rechte lijn is identiek als deze van toepassing voor het tarief (zie 1.6.1.A). Bij een andere vererving als ‘in rechte lijn, tussen echtgenoten of samenwonenden’ bedraagt het tarief 7 %.
E
Wat de tarieven van het successierecht betreft, is een feitelijke samenwoning van 1 jaar voldoende (zie 1.6.1.); voor het verlaagd tarief bij vererving van een familiale onderneming of de aandelen van een familiale vennootschap is daarentegen een samenwoning van 3 jaar vereist. De wettelijk samenwonenden kunnen net zoals gehuwden onmiddellijk van de vrijstelling genieten.
Welke activa kunnen genieten van dit verlaagd tarief? • De activa die door de erflater of zijn partner (volgens de definitie zoals hierboven vermeld) beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep dat door de erflater en/of zijn of haar echtgenoot of samenwonende, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd of uitgeoefend (hierna ‘familiale onderneming’ genoemd). De onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd en die deel uitmaken van de onderneming (omdat ze ook gedeeltelijk voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt), kunnen niet genieten van het verlaagd tarief en zullen dus afzonderlijk aan het gewone progressieve tarief worden belast of eventueel kunnen genieten van de vrijstelling van de gezinswoning.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER ONDERWORPEN AAN HET VLAAMSE SUCCESSIERECHT
E
Voor overlijdens vóór 1 januari 2012 gold een uitsluiting voor de onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk tot bewoning worden aangewend of bestemd; voor overlijdens vanaf 1 januari 2012 worden enkel de onroerende goederen uitgesloten die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of bestemd.
• De aandelen (ook certificaten van aandelen) in een familiale vennootschap, waarvan de zetel van werkelijke leiding is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van overlijden voor een bepaald minimumpercentage, al naargelang het geval 50 % of 30 %, in volle eigendom toebehoren aan de erflater en zijn familie. Enkel de deelbewijzen met stemrecht kunnen genieten van het verlaagd tarief, evenals de certificaten van aandelen uitgereikt door rechtspersonen met een zetel in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen van familiale vennootschappen. Aandelen zonder stemrecht worden dus uitgesloten van het gunstregime. Om van het verlaagd tarief te kunnen genieten, moet de vennootschap – ofwel zelf de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben, – ofwel minstens 30 % van de aandelen houden van minstens 1 directe dochtervennootschap die de zetel in een lidstaat van de EER heeft en een van de hierboven vermelde activiteiten tot doel heeft. De vennootschap waarvan de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen van personeel gelijk of lager zijn dan 1,5 % van de totale activa en die terreinen en gebouwen bezitten waarvan de boekwaarde meer dan 50 % uitmaakt van het totale actief, worden in principe uitgesloten van het verlaagd tarief omdat ze geacht worden geen reële economische activiteit uit te oefenen. De erfgerechtigden mogen echter bewijzen dat de vennootschap wel degelijk een reële economische activiteit uitoefent om zo alsnog het verlaagd tarief te bekomen. Het tegenbewijs bestaat erin aan te tonen dat alle onroerende goederen in de vennootschap worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap en dus geen privépatrimonium betreffen. Bovendien moet het om een ‘familiale’ vennootschap gaan wat betekent dat de aandelen – ofwel voor ten minste 50 % in volle eigendom toebehoren aan de erflater en zijn familie; – ofwel voor ten minste 30 % in volle eigendom toebehoren aan de erflater en zijn familie indien de erflater • hetzij met 1 andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar is van minstens 70 % van de aandelen van de vennootschap; • hetzij gezamenlijk met 2 andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar is van minstens 90 % van de aandelen van de vennootschap,
E
E
Een vennootschap met 3 familietakken kan dus van het verlaagd tarief genieten op voorwaarde dat de erflater en zijn familie zelf minstens 30 % van de aandelen in volle eigendom in handen hebben.
Onder familie moet worden verstaan: • de partner, • de verwanten in rechte lijn alsook hun partner, • de zijverwanten tot en met de tweede graad en hun partner, • de kinderen van broers en zusters.
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagd tarief Om van het verlaagd tarief te kunnen genieten – moeten de verkrijgers dit uitdrukkelijk vragen; – moet bij de aangifte de volgende informatie gevoegd worden: a) Bij vererving van een familiale onderneming • de benaming en het ondernemingsnummer van de familiale onderneming waarvoor het voordeel gevraagd wordt; • de activa van de familiale onderneming met een duidelijke omschrijving en verwijzing naar de boekhouding en, als het onroerende goederen betreft, de vermelding of ze al dan niet hoofdzakelijk voor bewoning worden aangewend of zijn bestemd; • een kopie van de laatste voor het overlijden door de erflater ingediende fiscale aangifte voor de personenbelasting. b) Bij vererving van een familiale vennootschap • de benaming en het ondernemingsnummer van de familiale vennootschap waarvoor het voordeel gevraagd wordt; • de voornaam en de achternaam van de medeaandeelhouders van de erflater en hun graad van verwantschap met de erflater; • het aantal aandelen en de precieze aard van alle aandelen van een familiale vennootschap met enerzijds de vermelding van het aantal aandelen dat in het bezit was van de erflater en van andere bij naam te noemen medeaandeelhouders, en anderzijds de aard van het zakelijk recht dat de erflater en andere bij naam te noemen personen bezitten; • kopieën van de goedgekeurde jaarrekeningen van de 3 boekjaren die voorafgaan aan het overlijden van de erflater, opgemaakt overeenkomstig de vigerende boekhoudwetgeving van de plaats waar de maatschappelijke zetel gevestigd is als de maatschappelijke zetel van de onderneming of vennootschap niet in België ligt; • kopieën van het rechtsgeldige aandelenregister of, bij gebrek daaraan, de door alle aandeelhouders ondertekende notulen van de laatste algemene vergadering die voorafgaat aan het overlijden van de erflater, waaruit op ondubbelzinnige wijze de participaties blijken; • een kopie van de gecoördineerde statuten, zoals van toepassing op de dag van het overlijden.
E
E
Tot 31 december 2014 moest tevens een attest worden gevoegd bij de aangifte van nalatenschap. De reden hiervoor was dat het attest werd afgeleverd door de Vlaamse Belastingdienst zodat de federale ontvanger van de successierechten niet zelf moest oordelen of voldaan was aan de Vlaamse voorwaarden. Nu sinds 1 januari 2015 de Vlaamse Belastingdienst de inning en invordering van het Vlaams successierecht volledig heeft overgenomen, heeft een dergelijk attest niet langer nut. Indien in de aangifte de vraag tot toepassing van het gunstregime niet werd opgenomen of de informatie niet werd toegevoegd, is een regularisatie enkel mogelijk zolang de aangiftetermijn niet is verstreken. Na het verstrijken van de termijn zijn in principe geen toevoegingen of wijzigingen meer mogelijk en zal dus steeds het gewone tarief van het successierecht verschuldigd zijn, zonder mogelijkheid van later recht op teruggave van deze rechten.
Nettoactief dat aan het verlaagd tarief belast zal worden Het verlaagd tarief is van toepassing op de nettowaarde van de verkrijging van de activa van de familiale onderneming. Onder nettowaarde wordt verstaan de waarde van de activa verminderd met de schulden, behalve dewelke specifiek werden aangegaan om andere goederen te verwerven of te behouden. De ‘niet-specifieke’ schulden van de nalatenschap moeten dus bij voorrang worden aangere11
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
kend op deze activa die van het verlaagd tarief kunnen genieten. Op de onroerende goederen die deel uitmaken van de onderneming maar hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd, zal het gewone tarief of, in voorkomend geval, de vrijstellingsregeling voor de gezinswoning, van toepassing zijn. Bij vererving van aandelen van een familiale vennootschap is het verlaagd tarief van toepassing op de nettowaarde van de aandelen. Net als voor ‘familiale ondernemingen’ wordt onder nettowaarde verstaan de waarde van aandelen verminderd met de schulden, behalve dewelke specifiek werden aangegaan om andere goederen te verwerven of te behouden. Bij vererving van aandelen van een vennootschap die zelf niet voldoet aan de voorwaarde van uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep, maar die toch als een familiale vennootschap mag worden beschouwd omdat ze minstens 30 % van de aandelen houdt van minstens 1 directe dochtervennootschap met zetel in een lidstaat van de EER en een van de vermelde activiteiten tot doel heeft, wordt het verlaagd tarief enkel toegekend op de waarden van de aandelen van de vennootschap in de dochtervennootschappen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel en die hun zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte hebben. Voorwaarden tot behoud van het verlaagd tarief Opdat het verlaagd tarief bij vererving van een familiale onderneming behouden kan blijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • De activiteit van de familiale onderneming moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van overlijden. Er is echter niet vereist dat deze activiteit door de verkrijger wordt voortgezet. De verkrijger moet evenmin de eigendom behouden van de geërfde goederen. Aan de voorwaarde tot behoud is echter ook voldaan indien in de onderneming een andere nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit wordt uitgeoefend of een vrij beroep. • De onroerende goederen die met toepassing van het verlaagd tarief werden overgedragen, mogen niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd worden gedurende een periode van 3 jaar te rekenen van de datum van het overlijden van de erflater. Bij bestemmingswijziging van een onroerend goed dat op het ogenblik van overlijden niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd was, moet men dus voorzichtig zijn. Opdat het verlaagd tarief bij vererving van de aandelen van een familiale vennootschap behouden kan blijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • De familiale vennootschap die zelf voldoet aan de voorwaarde met betrekking tot de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep, mag gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van het overlijden, geen vennootschap zonder reële economische activiteit worden. Dit betekent dat de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen van het personeel niet gelijk of lager mogen zijn dan 1,5 % van de totale activa en tegelijkertijd de terreinen en gebouwen die de vennootschap bezit niet meer dan 50 % mag uitmaken van het totale actief, tenzij bewezen kan worden dat alle onroerende goederen van de vennootschap voor de economische activiteit van de vennootschap worden aangewend en dus geen privépatrimonium betreffen. • De familiale vennootschap die zelf niet voldoet aan de voorwaarde met betrekking tot de activiteit, maar op de dag van overlijden minstens 30 % van 1 rechtstreekse dochter aanhield, zal gedurende 3 jaar onon12
derbroken minstens 30 % van minstens 1 rechtstreekse dochter moeten blijven aanhouden. Het moet echter niet noodzakelijk om dezelfde dochtervennootschap gaan. De activiteit van de familiale vennootschap moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van het overlijden van de erflater. De verkrijger moet echter niet zelf de verkregen aandelen behouden. Aan deze voorwaarde tot behoud is ook voldaan indien de vennootschap een andere nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit uitoefent, of een vrij beroep. De familiale vennootschap moet gedurende 3 jaar een jaarrekening opmaken en eventueel een geconsolideerde jaarrekening en publiceren volgens de regels van de lidstaat waarin zij haar zetel heeft gevestigd. Het kapitaal mag gedurende een ononderbroken periode van 3 jaar niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen. De zetel van werkelijke leiding van de familiale vennootschap mag gedurende de 3 jaar volgend op het overlijden niet worden overgebracht naar een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte.
