9
NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
Bij overlijden van een rijksinwoner is successierecht verschuldigd over de waarde van al wat zijn erfgenamen, legatarissen of begiftigden uit zijn nalatenschap verkrijgen (ongeacht of de goederen zich in België of in het buitenland bevinden), na aftrek van de bij het overlijden bestaande schulden en de kosten van de begrafenis of de crematie. Dit successierecht wordt geheven na het indienen van een aangifte van nalatenschap.
• wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden in meerdere gewesten zijn fiscale woonplaats heeft gehad, doch het langst in Vlaanderen en dit ongeacht of de erflater op het ogenblik van overlijden in Vlaanderen of in een ander gewest woonde; • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden in het buitenland heeft gewoond, daarna naar Vlaanderen is verhuisd en er nog steeds (effectief) woont op het ogenblik van overlijden (zelfs indien dit minder dan 5 jaar was); • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden in het buitenland heeft gewoond, daarna in België in meerdere (Belgische) gewesten heeft gewoond, doch het langst – voor wat de ‘Belgische periode’ betreft – in het Vlaamse Gewest.
1.1.2. Wie is rijksinwoner?
1.2. DE AANGIFTE (NOG STEEDS UNIFORM IN DE 3 GEWESTEN)
1.1. TOEPASSINGSGEBIED VAN DE SUCCESSIERECHTEN (NOG STEEDS UNIFORM IN DE 3 GEWESTEN) 1.1.1. Algemeen
Rijksinwoner is hij die op het ogenblik van overlijden zijn werkelijke woonplaats (ook wel fiscale woonplaats genoemd) of de zetel van zijn vermogen in België heeft gevestigd. Bij de bepaling van de fiscale woonplaats moet men kijken naar de werkelijke, effectieve, voortdurende woonplaats waar de overledene het centrum van zijn bedrijvigheid en de zetel van zijn zaken en bezigheden had. De nationaliteit van de overledene, zijn wettelijke domicilie en de plaats waar zijn goederen zich bevinden doen niet ter zake. Zo zijn personen met een buitenlandse nationaliteit die zich met hun gezin in België hebben gevestigd, rijksinwoners (ongeacht of zij in hun land van oorsprong hun wettelijke domicilie hebben behouden en de bedoeling hebben terug te keren). Anderzijds zijn Belgen die zich al dan niet beroepshalve met hun gezin blijvend in het buitenland hebben gevestigd, niet als rijksinwoners te beschouwen. Er bestaan bijzondere regelingen voor ambtenaren van de Europese Unie (en voor hun echtgenoten en kinderen), voor leden van diplomatieke missies en consulaire posten, voor militairen met dienst in het buitenland, voor vertegenwoordigers van een NAVO-lidstaat, vertegenwoordigers bij de Verenigde Naties en vertegenwoordigers bij de West-Europese Unie, die onder bepaalde voorwaarden rijksinwoner blijven in hun land van herkomst. 1.1.3. Lokalisatiecriterium: welke gewestelijke regeling is van toepassing?
De gewesten zijn bevoegd om de tarieven, de heffingsgrondslag en de verminderingen van de successierechten te regelen. Elk gewest heeft ondertussen een eigen regeling die hier dan ook per gewest verder wordt behandeld (zie verder 1.6 voor Vlaanderen, 1.7 voor Wallonië en 1.8 voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Successierechten bij overlijden van een rijksinwoner zijn verschuldigd in het gewest waar de overledene, op het ogenblik van zijn overlijden, zijn fiscale woonplaats had (omtrent de definitie van fiscale woonplaats, zie 1.1.2). Als de fiscale woonplaats van de overledene tijdens de periode van 5 jaar voor zijn overlijden in meer dan één gewest in België gelegen was, is de regelgeving van het gewest waar zijn fiscale woonplaats tijdens de voormelde periode het langste gevestigd was, van toepassing. Zo is bijvoorbeeld de Vlaamse regelgeving van toepassing: • wanneer de erflater in de periode van 5 jaar voor het overlijden en tot op datum van overlijden, zijn fiscale woonplaats steeds in Vlaanderen heeft gehad;
1.2.1. Aangifteformulier
De registratiekantoren waar de aangiften moeten worden ingediend, moeten ambtshalve een aangifteformulier kosteloos ter beschikking stellen aan de personen op wie de aangifteverplichting rust, voor zover deze personen bekend zijn. Wie geen formulier ontvangt is echter niet ontslagen van de verplichting om tijdig aangifte te doen. Er mogen ook soortgelijke formulieren als de officiële formulieren worden gebruikt op voorwaarde dat het gebruikte papier van goede kwaliteit is en het formaat, de tekst en de opmaak van de formulieren conform zijn aan de officiële aangifteformulieren. 1.2.2. Wie moet aangifte doen?
De aangifte van nalatenschap moet worden ingediend: • door de wettelijke erfgenamen; • de algemene legatarissen (diegenen die bij testament alleen of met meerderen de gehele nalatenschap verkrijgen, eventueel na aftrek van het aan bepaalde erfgenamen wettelijk toekomende erfdeel en van de mogelijke legaten onder algemene of bijzondere titel – zie hierna); en/of • de algemene begiftigden (diegenen die de gehele nalatenschap verkrijgen op grond van een door de overledene vóór zijn overlijden gedane schenking die pas uitwerking heeft bij diens overlijden). De andere erfopvolgers, zoals legatarissen onder algemene titel (dit zijn de legatarissen van een bepaald gedeelte van de nalatenschap, bijv. 1/4, of van een bepaalde soort goederen, bijv. alle roerende goederen), begiftigden onder algemene titel en bijzondere legatarissen (die één of meerdere bepaalde goederen verkrijgen) hebben in principe geen aangifteplicht. Daaruit volgt dat de door de wettelijke erfgenamen en algemene legatarissen en begiftigden in te dienen aangifte betrekking moet hebben op alle goederen, daaronder begrepen de goederen die worden verkregen door de legatarissen onder algemene of bijzondere titel die zelf geen aangifteplicht hebben.
E
Elke wettelijke erfgenaam, algemene legataris en/of algemene begiftigde kan (en moet) dus een aangifte indienen die de ganse nalatenschap omvat. Om tegenstrijdigheden te vermijden en moeilijkheden met de ontvanger successierechten te voorkomen is het veelal raadzaam dat alle erfgerechtigden gezamenlijk één door ieder van hen ondertekende aangifte indienen.
1
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
De verplichting tot indiening van de aangifte rust op de erfgerechtigden die, volgens de toestand zoals hij bestaat ten dage van het overlijden, theoretisch roeping hebben tot de ganse nalatenschap. De aanvaarding van de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving ontslaat de erfgenamen, algemene legatarissen en begiftigden niet van hun verplichting tot indiening van de aangifte. Ook betwistingen die onder de erfopvolgers zijn ontstaan omtrent de samenstelling van de nalatenschap of omtrent de erfopvolging ontslaan de erfgenamen, algemene legatarissen en begiftigden niet van hun verplichting tot tijdige indiening van de aangifte. De erfgenaam, algemene legataris of begiftigde die de nalatenschap zuiver en eenvoudig heeft verworpen, is daarentegen niet verplicht de aangifte in te dienen (in dat geval kunt u dit best meteen aan de ontvanger laten weten). Bij stilzitten van de erfgenamen die verplicht zijn een aangifte in te dienen, kan de ontvanger de legatarissen onder algemene titel en de legatarissen onder bijzondere titel verplichten tot het indienen van de aangifte van nalatenschap. In tegenstelling tot de wettelijke erfgenamen, de algemene legatarissen en algemene begiftigden, moeten zij slechts aangeven wat zij zelf uit de nalatenschap verkrijgen. De tussenkomst van een deskundige (notaris, in successierechten gespecialiseerde consulent ...) is weliswaar niet verplicht, maar kan zeer nuttig zijn. De aangifte bestaat namelijk niet uit een vragenlijst, maar moet worden ‘opgesteld’. Dit vergt veelal een grondige kennis van het erfrecht en van de fiscale regels van het betreffende gewest. Het is tevens mogelijk aan deze deskundige volmacht te geven om de aangifte in te dienen.
meer mogelijk. Dit wil zeggen dat een niet tijdig aangegeven passief niet meer afgetrokken kan worden en een niettijdig aangegeven actief automatisch aanleiding geeft tot een boete wegens verzuim van aangifte (bij spontane laattijdige aangifte kan deze boete wel verminderd worden). Bij laattijdige indiening van de aangifte krijgt elke persoon die gehouden is tot indiening (en te laat indiende) een boete. De boete bedraagt 25 EUR per maand vertraging (elke begonnen maand wordt voor een volle maand gerekend). De ontvanger successierechten kan deze boete evenwel kwijtschelden tot maximaal 2 maanden. De totale boete mag niet meer bedragen dan 1/10e van het door de overtreder verschuldigde successierecht. Is 2 maanden na de indieningstermijn (dus 6, 7 of 8 maanden na het overlijden) nog steeds geen aangifte ingediend, dan wordt vanaf dat moment de wettelijke intrest (7 %) aangerekend aangezien het successierecht op dat tijdstip betaald had moeten zijn. Indien geen aangifte wordt ingediend (noch spontaan door de wettelijke erfgenamen, de algemene legatarissen en/of de algemene begiftigden, noch door de legatarissen onder algemene of bijzondere titel na verzoek van de ontvanger), dan kan de ontvanger successierechten een ambtshalve aanslag vestigen. Dit houdt in dat hij zelf het actief van de nalatenschap vaststelt, geen rekening houdt met het passief, het verschuldigde successierecht verhoogt met de kosten van een dwangbevel en een boete oplegt. 1.3. INHOUD VAN DE AANGIFTE VAN NALATENSCHAP (GROTENDEELS GELIJKAARDIG IN DE 3 GEWESTEN)
De aangifte moet achtereenvolgens de hierna vermelde gegevens bevatten.
1.2.3. Waar moet de aangifte worden ingediend?
De aangifte moet worden ingediend bij het registratiekantoor van het ambtsgebied waarbinnen de overledene zijn laatste fiscale woonplaats had (omtrent de fiscale woonplaats, zie 1.1.3). Als de fiscale woonplaats van de overledene tijdens de periode van 5 jaar vóór zijn overlijden in meer dan één (Belgisch) Gewest gevestigd was, moet de aangifte worden ingediend bij het registratiekantoor van het ambtsgebied van de laatste fiscale woonplaats binnen het Gewest waarin de fiscale woonplaats van de overledene tijdens de vermelde periode het langst was gevestigd.
D
VOORBEELD
Indien de erflater op het ogenblik van overlijden zijn fiscale woonplaats sinds 2 jaar in Antwerpen had en net daarvoor 6 maanden in Bergen heeft gewoond en eerder nog meer dan 2,5 jaar in Luik, zal de aangifte in de nalatenschap in Bergen moeten worden ingediend (d.i. de laatste fiscale woonplaats in het Waalse Gewest). De successierechten zullen verschuldigd zijn volgens de Waalse regeling.
1.2.4. Termijn van indiening
De aangifte moet worden ingediend binnen 4, 5 of 6 maanden na het overlijden, naargelang dit plaatsvond in België, in een ander Europees land, dan wel buiten Europa. De termijn wordt verlengd tot de eerstvolgende werkdag indien deze verstrijkt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag. De termijn kan worden verlengd door de directeur-generaal van de Btw, Registratie en Domeinen indien de personen die gehouden zijn tot indiening van de aangifte tijdig een gemotiveerd verzoekschrift tot verlenging van de termijn indienen. De aangifte van nalatenschap kan worden gewijzigd zolang deze aangiftetermijn niet is verstreken. Na het verstrijken van de termijn zijn in principe geen wijzigingen 2
1.3.1. Gegevens over de betrokkenen en de erfopvolging
In de aangifte moeten de volgende gegevens over de betrokkenen en de erfopvolging worden opgenomen: • de volledige persoonsgegevens (naam, voornamen, beroep, woonplaats, plaats en datum van geboorte) van de overledene en van de eventuele echtgenoot; • de plaats en de datum van het overlijden; • de volledige persoonsgegevens van de aangevers en van hun eventuele echtgenoten; • de volledige persoonsgegevens van alle rechtverkrijgenden (erfgenamen, legatarissen of begiftigden) met vermelding van het aandeel dat ieder verkrijgt en op grond waarvan (testament of wettelijke erfverkrijging); • de graad van verwantschap tussen de overledene en zijn rechtverkrijgenden; • voor zover nodig de volledige persoonsgegevens van de kinderen jonger dan 21 jaar. In het Brusselse Hoofdstedelijke en het Waalse Gewest moet deze vermelding opgenomen worden met betrekking tot de kinderen van de erfgenaam, legataris of begiftigde op voorwaarde dat deze ten minste 3 kinderen jonger dan 21 jaar ten laste heeft die recht geven op een vermindering van de successierechten (zie hierover meer onder 1.7.2 voor Wallonië en 1.8.2 voor Brussel); in het Vlaamse Gewest moet deze vermelding opgenomen worden voor het kind van de erflater dat zelf erfgerechtigd is en jonger is dan 21 jaar en dat zelf recht heeft op een vermindering van successierechten (zie hierover 1.6.2); • de uitgesloten wettelijke erfgenamen (die door een testament of door een schenking tussen echtgenoten worden uitgesloten van hun erfrecht); • de woonstkeuze (slechts één woonstkeuze is toegelaten) binnen het ambtsgebied van het registratiekantoor waar de aangifte moet worden ingediend (bijv. de woning van één van de indieners van de aangifte of het kantoor van de notaris); en
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
• de uitdrukkelijke vermelding van het adres en de datum en de duur van de vestiging van de verschillende fiscale woonplaatsen die de overledene had in de 5 jaar voorafgaand aan zijn overlijden (zie hierover 1.1.3).
E
In het Waalse Gewest werd de wettelijk samenwonende, voor de volledige toepassing van het Wetboek successierechten, gelijkgeschakeld met de echtgenoot mits deze wettelijk samenwonende op het ogenblik van overlijden ook effectief samenwoonde met de overledene. Overal waar er in het wetboek sprake is van echtgenoot, moet dus ook de wettelijke samenwonende worden toegevoegd. De verplichte vermelding omtrent de eventuele echtgenoot geldt dus, voor het Waalse Gewest, ook voor de wettelijk samenwonende. In de andere twee gewesten is er een gelijkschakeling wat de algemene tarieven en bepaalde gunstregimes betreft, maar niet voor de algemene bepalingen zoals de verplichte vermeldingen in de aangifte. Het lijkt echter aangewezen om ook voor deze twee gewesten de gegevens m.b.t. de wettelijk samenwonende (en voor Vlaanderen de gegegevens m.b.t. de feitelijk samenwonende – zie verder 1.6.2.A) mee te delen.
1.3.2. Het actief en de waardering ervan
Nauwkeurige omschrijving van de activa vereist Als actief moeten alle door de overledene nagelaten goederen nauwkeurig worden vermeld, zowel de in België gelegen goederen als deze in het buitenland (en zelfs de vrijgestelde activa zoals de onderneming van een Vlaamse of Waalse erflater, zie hierover meer in 1.6.4 en 1.7.4 of de gezinswoning in Vlaanderen of in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zie verder 1.6.3 en 1.8.3.). Op de vereiste van nauwkeurige omschrijving van elk actief wordt een uitzondering gemaakt voor o.a. meubelen, kledingstukken, juwelen, boeken, cd’s, keukengereedschap,… Deze goederen mogen per soort worden vermeld en voor één bedrag per soort worden geschat. Indien het actief onroerende goederen bevat, moet de gemeente van ligging, de sectie, het nummer van het kadaster en de oppervlakte worden vermeld. Principe: waardering van de activa aan de verkoopwaarde op datum van overlijden In principe moet aan elk goed van het actief een waarde worden toegekend op datum van overlijden. Voor banken postrekeningen, spaar- en depositoboekjes e.d. is dat het saldo op datum van overlijden. Ook contanten stellen geen problemen van waardering. Andere roerende en onroerende goederen moeten, in principe, gewaardeerd worden aan de verkoopwaarde ervan op datum van overlijden. Er mag/moet dus geen rekening gehouden worden met een later ontstane min- of meerwaarde. De schatting van deze verkoopwaarde moet gebeuren door de personen die gehouden zijn tot indiening van de aangifte (zie hierboven 1.2.2). Zij kunnen echter, op hun kosten, voor het geheel of een deel van de in België gelegen goederen (zowel roerende als onroerende) een voorafgaandelijke schatting aanvragen. Een dergelijke schatting gebeurt door experts en is, in principe, bindend (zowel voor de belastingadministratie als voor de erfgerechtigden die de schatting heeft gevraagd). Zowel de Administratie als de erfgerechtigden kunnen echter in beroep gaan tegen de schatting binnen een termijn van 1 maand na betekening van de schatting door de ene partij aan de andere. Indien de schatting niet betekend wordt, begint de termijn van 1 maand dus niet te lopen. In de praktijk zien we dat een voorafgaandelijke schatting vooral aangevraagd wordt voor onroerende goederen. Uitzondering: forfaitaire waardering Bepaalde activa mogen echter niet aan hun verkoopwaarde worden aangegeven, maar moeten gewaardeerd worden volgens de in het Wetboek van Successierechten bepaalde forfaitaire regels. Zo wordt de waarde van het vruchtgebruik van een goed verplicht gewaardeerd aan 4 % van de waarde van de volle eigen-
dom, te vermenigvuldigen met een wettelijke coëfficiënt, die afhankelijk is van de leeftijd van de vruchtgebruiker. De coëfficiënten zijn: leeftijd van de vruchtgebruiker
coëfficiënt
niet ouder dan 20 jaar Boven 20 jaar t/m 30 jaar Boven 30 jaar t/m 40 jaar Boven 40 jaar t/m 50 jaar Boven 50 jaar t/m 55 jaar Boven 55 jaar t/m 60 jaar Boven 60 jaar t/m 65 jaar Boven 65 jaar t/m 70 jaar Boven 70 jaar t/m 75 jaar Boven 75 jaar t/m 80 jaar Boven 80 jaar
18 17 16 14 13 11 9,5 8 6 4 2
D
VOORBEELD
Indien de vruchtgebruiker 57 jaar is (coëfficiënt 11), dan bedraagt de waarde van het vruchtgebruik bijgevolg 11 × 4 % = 44 % van de waarde van de volle eigendom.
De blote eigendom wordt bepaald door van de verkoopwaarde van de volle eigendom de zoals hierboven berekende forfaitaire waarde van het vruchtgebruik af te trekken. Voor een onroerend goed dat in het buitenland is gelegen, moet de waarde worden aangegeven die blijkt uit recente akten of bescheiden. Bestaan er geen recente akten of bescheiden dan worden deze buitenlandse onroerende goederen forfaitair geschat op 20 of 30 maal de jaarlijkse huurwaarde naargelang het gaat om gebouwde of ongebouwde onroerende goederen. Ook voor de ter beurze genoteerde effecten geldt een specifieke waardering die afwijkt van de algemene regel dat de activa gewaardeerd moeten worden aan de verkoopwaarde op het ogenblik van overlijden. De wijze van waardering verschilt echter van gewest tot gewest. In het Vlaamse en het Waalse Gewest geldt dezelfde waarderingsmethode. De genoteerde effecten moeten gewaardeerd worden volgens hun beurswaarde • op de dag van het overlijden OF • op de datum van één maand na het overlijden OF • op de datum van twee maanden na het overlijden. Het is dus de waarde op een welbepaalde dag (dag overlijden of dag overlijden + 1 maand of dag overlijden + 2 maanden) die aangegeven moet worden. Wanneer er op een van die data geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld. Ook indien er wel een notering is, maar welbepaalde effecten niet genoteerd zouden zijn, geldt voor deze effecten eveneens de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er wel een notering is. Onder beurswaarde moet de slotkoers worden verstaan zoals bepaald op basis van de koersinformatie beschikbaar in de gespecialiseerde pers en/of middels gespecialiseerde elektronisch raadpleegbare bronnen. Er mag slechts één keuze gemaakt worden voor alle (Belgische en buitenlandse) nagelaten effecten.
D
VOORBEELD
Indien de erflater overlijdt op 31 januari, mag geopteerd worden voor de beurswaarde op 31 januari, op 28 (of 29) februari of op 31 maart.
E
De gekozen datum en de door de erfgerechtigden geraadpleegde bron moet verplicht in de aangifte worden vermeld.
3
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
E
In het Vlaamse Gewest is deze waarderingsmethode van toepassing voor overlijdens vanaf 1 augustus 2013. Voor overlijdens van vóór 1 augustus 2013 gold in Vlaanderen identiek dezelfde regelgeving zoals momenteel van toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (zie hierna). In het Waalse Gewest is deze waarderingsmethode van toepassing voor overlijdens vanaf 1 november 2013. Vóór 1 november 2013 moesten de in het buitenland genoteerde effecten worden aangegeven aan de verkoopwaarde op de dag van het overlijden (= algemeen principe) en de in de prijscourant opgenomen effecten op dezelfde wijze als in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (zie hierna).
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten de op de Belgische beurs genoteerde effecten verplicht worden aangegeven aan de waarde volgens de prijscourant gepubliceerd in de bijlage van het Belgisch Staatsblad van de maand die volgt op de maand van het overlijden. De aangevers kunnen ook kiezen voor de waardering volgens de prijscourant van een van de 2 volgende maanden op voorwaarde dat zij deze keuze in de aangifte vermelden en dat alle in de prijscourant opgenomen effecten uit de nalatenschap op dezelfde wijze worden geëvalueerd. Indien de erflater overlijdt op 8 augustus, is in principe de prijscourant van 20 september van toepassing. De aangevers mogen opteren voor de prijscourant van 20 oktober of 20 november, maar dan geldt deze optie voor alle effecten die zich in de nalatenschap bevinden en die in de prijscourant zijn opgenomen. De niet in de prijscourant opgenomen effecten moeten in het Brussels Hoofdstelijk Gewest worden gewaardeerd volgens de gemiddelde (slot)koers gedurende de maand van het overlijden. Net zoals voor de in de prijscourant opgenomen effecten mag ook voor deze effecten worden gekozen voor de waardering van een van de twee volgende maanden op voorwaarde dat deze keuze in de aangifte wordt vermeld en dat voor dezelfde datum wordt gekozen voor alle niet in de prijscourant opgenomen effecten die volgens deze nieuwe waarderingswijze moeten worden gewaardeerd. De te hanteren gemiddelde slotkoers is deze zoals bepaald op basis van koersinformatie beschikbaar in de gespecialiseerde geschreven pers en/of middels gespecialiseerde elektronisch raadpleegbare bronnen. De tussenkomst van een bankinstelling kan zeker nuttig zijn bij de waardering aan de slotkoers en bij de keuze van de maand. Fictieve activa die moeten worden aangegeven Naast de werkelijke activa van de nalatenschap, moeten er tevens een aantal fictieve activa worden aangegeven. Het gaat hier om goederen die zich niet (meer) in de nalatenschap bevinden ingevolge een gedane verrichting die als “verdacht” wordt beschouwd. Het betreft hier: • de roerende goederen die de overledene in de 3 jaar vóór zijn overlijden heeft geschonken en waarop geen registratierechten werden betaald in België; In het Vlaamse Gewest geldt sinds 1 januari 2012 een termijn van 7 jaar (in plaats van 3 jaar) voor roerende goederen die behoren tot een familiale onderneming en aandelen van een familiale vennootschap indien deze roerende goederen, op het ogenblik van de schenking, voldeden aan de voorwaarden van “familiale onderneming” of “familiale vennootschap” zoals bedoeld onder 3.3.5. Indien men de schenking van activa van dergelijke familiale ondernemingen en aandelen van dergelijke familiale vennootschappen niet in België laat registreren (zie punt 3.3.5.), zullen deze activa of aandelen die werden geschonken in de 7 jaar vóór overlijden, als fictief actief belast worden in de successierechten. Voor andere roerende goederen blijft ook in Vlaanderen de termijn van 3 jaar gelden. 4
• de goederen die de langstlevende echtgenoot verkrijgt op grond van een clausule in de huwelijksovereenkomst die van de gelijke verdeling van de gemeenschap afwijkt (indien deze clausule van het overleven afhankelijk is); • de volle eigendom van de goederen waarvan de overledene het vruchtgebruik had aangekocht en een erfgenaam of legataris of tussenpersoon de blote eigendom. Deze goederen zijn niet belastbaar indien kan worden aangetoond dat de overeenkomst op het ogenblik dat ze werd afgesloten geen bevoordeling inhield voor de betreffende erfgenaam, legataris of tussenpersoon, d.w.z. dat de prijs van de blote eigendom met eigen gelden van de blote eigenaar werd betaald en dus niet met gelden van de overleden vruchtgebruiker. Indien de blote eigenaar betaalde met eerder door de vruchtgebruiker geschonken gelden, verschilt het te leveren bewijs in functie van de datum van de zogenaamde ‘gesplitste’ aankoop. Indien de aankoop plaatsvond vóór 1 september 2013, is er geen belasting als ‘fictief actief’ mits kan worden aangetoond dat de schenking van de gelden door de overledene dateert van vóór de betaling van de prijs (zowel van het voorschot als van het saldo). Voor aankopen vanaf 1 september 2013 moeten ofwel op de voorafgaande schenking registratierechten betaald zijn, ofwel moet worden aangetoond dat de begunstigde van de schenking vrij over de gelden heeft kunnen beschikken (bv. door aan te tonen dat de schenking door de verkrijger van het vruchtgebruik niet specifiek bestemd was voor de financiering van de aankoop van de blote eigendom in het kader van de gesplitste aankoop); • de volle eigendom van effecten die voor het vruchtgebruik waren ingeschreven op naam van de overledene en voor de blote eigendom op naam van een erfgenaam of legataris of tussenpersoon, tenzij kan worden aangetoond dat de inschrijving op zich geen bedekte bevoordeling inhield, bijv. doordat de inschrijving het gevolg is van een notariële schenking; • de goederen die door de overledene aan een erfgenaam, legataris of tussenpersoon werden verkocht met voorbehoud van vruchtgebruik of tegen betaling van een levenslange rente, tenzij kan worden aangetoond dat deze overeenkomst op het ogenblik dat zij werd afgesloten geen bevoordeling inhield voor de betreffende erfgenaam, legataris of tussenpersoon, d.w.z. dat een correcte prijs werd bedongen voor de blote eigendom en dat deze ook effectief werd betaald; • de sommen, renten of waarden die een derde kosteloos ontvangt bij het overlijden, in de 3 jaar voor overlijden of na het overlijden ingevolge een contract dat door de overledene is afgesloten (bijvoorbeeld levensverzekeringen). Ook hier zijn deze activa niet belastbaar indien wordt bewezen dat het voordeel niet kosteloos wordt ontvangen door de begunstigde; • bijkomend in het Vlaamse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest: alle schenkingen onder de levenden van roerende goederen die de overledene heeft gedaan onder opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge zijn overlijden. In principe worden schenkingen onder opschortende voorwaarde geregistreerd aan het vast recht van 50 EUR en zijn slechts op het ogenblik van vervulling van de voorwaarde evenredige schenkingsrechten verschuldigd. De Vlaamse en de Brusselse wetgever hebben echter geoordeeld dat schenkingen van roerende goederen waarbij de voorwaarde zich vervult ingevolge het overlijden belast moeten worden in de successierechten i.p.v. aan de gunstige schenkingsrechten mits de schenker op het ogenblik van zijn overlijden zijn fiscale woonplaats heeft in hetzelfde gewest als op het ogenblik van de schenking en dus inzake successierechten onderworpen is aan de regelgeving van hetzelfde gewest als op het ogenblik van de schenking.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
1.3.3. Het passief
Als passief mogen worden vermeld: • alle schulden van de overledene die bestaan op de datum van zijn overlijden; • de kosten van de uitvaart (o.a. de kosten van begrafenis of crematie, doodsbrieven, begrafenismaal, bedankbrieven en advertenties, aankoop van een grafmonument na het overlijden, enz.). Deze kosten zijn ongeacht het van toepassing zijnde huwelijksstelsel volledig aftrekbaar op voorwaarde dat zij niet buitensporig zijn. Het passief moet nauwkeurig worden omschreven en worden bewezen. De bewijsstukken worden na onderzoek van de aangifte door het registratiekantoor teruggezonden. Voor schulden die door de overledene tegenover zijn erfgenamen, legatarissen of begiftigden waren aangegaan, geldt een zwaardere bewijslast. Bovendien worden deze schulden enkel in aanmerking genomen indien zij tot onmiddellijke en rechtstreekse oorzaak de verkrijging, de verbetering, het behoud of de terugbekoming van een goed hebben dat zich in de nalatenschap bevindt. In het Vlaamse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten schulden die specifiek werden aangegaan om de gezinswoning te verwerven of te behouden (zie 1.6.3. en 1.8.3.) als dusdanig aangeduid worden.
E
Vergat u bepaalde schulden of kosten (andere dan na het overlijden nog te betalen belastingen – zie hierna) in de aangifte te vermelden, dan kan u dit passief na het verstrijken van de termijn voor indiening van de aangifte niet meer in rekening brengen. De schulden en onkosten die wel werden vermeld, maar die niet of onvoldoende bewezen werden, zullen uit het passief worden geweerd, maar kunnen aanleiding geven tot een latere teruggave van successierechten indien de bewijzen worden geleverd binnen de 2 jaar na de betaling van de successierechten.
Na het overlijden nog te betalen belastingen Alle door de overledene verschuldigde belastingen aan de federale Staat, een gewest, een gemeenschap, een provincie, een agglomeratie of een gemeente die u ontvangt na het verstrijken van de indieningstermijn kunnen later nog aan het passief worden toegevoegd indien u daartoe een aanvullende aangifte doet en het aanslagbiljet bijvoegt. 1.3.4. Slotbepalingen
Verzekeringspolissen In de aangifte moet voor wat de lichamelijke roerende goederen betreft, melding worden gemaakt van elke verzekering tegen brand, diefstal of andere risico’s. Meer bepaald moeten de naam en de zetel van de verzekeringsmaatschappij worden opgegeven evenals het polisnummer, het verzekerde bedrag en de datum van het contract. In de aangifte moet uitdrukkelijk worden vermeld dat er voor de roerende goederen naast de opgegeven verzekeringen geen andere verzekeringspolissen bestaan dan wel dat er in het geheel geen verzekeringen zijn. De ontvanger successierechten zal de verzekerde waarde vergelijken met de aangegeven waarde. Sommige registratiekantoren eisen dat de roerende goederen aangegeven worden tegen een vast percentage van het verzekerde bedrag. Andere registratiekantoren zijn inschikkelijker en aanvaarden voor deze goederen in een doorsnee nalatenschap een bedrag van bijv. 1.000 EUR, tenzij uit de verzekeringspolis zou blijken dat er een ‘wanverhouding’ bestaat tussen de aangegeven waarde en de verzekerde waarde.
E
Bij verzekeringen wordt uitgegaan van de vervangingswaarde. Het successierecht moet echter worden betaald over de verkoopwaarde of soms de forfaitaire waarde (zie 1.3.2) op de dag van het overlijden.
