HOOFDSTUK 11. TUSSEN ETmOPIE
EN PUM.
1985 Visserij ontwikkelingsproject in Kameroen Periode 1985-1986 Project: Mission d' etude la peche de Lagdo Consultant Haskoning Nijmegen
Het Lagdo meer 1985 Kameroen, een voormalig Franse kolonie in de oksel van West Afrika, werd in 1960 een zelfstandige republiek. Echter met een zeer ingewikkelde staatsinrichting, waar rekening gehouden moet worden met de eeuwenoude invloed van 200 verschillende stammen. Kameroen was 13 keer zo groot als Nederland. Het werd wel het land van tovenaars en waarzeggers genoemd. Met ons project hadden wij dan ook te maken met deze hoofden en marabouts(wijze mannen en waarzeggers). Getooid in hun kleurrijke kledij lieten ze duidelijk blijken dat ze ons project niet zo zagen zitten dus ook geen toestemming gaven om te beginnen op het meer. Met een cadeau of kleine vergoeding van onze kant, zou er over gepraat kunnen worden. In het westen noemen wij deze zogenaamde cadeautjes of vergoedingen : "smeergeld". Al na de grootte van het project wordt deze vergoeding zodanig opgeschroefd dat duizenden dollars in hun ogen nog maar een magere fooi is. (peanuts). Ik deed aan deze onderhandelingen gelukkig niet mee, want deze maffia-achtige toestanden vond ik maar niets en het geeft geen pas voor een ontwikkelingswerker om daar aan mee te doen. Het project was door slechte organisatie nog niet van de grond gekomen. Wij, het team, zaten in een klein kantoortje opgepropt in Yaounde. De huizen, werkplaatsen en het kantoor in Lagdo, 60 km verderop, bleven onafgewerkt. Water en stroom was nog niet geregeld en dat zou ook zo blijven ondanks de druk van het Nederlandse team. We gingen er regelmatig heen, daar we in Yaounde met het piepkleine kantoortje niets te zoeken hadden. Op het project aan het Lagdomeer zaten 2 jonge vrijwilligers(-sters), een Franse en een Amerikaanse. Ik probeerde met ons team een samenwerking te creëren, maar dit mislukte jammerlijk omdat onze Nederlandse bioloog dwars lag over het te voeren onderzoek. Daar beide biologen vrijgezel waren, probeerde ik het over een andere boeg te gooien, te proberen om een huwelijk te forceren. Dit bleek helemaal niet te werken, zodat ik het maar opgaf.
Zo verliep ook ons project, het was een komen en gaan van consultants. Ik kon weinig doen, en onze bioloog, de teamleider, kon door zijn besluiteloosheid niets organiseren. Met huisvesting zaten we danig omhoog, omdat ik met een familie met 2 kinderen samen in een huis zat. Hun eigen woning die toegezegd was, moest nog veel aan gebeuren. De situatie was onhoudbaar en ik stelde aan de teamleider voor dat ze de familie met 2 kinderen in een hotel zouden zetten. Maar hij zag tegen de kosten op. Bij hem thuis was schraalhans keukenmeester, zodat ik ging uitkijken naar een housewarming. Dit lukte bij een Nederlandse familie die ging op verlof en ik kon hun royale bungalow tijdelijk bewonen. Het project liep voor geen meter, al mijn voorstellen werden afgewezen. Welke duistere machten hier aan het werk waren kon ik alleen bevroeden. We zaten in een Franse missie, en de mensen die daar de scepter zwaaiden lieten weten de schurft te hebben aan de Hollanders. Ook met de marabouts liep het niet gesmeerd en eisten ook hun deel van de pot. Later kwamen de hoofden van politie en bestuurders als bijen op de honing af. Na een paar maanden viel voor mij het doeken lieten de Fransen weten dat mijn Frans niet genoeg was om in het project te voldoen. Het gekke was dat de vissers op het meer een soort Pidgeon Engels spraken en daar kon ik heel goed mee opschieten. Maar tegen politiek, Franse vooroordelen en geboefte aan de top van de Afrikanen was niet op te boksen. Later zou een ander team hetzelfde lot ondergaan. Inmiddels waren er al 6 Europese experts vertrokken, zonder ooit iets gedaan te hebben. Het enigste positieve was dat ik mijn culinaire lijstje kon uitbreiden met een broodje aap en krokodil, afgewisseld met een geroosterde bush-rat. Van de gestampte pot uit Urk naar een culinair hoogstandje in Kameroen. Een tweede reisje hoefde van mij niet meer. Veel geld was verloren gegaan en in verkeerde handen gekomen.
OPZOEK Eenmaal in Nederland aangekomen, ging ik weer op zoek naar een volgend project. Ondanks alle mislukkingen, was ik nog steeds gegrepen door het idee dat er zinvolle ontwikkelingssamenwerkingsprojecten opgezet konden worden op het gebied van de visserij in de Derde Wereld. Zo bracht ik in februari 1985 een bezoek aan TNO in IJmuiden. Ik had namelijk gehoord dat men bezig was met de ontwikkeling van zogenaamde viscrackers die vervaardigd zouden kunnen worden uit visafval en bepaalde goedkope vissoorten, een zeer interessant product voor de Derde Wereld leek me. Het onderzoek naar de mogelijkheden van dit product bleek nog niet afgerond te zijn.