•
•
• •
Sancties indien de voorwaarden tot behoud niet worden gerespecteerd Indien in de 3 jaar volgend op het overlijden van de erflater niet is voldaan aan bovenvermelde voorwaarden tot behoud, is het successierecht verschuldigd op de vererfde activa of de vererfde aandelen, te berekenen tegen het gewone tarief. Indien, in geval van vererving van aandelen van een familiale vennootschap, enkel niet voldaan is aan de voorwaarde tot behoud van het kapitaal, vervalt de toepassing van het verlaagd tarief slechts proportioneel. Voor overlijdens tot 31 december 2014 geldt nog dat indien, in geval van vererving van een familiale onderneming, een onroerend goed in de loop van de 3 jaar volgend op het overlijden hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd werd of wordt, er slechts gedeeltelijk verlies van het verlaagd tarief is, nl. in de mate dat aan de voorwaarde tot behoud niet is voldaan. Voor overlijdens vanaf 1 januari 2015 werd dit geschrapt en zijn bijgevolg aanvullende rechten verschuldigd op alle vererfde activa indien een onroerend goed dat deel uitmaakte van een familiale onderneming hoofdzakelijk tot bewoning wordt aangewend of bestemd.
E
Er wordt geen uitzondering gemaakt voor gevallen van overmacht zodat aanvullende rechten ook bij overmacht verschuldigd zullen zijn.
1.6.4. Vrijstelling van maatschappelijke rechten in vennootschappen opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van serviceflats
Onder bepaalde voorwaarden zijn maatschappelijke rechten van een door de Vlaamse regering, in het kader van de financiering en de realisatie van serviceflatgebouwen of woningcomplexen met dienstverlening, erkende vastgoedbeleggingsvennootschappen met een vast aantal rechten van deelneming (bevak) vrijgesteld. Het moet gaan om een inschrijving op naam waarop de erflater of zijn echtgenote ten minste 5 jaar vóór het openvallen van de nalatenschap en uiterlijk in het jaar 2005 hebben ingeschreven.
E
Sinds 27 november 2012 mag het doel van de bestaande en door de Vlaamse regering erkende bevaks uitgebreid worden tot andere activiteiten die in verband gebracht worden met het vastgoed voor voorzieningen in het kader van het Woonzorgdecreet of het vastgoed voor personen met een handicap.
2. OVERLIJDEN VAN EEN NIET-INWONER DIE ONDERWORPEN IS AAN DE VLAAMSE REGELGEVING
1.6.5. Andere vrijstellingen: bossen en gronden gelegen in het VEN
In Vlaanderen geldt er een volledige vrijstelling voor in Vlaanderen gelegen bossen waar voorwaarden van duurzaam beheer aan gekoppeld zijn, evenals voor gronden gelegen in het VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk). Deze vrijstelling moet uitdrukkelijk worden gevraagd in de aangifte van nalatenschap en indien de vrijstelling ‘bossen’ betreft, moeten de erfgerechtigden in de aangifte van nalatenschap verklaren dat ze kennis hebben van het bepaalde in artikel 13bis van het bosdecreet. Daarenboven moet voor de vrijstelling voor het bos uitdrukkelijk verklaard worden dat een door het bosbeheer goedgekeurd beheersplan is opgemaakt overeenkomstig de bepalingen en uitvoeringsbepalingen van het Bosdecreet van 13 juni 1990, dat ook voldoet aan de door de Vlaamse regering vast te stellen criteria als vermeld in artikel 41, tweede lid, van hetzelfde decreet. Indien op het ogenblik van overlijden voor de bossen nog geen beheersplan voorhanden is maar er uiteindelijk wel een beheersplan wordt verkregen, kan toch van de vrijstelling voor bossen genoten worden. De teruggave van te veel betaalde belasting moet gebeuren via een verzoekschrift dat ingediend moet worden binnen een termijn van 5 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd. 1.6.6. Uitzondering op het algemene principe van het progressievoorbehoud met betrekking tot schenkingen die hebben plaatsgevonden in de 3 jaar vóór overlijden
Bij de bepaling van het tarief van het successierecht wordt niet enkel rekening gehouden met de belastbare activa vallen. In principe wordt er tevens rekening gehouden met geregistreerde schenkingen van de erflater aan de erfgerechtigden die plaatsvonden in de 3 jaar voor overlijden (zie 1.3.4). Er bestaan uitzonderingen op dit principe en hoewel ze in dat geval dus geen enkele invloed uitoefenen op de berekening van het successierecht, moeten deze schenkingen wel steeds vermeld worden in de aangifte van nalatenschap (zie ook 1.3.4). De volgende geregistreerde schenkingen worden in Vlaanderen niet mee in aanmerking genomen voor de berekening van het successierecht: • schenkingen van bouwgronden in rechte lijn en tussen partners die van het verlaagd tarief van de Vlaamse schenkbelasting hebben genoten (zie verder 3.8.2); • schenkingen van ondernemingen en aandelen van vennootschappen die van het Vlaams verlaagd tarief hebben genoten (tot 31 december 2011) of van de vrijstelling die sinds 1 januari 2012 geldt (zie verder 3.10.); • schenkingen van roerende goederen die van het Vlaams verlaagd tarief van 3 of 7 % hebben genoten (zie verder 3.9.).
E
E
Schenkingen van roerende goederen of van ondernemingen en aandelen van vennootschappen in de 3 jaar voor overlijden die gebeurd zijn onder het Waalse of het Brusselse regime (omdat de erflater op het ogenblik van schenking geacht werd zijn fiscale woonplaats in Wallonië of Brussel te hebben) worden niet vrijgesteld van het progressievoorbehoud indien de erflater op het ogenblik van overlijden onderworpen is aan de Vlaamse regelgeving.
1.6.7. Vrijstelling voor goederen die door ascendenten van de erflater voorheen werden geschonken aan de erflater
De waarde van de goederen die voor overlijden door een ascendent werden geschonken aan de erflater en die ingevolge de zogenaamde ‘wettelijke terugkeer’ ‘terugkeren’ naar de ascendent-schenker, zijn vrijgesteld indien de geschonken goederen zich nog in natura in de nalatenschap bevinden of, indien er, na vervreemding ervan, nog een schuldvordering aanwezig is in de nalatenschap. De erflater moet tevens zonder nakomelingen gestorven zijn. De vrijstelling moet uitdrukkelijk worden gevraagd in de aangifte.
2. OVERLIJDEN VAN EEN NIET-INWONER DIE ONDERWORPEN IS AAN DE VLAAMSE REGELGEVING 2.1. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET RECHT VAN OVERGANG 2.1.1. Algemeen
Overlijdt een niet-inwoner die in België één of meerdere onroerende goederen nalaat dan is in principe over de brutowaarde van het in België gelegen onroerend goed een recht van overgang verschuldigd. In het Vlaams Gewest is er sprake van een recht van overgang; in het Waals en het Brussels Gewest spreekt men nog van het recht van overgang bij overlijden. Op roerende waarden die zich in België zouden bevinden, is geen recht van overgang verschuldigd. 2.1.2. Lokalisatiecriterium (bepaalt het toepasselijke regime en de plaats waar de aangifte moet worden ingediend)
Het bevoegde gewest (dat het tarief en eventuele vrijstellingen of verminderingen bepaalt) is het gewest waarbinnen het onroerend goed is gelegen. De aangifte moet dan ook worden ingediend op het ontvangstkantoor van het ambtsgebied waarbinnen dat onroerend goed is gelegen. Indien de niet-inwoner meerdere onroerende goederen in België nalaat en dit in verschillende gewesten, dan is het bevoegde gewest het gewest waartoe het ontvangstkantoor behoort in wiens ambtsgebied het deel van de goederen met het hoogste kadastrale inkomen (K.I.) gelegen is. Voor de afbakening van het Vlaams Gewest, zie punt 1.1.3. 2.2. DE AANGIFTE
Het recht van overgang wordt geheven op grond van een aangifte die moet worden ingediend door de erfgenamen of legatarissen die deze onroerende goederen verkrijgen (ook als het om een bijzondere legataris gaat). Voor overlijdens tot 31 juli 2012 moest de aangifte worden ingediend binnen de termijn van 5, 6 of 7 maanden na het overlijden, naargelang dit overlijden plaatsvond in België, in een ander Europees land dan wel buiten Europa. Voor overlijdens vanaf 1 augustus 2012 bedraagt de aangiftetermijn respectievelijk nog slechts 4, 5 of 6 maanden.
Enkel schenkingen van bouwgrond in rechte lijn en tussen partners worden niet mee in aanmerking genomen voor de bepaling van het tarief van het successierecht. Schenkingen aan anderen moeten wel mee in aanmerking worden genomen.
Indien het Vlaams Gewest bevoegd is, moet de aangifte worden ingediend bij de Vlaamse Belastingdienst, Vaartstraat 16, 9300 Aalst. 13
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
2.3. BELASTBARE GRONDSLAG – AFTREK VAN SCHULDEN
In principe is het recht van overgang verschuldigd op de verkoopwaarde van de in België gelegen onroerende goederen zonder aftrek van schulden. De schulden die specifiek zijn aangegaan om de in België gelegen onroerende goederen te verwerven of te behouden mogen echter afgetrokken worden van de verkoopwaarde van het aan te geven goed indien de overledene een rijksinwoner is van de Europese Economische Ruimte. In hoofde van rijksinwoners van landen buiten de Europese Economische Ruimte zijn de schulden dus niet aftrekbaar. De ‘Europese Economische Ruimte’ (EER) is een akkoord tussen de landen van de Europese Unie en de landen van de Europese Vrijhandels Associatie (EVA) met uitzondering van Zwitserland. 2.4. BEREKENING VAN HET VLAAMSE RECHT VAN OVERGANG 2.4.1. Tarief
De algemene tarieven van het recht van overgang zijn identiek aan deze van het successierecht en hangen dus af van de verwantschapsgraad met de erflater. De geldende tarieven en tabellen vindt u dus terug onder punt 1.6.1. 2.4.2. Vrijstellingen en verminderingen
De verminderingen bij een netto-erfdeel dat niet groter is dan 50.000 EUR (vererving in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden – zie hierboven 1.2.3. A), bij een netto-erfdeel dat niet groter is dan 75.000 EUR (vererving door broers en zusters, zie hierboven 1.6.1.B) of de vermindering in geval de som van alle netto-aandelen niet groter is dan 75.000 EUR (vererving door alle anderen, zie hierboven 1.2.3.C) is eveneens van toepassing bij overlijden van een niet-rijksinwoner, ook deze met fiscale woonplaats buiten de EER. Ook de vrijstellingen van de gezinswoning (zie hierboven 1.6.2) en van bossen en gronden gelegen in het VEN (zie hierboven 1.6.5) gelden voor alle nalatenschappen van een erflater-niet-rijksinwoner, evenals het verlaagde tarief voor vererving van een familiale onderneming (zie hierboven 1.6.3.) (en dan, wat buitenlandse erflaters betreft, meer bepaald voor het in België gelegen onroerend goed dat tot de vererfde activa van een onderneming behoort en dat niet hoofdzakelijk tot bewoning is aangewend of bestemd; alle roerende goederen die tot de onderneming behoren, zijn niet belastbaar in België, ook niet indien ze in België zijn gelegen). Ook de vrijstelling voor ‘terugkeer’ naar de erfgenaam, legataris of begiftigde van eerder aan de overledene geschonken goederen (zie hierboven 1.6.7) is van toepassing op het recht van overgang. Het betreft hier dan natuurlijk enkel geschonken onroerende goederen die in België zijn gelegen en op het ogenblik van overlijden nog tot de nalatenschap behoren (zo niet is het recht van overgang niet verschuldigd). De vermindering voor kinderen van de erflater jonger dan 21 jaar daarentegen kan niet toegepast worden. De vermindering van de belasting voor goederen die binnen het jaar meer dan eens vererven (zie hierboven 1.3.5) wordt eveneens toegekend op het recht van overgang. 14
3. VLAAMSE REGISTRATIEBELASTING BIJ SCHENKING 3.1. TOEPASSINGSGEBIED VAN DE VLAAMSE SCHENKBELASTING 3.1.1. Registratieverplichting
Schenkingen onder levenden van zowel roerende als onroerende goederen moeten, op straffe van nietigheid, in een notariële akte worden vastgelegd en zullen bijgevolg op het registratiekantoor ter registratie moeten worden aangeboden. De waarde van de geschonken goederen is onderworpen aan een schenkingsrecht dat berekend wordt over het deel dat eenieder van de begiftigden verkrijgt, doch waarvan het tarief naargelang het gewest verschilt. Handgiften (van goederen die van hand tot hand kunnen worden gegeven zoals geld, juwelen) en indirecte schenkingen (bijv. een zogenaamde bankgift door overschrijving van gelden of een effectenportefeuille naar de rekening van de begiftigde(n)) zijn een uitzondering op de regel dat elke schenking die niet bij notariële akte gebeurt, nietig is (een dergelijke handgift of indirecte schenking kan echter niet onder voorbehoud van vruchtgebruik gebeuren en er is betwisting over de vraag of er voorwaarden kunnen aan gekoppeld worden). Aangezien enkel notariële schenkingen verplicht registreerbaar zijn, zijn handgiften of indirecte schenkingen van roerende goederen in principe niet aan schenkbelasting onderworpen. Dit is echter wel het geval indien van deze schenking melding wordt gemaakt in een notariële akte (bijv. bij aankoop van een onroerend goed) die titel oplevert van de schenking of indien deze handgift of indirecte schenking spontaan ter registratie zou worden aangeboden. De spontane aanbieding ter registratie van een handgift kan gebeuren ofwel door een document te laten registreren dat melding maakt van de vroegere schenking en dat uitgaat van zowel de schenker als de begiftigde(n) samen ofwel uitgaat van de begiftigde(n) alleen. De spontane registratie van een document dat de indirecte schenking (o.a. de zogenaamde bankgift) bevestigt, moet steeds door zowel de schenker als de begiftigde ondertekend zijn. Het onderhandse geschrift dat spontaan ter registratie wordt aangeboden moet de waarde van de goederen en de verwantschapsgraad tussen schenker en begiftigde(n) op datum van de aanbieding ter registratie vermelden, evenals de fiscale woonplaats van de schenker in de 5 jaar voor aanbieding ter registratie. De datum van aanbieding ter registratie is dus bepalend en niet de datum van de handgift of indirecte schenking zelf.