Geregistreerde of verplicht registreerbare schenkingen door de erflater in de 3 jaar vóór overlijden De geregistreerde of verplicht registreerbare schenkingen van de erflater aan een erfgerechtigde zijn onderworpen aan registratierechten en worden dus niet meer belast in de successierechten. Deze schenkingen moeten in de 3 gewesten wel in de slotbepalingen vermeld worden indien ze gedaan zijn in de 3 jaar vóór overlijden (of indien de schenking gedaan werd onder een opschortende voorwaarde die vervuld werd ingevolge het overlijden van de schenker of minder dan 3 jaar vóór dit overlijden met uitzondering van deze die in het Vlaamse of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast worden als fictieve activa, zie 1.3.2). Hoewel deze schenkingen geen deel uitmaken van de nalatenschap en dus niet onderworpen zijn aan successierechten, wordt er met deze schenkingen in principe wel rekening gehouden bij de bepaling van het (progressieve) tarief van de successierechten (dit noemt men ook wel het progressievoorbehoud en is dus enkel van toepassing indien de schenking gebeurde aan een erfgerechtigde). Schenkingen van in het buitenland gelegen onroerende goederen moeten in België niet geregistreerd worden, moeten dus ook niet vermeld worden in de aangifte en komen dus niet in aanmerking voor de berekening van het progressievoorbehoud. In elk gewest bestaan er voor bepaalde geregistreerde schenkingen uitzonderingen op dit algemene principe van progressievoorbehoud (zie ook verder 1.6.7, 1.7.8 en 1.8.6), doch ook dan moeten deze in de aangifte van nalatenschap worden vermeld indien zij hebben plaatsgevonden binnen de termijn van 3 jaar voor overlijden (of de opschortende voorwaarde zich binnen die termijn heeft gerealiseerd). Beëindiging van vruchtgebruik door het overlijden Indien de overledene een vruchtgebruik had op bepaalde goederen en dit vruchtgebruik door het overlijden ten einde komt, moet dit eveneens vermeld worden in de aangifte van nalatenschap. 1.3.5. Vraag om vrijstellingen en verminderingen
Vermindering voor achtereenvolgende overgangen Indien goederen binnen een periode van 12 maanden meer dan eens vererven, hebben de verkrijgers van deze goederen na de eerste overgang telkens recht op een vermindering van de helft van het successierecht. Deze vermindering is evenwel beperkt tot het successierecht dat bij de vorige overgang op dezelfde goederen is betaald. Deze vermindering moet uitdrukkelijk in de aangifte van nalatenschap gevraagd worden, met aanduiding van alle gegevens die nodig zijn om de vermindering te berekenen. Vermijden van dubbele belasting indien er bepaalde goederen van het actief zich in het buitenland bevinden België heeft enkel met Zweden en Frankrijk een dubbelbelastingverdrag inzake successierechten afgesloten. Dit betekent dat de activa van een Belgisch rijksinwoner die zich in Zweden of Frankrijk bevinden, slechts in een van beide landen belast zullen worden. Zo kunnen onroerende goederen enkel belast worden in het land van ligging en zal ook voor de roerende goederen slechts één land bevoegd zijn tot het heffen van successierechten (het andere land is dan verplicht deze goederen vrij te stellen van successierechten of de in het buitenland betaalde rechten te verrekenen). Ook zonder dubbelbelastingverdrag bestaat in België een interne regeling ter vermijding van dubbele belasting, doch dit is beperkt tot onroerende goederen. Wanneer het actief van de nalatenschap van een Belgisch inwoner een in het buitenland gelegen onroerend goed bevat dat in het buitenland belast is geweest met successierechten, dan zijn deze in het buitenland betaalde successierechten aftrekbaar van de Belgische successierechten die verschuldigd 5
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
zijn op ditzelfde goed. Deze aftrek van buitenlandse rechten moet uitdrukkelijk gevraagd worden en is tevens afhankelijk van het voorleggen van een behoorlijk gedateerd kwijtschrift van de in het buitenland betaalde rechten, een door de bevoegde vreemde overheid eensluidend verklaard afschrift van buitenlandse aangifte en van de rechtenvererving die zij vastgesteld heeft. Indien deze documenten vóór de betaaldag van de Belgische successierechten niet ingeleverd zijn, dan is geen onmiddellijke aftrek van buitenlandse successierechten mogelijk. Bij overhandiging van deze documenten binnen 2 jaar na betaling van de Belgische successierechten, kan men alsnog teruggave van de aftrekbare buitenlandse successierechten vragen. Voor roerende goederen blijft er dus mogelijkerwijze wel een dubbele belasting (behalve indien ze zich in Zweden of Frankrijk bevinden). Uitzonderingsregimes en gunsttarieven Wie beweert recht te hebben op een fiscaal voordeel moet aantonen dat de toepassingsvoorwaarden vervuld zijn. Een fiscaal gunstregime moet dus, in principe, steeds gevraagd worden. Het is dus aangewezen om elk uitzonderingsregime (zie o.a. de vererving van een familiale onderneming of familiale vennootschap, de vererving van de gezinswoning,...) waarop u recht meent te hebben uitdrukkelijk te vragen in de aangifte van nalatenschap, ook in de gevallen waarin het wetboek dit niet uitdrukkelijk vereist. Een latere regularisatie is in vele gevallen niet meer mogelijk. 1.4. BETALING VAN HET SUCCESSIERECHT (UNIFORM IN DE 3 GEWESTEN) 1.4.1. Hoe moet worden betaald?
Het successierecht moet worden betaald binnen 2 maanden nadat de aangifte had moeten worden ingediend (zie punt 1.2.4 hiervoor). De ontvanger successierechten zal in principe in de loop van de maand die volgt op het verstrijken van de termijn van indiening van de aangifte de aangevers het bedrag van het verschuldigde successierecht meedelen. Zij hebben dan nog één maand voor de betaling. Het successierecht moet worden betaald hetzij door middel van een overschrijving of door storting op de postrekening van het met de invordering belaste kantoor, hetzij door afgifte van een vooraf gekruiste, gecertificeerde of gewaarborgde cheque getrokken op een financiële instelling of van een postwissel aan de ontvanger van datzelfde kantoor. Kunstwerken waarvan de internationale faam door de Minister van Financiën is erkend op eensluidend advies van de bevoegde commissie, kunnen eveneens als betaling van successierechten worden aanvaard. Wilt u met dergelijke kunstwerken betalen, neem hierover dan contact op met de ontvanger successierechten. 1.4.2. Te late betaling enz. – Wettelijke intrest
Bij te late betaling is de wettelijke intrest (7 %) verschuldigd. Dit is ook het geval als uitstel van betaling is verleend of als aanvullende rechten verschuldigd zijn (wegens te lage schatting, nalatigheid, enz.). 1.5. CONTROLE EN GESCHILLEN (UNIFORM REGIME IN DE 3 GEWESTEN) 1.5.1. Controle van de aangifte door de ontvanger
Om de aangifte te controleren kan de ontvanger successierechten gebruik maken van alle bewijsmiddelen van gemeen recht. Zo kan hij steunen op overeenkomsten tussen de overledene en zijn rechtverkrijgenden, aangiften in de personenbelasting, enz. Verder is elke Belgische vennootschap verplicht mededeling te doen van elke uitbeta6
ling of rekeningoverdracht naar aanleiding van een overlijden. De rechtverkrijgenden hebben de verplichting om het overlijden ter kennis te brengen van de verhuurders van kluizen en voor deze verhuurders geldt het verbod de kluizen te openen zonder voorafgaande kennisgeving aan de ambtenaar van btw, registratie en domeinen. Onder bepaalde voorwaarden heeft de ontvanger het recht een onderzoek in te stellen bij Belgische vennootschappen (in het bijzonder bij de banken). Verder rust op de rechtverkrijgenden de verplichting om, zodra de fiscus aantoont dat de overledene binnen 3 jaar vóór zijn overlijden een som geld, effecten of andere goederen heeft bezeten die niet in de aangifte zijn vermeld, te bewijzen dat dat geld, die effecten of die goederen op de dag van het overlijden niet meer aanwezig waren en evenmin als fictief actief moeten worden toegevoegd (zie hierboven 1.3.2), zoniet worden deze verdwenen goederen toch nog aan het actief toegevoegd en in de successierechten belast. 1.5.2. Betwisting van de aangifte door de ontvanger
De ontvanger successierechten kan de in de aangifte opgegeven waarde van de goederen betwisten. Voor de in België gelegen onroerende goederen kan hij een verzoek tot gerechtelijke schatting betekenen indien hij niet op minnelijke wijze de betaling van rechten, boeten en intresten kan bekomen die verschuldigd zijn wegens een te lage schatting. Indien de onroerende goederen voorafgaandelijk werden geschat op vraag van de aangevers (zie 1.3.2), is deze schatting, in principe, bindend, zowel voor de aangevers die de schatting hebben gevraagd als voor de ontvanger. Net zoals bij de voorafgaandelijke schatting (zie punt 1.3.2.), kunnen zowel de Administratie als de erfgerechtigden beroep aantekenen tegen de schatting binnen een termijn van 1 maand na betekening van de schatting door de ene partij aan de andere. 1.5.3. Boeten en verhogingen
Bepaalde onregelmatigheden (het vergeten te vermelden van goederen, te lage schattingen, het aangeven van een onjuist passief en onjuiste erfrechten) kunnen worden bestraft met een boete van een- of tweemaal het bedrag van het ontdoken successierecht. Deze boete wordt evenwel verminderd volgens een bij Koninklijk Besluit vastgestelde tabel. Vraag de ontvanger in dat geval te bevestigen dat de toegepaste vermindering met deze tabel overeenstemt. Andere overtredingen (zoals bijv. het openen van een kluis na het overlijden van de huurder, zonder dat de verhuurder van het overlijden is verwittigd of laattijdige indiening van de aangifte) worden bestraft met een boete waarvan het bedrag door de belastingdienst wordt bepaald (binnen de grenzen van het bijzondere Koninklijk Besluit). In geval van kennelijke fraude kunnen (los van de administratieve geldboeten) gevangenisstraffen en strafboeten worden opgelegd. 1.6. BEREKENING VAN DE VLAAMSE SUCCESSIERECHTEN 1.6.1. Toepassingsgebied
Successierechten bij overlijden van een rijksinwoner zijn verschuldigd op de plaats waar de overledene, op het ogenblik van zijn overlijden, zijn fiscale woonplaats had. Als de fiscale woonplaats van de overledene tijdens de periode van 5 jaar voor zijn overlijden op meer dan één plaats in België gelegen was, is de regelgeving van de plaats in België waar zijn fiscale woonplaats tijdens de voormelde periode het langste gevestigd was, van toepassing (zie voorbeeld onder 1.1.3). Vlaanderen omvat de provincies Antwerpen, Limburg, Oost- en West- Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Het omvat ook de randgemeenten (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint- Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem), en de Vlaamse taal-
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
andere persoon heeft ingewoond en gedurende die tijd hoofdzakelijk van die andere persoon of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen.
grensgemeenten (Voeren, Herstappe, Bever, Spiere-Helkijn, Mesen en Ronse). 1.6.2. Grondslag, tarief en verminderingen per categorie van erfgerechtigden
E
A. In hoofde van erfgenamen in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden Wie behoort tot de categorie ‘echtgenoten en samenwonenden’? • echtgenoten; • ex-echtgenoten, die uit de echt zijn gescheiden of van tafel en bed zijn gescheiden indien zij gemeenschappelijke afstammelingen hebben; • wettelijk samenwonenden (zij die in België een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand); • feitelijk samenwonenden die op de dag van overlijden ten minste 1 jaar ononderbroken met de erflater samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Indien de samenwonenden in het bevolkingsregister op hetzelfde adres waren ingeschreven, wordt er, in principe, van uitgegaan dat de betrokkenen een gemeenschappelijke huishouding voeren, tenzij de ontvanger het tegendeel bewijst. Indien de samenwonenden niet op hetzelfde adres waren ingeschreven, mogen zij het bewijs leveren van werkelijke samenwoning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding; • ex-samenwonenden, zowel wettelijke als feitelijke, indien zij gemeenschappelijke afstammelingen hebben; Wie behoort tot de categorie ‘rechte lijn’? • erfgenamen in rechte lijn (zowel de biologische als de ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders); • stiefkinderen en stiefouders; • naar analogie met de stiefkinderen en de stiefouders ook de kinderen van de samenwonende partner van de overledene en de samenwonende partner van de ouder van de overledene; • (gewone) adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren hoofdzakelijk van de adoptant, of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen; Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen kunnen aan het tarief ‘rechte lijn’ erven van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder. In omgekeerde zin (adoptieouders die erven van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet en is het tarief tussen vreemden dus van toepassing. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd (in tegenstelling tot de gewone adoptie), is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder – adoptiekind, doch ook ten opzichte van de andere bloedverwanten) waardoor de ten volle geadopteerde kinderen als gewone erfgenamen in rechte lijn moeten beschouwd worden; • zorgkinderen en zorgouders. Een zorgrelatie wordt verondersteld wanneer iemand, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren bij een
E
Bovenstaande lijst moet beperkt worden geïnterpreteerd. Zo geldt de gelijkstelling met ‘rechte lijn’ enkel tussen stiefouder en -kind en niet tussen stiefgrootouder en – kleinkind.
NIEUW. M.b.t. de vererving tussen kinderen van de samenwonende partner van de overledene en de samenwonende partner van de ouder van de overledene gold, voor overlijdens tot en met 19 november 2012, dat de ouder en de partner op de dag van overlijden wel nog wettelijk of feitelijk moesten samenwonen. Naar aanleiding van een arrest van het Grondwettelijk Hof heeft de Vlaamse decreetgever de tekst in 2013 aangepast in de zin dat de gelijkstelling ook geldt bij vooroverlijden van de ouder van het kind op voorwaarde dat deze vooroverleden ouder, op het moment van zijn of haar overlijden, samenwoonde met de (latere) erflater (of omgekeerd, samenwoonde met de verkrijger van het kind-erflater). De wijziging geldt met retroactieve kracht voor alle overlijdens vanaf 20 november 2012. Deze vrijstelling werd retroactief ingevoerd voor overlijdens vanaf 1 november 2012. Indien er voor overlijdens tussen 1 november 2012 en 30 juli 2013 (datum van publicatie van het decreet in het Belgisch Staatsblad) reeds successierechten werden betaald ‘tussen vreemden’ omdat de ouder van het kind was vooroverleden, is teruggave mogelijk van reeds betaalde successierechten. De teruggave voor te veel betaalde successierechten kan gebeuren tot 30 juli 2015.
Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen door erfgenamen in de rechte lijn, de echtgenote of de samenwonende, kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 50.000 EUR 250.000 EUR
50.000 EUR 250.000 EUR –
3% 1.500 EUR 19.500 EUR
– 9% 27 %
Hoe wordt de belastbare basis (nettoaandeel) berekend waarop dit tarief wordt toegepast? In deze categorie van erfgerechtigden wordt de nalatenschap gesplitst in een roerend en een onroerend gedeelte. De hierboven opgenomen tarieven worden afzonderlijk toegepast op zowel het nettoaandeel in de onroerende goederen als op het nettoaandeel in de roerende goederen. De vraag of een goed dat tot de nalatenschap behoort roerend dan wel onroerend is, wordt beantwoord volgens de principes van het burgerlijk recht. De schulden en de kosten van de begrafenis of crematie worden bij voorrang aangerekend op de familiale onderneming of familiale vennootschap (zie hierna 1.6.4) daarna op de (andere) roerende goederen en ten slotte op de onroerende goederen, behalve voor de schulden die specifiek zijn aangegaan om bepaalde goederen te verwerven of te behouden. Deze laatste schulden zullen bij voorrang op deze goederen worden aangerekend. Ook de schulden die specifiek werden aangegaan voor de verkrijging door de langstlevende echtgenoot of partner van de vrijgestelde gezinswoning (zie verder 1.6.3) worden bij voorrang aangerekend op deze vrijgestelde gezinswoning. Het saldo van de schulden (na aanrekening volgens de hierboven gestelde regels), wordt eerst aangerekend op de overblijvende waarde van de onroerende goederen, vervolgens op de overblijvende waarde van de roerende goederen en de familiale onderneming of vennootschap en 7
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
ten slotte eventueel op de overblijvende waarde van de vrijgestelde gezinswoning.
wonenden (zie hierboven A.), wordt het vermogen hier niet opgesplitst in een roerende en een onroerende massa.
Verminderingen op de successierechten indien het netto-erfdeel niet groter is dan 50.000 EUR Voor het Vlaamse Gewest wordt het totaal van het te betalen successierecht van een erfgenaam in de rechte lijn, de echtgenoot of de samenwonende voor elk nettoaandeel in de totale nalatenschap van niet meer dan 50.000 EUR verminderd met 500 EUR vermenigvuldigd met de coëfficiënt bekomen door:
De schulden en de begrafeniskosten worden in principe eerst aangerekend op de familiale onderneming of familiale vennootschap (zie hierna 1.6.4), tenzij de schulden specifiek werden aangegaan om andere (roerende of onroerende) goederen te verkrijgen of te behouden.
1–
D
nettoaandeel 50.000 EUR VOORBEELD
Nettoaandeel 37.500 EUR 1) 37.500 EUR: 50.000 EUR = 0,75 2) 1 – 0,75 = 0,25 3) 0,25 × 500 EUR = 125 EUR
2.500 EUR × 1 –
Het gaat hier om een ‘vermindering’ die rechtstreeks kan afgetrokken worden van de berekende successierechten. Vermindering op de successierechten voor eigen kinderen van de erflater jonger dan 21 jaar en voor de overlevende echtgenoot met gemeenschappelijke kinderen jonger dan 21 jaar Eigen kinderen (biologische, ten volle geadopteerde kinderen of gewone adoptieve kinderen indien zij voldoen aan de voorwaarden zoals vermeld onder 1.6.2.A) van de overledene die jonger zijn dan 21 jaar hebben recht op een vermindering van 75 EUR op de verschuldigde rechten voor elk vol jaar dat zij jonger zijn dan 21 jaar. De stiefkinderen en zorgkinderen kunnen dus niet van de vermindering genieten! Deze vermindering geldt ongeacht het nettoaandeel, maar zal eventueel gecumuleerd kunnen worden met de vermindering ‘netto-erfdeel niet groter dan 50.000 EUR’ (zie hierboven). De overlevende echtgenoot of samenwonende heeft bovendien recht op een vermindering ten belope van de helft van de bijkomende verminderingen van de gemeenschappelijke kinderen jonger dan 21 jaar samen.
E
Verminderingen van successierechten indien het netto-erfdeel niet groter is dan 75.000 EUR Is het netto-erfdeel van de broer of zuster kleiner dan of gelijk aan 18.750 EUR dan bedraagt de vermindering van de rechten 2.000 EUR, vermenigvuldigd met de volgende resultante van (netto-erfdeel / 20.000 EUR), dus 10 % van het netto-erfdeel. Bedraagt het netto-erfdeel meer dan 18.750 EUR maar niet meer dan 75.000 EUR dan wordt een vermindering van rechten toegekend die degressief afneemt. De vermindering bedraagt in dat geval:
In de 3 gewesten gelden er voordelen voor kinderen jonger dan 21 jaar, doch de aard van het voordeel verschilt van gewest tot gewest. In Vlaanderen genieten de kinderen van de erflater die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt van een rechtstreekse vermindering op de successierechten.
D
(netto-erfdeel)] [(75.000 EUR)]
VOORBEELD
Voor een netto-erfdeel van 37.500 EUR bedraagt de vermindering dus: 2.500 EUR × 1 –
[(37.500 EUR)] = 1.250 EUR [(75.000 EUR)]
Er is geen vermindering indien het nettoaandeel groter is dan 75.000 EUR. C. Alle anderen (ooms, tantes, neven, nichten maar ook vreemden) Tarieven en tabel In Vlaanderen zijn er nog slechts 3 verschillende categorieën. Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen tussen alle anderen dan de categorieën A en B hierboven, kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een som van nettoaandelen van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 75.000 EUR 125.000 EUR
75.000 EUR 125.000 EUR –
45 % 33.750 EUR 61.250 EUR
– 55 % 65 %
B. Broers en zusters Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen door broers en zusters kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 75.000 EUR 125.000 EUR
75.000 EUR 125.000 EUR –
30 % 22.500 EUR 50.000 EUR
– 55 % 65 %
Hoe wordt de belastbare basis berekend waarop dit tarief wordt toegepast? De verkrijging door broers en zusters wordt berekend op het nettoaandeel dat elk van hen erft. In tegenstelling tot de vererving in rechte lijn, tussen echtgenoten en samen8
Hoe wordt de belastbare basis berekend waarop dit tarief wordt toegepast? Bij verkrijging door anderen wordt het nettoaandeel berekend op de som van de nettoaandelen die alle rechtverkrijgenden van deze derde categorie samen verkrijgen en worden de successierechten bijgevolg berekend volgens het gemiddelde percentage dat is verschuldigd op het totaal van de nettoaandelen van al deze rechtverkrijgenden (in de 2 andere categorieën – zie hierboven A en B – wordt het nettoaandeel per persoon belast, zodat voor elke persoon aan het laagste tarief wordt gestart). Net zoals in de categorie B. Broers en zusters, is er geen opsplitsing in een roerend en een onroerend vermogen en worden de schulden en de begrafeniskosten in principe eerst aangerekend op de familiale onderneming of familiale vennootschap die geniet van de vrijstelling (zie hierna 1.6.4), tenzij de schulden specifiek werden aangegaan om andere (roerende of onroerende) goederen te verkrijgen of te behouden.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
Vermindering van successierechten indien de som van alle netto-aandelen van deze categorie verkrijgers niet groter is dan 75.000 EUR De vermindering van successierechten voor de categorie ‘anderen’ wijkt op 2 punten af van de vermindering voor broers en zusters. Ten eerste wordt geen rekening gehouden met wat elke rechtverkrijgende afzonderlijk ontvangt, maar met het nettoaandeel dat alle rechtverkrijgenden van deze groep samen ontvangen (de zogenaamde ‘globalisatie’). Daarnaast wordt de vermindering sneller afgebouwd.
Het aandeel van de langstlevende partner in de schulden die specifiek werden aangegaan om de gezinswoning te verwerven of te behouden worden bij voorrang aangerekend op de waarde van zijn deel in de gezinswoning zodat deze schulden in principe verloren zijn als aftrekpost voor de belastbare activa. Alle andere schulden worden in principe niet aangerekend op de vrijgestelde gezinswoning.
E
Zijn de netto-erfdelen van alle erfgerechtigden uit deze categorie kleiner dan of gelijk aan 12.500 EUR dan wordt deze som verminderd met een bedrag dat verkregen wordt met toepassing van de formule: 2.000 EUR ×
totaal van de netto-erfdelen 12.500 EUR
Voor een gezamenlijk netto-erfdeel van niet meer dan 12.500 EUR wordt dus een vermindering van de successierechten toegekend van 16 % van het netto-erfdeel. Zodra het gezamenlijk netto-erfdeel van de hele groep samen groter is dan 12.500 EUR maar niet groter dan 75.000 EUR wordt de vermindering berekend met de formule: 2.400 EUR × 1 –
D
[(totaal van deze erfdelen)] [(75.000 EUR)]
VOORBEELD
Voor een netto-erfdeel van de totale groep van 37.500 EUR bedraagt de vermindering dus: [(37.500 EUR)] 2.400 EUR × 1 – = 1.200 EUR [(75.000 EUR)]
De aldus bekomen vermindering wordt daarna omgeslagen over de betrokken rechtverkrijgenden in verhouding tot de door hen verkregen netto-erfdelen.
E
Bepaalde (openbare) instellingen of rechtspersonen kunnen in het Vlaams Gewest genieten van een verlaagd tarief en zijn dus niet onderworpen aan de hierboven vermelde tarieven die gelden voor ‘vreemden’. Zo zal bijvoorbeeld een legaat aan een gewest, aan de Belgische staat, aan de provincies en gemeenten slechts worden belast tegen een verlaagd tarief van 8,8 %. Ook een legaat aan een vzw, een ivzw, een private stichting of een stichting van openbaar nut zal van het verlaagd tarief van 8,8 % kunnen genieten. Het netto-aandeel van deze rechtverkrijgenden wordt niet meegeteld voor de berekening van de successierechten van de categorie ‘alle anderen’.
1.6.3. Vrijstelling van de gezinswoning
Algemeen In het Vlaamse Gewest geldt een vrijstelling van successierechten voor gehuwden en samenwonenden voor de nettowaarde van de gezinswoning. De vrijstelling geldt voor het deel van de gezinswoning dat ingevolge overlijden toekomt aan de langstlevende echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de feitelijk samenwonende die op de dag van het openvallen van de nalatenschap ten minste 3 jaar ononderbroken met de erflater samenwoonde en er een gemeenschappelijke huishouding mee voerde. Ook de gezinswoning die geen eigenlijk deel zou uitmaken van de nalatenschap doch wegens de toepassing van een fictiebepaling belastbaar zou zijn in de successierechten (zie hierboven 1.3.2) kan genieten van dit gunstregime.
E
Voor wat de tarieven van de successierechten betreft en de vermindering voor een netto-erfdeel van minder dan 50.000 EUR, is een feitelijke samenwoning van 1 jaar voldoende; voor de vrijstelling van de gezinswoning is daarentegen een samenwoning van 3 jaar vereist. De wettelijk samenwonenden kunnen net zoals gehuwden onmiddellijk van de vrijstelling genieten (zonder inachtneming van een minimumtermijn). De vrijstelling geldt niet voor verkrijgingen in rechte lijn. Om te vermijden dat inwonende kinderen als samenwonenden van het verlaagd tarief zouden kunnen genieten, worden de bloedverwanten in rechte lijn en de rechtverkrijgenden die voor de toepassing van het tarief van successierechten hiermee gelijkgesteld worden, uitdrukkelijk uitgesloten van de vrijstelling.
De vrijstelling geldt voor al hetgeen de langstlevende verkrijgt (vruchtgebruik, blote of volle eigendom) en dit ongeacht de wijze van verkrijgen (erfrecht, huwelijksstelsel, testament, toevoeging als fictief actief...).
Begrip gezinswoning De gezinswoning is de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de erflater en de overlevende echtgenoot of samenwonende. Ingeval van feitelijke scheiding, bij verblijf van een van beide echtgenoten of partners in een rust- of verzorgingsinstelling, een serviceflatgebouw of een woningcomplex met dienstverlening of bij elk geval van overmacht die het samenleven tot op het ogenblik van overlijden onmogelijk heeft gemaakt, wordt de vrijstelling eveneens toegekend voor de laatste gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de echtgenoten of samenwonende partners.
E
Er is niet vereist dat de gezinswoning zich in Vlaanderen bevindt. Zoals hierboven reeds vermeld, hangt het toepasselijke regime af van de fiscale woonplaats van de erflater in de 5 jaar voor overlijden (zie hierover meer onder 1.1.3).
1.6.4. Verlaagd tarief van 3 of 7 % voor vererving van familiale ondernemingen en familiale vennootschappen
Algemeen In Vlaanderen gold voor overlijdens tot 31 december 2011 een totale vrijstelling van successierechten bij vererving van een familiale onderneming of aandelen van en vorderingen op een familiale vennootschap mits voldaan werd aan een aantal voorwaarden. Voor overlijdens vanaf 1 januari 2012 geldt niet langer het nultarief, maar geldt een verlaagd tarief op de nettowaarde van de activa van familiale ondernemingen en van aandelen of certificaten van aandelen van familiale vennootschappen. De voorwaarden zijn volledig gelijklopend met de voorwaarden van schenking van dergelijke familiale ondernemingen en aandelen van familiale vennootschappen. Het tarief bedraagt nu 3 % bij vererving in rechte lijn, ten gunste van de langstlevende echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de feitelijk samenwonende die op de dag van het openvallen van de nalatenschap ten minste 3 jaar ononderbroken met de erflater samenwoonde en er een gemeenschappelijke huishouding mee voerde. De definitie van rechte lijn is identiek als deze van toepassing voor het tarief (zie 1.6.2.A). Bij een andere vererving als ‘in rechte lijn, tussen echtgenoten of samenwonenden’ bedraagt het tarief 7 %. 9
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
E
Welke activa kunnen genieten van dit verlaagd tarief? • De activa die door de erflater of zijn echtgenoot of samenwonende beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep dat door de erflater en/of zijn of haar echtgenoot of samenwonende, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd of uitgeoefend (hierna ‘familiale onderneming’ genoemd); De onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd en die deel uitmaken van de onderneming (omdat ze ook gedeeltelijk voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt), kunnen niet genieten van het verlaagd tarief en zullen dus afzonderlijk aan het gewone progressieve tarief worden belast of eventueel kunnen genieten van de vrijstelling van de gezinswoning.
E
Voor overlijdens vóór 1 januari 2012 gold een uitsluiting voor de onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk tot bewoning worden aangewend of bestemd; voor overlijdens vanaf 1 januari 2012 worden enkel de onroerende goederen uitgesloten die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of bestemd.
• De aandelen (ook certificaten van aandelen) in een familiale vennootschap, waarvan de zetel van werkelijke leiding is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van overlijden voor een bepaald minimumpercentage, al naargelang het geval 50 % of 30 %, in volle eigendom toebehoren aan de erflater en/of zijn familie. Enkel de deelbewijzen met stemrecht kunnen genieten van het verlaagd tarief, evenals de certificaten van aandelen uitgereikt door rechtspersonen met een zetel in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen van familiale vennootschappen. Aandelen zonder stemrecht worden dus uitgesloten van het gunstregime. Om van het verlaagd tarief te kunnen genieten, moet de vennootschap – ofwel zelf de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben, – ofwel minstens 30 % van de aandelen houden van minstens 1 directe dochtervennootschap die de zetel in een lidstaat van de EER heeft en een van de hierboven vermelde activiteiten tot doel heeft. De vennootschap waarvan de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen van personeel gelijk of lager zijn dan 1,5 % van de totale activa en die terreinen en gebouwen bezitten waarvan de boekwaarde meer dan 50 % uitmaakt van het totale actief, worden in principe uitgesloten van het verlaagd tarief omdat ze geacht worden geen reële economische activiteit uit te oefenen. De erfgerechtigden mogen echter bewijzen dat de vennootschap wel degelijk een reële economische activiteit uitoefent om zo alsnog het verlaagd tarief te bekomen. Het tegenbewijs bestaat erin aan te tonen dat alle onroerende goederen in de vennootschap worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap en dus geen privépatrimonium betreffen. 10
Bovendien moet het om een ‘familiale’ vennootschap gaan wat betekent dat de aandelen – ofwel voor ten minste 50 % in volle eigendom toebehoren aan de erflater en/of zijn familie; – ofwel voor ten minste 30 % in volle eigendom toebehoren aan de erflater en/of zijn familie indien de erflater • hetzij met 1 andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar is van minstens 70 % van de aandelen van de vennootschap; • hetzij gezamenlijk met 2 andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar is van minstens 90 % van de aandelen van de vennootschap,
Wat de tarieven van de successierechten betreft, is een feitelijke samenwoning van 1 jaar voldoende; voor het verlaagd tarief bij vererving van een familiale onderneming of de aandelen van een familiale vennootschap is daarentegen een samenwoning van 3 jaar vereist. De wettelijk samenwonenden kunnen net zoals gehuwden onmiddellijk van de vrijstelling genieten.