Omdat ik toen toch in IJmuiden was, ging ik ook langs bij ing. J.G. de Wit, oud-directeur van het RIVO die vijf jaar eerder had meegewerkt aan de ontwikkeling van een vissersvaartuigje, speciaal voor de Derde Wereld, toen ik nog een werfje in Ossenzijl had. Dat project kwam helaas nooit van de grond. De Wit bleek nog steeds veel interesse te hebben in de kleinschalige visserij in de Derde Wereld. In die tijd raakte ik betrokken bij de voorbereiding van een visserijproject (het Lagdoproject) in Kameroen. Daarvoor was Haskoning in Nijmegen als consultancy-bureau ingeschakeld. Op 6 maart 1985 nam ik daar het contract door dat zij me aanboden om voor dit project te worden uitgezonden. In verband met dit project bracht ik een dag later een bezoek aan PROMAC in Zaltbommel in verband met de levering van scherfijsmachines voor dit project. In die zelfde week bezocht ik verder de HISWA in Amsterdam om naar kleine polyester visboten met buitenboordmotor te kijken. Omdat ook door Frankrijk zou worden geparticipeerd in het project in Kameroen, volgde ik in maart 1985 een veertiendaagse intensieve cursus Frans bij het Interlingus Talenprakticum in Zwolle. Verder bracht ik onder andere een bezoek aan de werkgroep kleinschalige visserij van de Landbouwhogeschool in Wageningen. Daar was men ook bezig met het Lagdoproject. Ik voelde me goed voorbereid voor dit project toen ik op 10 april 1985 naar Kameroen vertrok. WAARZEGGERS
EN TOVENAARS
Na verschillende weinig succesvol verlopen visserijprojecten in de Derde Wereld vertrok ik in april 1985 met. frisse moed naar Kameroen. In Nederland had hij zich zo goed mogelijk voorbereid op dit NederlandslFranse ontwikkelingssamenwerkingsproject. Helaas bleef ook bij dit project het succes uit. "In Nederland had ik al gehoord dat de voormalige Franse kolonie Kameroen die in 1960 zelfstandig werd (gelegen in de "oksel" van West Afrika), het land van waarzeggers en tovenaars wordt genoemd. Je hebt er te maken met een enorm ingewikkelde staatsinrichting. Je moet rekening houden met zo'n 200 verschillende stammen met hun "marabouts" ("wijze mannen" en waarzeggers). Met het visserijproject in het Lagdo-meer zou ik daar ook mee te maken krijgen. Op 11 april 1985 landde ik op het vliegveld van Garoua, waar het inklaren van de bagage (weer) de nodige strubbelingen gaf. Vervolgens vloog ik door naar Douala aan het Lagdomeer. Daar werd ik verwelkomd door Peter Schroeder die er toen al enige tijd voor het visserijproject werkte. De huisvesting bleek verre van optimaal te zijn. Met ons team zaten we in een klein kantoortje opgepakt in Yaouda. Onze privé-onderkomens waren helemaal niet om over naar huis te schrijven. De voor ons bestemde huizen, kantoren en werkplaatsen in Lagdo, 60 km verderop, bleven maar onafgewerkt. De aanleg van water- en stroomtoevoer was nog niet geregeld en dat zou zo blijven, ondanks de druk van het Nederlandse team. We gingen daar regelmatig heen omdat we in ons piepkleine kantoortje in Yaouda niets te zoeken hadden. Ik kreeg ook te maken met de "marabouts" . Uitgedost in hun veelkleurige kledij, lieten ze duidelijk blijken dat ze ons project niet zo zagen zitten.
Ze waren dan ook niet bereid om ons toestemming te geven om te beginnen met onze visserij-activiteiten op het meer. Met een "cadeau of kleine vergoeding" van onze kant zou er echter wel over gepraat kunnen worden In het Westen noemen we deze zogenaamde cadeautjes of vergoedingen "smeergeld" die in dit geval al gauw in de duizenden dollars liepen. Voor deze "autoriteiten" was dit maar een magere fooi ("peanuts"). Ik deed aan die onderhandelingen gelukkig niet mee, want die maffia-achtige toestanden vond ik maar niets. Volgens mij geeft het geen pas voor een ontwikkelingswerker om daaraan mee te doen.
NETTEN In de week van 15 tot 20 april 1985 bezochten Peter en ik de lokale markten om de prijzen en de versheid van de vis te bestuderen. Verder keken we uit naar geschikt materiaal om kieuwnetten te maken. Dit liep op een teleurstelling uit: kurk en lood was niet te krijgen. Bij vissers die in de buurt van Lagdo visten (vooral op tilapia's), had ik gezien dat er op het meer vooral werd gevist met "gill-nets" (kieuwnetten). Zij visten in kleine vaartuigjes ("piroques") die met peddels werden voortbewogen. De meeste netten hadden een maaswijdte van 4,5" en een twijndikte van 3. Hierin zat wel wat variatie. De netten waren primitief in elkaar gezet met dunne top- en bodemlijnen. De "kurken" bestonden uit stukjes piepschuim en het "lood" uit stenen aan touwtjes die aan de onderkant van het net hingen. Lijnvisserij kwam voor zover ik kon nagaan, niet voor. Materiaal om kieuw-netten te maken kon ik op de markten van Lagdo en Garoua niet vinden. Ik overwoog nog na te gaan of de netten in Douala, of Nigeria verkrijgbaar waren, maar de kans daarop achtte ik bijna nihil. Voor het proj ect vond ik het van essentieel belang dat er kieuwnetten met verschillende maaswijdtes en diktes van het garen werden gemaakt van het zelfde ontwerp als ik enige jaren eerder met succes op het Lake Nubia en Lake Nasser had toegepast in samenwerking met de biologen die daar toe werkten. Dergelijke netten zouden niet in Kameroen gemaakt kunnen worden in verband met het ontbreken van drijvers van kurk, ofkunststofschuim en zinkers van lood, ofloodlijn. Vervolgens maakte ik een begin aan mijn onderzoek van de toegepaste vismethoden op het meer en van het gebruikte vistuig en de toegepaste vaartuigjes. Over deze bevindingen maakte ik een rapport (en een wensenlijst) en dat stuurde ik naar mijn Nederlandse opdrachtgevers.
STAPPENPLAN Aan de hand van deze eerste informatie, stelde ik een voorlopige inventarisatie samen van te zijndertijd te bestellen materialen en andere voorzieningen. De bedoeling was dat ik dan experimentele netten zou kunnen laten maken zoals fuiken, liftnetten, trammelnettem en vistuig om bij kunstlicht te vissen. Bij dit vooronderzoek zou ik gebruik moeten maken van echo-sounders (die daarvoor beschikbaar gesteld zouden moeten worden). Verder maakte ik een voorontwerp van later te bouwen visboten. Hierover rapporteerde ik naar Nederland. Ik had inmiddels ontdekt dat de tot nu toe op het Lagdo-meer gebruikte vissersvaartuigjes (zogenaamde "piroques") van zeer slechte kwaliteit waren. Deze gingen hooguit twee jaar mee. De bootjes waren van een slechte kwaliteit triplex gebouwd en ze werden verder nergens mee behandeld.