E
De ontvanger van registratie registreert alles wat ter registratie wordt aangeboden, ook een schenking die nietig is (bijv. onderhandse schenkingsakte). Het is niet zo dat de nietigheid van deze akte wordt opgeheven door de registratie ervan.
De schenking van in België gelegen onroerende goederen moet steeds verplicht bij notariële akte gebeuren. 3.1.2. Lokalisatiecriterium: welke gewestelijke regeling is van toepassing?
Schenkingsrechten (in Vlaanderen spreekt men sinds 1 januari 2015 van schenkbelasting) zijn verschuldigd volgens de wetgeving van het gewest waar de schenker, op het ogenblik van de schenking, zijn fiscale woonplaats heeft. Dit geldt zowel voor roerende als voor onroerende schenkingen. Als de fiscale woonplaats van de schenker tijdens de periode van 5 jaar voor zijn schenking in meer dan één gewest in België gelegen was, zijn de rechten verschuldigd volgens de regelgeving van het gewest waar zijn fiscale woonplaats tijdens de voormelde periode het langst gevestigd was.
3. VLAAMSE REGISTRATIEBELASTING BIJ SCHENKING
De fiscale woonplaats is de plaats waar de schenker zijn werkelijke, effectieve, voortdurende woonplaats had gevestigd, de plaats waar hij zijn domus, zijn familie, het centrum van zijn bedrijvigheid, de zetel van zijn zaken en van zijn bezigheden had. Zo is de Vlaamse regelgeving van toepassing: • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking zijn fiscale woonplaats steeds in het Vlaams Gewest heeft gehad; • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking in meerdere gewesten zijn fiscale woonplaats heeft gehad, maar het langst in het Vlaams Gewest en dit ongeacht of de schenker op het ogenblik van de schenking in het Vlaams Gewest of in een ander gewest woonde; • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking in het buitenland heeft gewoond, daarna naar het Vlaams Gewest is verhuisd en er nog steeds (effectief) woont op het ogenblik van de schenking (zelfs indien dit minder dan 5 jaar was); • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking in het buitenland heeft gewoond, daarna in België in meerdere (Belgische) gewesten heeft gewoond, maar het langst – wat de ‘Belgische periode’ betreft – in het Vlaams Gewest.
E
Bij schenking van een onroerend goed door een rijksinwoner heeft de ligging van het onroerend goed dus geen enkel belang.
Vlaanderen omvat de provincies Antwerpen, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Het omvat ook de randgemeenten (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en WezembeekOppem), en de Vlaamse taalgrensgemeenten (Voeren, Herstappe, Bever, Spiere-Helkijn, Mesen en Ronse). In de authentieke schenkingsakte moet de notaris verplicht een verklaring van de schenker opnemen die vermelding inhoudt van het adres en de datum en duur van de vestiging van de verschillende fiscale woonplaatsen die de schenker gehad heeft in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de schenking en dit om de toepasselijke regelgeving te bepalen.
E
E
Deze verklaring moet ook opgenomen worden bij spontane aanbieding ter registratie van een onderhands document, maar in dat geval moet de periode van 5 jaar vóór de aanbieding ter registratie vermeld worden en niet de periode van 5 jaar vóór de handgift of de indirecte schenking.
Een in België geregistreerde schenking van roerende goederen door een schenker met fiscale woonplaats in het Vlaams Gewest aan een niet-rijksinwoner is soms ook nog in het land van de fiscale woonplaats van de begiftigde onderworpen aan registratierechten, waardoor een dubbele belasting kan ontstaan. Informeer dus steeds vooraf naar de in het buitenland geldende regels.
Het registratierecht op schenkingen onder de levenden van onroerende goederen door een niet-rijksinwoner is verschuldigd volgens het toepasselijke regime van de plaats waar het onroerend goed is gelegen. Het registratierecht op schenkingen onder de levenden van roerende goederen door een niet-rijksinwoner is verschuldigd volgens het toepasselijke regime van de fiscale woonplaats van de begiftigde indien de begiftigde een rijksinwoner is of volgens het toepasselijke regime van het gewest waarin het registratiekantoor is gelegen waar de schenking aan de registratieformaliteit wordt aangeboden.
E
De schenking van roerende goederen door een niet-rijksinwoner zal veelal in het land van de fiscale woonplaats van de schenker moeten worden geregistreerd. Een bijkomende registratie in België heeft veelal geen enkel nut (ook niet indien de begiftigde een Belgisch rijksinwoner is).
3.2. FORMALITEIT VAN DE AANBIEDING TER REGISTRATIE EN BETALING VAN DE SCHENKBELASTING
Ook al werd de dienst van de inning en invordering van de Vlaamse registratiebelasting overgenomen door het Vlaams Gewest en meer bepaald door de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel), toch moet elk document dat ter registratie wordt aangeboden, worden aangeboden bij het bevoegde federale ontvangkantoor. De federale ontvanger zal echter niet langer de schenkbelasting innen op het ogenblik van de registratie van de authentieke schenkingsakte of van de onderhandse documenten die titel vormen van de schenking. Nadat de bevoegde ontvanger het document heeft geregistreerd, zal een kopie worden overgemaakt aan Vlabel die de belasting dan inkohiert en een aanslagbiljet zal versturen. Het aanslagbiljet wordt naar de notaris gestuurd indien de schenking is gebeurd bij notariële akte. Indien daarentegen onderhandse documenten ter registratie worden aangeboden, wordt het aanslagbiljet rechtstreeks voor betaling naar de begiftigde(n) gestuurd (ook indien de notaris de stukken zou hebben aangeboden voor rekening van de partijen).
E
De registratiebelasting die verschuldigd is op schenkingen die onderworpen zijn aan de Vlaamse regelgeving, moeten dus niet langer worden betaald aan de federale ontvanger op het ogenblik van aanbieding ter registratie, maar moeten (onmiddellijk) worden betaald na ontvangst van het aanslagbiljet.
3.3. BELASTBARE GRONDSLAG
Bij de berekening van de registratiebelasting wordt in de regel geen rekening gehouden met de lasten die door de schenker aan de begiftigde zijn opgelegd. Bijgevolg wordt steeds het ‘brutoaandeel’ belast. Hierop bestaat een uitzondering voor de last, bestaande uit een som, een rente of een pensioen onder kosteloze titel bedongen ten bate van een derde die onmiddellijk aanvaardt. Deze last is aftrekbaar in hoofde van de begiftigde die de last moet uitvoeren, doch zal op haar beurt als schenking belast worden in hoofde van deze derde (en wordt in principe belast aan hetzelfde tarief als de hoofdschenking).
D
VOORBEELD
Ouders schenken een onroerend goed ter waarde van 100.000 EUR aan hun dochter, met als last voor de dochter om 50.000 EUR te betalen aan haar broer. De dochter wordt belast op 100.000 EUR (5.625 EUR, zie 3.2.3.) en de zoon wordt niet belast, tenzij de zoon in de schenkingsakte zijn schenking van 50.000 EUR aanvaardt. Door deze aanvaarding betaalt de dochter slechts schenkbelasting op 50.000 EUR (100.000 EUR – last van 50.000 EUR) (2.125 EUR, zie 3.2.3.) en de zoon eveneens op 50.000 EUR (2.125 EUR, zie 3.2.3.). Beide schenkingen (2 x 50.000 EUR) worden belast aan het progressieve tarief van de onroerende schenkingen (ook al ontvangt de zoon een som geld).
E
Indien de aan de begiftigde opgelegde last zodanig zwaar is ten opzichte van het ontvangen goed, bestaat de kans dat de Administratie de schenking als een verkoop zal kwalificeren en dat verkooprechten verschuldigd zijn in plaats van schenkbelasting.
15
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
De schenkbelasting is, in principe, ten laste van de begiftigde. Indien echter deze belasting ten laste worden genomen door de schenker, dan wordt deze tenlasteneming niet beschouwd als een bijkomende schenking. De schenker kan dus ‘belastingvrij’ de schenkbelasting op zich nemen.
E
Ten aanzien van de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) is de begiftigde de belastingplichtige. Het aanslagbiljet zal dus steeds opgemaakt worden op naam van de begiftigde(n), ook indien de schenkbelasting ten laste wordt genomen door de schenker.