E E
E
Vorderingen op een familiale vennootschap worden uitgesloten van het gunstregime. Een vennootschap met 3 familietakken kan dus van het verlaagd tarief genieten op voorwaarde dat de erflater en zijn familie zelf minstens 30 % van de aandelen in volle eigendom in handen hebben. Onder familie moet worden verstaan: • de echtgenoot of samenwonende, • de verwanten in rechte lijn alsook hun echtgenoten of samenwonenden, • de zijverwanten tot en met de tweede graad en hun echtgenoten of samenwonenden, • de kinderen van vooroverleden broers en zusters.
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagd tarief Om van het verlaagd tarief te kunnen genieten 1° moeten de verkrijgers bevestigen dat zij aanspraak wensen te maken op de vermindering; 2° moeten de verkrijgers bevestigen dat de voorwaarden van het decreet, zoals hierboven uiteengezet, vervuld zijn; 3° moet bij de aangifte een door de Vlaamse overheid uitgereikt attest worden gevoegd waaruit blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan.
E
Indien het attest niet wordt toegevoegd, zijn de successierechten verschuldigd aan het normale tarief maar kan later teruggave bekomen worden indien het attest bij de ontvanger wordt neergelegd binnen de 2 jaar na de betaling van de successierechten. Indien daarentegen in de aangifte de verklaringen onder 1° en 2° niet werden opgenomen, is een regularisatie enkel mogelijk zolang de aangiftetermijn niet is verstreken. Na het verstrijken van de termijn zijn in principe geen toevoegingen of wijzigingen meer mogelijk en zal dus steeds het gewone tarief in de successierechten verschuldigd zijn, zonder mogelijkheid van later recht op teruggave van deze rechten.
Nettoactief dat aan het verlaagd tarief belast zal worden Het verlaagd tarief is van toepassing op de nettowaarde van de verkrijging van de activa van de familiale onderneming. Onder nettowaarde wordt verstaan de waarde van de activa verminderd met de schulden, behalve dewelke specifiek werden aangegaan om andere goederen te verwerven of te behouden. De schulden van de nalatenschap moeten dus bij voorrang worden aangerekend op de activa die van het verlaagd tarief kunnen genieten. Op de onroerende goederen die deel uitmaken van de onderneming maar hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd, zal het gewone tarief of, in voorkomend geval, de vrijstellingsregeling voor de gezinswoning, van toepassing zijn. Bij vererving van aandelen van een familiale vennootschap is het verlaagd tarief van toepassing op de nettowaarde van de aandelen. Net als voor ‘familiale ondernemingen’ wordt onder nettowaarde verstaan de waarde van aandelen verminderd met de schulden, behalve dewelke specifiek wer-
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
den aangegaan om andere goederen te verwerven of te behouden. Bij vererving van aandelen van een vennootschap die zelf niet voldoet aan de voorwaarde van uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep, maar die toch als een familiale vennootschap mag worden beschouwd omdat ze minstens 30 % van de aandelen houdt van minstens 1 directe dochtervennootschap met zetel in een lidstaat van de EER en een van de vermelde activiteiten tot doel heeft, wordt het verlaagd tarief enkel toegekend op de waarden van de aandelen van de vennootschap in de dochtervennootschappen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel en die hun zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte hebben. Voorwaarden tot behoud van het verlaagd tarief Opdat het verlaagd tarief bij vererving van een familiale onderneming behouden kan blijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • De activiteit van de familiale onderneming moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van overlijden. Er is echter niet vereist dat deze activiteit door de verkrijger wordt voortgezet. De verkrijger moet evenmin de eigendom behouden van de geërfde goederen. • De onroerende goederen die met toepassing van het verlaagd tarief werden overgedragen, mogen niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd worden gedurende een periode van 3 jaar te rekenen van de datum van het overlijden van de erflater. Bij bestemmingswijziging van een onroerend goed dat op het ogenblik van overlijden niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd was, moet men dus voorzichtig zijn. Opdat het verlaagd tarief bij vererving van de aandelen van een familiale vennootschap behouden kan blijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • De familiale vennootschap die zelf voldoet aan de voorwaarde met betrekking tot de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep, mag gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van het overlijden, geen vennootschap zonder reële economische activiteit worden. Dit betekent dat de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen van het personeel niet gelijk of lager mogen zijn dan 1,5 % van de totale activa en tegelijkertijd de terreinen en gebouwen die de vennootschap bezit niet meer dan 50 % mag uitmaken van het totale actief, tenzij bewezen kan worden dat alle onroerende goederen van de vennootschap voor de economische activiteit van de vennootschap worden aangewend en dus geen privépatrimonium betreffen. • De familiale vennootschap die zelf niet voldoet aan de voorwaarde met betrekking tot de activiteit, maar op de dag van overlijden minstens 30 % van 1 rechtstreekse dochter aanhield, zal gedurende 3 jaar ononderbroken minstens 30 % van minstens 1 rechtstreekse dochter moeten blijven aanhouden. Het moet echter niet noodzakelijk om dezelfde dochtervennootschap gaan. • De activiteit van de familiale vennootschap moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van het overlijden van de erflater. De verkrijger moet echter niet zelf de verkregen aandelen behouden. • De familiale vennootschap moet gedurende 3 jaar een jaarrekening opmaken en eventueel een geconsolideerde jaarrekening en publiceren volgens de regels van de lidstaat waarin zij haar zetel heeft gevestigd. • Het kapitaal mag gedurende een ononderbroken periode van 3 jaar niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen. • De zetel van werkelijke leiding van de familiale vennootschap mag gedurende de 3 jaar volgend op het
overlijden niet worden overgebracht naar een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte. Sancties indien de voorwaarden tot behoud niet worden gerespecteerd Indien in de 3 jaar volgend op het overlijden van de erflater niet is voldaan aan bovenvermelde voorwaarden tot behoud, zijn de successierechten verschuldigd op de vererfde activa of de vererfde aandelen, te berekenen tegen het gewone tarief. Indien, in geval van vererving van aandelen van een familiale vennootschap, enkel niet voldaan is aan de voorwaarde tot behoud van het kapitaal, vervalt de toepassing van het verlaagd tarief slechts proportioneel. Indien, in geval van vererving van een familiale onderneming, een onroerend goed in de loop van de 3 jaar volgend op het overlijden hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd wordt, is eveneens slechts gedeeltelijk verlies van het verlaagd tarief, nl. in de mate dat aan de voorwaarde tot behoud niet is voldaan.
E
Er wordt geen uitzondering gemaakt voor gevallen van overmacht zodat aanvullende rechten ook bij overmacht verschuldigd zullen zijn.
1.6.5. Vrijstelling van maatschappelijke rechten in vennootschappen opgericht in het kader van de realisatie en/of financiering van serviceflats
Onder bepaalde voorwaarden zijn maatschappelijke rechten van een door de Vlaamse regering, in het kader van de financiering en de realisatie van serviceflatgebouwen of woningcomplexen met dienstverlening, erkende vastgoedbeleggingsvennootschappen met een vast aantal rechten van deelneming (bevak) vrijgesteld van successierechten. Het moet gaan om een inschrijving op naam waarop de erflater of zijn echtgenote ten minste 5 jaar vóór het openvallen van de nalatenschap en uiterlijk in het jaar 2005 hebben ingeschreven.
E
Sinds 27 november 2012 mag het doel van de bestaande en door de Vlaamse regering erkende bevaks uitgebreid worden tot andere activiteiten die in verband gebracht worden met het vastgoed voor voorzieningen in het kader van het Woonzorgdecreet of het vastgoed voor personen met een handicap.
1.6.6. Andere vrijstellingen: bossen en gronden gelegen in het VEN
In Vlaanderen geldt er een volledige vrijstelling van successierechten voor in Vlaanderen gelegen bossen waar voorwaarden van duurzaam beheer aan gekoppeld zijn, evenals voor gronden gelegen in het VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk). Deze vrijstelling moet uitdrukkelijk worden gevraagd in de aangifte van nalatenschap en indien de vrijstelling ‘bossen’ betreft, moeten de erfgerechtigden in de aangifte van nalatenschap verklaren dat ze kennis hebben van het bepaalde in artikel 13bis van het bosdecreet. Daarenboven moet bij de aangifte steeds een attest worden gevoegd waaruit blijkt dat het goed in aanmerking komt voor de vrijstelling. Voor de bossen geldt de schriftelijke bevestiging door het Bosbeheer van de goedkeuring van het uitgebreid beheersplan van de bossen als attest; voor de gronden gelegen in het VEN moet het attest worden aangevraagd (door middel van een aangetekend te versturen aanvraagformulier) bij de administratie Budgettering, Accounting en Financieel management van het departement Algemene Zaken en Financiën van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Indien op het ogenblik van overlijden voor de bossen nog geen beheersplan voorhanden is maar er uiteindelijk wel een beheersplan wordt verkregen of indien in de initiële aangifte de vrijstelling werd vergeten, kan toch van de 11
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
vrijstelling voor bossen genoten worden. De teruggave van te veel betaalde successierechten moet gebeuren via een verzoekschrift dat ingediend moet worden binnen een termijn van 4 jaar te rekenen vanaf het overlijden. 1.6.7. Uitzondering op het algemene principe van het progressievoorbehoud met betrekking tot schenkingen die hebben plaatsgevonden in de 3 jaar vóór overlijden
Bij de bepaling van het tarief van de successierechten wordt niet enkel rekening gehouden met de activa die in de nalatenschap vallen. In principe wordt er tevens rekening gehouden met geregistreerde schenkingen van de erflater aan de erfgerechtigden die plaatsvonden in de 3 jaar voor overlijden (zie 1.3.4). In de 3 gewesten bestaan er uitzonderingen op dit algemene principe, doch deze uitzonderingen verschillen van gewest tot gewest. Hoewel ze dus geen enkele invloed uitoefenen op de berekening van de successierechten, moeten deze schenkingen wel steeds vermeld worden in de aangifte van nalatenschap (zie ook 1.3.4). De volgende geregistreerde schenkingen worden in Vlaanderen niet mee in aanmerking genomen voor de berekening van de successierechten: • schenkingen van bouwgronden in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden die van het Vlaams verlaagd registratierecht hebben genoten (zie verder 3.3.3); • schenkingen van ondernemingen en aandelen van vennootschappen die van het Vlaams verlaagd registratierecht hebben genoten (tot 31 december 2011) of van de vrijstelling die sinds 1 januari 2012 geldt (zie verder 3.3.5); • schenkingen van roerende goederen die van het Vlaams verlaagd registratierecht hebben genoten (zie verder 3.3.4).
E
E
Schenkingen van roerende goederen of van ondernemingen en aandelen van vennootschappen in de 3 jaar voor overlijden die gebeurd zijn onder het Waalse of het Brusselse regime (omdat de erflater op het ogenblik van schenking geacht werd zijn fiscale woonplaats in Wallonië of Brussel te hebben) – zie verder 3.4.3 en 3.4.4 – worden niet vrijgesteld van het progressievoorbehoud indien de erflater op het ogenblik van overlijden onderworpen is aan de Vlaamse regelgeving. Enkel schenkingen van bouwgrond in rechte lijn tussen echtgenoten en samenwonenden worden niet mee in aanmerking genomen voor de berekening van de successierechten. Schenkingen aan anderen moeten wel mee in aanmerking worden genomen.
1.6.8. NIEUW vanaf 24 januari 2014: Vrijstelling voor goederen die door ascendenten van de erflater voorheen werden geschonken aan de erflater
De waarde van de goederen die voor overlijden door een ascendent werden geschonken aan de erflater en die ingevolge de zogenaamde ‘wettelijke terugkeer’ ‘terugkeren’ naar de ascendent-schenker, zijn vrijgesteld van successierechten indien de geschonken goederen zich nog in natura in de nalatenschap bevinden of, indien ze werden vervreemd, er nog een schuldvordering aanwezig is in de nalatenschap. De erflater moet tevens zonder nakomelingen gestorven zijn. De vrijstelling moet uitdrukkelijk worden gevraagd in de aangifte. 1.7. BEREKENING VAN DE WAALSE SUCCESSIERECHTEN 1.7.1. Toepassingsgebied
De Waalse regelgeving is van toepassing indien de overledene, op het ogenblik van overlijden, zijn fiscale woonplaats in Wallonië had. Als de fiscale woonplaats van de 12
overledene tijdens de periode van 5 jaar voor zijn overlijden op meer dan één plaats in België gelegen was, dan zijn Waalse successierechten van toepassing indien zijn fiscale woonplaats tijdens die periode van 5 jaar het langste in het Waalse Gewest gevestigd was (zie hierover uitgebreid 1.1.3). Het Waalse gewest omvat de provincies Luik, Henegouwen, Luxemburg, Namen en Waals-Brabant, de gemeenten uit het Duitse taalgebied dus meegerekend, alsook de taalgrensgemeenten van het Waalse Gewest met taalfaciliteiten voor de Nederlandstaligen (Komen-Waasten, Moeskroen, Vloesberg en Edingen) en voor de Duitstaligen (de gemeenten Malmédy en Weismes). 1.7.2. Grondslag, tarief en verminderingen per categorie van erfgerechtigden
A. In hoofde van erfgenamen in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden Wie behoort tot de categorie ‘echtgenoten en samenwonenden’? • echtgenoten; • ex-echtgenoten, die uit de echt zijn gescheiden of van tafel en bed zijn gescheiden indien zij gemene kinderen of afstammelingen hebben; • wettelijk samenwonenden zoals gedefinieerd in het Waalse Wetboek Successierechten, t.t.z. zij die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand doch enkel op voorwaarde dat de wettelijk samenwonenden ook effectief samenwonen op het ogenblik van overlijden; • ex-wettelijk samenwonenden die een aangifte van stopzetting van de wettelijke samenwoning hebben gedaan, indien zij gemeenschappelijke afstammelingen hebben; • personen die zich in een samenwoningsrelatie bevinden die op vlak van het Internationaal Privaatrecht kan gelijkgesteld worden met de Belgische wettelijk samenwonenden (bijvoorbeeld de Franse PACS) op voorwaarde dat deze samenwonenden ook effectief samenwonen op het ogenblik van overlijden; Wie behoort tot de categorie ‘rechte lijn’? • erfgenamen in rechte lijn (zowel de biologische als de ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders); • adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 6 achtereenvolgende jaren uitsluitend of hoofdzakelijk van de adoptant of eventueel van hem en zijn echtgenoot of van zijn wettelijk samenwonende tezamen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen kunnen aan het tarief ‘rechte lijn’ erven van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder. In omgekeerde zin (adoptieouders die erven van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd (en dit in tegenstelling tot de gewone adoptie) is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder – adoptiekind, doch ook ten opzichte van de andere bloedverwanten), waardoor deze ten volle geadopteerde kinderen als
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
gewone erfgenamen in rechte lijn worden beschouwd (en dus vallen onder het eerste punt hierboven); • stiefkinderen en stiefouders; • naar analogie met de stiefkinderen en de stiefouders ook de kinderen van de wettelijk samenwonende partner van de overledene en de wettelijk samenwonende partner van de ouder van de overledene (ook als de verkrijging plaatsvindt na het overlijden van de wettelijk samenwonende); • de opvangkinderen en opvangouders in de zin van de wetgeving inzake hulpverlening aan de jeugd, of, voogden, toeziende voogden of pleegvoogden. Voorwaarde is dat het opvangkind, vóór de leeftijd van 21 jaar bereikt te hebben, gedurende 6 onafgebroken jaren uitsluitend of hoofdzakelijk van de opvangouder, voogd,… of van deze en zijn echtgenoot of zijn wettelijk samenwonende, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen.
E
Bovenstaande lijst moet beperkt worden geïnterpreteerd. Zo geldt de gelijkstelling met ‘rechte lijn’ enkel tussen stiefouder en -kind en niet tussen stiefgrootouder en – kleinkind.
Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
3% 375 EUR 875 EUR 2.125 EUR 5.625 EUR 10.625 EUR 17.625 EUR 26.625 EUR 86.625 EUR
– 4% 5% 7% 10 % 14 % 18 % 24 % 30 %
E
Enkel in het Waalse Gewest worden wettelijk samenwoners die volgens een buitenlands regime wettelijk samenwonen (bijvoorbeeld de PACS in Frankrijk) gelijkgesteld met echtgenoten. In de 2 andere gewesten geldt de gelijkstelling enkel voor zij die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand volgens de bepalingen van het Belgisch Burgerlijk Wetboek of, voor het Vlaamse Gewest, indien het gaat om ‘feitelijke samenwoners’ die meer dan 1 jaar feitelijk samenwonen. In het Waalse Gewest is wel bijkomend vereist dat de wettelijk samenwonenden ook effectief samenwonen op het ogenblik van overlijden. Deze bijkomende voorwaarde geldt niet in de 2 andere gewesten.
Hoe wordt de belastbare basis berekend waarop dit tarief wordt toegepast? In Wallonië wordt, ongeacht de categorie, het tarief van de successierechten steeds toegepast over het nettoaandeel van elk van de rechtverkrijgenden. Wat de aanrekening van schulden betreft voorziet de Waalse regeling dat de schulden en begrafeniskosten bij voorrang worden aangerekend op de onderneming waarop het nultarief van toepassing is (zie 1.7.4), vervolgens op de gezinswoning van de erflater die van het verlaagd tarief kan genieten (zie 1.7.3) en ten slotte op de
andere goederen, behalve voor wat de specifieke schulden betreft die eerst worden aangerekend op de goederen waarvoor ze zijn aangegaan. Forfaitaire vrijstelling van de belastbare basis voor een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam (ongeacht de grootte van het netto-erfdeel) De eerste schijf van 12.500 EUR die een erfgenaam van deze categorie uit de nalatenschap verkrijgt, is vrijgesteld van successierecht. Deze vrijstelling (ook wel abattement genoemd) wordt bij voorrang aangerekend op het nettoaandeel van de gezinswoning die van het verlaagd tarief kan genieten (zie 1.7.3). Het eventuele saldo wordt aangerekend op de goederen die onderworpen zijn aan het gewone progressieve tarief. Deze vrijstelling geldt enkel voor een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam (ook als deze bij testament verkrijgt dus bijvoorbeeld niet voor een kleinkind dat als legataris verkrijgt in de nalatenschap van zijn grootvader en dat van elke wettelijke verkrijging is uitgesloten omdat zijn ouder nog in leven is). Bijkomende vrijstelling van de belastbare basis indien het nettoerfdeel van een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam niet groter is dan 125.000 EUR Bovenop de forfaitaire vrijstelling van de eerste schijf van 12.500 EUR (zie hierboven), wordt bijkomend een tweede schijf van 12.500 EUR vrijgesteld van successierechten indien het netto-erfdeel van de verkrijger kleiner of gelijk is aan 125.000 EUR. Net zoals de forfaitaire vrijstelling geldt ook deze bijkomende vrijstelling enkel voor een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam (ongeacht of deze ook werkelijk door de wet verkrijgt of bij testament). Deze bijkomende vrijstelling wordt op dezelfde manier aangerekend als de gewone forfaitaire vrijstelling: eerst op de gezinswoning, daarna op de aan het gewone progressieve tarief onderworpen activa. Bijkomende vrijstelling voor kinderen van de overledene jonger dan 21 jaar en de overlevende echtgenoot met gemeenschappelijke kinderen jonger dan 21 jaar De hierboven vermelde vrijstellingen worden ten gunste van de erfgerechtigde kinderen van de overledene die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt nog eens vermeerderd met 2.500 EUR voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot zij de leeftijd van 21 jaar bereiken en, ten gunste van de overlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, met de helft van de bijkomende vrijstellingen van de gemeenschappelijke kinderen samen.
D
VOORBEELD
Een kind van 11,5 jaar verkrijgt uit de nalatenschap van zijn vader een nettoaandeel van 124.500 EUR, waaronder een deel van de gezinswoning van de erflater voor een nettowaarde van 50.000 EUR. Verschuldigd successierecht: • op 100.000 EUR (zie tabel onder 1.7.3) 750 EUR • op het overige: 24.500 EUR aan 10 % (volgens tabel hierboven: schijf > 100.000) 2.450 EUR 3.200 EUR te verminderen met de vrijstelling van 12.500 EUR aan 1% (tabel 1.7.3) te verminderen met de bijkomende vrijstelling van 12.500 EUR (nettoaandeel 125.000 EUR) aan 1% te verminderen met vrijstelling voor kind -21 jaar (9 x 2.500 EUR) aan 2% Verschuldigd
- 125 EUR - 125 EUR - 450 EUR 2.500 EUR
13
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
Vermindering van successierechten voor erfgerechtigden met kinderen jonger dan 21 jaar
E
De successierechten die verschuldigd zijn door een erfgenaam, legataris of begiftigde, die zelf minstens 3 kinderen in leven heeft die de leeftijd van 21 jaar niet hadden bereikt op het ogenblik van overlijden, wordt verminderd met 2 % zonder dat de vermindering 62 EUR/kind mag overschrijden. Deze vermindering wordt, ten gunste van de overlevende wettelijk samenwonende of echtgenoot, gebracht op 4 % per kind dat de leeftijd van 21 jaar niet had bereikt, zonder dat de vermindering 124 EUR/kind mag overschrijden. Deze ‘vermindering’ is aftrekbaar van de verschuldigde successierechten (en dit in tegenstelling tot de hierboven vermelde ‘vrijstellingen’ die aftrekbaar zijn van de belastbare grondslag).
B. In hoofde van alle andere verkrijgers Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijging door alle anderen, kan worden vastgesteld aan de hand van volgende tarieven. Bij een netto-erfdeel van:
verkrijgingen door broers en zusters meer dan – 12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR
maar niet meer dan 12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR –
verschuldigd successierecht 20 % 2.500 EUR 5.625 EUR 23.125 EUR 73.125 EUR
verkrijgingen door ooms, tantes, neven en nichten
plus over het meerdere – 25 % 35 % 50 % 65 %
Zoals hierboven reeds werd vermeld, wordt voor al deze categorieën het tarief van de successierechten toegepast over het nettoaandeel van elk van de rechtverkrijgenden. De aanrekening van de schulden gebeurt op dezelfde wijze als in rechte lijn, met dien verstande dat deze categorie niet kan genieten van een verlaagd tarief voor de gezinswoning van de erflater (zie verder 1.7.3). Vrijstelling van de belastbare basis voor kleine nalatenschap (netto-erfdeel lager dan 620 EUR) In hoofde van de andere erfgenamen dan erfgenamen in rechte lijn, echtgenoten en wettelijk samenwonenden is de nalatenschap niet belastbaar wanneer het totale nettoactief niet hoger is dan 620 EUR. Wordt meer verkregen dan wordt ook de eerste 620 EUR belast. NIEUW VOOR OVERLIJDENS VANAF 4 AUGUSTUS 2013: Forfaitaire vrijstelling van de belastbare basis voor een door de wet tot de erfenis geroepen broer of zus van een minderjarige (ongeacht de grootte van het netto-erfdeel) De eerste schijf van 12.500 EUR die een broer of zus uit de nalatenschap verkrijgt van een overleden minderjarige, is vrijgesteld van successierecht. Deze vrijstelling geldt enkel voor een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam en dus niet indien de minderjarige zelf afstammelingen zou hebben en een testament zou hebben gemaakt t.v.v. zijn broer of zus. De vrijstelling geldt ook voor hetgeen de kinderen van de broer of zus zouden erven bij vooroverlijden van hun ouder (dus bij vooroverlijden van de broer of zus van de minderjarige overledene). NIEUW VOOR OVERLIJDENS VANAF 4 AUGUSTUS 2013: Bijkomende vrijstelling van de belastbare basis indien het netto-erfdeel van een door de wet tot de erfenis geroepen broer of zus van een minderjarige niet groter is dan 125.000 EUR Boven op de forfaitaire vrijstelling van de eerste schijf van 12.500 EUR (zie hierboven) wordt bijkomend een tweede schijf van 12.500 EUR vrijgesteld van successierechten indien het netto-erfdeel van de verkrijger kleiner of gelijk is aan 125.000 EUR. Net zoals de forfaitaire vrijstelling geldt ook deze bijkomende vrijstelling enkel voor een door de wet tot de erfe14
In de 3 gewesten gelden er voordelen voor kinderen jonger dan 21 jaar, doch de aard van het voordeel verschilt van gewest tot gewest. In Wallonië (en Brussel) genieten de kinderen van de erflater die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt van een ‘vrijstelling’, dus een aftrek op de onderste schijf van de belastbare basis. Bovendien geldt er in deze 2 gewesten tevens een vermindering (op de successierechten) voor erfgerechtigden met minstens 3 kinderen jonger dan 21 jaar (zie 1.7.2 en 1.8.2).
verschuldigd successierecht 25 % 3.125 EUR 6.875 EUR 26.875 EUR 81.875 EUR
verkrijgingen door alle andere personen
plus over het meerdere – 30 % 40 % 55 % 70 %
verschuldigd successierecht 30 % 3.750 EUR 8.125 EUR 38.125 EUR 118.125 EUR
plus over het meerdere – 35 % 60 % 80 % 80 %
nis geroepen broer of zus van een minderjarige overledene, of bij vooroverlijden van deze broer of zus, zijn of haar kinderen die ingevolge plaatsvervulling de plaats en de graad van hun vooroverleden ouder innemen. Vermindering van successierechten voor kinderen ten laste Ook in deze categorie heeft de erfgenaam, legataris of begiftigde die ten minste 3 tot zijn gezin behorende kinderen jonger dan 21 jaar ten laste heeft, recht op een vermindering van het successierecht van 2 % per kind jonger dan 21 jaar, met als maximum 62 EUR per kind.
E
Bepaalde (openbare) instellingen of rechtspersonen kunnen in het Waalse Gewest genieten van een vrijstelling van successierechten of van een verlaagd tarief. Zo zal bijvoorbeeld een legaat aan een gewest, aan de Belgische staat, een Europese lidstaat of aan bepaalde van hun openbare instellingen kunnen genieten van een vrijstelling. Een legaat aan een provincie of een gemeente of aan hun openbare instellingen geniet van een verlaagd tarief van 5,5 % en een legaat aan een vzw, een ivzw, een private stichting of een stichting van openbaar nut zal, onder bepaalde voorwaarden, van het verlaagd tarief van 7 % kunnen genieten.
1.7.3. Vererving van de gezinswoning van de erflater
Algemeen In Wallonië wordt een verlaagd tarief toegepast op de nettowaarde van de gezinswoning die wordt verkregen door een erfgenaam in rechte lijn, door de echtgenoot of de wettelijk samenwonende van de erflater. Onder nettowaarde moet worden verstaan de waarde van het aandeel in de woning, verminderd met het eventuele saldo van de schulden die overblijven na toerekening van deze schulden op de nettowaarde van de onderneming (zie 1.7.4.), doch met uitsluiting van de schulden die specifiek betrekking hebben op andere goederen. NIEUW VOOR OVERLIJDENS VANAF 1 JUNI 2014: Daarenboven kan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende genieten van een abattement van 160.000 euro wat
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
betekent dat op de eerste schijf van 160.000 euro geen successierechten verschuldigd zijn. Wie kan van het verlaagd tarief genieten? Merk op dat het belastingvoordeel voor de gezinswoning in het Waalse gewest wordt toegekend in geval van verervingen in rechte lijn, tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden. De erfgerechtigden die gelijk gesteld worden met ‘rechte lijn’ en dus de ganse categorie zoals vermeld onder 1.7.2.A kunnen ook van dit tarief genieten. Wie kan boven op het verlaagde tarief ook van het abattement genieten? De vrijstelling op de eerste schijf van 160.000 EUR geldt enkel voor de langstlevende echtgenoot of de langstlevende wettelijk samenwonende partner en dus niet voor erfgerechtigden in rechte lijn. Tarieven en tabel voor verervingen in rechte lijn die niet van het abattement kunnen genieten Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 25.000 EUR 50.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
25.000 EUR 50.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
1% 250 EUR 750 EUR 7.000 EUR 16.000 EUR 76.000 EUR
– 2% 5% 12 % 24 % 30 %
NIEUW VOOR OVERLIJDENS VANAF 1 JUNI 2014: Tarieven en tabel van toepassing voor de langstlevende echtgenoot of langstlevende wettelijk samenwonende partner Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
– 25.000 EUR 50.000 EUR 160.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
25.000 EUR 50.000 EUR 160.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
bedraagt het verschuldigde successierecht 0% 750 EUR 9.750 EUR 69.750 EUR
plus over het meerdere – 0% 0% 5% 12 % 24 % 30 %
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagde tarief en, voor overlijdens vanaf 1 juni 2014, van het abattement voor de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende • de nalatenschap moet minstens een deel in volle eigendom van de woning omvatten. Van zodra dat het geval is, geldt het verlaagd tarief ook voor het deel dat eventueel slechts in blote eigendom aanwezig is in de nalatenschap; • het goed moet geheel of gedeeltelijk tot bewoning bestemd zijn; • deze woning moet in het Waalse Gewest gelegen zijn; • de woning heeft, op het ogenblik van overlijden, tenminste 5 jaar tot hoofdverblijfplaats van de erflater gediend. De inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister geldt als weerlegbaar vermoeden van hoofdverblijfplaats. Dit betekent dat zowel de fiscus als de erfgerechtigden het tegenbewijs mogen leveren respectievelijk dat het goed niet de hoofdverblijfplaats was ondanks de inschrijving of dat het goed wel de hoofdverblijfplaats was ook al was de erflater er niet ingeschreven. Indien de erflater ingevolge overmacht of om dwingende medische, familiale, maatschappelijke of beroepsreden zijn hoofdverblijfplaats niet heeft kunnen behouden in de woning, blijft het verminderde tarief behouden. Onder dwingende reden van medische aard moet worden verstaan een toestand
van behoefte aan verzorging voor de overledene, diens echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende, zijn kinderen (of die van zijn echtgeno(o)t(e)/wettelijk samenwonende), die opgetreden is na aankoop van de woning en waardoor de overledene in de onmogelijkheid verkeerde om de woning te blijven betrekken, zelfs bijgestaan door zijn gezin of een gezinshulporganisatie; • vormvoorwaarde: hoewel de wettekst het niet uitdrukkelijk vereist, is dit gunstregime slechts mogelijk indien het uitdrukkelijk wordt gevraagd (zie hierover ook 1.3.5). Bovendien is het aan te raden om het uittreksel van inschrijving in het bevolkingsregister toe te voegen. Progressievoorbehoud De aandelen van de rechtverkrijgenden in de nettowaarde van de gezinswoning die kunnen genieten van het verlaagde tarief of, in voorkomend geval, van het abattement van 160.000 EUR, worden, voor de toepassing van de progressieve tarieven, bij hun aandeel in de belastbare waarde van de overige goederen gevoegd, zodat deze laatsten in een hogere schijf belast worden. De gezinswoning wordt belast in de laagste schijf en hierop worden ook alle andere abattementen toegepast (zie hieromtrent 1.7.2.A). Aangezien deze andere abattementen ook in de eerste schijf van 160.000 EUR vallen, vervallen deze andere abattementen voor de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die van het abattement van 160.000 EUR kan genieten (zie voorbeeld hierna). De andere goederen worden bijgevolg belast in de hogere schijven.