Ik stelde een stappenplan voor, waarbij de eerste stap zou zijn het behandelen van de piroque-vloot met beits die in Garoua verkrijgbaar was. Daardoor zouden de bootjes beter bestand zijn tegen de felle zonneschijn en water. Als tweede stap stelde ik voor om te onderzoeken of de piroques bekleed zouden kunnen worden met glasfiber. Deze methode wordt met succes toegepast in verschillende ontwikkelingslanden, zoals in Indonesië, waar bij relatief geringe kosten, de lokale prauwen op deze wijze worden behandeld. Als derde stap dacht ik aan de bouw van een vistransportboot met een in-board diesel. Het materiaal om zo'n boot te bouwen zou moeten bestaan uit planken of waterbestendig multiplex en glasfiber als bescherming. De vierde stap zou dan de bouw van stalen boten kunnen zijn; te beginnen met een vistransportboot. Die stap zou echter alleen gezet kunnen worden, wanneer de lokale vissers een dergelijke stap zouden accepteren. Samen met Peter Schroeder maakte ik een tocht mee aan boord van een vissersvaartuigje van een lokale visser. Mijn belangstelling ging vooral uit naar de kieuwnetten en de maaswijdten die gebruikt werden. Veel keuze was er niet, want het aanbod aan nettenmateriaal was beperkt, zoals ik al had ontdekt. Er was echter een tendens merkbaar om grotere maaswijdten te gebruiken. Dat was niet vrijwillig gegaan, want het gebruik van kleine maaswijdten was op het meer officieel niet toegestaan. De levensduur van de kieuwnetten was volgens de vissers slechts 3-6 maanden. Het geboomte langs het meer bepaalde voor een belangrijk deel die levensduur: je zag er geen boom zonder een kapot net aan de takken. Het materiaal voor de netten bleek in rollen te worden geleverd. De vissers verknipten die en ze zetten die netten dan zelf in elkaar. Verder volgden we ook de bouw van een piroque. De bouwtijd ervan was slechts een paar dagen. We experimenteerden verder met een buitenboordmotor. Een vermogen van 25 pk bleek het beste uit te vallen. WEER NAAR HUIS ... Injuni 1985 was ik tot de conclusie gekomen dat een reis naar Nederland onontbeerlijk was voor het bestellen van netten, vistuig en om allerlei technische zaken door te nemen. Verzoeken aan Haskoning en de Mission d'Etude hadden echter geen succes. Bij de Mission d'Etude was men overigens van mening dat het project vanachter het bureau uitgevoerd diende te worden. Voor de voortgang van het project op het Lagdo-meer vonden de Fransen het van belang dat ik de vismethoden ging bekijken die in het Lake Maga werden uitgevoerd. Na een bezoek aan dat meer onder leiding van een Franse visserij-expert, werd me al gauw duidelijk dat dit stuwmeer niet te vergelijken was met het Lagdomeer. De expert (monsieur B. Rouget) had kieuwnetten in Frankrijk besteld en die zonder winst aan de lokale vissers verkocht. Wij zagen echter geen van deze netten in het meer. Daar gebruikten ze netten die in Nigeria waren gemaakt. De botenbouw was daar ook geen succes. Ze waren wel stevig gebouwd, maar veel te duur. Die fout wordt wel meer gemaakt bij pogingen om de visserij in Afrika te ontwikkelen. De tocht naar Lake Maga was interessant en in sommige opzichten ook leerzaam. Verder leverde dit bezoek een nieuwe visserij-expert op, de Belgische heer De Visscher. De
Fransen waren zeer gecharmeerd van hem. Dit was blijkbaar ook de reden dat op 13juni 1985 een telex werd verstuurd naar Haskoning om mij terug te roepen. Als reden gaf men op dat mijn kennis van het Frans ontoereikend was. Dat er in de omgeving rond het Lagdomeer geen Frans werd gesproken, was hen niet bekend ..... De plaatselijke vissers spraken namelijk een soort "pidgin-Engels" en met hen kon ik goed opschieten. Maar tegen de plaatselijke politiek, Franse vooroordelen en het Afrikaanse geboefte aan de top kon ik niet opboksen. Ik was inmiddels tot het inzicht gekomen dat het project door slechte organisatie en onderlinge strubbelingen niet van de grond kwam. Zo zaten op het project aan het Lagdomeer een jonge vrijwilliger en een vrijwilligster (een Franse en een Amerikaanse). Ik probeerde een samenwerking te creëren. Dat mislukte jammerlijk omdat onze Nederlandse bioloog dwars lag over het te voeren onderzoek. Zo verliep ons project: het was een komen en gaan van consultants. Ik kon er weinig aan doen. Onze bioloog (de teamleider) kon door zijn besluiteloosheid niets organiseren. Een andere complicatie vormde het feit dat we in een Franse mission zaten, waar men in de praktijk de scepter zwaaide over het project. En de Fransen hadden de schurft aan de Nederlanders. Ook met de marabouts bleef het stroef lopen. Ze eisten een deel op uit "de pot" en later voegden zich ook de hoofden van de politie en bestuurders erbij. Al met al was ik er niet rouwig om dat Haskoning mijn contract met het Lagdo-project voortijdig beëindigde. Inde korte periode die ik aan het Lagdo-meer verbleef, waren er al zes Europese experts vertrokken, zonder iets gedaan te hebben. Later zou een ander Nederlands team het zelfde lot ondergaan. Hoe dan ook: injuli 1985 was ik weer terug in Holland. Thuis op Urk pakte ik de draad weer op, na mijn niet bepaald opbeurende ervaringen als visserij-consultant in Kameroen. Een probleem om weer aan de bak te komen was dat je maar moest afwachten of een bedrijf datje had aangezocht voor een bepaald project in de Derde Wereld, ook werkelijk de opdracht kreeg om dit project uit te voeren. Tussen de beëindiging van een contract en het aangaan van een nieuw contract, lagen soms vele maanden van gedwongen niets doen. Je was dan aangewezen op een W.W.-uitkering en die lag heel wat lager dan je reguliere inkomsten. Het jaar 1986 was dan ook al over de helft, voordat ik te maken kreeg met een nieuw project, namelijk in Sierra Leone.
1986 IN DE BAK EN WEER EEN NIEUWE START In 1986 toen ik alweer een aantal maanden op Urk woonde, op zoek naar een visserijproject in de Derde Wereld. In de twaalf jaar die daaraan vooraf gingen, had ik daarmee flink wat ervaring opgedaan. En zo kwam ik in contact met een onderneming die een visserijproject in Sierra Leone wilde opzetten. Helaas bleek dit later geen zuivere koffie te zijn.... Na dat voortijdig op de klippen gelopen project, maakte ik een nieuwe start bij het Programma Uitzending Managers, waarbij hij in de volgende 10jaar bij een flink aantal visserijprojecten in de Derde Wereld betrokken was. "Zo op het oog leken de mensen, waarmee ik in contact kwam, betrouwbaar. Zij hadden ervaring met de handel in West Afrikaanse landen. De financiële man IB. maakte op mij een zakelijke indruk. Verschillende keren kwam hij met zijn niet zo erg oude Mercedes naar Urk, waar we de mogelijkheden van een visserijproject in Sierra Leone bespraken. "Geld is niet het probleem", zei hij. Uiteindelijk kocht hij fuiken van een Usselmeervisser in ruste. Die werden naar Sierra Leone gezonden in een container die ook met andere goederen was gevuld. Deze financiële man spiegelde grote winsten voor. Hij zou een garnalenbedrijfje beginnen en ik zou de leiding krijgen, maar dan wel op de wijze van "No cure, no pay". Inde tussentijd hoorde ik dat de fuiken in Sierra Leone verloren waren gegaan (door ondeskundigheid). Na wat aandringen van mijn kant, hoorde ik dat deze fuiken zondermeer in de snelstromende rivier waren gegooid. De stroom had ze vervolgens naar de oceaan gevoerd .... Ik werd door onze man aan het lijntje gehouden en zijn portefeuille bleef potdicht. Omdat voor niets de zon opgaat, zette ik onze (toekomstige) miljonair voor het blok. Plotseling kwam alles in een stroomversnelling terecht. Hij vroeg me om met spoed met hem naar Sierra Leone af te reizen. CRIMINEEL Hoewel ik niets kon aanwijzen dat niet door de beugel kon, zat me op de een of andere manier de gang van zaken niet lekker. Hoe dan ook: op een goede dag in juli 1986 kwam IB. me met een aftandse wagen ophalen op Urk. We zouden uit Engeland vertrekken. Daar waren volgens hem de tickets goedkoper. Erg gerust was ik er niet op toen ik afscheid nam van mijn gezin. InZeeland pikte hij een maat op en in België nog een vrouwelijke passagier. Ik had het voorgevoel dat er iets niet klopte, maar wat? Het geld zou geen problemen opleveren in Sierra Leone, was me gezegd. We konden er een gezond bedrijf opzetten. Nu was ik al eens eerder in Sierra Leone geweest (in 1978). Voor een Nederlands bedrijf moest ik toen de mogelijkheden van de visserij onderzoeken. Toentertijd waren de Russen heer en meester in de wateren voor de kust van Sierra Leone. Ze stroopten met fijnmazige netten de visserij gebieden af. Ook binnen de territoriale wateren visten ze de zee leeg en ze lieten niets over voor de lokale vissers.