3.4. SCHENKINGEN ONDER OPSCHORTENDE VOORWAARDE
Bij schenkingen onder opschortende voorwaarde is de schenkbelasting slechts verschuldigd op het ogenblik van de vervulling van de voorwaarde. Het toepasselijke tarief is het tarief dat van toepassing was op het ogenblik van de schenking. De belastbare grondslag daarentegen waarop de schenkbelasting wordt berekend, is de waarde van de geschonken goederen op het ogenblik van de vervulling van de voorwaarde. Binnen een termijn van 4 maanden na de vervulling van de voorwaarde, moet de begiftigde een door hem ondertekende verklaring van vervulling van de voorwaarde indienen op het federale registratiekantoor. Dit document moet in 2 exemplaren worden ingediend en moet de volgende gegevens bevatten: • de vermelding van de schenking (onder opschortende voorwaarde) en de datum van de schenking; • de datum van het vervullen van de (laatste) voorwaarde; • de identificatiegegevens van de schenker(s) en de begiftigde(n); • de omvang van de geschonken goederen; • de waarde van de geschonken goederen op datum van vervulling van de (laatste) opschortende voorwaarde (en dus niet op datum van de schenking). De vervulling van de voorwaarde moet niet worden vastgesteld bij authentieke akte. Het document dat ter registratie moet worden aangeboden, mag dus een onderhands document zijn dat door de begiftigde zelf wordt opgemaakt.
E
Bij laattijdige aanbieding ter registratie is een belastingverhoging van 20 % op de verschuldigde schenkbelasting verschuldigd.
Indien de vervulling van de voorwaarde wel wordt opgenomen in een authentieke akte, moet deze akte verleden worden binnen de termijn van 4 maanden en zal de notaris deze akte ter registratie aanbieden.
E
Indien de vervulling van de voorwaarde bij authentieke akte wordt vastgesteld, zal Vlabel het aanslagbiljet naar de notaris sturen; bij aanbieding ter registratie van een onderhandse verklaring wordt het aanslagbiljet aan de begiftigde verzonden.
Bij schenking van roerende goederen aan het verlaagd tarief, werd een maatregel ingevoerd om te vermijden dat de schenker de roerende goederen zou schenken onder opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden (en dus op voorwaarde dat de begiftigde de schenker overleeft) opdat, op het ogenblik van het vooroverlijden van de schenker, een lagere schenkbelasting van toepassing zou zijn in plaats van het successierecht (zie 1.3.2. inzake fictieve activa). Dergelijke schenkingen van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker worden op basis van een fiscale fictie alsnog belast aan het successierecht (en vrijgesteld van schenkbelasting). 16
E
Enkel de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker stelt problemen voor het bekomen van het verlaagd tarief bij schenking van roerende goederen. Een schenking die gebeurt onder een andere opschortende voorwaarde, blijft onderworpen aan het verlaagd tarief. De schenking van onroerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker blijft wel onderworpen aan schenkbelasting (en wordt dus niet fictief onderworpen aan het successierecht).
3.5. SCHENKING VAN ‘GEWONE’ ONROERENDE GOEDEREN 3.5.1. Nieuwe tarieven sinds 1 juli 2015
De progressieve tarieven die aanvankelijk van toepassing waren op alle schenkingen, zijn nu enkel nog van toepassing op ‘gewone’ onroerende goederen (d.w.z. met uitzondering van sommige bouwgronden). NIEUW SINDS 1 JULI 2015: Sinds 1 juli 2015 zijn de tarieven van de ‘gewone’ onroerende schenkingen verlaagd, werden de schijven beduidend verminderd en bestaan er nog slechts twee verschillende categorieën, nl. die van de schenkingen in rechte lijn en tussen partners en die van de schenkingen aan alle anderen (er is dus geen specifiek tarief meer voor schenkingen tussen broers en zussen en tussen ooms of tantes en neven of nichten). A. Basistarieven en tabel in rechte lijn en tussen partners Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
0 EUR 150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR
150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR –
3% 4.500 EUR 13.500 EUR 49.500 EUR
– 9% 18 % 27 %
Wie behoort tot de categorie ‘partners’? • echtgenoten; • wettelijk samenwonenden (zij die in België een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand); • feitelijk samenwonenden die op de dag van schenking (of de dag van registratie van een niet-verplicht registreerbare schenking) ten minste 1 jaar ononderbroken met de schenker samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Indien de samenwonenden in het bevolkingsregister op hetzelfde adres waren ingeschreven, wordt er, in principe, van uitgegaan dat de betrokkenen een gemeenschappelijke huishouding voeren, tenzij het bevoegd personeelslid bij Vlabel het tegendeel bewijst. Indien de samenwonenden niet op hetzelfde adres waren ingeschreven, mogen zij het bewijs leveren van werkelijke samenwoning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding; Wie behoort tot de categorie ‘rechte lijn’? • begiftigden in rechte lijn (zowel de biologische als de ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders); • (gewone) adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder;
3. VLAAMSE REGISTRATIEBELASTING BIJ SCHENKING
• • •
•
– wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren hoofdzakelijk van de adoptant, of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen worden op een schenking van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder belast aan het tarief ‘rechte lijn’. In omgekeerde zin (adoptieouders die een schenking ontvangen van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet en is het tarief tussen vreemden dus van toepassing. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd (in tegenstelling tot de gewone adoptie), is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder – adoptiekind, maar ook ten opzichte van de andere bloedverwanten) waardoor de ten volle geadopteerde kinderen als gewone begiftigden in rechte lijn moeten worden beschouwd; stiefkinderen en stiefouders; de kinderen van de partner van de schenker of de partner van de ouder van de schenker. De gelijkschakeling geldt ook indien de ouder van het kind vooroverleden is; zorgkinderen en zorgouders. Een zorgrelatie wordt verondersteld wanneer iemand, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren bij een andere persoon heeft ingewoond en gedurende die tijd hoofdzakelijk van die andere persoon of van deze persoon en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen; ex-partners (volgens de hierboven vermelde definitie) indien zij gemeenschappelijke afstammelingen hebben.
B. Basistarieven en tabel tussen alle andere personen Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
0 EUR 150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR
150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR –
10 % 15.000 EUR 35.000 EUR 95.000 EUR
– 20 % 30 % 40 %
3.5.2. Vermindering voor begiftigden met kinderen jonger dan 21 jaar
Een begiftigde tot wiens gezin ten minste 3 kinderen behoren die jonger zijn dan 21 jaar, krijgt, op de schenkbelasting die is onderworpen aan het gewone progressieve tarief, een vermindering van 2 % van het verschuldigde recht per kind jonger dan 21 jaar ten laste tot een maximum van 62 EUR per kind. Bij schenking tussen echtgenoten of samenwonenden die ten minste 3 tot het gezin behorende kinderen jonger dan 21 jaar hebben, geniet de begiftigde echtgenoot of samenwonende een vermindering van 4 % per kind jonger dan 21 jaar, met een maximum van 124 EUR per kind. 3.5.3. NIEUW SINDS 1 JULI 2015: Eenmalig abattement voor een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind
Algemeen Sinds 1 juli 2015 geldt een abattement of voetvrijstelling voor hetgeen aan een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind wordt geschonken. Het abattement geldt enkel voor schenkingen die onderworpen zijn aan ofwel het gewone tarief voor schenking van onroerende goederen (supra, 3.5.1.) ofwel het verlaagde tarief van toepassing op schenking van bouwgronden (supra, 3.8.) en dus niet voor
het verlaagde tarief van toepassing op schenking van roerende goederen (supra 3.9.). Het abattement blijft behouden indien later een teruggave wordt gevraagd naar aanleiding van de energetische renovatie van een geschonken goed of naar aanleiding van de verhuur van een geschonken woning met conformiteitsattest (supra, 3.6. en 3.7.). Gehandicapt kind of gehandicapte persoon Voor de definitie van ‘gehandicapt kind’ wordt verwezen naar de definitie die wordt gehanteerd door de Algemene Kinderbijslagwet. Voor de definitie van ‘gehandicapte persoon’ wordt verwezen naar de definitie van het Wetboek van Inkomstenbelasting. Eenmalig abattement Het gaat om een eenmalig abattement dat dus slechts één keer kan worden verkregen indien er zich meerdere schenkingen zouden voordoen tussen dezelfde schenker en dezelfde begiftigde. Dit abattement moet dus niet noodzakelijk gevraagd worden in de eerste schenking die plaatsvindt tussen dezelfde personen. Bedrag van het abattement Het abattement wordt berekend op de belastbare grondslag van het deel dat aan het gehandicapte kind of de gehandicapte persoon wordt geschonken en is verschillend naargelang van de verwantschapsgraad tussen schenker en begiftigde. Bij een schenking aan een gehandicapt kind of een gehandicapte persoon in rechte lijn of tussen partners, is het abattement gelijk aan de som die verkregen wordt door toepassing van de volgende formule: (3.000 euro) × (cijfer, aangeduid in de hierna volgende tabel volgens de leeftijd van de verkrijger). Leeftijdscoëfficiënt
Leeftijd van degene op het hoofd van wie de rente gevestigd is, in jaar
18 17 16 14 13 11 9,5 8 6 4 2
≤ 20 > 20-30 > 30-40 > 40-50 > 50-55 > 55-60 > 60-65 > 65-70 > 70-75 > 75-80 > 80
Voor schenkingen tussen alle andere personen is het abattement gelijk aan de som die als volgt verkregen wordt: (1.000 euro) × (cijfer, aangeduid in de hierboven vermelde tabel volgens de leeftijd van de verkrijger). Vormvereiste Het abattement moet uitdrukkelijk in de akte of in een vermelding onderaan op de akte worden gevraagd en er moet tevens worden vermeld dat is voldaan aan de voorwaarden van het abattement. Er moet dus worden vermeld dat de begiftigde inderdaad een gehandicapt kind of een gehandicapte persoon is en dat er tussen de schenker en de begiftigde nog geen schenking is voorgekomen waarbij van deze vermindering van belastbare grondslag werd genoten. Indien niet voldaan is aan deze vormvereisten, kan dat alsnog rechtgezet worden door indiening van een bezwaar tegen het aanslagbiljet binnen de termijn van 3 maanden na de derde werkdag die volgt op de verzendingsdatum vermeld op het aanslagbiljet. 17
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
3.5.4. Progressievoorbehoud voor schenkingen die werden gedaan in de 3 jaar voor de schenking
3.6.3. Voorwaarden om van dit verlaagde tarief door teruggave te kunnen genieten
Progressievoorbehoud inzake schenkbelasting betekent dat men, voor de berekening van het van toepassing zijnde progressieve tarief van de schenkbelasting, rekening zal houden met eerdere schenkingen die tussen dezelfde partijen plaatsvonden in de 3 jaar vóór de nieuwe schenking en dit om te vermijden dat schenkingen gespreid worden in de tijd om steeds opnieuw van het lage tarief van de eerste schijf te kunnen genieten. Spreiding heeft wel zijn nut als men tussen elke schenking minstens 3 jaar laat verlopen. In de schenkingsakten moet dan ook vermeld worden of er in de periode van 3 jaar voor de nieuwe schenking reeds tussen dezelfde partijen één of meer schenkingen zijn voorgekomen van goederen waarop het progressievoorbehoud van toepassing is. In Vlaanderen is dit progressievoorbehoud beperkt tot de onroerende goederen. Bijgevolg zal enkel bij schenking van een onroerend goed (zowel de onroerende goederen die onderworpen zijn aan het gewone progressieve tarief als bouwgronden die onderworpen zijn aan het verlaagde tarief, zie hierna 3.8.) rekening gehouden worden met eerdere schenkingen van onroerende goederen (ook hier weer zowel de ‘gewone’ onroerende goederen als de ‘bouwgronden’) en dit indien dergelijke schenkingen hebben plaatsgevonden tussen dezelfde partijen in de 3 jaar voor de schenking. Voor wat de onroerende goederen betreft die deel uitmaken van een eerder geschonken onderneming, zie hierna 3.10.