D
VOORBEELD
9
Het actief van een nalatenschap van een weduwe bestaat uit de gezinswoning ter waarde van 200.000 EUR, een appartementje aan de kust ter waarde van 150.000 EUR en een bankrekening van 20.000 EUR, dus een totaal actief van 370.000 EUR. Op het passief kunnen de volgende schulden afgetrokken worden: een nog openstaand factuur betreffende verbouwingswerken aan de gezinswoning voor 20.000 EUR, een saldo van de lening voor het appartement voor een bedrag van 50.000 EUR, schulden en begrafeniskosten ter waarde van 10.000 EUR. Het nettoactief bedraagt dus 290.000 EUR. De ganse nalatenschap komt toe aan de enige zoon. Bepaling van de nettowaarde van de gezinswoning 200.000 EUR - 20.000 EUR (schuld specifiek verbonden aan de gezinswoning) - 10.000 EUR (andere schulden) 170.000 EUR Belastbare basis van de andere goederen - Appartement aan de kust 150.000 EUR - 50.000 EUR (schuld specifiek verbonden aan het appartement) 100.000 EUR - Bankrekening: 20.000 EUR Berekening van de successierechten - Op de gezinswoning (zie tabel hierboven) 25.000 EUR x 1 % 25.000 EUR x 2 % 120.000 EUR x 5 % 170.000 EUR Abattement van 12.500 (x 1 %)
250 EUR 500 EUR 6.000 EUR 6.750 EUR - 125 EUR 6.625 EUR
- Op de andere goederen (appartement en bankrekening, nettowaarde 120.000 EUR) 30.000 EUR x 14 % 4.200 EUR 50.000 EUR x 18 % 9.000 EUR 40.000 EUR x 24 % 9.600 EUR 120.000 EUR 22.800 EUR Totale successierechten : 6.625 EUR + 22.800 EUR = 29.425 EUR
15
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
D
VOORBEELD VOOR OVERLIJDEN NA 31 MEI 2014
Het actief van een nalatenschap van een gehuwde man bestaat uit de gezinswoning ter waarde van 200.000 EUR, een appartementje aan de kust ter waarde van 150.000 EUR en een bankrekening van 20.000 EUR, dus een totaal actief van 370.000 EUR. Op het passief kunnen de volgende schulden afgetrokken worden: een nog openstaande factuur betreffende verbouwingswerken aan de gezinswoning voor 20.000 EUR, een saldo van de lening voor het appartement voor een bedrag van 50.000 EUR, schulden en begrafeniskosten ter waarde van 10.000 EUR. Het nettoactief bedraagt dus 290.000 EUR. De nalatenschap komt volledig toe aan de langstlevende echtgenote. Bepaling van de nettowaarde van de gezinswoning 200.000 EUR - 20.000 EUR (schuld specifiek verbonden aan de gezinswoning) - 10.000 EUR (andere schulden) 170.000 EUR Belastbare basis van de andere goederen - Appartement aan de kust 150.000 EUR - 50.000 EUR (schuld specifiek verbonden aan het appartement) 100.000 EUR - Bankrekening: 20.000 EUR Berekening van de successierechten -
Op de gezinswoning (zie tabel hierboven) 160.000 EUR x 0 % 10.000 EUR x 5 % 170.000 EUR Abattement van 12.500 (x 0 %)
500 EUR 500 EUR 500 EUR
- Op de andere goederen (appartement en bankrekening, nettowaarde 120.000 EUR) 4.200 EUR 30.000 EUR x 14 % 9.000 EUR 50.000 EUR x 18 % 9.600 EUR 40.000 EUR x 24 % 120.000 EUR 22.800 EUR Totale successierechten: 500 EUR + 22.800 EUR = 23.300 EUR
1.7.4. Nultarief van toepassing bij verervingen van familiale ondernemingen en familiale vennootschappen
Algemeen In Wallonië is voorzien in een nultarief voor de vererving van een familiale onderneming of een familiale vennootschap. Dit nultarief is van toepassing op het nettoaandeel in een familiale onderneming of een familiale vennootschap. Het nettoaandeel is de waarde van de activa van de onderneming of van de aandelen (of eventuele schuldvorderingen), verminderd met (in principe alle) schulden en de begrafeniskosten, met uitzondering van die welke speciaal werden aangegaan om andere goederen te verwerven of te behouden. Welke activa kunnen van het verlaagde tarief genieten? • een zakelijk recht (in principe betekent dit voor een nalatenschap de blote eigendom of volle eigendom) op goederen die een universaliteit, een bedrijfstak of een handelsfonds vormen waarmee de erflater, alleen of met anderen, op de dag van het overlijden een industriële, handels-, ambachts-, landbouw- of bosbouwonderneming, een vrij beroep, een last of post uitoefende (hierna onderneming genoemd). De onroerende goederen die toebehoren aan de onderneming doch geheel tot bewoning zijn aangewend, worden uitgesloten van het nultarief. De gedeeltelijk tot bewoning aangewende onroerende goederen worden gedeeltelijk uitgesloten, namelijk in de mate dat ze tot bewoning aangewend zijn; • een zakelijk recht op landbouwgronden die, zonder overdracht van de landbouwactiviteit die erop uitgeoefend wordt, aan de uitbater of mede-uitbater van de 16
landbouwactiviteit of in rechte lijn, tussen echtgenoten en/of wettelijk samenwonenden, worden overgedragen op voorwaarde dat die goederen op de overlijdensdatum verpacht zijn aan de uitbater van de landbouwactiviteit; • een zakelijk recht op effecten (ook certificaten) van een vennootschap waarvan de zetel van de werkelijke leiding zich bevindt in een lidstaat van de Europese Unie en die ofwel zelf ofwel op geconsolideerde basis samen met haar dochtervennootschappen, in hoofdzaak een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouw- of een bosbouwactiviteit, een vrij beroep, of een ambt of post uitoefent; • schuldvorderingen (t.t.z. geldleningen al dan niet in de vorm van effecten) op vennootschappen waarvan de aandelen of deelbewijzen worden geschonken aan het verlaagde tarief, voor zover het totale nominale bedrag van de schuldvorderingen niet hoger is dan het deel van het maatschappelijk kapitaal. Voorwaarden voor verkrijging van het nultarief • Participatievoorwaarde (enkel vereist bij vererving van aandelen van een familiale vennootschap, en dus niet bij vererving van een onderneming): het geheel van de verkregen effecten moet ten minste 10 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Vertegenwoordigen de effecten minder dan 50 % van de stemrechten dan moet een aandeelhoudersovereenkomst worden gesloten die ten minste 50 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigt. In deze overeenkomst moeten de partijen zich ertoe verbinden de voorwaarden te respecteren die aan het verlaagde tarief ten grondslag liggen. Er is geen aandeelhoudersovereenkomst vereist als de naaste familie van de overledene of zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende samen met de overledene 50 % bezat op het ogenblik van overlijden. • Bijkomende voorwaarde bij vererving van schuldvorderingen: de lening moet rechtstreeks gebonden zijn aan de behoeften van de industriële, handels-, ambachts-, landbouw- of bosbouwactiviteit, van het vrije beroep of van het ambt of post. • Tewerkstellingsvoorwaarde: in principe moet de onderneming of vennootschap op datum van overlijden personeel tewerkstellen die op grond van een arbeidscontract zijn aangeworven in de Europese Economische Ruimte. Aan deze voorwaarde is ook voldaan als de uitbater(s) en hun echtgeno(o)t, hun wettelijk samenwonende, hun bloed- en aanverwanten in de eerste graad in hoofdberoep en als enige in de Europese Economische Ruimte tewerkgestelde werknemers van de onderneming zijn aangesloten bij een Sociale Verzekeringskas voor zelfstandigen. Voor wat de vennootschappen betreft, zal steeds moeten nagegaan worden of in het voorliggende geval de zaakvoerder of de bestuurder voldoende actief betrokken zijn bij de door de vennootschap uitgeoefende activiteit om als ‘uitbater’ in de zin van deze regelgeving beschouwd te worden. Het statuut van zaakvoerder of bestuurder is op zich dus niet voldoende. De ‘Europese Economische Ruimte’ (EER) is een akkoord tussen de landen van de Europese Unie en de landen van de Europese Vrijhandels Associatie (EVA) met uitzondering van Zwitserland. • Vormvereisten: de erfgenamen kunnen het nultarief best uitdrukkelijk vragen en moeten bij de successieaangifte aan de bevoegde ontvanger een attest overhandigen van de regering van het Waalse Gewest. Dit attest moet bevestigen dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Het attest wordt verkregen door indiening van een aanvraagformulier voor attestafgifte. Bovendien zullen bij dit formulier een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften als bijlagen moeten worden gevoegd waaruit moet blijken dat aan alle voorwaarden is voldaan. Indien het nultarief niet wordt gevraagd of het attest niet wordt toegevoegd, kan dit tot 2 jaar na betaling van de rechten nog worden ingediend. Op dat ogen-
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
blik kan teruggave gevraagd worden van de te veel betaalde successierechten die werden berekend zonder rekening te houden met het nultarief. Voorwaarden tot behoud van het nultarief • Verplichting tot voortzetting van een activiteit: er moet in de onderneming of vennootschap gedurende ten minste 5 jaar na het overlijden een activiteit worden voortgezet. Deze activiteit hoeft niet dezelfde te zijn als die welke werd uitgeoefend op het ogenblik van het overlijden en de voortzetting moet niet noodzakelijk gebeuren door de erfgerechtigde die van het verlaagd tarief heeft genoten. De activiteit die wordt voortgezet moet wel een activiteit zijn die onder het toepassingsgebied van het nultarief kan vallen (zie hierboven). Bij vererving van aandelen van een holding zal deze voorwaarde op geconsolideerde basis samen met de dochtervennootschappen moeten worden vervuld. • Behoud van de tewerkstelling: het aantal in de Europese Economische Ruimte tewerkgestelde werknemers samen met de zelfstandige uitbaters die in hoofdberoep gebonden zijn aan de onderneming – zie ook hierboven bij voorwaarden tot verkrijging – uitgedrukt in voltijdse eenheden – moet gedurende de eerste 5 jaar na het overlijden behouden blijven op ten minste 75 % van het aantal op de dag van overlijden. • Behoud van het vermogen en van het kapitaal: de goederen in een hiervoor vermelde onderneming of het maatschappelijke kapitaal in een vennootschap mogen de eerste 5 jaar na het overlijden niet aan de onderneming of de vennootschap worden onttrokken. • Verbod met betrekking tot de aanwending van het onroerend goed: indien de onderneming een (deel van een) onroerend goed bevat dat aan het nultarief werd vererfd (dus niet aangewend tot bewoning), blijft er gedurende 5 jaar een verbod gelden om (een bijkomend deel van) dit goed tot bewoning aan te wenden. • Vormvoorwaarden: de erfgenamen die de vermindering van de successierechten hebben genoten moeten na verloop van een periode van 5 jaar na het overlijden een aangifte indienen als bewijs dat aan de voorwaarden tot behoud is voldaan. Aan deze aangifte moeten een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften worden gehecht.
E
Indien het nultarief wordt toegekend op de vererving van verpachte gronden ten voordele van de uitbater of mede-uitbater of in rechte lijn, tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden, moeten alle voorwaarden bekeken worden in hoofde van de landbouwexploitatie (na vererving van de gronden) die op de gronden wordt uitgebaat, ook indien de uitbater zelf geen gronden heeft ontvangen uit de nalatenschap.
Sancties Indien het nultarief niet wordt gevraagd of het attest niet wordt toegevoegd, geldt het nultarief in principe niet. Er is echter mogelijkheid tot teruggave van te veel betaalde rechten indien binnen een termijn van 2 jaar na betaling van de successierechten een vraag tot teruggave van te veel betaalde successierechten wordt ingediend waarin wordt vermeld dat is voldaan aan de voorwaarden en waarbij het vereiste attest wordt toegevoegd. Wordt niet langer voldaan aan de voorwaarden voor het behoud van het verlaagde tarief dan zijn de erfopvolgers in principe verplicht alsnog de volledige successierechten (+ intresten) te vereffenen overeenkomstig het algemene tarief, behalve in geval van overmacht. Bij (bijkomende) gehele of gedeeltelijke aanwending tot bewoning van een onroerend goed zijn echter niet de volledige successierechten verschuldigd, doch slechts een proportioneel deel.
Progressievoorbehoud In het geval dat een erfgenaam naast goederen waarop het verlaagde tarief kan worden toegepast nog andere goederen erft, voorziet het Waalse decreet in een soort progressievoorbehoud. Deze andere goederen vallen dan onder toepassing van het progressieve tarief van de successierechten, dat berekend wordt door de aan het verlaagd tarief te belasten goederen samen te voegen met de andere goederen. 1.7.5. Vrijstelling voor onroerende goederen gelegen in Natura 2000-gebieden
Onroerende goederen die erkend zijn als Natura 2000gebied, zijn vrijgesteld van Waalse successierechten, mits in bijlage bij de aangifte van nalatenschap een geschreven en ondertekende verklaring wordt gevoegd met verwijzing naar het Belgisch Staatsblad met het besluit dat het onroerend goed heeft aangewezen als Natura 2000-gebied overeenkomstig de wet op het natuurbehoud. Deze bijlage moet ondertekend worden door alle erfgenamen, legatarissen en begiftigden die van de vrijstelling willen genieten. 1.7.6. Voorlopige vrijstelling voor onroerende goederen opgenomen in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk
Er geldt in het Waalse Gewest eveneens een vrijstelling voor de onbebouwde onroerende goederen die opgenomen zijn in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk en onderworpen is aan de primaire beschermingsregeling. Ook hier moet bij de aangifte van nalatenschap een schriftelijke verklaring worden gevoegd, gedateerd en ondertekend door alle erfgenamen, legatarissen of begiftigden van die vrijstelling met de identificatiecode en de eigennaam van de site die in aanmerking komt als Natura 2000-gebied, evenals de nummers van de kadastrale percelen in het in aanmerking komend gebied met in voorkomend geval vermelding van het percentage van het gebied dat in het netwerk besloten ligt. Het betreft hier echter een voorlopige vrijstelling die slechts behouden blijft indien het betreffende onroerend goed uiterlijk op 31 december 2014 effectief aangewezen wordt als Natura 2000-gebied. Indien het goed uiteindelijk niet wordt aangewezen als Natura 2000-gebied, moeten de erfgenamen, legatarissen en begiftigden die van de vrijstelling hebben genoten, een aanvullende aangifte indienen. Het Waalse Gewest kan eventueel de datum van 31 december 2014 nog verlaten.
E
De aanvullende aangifte moet ingediend worden uiterlijk 4 maanden (of 5 of 6 maanden indien het overlijden plaatsvond in het buitenland) volgend op de datum waarop werd gemeld dat het goed niet zal worden aangewezen als Natura 2000-gebied of uiterlijk 4, 5 of 6 maanden vanaf 31 december 2014 indien op het ogenblik niet is gemeld dat het goed zal worden aangewezen als Natura 2000-gebied. Indien de melding dat het goed niet werd aangewezen als Natura 2000gebied gebeurde vóór 1 augustus 2012, dan is de indieningstermijn een maand langer en mag de aanvullende aangifte dus ingediend worden uiterlijk 5, 6 of 7 maanden na de melding (zie 1.2.4).
Op dat ogenblik zijn aanvullende successierechten verschuldigd op het goed dat eerder werd vrijgesteld van successierechten. De aan te geven waarde waarop dan ook de aanvullende successierechten worden berekend is de waarde van het goed op het ogenblik van overlijden. Teneinde de erfgenamen, legatarissen en/of begiftigden van het betreffende onroerend goed te compenseren voor de last verbonden aan de primaire beschermingsregeling waaraan het goed werd onderworpen, wordt wel een vermindering van successierechten toegekend ten belope van 5 % per jaar waarin de primaire beschermingsregeling toegepast is op deze goederen. Elk begonnen jaar mag in rekening worden gebracht voor deze vermindering. 17
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
E
Deze vrijstelling werd retroactief ingevoerd voor overlijdens vanaf 13 januari 2011. Indien er voor overlijdens tussen 13 januari en 14 juni 2011 reeds successierechten werden betaald op deze goederen, is teruggave van de te veel betaalde successierechten mogelijk. Deze teruggave kan worden aangevraagd tot 31 december 2015. Voor overlijdens na 14 juni (datum van publicatie van de nieuwe maatregel in het Staatsblad) moet de vrijstelling onmiddellijk worden gevraagd op het ogenblik van indiening van de aangifte, zo niet kan de vrijstelling niet meer worden toegekend.
1.7.7.Vrijstelling voor bomen op stam in bossen en wouden
De waarde van bomen op stam in bossen en wouden in de zin van het Waalse Bosdecreet zijn vrijgesteld van Waalse successierechten. Vereist is dat de bossen en wouden in Wallonië zijn gelegen. De vrijstelling geldt enkel voor de bomen zelf, niet voor de grond. Eenzelfde vrijstelling geldt indien de erflater zelf geen eigenaar was van het bos of woud doch deelgerechtigd was in een bosgroepering. De vrijstelling van de waarde van de aandelen in de bosgroepering geldt in de mate dat die aandelen betrekking hebben op de bomen op stam in de bosgroepering. In tegenstelling tot de algemene regel dat vrijgestelde activa toch steeds moeten worden vermeld in de aangifte (zie 1.3.2), heeft de administratie duidelijk gesteld dat dit principe niet geldt voor de waarde van de vrijgestelde bomen of de waarde van aandelen van een bosgroeperingsvennootschap inzoverre ze betrekking hebben op dergelijke bomen op stam. Enkel de gronden waarop deze bomen zich bevinden moeten als actief worden opgenomen in de aangifte of moeten in aanmerking worden genomen voor de waardering van de aandelen en er moet dus respectievelijk geen melding worden gemaakt of geen rekening worden gehouden met de waarde van de vrijgestelde bomen op stam. 1.7.8. Uitzondering op het algemene principe van het progressievoorbehoud met betrekking tot schenkingen die hebben plaatsgevonden in de 3 jaar voor overlijden
Volgens de algemene principes wordt er voor de berekening van het tarief van de successierechten ook rekening gehouden met de geregistreerde schenkingen in de 3 jaar voor overlijden, ook al zijn deze schenkingen zelf niet meer onderworpen aan successierechten (het zogenaamde progressievoorbehoud). Op deze algemene regel gelden in het Waalse Gewest 2 uitzonderingen: de aan het Waalse verlaagde tarief geregistreerde roerende schenkingen (zie hierna hoofdstuk schenkingen 3.4.3) en de aan het Waalse verlaagde tarief onderworpen ondernemingen en vennootschappen (zie hierna hoofdstuk schenkingen 3.4.4) worden niet mee in rekening gebracht bij de bepaling van het toepasselijke tarief van de successierechten. Deze schenkingen moeten echter wel vermeld worden in de aangifte van nalatenschap (zie ook 1.3.4).
E
Schenkingen van roerende goederen of van ondernemingen en aandelen van vennootschappen in de 3 jaar voor overlijden die gebeurd zijn onder het Vlaamse of Brusselse regime (omdat de erflater op het ogenblik van schenking zijn fiscale woonplaats in respectievelijk Vlaanderen of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest had) worden niet vrijgesteld van het progressievoorbehoud in de Waalse successierechten die van toepassing zijn indien de erflater op het ogenblik van overlijden zijn fiscale woonplaats in Wallonië heeft (omtrent de fiscale woonplaats, zie 1.1.3).
1.7.9. Vrijstelling voor goederen die voorheen werden geschonken aan de overledene
De waarde van de goederen die in de 5 jaar voor overlijden aan de overledene werden geschonken door de erfgenaam of legataris en die op een of andere manier door het 18
overlijden ‘terugkeren’ naar deze schenker (bijvoorbeeld ingevolge wettelijke terugkeer), zijn vrijgesteld van successierechten mits de schenking aan schenkingsrechten werd onderworpen. De vrijstelling is echter beperkt tot de waarde die aan het schenkingsrecht werd onderworpen en beperkt tot het nettoaandeel dat deze erfgenaam of legataris in dit goed verkrijgt. De vrijstelling geldt niet enkel voor het geschonken goed, doch ook voor zijn waarde indien het geschonken goed ondertussen door de overledene werd vervreemd. 1.7.10. NIEUW: Vrijstelling ten belope van 250.000 EUR op hetgeen wordt verkregen van een slachtoffer dat overleden is ten gevolge van een uitzonderlijke daad van geweld
In het Waalse Gewest wordt een vrijstelling toegekend van 250.000 EUR op hetgeen verkregen wordt door bepaalde familieleden van een slachtoffer dat overleden is ten gevolge van een uitzonderlijke daad van geweld. Deze vrijstelling werd ingevoerd naar aanleiding van de aanslag in Luik in december 2011 en wordt dan ook ingevoerd met terugwerkende kracht voor alle overlijdens vanaf 1 december 2011. De vrijstelling is onderworpen aan de volgende voorwaarden: • De overledene is een slachtoffer dat overleden is ten gevolge van een uitzonderlijke daad van geweld. Hieronder wordt elke intentioneel gepleegde daad van geweld verstaan uitgaande van één enkele persoon of van een groep personen waarbij onder de bevolking een gevoel van vrees en onveiligheid ontstond wegens enerzijds de gewelddaad op zich en anderzijds de ernstige gevolgen ervan, zoals de aanslag op de fysieke en/ of morele integriteit van de op het ogenblik van de daar aanwezige bevolking. • De erfgenaam is een erfgenaam in rechte lijn, een echtgenoot of een wettelijk samenwonende, een broer of zus of een neef of nicht. • Deze erfgenaam moet bij wet tot de erfenis worden geroepen (ook al verkrijgt hij of zij uiteindelijk bij testament).In bijlage van de aangifte van nalatenschap moet een attest worden toegevoegd dat is afgegeven door het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst waarbij bevestigd wordt dat de overledene wel degelijk overleden is aan de gevolgen van een buitengewone daad van geweld. • Indien dit attest niet in bijlage bij de aangifte is gevoegd, kan een latere teruggave van te veel betaalde successierechten gevraagd worden op basis van een aanvullende aangifte met toevoeging van het attest. In principe moet deze aanvullende aangifte worden ingediend binnen een termijn van 2 jaar na betaling van de successierechten. Op dit ogenblik heeft de minister het model van het attest echter nog niet vastgelegd zodat voor de slachtoffers van Luik nog geen aanvraag tot teruggave mogelijk is. 1.8. BEREKENING VAN DE BRUSSELSE SUCCESSIERECHTEN 1.8.1. Toepassingsgebied
De Brusselse regelgeving is van toepassing indien de overledene, in de 5 jaar voor zijn overlijden, zijn fiscale woonplaats het langst in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest had gevestigd (zie hierover meer in 1.1.3). Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bestaat uit de 19 volgende gemeenten: Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, St.-Agatha-Berchem, St.-Gillis, St.- JansMolenbeek, St.-Joost-ten-Node, St.-Lambrechts- Woluwe, St.-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst, Watermaal- Bosvoorde.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
1.8.2. Grondslag, tarief en verminderingen per categorie van erfgerechtigden
A. In hoofde van erfgenamen in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden Wie behoort tot de categorie ‘echgenoten en samenwonenden’? • echtgenoten; • ex-echtgenoten, die uit de echt zijn gescheiden of van tafel en bed zijn gescheiden indien zij gemeenschappelijke kinderen hebben; • wettelijk samenwonenden (zij die naar Belgisch recht een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand); • ex-wettelijk samenwonenden die gemeenschappelijke kinderen hebben. Wie behoort tot de categorie ‘rechte lijn’? • erfgenamen in rechte lijn (zowel de biologische als de ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders); • gewone adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 6 jaar zonder onderbreking van de adoptant of van de adoptant en diens echtgenoot samen, dan wel van de adoptant en de persoon met wie hij samenwoont tezamen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normalerwijze van hun ouders krijgen; – wanneer de adoptie gedaan werd door een persoon van wie al de afstammelingen voor België gestorven zijn. Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen kunnen aan het tarief ‘rechte lijn’ erven van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder. In omgekeerde zin (adoptieouders die erven van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder – adoptiekind, doch ook ten opzichte van de andere bloedverwanten), waardoor deze ten volle geadopteerde kinderen onder de categorie ‘rechte lijn’ moeten worden geplaatst; • zorg- of opvangkinderen en -ouders zonder graad van verwantschap in de zin dat het gaat om een kind dat vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 6 jaar zonder onderbreking, van de erflater of van de erflater/erfgerechtigde en zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende tezamen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normalerwijze van hun ouders krijgen. Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
3% 1.500 EUR 5.500 EUR 12.250 EUR 25.750 EUR 85.750 EUR
– 8% 9% 18 % 24 % 30 %
Hoe wordt de belastbare basis berekend waarop dit tarief wordt toegepast? Dit tarief wordt per rechtverkrijgende toegepast op zijn nettoaandeel in de belastbare waarde van de goederen. De wijze van aanrekeninig van schulden verschilt in functie van het regime waarop de eventuele gezinswoning wordt belast. • Indien de gezinswoning wordt vrijgesteld (zie verder 1.8.3.), moeten de schulden bij voorrang worden aangerekend op de waarde van de familiale onderneming of vennootschap die kan genieten van het verlaagd tarief (zie verder 1.8.5.), vervolgens op de overige goederen van de nalatenschap en ten slotte op de overblijvende waarde van de gezinswoning. • Indien de gezinswoning is onderworpen aan het verlaagd tarief (zie verder 1.8.4.), moeten de schulden prioritair worden aangerekend op de waarde van de familiale onderneming of vennootschap die kan genieten van het verlaagde tarief (zie verder 1.8.5), vervolgens op de waarde van de gezinswoning die is onderworpen aan het verlaagde tarief (zie verder 1.8.4), zelfs wanneer deze schulden hiermee geen enkel verband houden en ten slotte voor het eventuele saldo op de andere goederen. Er bestaat niettemin een uitzondering wanneer de erfgenaam of de legataris het bewijs levert dat bepaalde schulden specifiek werden aangegaan om andere goederen te verwerven, te verbeteren of te behouden. In deze veronderstelling mogen deze schulden toegerekend worden op die andere goederen. Vrijstelling van de gezinswoning of verlaagd tarief bij vererving van de gezinswoning Mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, zal de gezinswoning die toekomt aan de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner van de erflater vrijgesteld worden (zie hierover meer onder 1.8.3). Een erfgenaam in rechte lijn of de wettelijk samenwonende partner van de erflater die van de vrijstelling uitgesloten is, kan in bepaalde gevallen van een verlaagd tarief genieten. Het gewone tarief tot de schijf van 250.000 EUR wordt met 1/3de verlaagd (zie hierover meer onder 1.8.4).
E
Dit voordeel geldt alleen voor de erfgenamen in ‘rechte lijn’ (en voor de wettelijk samenwonenden die uitgesloten zijn van de vrijstelling) en niet voor de hele categorie hierboven vermeld die, wat het tarief betreft, hiermee gelijkgesteld worden (zoals stiefkinderen).
Forfaitaire vrijstelling van de belastbare basis voor een door de wet tot de erfenis geroepen erfgenaam (ongeacht de grootte van het netto-erfdeel) Er geldt een vrijstelling op de eerste schijf van 15.000 EUR (abattement) voor door de wet tot de erfenis geroepen erfgenamen van deze categorie. Dit abattement wordt ten gunste van de kinderen van de overledene die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt, vermeerderd met 2.500 EUR voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot zij de leeftijd van 21 jaar bereiken en, ten gunste van de overlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, met de helft van de bijabattementen welke de gemene kinderen samen genieten. Dit abattement moet proportioneel verdeeld worden over de waarde van de verschillende categorieën goederen (zowel deze onderworpen aan het gewone tarief van de successierechten als deze onderworpen aan een verlaagd tarief, zoals de gezinswoning (zie verder 1.8.3) en ondernemingen en familiale vennootschappen (zie verder 1.8.4). Vermindering van successierechten voor kinderen jonger dan 21 jaar Het bedrag van de successierechten die verschuldigd zijn door een erfgenaam, legataris of begiftigde, die minstens 3 kinderen in leven heeft die de leeftijd van 21 jaar niet heb19
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
ben bereikt op het ogenblik van overlijden, wordt verminderd met 2 % voor elk van deze kinderen, zonder dat de vermindering 62 EUR per kind mag overschrijden. Deze vermindering wordt, ten gunste van de overlevende wettelijk samenwonende of echtgenoot, gebracht op 4 % per kind dat de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt, zonder dat de vermindering 124 EUR per kind mag overschrijden.
D
VOORBEELD
De vermindering die wordt toegekend aan een erfgerechtigde met minstens 3 kinderen in leven die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt op het ogenblik van overlijden, geldt ook voor broers en zussen (zie hieromtrent hierboven A). C. In hoofde van alle andere verkrijgers
Een kind van iets meer dan 4 jaar verkrijgt uit de nalatenschap van zijn moeder een nettoaandeel van 60.000 EUR. Verschuldigd successierecht: • op 50.000 EUR (zie tabel hierboven) 1.500 EUR • op het overige: 10.000 EUR aan 8 % (zie tabel hierboven) 800 EUR 2.300 EUR te verminderen met de vrijstelling van 15.000 EUR aan 3% - 450 EUR (tabel hierboven) te verminderen met vrijstelling voor kind -21 jaar (16 x 2.500 EUR = 40.000 EUR) • 35.000 EUR (50.000 – 15.000) aan 3% - 1.050 EUR • 5.000 EUR aan 8% - 400 EUR Verschuldigd
E
Vermindering van successierechten voor kinderen jonger dan 21 jaar
400 EUR
In de 3 gewesten gelden er voordelen voor kinderen jonger dan 21 jaar, doch de aard van het voordeel verschilt van gewest tot gewest. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (en in Wallonië) genieten de kinderen van de erflater die de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt van een ‘vrijstelling’, dus een aftrek op de onderste schijf van de belastbare basis. Bovendien geldt in deze 2 gewesten tevens een vermindering (op de successierechten) voor erfgerechtigden met minstens 3 kinderen jonger dan 21 jaar (zie 1.7.2 en 1.8.2).
Tarieven en tabel van toepassing voor de categorie ooms of tantes, neven of nichten Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen tussen ooms of tantes, neven en nichten kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR
50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR –
35 % 17.500 EUR 42.500 EUR 87.500 EUR
– 50 % 60 % 70 %
Tarieven en tabel van toepassing op verkrijgingen door ‘alle anderen’ meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 50.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR
50.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR –
40 % 20.000 EUR 33.750 EUR 98.750 EUR
– 55 % 65 % 80 %
B. In hoofde van broers en zussen Tarieven en tabel Het tarief dat van toepassing is op verkrijgingen tussen broers en zussen, kan worden vastgesteld aan de hand van de navolgende tabel. Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
– 12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR –
20 % 2.500 EUR 5.625 EUR 13.125 EUR 33.125 EUR 74.375 EUR 119.375 EUR
plus over het meerdere – 25 % 30 % 40 % 55 % 60 % 65 %
Net zoals bij verkrijgingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden wordt dit tarief per rechtverkrijgende toegepast op zijn aandeel in de belastbare waarde van de goederen en ook de aanrekening van schulden moet op dezelfde manier gebeuren (zie hierboven A.), met dien verstande dat er ‘tussen broers en zusters’ geen aanrekening van schulden kan gebeuren op de gezinswoning aangezien deze niet aan het verlaagde tarief kan vererfd worden tussen broers en zusters (zie hierover verder 1.8.3). Vrijstelling voor kleine nalatenschap Tussen broers en zussen is de nalatenschap niet belastbaar wanneer het totale nettoactief minder dan 1.250 EUR bedraagt. Wordt meer verkregen dan wordt ook de eerste 1.250 EUR belast. 20
Hoe wordt de belastbare basis berekend waarop deze tarieven van toepassing zijn? In tegenstelling tot de categorie ‘rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden’ of de categorie ‘tussen broers en zussen’, worden de ooms of tantes en neven of nichten en alle anderen niet afzonderlijk belast op hun individueel aandeel, doch wordt het tarief berekend op de samengenomen aandelen van alle personen binnen die categorie. Deze ‘globalisatie’ moet per categorie gebeuren en dus niet voor de 2 restcategorieën samen. De aanrekening van schulden gebeurt op dezelfde manier als hierboven vermeld onder A: eerst op de waarde van de familiale onderneming of vennootschap die kan genieten van het verlaagd tarief (zie verder 1.8.4), en daarna op de andere goederen (met uitzondering van schulden waarvan de erfgenaam of legataris bewijst dat zij specifiek werden aangegaan om andere goederen te verwerven, te verbeteren of te behouden). Vrijstelling voor kleine nalatenschap Ook tussen ‘vreemden’ is de nalatenschap niet belastbaar wanneer het totale netto-actief minder dan 1.250 EUR bedraagt. Wordt meer verkregen dan wordt ook de eerste 1.250 EUR belast. Vermindering van successierechten voor kinderen jonger dan 21 jaar De erfgenaam, legataris of begiftigde die ten minste 3 tot zijn gezin behorende kinderen jonger dan 21 jaar ten laste heeft, heeft recht op een vermindering van het successierecht van 2 % per kind jonger dan 21 jaar, met als maximum 62 EUR per kind.