Hierover sprak ik met hoge militairen die me uitgenodigd hadden in hun kantine. Zij beklaagden zich over die situatie. Ik stelde hen voor om er wat aan te doen en dat er ook wel wat aan te verdienen was. Deze militairen reageerden enthousiast op deze suggestie. Ze wilden me zelfs inhuren voor het uitvoeren van een visserij project in Sierra Leone. Maar, sommige dingen kunnen in die landen snel veranderen. De andere dag kreeg ik te verstaan dat ik niet langer welkom was in Sierra Leone. Een "hoog geplaatst iemand" zag blijkbaar gevaar voor zijn positie; zo doende. Ik wist dus zo ongeveer wat ik te verwachten had. Wel was er in de tussentijd een coup gepleegd, dus ik hoefde niet bang te zijn voor represailles. Ik zou echter tijdens deze reis nooit Sierra Leone bereiken. In Duinkerken sloeg het noodlot toe. Toen onze financiële man geld wisselde in een lokale bank, werden wij omsingeld door nors uitziende politiemannen. Wat bleek? Het geld was vals. Omdat onze financiële man daar heel wat van bij zich had, werden we zonder plichtplegingen in de bak gesmeten. Een gekke ervaring om samen met allerlei geboefte vast te zitten in een oude gevangenis. Ik hoorde dat daarin vroeger lang gestraften zaten te wachten op transport naar het Duivelseiland. Nu zaten er in deze gevangenis lichtgestraften en clochards. Daarmee kon ik het wonderwel vinden. Na een week was mijn onschuld vastgesteld. Zo'n tien kilo lichter als gevolg van het slechte eten en met een behoorlijke kater, werd ik in Duinkerken op straat gezet. Vervolgens ging ik weer richting "De Bult" (Urk); een illusie armer en een ervaring rijker. PUM Ik was inmiddels 56 jaar; nu niet bepaald een leeftijd waarbij je overstroomd wordt met aanbiedingen voor werk. In die tijd kwam ik in contact met het Programma Uitzending Managers (PUM) oftewel Netherlands Management Cooperation Program (NMCP). Dit programma werd in 1978 gestart door het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW). Later gingen het NCW en het VNO (Verbond van Nederlandse Ondernemers) een samenwerkingsverband aan met de Overheid op initiatief van de Commissie Ontwikkelingslanden. Deze organisatie houdt zich bezig met het sturen van managers, technici en dergelijke naar ontwikkelingslanden. Sinds 1978 zijn er al meer dan tweeduizend managers en technici uitgezonden. Deze zijn doorgaans gepensioneerd of ze maken gebruik van een VUT -regeling. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze nog vitaal genoeg zijn om hun bedrijfservaring en kennis ten dienste te stellen van de Derde Wereld en daar de handen uit de mouwen te steken . .Voor mij bood deze organisatie ook perspectief omdat inmiddels de stroom visserijprojecten vanuit Nederland, via het Directoraat Generaal voor Internationale Samenwerking (DGIS) of consultancy-bureaus was opgedroogd. Bij het PUM kon men mijn ervaring ook wel gebruiken, omdat in hun bestand weinig visserij-experts voorkwamen. Wel had men gesignaleerd dat de visexport vanuit de Derde Wereld nog in de kinderschoenen stond en dat er daarbij heel wat mis ging op logistiek gebied. Ook de visverwerking en de hygiëne was in de meeste ontwikkelingslanden beneden peil. Daardoor werd vaak niet voldaan aan de EG-kwaliteitseisen (respectievelijk de Amerikaanse HACCP-eisen).
HOOFDSTUK 12. PROJECT UITZENDING MANAGERS (PUM). PUM projecten Vanaf 1988 tot 2002 Eerste project in Zambia (1988) MPULUNGU FISHERIES - (LAKE TANGANYIKA) MPULUNGU - ZAMBIA Vertrokken 4 januari 1988 Terug 6 februari 1988
1988 NAAR HET TANGAJIKA-MEER Op 4 januari 1988 vertrok ik naar Lusaka (Zambia). Daar bracht ik een bezoek aan de Nederlandse ambassade. Ik: zou me vooral bezighouden met een onderzoek naar de mogelijkheden van Mpulungu Fisheries Ltd die een vloot vissersvaartuigen exploiteert op het Tangajika-meer. Dit bedrijf startte in 1983 met één vissersboot. In de volgende jaren kwamen daar nog drie boten bij, uitgerust als purse-seiners. Verder beschikte het bedrijf over een 5-tal "lichtbootjes", bemand met oudere vissers. Deze lichtbootjes moesten met sterke kerosine- of gaslampen 's nachts de vis naar de vissersboten lokken. Wanneer er genoeg vis was aangelokt, gafhet bemanningslid op de "lichtboot" een seintje. De purseseiner voer dan met grote snelheid om het lichtbootje heen, terwijl de vissers de netten uitvierden. Vervolgens voer het lichtbootj e met gedoofde verlichting over het net weg. Daarna werd het net aan de onderkant gesloten en de vissers haalden het net met een kleine winch naar boord. Wanneer het net langszij lag, moest dit met de hand naar binnen worden gehaald. Met een mandje schepten de vissers dan de hevig spartelende vis op het dek. Dit was een tijdrovende bezigheid. Per nacht werden met zo'n purse-seiner hooguit drie trekken gedaan. Overdag en met volle maan viste men niet. Op het meer waren nog drie industriële visserijbedrijven actief, namelijk de St. George Fisheries (met een Griekse eigenaar), de Somalia Fisheries Ltd (ook met een Griekse eigenaar) en de Sopelac Fishing Enterprises Ltd. (een Somalische semi-staatsonderneming). Op het meer werd door de vier bedrijven gevist met 14 flinke vissersvaartuigen, 14 volgboten en 84 boten, uitgerust met kunstmatige verlichting. Er werd steeds op de zelfde plaats gevist (op Buka-Buka, oftewel Lates Stappersii). Deze plaats bevond zich op ongeveer 2,5 uur varen van de kust. De visvangsten namen de laatste jaren af. Visserijbiologen hadden echter ontdekt dat in het Nsumba area (6-8 uur varen) veel meer vis zat. De afstand was echter een probleem en dat moest eerst worden opgelost. De vis moet namelijk gekoeld (of in ijs) vervoerd worden bij een dergelijke lange vaartijd.