Om van het bovenvermelde verlaagde tarief te kunnen genieten (via teruggave), moet voldaan zijn aan de volgende grondvoorwaarden: • Het onroerend goed moet gelegen zijn in het Vlaams Gewest. • Minstens één begiftigde moet renovatiewerken laten uitvoeren. Nergens is vereist dat deze werken uitgevoerd moeten worden door de volle eigenaar van het gebouw. Indien de schenker een gebouw schenkt met voorbehoud van vruchtgebruik en de begiftigde, blote eigenaar, daarna renovatiewerken laat uitvoeren waartoe hij, op basis van de wet of op basis van een clausule in de schenkingsakte, gehouden is, is voldaan aan deze voorwaarde. • De renovatiewerken moeten betrekking hebben op de volgende werken (en dit moet aldus ook geattesteerd worden door de aannemer(s): – nieuw geplaatste dak- of zoldervloerisolatie; – nieuw geplaatste spouwmuurisolatie in een buitenmuur; – isolatie aan de buitenzijde van een buitenmuur; – nieuw geplaatste glasoppervlakte ter vervanging van enkele beglazing; – nieuw geplaatste glasoppervlakte ter vervanging van enkele of dubbele beglazing; – nieuw geplaatste vloerisolatie op volle grond of nieuw geplaatste isolatie op het plafond van een kelder of verluchte ruimte onder een verwarmde ruimte; – nieuw geplaatste thermische zonnecollectoren die voor de productie van sanitair warm water worden gebruikt; – de plaatsing van een nieuwe warmtepomp; – investeringen in muurisolatie van bestaande buitenmuren; – de vervanging van bestaande beglazing inclusief raamwerk in de betreffende woningen, wooneenheden of woongebouwen; – de energiezuinige aanpassing van de verlichting. • De renovatiewerken moeten uitgevoerd worden binnen 5 jaar vanaf de datum van de schenkingsakte. Indien de schenking gebeurt onder een opschortende voorwaarde, loopt de termijn van 5 jaar vanaf de datum van de vervulling van de opschortende voorwaarde. • De uitgevoerde renovatiewerken moeten minstens gebeuren voor een totaalbedrag van 10.000 euro (excl. btw). • De renovatiewerken moeten gefactureerd zijn door aannemers van werken. Het mag dus niet gaan om de aankoop van materialen voor werken die door de begiftigde of een kennis of familielid, niet-aannemer, zelf zijn uitgevoerd.
3.6. NIEUW VANAF 1 JULI 2015: LAGER TARIEF VOOR SCHENKING VAN GEBOUWEN ONDERWORPEN AAN EEN ENERGETISCHE RENOVATIE 3.6.1. Geen onmiddellijke toepassing maar via latere teruggave
Mits voldaan is aan een aantal grond- en vormvoorwaarden in het kader van energetische renovatie (cf. infra) kan, na de uitvoering van bepaalde werken aan het geschonken goed binnen de termijn van 5 jaar na de schenking, teruggave gevraagd worden van een deel van de schenkbelasting die eerder, volgens de ‘gewone’ tarieven, werd betaald. Hiervoor moet er een verzoekschrift tot teruggave worden ingediend uiterlijk 6 maanden na het verstrijken van het vijfde jaar na de datum van de schenkingsakte.
E
Indien eerder is voldaan aan alle voorwaarden, kan het verzoekschrift ook vóór het verstrijken van deze termijn worden ingediend.
3.6.2. Uiteindelijke tarieven (na teruggave na vervulling van de voorwaarden)
A. Basistarieven en tabel in rechte lijn en tussen partners Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
0 EUR 150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR
150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR –
3% 4.500 EUR 10.500 EUR 34.500 EUR
– 6% 12 % 18 %
B. Basistarieven en tabel tussen alle andere personen Bij een brutoaandeel van:
E
Ook niet-woningen kunnen genieten van het verlaagde tarief via teruggave. De begiftigden zijn niet verplicht het goed gedurende 5 jaar te behouden. Het volstaat ook dat de werken voor rekening van een van de begiftigden worden uitgevoerd opdat alle andere begiftigden van de teruggave kunnen genieten (ook al zouden deze andere begiftigden het goed vóór de uitvoering van de werken hebben overgedragen aan een van de begiftigden die de werken later uitvoert.
3.6.4. Wijze waarop de teruggave gevraagd moet worden
meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
0 EUR 150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR
150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR –
9% 13.500 EUR 30.500 EUR 78.500 EUR
– 17 % 24 % 31 %
18
E
De begiftigde die de teruggave op zijn of haar deel van de schenkbelasting wenst te bekomen, moet een verzoekschrift tot teruggave indienen uiterlijk binnen een termijn van 6 maanden volgend op het verstrijken van de termijn van het vijfde jaar na de datum van de akte van schenking. Indien de renovatiewerken vroeger zijn uitgevoerd, kan de teruggave ook vroeger gevraagd worden. Indien de schen-
3. VLAAMSE REGISTRATIEBELASTING BIJ SCHENKING
king zou plaatsvinden onder een opschortende voorwaarde, moet het verzoekschrift ingediend worden uiterlijk binnen een termijn van 6 maanden volgend op het verstrijken van de termijn van het vijfde jaar na de datum van de vervulling van de opschortende voorwaarde. Het verzoekschrift kan worden ingediend via het contactformulier op de site van de Vlaamse belastingdienst http://belastingen.vlaanderen.be/email, ofwel per post aan de Vlaamse Belastingdienst, Vaartstraat 16, 9300 AALST ofwel per fax (053 72 23 75). Aan het verzoekschrift moet een kopie van de facturen en een kopie van het attest waarin de aannemer bevestigt dat de werken betrekking hebben op de hierboven vermelde werken, worden gevoegd.
E E
E
In de schenkingsakte zelf moet geen melding gemaakt worden van het feit dat men later eventueel teruggave wil vragen.
Hoewel het volstaat dat een van de begiftigden de renovatiewerken voor zijn rekening laat uitvoeren, zal het verzoekschrift wel degelijk moeten worden ingediend door alle begiftigden aangezien elke begiftigde een deel van de schenkbelasting kan terugvorderen, ongeacht welke begiftigde de werken heeft laten uitvoeren.
De bestaande vermindering voor kinderlast (supra 3.5.2.) en het abattement voor een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind (supra 3.5.3.) blijft behouden als de begiftigde een teruggave vraagt van de schenkbelasting op basis van de hierboven vermelde tarieven.
3.7. NIEUW VANAF 1 JULI 2015: LAGER TARIEF VOOR SCHENKING VAN GEBOUWEN MET CONFORMITEITSATTEST DIE VOOR EEN MINIMUMDUUR VAN 9 JAAR VERHUURD WORDEN 3.7.1. Geen onmiddellijke toepassing maar via latere teruggave
Mits voldaan is aan een aantal voorwaarden kan, na verhuur van het geschonken goed binnen de termijn van 3 jaar na de schenking, teruggave gevraagd worden van een deel van de schenkbelasting die eerder werd betaald.
E
Ook na het bekomen van de teruggave blijft men onderworpen aan een aantal voorwaarden. Zo zal de woning uiteindelijk effectief 9 jaar verhuurd moeten worden. Indien niet aan deze voorwaarde is voldaan, moet het teruggegeven bedrag teruggestort worden en is tevens een belastingverhoging van 20 % verschuldigd.
3.7.2. Uiteindelijke tarieven (na teruggave na vervulling van de voorwaarden)
De tarieven zijn identiek aan die van de gebouwen die grondig worden gerenoveerd (supra 3.6.2.), nl.
A. Basistarieven en tabel in rechte lijn en tussen partners Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
0 EUR 150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR
150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR –
3% 4.500 EUR 10.500 EUR 34.500 EUR
– 6% 12 % 18 %
B. Basistarieven en tabel tussen alle andere personen Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
0 EUR 150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR
150.000 EUR 250.000 EUR 450.000 EUR –
9% 13.500 EUR 30.500 EUR 78.500 EUR
– 17 % 24 % 31 %
3.7.3. Voorwaarden om van dit verlaagde tarief door teruggave te kunnen genieten
Om van het bovenvermelde verlaagde tarief te kunnen genieten (via teruggave), moet voldaan zijn aan de volgende grondvoorwaarden: • Het onroerend goed moet gelegen zijn in het Vlaams Gewest. • Het onroerend goed moet een woning zijn. • Er moet binnen een termijn van 3 jaar vanaf de datum van de schenkingsakte een conformiteitsattest conform de Vlaamse Wooncode worden bekomen. De termijn van 3 jaar loopt vanaf de datum van de authentieke schenkingsakte. Indien de schenking zou gebeuren onder een opschortende voorwaarde, loopt de termijn van 3 jaar vanaf de datum van de vervulling van de opschortende voorwaarde. Het conformiteitsattest moet bovendien dateren van na de datum van de akte van schenking. • Er moet, binnen dezelfde termijn van 3 jaar vanaf de datum van de schenkingsakte of van de datum van vervulling van de opschortende voorwaarde, een geregistreerde huurovereenkomst worden afgesloten voor het geschonken goed. De huurovereenkomst moet dateren van na de datum van de akte van schenking, maar nergens is vereist dat de huurder niet eerder in het geschonken goed mag hebben gewoond. De huurovereenkomst moet verplicht geregistreerd zijn en voorzien in een minimumduur van 9 jaar.
E
E
De huurovereenkomst moet niet noodzakelijk worden afgesloten door een begiftigde. Wanneer de schenker zich bijvoorbeeld het vruchtgebruik heeft voorbehouden, voldoet een huurovereenkomst afgesloten door de schenker/vruchtgebruiker eveneens aan de voorwaarden. Nergens is vereist dat de begiftigde het geschonken goed gedurende een bepaalde periode moet behouden. De teruggave kan eveneens verkregen worden indien het goed ondertussen werd verkocht aan een derde, mits voldaan is aan alle voorwaarden.
3.7.4. Wijze waarop de teruggave gevraagd moet worden
De begiftigde die de teruggave op zijn of haar deel van de schenkbelasting wenst te bekomen, moet een verzoekschrift tot teruggave indienen uiterlijk binnen een termijn van 6 maanden volgend op het verstrijken van de termijn van 3 jaar. Indien de schenking zou plaatsvinden onder een opschortende voorwaarde, moet het verzoekschrift ingediend worden uiterlijk binnen een termijn van 6 maanden volgend op het verstrijken van de termijn van het vijfde jaar na de datum van de vervulling van de opschortende voorwaarde. De teruggave kan ook vroeger gevraagd worden. Niet alle begiftigden zijn verplicht de teruggave voor hun wettelijk aandeel in de betaalde schenkbelasting te vragen. Er mag immers niet uit het oog verloren worden dat indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden tot behoud, niet enkel de teruggegeven schenkbelasting opnieuw zal worden teruggevorderd, maar tevens een belastingverhoging van 20 % op het terug te geven deel verschuldigd zal zijn. Het verzoekschrift tot teruggave kan worden ingediend via het contactformulier op de site van de Vlaamse belas19
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
tingdienst http://belastingen.vlaanderen.be/email, ofwel per post aan de Vlaamse Belastingdienst, Vaartstraat 16, 9300 AALST ofwel per fax (053 72 23 75). Bij het verzoekschrift moet een kopie van het conformiteitsattest en van de geregistreerde huurovereenkomst worden gevoegd.
E E
E
In de schenkingsakte zelf moet geen melding gemaakt worden van het feit dat men later eventueel teruggave wil vragen.