1. OVERLIJDEN VAN EEN RIJKSINWONER
E
Bepaalde (openbare) instellingen of rechtspersonen kunnen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest genieten van een vrijstelling van successierechten of van een verlaagd tarief. Zo zal bijvoorbeeld een legaat aan een gewest, aan de Belgische staat, een Europese lidstaat of aan bepaalde van hun openbare instellingen kunnen genieten van een vrijstelling. Een legaat aan bijvoorbeeld een gemeente of een stichting van openbaar nut is in principe onderworpen aan het verlaagd tarief van 6,6 %. Voor legaten aan een vzw of een private stichting geldt in principe een tarief van 25 %, maar onder bepaalde voorwaarden bedraagt het tarief slechts 12,5 %.
1.8.3. NIEUW VANAF 1 JANUARI 2014: Vrijstelling van de gezinswoning
Algemeen Voor overlijdens vanaf 1 januari 2014 geldt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een vrijstelling van successierechten voor gehuwden en wettelijk samenwonenden voor de nettowaarde van de gezinswoning. De vrijstelling geldt voor het deel van de gezinswoning dat ingevolge overlijden toekomt aan de langstlevende echtgenoot of de wettelijk samenwonende. Het aandeel van de langstlevende partner in de schulden die specifiek werden aangegaan om de gezinswoning te verwerven of te behouden worden bij voorrang aangerekend op de waarde van zijn deel in de gezinswoning zodat deze schulden in principe verloren zijn als aftrekpost voor de belastbare activa. Alle andere schulden worden in principe niet aangerekend op de vrijgestelde gezinswoning.
E
De vrijstelling geldt voor al hetgeen de langstlevende verkrijgt (vruchtgebruik, blote of volle eigendom) en dit ongeacht de wijze van verkrijgen (erfrecht, huwelijksstelsel, testament, zelfs indien de gezinswoning eigenlijk geen deel uitmaakt van de nalatenschap, maar wegens de toepassing van een fictiebepaling belastbaar zou zijn in de successierechten (zie hierboven 1.3.2).
Begrip gezinswoning De gezinswoning is de gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de erflater en de overlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende. De inschrijving in het bevolkingsregister houdt een weerlegbaar vermoeden in van de samenwoning en dus van het feit dat het om een gezamenlijke hoofdverblijfplaats gaat. Zowel de ontvanger als de langstlevende kan dus het tegenbewijs leveren. In geval van feitelijke scheiding van de echtgenoten of van de wettelijk samenwonenden of in geval van overmacht dat tot op het ogenblik van het overlijden heeft voortgeduurd wordt de vrijstelling eveneens toegekend voor de laatste gezamenlijke hoofdverblijfplaats van de echtgenoten of samenwonende partners. Er is o.a. sprake van overmacht indien de erflater zich in staat van zorgbehoevendheid bevond die is ontstaan na de vestiging van de hoofdverblijfplaats in de woning, waardoor de erflater in de onmogelijkheid verkeerde om in de woning, zelfs met hulp van zijn gezin of van een gezinshulporganisatie, in te staan voor zijn lichamelijk of geestelijk welzijn. De vrijstelling van successierechten en van het recht van overgang bij overlijden geldt dus enkel voor het onroerend goed dat als gezamenlijke hoofdverblijfplaats diende op de dag van het overlijden of dat als laatste gezamenlijke hoofdverblijfplaats heeft gediend.
E
Er is niet vereist dat de gezinswoning zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevindt. Zoals hierboven reeds vermeld, hangt het toepasselijke regime af van de fiscale woonplaats van de erflater in de 5 jaar voor overlijden (zie hierover meer onder 1.1.3).
Wie kan van de vrijstelling genieten? De vrijstelling geldt voor het deel van de gezinswoning dat ingevolge overlijden toekomt aan de langstlevende echtgenoot of de wettelijk samenwonende. De vrijstelling geldt dus niet voor verkrijgingen in rechte lijn. Naaste familieleden die wettelijk samenwonen, worden uitdrukkelijk uitgesloten van de vrijstelling. Dit is het geval indien hij of zij • een bloedverwant in de rechte lijn is van de erflater, • een rechtverkrijgende is die voor de toepassing van het tarief met een bloedverwant in rechte lijn wordt gelijkgesteld (en dus een zorg- of opvangkind of -ouder of een adoptiekind of -ouder), • een broer of zus is van de erflater, • een neef of nicht is van de erflater (d.i. indien de erflater de oom of tante is van de verkrijger), • een oom of tante is van de erflater. 1.8.4. Verlaagd tarief bij de vererving van de gezinswoning
Algemeen Mits voldaan is aan de hierna opgesomde voorwaarden zal de nettowaarde van de gezinswoning bij vererving, door een erfgenaam in rechte lijn of door de wettelijk samenwonende van de erflater die is uitgesloten van de vrijstelling (zie 1.8.3.), het gewone tarief tot de schijf van 250.000 EUR met een derde worden verlaagd. Indien de waarde van het onroerend goed hoger is, wordt de schijf boven 250.000 EUR, belast aan het normale tarief. Onder nettowaarde moet worden verstaan de waarde van de woning, verminderd met het eventuele saldo van de schulden die overblijven na aftrek van de waarde van de familiale onderneming of vennootschap (zie verder 1.8.4) en verminderd met de specifieke schulden m.b.t. deze woning (omtrent de toerekening van de schulden, zie hierboven 1.8.2). Wie kan van het verlaagd tarief genieten? Het belastingvoordeel geldt alleen voor verervingen in rechte lijn of tussen wettelijk samenwonenden die zijn uitgesloten van de onder 1.8.3. vermelde vrijstelling. Vererving tussen adoptiekinderen en -ouders (zowel volle als gewone adoptie onder de voorwaarden zoals hierboven vermeld nr. 1.8.2.A) worden gelijkgesteld met verervingen in rechte lijn.
E
Enkel de erfgenamen in rechte lijn (of, indien ze niet vallen onder de vrijstellingsregeling, de wettelijk samenwonenden) kunnen van het verlaagd tarief genieten. Alle andere voor het algemene tarief ‘gelijkgestelden’ (zie categorie A. hierboven), zoals stiefkinderen of -ouders, de ex-echtgenoot met gemeenschappelijke kinderen, kunnen niet van het verlaagde tarief genieten.
Tarieven en tabel Bij een nettoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
2% 1.000 EUR 3.650 EUR 8.150 EUR 17.150 EUR 77.150 EUR
– 5,3 % 6% 12 % 24 % 30 %
(verlaagd tarief) (verlaagd tarief) (gewone tarief) (gewone tarief) (gewone tarief)
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagde tarief • De nalatenschap moet een deel in volle eigendom van het gebouw omvatten, maar in dat geval kan ook het deel dat de erflater in blote eigendom zou bezitten of het deel dat in zeer uitzonderlijke gevallen in vruchtgebruik in de nalatenschap zou vallen, van het verlaagd 21
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
tarief genieten. De erflater moet dus niet noodzakelijk enige eigenaar zijn van de woning; • Deze woning moet gelegen zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; • De woning moet, op het ogenblik van overlijden, ten minste 5 jaar tot hoofdverblijfplaats van de erflater hebben gediend. De inschrijving in het bevolkings- of het vreemdelingenregister geldt als weerlegbaar vermoeden van hoofdverblijfplaats. Zowel de Administratie als de erfgenamen mogen dus het bewijs leveren dat de inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister niet overeenstemt met de werkelijkheid. Indien de erflater ingevolge overmacht zijn hoofdverblijfplaats niet heeft kunnen behouden in het gebouw, blijft het verminderde tarief behouden. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de erflater zich in staat van zorgbehoevendheid bevond die is ontstaan na de vestiging van de hoofdverblijfplaats in de woning, waardoor de erflater in de onmogelijkheid verkeerde om in de woning, zelfs met hulp van zijn gezin of van een gezinshulporganisatie, in te staan voor zijn lichamelijk of geestelijke welzijn; • Vormvoorwaarde: dit gunstregime wordt automatisch toegekend indien de overledene op het adres van de woning was ingeschreven. Indien de erflater niet was ingeschreven op het adres van de woning, moet de tariefverlaging nog uitdrukkelijk gevraagd worden. Indien het gunsttarief niet automatisch kon worden bekomen en u vergeet dit in de aangifte te vragen, dan is een latere regularisatie mogelijk indien u binnen de 2 jaar na betaling van de successierechten hiertoe een verzoekschrift indient bij de bevoegde ontvanger. Progressievoorbehoud Het progressievoorbehoud speelt ook bij de vererving van de gezinswoning aan het verlaagde tarief. De aandelen van de rechtverkrijgenden in de nettowaarde van een gezinswoning die kan genieten van het verlaagde tarief, worden dus, voor de toepassing van de progressieve tarieven, bij hun aandeel in de belastbare waarde van de overige goederen gevoegd. 1.8.5. Verervingen van een kleine of middelgrote familiale onderneming of van aandelen van een kleine of middelgrote familiale vennootschap
Algemeen Onder bepaalde voorwaarden kunnen kleine en middelgrote ondernemingen vererfd worden tegen een verlaagd successierecht van 3 % en dit ongeacht of er al dan niet een graad van verwantschap is tussen erflater en erfgerechtigde, waardoor een ‘vreemde’ dus ook van dit lage tarief kan genieten. Het verlaagde tarief is van toepassing op het nettoaandeel in een familiale onderneming of in aandelen van een familiale vennootschap. Het nettoaandeel is de waarde van de onderneming of de aandelen, verminderd met (in principe alle) schulden en de begrafeniskosten, met uitzondering van deze waarvan bewezen wordt dat zij speciaal werden aangegaan om andere goederen te verwerven of te behouden (zie ook hierboven 1.8.2). Welke activa kunnen genieten van de vrijstelling van successierechten? Het nettoactief van de volgende activa kan van het verlaagde tarief genieten: • een geheel van goederen die een algeheelheid van goederen, een bedrijfstak of een handelsfonds vormen waarmee de erflater of zijn echtgeno(o)t(e) op de dag van het overlijden, een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf, een vrij beroep, een ambt of een post uitoefende (hierna ‘onderneming’ genoemd); • de volle eigendom van aandelen (ook certificaten van aandelen uitgereikt door rechtspersonen met zetel in 22
een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen of van maatschappelijke rechten in vennootschappen) van een vennootschap waarvan de zetel van werkelijke leiding gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte en die een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit of een vrij beroep exploiteert. Holdings en vermogensvennootschappen zijn dus uitgesloten van het verlaagde tarief. Vorderingen zijn onder het Brusselse regime van het verlaagde tarief uitgesloten. De ‘Europese Economische Ruimte’ (EER) is een akkoord tussen de landen van de Europese Unie en de landen van de Europese Vrijhandels Associatie (EVA) met uitzondering van Zwitserland. De activa die in de laatste 3 jaar vóór het overlijden werden belegd of het kapitaal dat in de laatste 3 jaar vóór het overlijden werd gestort, komen niet voor het verlaagde tarief in aanmerking, tenzij de belegging van deze activa of de storting van het kapitaal voldoet aan rechtmatige financiële of economische behoeften. Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagde tarief • Kleine of middelgrote onderneming of vennootschap: enkel kleine of middelgrote ondernemingen en vennootschappen kunnen genieten van het verlaagd tarief. Hieronder moet worden verstaan: – met minder dan 250 werknemers; – waarvan ofwel de jaaromzet 40.000.000 EUR niet overschrijdt, ofwel het jaarlijkse balanstotaal 27.000.000 EUR niet overschrijdt; – die het zelfstandigheidcriterium in acht neemt, volgens hetwelk een grote vennootschap niet 25 % of meer van het kapitaal van de kleine of middelgrote vennootschap in handen mag hebben. • Participatievoorwaarde (enkel van toepassing bij vererving van aandelen; niet bij vererving van een onderneming): het geheel van de overgedragen aandelen moet minstens 25 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Indien het geheel van de overgedragen aandelen minder dan 50 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigt, moet tevens een aandeelhoudersovereenkomst worden gesloten die betrekking heeft op minstens 50 % van de stemrechten in de algemene vergadering (in deze aandeelhoudersovereenkomst moeten de partijen zich er bovendien toe verbinden de voorwaarden tot behoud na te leven); • Vormvereisten: in bijlage bij de aangifte van nalatenschap moet een door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest uitgereikt attest inzake tewerkstelling en kapitaal gevoegd worden dat bevestigt dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Dit attest moet worden aangevraagd door indiening van een standaardformulier bij het Bestuur van Financiën en Begroting van het Ministerie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Als bijlage bij dit formulier moeten een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften gevoegd worden: de jaarrekening of een gelijkaardig document of de aangifte in de personenbelasting, RSZ-aangiften, een afschrift van het aandelenregister en eventueel van het register van de laatste algemene vergadering, indien nodig de documenten ter bewijslevering dat de investeringen of kapitaalverhogingen van de laatste 3 jaar vóór overlijden voldoen aan rechtmatige en financiële behoeften en indien vereist ook het afschrift van de aandeelhoudersovereenkomst.
E
Er is geen tewerkstellingsvoorwaarde om het verlaagde tarief te verkrijgen, wel is er de verplichting tot behoud van de tewerkstelling indien er op het ogenblik van overlijden een tewerkstelling was – zie hierna.
Voorwaarden tot behoud van het verlaagde tarief • Voortzetting van de bestaande hoofdactiviteit: de hoofdactiviteit moet gedurende minstens 5 jaar na het
2. OVERLIJDEN VAN EEN NIET- INWONER
overlijden worden voortgezet, doch niet noodzakelijk door de erfgerechtigde die van het verlaagd tarief heeft genoten; • Behoud van tewerkstelling: het aantal in de onderneming of vennootschap tewerkgestelde werknemers, uitgedrukt in voltijdse eenheden, moet de eerste 5 jaar na het overlijden jaar na jaar voor minstens 75 % behouden blijven (doch het hebben van personeel is geen voorwaarde om het verlaagd tarief te verkrijgen); • Behoud van de activa en het kapitaal: de activa belegd in de onderneming of het maatschappelijke kapitaal van de vennootschap mag niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen in de eerste 5 jaar na het overlijden; • Vormvereiste: de erfopvolgers die de vermindering hebben genoten moeten in de periode van 5 jaar na het overlijden jaarlijks het bewijs leveren dat ononderbroken is voldaan aan de gestelde voorwaarden voor het verlaagde tarief. Dit gebeurt door indiening van een jaarlijkse aangifte, samen met een aantal bewijsstukken (jaarrekening, gelijkaardig document of aangifte in de personenbelasting, RSZ-aangiften, aandelenregister en eventueel register algemene vergadering) bij het Bestuur van Financiën en Begroting van het Ministerie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De aangifte moet ten laatste op het einde van het kwartaal dat volgt op het kwartaal van de verjaardag van het overlijden worden ingediend. Indien gedurende 5 jaar na overlijden niet meer is voldaan aan alle voorwaarden tot behoud, dan worden de successierechten alsnog vereffend tegen het algemene tarief (+ intresten) en dit op het volledige nettoaandeel dat oorspronkelijk van het gunsttarief heeft genoten. Progressievoorbehoud Het nettoaandeel in de familiale onderneming of in aandelen van een familiale vennootschap wordt bij de rest van het erfdeel gevoegd om de hoogte van het progressieve tarief van de successierechten te bepalen dat op het restant van het erfdeel (de aan het gewone tarief onderworpen activa) van toepassing is. 1.8.6. Uitzondering in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op het algemene principe van het progressievoorbehoud met betrekking tot schenkingen die hebben plaatsgevonden in de 3 jaar vóór het overlijden
Bij de bepaling van het tarief van de successierechten wordt niet alleen rekening gehouden met de activa die in de nalatenschap vallen. In principe wordt er tevens rekening gehouden met geregistreerde schenkingen van de erflater aan de erfgerechtigden die plaatsvonden in de 3 jaar voor het overlijden (zie hieromtrent 1.3.4). Als uitzondering op dit algemene principe van progressievoorbehoud worden, in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, schenkingen van roerende goederen die van het verlaagde Brusselse schenkingsrecht hebben genoten (zie verder 3.4.4) niet mee in aanmerking genomen voor de berekening van de successierechten. Hoewel ze dus geen enkele invloed uitoefenen op de berekening van de successierechten, moeten deze schenkingen wel nog steeds vermeld worden in de aangifte van nalatenschap (zie hierover 1.3.4).
E
Aan het verlaagd tarief geregistreerde schenkingen van roerende goederen en schenkingen van ondernemingen of vennootschappen in de 3 jaar voor overlijden die gebeurd zijn onder het Vlaamse of Waalse regime (omdat de erflater op het ogenblik van schenking geacht werd zijn fiscale woonplaats in respectievelijk Vlaanderen of het Waalse Gewest te hebben) worden niet vrijgesteld van het progressievoorbehoud indien de erflater op het ogenblik van overlijden onderworpen is aan de Brusselse successierechten.
2. OVERLIJDEN VAN EEN NIET- INWONER 2.1. TOEPASSINGSGEBIED VAN HET RECHT VAN OVERGANG BIJ OVERLIJDEN (NOG STEEDS UNIFORM IN DE 3 GEWESTEN)
2.1.1. Algemeen Overlijdt een niet-inwoner die in België één of meerdere onroerende goederen nalaat dan is in principe over de brutowaarde van het in België gelegen onroerend goed een recht van overgang bij overlijden verschuldigd. Op roerende waarden die zich in België zouden bevinden, is geen recht van overgang bij overlijden verschuldigd. 2.1.2. Lokalisatiecriterium (bepaalt het toepasselijke regime en de plaats waar de aangifte moet worden ingediend) Het bevoegde gewest (dat het tarief en eventuele vrijstellingen of verminderingen bepaalt) is het gewest waarbinnen het onroerend goed is gelegen. De aangifte moet dan ook worden ingediend op het ontvangstkantoor van het ambtsgebied waarbinnen dat onroerend goed is gelegen. Indien de niet-inwoner meerdere onroerende goederen in België nalaat en dit in verschillende gewesten, dan is het bevoegde gewest het gewest waartoe het ontvangstkantoor behoort in wiens ambtsgebied het deel van de goederen met het hoogste kadastrale inkomen (K.I.) gelegen is. Voor de afbakening van de gewesten, zie punt 1.6.1 voor het Vlaamse Gewest, punt 1.7.1 voor het Waalse Gewest en punt 1.8.1 voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 2.1.3. De aangifte Het recht van overgang wordt geheven op grond van een aangifte die moet worden ingediend door de erfgenamen of legatarissen die deze onroerende goederen verkrijgen (ook als het om een bijzondere legataris gaat). Voor overlijdens tot 31 juli 2012 moest de aangifte worden ingediend binnen de termijn van 5, 6 of 7 maanden na het overlijden, naargelang dit overlijden plaatsvond in België, in een ander Europees land dan wel buiten Europa. Voor overlijdens vanaf 1 augustus 2012 bedraagt de aangiftetermijn respectievelijk nog slechts 4, 5 of 6 maanden. 2.1.4. Belastbare grondslag In principe is het recht van overgang bij overlijden verschuldigd op de verkoopwaarde van de in België gelegen onroerende goederen zonder aftrek van schulden. In bepaalde gevallen wordt de aftrek van schulden die specifiek betrekking hebben op het in België gelegen onroerend goed echter wel toegestaan. De aftrekregeling van de schulden is echter niet helemaal identiek in de drie gewesten en zal dus per gewest afzonderlijk verder worden besproken. 2.2. HET RECHT VAN OVERGANG BIJ OVERLIJDEN IN HET VLAAMSE GEWEST
2.2.1. Belastbare grondslag – aftrek van schulden In het Vlaamse Gewest is het mogelijk om de schulden die specifiek zijn aangegaan om de in België gelegen onroerende goederen te verwerven of te behouden af te trekken van de verkoopwaarde van het aan te geven goed doch enkel indien de overledene een rijksinwoner is van de Europese Economische Ruimte. In hoofde van rijksinwoners van landen buiten de Europese Economische Ruimte zijn de schulden dus niet aftrekbaar. De ‘Europese Economische Ruimte’ (EER) is een akkoord tussen de landen van de Europese Unie en de landen van 23
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
de Europese Vrijhandels Associatie (EVA) met uitzondering van Zwitserland. 2.2.2. Tarief
De algemene tarieven van het recht van overgang bij overlijden zijn identiek aan deze van het successierecht en hangen dus af van de verwantschapsgraad met de erflater. De in het Vlaamse Gewest geldende tarieven en tabellen vindt u dus terug onder punt 1.6.2. 2.2.3. Vrijstellingen en verminderingen
In Vlaanderen zijn de verminderingen bij een netto-erfdeel dat niet groter is dan 50.000 EUR (vererving in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden – zie hierboven 1.2.3. A), bij een netto-erfdeel dat niet groter is dan 75.000 EUR (vererving door broers en zusters, zie hierboven 1.6.2.B) of de vermindering in geval de som van alle netto-aandelen niet groter is dan 75.000 EUR (vererving door alle anderen, zie hierboven 1.2.3.C) eveneens van toepassing bij overlijden van een niet-rijksinwoner, ook deze met fiscale woonplaats buiten de EER. Ook de vrijstellingen van de gezinswoning (zie hierboven 1.6.3) en van bossen en gronden gelegen in het VEN (zie hierboven 1.6.6) gelden voor alle erflaters-niet-rijksinwoners, evenals het verlaagd tarief voor vererving van een familiale onderneming (zie hierboven 1.6.4.) (en dan, wat buitenlandse erflaters betreft, meer bepaald voor het in België gelegen onroerend goed dat tot de vererfde activa van een onderneming behoort en dat niet hoofdzakelijk tot bewoning is aangewend of bestemd; alle roerende goederen die tot de onderneming behoren, zijn niet belastbaar in België, ook niet indien ze in België zijn gelegen). In Vlaanderen is ook de vrijstelling voor ‘terugkeer’ naar de erfgenaam, legataris of begiftigde van eerder aan de overledene geschonken goederen (zie hierboven 1.6.8) van toepassing op het recht van overgang bij overlijden. Het betreft hier dan natuurlijk enkel geschonken onroerende goederen die in België zijn gelegen en op het ogenblik van overlijden nog tot de nalatenschap behoren (zo niet is het recht van overgang bij overlijden niet verschuldigd). De vermindering voor kinderen van de erflater jonger dan 21 jaar daarentegen kan niet toegepast worden.
2.3.3. Vrijstellingen en verminderingen
In het Waalse Gewest bestaat er ten aanzien van het recht van overgang bij overlijden geen forfaitaire aftrek noch een vrijgesteld minimum. Wel wordt de vermindering voor erfgerechtigden met kinderen jonger dan 21 jaar toegestaan (punt 1.7.2.). De vrijstelling voor bomen op stam geldt eveneens voor niet-rijksinwoners. Dit betekent dat enkel de bosgrond (zonder de waarde van de bomen) belastbaar is (zie hierover meer onder 1.7.7.). Ook de vrijstelling voor onroerende goederen die in Natura 2000-gebieden zijn gelegen en de voorlopige vrijstelling voor onroerende goederen gelegen opgenomen in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk (zie 1.7.5 en 1.7.6.) is van toepassing op buitenlandse erflaters die een in Wallonië gelegen onroerend goed nalaten. De vermindering van de successierechten voor goederen die binnen het jaar meer dan eens vererven (zie hierboven 1.3.5) wordt eveneens toegekend op het recht van overgang bij overlijden. In Wallonië geldt ook de vrijstelling voor ‘terugkeer’ naar de erfgenaam, legataris of begiftigde van eerder aan de overledene geschonken goederen (zie hierboven 1.7.8). Het betreft hier dan natuurlijk enkel geschonken onroerende goederen die in België zijn gelegen en op het ogenblik van overlijden nog tot de nalatenschap behoren (zoniet is het recht van overgang bij overlijden niet verschuldigd). 2.4. HET RECHT VAN OVERGANG BIJ OVERLIJDEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 2.4.1. Belastbare grondslag – aftrek van schulden
Bij overlijden van een niet-rijksinwoner die inwoner is van de Europese Economische Ruimte, zal het recht van overgang bij overlijden dat verschuldigd is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest slechts berekend worden op de verkoopwaarde van deze onroerende goederen, verminderd met de op de dag van het overlijden bestaande schulden die specifiek werden aangegaan om deze onroerende goederen te verwerven of te behouden.
De vermindering van de successierechten voor goederen die binnen het jaar meer dan eens vererven (zie hierboven 1.3.5) wordt eveneens toegekend op het recht van overgang bij overlijden.
In hoofde van rijksinwoners van landen buiten de Europese Economische Ruimte zijn de schulden dus niet aftrekbaar.
2.3. HET RECHT VAN OVERGANG BIJ OVERLIJDEN IN HET WAALSE GEWEST
De ‘Europese Economische Ruimte’ (EER) is een akkoord tussen de landen van de Europese Unie en de landen van de Europese Vrijhandels Associatie (EVA) met uitzondering van Zwitserland.
2.3.1. Belastbare grondslag – aftrek van schulden
In het Waalse Gewest zijn de schulden die specifiek betrekking hebben op de in België gelegen onroerende goederen aftrekbaar van de in België belastbare grondslag. In tegenstelling tot de Vlaamse regeling, geldt het principe van aftrek van schulden die specifiek betrekking hebben op het belastbare onroerend goed niet enkel voor inwoners van de Europese Economische Ruimte, doch voor alle niet-inwoners uit de ganse wereld. 2.3.2. Tarief
De algemene tarieven van het recht van overgang bij overlijden zijn identiek aan deze van het successierecht en hangen dus af van de verwantschapsgraad met de erflater. De in het Waalse Gewest geldende tarieven en tabellen vindt u terug onder punt 1.7.2. 24
2.4.2. Tarief
De algemene tarieven van het recht van overgang bij overlijden zijn identiek aan deze van het successierecht en hangen dus af van de verwantschapsgraad met de erflater. De in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geldende tarieven en tabellen vindt u dus terug onder punt 1.8.2. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan het verlaagd tarief van 3 % worden bekomen bij overlijden van een niet-rijksinwoner indien het een in België gelegen onroerend goed betreft dat deel uitmaakt van een universaliteit, een bedrijfstak of een handelsfonds en dat voldoet aan de voorwaarden van het 3 %-tarief (zie punt 1.8.4). Dit verlaagd tarief geldt zowel voor niet-rijksinwoners, inwoners van de Europese Economische Ruimte (EER) als voor alle andere niet-rijksinwoners.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING
2.4.3. Vrijstellingen en verminderingen
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de forfaitaire vrijstelling op de eerste schijf van 15.000 EUR voor door de wet tot de erfenis geroepen erfgenamen in rechte lijn of tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden (zie punt 1.8.2.A.) ook toegekend aan niet-rijksinwoners. In tegenstelling tot wat geldt voor de aftrek van schulden die specifiek werden aangegaan om de in België gelegen onroerende goederen te verwerven of te behouden, wordt dit abattement ook toegekend indien de niet-rijksinwoner zijn fiscale woonplaats buiten de EER had. De vrijstelling voor een nalatenschap waarin het belastbare nettoactief minder dan 1.250 EUR bedraagt, die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt toegekend aan alle andere categorieën dan deze in rechte lijn of tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden (zie punt 1.8.2.B. en 1.8.2.C.), geldt eveneens voor alle niet-rijksinwoners, ook deze buiten de EER. Ook de vrijstelling van de gezinswoning (zie hierboven 1.8.3.) wordt toegekend indien de erflater, voor de berekening van de successierechten, als niet-rijksinwoner wordt beschouwd (zie hieromtrent 1.1.2.), maar het goed wel als gezinswoning in de zin van de Brusselse regelgeving moet worden beschouwd. De vermindering voor erfgerechtigden met kinderen jonger dan 21 jaar die geldt voor alle categorieën van erfgerechtigden, wordt eveneens toegestaan. Ook de vermindering van de successierechten voor goederen die binnen het jaar meer dan eens vererven (zie hierboven 1.3.5), wordt, net zoals in de 2 andere gewesten, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toegekend op het recht van overgang bij overlijden.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING 3.1. BEPALINGEN VAN TOEPASSING VOOR DE 3 GEWESTEN 3.1.1. Registratieverplichting
Schenkingen onder levenden van zowel roerende als onroerende goederen moeten, op straffe van nietigheid, in een notariële akte worden vastgelegd en zullen bijgevolg op het registratiekantoor ter registratie moeten worden aangeboden. De waarde van de geschonken goederen is onderworpen aan een schenkingsrecht dat berekend wordt over het deel dat eenieder van de begiftigden verkrijgt, doch waarvan het tarief naargelang het gewest verschilt. Handgiften (van goederen die van hand tot hand kunnen worden gegeven zoals geld, juwelen) en indirecte schenkingen (bijv. overschrijving van gelden of een effectenportefeuille naar de rekening van de begiftigde(n)) zijn een uitzondering op de regel dat elke schenking die niet bij notariële akte gebeurt, nietig is (een dergelijke handgift of indirecte schenking kan echter niet onder voorbehoud van vruchtgebruik gebeuren en er is betwisting over de vraag of er voorwaarden kunnen aan gekoppeld worden). Aangezien enkel notariële schenkingen verplicht registreerbaar zijn, zijn handgiften of indirecte schenkingen in principe niet aan schenkingsrechten onderworpen. Dit is echter wel het geval indien van deze schenking melding wordt gemaakt in een notariële akte (vb. bij aankoop van een onroerend goed) die titel oplevert van de schenking of indien deze handgift of indirecte schenking spontaan ter registratie zou worden aangeboden. De spontane aanbieding ter registratie van een handgift kan gebeuren ofwel door een document te laten registreren dat melding maakt van de vroegere schenking en dat uitgaat van zowel de
schenker als de begiftigde(n) samen ofwel uitgaat van de begiftigde(n) alleen. De spontane registratie van een document dat de indirecte schenking (o.a. de zogenaamde bankgift) bevestigt, moet steeds door zowel de schenker als de begiftigde ondertekend zijn. Het onderhandse geschrift dat spontaan ter registratie wordt aangeboden moet de waarde van de goederen en de verwantschapsgraad tussen schenker en begiftigde(n) op datum van de aanbieding ter registratie vermelden, evenals de fiscale woonplaats van de schenker in de 5 jaar voor aanbieding ter registratie. De datum van aanbieding ter registratie is dus bepalend en niet de datum van de handgift of indirecte schenking zelf.