Ik maakte een voorstel en een calculatie voor de aanpassing van vaartuigen en visuitrusting om de visserij naar dat gebied te verplaatsen. De financiële voordelen waren echter aanzienlijk. Bij de Mpulungu Fisheries was ook belangstelling voor het aanleggen van visvijvers. Met name Nile Tilapia is daarvoor zeer geschikt. Ik maakte hiervoor een plan en ik kwam tot de conclusie dat de uitvoering van een dergelijk project zeer kansrijk was. Wat overigens ook ontbrak bij het Tangajika-meer was een werkplaats waar viskisten en (buitenboord)motoren gerepareerd konden worden. En dat terwijl er honderden Johnson-, Yamaha- en Evenrude-motoren in gebruik waren (alsmede een flink aantal Caterpillarmotoren in de grotere vissersvaartuigen). Ook daarvoor maakte ik een voorstel om te komen tot een goed uitgeruste werkplaats en procedures om een regelmatige aanvoer van reservedelen op te zetten. De Mpulungu Fisheries stelden me voor om gedurende een drietal jaren bij hen in dienst te komen om deze plannen uit te voeren. Daarvoor was echter hulp van een ontwikkelingsorganisatie zoals Wereldbank nodig. Die hulp werd helaas niet verleend. Als gevolg daarvan arriveerde ik in maart 1988 weer op Urk.
SIERRA
LEONE
In 1988 was ik nog maar een paar weken thuis, toen ik in het kader van het PUM werd benaderd voor een project in Sierra Leone. Dit betrof een haalbaarheidsonderzoek voor een nog afte bouwen garnalenkorter. De Ecumenical Development Cooperative Society (EDCS) in Amersfoort had namelijk een lening verstrekt van 400.000 US dollars aan de Freetown Fish Marketing Cooperative (waarbij Mr. Williams van Ajua Consultants Ltd. was betrokken) voor de aankoop van twee vissersvaartuigen. De bedoeling was om daarmee de plaatselijke visverkoopsters ("Fishmammies") dagelijks van verse vis te voorzien. Inverband daarmee was een nog niet afgebouwde casco van een Nederlandse garnalenkorter aangekocht. Dit casco, afkomstig uit een faillisement, lag al een paar jaar in de haven van Urk. Omdat EDCS niets van visserij schepen afwist, had deze organisatie een bedrijf uit Amsterdam in de arm genomen die de afbouw van het schip moest verzorgen. Dat bedrijfbleek echter noch van de gamalenvisserij in West Afrika, nog van de visserij in het algemeen iets afte weten. EDCS werd vervolgens geconfronteerd met forse budgetoverschrijdingen. Omdat men nattigheid voelde, kwamen ze bij het PUM terecht en zo werd ik betrokken bij het project. Een bezoek bij Bureau Veritas bevestigde mijn vermoeden dat de korter die inmiddels de naam "Ajua" droeg, niet geschikt was voor de boomvisserij die men op het oog had (in verband met de te geringe stabiliteit). Verder bleek al gauw dat het beschikbare budget veel te laag was om het schip verantwoord af te bouwen (om nog maar te zwijgen over de aanschaf van een tweede schip). EDCS wilde ook meer informatie hebben over het reilen en zeilen van de Freetown Fish Marketing Cooperative. Daarom kreeg ik opdracht om ter plaatse in Freetown informatie in te winnen. Op 28 april 1988 vloog ik er naar toe. Ik merkte al gauw dat de overigens zeer charmante Mr. Williams me afschermde om objectief informatie in te winnen. Ik had echter geluk: Mr. Williams nam me op een zaterdagavond mee naar een feest van de plaatselijke golfclub. Ik zag kans aan de aandacht van Mr Williams te ontsnappen en zo hoorde ik voldoende om EDCS te waarschuwen voor zijn wijze van zaken doen. Verder concludeerde ik aan de hand van mijn onderzoek ter plaatse dat de exploitatie van een moderne "shrimper" vanuit Freetown een riskante onderneming zou zijn. Hoewel er al heel wat geld in het project was gestoken, werd dit snel gestopt door de EDCS. En de "Ajua" ligt nog steeds werkloos in een hoek van de haven van Urk. VAN HOT NAAR HAAR VOOR VISSERIJ-PROJECTEN Toen ik de 60 jaar gepasseerd was, dacht ik dat mijn activiteiten op het gebied van de visserij in de Derde Wereld tot een einde waren gekomen. Eind 1991 werd ik echter in het kader van het PUM (programma Uitzending Managers) verzocht om verschillende visserijprojecten aan het Victoriameer te begeleiden in zowel Tanzania als Kenia. In 1992 en 1993 maakte ik diverse reizen naar en in dat gebied.
1992 KENIA "Op 18janauari 1992 vertrok ik naar Nairobi en de volgende dag reisde ik door naar Kisumu, gelegen aan de Keniase kant van het Victoriameer. Ik zou me daar vooral bezighouden met de visserij op Nijlbaars en de verwerking ervan voor de export. Nadat ik in Kisumu een auto had gehuurd reed ik langs de verschillende plaatsen waar vissers de vis aan land brachten. Daar stonden meestal al koelwagens te wachten om vis naar de verwerkingsfabrieken af te voeren. De chauffeurs bleken contant af te rekenen met de vissers. NIJLBAARS Ik vernam al snel dat de Nijlbaars die werd aangevoerd, steeds kleiner werd. Er was duidelijk sprake van overbevissing. Ik kreeg de indruk dat de visverwerkingsfabrieken de vis ook uit Uganda en Tanzania lieten aanvoeren om hun fileerderijen draaiende te houden. Dit werd me bevestigd bij mijn bezoek aan een Ugandese grensplaats. Er bleek op grote schaal Nijlbaars gesmokkeld te worden. Als Urker kon ik me wel wat voorstellen bij "gesjoemel" met vis. Echter: Op Urk voeren in die tijd de vissers er wel bij; dat in tegenstelling tot de vissers op het Victoriameer. Daar werden de eigenaars van de fileerderijen er beter van. Overigens was toen al een duidelijke tendens merkbaar dat de export van Nijlbaars steeds meer in buitenlandse handen kwam. Bij De Nijlbaars (Lates Niloticus) heeft voor de vissers op het Victoriameer voor veel de visserij-coöperaties werden mijn vragen ontweken en als "niet aan de orde" afgedaan. verandering gezorgd. Vóór 1970 moesten ze veel moeite doen om de door hen gevangen kleine visjes te verkopen. Pas in de '70-er jaren werd Nijlbaars in steeds grotere hoeveelheden in het Victoriameer gevangen. Deze grote roofvis kwam oorspronkelijk vooral voor in de benedenstroom van de Nijl in Soedan en Egypte. In de '60-er jaren is men in Uganda begonnen met het uitzetten van Nijlbaars in het Victoriameer met als doel om de voedselvoorziening te bevorderen. Deze vissoort bleek er goed te gedijen. Volgens de biologen was de zich snel uitbreidende Nijlbaarspopulatie een regelrechte ramp omdat deze vissoort het ecologische systeem ontwrichtte. Volgens de vissers was het echter hun redding. Bij mijn bezoek in 1992 zagen de vissers in verband met de te intensieve bevissing, hun toekomst (weer) somber tegemoet. De vangsten waren toen al zover teruggelopen dat verschillende plaatselijke fileerderijen over de kop waren gegaan. VISVERWERKING Een belangrijk onderdeel van mijn opdracht vormde de bouwbegeleiding van .... een nieuwe fileerderij in Mwanza (gelegen aan de Tanzaniaanse kant van het Victoriameer). Toen ik er op 27 januari 1992 arriveerde, waren er zo'n 60 mensen bezig met de bouw van de visverwerkingsfabriek. De bouw verkeerde nog in een beginstadium. Door gebrek aan bouwmaterialen en problemen met de financiering, verliep de bouw zeer traag. De bouw daarvan was als turn-keyproject aangenomen door Sabroe Refrigation. De plaatselijke aannemer (die in Mwanza goed bekend stond) volgde nauwgezet de tekeningen en aanwijzingen van Sabroe Refrigation. Namens de opdrachtgever trad Mr. Sioutis (een Griek) op.