Hoewel het volstaat dat de woning onder de hierboven vermelde voorwaarden wordt verhuurd en de verhuring dus niet noodzakelijk moet gebeuren door alle begiftigden samen (en zelfs niet noodzakelijk door een van de begiftigden), zal het verzoekschrift tot teruggave ingediend moeten worden door elke begiftigde die teruggave wenst te bekomen van een deel van zijn of haar wettelijk aandeel van de betaalde schenkbelasting.
De bestaande vermindering voor kinderlast (supra 3.5.2.) en het abattement voor een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind (supra 3.5.3.) blijft behouden als de begiftigde een teruggave vraagt van de schenkbelasting op basis van de hierboven vermelde tarieven.
3.7.5. Voorwaarden tot behoud van de teruggave
Opdat de hierboven vermelde teruggave behouden blijft, moet de woning ook effectief gedurende 9 jaar worden verhuurd. Indien de huurovereenkomst vroegtijdig wordt beëindigd, zal een nieuwe huur moeten worden afgesloten binnen een termijn van 6 maanden volgend op de beëindiging, zo niet zal het teruggegeven bedrag alsnog opnieuw betaald moeten worden. Elke nieuwe huur die wordt afgesloten, moet worden afgesloten met een geldig conformiteitsattest conform de Vlaamse wooncode. De vroegtijdige beëindiging moet aan Vlabel worden gemeld. Er zal tevens een kopie van de nieuwe geregistreerde huurovereenkomst en van het conformiteitsattest moeten worden overgemaakt aan Vlabel.
E
De nieuwe huurovereenkomst die wordt afgesloten moet niet noodzakelijk opnieuw voor een periode van 9 jaar afgesloten worden. Wel geldt de verplichting dat de woning uiteindelijk effectief gedurende 9 jaar wordt verhuurd met een geldig conformiteitsattest.
3.7.6. Sanctie indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden tot behoud van de teruggave
Indien de woning niet gedurende een termijn van 9 jaar wordt verhuurd (al dan niet met een of meer niet-verhuurde tussenperiodes van max. 6 maanden), zal het eerder teruggegeven bedrag teruggevorderd worden via een aanvullende aanslag die wordt ingekohierd op naam van elke begiftigde die de teruggave had gevraagd en dit wat hun wettelijk aandeel in de schenkbelasting betreft. De teruggegeven schenkbelasting is echter niet verschuldigd indien de niet-nakoming van de verbintenis het gevolg is van overmacht. Tevens is een belastingverhoging van 20 % verschuldigd op het bedrag dat moet worden teruggegeven. De begiftigde die geen teruggave heeft gevraagd, zal dus ook geen belastingverhoging verschuldigd zijn. Ook indien, wegens overmacht, geen aanvullende rechten verschuldigd zijn, kan geen belastingverhoging aangerekend worden. De voortijdige beëindiging van de geregistreerde huurovereenkomst moet aan Vlabel worden gemeld en het niet-tijdig opnieuw verhuren (binnen de termijn van 6 maanden) moet aan Vlabel gemeld worden. Dit kan ofwel via het con20
tactformulier op http://belastingen.vlaanderen.be/email, ofwel per post aan de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel), Vaartstraat 16, 9300 AALST, ofwel per fax (053 72 23 75). 3.8. TIJDELIJKE MAATREGEL VOOR SCHENKING VAN BOUWGRONDEN (TOT 31 DECEMBER 2019) 3.8.1. Algemeen
Het regime van schenking van bouwgronden werd ingevoerd als tijdelijke maatregel op 1 januari 2003 en werd reeds een aantal keren verlengd. De laatste verlenging loopt tot 31 december 2019. Tot 31 december 2019 kan een in Vlaanderen gelegen perceel bouwgrond geschonken worden aan een specifiek tarief. Zowel de schenking van de volle en de blote eigendom als de schenking van het vruchtgebruik kan van het verlaagde tarief genieten. Ook de schenking van een onverdeeld deel is mogelijk. In principe moet de grond onbebouwd zijn, doch bouwwerken of overblijfselen van bouwwerken waarvan de waarde verwaarloosbaar is in verhouding met de waarde van de grond, sluit de toepassing van het verlaagde tarief niet uit. Voorbeelden hiervan zijn een duivenhok, een tuinhuis, een ruïne. Het verlaagd tarief geldt enkel indien minstens één van de begiftigden binnen de 5 jaar na schenking zijn hoofdverblijfplaats vestigt in een woning die na de schenking op de grond wordt opgericht (zie verder voorwaarden).
E
Sinds de verlaging van de algemene tarieven voor schenking van onroerende schenkingen (op 1 juli 2015) is het in vele gevallen gunstiger om van het ‘gewone’ tarief te genieten (supra 3.5.1.). Er geldt geen verplichting om het tarief van toepassing op de schenking van een bouwgrond te vragen indien het gewone tarief voordeliger is.
3.8.2. Tarieven en tabel
A. In rechte lijn en tussen partners Bij schenking van bouwgronden die aan de Vlaamse regelgeving zijn onderworpen, wordt het gewone progressieve tarief in rechte lijn en tussen partners tot 31 december 2019 verlaagd met 2 % tot aan de schijf van 150.000 EUR. Vanaf 150.000 EUR blijven de ‘gewone’ tarieven behouden. Bijgevolg zal het verlaagde tarief op de schenkbelasting geheven worden volgens het in de volgende tabel vermelde tarief. Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt de verschuldigde schenkbelasting
– 12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
1% 125 EUR 375 EUR 1.125 EUR 3.625 EUR 7.625 EUR 14.625 EUR 23.625 EUR 83.625 EUR
plus over het meerdere – 2% 3% 5% 8% 14 % 18 % 24 % 30 %
(verlaagd tarief) (verlaagd tarief) (verlaagd tarief) (verlaagd tarief) (gewone tarief) (gewone tarief) (gewone tarief) (gewone tarief)
B. Aan alle anderen De andere tarieven (tarief tussen broers en zussen, ooms, tantes, neven en nichten en tussen vreemden) worden gebracht op 10 % tot de schijf van 150.000 EUR. Vanaf 150.000 EUR blijven ook voor deze schenkingen de gewone progressieve tarieven van toepassing.
3. VLAAMSE REGISTRATIEBELASTING BIJ SCHENKING
In tabelvorm kunnen die tarieven voor bouwgronden als volgt worden voorgesteld: Bij een brutoaandeel van: verkrijgingen door broers en zusters meer dan – 150.000 EUR 175.000 EUR
verkrijgingen door ooms, tantes, neven en nichten
verkrijgingen door alle andere personen
maar niet meer dan
verschuldigde schenkbelasting
plus over het meerdere
verschuldigde schenkbelasting
plus over het meerdere
verschuldigde schenkbelasting
plus over het meerdere
150.000 EUR 175.000 EUR –
10 % 15.000 EUR 27.500 EUR
– 50 % 65 %
10 % 15.000 EUR 28.750 EUR
– 55 % 70 %
10 % 15.000 EUR 31.250 EUR
– 65 % 80 %
3.8.3. Voorwaarden
• De grond moet gelegen zijn in Vlaanderen (en bovendien moeten natuurlijk de Vlaamse schenkbelasting van toepassing zijn wat betekent dat de fiscale woonplaats van de schenker in het Vlaams Gewest moet zijn gelegen, eventueel rekening houdend met een periode van 5 jaar voor de schenking). • De grond moet volgens stedenbouwkundige voorschriften bestemd zijn tot woningbouw wat betekent dat hij in woongebied moet gelegen zijn. • De begiftigde die wenst te genieten van het verlaagde tarief moet een natuurlijke persoon zijn. • De begiftigde (of één van hen) moet binnen de 5 jaar na de schenkingsakte zijn of haar hoofdverblijfplaats vestigen in de woning die op deze grond werd opgericht. • Bovendien moet in de notariële schenkingsakte uitdrukkelijk vermeld worden dat de schenking een in Vlaanderen gelegen perceel grond betreft dat volgens stedenbouwkundige voorschriften bestemd is voor woningbouw en welke begiftigde(n), zich ertoe verbindt/verbinden om binnen de 5 jaar te rekenen van de datum van de akte hun hoofdverblijfplaats te vestigen op het adres van het verkregen goed.
3.8.4. Sanctie indien niet (tijdig) is voldaan aan de voorwaarde van vestiging van de hoofdverblijfplaats
Indien deze voorwaarde van vestiging van hoofdverblijfplaats niet wordt nagekomen, is de sanctie als volgt: • de begiftigde die zich had verbonden tot vestiging van de hoofdverblijfplaats en deze verbintenis niet nakomt, is gehouden tot betaling van de aanvullende rechten over zijn eigen aandeel in de schenking. Op deze aanvullende rechten is tevens een belastingverhoging van 20 % verschuldigd. • indien geen enkele begiftigde die de verbintenis had aangegaan, zijn verbintenis tot vestiging van de hoofdverblijfplaats nakomt, zijn daarenboven alle begiftigden die de verbintenis hadden aangegaan en niet nakomen hoofdelijk gehouden tot betaling van alle aanvullende rechten over de aandelen van hun medebegiftigden die de verbintenissen zelf niet hadden aangegaan. Zolang minstens één van de begiftigden die de verbintenis in de schenkingsakte had aangegaan deze verbintenis nakomt, zijn dus geen aanvullende rechten verschuldigd op het aandeel van deze begiftigde en op het aandeel van de begiftigden die de verbintenis zelf niet hebben aangegaan.
E
Er zijn geen aanvullende rechten en dus ook geen belastingverhoging verschuldigd wanneer de niet-nakoming van de aangegane verbintenis het gevolg is van overmacht.
E
Bij schenking van een bouwgrond aan het verlaagde tarief heeft de begiftigde geen recht op vermindering voor kinderen jonger dan 21 jaar.