E
De ontvanger van registratie registreert alles wat ter registratie wordt aangeboden, ook een schenking die nietig is (bijvoorbeeld onderhandse schenkingsakte). Het is niet zo dat de nietigheid van deze akte wordt opgeheven door de registratie ervan.
De schenking van in België gelegen onroerende goederen moet steeds verplicht bij notariële akte gebeuren. 3.1.2. Belastbare grondslag
De belastbare grondslag inzake schenkingsrechten is nog grotendeels uniform in de 3 gewesten (hoewel de 3 gewesten naar aanleiding van de invoering van een vast verlaagd tarief voor schenkingen van roerende goederen regels hebben toegevoegd m.b.t. de waardering van roerende goederen en Wallonië een uitzondering heeft voorzien op het algemeen geldend principe dat lasten niet aftrekbaar zijn). Bij de berekening van het registratierecht wordt in de regel geen rekening gehouden met de lasten die door de schenker aan de begiftigde zijn opgelegd. Bijgevolg wordt steeds het ‘brutoaandeel’ belast. Hierop bestaat een algemene uitzondering die geldt in de 3 gewesten: de last, bestaande uit een som, een rente of een pensioen onder kosteloze titel bedongen ten bate van een derde die onmiddellijk aanvaardt, is aftrekbaar in hoofde van de begiftigde die de last moet uitvoeren, doch zal op haar beurt als schenking belast worden in hoofde van deze derde (en wordt in principe belast aan hetzelfde tarief als de hoofdschenking).
D
VOORBEELD
Ouders schenken een onroerend goed ter waarde van 100.000 EUR aan hun dochter, met als last voor de dochter om 50.000 EUR te betalen aan haar broer. De dochter wordt belast op 100.000 EUR en de zoon wordt niet belast, tenzij de zoon in de schenkingsakte zijn schenking van 50.000 EUR aanvaardt. Door deze aanvaarding betaalt de dochter slechts schenkingsrechten op 50.000 EUR (100.000 EUR – last van 50.000 EUR) en de zoon eveneens op 50.000 EUR. Beide schenkingen (2 x 50.000 EUR) worden belast aan het progressieve tarief van de onroerende schenkingen (ook al ontvangt de zoon een som geld).
In het Waalse Gewest geldt een tweede uitzondering op het principe dat lasten niet aftrekbaar zijn van de belastbare basis waarop de schenkingsrechten worden berekend. Bij schenking van verontreinigde of potentieel verontreinigde gronden zijn de kosten i.v.m. de plichten tot onderzoek op de verontreinigde of potentieel verontreinigde terreinen en tot bodemsanering, met inbegrip van de afbraak- en herstelkosten voor de sanering die aan de begiftigde(n) worden opgelegd, wel aftrekbaar van de belastbare basis.
E
Indien de aan de begiftigde opgelegde last zodanig zwaar is ten opzichte van het ontvangen goed, bestaat de kans dat de Administratie de schenking als een verkoop zal kwalificeren en dat verkooprechten verschuldigd zijn in plaats van schenkingsrechten.
25
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
E
De Waalse regelgeving omtrent de tenlasteneming van saneringskosten vereist niet dat de (potentieel) verontreinigde gronden in Wallonië zijn gelegen. Opdat de Waalse regelgeving van toepassing is, volstaat het dat de schenker geacht wordt zijn fiscale woonplaats in het Waalse Gewest te hebben (zie hierna punt 3.2).
De schenkingsrechten zijn, in principe, ten laste van de begiftigde. Indien echter de schenkingsrechten ten laste worden genomen door de schenker, dan wordt deze tenlasteneming niet beschouwd als een bijkomende schenking. De schenker kan dus ‘belastingvrij’ de schenkingsrechten op zich nemen. 3.1.3. Schenkingen onder opschortende voorwaarde
Bij schenkingen onder opschortende voorwaarde zijn de schenkingsrechten in principe slechts verschuldigd op het ogenblik van de vervulling van de voorwaarde (in het Waalse Gewest geldt een uitzondering op dit algemene principe voor de schenking via aanduiding van de begunstigde in een levensverzekeringsovereenkomst, zie 3.4.3). Het toepasselijke tarief is het tarief dat van toepassing was op het ogenblik van de schenking. De belastbare grondslag daarentegen waarop de schenkingsrechten worden berekend, is de waarde van de geschonken goederen op het ogenblik van de vervulling van de voorwaarde. Binnen een termijn van 4 maanden na de vervulling van de voorwaarde, moet de begiftigde een door hem ondertekende verklaring van vervulling van de voorwaarde indienen op het registratiekantoor. Dit document moet in 2 exemplaren worden ingediend en moet de volgende gegevens bevatten: • de vermelding van de schenking (onder opschortende voorwaarde) en de datum van de schenking; • de datum van het vervullen van de voorwaarde; • de identificatiegegevens van de schenker(s) en de begiftigde(n); • de omvang van de geschonken goederen; • de waarde van de geschonken goederen op datum van overlijden (en dus niet op datum van de schenking). De vervulling van de voorwaarde moet niet worden vastgesteld bij authentieke akte. Het document dat ter registratie moet worden aangeboden, mag dus een onderhands document zijn dat door de begiftigde zelf wordt opgemaakt. Bij schenking van roerende goederen aan het verlaagd tarief, werd in de 3 gewesten een maatregel ingevoerd om te vermijden dat de schenker de roerende goederen zou schenken onder opschortende voorwaarde van zijn vooroverlijden (en dus op voorwaarde dat de begiftigde de schenker overleeft) opdat, op het ogenblik van het vooroverlijden van de schenker, verlaagde schenkingsrechten zouden van toepassing zijn in plaats van successierechten (zie 1.3.2. inzake fictieve activa). In het Vlaamse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden dergelijke schenkingen van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker op basis van een fiscale fictie alsnog belast in de successierechten (en vrijgesteld van schenkingsrechten). In het Waalse Gewest worden deze schenkingen in principe uitgesloten van het verlaagd tarief van toepassing op schenking van roerende goederen en dus onderworpen aan het progressieve tarief (zie 3.4.2) (voor de uitzonderingen op dit principe, zie 3.4.3).
E
26
Enkel de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker stelt problemen voor het bekomen van het verlaagd tarief bij schenking van roerende goederen. Een schenking die gebeurt onder een andere opschortende voorwaarde, blijft onderworpen aan het verlaagd tarief. De schenking van onroerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker blijft wel onderworpen aan schenkingsrechten (en wordt dus niet fictief onderworpen aan successierechten).
3.2. LOKALISATIECRITERIUM: WELKE GEWESTELIJKE REGELING IS VAN TOEPASSING?
Schenkingsrechten zijn verschuldigd volgens de wetgeving van het gewest waar de schenker, op het ogenblik van de schenking, zijn fiscale woonplaats heeft. Dit geldt zowel voor roerende als voor onroerende schenkingen. Als de fiscale woonplaats van de schenker tijdens de periode van 5 jaar voor zijn schenking in meer dan één gewest in België gelegen was, zijn de rechten verschuldigd volgens de regelgeving van het gewest waar zijn fiscale woonplaats tijdens de voormelde periode het langst gevestigd was. De fiscale woonplaats is de plaats waar de schenker zijn werkelijke, effectieve, voortdurende woonplaats had gevestigd, de plaats waar hij zijn domus, zijn familie, het centrum van zijn bedrijvigheid, de zetel van zijn zaken en van zijn bezigheden had. Zo is bijvoorbeeld de Waalse regelgeving van toepassing: • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking zijn fiscale woonplaats steeds in Wallonië heeft gehad; • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking in meerdere gewesten zijn fiscale woonplaats heeft gehad, doch het langst in Wallonië en dit ongeacht of de schenker op het ogenblik van schenking in Wallonië of in een ander gewest woonde; • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking in het buitenland heeft gewoond, daarna naar Wallonië is verhuisd en er nog steeds (effectief) woont op het ogenblik van schenking (zelfs indien dit minder dan 5 jaar was); • wanneer de schenker in de periode van 5 jaar vóór de schenking in het buitenland heeft gewoond, daarna in België in meerdere (Belgische) gewesten heeft gewoond, doch het langst – voor wat de ‘Belgische periode’ betreft – in het Waalse Gewest. In de authentieke schenkingsakte moet de notaris verplicht een verklaring van de schenker opnemen die vermelding inhoudt van het adres en de datum en duur van de vestiging van de verschillende fiscale woonplaatsen die de schenker gehad heeft in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de schenking en dit om de toepasselijke regelgeving te bepalen.
E
E
Deze verklaring moet ook opgenomen worden bij spontane aanbieding ter registratie van een onderhands document, doch in dat geval moet de periode van 5 jaar vóór de aanbieding ter registratie vermeld worden en niet de periode van 5 jaar vóór de handgift of de indirecte schenking.
Een in België geregistreerde schenking van roerende goederen door een schenker met fiscale woonplaats in één van de 3 gewesten aan een nietrijksinwoner is soms ook nog in het land van het fiscale domicilie van de begiftigde onderworpen aan registratierechten, waardoor een dubbele belasting kan ontstaan. Informeer dus steeds vooraf naar de in het buitenland geldende regels.
Het registratierecht op schenkingen onder de levenden van onroerende goederen door een niet-rijksinwoner is verschuldigd volgens het toepasselijke regime van de plaats waar het onroerend goed is gelegen. Het registratierecht op schenkingen onder de levenden van roerende goederen door een niet-rijksinwoner is verschuldigd volgens het toepasselijke regime van de fiscale woonplaats van de begiftigde indien de begiftigde een rijksinwoner is of volgens het toepasselijke regime van het gewest waarin het registratiekantoor is gelegen waar de schenking aan de registratieformaliteit wordt aangeboden.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING
E
De schenking van roerende goederen door een niet-rijksinwoner zal veelal in het land van de fiscale woonplaats van de schenker moeten worden geregistreerd. Een bijkomende registratie in België heeft veelal geen enkel nut (ook niet indien de begiftigde een Belgisch rijksinwoner is).
3.3. VLAAMSE SCHENKINGSRECHTEN 3.3.1. Algemeen
In Vlaanderen zijn enkel de schenkingen van ‘gewone’ onroerende goederen (d.w.z. met uitzondering van sommige bouwgronden) nog onderworpen aan de oude progressieve tarieven. Er is een heel eigen Vlaams regime gekomen voor schenking van in Vlaanderen gelegen bouwgronden, schenking van roerende goederen en schenking van een familiale onderneming en aandelen van een familiale vennootschap. Vlaanderen omvat de provincies Antwerpen, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant. Het omvat ook de randgemeenten (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en WezembeekOppem), en de Vlaamse taalgrensgemeenten (Voeren, Herstappe, Bever, Spiere-Helkijn, Mesen en Ronse). 3.3.2. Schenking van ‘gewone’ onroerende goederen (met uitzondering van bouwgronden – zie 3.3.3)
Tarieven en tabel in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde schenkingsrecht
plus over het meerdere
– 12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.l000 EUR 150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
3% 375 EUR 875 EUR 2.125 EUR 5.625 EUR 10.625 EUR 17.625 EUR 26.625 EUR 86.625 EUR
– 4% 5% 7% 10 % 14 % 18 % 24 % 30 %
Wie behoort tot de categorie ‘echtgenoten en samenwonenden’? • echtgenoten; • NIEUW vanaf 17 januari 2014: ex-echtgenoten die uit de echt zijn gescheiden of van tafel en bed zijn gescheiden indien zij gemeenschappelijke afstammelingen hebben; • wettelijk samenwonenden (zij die in België een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand); • feitelijk samenwonenden die op de dag van schenking (of de dag van registratie van een niet-verplicht registreerbare schenking) ten minste 1 jaar ononderbroken met de schenker samenwonen en er een gemeenschappelijke huishouding mee voeren. Indien de samenwonenden in het bevolkingsregister op hetzelfde adres waren ingeschreven, wordt er, in principe, van uitgegaan dat de betrokkenen een gemeenschappelijke huishouding voeren, tenzij de ontvanger het tegendeel bewijst. Indien de samenwonenden niet op hetzelfde adres waren ingeschreven, mogen zij het bewijs leveren van werkelijke samenwoning en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding; • NIEUW vanaf 17 januari 2014: ex-samenwonenden, zowel wettelijke als feitelijke, indien zij gemeenschappelijke afstammelingen hebben.
Wie behoort tot de categorie ‘rechte lijn’? • begiftigden in rechte lijn (zowel de biologische als de ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders); • (gewone) adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren hoofdzakelijk van de adoptant, of van deze en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen worden op een schenking van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder belast aan het tarief ‘rechte lijn’. In omgekeerde zin (adoptieouders die een schenking ontvangen van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet en is het tarief tussen vreemden dus van toepassing. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd (in tegenstelling tot de gewone adoptie), is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder – adoptiekind, maar ook ten opzichte van de andere bloedverwanten) waardoor de ten volle geadopteerde kinderen als gewone begiftigden in rechte lijn moeten worden beschouwd; • NIEUW vanaf 17 januari 2014: stiefkinderen en stiefouders; • NIEUW vanaf 17 januari 2014: naar analogie met de stiefkinderen en de stiefouders ook de kinderen van een persoon die met de schenker samenwoont of, indien de ouder van het kind is vooroverleden, samenwoonde op het ogenblik van dat overlijden of de persoon die met de ouder van de schenker samenwoont of samenwoonde op het ogenblik van vooroverlijden van die ouder. Zowel de wettelijke samenwoning als de feitelijke samenwoning van 1 jaar vallen hieronder; • NIEUW vanaf 17 januari 2014: zorgkinderen en zorgouders. Een zorgrelatie wordt verondersteld wanneer iemand, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 3 achtereenvolgende jaren bij een andere persoon heeft ingewoond en gedurende die tijd hoofdzakelijk van die andere persoon of van deze persoon en zijn levenspartner samen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen.
E
Tot 16 januari 2014 was de categorie ‘rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden’ in het Vlaamse Wetboek Registratierechten niet zo uitgebreid als deze in het Wetboek Successierechten. Zo werden bijvoorbeeld stief- en zorgkinderen, wat de schenkingsrechten betreft, niet gelijkgeschakeld met verkrijgers ‘in rechte lijn’. Sinds 17 januari 2014 is er een gelijkschaking van de categoriën in de successie- en de schenkingsrechten.
Tarieven en tabel tussen broers en zusters Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde schenkingsrecht
plus over het meerdere
– 12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR –
20 % 2.500 EUR 5.625 EUR 23.125 EUR 73.125 EUR
– 25 % 35 % 50 % 65 %
27
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
Tarieven en tabel tussen ooms, tantes, neven en nichten Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde schenkingsrecht
plus over het meerdere
– 12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR –
25 % 3.125 EUR 6.875 EUR 26.875 EUR 81.875 EUR
– 30 % 40 % 55 % 70 %
Tarieven en tabel tussen alle anderen Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde schenkingsrecht
plus over het meerdere
– 12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR –
30 % 3.750 EUR 8.125 EUR 33.125 EUR 98.125 EUR
– 35 % 50 % 65 % 80 %
Vermindering voor begiftigden met kinderen jonger dan 21 jaar Een begiftigde tot wiens gezin ten minste 3 kinderen behoren die jonger zijn dan 21 jaar, krijgt op de schenkingsrechten die zijn onderworpen aan het gewone progressieve tarief een vermindering van 2 % van het verschuldigde recht per kind jonger dan 21 jaar ten laste tot een maximum van 62 EUR per kind. Bij schenking tussen echtgenoten of samenwonenden die ten minste 3 tot het gezin behorende kinderen jonger dan 21 jaar hebben, geniet de begiftigde echtgenoot of samenwonende een vermindering van 4 % per kind jonger dan 21 jaar, met een maximum van 124 EUR per kind. Progressievoorbehoud voor schenkingen die werden gedaan in de 3 jaar voor de schenking Progressievoorbehoud inzake schenkingsrechten betekent dat men, voor de berekening van het van toepassing zijnde progressieve tarief van de schenkingsrechten, rekening zal houden met eerdere schenkingen die tussen dezelfde partijen plaatsvonden in de 3 jaar vóór de nieuwe schenking en dit om te vermijden dat schenkingen gespreid worden in de tijd om steeds opnieuw van het lage tarief van de eerste schijf te kunnen genieten. Spreiding heeft wel zijn nut als men tussen elke schenking minstens 3 jaar laat verlopen. In de schenkingsakten moet dan ook vermeld worden of er in de periode van 3 jaar voor de nieuwe schenking reeds tussen dezelfde partijen één of meer schenkingen zijn voorgekomen van goederen waarop het progressievoorbehoud van toepassing is. In Vlaanderen is dit progressievoorbehoud beperkt tot de onroerende goederen. Bijgevolg zal enkel bij schenking van een onroerend goed (zowel de onroerende goederen die onderworpen zijn aan het gewone progressieve tarief als bouwgronden die onderworpen zijn aan het verlaagde tarief, zie hierna 3.3.3) rekening gehouden worden met eerdere schenkingen van onroerende goederen (ook hier weer zowel de ‘gewone’ onroerende goederen als de ‘bouwgronden’) en dit indien dergelijke schenkingen hebben plaatsgevonden tussen dezelfde partijen in de 3 jaar voor de schenking. Voor wat de onroerende goederen betreft die deel uitmaken van een eerder geschonken onderneming, zie hierna 3.3.5. 28
3.3.3. Tijdelijke maatregel voor schenking van bouwgronden (tot 31 december 2014)
Algemeen Het regime van schenking van bouwgronden werd ingevoerd als tijdelijke maatregel op 1 januari 2003 en werd reeds een aantal keren verlengd. Bij de laatste verlenging (waarvan het regime loopt tot 31 december 2014) werden de voorwaarden echter gewijzigd. Tot 31 december 2014 kan een in Vlaanderen gelegen perceel bouwgrond geschonken worden aan een verlaagd tarief. Zowel de schenking van de volle en de blote eigendom als de schenking van het vruchtgebruik kan van het verlaagde tarief genieten. Ook de schenking van een onverdeeld deel is mogelijk. In principe moet de grond onbebouwd zijn, doch bouwwerken of overblijfselen van bouwwerken waarvan de waarde verwaarloosbaar is in verhouding met de waarde van de grond, sluit de toepassing van het verlaagde tarief niet uit. Voorbeelden hiervan zijn een duivenhok, een tuinhuis, een ruïne. Het verlaagd tarief geldt enkel indien minstens één van de begiftigden binnen de 5 jaar na schenking zijn hoofdverblijfplaats vestigt in een woning die na de schenking op de grond wordt opgericht (zie verder voorwaarden).
E
Schenkingen die plaatsvonden onder de oude regeling, blijven onderworpen aan de oude regeling, d.w.z. dat de schenkingen tussen 1 januari 2010 en 31 december 2011 nog moeten voldoen aan de voorwaarden tot indiening van een volledig dossier tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning tot het bouwen van een woning, maar dat er geen verplichting is tot oprichting van een woning op de grond.
Tarieven en tabel voor schenkingen ‘in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden’ Bij schenking van bouwgronden die aan de Vlaamse regelgeving zijn onderworpen, wordt het gewone progressieve tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden tot 31 december 2014 verlaagd met 2 % tot aan de schijf van 150.000 EUR. Vanaf 150.000 EUR blijven de ‘gewone’ tarieven behouden. Bijgevolg zal het verlaagde tarief op schenkingsrechten geheven worden volgens het in de volgende tabel vermelde tarief. Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde schenkingsrecht
– 12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
1% 125 EUR 375 EUR 1.125 EUR 3.625 EUR 7.625 EUR 14.625 EUR 23.625 EUR 83.625 EUR
plus over het meerdere – 2% 3% 5% 8% 14 % 18 % 24 % 30 %
(verlaagd tarief) (verlaagd tarief) (verlaagd tarief) (verlaagd tarief) (gewone tarief) (gewone tarief) (gewone tarief) (gewone tarief)
Tarieven en tabel voor schenkingen van bouwgronden aan alle anderen De andere tarieven (tarief tussen broers en zussen, ooms, tantes, neven en nichten en tussen vreemden) worden gebracht op 10 % tot de schijf van 150.000 EUR. Vanaf 150.000 EUR blijven ook voor deze schenkingen de gewone progressieve tarieven van toepassing. In tabelvorm kunnen die tarieven voor bouwgronden als volgt worden voorgesteld.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING
Bij een brutoaandeel van: verkrijgingen door broers en zusters meer dan – 150.000 EUR 175.000 EUR
verkrijgingen door ooms, tantes, neven en nichten
maar niet meer dan
verschuldigd schenkingsrecht
plus over het meerdere
verschuldigd schenkingsrecht
plus over het meerdere
verschuldigd schenkingsrecht
plus over het meerdere
150.000 EUR 175.000 EUR –
10 % 15.000 EUR 27.500 EUR
– 50 % 65 %
10 % 15.000 EUR 28.750 EUR
– 55 % 70 %
10 % 15.000 EUR 31.250 EUR
– 65 % 80 %
Voorwaarden • De grond moet gelegen zijn in Vlaanderen (en bovendien moeten natuurlijk de Vlaamse schenkingsrechten van toepassing zijn wat betekent dat de fiscale woonplaats van de schenker in het Vlaamse Gewest moet zijn gelegen, eventueel rekening houdend met een periode van 5 jaar voor de schenking). • De grond moet volgens stedenbouwkundige voorschriften bestemd zijn tot woningbouw wat betekent dat hij in woongebied moet gelegen zijn. • De begiftigde die wenst te genieten van het verlaagde tarief moet een natuurlijke persoon zijn. • De begiftigde (of één van hen) moet binnen de 5 jaar na de schenkingsakte zijn of haar hoofdverblijfplaats vestigen in de woning die op deze grond werd opgericht. • Bovendien moet in de notariële schenkingsakte uitdrukkelijk vermeld worden dat de schenking een in Vlaanderen gelegen perceel grond betreft dat volgens stedenbouwkundige voorschriften bestemd is voor woningbouw en welke begiftigde(n), zich ertoe verbindt/verbinden om binnen de vijf jaar te rekenen van de datum van de akte hun hoofdverblijfplaats te vestigen op het adres van het verkregen goed. Sanctie indien niet (tijdig) is voldaan aan de voorwaarde van vestiging van de hoofdverblijfplaats Indien deze voorwaarde van vestiging van hoofdverblijfplaats niet wordt nagekomen, is de sanctie als volgt: • indien één (of meerdere) begiftigde(n) die zich had(den) verbonden, zijn verbintenis tot vestiging van de hoofdverblijfplaats niet nakomt, is deze begiftigde gehouden tot betaling van de aanvullende rechten over zijn eigen aandeel in de schenking, vermeerderd met de wettelijke intrest tegen de rentevoet bepaald in burgerlijke zaken te rekenen van de datum van registratie van de schenking. De wettelijke intrestvoet bedraagt 7 %. • indien geen enkele begiftigde die de verbintenis had aangegaan, zijn verbintenis tot vestiging van de hoofdverblijfplaats nakomt, zijn daarenboven alle begiftigden die de verbintenis hadden aangegaan en niet nakomen ondeelbaar gehouden tot betaling van alle aanvullende rechten over de aandelen van hun medebegiftigden die de verbintenissen niet hebben aangegaan, vermeerderd met de wettelijke intrest tegen de rentevoet bepaald in burgerlijke zaken te rekenen van de datum van registratie van de schenking. Zolang minstens één van de begiftigden die de verbintenis had aangegaan deze verbintenis nakomt, zijn dus geen aanvullende rechten en intresten verschuldigd op het aandeel van deze begiftigde en op het aandeel van de begiftigden die de verbintenis niet hebben aangegaan.
E
verkrijgingen door alle andere personen
Er zijn geen aanvullende rechten, noch intresten verschuldigd wanneer de niet-nakoming van de aangegane verbintenis het gevolg is van overmacht.
Geen vermindering voor begiftigden met kinderen jonger dan 21 jaar Bij schenking van een bouwgrond aan het verlaagde tarief, heeft de begiftigde geen recht op vermindering voor kinderen jonger dan 21 jaar.
Progressievoorbehoud voor schenkingen van onroerende goederen die werden gedaan in de 3 jaar vóór schenking Bij schenking van een bouwgrond zal, voor de bepaling van het tarief van de schenkingsrechten, rekening worden gehouden met eventuele schenkingen van andere onroerende goederen tussen dezelfde partijen in de periode van 3 jaar voor de nieuwe schenking (zie hierboven meer onder 3.3.2). Voor wat de onroerende goederen betreft die deel uitmaken van een eerder geschonken ‘onderneming’, zie verder 3.3.5. Omgekeerd zal bij schenking van een ander onroerend goed eveneens rekening worden gehouden met schenkingen van bouwgronden die plaatsvonden in de 3 jaar voor de nieuwe schenking. Indien u, in een periode van 3 jaar, zowel ‘gewone’ onroerende goederen als een bouwgrond wenst te schenken, kunt u best eerst de bouwgrond schenken.
D
VOORBEELD
In 2010 schenkt een ouder een bouwgrond ter waarde van 50.000 EUR aan zijn kind. De registratierechten worden als volgt berekend: • 1 % (i.p.v. het gewone tarief van 3 %) op 12.500 EUR = 125 EUR • 2 % (i.p.v. het gewone tarief van 4 %) op 12.500 EUR = 250 EUR • 3 % (i.p.v. het gewone tarief van 5 %) op 25.000 EUR = 750 EUR, dus totale schenkingsrechten 1.125 EUR In 2011 schenkt diezelfde ouder zijn woning ter waarde van 90.000 EUR aan datzelfde kind. Door de regel van het progressievoorbehoud wordt deze schenking beschouwd als een schenking in de schijf van 50.000 tot 140.000 EUR. De registratierechten worden als volgt berekend: • 7 % (= gewone tarief) op 50.000 EUR = 3.500 EUR • 10 % (= gewone tarief) op 40.000 EUR = 4.000 EUR, dus totale schenkingsrechten op de woning 7.500 EUR Ten slotte wordt door dezelfde ouder in 2012 een tweede bouwgrond geschonken aan dat kind ter waarde van 50.000 EUR. Door de regel van het progressievoorbehoud wordt deze schenking beschouwd als een schenking in de schijf van 140.000 tot 190.000 EUR waardoor nog slechts 10.000 EUR van het verlaagd tarief bouwgrond kan genieten. De schenkingsrechten worden als volgt berekend: • 8 % (i.p.v. het gewone tarief van 10 %) op 10.000 EUR = 800 EUR • 14 % (= gewone tarief vanaf de schijf van 150.000 EUR) op 40.000 EUR = 5.600 EUR, dus totale schenkingsrechten op de tweede bouwgrond bedragen 6.400 EUR Indien de schenking van de woning en de schenking van de tweede bouwgrond zouden worden omgewisseld, dan bedragen de schenkingsrechten op de tweede bouwgrond: • 5 % (i.p.v. het gewone tarief van 7 %) op 50.000 EUR = 2.500 EUR op de tweede bouwgrond en op de woning • 10 % (= gewone tarief) op 50.000 EUR = 5.000 EUR • 14 % (= gewone tarief) op 40.000 EUR = 5.600 EUR, dus totale schenkingsrechten op woning 10.600 EUR, wat dus een belastingbesparing van 800 EUR oplevert.
Progressievoorbehoud bij overlijden Schenkingen die werden geregistreerd in de 3 jaar voor overlijden, moeten worden aangegeven in de aangifte van nalatenschap (zie hierboven 1.3.4). Deze schenkingen worden niet als dusdanig belast in de successierechten, maar worden in principe wel mee in aanmerking genomen voor de berekening van het tarief van de successierechten op de goederen van de nalatenschap. In 29
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
Vlaanderen bestaan er een aantal uitzonderingen op dit algemene principe. Zo zal voor de bepaling van het tarief in de successierechten geen rekening moeten worden gehouden met de schenking van bouwgronden die hebben genoten van het verlaagde tarief ‘in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden’ (en dit in tegenstelling met het progressievoorbehoud inzake schenkingsrechten bij opeenvolgende schenkingen – zie vorig punt – waar wel rekening wordt gehouden met deze schenkingen van bouwgronden ‘in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden’). De schenking van bouwgronden aan anderen – verlaagde tarief van 10 % tot de schijf van 150.000 EUR – is wel onderworpen aan het progressievoorbehoud bij overlijden (zie hieromtrent ook 1.6.7). 3.3.4. Schenking van roerende goederen
Tarieven In rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden wordt elke schenking van roerende goederen belast aan 3 %. Voor alle andere schenkingen (tussen broers en zusters, maar ook tussen vreemden) bedraagt het tarief 7 %. Geen vermindering voor begiftigden met kinderen jonger dan 21 jaar Bij schenking van een roerend goed aan het verlaagde tarief, heeft de begiftigde geen recht op vermindering voor kinderen jonger dan 21 jaar. Progressievoorbehoud (bij opeenvolgende schenkingen en bij overlijden) Doordat de schenking van roerende goederen geregistreerd wordt tegen een vast tarief, heeft het geen zin om bij de bepaling van het tarief schenkingsrechten rekening te houden met schenkingen uit het verleden (periode van 3 jaar vóór schenking). Het progressievoorbehoud van toepassing voor wat de schenkingsrechten betreft bij opeenvolgende schenkingen die plaatsvinden binnen een termijn van 3 jaar, blijft in Vlaanderen dus beperkt tot onroerende goederen (zie hierover ook 3.3.2 en 3.3.3). Voor de berekening van het progressievoorbehoud bij schenking van onroerende goederen (zowel onroerende goederen onderworpen aan het ‘gewone’ progressieve tarief als bouwgronden onderworpen aan het verlaagde tarief) wordt ook enkel nog rekening gehouden met eerder geschonken onroerende goederen (en dus niet met de vroegere schenking van roerende goederen). Ook het progressievoorbehoud bij overlijden (zie hierboven 1.3.4) houdt geen rekening met de aan het vaste tarief geregistreerde roerende goederen. Zo zal er, in geval van overlijden binnen de 3 jaar na de schenking, om het progressief recht van successie te bepalen, geen rekening worden gehouden met de schenking van roerende goederen die aan erfgerechtigden werden geregistreerd aan het Vlaamse verlaagde tarief van 3 of 7 % (zie ook 1.6.7).
E
Enkel de aan de Vlaamse registratierechten onderworpen roerende schenkingen worden uitgesloten van dit progressievoorbehoud. Er zal, voor wat de Vlaamse successierechten betreft wel nog moeten rekening gehouden worden met eventuele schenkingen van roerende goederen die werden geregistreerd aan het Waalse of Brusselse verlaagd tarief van toepassing op schenkingen van roerende goederen.