Deze bleek niet veel begrip te kunnen opbrengen voor de kwaliteitseisen waaraan later de verwerkte Nijlbaars-filets zouden moeten voldoen. Een belangrijke rol daarbij speelden namelijk de waterbehandelingsvoorzieningen. Volgens de EG-bepalingen moet het water dat gebruikt wordt bij de verwerking van vis, aan hoge eisen voldoen wat betreft bacteriologische zuiverheid. Bij constatering van bacteriolgische besmetting, zou dit onherroepelijk leiden tot vernietiging van de desbetreffende partijen visfilets. Mr. Sioutis wilde echter het te gebruiken water hetzij uit het meer (dat zo'n 200 m verderop lag), hetzij uit gegraven putten zonder behandeling gebruiken. Hij liet verschillende Europese experts opdraven, maar die gaven allen het zelfde advies (overeenkomend met wat ik hem ook al had gegeven). Dat alles veroorzaakte een zeer forse vertraging. Verder wilde hij de fabriek veel groter maken dan volgens mij noodzakelijk was. Hij ging uit van een dagelijkse productie van 10 ton Nijlbaarsfilet per dag. Ik had inmiddels al doorgekregen dat de aanvoer van vis flinke problemen zou gaan opleveren. Mr. Sioutis had namelijk verzuimd om een regelmatige toevoer van vis veilig te stellen. Lokale vissers toonden echter weinig bereidheid om vis aan hem te gaan leveren. Hierover had ik inmiddels contact gelegd met de visserij-coöperatie Tafico. In Mwanza kende men me nog wel, omdat ik in 1974 geruime tijd bezig was geweest met het Nyanza Fishing Project. Onderdeel van dat project vormde toen een viertal vissersbootjes. Die waren als bouwpakket uit Nederland aangevoerd en ik had ze ter plaatse in Kisumu geassembleerd. Omdat twee van die bootjes nu nog werkloos in Mwanza lagen, zagen zowel Tafico als ik wel perspectief om die in te zetten voor de vangst en de aanvoer van vis voor de nieuwe visverwerkingsfabriek. Mr. Sioutis bleef echter in gebreke om in mijn levensonderhoud te voorzien, ondanks de afspraken die daarover gemaakt waren met het PUM. Ook bij de Tafico had men voor mij geen financiën beschikbaar. Uiteindelijk hakte men bij het PUM eind februari 1992 de knoop door en ik vloog weer terug naar Nederland.
Kf"N1A~
1992 Toen ik in 1992 weer in Mwanze was, bleek er niets meer over te zijn dan een ontluisterde fabriek en kapotte vissersbootjes, Na het vertrek van de Europeanen was het namelijk snel gedaan met dit project.
1993 OP EN NEER De Nijlbaars bleef me echter "achtervolgen". Begin januari 1993 benaderde het PUM me omdat inmiddels bekend was geworden dat Nijlbaarzen zich in grote aantallen ophielden op zo'n 30 tot 50 meter onder de waterspiegel van het Victoriameer. De lokale vissers konden met hun primitieve boten en netten geen vis vangen in diep water. Met nettenexperts op Urk was een net ontwikkeld met mazen van 200 mm bij de netopening en 100 mm in de "zak" om grote Nijlbaarzen in de diepere delen van het Victoriameer te vangen. Het net (dat de klassieke Zuiderzeenaam "wonderkuil" had gekregen), moest met twee bootjes worden gesleept. Ik kreeg als opdracht om jonge vissers te trainen in het Naivasha Wildlife and Fisheries Traininginstitute. Hiervoor werd twee tot drie maanden uitgetrokken. Ik vertrok op 6 februari 1993 naar Nairobi en de volgende dag reden we met de auto van Mr. Perlet van het instituut naar Naivasha. Mijn onderkomen was schoon, maar sober. Ik kwam echter al snel tot de ontdekking dat het instituut in grote financiële problemen verkeerde. Het instituut bestond uit twee delen. In het ene deel werden reservaatparkwachters ("rangers") opgeleid. De bedoeling was dat in het andere deel visserijdeskundigen zouden worden getraind. Het in de jaren '80 door de Wereld Bank gefinancierde Fisheries Field Station aan het Lake Naivasha bleek vrijwel helemaal overwoekerd te zijn door het oprukkende oerwoud .... Waterbuffels en giraffen liepen vrij rond tussen de schoolgebouwen. Bij nader onderzoek bleek dat in de schoolgebouwen nooit een student of een vissersboot was gesignaleerd. Het personeel van het instituut wist zich geen figuur te geven, toen ik het een en ander gadesloeg. Het bleek al gauw dat ik in dit instituut niets te zoeken had omdat men er eigenlijk alleen "rangers" opleidde om de wildstand te beschermen tegen stropers (op zich ook een nuttige taak). Ik oefende wel druk uit om het Fishing Station in gebruik te nemen. De directeur bleef echter zorgelijk kijken en hij herhaalde steeds dat hij daarvoor van het ministerie geen toestemming kreeg. Uiteindelijk besloot ik naar de Nederlandse ambassade in Nairobi te gaan, want ik wilde nu weleens haring ofkuit hebben. Bij de ambassade hield men zich echter op de vlakte. Wel werd enige tijd later een nieuwe directeur op het instituut aangesteld. Maar, kort na zijn aanstelling kreeg hij een vliegtuigongeluk en hij verdween in een hospitaal. In de periode dat ik bij het Naivasha Wildlife and Fisheries Institute betrokken was, maakt ik nog een "zijstapje" naar een scheepswerfje in de nabijheid. Daar lag in aanbouw een vissersbootje van Mr. Otieno. Deze had problemen om het scheepje vaarklaar te krijgen