3.8.5. NIEUW SINDS 1 JULI 2015: eenmalig abattement voor een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind
Algemeen Sinds 1 juli 2015 geldt een abattement of voetvrijstelling voor hetgeen aan een gehandicapte persoon of een gehandicapt kind wordt geschonken. Het abattement geldt enkel voor schenkingen die onderworpen zijn aan ofwel het gewone tarief voor schenking van onroerende goederen (supra 3.5.) ofwel het verlaagde tarief van toepassing op schenking van bouwgronden (supra 3.8.) en dus niet voor het verlaagde tarief van toepassing op schenking van roerende goederen (supra 3.9.). Het abattement blijft behouden indien later een teruggave wordt gevraagd naar aanleiding van de energetische renovatie van een geschonken goed of naar aanleiding van de verhuur van een geschonken woning met conformiteitsattest (supra 3.6. en 3.7.). Gehandicapt kind of gehandicapte persoon Voor de definitie van ‘gehandicapt kind’ wordt verwezen naar de definitie die wordt gehanteerd door de Algemene Kinderbijslagwet. Voor de definitie van ‘gehandicapte persoon’ wordt verwezen naar de definitie van het Wetboek van Inkomstenbelasting. Eenmalig abattement Het gaat om een eenmalig abattement dat dus slechts één keer kan worden verkregen indien er zich meerdere schenkingen zouden voordoen tussen dezelfde schenker en dezelfde begiftigde. Dit abattement moet dus niet noodzakelijk gevraagd worden in de eerste schenking die plaatsvindt tussen dezelfde personen. Bedrag van het abattement Het abattement wordt berekend op de belastbare grondslag van het deel dat aan het gehandicapte kind of de gehandicapte persoon wordt geschonken en is verschillend naargelang van de verwantschapsgraad tussen schenker en begiftigde. Bij een schenking aan een gehandicapt kind of een gehandicapte persoon in rechte lijn of tussen partners is het abattement gelijk aan de som die verkregen wordt door toepassing van de volgende formule: (3.000 euro) × (cijfer, aangeduid in de hiernavolgende tabel volgens de leeftijd van de verkrijger). 21
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
Leeftijdscoëfficiënt
Leeftijd van degene op het hoofd van wie de rente gevestigd is, in jaar
18 17 16 14 13 11 9,5 8 6 4 2
≤ 20 > 20-30 > 30-40 > 40-50 > 50-55 > 55-60 > 60-65 > 65-70 > 70-75 > 75-80 > 80
Voor schenkingen tussen alle andere personen is het abattement gelijk aan de som die als volgt verkregen wordt: (1.000 euro) × (cijfer, aangeduid in de hierboven vermelde tabel volgens de leeftijd van de verkrijger). Vormvereiste Het abattement moet uitdrukkelijk in de akte of in een vermelding onderaan op de akte worden gevraagd en er moet tevens worden vermeld dat is voldaan aan de voorwaarden van het abattement. Er moet dus worden vermeld dat de begiftigde inderdaad een gehandicapt kind of een gehandicapte persoon is en dat er tussen de schenker en de begiftigde nog geen schenking is voorgekomen waarbij van deze vermindering van belastbare grondslag werd genoten. Indien niet voldaan is aan deze vormvereisten, kan dat alsnog rechtgezet worden door indiening van een bezwaar tegen het aanslagbiljet binnen de termijn van 3 maanden na de derde werkdag die volgt op de verzendingsdatum vermeld op het aanslagbiljet. 3.8.6. Progressievoorbehoud voor schenkingen van onroerende goederen die werden gedaan in de 3 jaar vóór schenking
Bij schenking van een bouwgrond zal, voor de bepaling van het tarief van de schenkbelasting, rekening worden gehouden met eventuele schenkingen van andere onroerende goederen tussen dezelfde partijen in de periode van 3 jaar voor de nieuwe schenking (zie hierboven meer onder 3.5.4.). Voor wat de onroerende goederen betreft die deel uitmaken van een eerder geschonken ‘onderneming’, zie verder 3.10. Omgekeerd zal bij schenking van een ander onroerend goed eveneens rekening worden gehouden met schenkingen van bouwgronden die plaatsvonden in de 3 jaar voor de nieuwe schenking.
E
Indien u, in een periode van 3 jaar, zowel ‘gewone’ onroerende goederen als een bouwgrond wenst te schenken, kunt u het best eerst de bouwgrond schenken.
Ten slotte wordt door dezelfde ouder in 2015 een tweede bouwgrond geschonken aan dat kind ter waarde van 50.000 EUR. Door de regel van het progressievoorbehoud wordt deze schenking beschouwd als een schenking in de schijf van 140.000 tot 190.000 EUR waardoor nog slechts 10.000 EUR van het verlaagde tarief bouwgrond kan genieten. De schenkbelasting wordt als volgt berekend: • 8 % (i.p.v. het gewone tarief van 10 %) op 10.000 EUR = 800 EUR • 14 % (= gewone tarief vanaf de schijf van 150.000 EUR) op 40.000 EUR = 5.600 EUR, dus totale schenkbelasting op de tweede bouwgrond bedragen 6.400 EUR Indien eerst de schenking van de tweede bouwgrond zou plaatsvinden en pas daarna de schenking van de woning, dan bedraagt de schenkbelasting op de tweede bouwgrond: • 5 % (i.p.v. het gewone tarief van 7 %) op 50.000 EUR = 2.500 EUR op de tweede bouwgrond en op de woning • 10 % (= gewone tarief) op 50.000 EUR = 5.000 EUR • 14 % (= gewone tarief) op 40.000 EUR = 5.600 EUR, dus totale schenkbelasting op woning 10.600 EUR, wat dus een belastingbesparing van 800 EUR oplevert.
3.8.7. Progressievoorbehoud bij overlijden
Schenkingen die werden geregistreerd in de 3 jaar voor overlijden, moeten worden aangegeven in de aangifte van nalatenschap (zie hierboven 1.3.4). Deze schenkingen worden niet als dusdanig belast in de erfbelasting, maar worden in principe wel mee in aanmerking genomen voor de berekening van het tarief van de erfbelasting op de goederen van de nalatenschap. Er bestaan een aantal uitzonderingen op dit algemene principe. Zo zal voor de bepaling van het tarief in de erfbelasting geen rekening moeten worden gehouden met de schenking van bouwgronden die hebben genoten van het verlaagde tarief ‘in rechte lijn en tussen partners’. De schenking van bouwgronden aan anderen – verlaagde tarief van 10 % tot de schijf van 150.000 EUR – is wel onderworpen aan het progressievoorbehoud bij overlijden (zie hieromtrent ook 1.6.6).
E
3.9. SCHENKING VAN ROERENDE GOEDEREN 3.9.1. Tarieven
In rechte lijn en tussen partners wordt elke schenking van roerende goederen belast aan 3 %. Voor alle andere schenkingen (tussen broers en zusters, maar ook tussen vreemden) bedraagt het tarief 7 %.
E D
VOORBEELD
In 2014 schonk een ouder een bouwgrond ter waarde van 50.000 EUR aan zijn kind. De registratierechten worden als volgt berekend: • 1 % (i.p.v. het gewone tarief van 3 %) op 12.500 EUR = 125 EUR • 2 % (i.p.v. het gewone tarief van 4 %) op 12.500 EUR = 250 EUR • 3 % (i.p.v. het gewone tarief van 5 %) op 25.000 EUR = 750 EUR, dus totale schenkbelasting 1.125 EUR In 2015 schenkt diezelfde ouder zijn woning ter waarde van 90.000 EUR aan datzelfde kind. Door de regel van het progressievoorbehoud wordt deze schenking beschouwd als een schenking in de schijf van 50.000 tot 140.000 EUR. De registratierechten worden als volgt berekend: • 7 % (= gewone tarief) op 50.000 EUR = 3.500 EUR • 10 % (= gewone tarief) op 40.000 EUR = 4.000 EUR, dus totale schenkbelasting op de woning 7.500 EUR
22
Voor het progressievoorbehoud bij overlijden wordt geen rekening gehouden met de schenking van bouwgronden in rechte lijn en tussen partners, daar waar voor het progressievoorbehoud inzake schenkbelasting bij opeenvolgende schenkingen – zie vorig punt – wel rekening wordt gehouden met deze schenkingen van bouwgronden in rechte lijn en tussen partners.
Bij schenking van een roerend goed aan het verlaagde tarief heeft de begiftigde geen recht op vermindering voor kinderen jonger dan 21 jaar.
3.9.2. Progressievoorbehoud (bij opeenvolgende schenkingen en bij overlijden)
Doordat de schenking van roerende goederen geregistreerd wordt tegen een vast tarief, heeft het geen zin om bij de bepaling van het tarief schenkbelasting rekening te houden met schenkingen uit het verleden (periode van 3 jaar vóór schenking). Het progressievoorbehoud van toepassing voor wat de schenkbelasting betreft bij opeenvolgende schenkingen die plaatsvinden binnen een termijn van 3 jaar, blijft in Vlaanderen dus beperkt tot onroerende goederen (zie hierover ook 3.5.4. en 3.8.6.). Voor de berekening van het progressievoorbehoud bij schenking van onroerende goederen wordt ook enkel nog rekening
3. VLAAMSE REGISTRATIEBELASTING BIJ SCHENKING
uitgereikt door rechtspersonen met een zetel in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen van familiale vennootschappen. Aandelen zonder stemrecht worden dus uitgesloten van het gunstregime. Om van de vrijstelling te kunnen genieten, moet de vennootschap – ofwel zelf de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben; – ofwel minstens 30 % van de aandelen houden van minstens 1 directe dochtervennootschap die de zetel in een lidstaat van de EER heeft en een van de hierboven vermelde activiteiten tot doel heeft. De vennootschap waarvan de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen gelijk of lager zijn dan 1,5 % van de totale activa en die terreinen en gebouwen bezitten die meer dan 50 % uitmaken van het totale actief, worden in principe uitgesloten van de vrijstelling omdat ze geacht worden geen reële economische activiteit uit te oefenen. De begiftigden mogen echter bewijzen dat de vennootschap wel degelijk een reële economische activiteit uitoefent om zo alsnog de vrijstelling te bekomen. Bovendien moet het om een ‘familiale’ vennootschap gaan wat betekent dat de aandelen – ofwel voor ten minste 50 % in volle eigendom toebehoren aan de schenker en/of zijn familie; – ofwel voor ten minste 30 % in volle eigendom toebehoren aan de schenker en/of zijn familie indien de schenker • hetzij met 1 andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar is van minstens 70 % van de aandelen van de vennootschap, • hetzij gezamenlijk met 2 andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar is van minstens 90 % van de aandelen van de vennootschap.
gehouden met eerder geschonken onroerende goederen (en dus niet met de vroegere schenking van roerende goederen). Ook het progressievoorbehoud bij overlijden (zie hierboven 1.3.4) houdt geen rekening met de aan het vaste tarief geregistreerde roerende goederen. Zo zal er, in geval van overlijden binnen de 3 jaar na de schenking, om het progressief tarief van het successierecht te bepalen, geen rekening worden gehouden met de schenking van roerende goederen die aan erfgerechtigden werden geregistreerd aan het Vlaamse verlaagde tarief van 3 of 7 % (zie ook 1.6.6).
E
Enkel de aan de Vlaamse schenkbelasting onderworpen roerende schenkingen worden uitgesloten van dit progressievoorbehoud. Er zal, voor wat het Vlaamse successierecht betreft wel nog moeten rekening gehouden worden met eventuele schenkingen van roerende goederen die werden geregistreerd aan het Waalse of Brusselse verlaagd tarief van toepassing op schenkingen van roerende goederen.
3.10. SCHENKING VAN ACTIVA VAN EEN FAMILIALE ONDERNEMING OF VAN AANDELEN VAN EEN FAMILIALE VENNOOTSCHAP 3.10.1. Tarief
In het Vlaams Gewest geldt een vrijstelling op de schenking van activa van een familiale onderneming of op de schenking van aandelen van een familiale vennootschap indien de schenking bij authentieke akte gebeurt en dit ongeacht of er al dan niet een graad van verwantschap is tussen de schenker en de begiftigde. 3.10.2. Welke schenkingen kunnen genieten van de vrijstelling?
• De activa die door de schenker of zijn partner beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep dat door de schenker en/of zijn of haar partner, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd of uitgeoefend (hierna ‘familiale onderneming’ genoemd); De onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd en die deel uitmaken van de onderneming (omdat ze ook gedeeltelijk voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt), kunnen niet genieten van de vrijstelling en zullen dus afzonderlijk aan het gewone progressieve tarief worden belast.
E
E
Voor schenkingen die dateren van voor 1 januari 2012 gold een uitsluiting voor de onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk tot bewoning werden aangewend of bestemd; voor schenkingen vanaf 1 januari 2012 worden enkel de onroerende goederen uitgesloten die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of bestemd. Er is niet meer vereist dat alle activa van de onderneming worden geschonken. Indien de schenker de onderneming in verschillende stappen wenst te schenken, zal wel telkens vereist zijn dat de schenker of zijn partner op het ogenblik van de nieuwe schenking nog steeds, al dan niet samen met anderen, de onderneming exploiteert.