3.3.5. Schenking van activa van een familiale onderneming of van aandelen van een familiale vennootschap
Tarief In het Vlaamse Gewest geldt een vrijstelling op de schenking van activa van een familiale onderneming of op de schenking van aandelen van een familiale vennootschap indien de schenking bij authentieke akte gebeurt en dit 30
ongeacht of er al dan niet een graad van verwantschap is tussen de schenker en de begiftigde. Welke schenkingen kunnen genieten van de vrijstelling? • De activa die door de schenker of zijn echtgenoot of samenwonende beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep dat door de schenker en/of zijn of haar echtgenoot of samenwonende, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd of uitgeoefend (hierna ‘familiale onderneming’ genoemd); De onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd en die deel uitmaken van de onderneming (omdat ze ook gedeeltelijk voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt), kunnen niet genieten van de vrijstelling en zullen dus afzonderlijk aan het gewone progressieve tarief worden belast.
E
E
Voor schenkingen die dateren van voor 1 januari 2012 gold een uitsluiting voor de onroerende goederen die geheel of gedeeltelijk tot bewoning werden aangewend of bestemd; voor schenkingen vanaf 1 januari 2012 worden enkel de onroerende goederen uitgesloten die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of bestemd. Er is niet meer vereist dat alle activa van de onderneming worden geschonken. Indien de schenker de onderneming in verschillende stappen wenst te schenken, zal wel telkens vereist zijn dat de schenker of zijn echtgenoot of samenwonende op het ogenblik van de nieuwe schenking nog steeds, al dan niet samen met anderen, de onderneming exploiteert.
• De aandelen (ook certificaten van aandelen) in een familiale vennootschap, waarvan de zetel van werkelijke leiding is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van schenking voor een bepaald minimumpercentage, al naargelang het geval 50 % of 30 %, in volle eigendom toebehoren aan de schenker en/of zijn familie. Enkel de deelbewijzen met stemrecht kunnen genieten van de vrijstelling, evenals de certificaten van aandelen uitgereikt door rechtspersonen met een zetel in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen van familiale vennootschappen. Aandelen zonder stemrecht worden dus uitgesloten van het gunstregime. Om van de vrijstelling te kunnen genieten, moet de vennootschap – ofwel zelf de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben; – ofwel minstens 30 % van de aandelen houden van minstens 1 directe dochtervennootschap die de zetel in een lidstaat van de EER heeft en een van de hierboven vermelde activiteiten tot doel heeft. De vennootschap waarvan de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen gelijk of lager zijn dan 1,5 % van de totale activa en die terreinen en gebouwen bezitten die meer dan 50 % uitmaken van het totale actief, worden in principe uitgesloten van de vrijstelling omdat ze geacht worden geen reële economische activiteit uit te oefenen. De begiftigden mogen echter bewijzen dat de vennootschap wel degelijk een reële economische activiteit uitoefent om zo alsnog de vrijstelling te bekomen. Bovendien moet het om een ‘familiale’ vennootschap gaan wat betekent dat de aandelen – ofwel voor ten minste 50 % in volle eigendom toebehoren aan de schenker en/of zijn familie; – ofwel voor ten minste 30 % in volle eigendom toebehoren aan de schenker en/of zijn familie indien de schenker o hetzij met 1 andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar is van minstens 70 % van de aandelen van de vennootschap,
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING
o hetzij gezamenlijk met 2 andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar is van minstens 90 % van de aandelen van de vennootschap.
E
E
Een vennootschap met 3 familietakken kan dus van de vrijstelling genieten op voorwaarde dat de schenker en zijn familie zelf minstens 30 % van de aandelen in volle eigendom in handen hebben. Onder familie moet worden verstaan: • de echtgenoot of samenwonende, • de verwanten in rechte lijn alsook hun echtgenoten of samenwonenden, • de zijverwanten tot en met de tweede graad en hun echtgenoten of samenwonenden, • de kinderen van vooroverleden broers en zusters.
Voorwaarden tot verkrijging van de vrijstelling Om van de vrijstelling te kunnen genieten 1° moet de schenking gebeuren bij authentieke akte, 2° moeten in of onderaan deze akte een aantal verklaringen worden opgenomen, 3° moet bij de authentieke schenkingsakte een door de Vlaamse overheid uitgereikt attest worden gevoegd waaruit blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan.
E
Indien het attest niet wordt toegevoegd, zijn de schenkingsrechten verschuldigd aan het normale tarief maar kan later teruggave bekomen worden indien het attest bij de ontvanger wordt neergelegd binnen de 2 jaar na de betaling van de schenkingsrechten.
Vrijgesteld bedrag Bij schenking van een familiale onderneming worden in principe alle geschonken activa die deel uitmaken van de onderneming vrijgesteld van het registratierecht. Enkel op de onroerende goederen die deel uitmaken van de onderneming maar die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd, zal het progressieve schenkingsrecht van toepassing zijn. Bij schenking van aandelen van een familiale vennootschap wordt de verkoopwaarde van de aandelen volledig vrijgesteld. Bij schenking van aandelen van een vennootschap die zelf niet voldoet aan de voorwaarde van uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep die toch als een familiale vennootschap mag worden beschouwd omdat ze minstens 30 % van de aandelen houdt van minstens 1 directe dochtervennootschap met zetel in een lidstaat van de EER en een van de vermelde activiteiten tot doel heeft, wordt de vrijstelling enkel toegekend op de waarden van de aandelen van de vennootschap in de dochtervennootschappen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel en die hun zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte hebben. Voorwaarden tot verkrijging van de vrijstelling Opdat de vrijstelling bij schenking van de activa van een familiale onderneming behouden kan blijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • De activiteit van de familiale onderneming moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van schenking. Er is echter niet vereist dat deze activiteit door de begiftigde wordt voortgezet. De begiftigde moet evenmin de eigendom behouden van de bij schenking verkregen goederen. • De onroerende goederen die met toepassing van de vrijstelling werden geschonken, mogen niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd worden gedurende een periode van 3 jaar te rekenen van de datum van de schenking. Bij bestemmingswijziging van een onroerend goed dat op het ogenblik van
schenking niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd was, moet men dus voorzichtig zijn. Opdat de vrijstelling bij schenking van de aandelen van een familiale vennootschap behouden kan blijven, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: • De familiale vennootschap die zelf voldoet aan de voorwaarde met betrekking tot de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep, mag gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van de schenking geen vennootschap zonder reële economische activiteit worden. Dit betekent dat de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen niet gelijk of lager mogen zijn dan 1,5 % van de totale activa en tegelijkertijd de terreinen en gebouwen die de vennootschap bezit niet meer dan 50 % mag uitmaken van het totale actief, tenzij kan bewezen worden dat de vennootschap een reële economische activiteit uitoefent. • De familiale vennootschap die zelf niet voldoet aan de voorwaarde met betrekking tot de activiteit, maar op de dag van overlijden minstens 30 % van 1 rechtstreekse dochter aanhield, zal gedurende 3 jaar ononderbroken minstens 30 % van minstens 1 rechtstreekse dochter moeten blijven aanhouden. Het moet echter niet noodzakelijk om dezelfde dochtervennootschap gaan. • De activiteit van de familiale vennootschap moet zonder onderbreking worden voortgezet gedurende 3 jaar te rekenen van de datum van de schenking doch de begiftigde moet zelf niet de aandelen behouden. • De familiale vennootschap moet gedurende 3 jaar een jaarrekening opmaken en eventueel een geconsolideerde jaarrekening en publiceren volgens de regels van de lidstaat waarin zij haar zetel heeft gevestigd. • Het kapitaal mag gedurende een ononderbroken peiode van 3 jaar niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen. • De zetel van werkelijke leiding van de familiale vennootschap mag gedurende de 3 jaar volgend op de schenking niet worden overgebracht naar een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte. Sanctie Indien niet langer aan de voorwaarden tot behoud is voldaan, zijn in principe aanvullende rechten verschuldigd op het geheel.
E
Er wordt geen uitzondering gemaakt voor gevallen van overmacht zodat aanvullende rechten ook bij overmacht verschuldigd zullen zijn.
Indien, in geval van schenking van een familiale onderneming, een onroerend goed in de loop van de 3 jaar volgend op de schenking hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd wordt, is slechts gedeeltelijk verlies van de vrijstelling, nl. in de mate dat aan de voorwaarde tot behoud niet is voldaan. Indien, in geval van schenking van aandelen van een familiale vennootschap, enkel niet voldaan is aan de voorwaarde tot behoud van het kapitaal, vervalt de vrijstelling eveneens slechts proportioneel. Progressievoorbehoud (bij achtereenvolgende schenkingen en bij overlijden)? Een schenking van een onderneming of van aandelen die plaatsvond in de 3 jaar vóór schenking van een onroerend goed en werd geregistreerd onder de vrijstellingsregeling zal niet mee in aanmerking worden genomen voor de berekening van het tarief bij een latere schenking. Wel zal er rekening worden gehouden met de hoofdzakelijk tot bewoning bestemde onroerende goederen die als deel van de onderneming aan het gewone progressieve tarief werden belast. Ook op het vlak van successierechten (bij overlijden binnen 3 jaar na schenking) zal geen rekening worden gehouden met de van het schenkingsrecht vrijgestelde schenking van 31
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
ondernemingen of aandelen van een vennootschap, maar wel met de onroerende goederen die als deel van de onderneming toch aan het progressief tarief werden belast.
ningswijze voor de belastbare grondslag bij schenking van (potentieel) vervuilde gronden waarbij de kosten van sanering ten laste worden gelegd van de begiftigde (zie punt 3.1.2).
3.3.6. Vrijstelling van braakliggende, verwaarloosde of onderbenutte terreinen (Brownfield) die deel uitmaken van een Brownfieldproject
Het Waalse Gewest omvat de provincies Luik, Henegouwen, Luxemburg, Namen en Waals-Brabant, de gemeenten uit het Duitse taalgebied dus meegerekend, alsook de taalgrensgemeenten van het Waalse Gewest met taalfaciliteiten voor de Nederlandstaligen (Komen-Waasten, Moeskroen, Vloesberg en Edingen) en voor de Duitstaligen (de gemeenten Malmédy en Weismes).
Kosteloze registratie In het Vlaamse Gewest geldt er een kosteloze registratie bij schenking van een braakliggend, verwaarloosd of onderbenut terrein mits de schenking kadert in de uitvoering van een Brownfieldproject. Voorwaarden tot verkrijging van de kosteloze registratie • Het terrein moet deel uitmaken van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant. Een Brownfieldproject is een omschreven geheel van structurele maatregelen dat via de herontwikkeling (heraanleg infrastructuur, afbraak, modernisering constructies enz.) van een Brownfield leidt tot realisaties op economisch, sociaal en milieuvlak. Een Brownfieldconvenant is een door de Vlaamse Regering afgesloten contract met zowel de actoren (projectontwikkelaars, grondeigenaars, enz.…) als met de regisseurs (subsidiërende en vergunnende overheden, lokale besturen, provinciale ontwikkelingsmaatschappijen, enz.) bij een Brownfieldproject. In het convenant worden tussen alle betrokken administraties, instanties en personen klare en duidelijke werkafspraken gemaakt, zodanig dat bij de aanvang van het project er meteen duidelijkheid bestaat over bepaalde temporele en procedurele vereisten en verwachtingen in verband met de wederingebruikneming van het Brownfield. Deze convenanten konden aanvankelijk slechts tot eind 2009 worden afgesloten. De termijn werd een aantal keren verlengd en werd onlangs volledig geschrapt waardoor de regelgeving een definitief karakter heeft gekregen. • De schenking moet gebeuren met het oog op de realisatie van een Brownfieldproject. • Bij de ter registratie aangeboden schenkingsakte moet een attest tot het verkrijgen van kosteloze registratie in het kader van een Brownfieldproject dat het voorwerp uitmaakt van een Brownfieldconvenant worden gevoegd. Voorwaarden tot behoud van de kosteloze registratie • Het Brownfieldproject moet tijdig worden gestart. • Het Brownfieldproject moet tijdig worden gerealiseerd. • Het Brownfieldproject moet worden uitgevoerd conform de in het Brownfieldconvenant opgenomen voorwaarden. Sanctie Indien niet (langer) is voldaan aan de voorwaarden tot behoud, moet(en) de begiftigde(n) dit bij ter post aangetekende brief melden aan het registratiekantoor waar de schenking werd geregistreerd. Op dat ogenblik is het evenredig schenkingsrecht verschuldigd doch het nietvervullen van de voorwaarden leidt niet tot betaling van een boete. 3.4. WAALSE REGISTRATIERECHTEN 3.4.1. Algemeen
Ook het Waalse Gewest heeft een aantal gunstregimes ingevoerd. Zo is er een eigen regime voor de schenking van roerende goederen en voor de schenking van de gezinswoning van de schenker. Daarnaast heeft Wallonië ook een gunstig regime (een nultarief) voor de schenking van ondernemingen en een pakket aandelen van een ‘actieve’ vennootschap en geldt een bijzondere bereke32
3.4.2. Progressief tarief van de schenkingsrechten (van toepassing op de onroerende goederen met uitzondering van de gezinswoning en op de roerende goederen die niet onder 3.4.4 vallen)
Tarieven en tabellen In rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden en bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde schenkingsrecht
plus over het meerdere
– 12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 100.000 EUR 150.000 EUR 200.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
3% 375 EUR 875 EUR 2.125 EUR 5.625 EUR 10.625 EUR 17.625 EUR 26.625 EUR 86.625 EUR
– 4% 5% 7% 10 % 14 % 18 % 24 % 30 %
Tot de categorie ‘echtgenoten en samenwonenden’ behoren: • echtgenoten; • wettelijk samenwonenden zoals gedefinieerd in het Waalse Wetboek Registratierechten, t.t.z. zij die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand doch enkel op voorwaarde dat de wettelijk samenwonenden ook effectief samenwonen op het ogenblik van schenking; • personen die zich in een samenwoningsrelatie bevinden die op vlak van het Internationaal Privaatrecht kan gelijkgesteld worden met de Belgische wettelijk samenwonenden (bijvoorbeeld de Franse PACS) op voorwaarde dat de wettelijk samenwonenden ook effectief samenwonen op het ogenblik van schenking.
E
De bovenstaande lijst is bijna gelijklopend aan de lijst die in het Waalse Gewest van toepassing is voor de successierechten met als enige verschil dat ex-echtgenoten en ex-wettelijk samenwonenden met gemeenschappelijke kinderen op het vlak van successierechten ook gelijkgeschakeld worden, maar niet op het vlak van de schenkingsrechten.
Tot de categorie ‘rechte lijn’ behoren: • begiftigden in rechte lijn (biologische of ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders); • adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 6 achtereenvolgende jaren uitsluitend of hoofdzakelijk van de adoptant of eventueel van hem en zijn echtgenoot of van zijn wettelijk samenwonende tezamen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING
Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen kunnen aan het tarief ‘rechte lijn’ genieten van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder. In omgekeerde zin (adoptieouders die een schenking krijgen van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd (en dit in tegenstelling tot de gewone adoptie) is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder-adoptiekind, doch ook ten opzichte van de andere bloedverwanten), waardoor deze ten volle geadopteerde kinderen als begiftigden in rechte lijn worden beschouwd (en dus vallen onder het eerste punt hierboven); • stiefkinderen en stiefouders; • naar analogie met de stiefkinderen en de stiefouders ook de kinderen van de wettelijk samenwonende partner van de schenker en in het omgekeerde geval de wettelijk samenwonende partner van de ouder van de
schenker (ook als de verkrijging plaatsvindt na het overlijden van de wettelijk samenwonende); • de opvangkinderen en opvangouders in de zin van de wetgeving inzake hulpverlening aan de jeugd, of voogden, toeziende voogden of pleegvoogden. Voorwaarde is dat het opvangkind, vóór de leeftijd van 21 jaar bereikt te hebben, gedurende 6 onafgebroken jaren uitsluitend of hoofdzakelijk van de opvangouder, voogd,… of van deze en zijn echtgenoot of zijn wettelijk samenwonende de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen.
E
De progressieve tarieven aan alle anderen zijn als volgt. Bij een brutoaandeel van:
verkrijgingen door broers en zusters meer dan – 12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR
E
verkrijgingen door ooms, tantes, neven en nichten
verschuldigd schenkingsrecht
plus over het meerdere
verschuldigd schenkingsrecht
plus over het meerdere
verschuldigd schenkingsrecht
plus over het meerdere
12.500 EUR 25.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR –
20 % 2.500 EUR 5.625 EUR 23.125 EUR 73.125 EUR
– 25 % 35 % 50 % 65 %
25 % 3.125 EUR 6.875 EUR 26.875 EUR 81.875 EUR
– 30 % 40 % 55 % 70 %
30 % 3.750 EUR 8.125 EUR 38.125 EUR 118.125 EUR
– 35 % 60 % 80 % 80 %
Bij schenking van (potentieel) vervuilde gronden en tenlasteneming van de kosten i.v.m. de plichten tot onderzoek op de verontreinigde of potentieel verontreinigde terreinen en tot bodemsanering, met inbegrip van de afbraak- en herstelkosten voor de sanering door de begiftigde, is niet het ‘brutoaandeel’ belastbaar, doch het nettoaandeel, t.t.z. na aftrek van deze kosten (zie ook 3.1.2).
3.4.3. Verlaagd tarief bij schenking van roerende goederen
Tarieven Voor schenkingen van roerende goederen wordt in het Waalse Gewest een vast tarief geheven dat verschilt al naargelang de verwantschapsgraad tussen de schenker en de begiftigde. Voor de schenkingen in de rechte lijn (en hiermee gelijkgesteld, zie hierboven 3.4.2), tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden geldt het tarief van 3,3 %, voor de schenkingen tussen broers en zusters, tussen ooms of tantes en neven of nichten bedraagt het tarief 5,5 % en voor de schenkingen aan andere personen geldt een tarief van 7,7 %.
E
verkrijgingen door alle andere personen
maar niet meer dan
Vermindering voor kinderen ten laste Het schenkingsrecht dat is verschuldigd door een begiftigde die minstens 3 kinderen jonger dan 21 jaar heeft, wordt verminderd met 2 % per kind, zonder dat de vermindering 62 EUR per kind mag overschrijden. Bovendien wordt ook een vermindering toegestaan ten gunste van de begiftigde echtgenoot of wettelijk samenwonende met kinderen jonger dan 21 jaar. Deze vermindering bedraagt 4 % per kind zonder dat de vermindering 124 EUR per kind mag overschrijden.
E
De bovenstaande lijst moet beperkt worden geïnterpreteerd. Zo geldt de gelijkstelling met ‘rechte lijn’ enkel tussen stiefouder en -kind en niet tussen stiefgrootouder en -kleinkind.
Schenkingsakten die werden verleden vóór 29 december 2011 onder een opschortende voorwaarde – zie 3.1.3. – blijven onderworpen aan de oude tarieven die op dat ogenblik golden, nl. 3, 5 en 7 %, ook al wordt de voorwaarde na 28 december 2011 vervuld. Bij schenking van een roerend goed aan het verlaagde tarief heeft de begiftigde geen recht op de hierboven vermelde vermindering voor kinderen jonger dan 21 jaar.
Goederen die van het verlaagd tarief kunnen genieten Voor schenkingen tot en met 18 mei 2014 was het verlaagde tarief van toepassing bij schenking van: • financiële instrumenten indien ze tot tot één van de volgende 3 categorieën behoren: – aandelen, obligaties,… van een vennootschap waarvan de effectieve directiezetel gevestigd is in een lidstaat van de Europese Unie en die zelf of op geconsolideerde basis samen met haar dochtervennootschappen in hoofdberoep een industriële, handels-, ambachts-, landbouw- of bosbouwonderneming uitbaat of een vrij beroep, een ambt of een post uitoefent (gedurende het lopende boekjaar van de vennootschap en voor elk van beide laatste op het ogenblik van de schenkingsakte afgesloten boekjaren van de vennootschap). Met betrekking tot de financiële instrumenten van deze categorie wordt bijkomend vereist dat de begiftigden in of onderaan de schenkingsakte (of het document dat ter registratie wordt aangeboden) uitdrukkelijk vermelden dat de aandelen, obligaties,… voldoen aan alle vereiste voorwaarden; – financiële instrumenten die verhandeld worden op een Belgische of buitenlandse gereglementeerde beurs; – openbare effecten zoals bijvoorbeeld aandelen en obligaties van vennootschappen die genoteerd zijn op een niet-gereglementeerde beurs, obligaties uitgegeven door de Staat, de provincies, gemeenten en openbare instellingen, beveks en bevaks. Ook vreemde openbare effecten kunnen hieronder vallen. Aandelen van een zuivere patrimoniumvennootschap of van een vennootschap met zetel buiten de EU zijn dus uitgesloten van het verlaagde tarief. • alle andere roerende goederen. Tot 31 december 2013 was vereist dat de schenking van deze roerende goederen de volle eigendom betrof, zo niet werd de schenking onderworpen aan het gewone progressieve tarief zoals vermeld onder 3.4.2. NIEUW: Vanaf 1 januari 2014 kan ook de schenking van de blote eigendom of van het vruchtgebruik van deze roerende goederen gebeuren tegen het verlaagde tarief.
E
De schenking van financiële instrumenten die niet tot deze 3 categorieën behoren, was, vóór 19 mei 2014, onderworpen aan het gewone progressieve tarief (cf. punt 3.4.2).
33
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
NIEUW: Sinds 19 mei 2014 wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de aard van de roerende goederen en kunnen in principe alle roerende goederen geschonken worden aan het verlaagde tarief (ook de financiële instrumenten die niet tot de drie hierboven vermelde categoriën behoren).
E
Schenkingen onder opschortende voorwaarde In principe is het verlaagd tarief niet van toepassing indien de schenking van roerende goederen gebeurt onder opschortende voorwaarde die ingevolge het overlijden van de schenker wordt vervuld. Een schenking van een aandelenportefeuille onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker (d.w.z. onder voorwaarde dat het overlijden van de schenker plaatsvindt vóór het overlijden van de begiftigde) is dus onderworpen aan het progressieve tarief.
E
Enkel de opschortende voorwaarde die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker is uitgesloten van het verlaagd tarief. Een schenking die gebeurt onder een andere opschortende voorwaarde, blijft onderworpen aan het verlaagd tarief. Voor de bepaling van het toepasselijke tarief moet gekeken worden naar de datum van de authentieke schenkingsakte en niet naar de datum van de vervulling van de voorwaarde (zie 3.1.3.).
Op het principe dat een schenking onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker niet in het toepassingsgebied valt van het verlaagd tarief en dus onderworpen is aan het gewone progressieve tarief, bestonden vóór 19 mei 2014 een aantal uitzonderingen. De schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker kon toch genieten van het verlaagd tarief in de 3 volgende gevallen: • indien het ging om een rechtstreekse schenking, en dus verplicht bij authentieke akte, van een vruchtgebruik of elk ander levenslang recht op de hierboven vermelde financiële instrumenten; • indien de schenking een aanwas of terugvalling van een vruchtgebruik of elk ander levenslang recht betrof, die voortvloeide uit een verkoopovereenkomst of uit een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik of voorbehoud van een ander levenslang recht door respectievelijk de verkoper of de schenker die tevens bedong dat het voorbehouden vruchtgebruik, bij zijn of haar vooroverlijden, aanwast of terugvalt aan een in de verkoopovereenkomst of schenkingsakte aangeduide begiftigde die dit beding van aanwas of terugvalling heeft aanvaard; • bij schenking via aanduiding van de begunstigde in een levensverzekeringsovereenkomst die ter registratie werd aangeboden. Bij vooroverlijden van de schenker zal de aldus geregistreerde schenking, ten belope van het kapitaal waarop schenkingsrechten werden betaald, dan niet meer als fictief actief (zie 1.3.2) belast worden in de successierechten. In tegenstelling tot het algemene principe dat bij schenking onder opschortende voorwaarde de schenkingsrechten slechts verschuldigd zijn op het ogenblik van de vervulling van de voorwaarde, waren, bij registratie van de aanduiding van de begunstigde van een levensverzekeringsovereenkomst, de registratierechten aan het verlaagde tarief onmiddellijk verschuldigd. Als later zou blijken dat de opschortende voorwaarde nooit vervuld wordt, doordat de schenker-verzekeringnemer de begunstigde heeft overleefd, blijven de registratierechten verworven aan het Waalse Gewest. 34
Behoudens de schenking via aanduiding van een begunstigde in een levensverzekeringsovereenkomst (vóór 19 mei 2014), zal een schenking onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker slechts aan het schenkingsrecht worden onderworpen op het ogenblik van overlijden van de schenker (zie 3.1.3). Het verlaagd tarief van 3,3, 5,5 of 7,7 % zal van toepassing zijn in de hierboven vermelde gevallen voor schenkingen die dateren van vóór 18 mei 2014 (met dien verstande dat wanneer de schenkingsakte m.b.t. een schenking zoals voorzien in de twee eerste gevallen, zou dateren van vóór 29 december 2011, de oude verlaagde tarieven van 3, 5 of 7 % nog van toepassing zijn). In alle andere gevallen van opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker is het progressieve tarief van toepassing.
NIEUW VANAF 19 MEI 2014: Schenkingen van roerende goederen die plaats vinden vanaf 19 mei 2014 onder opschortende voorwaarde die ingevolge het overlijden van de schenker wordt vervuld, zullen steeds aan het progressief tarief worden onderworpen, zonder enige uitzondering. De progressieve schenkingsrechten zijn verschuldigd op het ogenblik van vervulling van de opschortende voorwaarde dus op het ogenblik van overlijden van de schenker. Progressievoorbehoud (bij opeenvolgende schenkingen en bij overlijden) Bij de bepaling van het tarief van de progressieve schenkingsrechten (op gewone onroerende goederen, op de gezinswoning, op sommige onroerende goederen die deel uitmaken van een onderneming of op de roerende goederen die niet van het verlaagde tarief kunnen genieten) moet geen rekening worden gehouden met aan het verlaagde tarief geregistreerde roerende schenkingen die in de 3 jaar voor overlijden hebben plaatsgevonden. Ook bij de bepaling van het tarief van de Waalse successierechten bij overlijden binnen een periode van 3 jaar na de schenking (zie hierboven 1.3.4) moet geen rekening worden gehouden met de aan het Waalse vast tarief geregistreerde roerende goederen.
E
Er zal, voor wat de successierechten betreft, wel nog moeten rekening gehouden worden met eventuele schenkingen van roerende goederen tijdens het leven van de erflater aan zijn erfgerechtigden die werden geregistreerd onder de Vlaamse of Brusselse regelgeving van toepassing op schenkingen van roerende goederen.
3.4.4. Verlaagd tarief bij schenking van ondernemingen en bepaalde effecten
Algemeen In Wallonië geldt een nultarief voor de schenking van een onderneming of een pakket aandelen van en vorderingen op een vennootschap. De regeling is gelijklopend met de regeling van vererving van ondernemingen en aandelen van een familiale vennootschap (zie hieromtrent 1.7.4). Welke schenkingen kunnen genieten van het verlaagde tarief? • de schenkingen van het vruchtgebruik, de blote of de volle eigendom van een universaliteit van goederen of een bedrijfstak, waarmee de schenker alleen of samen met anderen een nijverheids-, handels-, ambachtslandbouw- of bosbouwactiviteit, een vrij beroep of een ambt of post uitoefent (hierna ‘onderneming’ genoemd). De onroerende goederen die geheel tot bewoning zijn aangewend zijn uitgesloten van het nultarief. De onroerende goederen die gedeeltelijk tot bewoning zijn aangewend zijn slechts uitgesloten in de mate dat zij tot bewoning aangewend zijn; • vennootschapseffecten (ook certificaten van aandelen) van een vennootschap waarvan de zetel van haar werkelijke leiding is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie en die zelf of op geconsolideerde basis samen met haar dochtervennootschappen in hoofdbe-
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING
roep een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouw- of bosbouwactiviteit uitbaat of een vrij beroep, of een ambt of post uitoefent; • schuldvorderingen (t.t.z. geldleningen al dan niet in de vorm van effecten en certificaten van dergelijke vorderingen) op vennootschappen waarvan de aandelen of deelbewijzen worden geschonken aan het verlaagde tarief, voor zover het totale nominale bedrag van de schuldvorderingen niet hoger is dan het deel van het sociale kapitaal; • de schenkingen van het vruchtgebruik, de blote of de volle eigendom van landbouwgronden, zonder overdracht van de landbouwactiviteit zelf, aan de uitbater of mede-uitbater van de landbouwactiviteit die erop uitgeoefend wordt of in rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden, op voorwaarde dat de gronden op de datum van de schenking verpacht zijn aan de uitbater van de landbouwactiviteit. Deze laatste voorwaarde geldt ook indien de schenking gebeurt in rechte lijn, tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden en de uitbater van de landbouwactiviteit een vreemde is. Voorwaarden voor het verkrijgen van het nultarief • Participatievoorwaarde bij schenking van aandelen: de aandelen of deelbewijzen moeten minstens 10 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Indien de aandelen geen 50 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen, moet er tevens een aandeelhoudersovereenkomst worden opgemaakt waarin de aandeelhouders zich engageren om de voorwaarden tot behoud (zie verder) na te leven. Die aandeelhoudersovereenkomst is niet vereist als de naaste familie van de overledene of zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende samen met de overledene 50 % bezit op het ogenblik van schenking; • Tewerkstellingsvoorwaarde: in principe moet de onderneming op het ogenblik van de schenking personeel tewerkstellen die op grond van een arbeidscontract zijn aangeworven in de Europese Economische Ruimte. Aan deze voorwaarde is ook voldaan als de uitbater(s) en hun echtgeno(o)t, hun wettelijk samenwonende, hun bloed- en aanverwanten in de eerste graad als enige in de Europese Economische Ruimte tewerkgestelde werknemers van de onderneming zijn aangesloten bij een Sociale Verzekeringskas voor zelfstandigen. Voor een vennootschap betekent dit dat indien de vennootschap geen personeel tewerkstelt in de Europese Economische Ruimte, de bedrijfsleiding een familiale aangelegenheid moet blijven en deze bedrijfsleiding de zaak actief moet uitbaten. Indien er zich in de vennootschap een bestuurder bevindt die enkel bestuurt en dus geen actieve rol speelt in het leveren van goederen of presteren van diensten door de vennootschap, kan het nultarief niet toegekend worden; • Bijkomende voorwaarde bij schenking van een schuldvordering: de lening moet rechtstreeks gebonden zijn aan de behoeften van de industriële, handels-, ambachts-, landbouw- of bosbouwactiviteit, van het vrije beroep of van het ambt of post uitgeoefend ofwel door de vennootschap zelf ofwel, indien het gaat om aandelen van een holding, door de vennootschap zelf en haar dochtervennootschappen; • Vormvoorwaarde: de schenking moet verplicht bij notariële akte plaatsvinden. Samen met de authentieke schenkingsakte moet een door het Waals Gewest afgeleverd attest ter registratie worden aangeboden. Indien dit attest niet samen met de schenkingsakte ter registratie wordt aangeboden, is het gewone schenkingsrecht van toepassing. Een teruggave is echter mogelijk indien het attest samen met een verzoekschrift tot teruggave alsnog wordt ingediend binnen een termijn van 2 jaar volgend op de datum van registratie van de notariële akte.