Hij had bij het PUM een aanvraag gedaan om hulp te krijgen het scheepje in de vaart te brengen. Ik:kwam al gauw tot de ontdekking dat daarin geen pespectief zat. Omdat er ook geen schot zat in de trainingsactiviteiten bij het Fishing Station, vloog ik op 6 april 1993 weer terug naar Nederland. Indat zelfde jaar verzocht het PUM me om naar Kisumu af te reizen in verband met het Project Peche Food. Dit betrof een fileerderij van Nijlbaars die (ook) in problemen was gekomen. De oorzaak daarvan was dat de eigenaar als gevolg van een hartaanval plotseling was overleden. Deze eigenaar bezat ook onder andere broodfabrieken en een hotel. Door zijn overlijden, bleek de fileerderij slecht geleid te worden. Als snel nadat ik er was gearriveerd kwam ik tot de ontdekking dat het PUM nooit assistentie aan dit project had mogen verlenen. Desondanks kreeg ik het voor elkaar dat het bedrijf in het gareel werd gebracht en dat de export van Nijlbaarsfilets weer gezond werd. De PUM-vertegenwoordiger ter plaatse bleek namelijk ook een handelsbedrijf te bezitten dat Nijlbaarsfilets naar Nederland exporteerde. Hij zag mogelijkheden om met een gelijkgestemde "PUM'er", tegen een zacht prijsje de fileerderij over te nemen. Hij had gehoopt dat ik daarin zou trappen; dit ondanks het feit dat in de PUM-contracten heel duidelijk was vastgelegd dat je geen medewerking aan dergelijke praktijken mocht geven. Ik: stelde dat ze maar een betaalde adviseur voor dit werk moesten aantrekken. Dat gebeurde uiteindelijk ook. Ik: werkte de man in en daarna werd ik bedankt voor mijn diensten .....
I NICARAGUA DE LAATSTE VISSERIJPROJECTEN VAN EVERT BRANOS Een groot deel van de afgelopen 45 jaar, bracht Evert Brands door in de Derde Wereld. Ruim de helft van die tijd was hij betrokken bij ontwikkelingssamenwerkingsprojecten op het gebied van de visserij. "Door een plaatselijke PUMvertegenwoordiger was assistentie aangevraagd voor het Nicaraguase bedrijf Agromarina. Dit betrof het bepalen van het (economische) -: potentieel voor "blue crab" (collinectes . . sapidus) in de kustwateren van de Atlantische en Stille Oceaan. Verder wilde men, wanneer zou blijken dat economische hoeveelheden aanwezig waren, het vangstgebied vaststellen. Daarmee zou dan ook de lokatie van de verwerkingsfaciliteiten samenhangen. Voorts had men behoefte aan advies op het gebied van visvangst, technologie en methodieken van verwerking, opslag en export naar Europa en de USA. In verband daarmee wilde men advies over de marktbehoefen, de wijze van verpakking, financiële haalbaarheid, financieringsbronnen en mogelijkheden om in joint-venture verband met Europese bedrijven een dergelijk project op te zetten. Zij zochten een adviseur met een ruime industriële (vis)ervaring: met als kwalificaties: "niet een "intellectueel" die ons inziens te theoretisch is". Kortom: ze zochten gewoon een ervaren "praktijkman". En zo kwam ik in beeld. Na een gedegen voorbereiding vertrok ik samen met mijn echtgenote op 11 juni 1994 naar Nicaragua. Ik onderzocht daar de wijze waarop op krab werd gevist. Ik kwam al gauw tot de ontdekking dat de vangsthoeveelheden van "blue crab" gering waren aan de Atlantische zijde van Nicaragua. Ik vernam dat de mogelijkheden aan de Pacific-zijde beter waren. Ook de vistechnieken waren voor verbetering vatbaar. Ik stelde daarover een rapportage samen. Deze werd overigens door de plaatselijke leiding van Agromarina niet in dank afgenomen, wat de nodige communicatieverstoringen opleverde. Dergelijke ervaringen had ik ook in Afrika opgedaan. Persoonlijke belangen wegen nu eenmaal veelal zwaarder dan algemeen belang. Ook de woonomstandigheden waren weer zeer matig (met name voor mijn vrouw). Gelukkig was het een vrij kortstondig verblijf. Mijn rapportage leidde ertoe dat ik het verzoek kreeg om in september 1995 nog eens naar Nicaragua af te reizen om aanvullend advies te verstrekken.
----
---_-_.
{
-
. ~-
-----
b'F-~-~~~~--~-_l~~-
--_--~~
~-oyo-~
'l,\ ~-
---'7f'O-~-~-~
- -_ -: - -~-~L~li'~--
~--rf~L _u___
-
~~--
.~~
..~-~
-
l..Á.tvk ~~ee__{0~
(D I 0...
\1
~?-
~
'01..(
1994 DE LAATSTE VISSERIJPROJECTEN
.
VAN EVERT BRANDS ?
"Door een plaatselijke PUM-vertegenwoordiger was assistentie aanvraagd door het Nicaraguase bedrijf Agromarina. Dit betrof het bepalen van het (economische) potentieel voor "blue crab" (collinectes sapidus) in de kustwateren van de Atlantische en Stille Oceaan. Verder wilde men, wanneer zou blijken dat economische hoeveelheden aanwezig waren, het vangstgebied vaststellen. Daarmee zou dan ook de lokatie van de verwerkingsfaciliteiten samenhangen. Voorts had men behoefte aan advies op het gebied van visvangst, technologie en methodieken van verwerking, opslag en export naar Europa en de USA. In verband daarmee wilde men advies over de marktbehoefen, de wijze van verpakking, financiële haalbaarheid, financieringsbronnen en mogelijkheden om in joint-venture verband met Europese bedrijven een dergelijk project op te zetten. Zij zochten een adviseur met een ruime industriële (vis)ervaring: met als kwalificaties: "niet een "intellectueel" die ons inziens te theoretisch is". Kortom: ze zochten gewoon een ervaren "praktijkman" . En zo kwam ik in beeld. Na een gedegen voorbereiding vertrok ik samen met mijn echtgenote op 11 juni 1994 naar Nicaragua. Ik onderzocht daar de wijze waarop op krab werd gevist. Ik kwam al gauw tot de ontdekking dat de vangsthoeveelheden van ''blue crab" gering waren aan de Atlantische zijde van Nicaragua. Ik vernam dat de mogelijkheden aan de Pacific-zijde beter waren. Ook de vistechnieken waren voor verbetering vatbaar. Ik stelde daarover een rapportage samen. Deze werd overigens door de plaatselijke leiding van Agromarina niet in dank afgenomen, wat de nodige communicatieverstoringen opleverde. Dergelijke ervaringen had ik ook in Afrika opgedaan. Persoonlijke belangen wegen nu eenmaal veelal zwaarder dan algemeen belang. Ook de woonomstandigheden waren weer zeer matig (met name voor mijn vrouw). Gelukkig was het een vrij kortstondig verblijf. Mijn rapportage leidde ertoe dat ik het verzoek kreeg om in september 1995 nog eens naar Nicaragua af te reizen om aanvullend advies te verstrekken.