• De aandelen (ook certificaten van aandelen) in een familiale vennootschap, waarvan de zetel van werkelijke leiding is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van schenking voor een bepaald minimumpercentage, al naargelang het geval 50 % of 30 %, in volle eigendom toebehoren aan de schenker en/of zijn familie. Enkel de deelbewijzen met stemrecht kunnen genieten van de vrijstelling, evenals de certificaten van aandelen
E
E
Een vennootschap met 3 familietakken kan dus van de vrijstelling genieten op voorwaarde dat de schenker en zijn familie zelf minstens 30 % van de aandelen in volle eigendom in handen hebben. Onder familie moet worden verstaan: • de partner (volgens de hierboven vermelde definitie), • de verwanten in rechte lijn alsook hun partners, • de zijverwanten tot en met de tweede graad en hun partners, • de kinderen van broers en zusters.
3.10.3. Voorwaarden tot verkrijging van de vrijstelling
Om van de vrijstelling te kunnen genieten • moet de schenking gebeuren bij authentieke akte, • moeten in of onderaan deze akte een aantal verklaringen worden opgenomen, • moet binnen de 7 dagen vanaf de werkdag die volgt op de datum van registratie van de schenkingsakte de volgende documenten aan de Vlaamse belastingdienst worden overgemaakt: a) Bij schenking van een familiale onderneming • een kopie van de laatste door de schenker ingediende fiscale aangifte voor de personenbelasting; b) Bij schenking van een familiale vennootschap • kopieën van de goedgekeurde jaarrekeningen van de 3 boekjaren die voorafgaan aan de schenking, opgemaakt overeenkomstig de vigerende boekhoudwetgeving van de plaats waar de maatschappelijke zetel gevestigd is als de maatschappelijke zetel van de onderneming of vennootschap niet in België ligt; • kopieën van het rechtsgeldige aandelenregister of, bij gebrek daaraan, de door alle aandeelhouders ondertekende notulen van de laatste algemene vergadering die voorafgaat aan de schenking, waaruit op ondubbelzinnige wijze de par23
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
ticipaties blijken, vermeld in artikel 2.7.4.2.2, § 1, eerste lid, 2°, of tweede lid; • een kopie van de gecoördineerde statuten, zoals van toepassing op de dag van de schenking.
E
E
Tot 31 december 2014 gold een verplichting om voorafgaandelijk een attest aan te vragen bij de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel). Nu Vlabel zelf de inning en invordering van de Vlaamse schenkbelasting heeft overgenomen van de (federale) FOD Financiën, is een dergelijk attest niet langer vereist aangezien de dienst die het attest aflevert dezelfde is als de dienst die de belasting invordert. Voor de schenkbelasting blijft echter de mogelijkheid bestaan om vooraf een attest aan te vragen zodat de schenker en de begiftigde vooraf zekerheid krijgen dat de schenking inderdaad onder de vrijstelling valt. In principe moet binnen een termijn van 7 dagen vanaf de werkdag die volgt op de datum van registratie van de authentieke schenkingsakte een dossier met informatie en bewijsstukken worden ingediend bij de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel) (zie hierboven). Indien echter vooraf een attest werd aangevraagd en verkregen, volstaat het dat de notaris bij de aanbieding van de akte verwijst naar het verkregen attest. Indien Vlabel extra info wenst, zal dat bijkomend opgevraagd worden.
3.10.4. Vrijgesteld bedrag
Bij schenking van een familiale onderneming worden in principe alle geschonken activa die deel uitmaken van de onderneming vrijgesteld van de schenkbelasting. Enkel op de onroerende goederen die deel uitmaken van de onderneming maar die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd, zal het progressieve tarief van de schenkbelasting van toepassing zijn. Bij schenking van aandelen van een familiale vennootschap wordt de verkoopwaarde van de aandelen volledig vrijgesteld. Bij schenking van aandelen van een vennootschap die zelf niet voldoet aan de voorwaarde van uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep die toch als een familiale vennootschap mag worden beschouwd omdat ze minstens 30 % van de aandelen houdt van minstens 1 directe dochtervennootschap met zetel in een lidstaat van de EER en een van de vermelde activiteiten tot doel heeft, wordt de vrijstelling enkel toegekend op de waarden van de aandelen van de vennootschap in de dochtervennootschappen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel en die hun zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte hebben. Voorwaarden tot behoud van de vrijstelling Opdat de vrijstelling bij schenking van de activa van een familiale onderneming behouden kan blijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • De activiteit van de familiale onderneming moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van schenking. Er is echter niet vereist dat deze activiteit door de begiftigde wordt voortgezet. De begiftigde moet evenmin de eigendom behouden van de bij schenking verkregen goederen. Bovendien mag ook een andere nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit worden voortgezet of een vrij beroep. • De onroerende goederen die met toepassing van de vrijstelling werden geschonken, mogen niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd worden gedurende een periode van 3 jaar te rekenen van de datum van de schenking. Bij bestemmingswijziging van een onroerend goed dat op het ogenblik van schenking niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd was, moet men dus voorzichtig zijn. 24
Opdat de vrijstelling bij schenking van de aandelen van een familiale vennootschap behouden kan blijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • De familiale vennootschap die zelf voldoet aan de voorwaarde met betrekking tot de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep, mag gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van de schenking geen vennootschap zonder reële economische activiteit worden. Dit betekent dat de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen niet gelijk of lager mogen zijn dan 1,5 % van de totale activa en tegelijkertijd de terreinen en gebouwen die de vennootschap bezit niet meer dan 50 % mag uitmaken van het totale actief, tenzij kan bewezen worden dat de vennootschap een reële economische activiteit uitoefent. • De familiale vennootschap die zelf niet voldoet aan de voorwaarde met betrekking tot de activiteit, maar op de dag van overlijden minstens 30 % van 1 rechtstreekse dochter aanhield, zal gedurende 3 jaar ononderbroken minstens 30 % van minstens 1 rechtstreekse dochter moeten blijven aanhouden. Het moet echter niet noodzakelijk om dezelfde dochtervennootschap gaan. • De activiteit van de familiale vennootschap moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van de schenking doch de begiftigde moet zelf niet de aandelen behouden. Ook indien de vennootschap een andere nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit of een vrij beroep zou uitoefenen, is aan de voorwaarde tot behoud voldaan. • De familiale vennootschap moet gedurende 3 jaar een jaarrekening opmaken en eventueel een geconsolideerde jaarrekening en publiceren volgens de regels van de lidstaat waarin zij haar zetel heeft gevestigd. • Het kapitaal mag gedurende een ononderbroken periode van 3 jaar niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen. • De zetel van werkelijke leiding van de familiale vennootschap mag gedurende de 3 jaar volgend op de schenking niet worden overgebracht naar een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte. 3.10.5. Sanctie
Indien niet langer aan de voorwaarden tot behoud is voldaan, zijn in principe aanvullende rechten verschuldigd op het geheel. Indien, in geval van schenking van aandelen van een familiale vennootschap, enkel niet voldaan is aan de voorwaarde tot behoud van het kapitaal, vervalt de vrijstelling slechts proportioneel.
E E
Er wordt geen uitzondering gemaakt voor gevallen van overmacht zodat aanvullende rechten ook bij overmacht verschuldigd zullen zijn. Voor schenkingen tot 31 december 2014 geldt nog dat indien, in geval van schenking van een familiale onderneming, een onroerend goed in de loop van de 3 jaar volgend op de schenking hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd werd of wordt, er slechts gedeeltelijk verlies van het verlaagd tarief is, nl. in de mate dat aan de voorwaarde tot behoud niet is voldaan. Voor schenkingen vanaf 1 januari 2015 werd dit geschrapt en zijn bijgevolg aanvullende rechten verschuldigd op alle vererfde activa indien een onroerend goed dat deel uitmaakte van een familiale onderneming hoofdzakelijk tot bewoning wordt aangewend of bestemd.
3.10.6. Progressievoorbehoud (bij achtereenvolgende schenkingen en bij overlijden)?
Een schenking van een onderneming of van aandelen die plaatsvond in de 3 jaar vóór schenking van een onroerend goed en werd geregistreerd onder de vrijstellingsregeling
3. VLAAMSE REGISTRATIEBELASTING BIJ SCHENKING
zal niet mee in aanmerking worden genomen voor de berekening van het tarief bij een latere schenking. Wel zal er rekening worden gehouden met de hoofdzakelijk tot bewoning bestemde onroerende goederen die als deel van de onderneming aan het gewone progressieve tarief werden belast. Ook op het vlak van de erfbelasting (bij overlijden binnen 3 jaar na schenking) zal geen rekening worden gehouden met de van schenkbelasting vrijgestelde schenking van ondernemingen of aandelen van een vennootschap, maar wel met de onroerende goederen die als deel van de onderneming toch aan het progressief tarief werden belast. 3.11. VRIJSTELLING VOOR BRAAKLIGGENDE, VERWAARLOOSDE OF ONDERBENUTTE TERREINEN (BROWNFIELD) DIE DEEL UITMAKEN VAN EEN BROWNFIELDPROJECT 3.11.1. Algemeen
In het Vlaams Gewest geldt er een vrijstelling van schenkbelasting bij schenking van een braakliggend, verwaarloosd of onderbenut terrein mits de schenking kadert in de uitvoering van een Brownfieldproject. 3.11.2. Voorwaarden tot verkrijging van de kosteloze registratie
• Het terrein moet deel uitmaken van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant. Een Brownfieldproject is een omschreven geheel van structurele maatregelen dat via de herontwikkeling (heraanleg infrastructuur, afbraak, modernisering constructies enz.) van een Brownfield leidt tot realisaties op economisch, sociaal en milieuvlak. Een Brownfieldconvenant is een door de Vlaamse Regering afgesloten contract met zowel de actoren (projectontwikkelaars,
grondeigenaars, enz.…) als met de regisseurs (subsidiërende en vergunnende overheden, lokale besturen, provinciale ontwikkelingsmaatschappijen, enz.) bij een Brownfieldproject. In het convenant worden tussen alle betrokken administraties, instanties en personen klare en duidelijke werkafspraken gemaakt, zodanig dat bij de aanvang van het project er meteen duidelijkheid bestaat over bepaalde temporele en procedurele vereisten en verwachtingen in verband met de wederingebruikneming van het Brownfield. Deze convenanten konden aanvankelijk slechts tot eind 2009 worden afgesloten. De termijn werd een aantal keren verlengd en werd onlangs volledig geschrapt waardoor de regelgeving een definitief karakter heeft gekregen. • De schenking moet gebeuren met het oog op de realisatie van een Brownfieldproject. • Bij de ter registratie aangeboden schenkingsakte moet een attest worden gevoegd tot het verkrijgen van de vrijstelling in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant. 3.11.3. Voorwaarden tot behoud van de kosteloze registratie
• Het Brownfieldproject moet tijdig worden gestart. • Het Brownfieldproject moet tijdig worden gerealiseerd. • Het Brownfieldproject moet worden uitgevoerd conform de in het Brownfieldconvenant opgenomen voorwaarden. 3.11.4. Sanctie
Indien niet (langer) is voldaan aan de voorwaarden tot behoud, moet(en) de begiftigde(n) dit melden aan Vlabel. Op dat ogenblik is de evenredige schenkbelasting verschuldigd doch het niet-vervullen van de voorwaarden leidt niet tot betaling van een belastingverhoging.
25
9