Voorwaarden tot behoud van het verlaagde tarief • Voorwaarde tot voortzetting van een activiteit door de onderneming of de vennootschap: de onderneming of de vennootschap moet gedurende 5 jaar een activiteit verderzetten die recht geeft op het nultarief, doch niet noodzakelijk dezelfde activiteit als deze uitgeoefend op het ogenblik van schenking. Bovendien moet de activiteit ook niet verplicht worden voortgezet door de begunstigde(n) van de schenking; • Behoud van de tewerkstelling in de Europese Economische Ruimte: 75 % van totale tewerkstelling (zowel werknemers als zelfstandige uitbaters) op het ogenblik van schenking, uitgedrukt in voltijdse eenheden, moet gedurende de eerste 5 jaar behouden blijven; • Behoud van het vermogen en van het kapitaal: de goederen in een hiervoor vermelde onderneming of het maatschappelijke kapitaal in een vennootschap mogen de eerste 5 jaar na schenking niet aan de onderneming of de vennootschap worden onttrokken; • Verbod met betrekking tot de aanwending van het onroerend goed: indien de onderneming een (deel van een) onroerend goed bevat dat aan het nultarief werd geschonken (dus niet aangewend tot bewoning), blijft er gedurende 5 jaar een verbod gelden om dit goed of een bijkomend deel ervan tot bewoning aan te wenden; • Vormvoorwaarden: de begiftigden moeten na verloop van een periode van 5 jaar na de schenking een aangifte indienen als bewijs dat aan de voorwaarden tot behoud is voldaan. Aan deze aangifte moeten een aantal voor eensluidend verklaarde afschriften worden gehecht.
E
Indien het nultarief wordt toegekend op de schenking van verpachte gronden ten voordele van de uitbater of mede-uitbater en eventueel ook nog in rechte lijn, tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden, moeten alle voorwaarden tot vervulling en tot behoud bekeken worden in hoofde van de landbouwexploitatie (zoals ze bestaat na schenking van de gronden) die door één of meerdere begiftigde(n) van de schenking van de gronden wordt uitgebaat.
Sancties Indien niet langer is voldaan aan de voorwaarden tot behoud, moet de begiftigde de ontvanger hiervan in kennis brengen voor 30 april van het jaar dat volgt op het jaar tijdens hetwelk één of meerdere voorwaarden tot behoud niet meer zijn vervuld. In dat geval worden de gewone schenkingsrechten (+ intresten) opeisbaar, tenzij overmacht kan aangetoond worden. In principe zijn de aanvullende rechten steeds verschuldigd op het geheel. Er zijn echter slechts gedeeltelijke aanvullende rechten verschuldigd indien een onroerend goed (bijkomend) gedeeltelijk tot bewoning wordt aangewend. Indien de begiftigde de ontvanger niet heeft verwittigd van het niet voldoen aan de voorwaarden tot behoud, is tevens een boete verschuldigd gelijk aan de aanvullende rechten. De sanctie geldt evenwel niet indien de goederen waarop het nultarief werd toegepast, het voorwerp uitmaakt van een kosteloze overdracht ten voordele van de oorspronkelijke schenker alvorens de termijn van 5 jaar is verstreken. Let wel, de kosteloze wederoverdracht maakt in principe op zichzelf een nieuwe schenking uit die op haar beurt aan schenkingsrechten is onderworpen (eventueel aan het nultarief, doch in dat geval geldt een nieuwe periode van 5 jaar gedurende dewelke aan de voorwaarden tot behoud moet worden voldaan). Progressievoorbehoud Bij de bepaling van het tarief van de progressieve schenkingsrechten (op gewone onroerende goederen, op de gezinswoning, op sommige onroerende goederen die deel uitmaken van een onderneming of op de roerende goederen die niet van het verlaagd tarief kunnen genieten) moet geen rekening worden gehouden met aan het Waalse nultarief geregistreerde schenkingen van ondernemingen, van aandelen of vorderingen of van verpachte landbouwgronden die in het verleden hebben plaatsgevonden. 35
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
Ook bij de bepaling van het tarief van de successierechten bij overlijden binnen een periode van 3 jaar na de schenking (zie hierboven 1.3.4) moet geen rekening worden gehouden met deze schenkingen. 3.4.5. Verlaagd tarief bij schenking van de gezinswoning
Algemeen Naar analogie met het gunsttarief bij de vererving van de gezinswoning (zie hierboven 1.7.3), geldt er een preferentieel tarief op de schenking in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden van het aandeel in volle eigendom van de gezinswoning van de schenker. Bovendien wordt voor diezelfde begiftigden (rechte lijn, echtgenoten, wettelijk samenwonenden) de eerste schijf van 12.500 EUR vrijgesteld en bijkomend een tweede schijf van 12.500 EUR indien het brutoaandeel van die begiftigde max. 125.000 EUR bedraagt en dit eveneens naar analogie met de successierechten. Tarieven en tabel Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedraagt het verschuldigde successierecht
plus over het meerdere
– 25.000 EUR 50.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
25.000 EUR 50.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
1% 250 EUR 750 EUR 7.000 EUR 16.000 EUR 76.000 EUR
– 2% 5% 12 % 24 % 30 %
D
VOORBEELD
Een gehuwd echtpaar schenkt de volle eigendom van hun gemeenschappelijke gezinswoning in onverdeeldheid aan hun 3 kinderen. De verkoopwaarde van de woning bedraagt 300.000 EUR. Voor de berekening van de schenkingsrechten wordt geacht dat vader aan elke kind een onverdeeld deel in de woning van 50.000 EUR/kind schenkt. Ook moeder schenkt een onverdeeld deel ten belope van 50.000 EUR/ kind. Aangezien elk brutoaandeel per schenking per kind slechts 50.000 EUR bedraagt en dus niet hoger is dan 125.000 EUR, geniet zowel de schenking door vader als de schenking door moeder van een vrijstelling op de eerste schijf van 25.000 EUR. De overige 25.000 EUR wordt aan het tarief van de 2e schijf (2 %) belast. Elk kind betaalt dus 2 x 500 EUR schenkingsrechten.
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagde tarief Het verlaagde tarief wordt enkel toegekend aan de begiftigde die aan de voorwaarden voldoet. De begiftigde die hieraan niet voldoet, betaalt het gewone tarief. • Het goed moet gelegen zijn in het Waalse Gewest (voor de afbakening zie 3.4.1); • De schenking moet plaatsvinden in rechte lijn, tussen echtgenoten en/of tussen wettelijk samenwonenden; • Het goed moet geheel of gedeeltelijk tot bewoning bestemd zijn; • De schenking moet het aandeel in volle eigendom van de schenker betreffen. De schenker zal dus het ganse aandeel dat hij in volle eigendom bezit, volledig moeten schenken. De schenking van het vruchtgebruik of een blote eigendom wordt uitgesloten van het voordeel. Ook een schenking met voorbehoud van een zakelijk recht van bewoning zal niet van het verlaagde tarief kunnen genieten; • De woning moet, op het ogenblik van overlijden, tenminste 5 jaar tot hoofdverblijfplaats van de schenker hebben gediend. De inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister geldt als weerlegbaar vermoeden van hoofdverblijfplaats wat betekent dat zowel de fiscale administratie als de partijen het tegenbewijs mogen leveren. Indien de schenker inge36
volge overmacht of om dwingende medische, familiale, maatschappelijke of beroepsreden zijn hoofdverblijfplaats niet heeft kunnen behouden in de woning, blijft het verminderde tarief behouden. Onder dwingende reden van medische aard moet worden verstaan een toestand van behoefte aan verzorging voor de schenker, diens echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende, kinderen (ook deze van zijn echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende), die opgetreden is na aankoop van de woning en waardoor de schenker in de onmogelijkheid verkeert om de woning te blijven betrekken; • Hoewel de wettekst het niet uitdrukkelijk vereist, is dit gunstregime slechts mogelijk indien het uitdrukkelijk wordt gevraagd (zie hierover ook 1.3.5.). Bovendien is het raadzaam het uittreksel van inschrijving in het bevolkingsregister toe te voegen. Vermindering voor begiftigden met kinderen jonger dan 21 jaar Bij schenking van de gezinswoning wordt de vermindering voor begiftigden met kinderen jonger dan 21 jaar toegekend. Het schenkingsrecht dat is verschuldigd door een begiftigde die minstens 3 kinderen jonger dan 21 jaar heeft, wordt dus verminderd met 2 % per kind, zonder dat de vermindering 62 EUR per kind mag overschrijden. Bovendien wordt ook een vermindering toegestaan ten gunste van de begiftigde echtgenoot of wettelijk samenwonende met kinderen jonger dan 21 jaar. Deze vermindering bedraagt 4 % per kind zonder dat de vermindering 124 EUR per kind mag overschrijden. 3.4.6. Teruggave van schenkingsrechten in geval van ontbinding van de schenking ingevolge de vervulling van een ontbindende voorwaarde die plaatsheeft binnen het jaar volgend op de schenking
Indien een schenking heeft plaatsgevonden onder ontbindende voorwaarde (bijvoorbeeld van het vooroverlijden van de begiftigde ten opzichte van de schenker, het zogenaamde ‘beding van conventionele terugkeer’ dat in een schenkingsakte zou zijn opgenomen) en deze ontbindende voorwaarde vervuld wordt binnen het jaar volgend op de schenking, waardoor de geschonken goederen automatisch terugkeren naar de schenker, kan teruggave gevraagd worden van de schenkingsrechten die werden betaald (na aftrek van 10 EUR vast registratierecht dat verschuldigd blijft op de schenking). De teruggave wordt verleend indien samen met het verzoekschrift tot teruggave een document ter registratie wordt aangeboden dat door alle partijen werd ondertekend en waarin wordt bevestigd dat de schenking van rechtswege is ontbonden ingevolge de vervulling van de ontbindende voorwaarde binnen het jaar volgend op de schenking. Dit document wordt eveneens geregistreerd aan 10 EUR. Indien de ontbonden schenking werd verleden bij authentieke akte, is vereist dat de bevestiging, door alle partijen, van de ontbinding binnen het jaar ook bij authentieke akte wordt vastgesteld. 3.4.7. Vrijstelling voor onroerende goederen gelegen in Natura 2000-gebieden en voorlopige vrijstelling voor onroerende goederen gelegen opgenomen in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk
Zowel voor schenkingen van onroerende goederen die erkend zijn als Natura 2000-gebied als voor schenkingen van onbebouwde onroerende goederen die opgenomen zijn in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000-netwerk en onderworpen is aan de primaire beschermingsregeling, geldt in het Waalse Gewest een vrijstelling van schenkingsrechten. Wat de schenkingen van onbebouwde onroerende goederen betreft die opgenomen zijn in de omtrek van een gebied dat in aanmerking komt voor het Natura 2000netwerk, gaat het om een voorlopige vrijstelling die slechts definitief verworven is indien het goed uiterlijk op
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING
31 december 2014 effectief aangewezen wordt als Natura 2000-gebied. Is dat niet het geval, dan zijn alsnog schenkingsrechten verschuldigd. In dat geval moeten de begiftigden van de vrijstelling binnen de 4 maanden een verklaring in tweevoud ter registratie aanbieden met vermelding van de schenkingsakte, de reden van het betalen van aanvullende rechten en alle andere gegevens die nodig zijn voor het heffen van de rechten (verwantschapsgraad, fiscale woonplaats van de schenker, waarde van het geschonken goed op het ogenblik van het verlijden van de schenkingsakte). Teneinde de begiftigden van het betreffende onroerend goed te compenseren voor de last verbonden aan de primaire beschermingsregeling waaraan het goed werd onderworpen, wordt wel een vermindering van schenkingsrechten toegekend ten belope van 5 % per jaar waarin de primaire beschermingsregeling toegepast is op deze goederen. Elk begonnen jaar mag in rekening worden gebracht voor deze vermindering. 3.5. BRUSSELSE SCHENKINGSRECHTEN 3.5.1. Algemeen
In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zijn de tarieven van de schenkingsrechten gelijklopend met deze inzake successierechten. Ook een aantal gunstmaatregelen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zijn zowel terug te vinden in het Wetboek van Successierechten als in het hoofdstuk schenkingsrechten in het Wetboek Registratierechten. Daarnaast heeft Brussel ook met betrekking tot de schenking van roerende goederen een eigen regeling die overeenstemt met de Vlaamse regeling. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bestaat uit de 19 volgende gemeentes: Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, St.-Agatha-Berchem, St.-Gillis, St.- JansMolenbeek, St.-Joost-ten-Node, St.-Lambrechts- Woluwe, St.-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst, Watermaal- Bosvoorde. 3.5.2. Schenking van onroerende goederen (behalve een gezinswoning – zie verder 3.5.5)
Tarieven en tabellen In rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden geldt bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedragen de schenkingsrechten
– 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
3% 1.500 EUR 5.500 EUR 12.500 EUR 25.750 EUR 85.750 EUR
plus over het meerdere – 8% 9% 18 % 24 % 30 %
En tussen broers en zussen wordt het brutoaandeel als volgt belast: meer dan
maar niet meer dan
bedragen de schenkingsrechten
plus over het meerdere
– 12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR
12.500 EUR 25.000 EUR 50.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR
20 % 2.500 EUR 5.625 EUR 13.125 EUR 33.125 EUR 74.375 EUR 119.375 EUR
– 25 % 30 % 40 % 55 % 60 % 65 %
In de categorie ‘rechte lijn’ vallen: • begiftigden in rechte lijn (zowel de biologische als de ten volle geadopteerde kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, ouders, grootouders, overgrootouders);
• de gewone adoptiekinderen en -ouders in de volgende gevallen: – wanneer het adoptiekind een kind is van de echtgenoot van de adoptant; – wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptiekind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, of wees van een voor België gestorven vader of moeder; – wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende 6 jaar zonder onderbreking van de adoptant of van de adoptant en diens echtgenoot samen, dan wel van de adoptant en de persoon met wie hij samenwoont tezamen, de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normalerwijze van hun ouders krijgen; – wanneer de adoptie gedaan werd door een persoon van wie al de afstammelingen voor België gestorven zijn. Ook de afstammelingen van (gewone) adoptiekinderen kunnen aan het tarief ‘rechte lijn’ erven van de adoptieouders van hun geadopteerde ouder. In omgekeerde zin (adoptieouders die erven van een afstammeling van hun geadopteerd kind) geldt de gelijkschakeling niet. Wanneer het kind ‘ten volle’ werd geadopteerd, is er steeds een volledige gelijkstelling met een ‘eigen’ kind (en dit niet enkel in de relatie adoptieouder- adoptiekind, doch ook ten opzichte van de andere bloedverwanten), waardoor deze ten volle geadopteerde kinderen onder de categorie ‘rechte lijn’ moeten worden geplaatst; In de categorie ‘echtgenoten en samenwonenden’ vallen: • de echtgenoten; • de wettelijk samenwonenden, t.t.z. zij die naar Belgisch recht een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.
E
De categorie ‘rechte lijn’ in het Brusselse Wetboek Registratierechten is dus niet zo uitgebreid als deze in het Wetboek Successierechten (zie hierboven 1.8.2). Stiefkinderen en zorgkinderen worden, voor wat de schenkingsrechten betreft, niet gelijkgeschakeld met verkrijgers ‘in rechte lijn’. Anders is het met de ten volle geadopteerde kinderen die altijd volledig gelijkgeschakeld worden met eigen kinderen. Ook in een aantal gevallen van gewone adoptie geldt de gelijkschakeling ‘in rechte lijn’ tussen de adoptieouder en het adoptiekind en dit onder dezelfde voorwaarden als inzake successierechten (zie hieromtrent meer onder 1.8.2).
Tussen ooms, tantes of neven en nichten gelden de volgende tarieven. Bij een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedragen de schenkingsrechten
– 50.000 EUR 100.000 EUR 17.000 EUR
50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR –
35 % 17.500 EUR 42.500 EUR 87.500 EUR
plus over het meerdere – 50 % 60 % 70 %
En tussen alle andere personen wordt het brutoaandeel als volgt belast: meer dan
maar niet meer dan
bedragen de schenkingsrechten
– 50.000 EUR 75.000 EUR 175.000 EUR
50.000 EUR 75.000EUR 175.000 EUR –
40 % 20.000 EUR 33.750 EUR 98.750 EUR
plus over het meerdere – 55 % 65 % 80 %
Vermindering voor begiftigden met kinderen jonger dan 21 jaar Een begiftigde tot wiens gezin ten minste 3 kinderen behoren die jonger zijn dan 21 jaar, krijgt op de schenkingsrechten die zijn onderworpen aan het gewone progressieve tarief een vermindering van 2 % van het 37
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
verschuldigde recht per kind jonger dan 21 jaar ten laste tot een maximum van 62 EUR per kind. Bij schenking tussen echtgenoten die ten minste 3 tot het gezin behorende kinderen jonger dan 21 jaar hebben, geniet de begiftigde echtgenoot een vermindering van 4 % per kind jonger dan 21 jaar, met een maximum van 124 EUR per kind. 3.5.3. Schenking van roerende goederen
Tarieven In rechte lijn, tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden, bedraagt het tarief 3 %. Voor alle andere schenkingen (tussen broers en zusters, maar ook tussen vreemden waar ook bijv. de stiefkinderen onder vallen) bedraagt het tarief 7 %.
E
Bij schenking van een roerend goed aan het verlaagde tarief van 3 of 7 %, heeft de begiftigde geen recht op de hierboven vermelde vermindering voor kinderen jonger dan 21 jaar.
Progressievoorbehoud (bij opeenvolgende schenkingen en bij overlijden) Het progressievoorbehoud (d.w.z. dat men voor de bepaling van het progressieve tarief op een nieuwe schenking rekening houdt met schenkingen uit de periode van 3 jaar vóór de nieuwe schenking), geldt alleen nog voor schenkingen van onroerende goederen. Voor de berekening van het progressievoorbehoud bij schenking van dergelijke onroerende goederen (zowel onroerende goederen onderworpen aan het ‘gewone’ progressieve tarief als de gezinswoning onderworpen aan het verlaagde tarief) wordt dus alleen nog rekening gehouden met eerder geschonken onroerende goederen (en dus niet met de eerdere schenkingen van roerende goederen). Ook in geval van overlijden binnen de 3 jaar na de schenking zal er, om het progressief recht van successie te bepalen, geen rekening worden gehouden met de schenking van roerende goederen die werden geregistreerd aan het verlaagde tarief van 3 of 7 % (zie ook 1.8.5).
E
Er zal, voor wat de successierechten betreft wel nog moeten rekening gehouden worden met eventuele schenkingen van roerende goederen tijdens het leven van de erflater aan zijn erfgerechtigden die werden geregistreerd aan het Vlaamse of Waalse verlaagd tarief van toepassing op schenkingen van roerende goederen (omdat de schenker op het ogenblik van schenking geacht werd zijn fiscale woonplaats in het Vlaamse of het Waalse Gewest te hebben – rekening houdend met de periode van 5 jaar vóór de schenking (zie 3.2.)).
3.5.4. Verlaagd tarief bij schenking van ondernemingen en een aandelenpakket van een ‘actieve’ vennootschap
Algemeen In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is nog steeds het oude federale regime van schenking van ondernemingen en aandelen van toepassing. Het tarief bedraagt 3 % ongeacht of er al dan niet een graad van verwantschap is tussen schenker en begiftigde. Zowel de grond- als de vormvoorwaarden zijn echter zodanig streng dat dergelijke schenkingen in de praktijk niet veel voorkomen. Welke schenkingen kunnen genieten van het verlaagde tarief? De schenkingen van volle eigendom van: • een universaliteit van goederen of een bedrijfstak, waarmee een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, een vrij beroep, een ambt of post wordt uitgeoefend (hierna onderneming genoemd). De onroerende goederen die gedeeltelijk of geheel tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd en die deel uitmaken van de onderneming blijven onderwor38
pen aan het gewone progressieve tarief. Indien bepaalde goederen van de onderneming niet mee worden overgedragen (bijv. het gedeeltelijk tot bewoning bestemd onroerend goed dat tot de onderneming behoort en aan de schenker toebehoort), is er geen sprake meer van overdracht van een universaliteit of bedrijfstak en verliest men het gunstregime voor het geheel; • aandelen of deelbewijzen van een vennootschap waarvan de zetel van haar werkelijke leiding is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie en die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, een vrij beroep, een ambt of post tot doel heeft, mits zij minstens 10 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Voorwaarden voor het verkrijgen van het verlaagde tarief • Voorwaarde met betrekking tot de schenker en de begiftigde: zowel de schenker als de begiftigde moeten natuurlijke personen zijn; • Participatievoorwaarde bij schenking van aandelen of deelbewijzen: de aandelen of deelbewijzen moeten minstens 10 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen. Indien de aandelen geen 50 % van de stemrechten in de algemene vergadering vertegenwoordigen, moet er tevens een aandeelhoudersovereenkomst worden opgemaakt; • Vormvoorwaarde: de schenking moet verplicht bij notariële akte plaatsvinden. Bovendien moeten in of onderaan de schenkingsakte een hele lijst vermeldingen en verbintenissen worden opgenomen en in sommige gevallen ook een verklaring door een notaris, bedrijfsrevisor of accountant. Het gaat hier om strikte vormvoorwaarden die moeten worden nageleefd op straffe van het definitieve verlies van het gunstregime. Voorwaarden tot behoud van het verlaagde tarief • Voorwaarde tot voortzetting van de activiteit van de onderneming of tot behoud van de aandelen: bij schenking van een onderneming bestaat de verplichting tot ononderbroken voortzetting van de activiteit door alle begiftigden en dit gedurende 5 jaar te rekenen van de datum van de authentieke akte van schenking. Bij schenking van aandelen bestaat de verplichting tot behoud van de volle eigendom van de aandelen gedurende een ononderbroken periode van 5 jaar en behoud van de zetel van de werkelijke leiding in een staat van Europese Economische Ruimte (EER). • Verbod met betrekking tot de aanwending van het onroerend goed: indien de schenking van een onderneming een onroerend goed bevat dat van het verlaagd tarief heeft genoten omdat het op het ogenblik van schenking niet tot bewoning was aangewend, blijft er gedurende 5 jaar een verbod gelden tot aanwending van dat goed tot bewoning. • Vervreemdingsverbod voor goederen: bij schenking van een onderneming bestaat er een verbod tot vervreemding van de goederen van de onderneming, tenzij deze overdracht is gerechtvaardigd door de uitoefening van de activiteit (dit is bijv. het geval bij de vervanging van verouderde investeringsgoederen en de verkoop van de stock). • Jaarlijkse bewijslevering: jaarlijks moet het bewijs geleverd worden van ononderbroken voortzetting van de activiteit of het behoud van de aandelen. Bij administratieve tolerantie werd een uitzondering ingevoerd op de verplichting tot voortzetting van de activiteit van de onderneming door alle begunstigden en op het vervreemdingsverbod wanneer een onderneming of de aandelen van een vennootschap, die door een ouder bij schenking aan zijn voorbehouden erfgenamen werd geschonken, in dezelfde akte of op dezelfde dag in een afzonderlijke akte van verdeling, aan één of meer van deze erfgenamen wordt toebedeeld (de zogenaamde ‘dubbele akte’). Op dat ogenblik is het voldoende dat slechts de erfgenaam aan wie de onderneming of aandelen werd toebedeeld de voorwaarden tot behoud verder naleeft.
3. REGISTRATIERECHT BIJ SCHENKING
Sancties Indien aan de voorwaarden tot behoud niet langer is voldaan, moet de begiftigde de ontvanger hiervan in kennis brengen. In dat geval worden de gewone schenkingsrechten (+ intresten) opeisbaar. Deze sanctie geldt evenwel niet in geval van overmacht of indien de volle eigendom van de goederen waarop het verlaagde recht werd toegepast, het voorwerp uitmaakt van een kosteloze overdracht ten voordele van de oorspronkelijke schenker alvorens de termijn van 5 jaar is verstreken gedurende welke de activiteit moet worden voortgezet of de volle eigendom van de aandelen of deelbewijzen behouden moet blijven. Bovendien zijn er geen aanvullende rechten verschuldigd wanneer de overdracht plaatsvindt door erfopvolging, door schenking (of, bijkomend in een geval van schenking van aandelen, door overdracht ten bezwarende titel aan een ander lid van de aandeelhoudersovereenkomst), dit slechts op voorwaarde dat de rechthebbenden, de begiftigden of de verkrijgers de door de overledene, de schenker of de overdrager aangegane verbintenissen overnemen. Progressievoorbehoud Bij opeenvolgende schenkingen binnen een periode van 3 jaar tussen dezelfde partijen moet de belastbare grondslag die in aanmerking werd genomen voor de eerste schenking bij de belastbare grondslag van de daaropvolgende schenking worden opgeteld om zo het op de laatste schenking toepasselijke tarief te bepalen. Dit geldt eveneens indien een van de betreffende schenkingen een schenking van een onderneming of aandelen van een vennootschap aan het verlaagde tarief is. Dit progressievoorbehoud heeft echter geen praktisch gevolg wanneer de laatste schenking in de rij de schenking van een onderneming of aandelen is onderworpen aan een vast tarief van 3 %. Aangezien het progressievoorbehoud in theorie speelt, blijft de verplichting bestaan om in de schenkingsakte van de tegen het verlaagde tarief overgedragen onderneming of aandelen melding te maken van de in de voorbije 3 jaar tussen dezelfde partijen reeds gedane schenkingen. 3.5.5. Gunsttarief bij schenking van een woning die wordt bestemd tot gezinswoning van minstens een van de begiftigden
Algemeen Een beetje naar analogie met het gunsttarief bij de vererving van de gezinswoning (zie hierboven 1.8.4), geldt er een preferentieel tarief op de schenking in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden van het aandeel in volle eigendom van de schenker in een onroerend goed dat bestemd wordt als hoofdverblijfplaats van minstens een van de begiftigden. Tarief Het gewone tarief tot de schijf van 250.000 EUR wordt met een derde verlaagd. De tabel houdende het voordeeltarief voor schenkingen van woningen in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen wettelijk samenwonenden, zal er bijgevolg als volgt uitzien. Voor een brutoaandeel van: meer dan
maar niet meer dan
bedragen de schenkingsrechten
– 50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR
50.000 EUR 100.000 EUR 175.000 EUR 250.000 EUR 500.000 EUR –
2% 1.000 EUR 3.650 EUR 8.150 EUR 17.150 EUR 77.150 EUR
plus over het meerdere – 5,3 % 6% 12 % 24 % 30 %
(verlaagd tarief) (verlaagd tarief) (gewone tarief) (gewone tarief) (gewone tarief)
Voorwaarden tot verkrijging van het verlaagde tarief Het verlaagde tarief wordt enkel toegekend aan de begiftigde die aan de voorwaarden voldoet. De begiftigde die hieraan niet voldoet, betaalt het gewone tarief.
• Het goed moet gelegen zijn in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (voor de afbakening van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest zie 3.5.1). • De schenking moet plaatsvinden in rechte lijn, tussen echtgenoten en/of tussen wettelijk samenwonenden (zie hierboven 3.5.2). • Het goed moet geheel of gedeeltelijk tot bewoning bestemd zijn. De schenking van een bouwgrond wordt uitdrukkelijk uitgesloten van het gunsttarief. • De schenking moet het aandeel in volle eigendom van de schenker betreffen. De schenker zal dus het ganse aandeel dat hij in volle eigendom bezit, volledig moeten schenken. De schenking van het vruchtgebruik of een blote eigendom wordt uitgesloten van het voordeel ook als dit samen met het onverdeelde deel in volle eigendom wordt geschonken. Een schenking met voorbehoud van een zakelijk recht van bewoning is geen schenking van volle eigendom en zal dus niet van het verlaagde tarief kunnen genieten. • De begiftigde die van het verlaagde tarief wenst te genieten mag, op de datum van de schenking, niet reeds voor de geheelheid volle eigenaar zijn van een ander onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning is bestemd (onverdeelde eigenaar of blote eigenaar of vruchtgebruiker kan dus wel). Ook hier wordt een bouwgrond niet beschouwd als een ander geheel of gedeeltelijk tot bewoning bestemd onroerend goed. Er wordt niet enkel rekening gehouden met de onroerende goederen die de begiftigde in België bezit, maar ook met zijn in het buitenland gelegen onroerende goederen. • In de notariële schenkingsakte moeten een aantal vermeldingen verplicht worden opgenomen: – de begiftigde(n) moet(en) uitdrukkelijk om de toepassing van het voordeeltarief vragen; – de begiftigde(n) moet(en) verklaren dat hij/zij voldoet/voldoen aan de voorwaarde omtrent het nietbezitten van een ander geheel of gedeeltelijk tot bewoning bestemd onroerend goed; – minstens een van de begiftigden die voldoet aan alle voorwaarden moet zich verbinden om binnen de 2 jaar zijn hoofdverblijfplaats te vestigen op de plaats van de geschonken woning (zie voorwaarden tot behoud). Voorwaarden tot behoud van het gunsttarief • Minstens een van de begiftigden die de verbintenis tot vestigen van de hoofdverblijfplaats in de geschonken woning in de schenkingsakte heeft aangegaan (en die zelf voldoet aan alle voorwaarden van het verlaagd tarief) zal zijn hoofdverblijfplaats in de woning moeten vestigen binnen 2 jaar na registratie van de schenking (zie ook de vermelding in de schenkingsakte hierboven). De inschrijving in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister geldt als vermoeden van het vestigen van de hoofdverblijfplaats, maar zowel de administratie als de begiftigde kunnen het tegenbewijs proberen te leveren;
E
Voor schenkingsakten die werden verleden vóór 12 februari 2012 geldt tevens nog de voorwaarde die op dat ogenblik bijkomend van toepassing was, nl. dat de begiftigde(n) die zijn/hun hoofdverblijfplaats vestigt/vestigen in de geschonken woning tevens zijn/hun hoofdverblijfplaats moet(en) behouden in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gedurende een ononderbroken termijn van minstens 5 jaar, te rekenen vanaf de datum van vestiging van de hoofdverblijfplaats in het geschonken goed, dus, in principe, vanaf de datum van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister. Het is niet vereist om 5 jaar in de geschonken woning zelf te blijven wonen. Deze bijkomende voorwaarde werd geschrapt voor schenkingen vanaf 12 februari 2012.
Sancties De sanctie voor het niet nakomen van de voorwaarden tot behoud hangt af van het feit of er al dan niet nog minstens één begiftigde is die zich in de schenkingsakte had verbonden en die aan de voorwaarden tot behoud voldoet. 39
9
TOPIC 9. – NALATENSCHAPPEN EN SCHENKINGEN ONDER LEVENDEN
Indien dit het geval is, worden enkel de begiftigden die zich verbonden hadden en niet meer voldoen aan hun verbintenis gesanctioneerd. Zij zullen in dat geval aanvullende rechten (+ intresten) betalen op hun uit de schenking verkregen aandeel. Indien er echter geen enkele begiftigde die zich had verbonden nog voldoet aan de voorwaarden tot behoud, worden de gewone schenkingsrechten op het geheel of het nog resterende deel van de schenking van toepassing. Deze aanvullende rechten (+ intresten) zijn verschuldigd door de begiftigden die
40
hun verbintenissen niet zijn nagekomen (zowel op hun deel als op het deel van de begiftigden die wel van het gunsttarief hebben genoten, maar niet de verbintenis tot vestiging van de hoofdverblijfplaats in de geschonken woning – en, voor schenkingen die dateren van vóór 12 februari 2012, tot behoud van de hoofdverblijfplaats in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest – zijn aangegaan). Er zijn geen aanvullende rechten verschuldigd indien het niet nakomen van de verbintenissen te wijten is aan overmacht.