GHANA Tussen deze eerste en tweede reis naar Nicaragua, bracht ik tussen 2 september en 26 oktober 1994 nog een bezoek aan Ghana, één van de belangrijkste Afrikaanse landen op het gebied van de visserij (kleinschalig, op industriële schaal en in viskwekerijen). Via het PUM kreeg ik het verzoek om bij Fresh & Green Food Ltd. adviezen op te stellen over de visverwerking. Eigenaresse van het bedrijf was Mrs. Nana Offer Nkansa. Zij was onder andere opgeleid in Engeland. Haar bedrijf maakte op het eerste gezicht geen slechte indruk. Er was het nodige gedaan om de visverwerkingsruimten aan de EG-normen te laten voldoen. Bij nadere inspectie bleek er toch heel wat te mankeren. Zo waren koel- en vriesruimten van veel te geringe omvang en capaciteit. Ik:had een aantal video's meegenomen over vistechnieken en visverwerking. Deze trokken veel aandacht. Samen met Nana maakte ik verschillende tochten door Ghana om contacten te leggen met de plaatselijke vissers (vooral in verband met de aanvoer van gevangen vis naar het bedrij f van Nana!). Als gevolg van deze "voorlichtingsactiviteiten" werd ik benaderd door Ghana Export Promotion uit Accra. Al met al kon ik toch een basis leggen voor verbetering van vistechnieken en de visverwerking. Ik:kwam onder andere in contact met Mr. en Mrs. Botsio die een nieuw visverwerkingsbedrijfwilden opzetten. Onze contacten ontwikkelden zich zo goed dat ze een aanvraag deden bij het PUM om hen te adviseren. Mr. Botsio (zoon van een voormalige Ghanese minister, zoals hij te pas en te onpas vertelde) bracht later een bezoek aan Nederland, waarbij ik hem in contact bracht met enige bekende visimporteurs. Dit leidde tot een volgende reis naar Ghana begin 1995. Daar kwam ik tot de ontdekking dat de visverwerkingsfabriek nog slechts in de fantasie bestond .... Er was praktisch niets gedaan aan de voorbereidingen van de bouw. Verder bleek dat de Botsio's, na enige mislukte avonturen in de visexport naar Italië, vrijwel al hun geld waren kwijt geraakt. En zo ging het project, waarvoor ik was aangetrokken, als een nachtkaars uit. Al snel nadat ik uit Ghana was teruggekeerd, werd in via het PUM benaderd voor een visserijproject in Uganda. Op 8 juli 1995 vertrok ik naar Kampala om het visverwerkingbedrijfFishmasters Ltd te adviseren bij de export naar de EG. Het bedrijflag achter een abatoir en overal lag bloed van het geslachte vee, vermengd met visafval dat afkomstig was van de visfileerderij . Op de daken zaten heel wat kariboes (aasvogels) die zich er ongeremd te goed konden doen. In één oogopslag zag ik dat Fishmasters Ltd een zeer lange weg zou moeten gaan om voor een EG exportvergunning in aanmerking te kunnen komen. Inde volgende dagen stelde ik een lange lijst op van wat er allemaal mis was en wat gedaan moest worden om deze vergunning te verkrijgen. Ik:concludeerde dat nieuwbouw op een andere plaats in feite de enige mogelijkheid was. Bij elkaar bleef ik zes weken bij de overigens de zeer gastvrije familie Hashan, de eigenaars van het bedrijf. Zij toonden uiteindelijk begrip voor mijn advies en ze lieten me ook een brief zien van de Ugandese overheid dat deze hen al hadden gedreigd hun exportvergunning in te trekken ... Direct na mijn verblijf in Uganda, volgden in snel tempo mijn tweede bezoek aan Nicargua en een kortlopend visserijproject in Suriname. Vervolgens kreeg ik via het PUM het verzoek om naar de Filipijnen af te reizen om advies te verstrekken in verband met verschillende visverwerkingsbedrijven. Gedurende mijn verblijf van 2 september tot 2 oktober 1996 bezocht ik bedrijven in Luzon (Manila), Palawan, Mindanao, Bicol en Leyte.
KLEINSCHALIGE VISSERIJ IN GHANA
HLe/)~dt~
Jn,~~J~(
fJ-~~~~
~~
CO. ·C:~"-;:;--:t..,"
0
."
,_
...
~.,
. ,.,
•
#
~....-~
'$ • I
00
'.
'~''''''''.''t.
"
r ~"
_~ -,
, "'~: ·t '.. .
)~Y"~
,0
~\
r
::,.~_
"
•
" .'
~.rk·~
"Ó,
.~-:
'
••
.
-
,",'!:<
--.
.. .:
"
.
~
Ik ontdekte daar situaties die nogal wat overeenkomst vertoonden met het visverwerkingsbedrijf in Kampala (Uganda), dat ik een half jaar eerder bezocht. In ontwikkelingslanden heeft men nu eenmaal nog niet zoveel oog voor hygiëne. En dat is wel een voorwaarde om te kunnen exporteren naar bijvoorbeeld de USA en de EG. Ik vertoonde op de verschillende plaatsen video's over vistechnieken en visverwerking. Deze trokken veel belangstelling, maar het realiseren van de gewenste situaties, is een ander verhaal... ...
r
LAATSTE PROJECT De lange reeks visserijprojecten in de Derde Wereld, waarbij ik betrokken was, sloot ik begin 1997 af in Senegal. Dit betrof trouwens één van de "betere" visserijprojecten, waarbij ik betrokken was. Het bedrijf (Am erger Casamance) was in de '80-er jaren gesticht door de Umuidense visserij-onderneming Kennemerland, met hulp van Nederlandse financieringsbank voor de Derde Wereld (FMO). Nadat Kennemerland het nieuwe visverwerkingsbedrijfin Dakar had gesticht, huurde men de voormalige Urker viskotters UK 36 en UK 37 die onder Senegalese vlag gingen vissen voor deze onderneming. Later werden nog enige voormalige Nederlandse vissersvaartuigen hiervoor ingezet. De onderneming bleek uiteindelijk zwaar verliesgevend uit te pakken. De schepen waren namelijk voor een groot deel bemand met Nederlanders die om de twee tot drie weken naar Nederland vlogen voor hun verlof. Uiteindelijk trok Kennemerland zich terug uit de visserij-onderneming en Amerger Casamance kwam geheel in Senegalese handen.
..._".,._..... f
\1) ~. M'~· ~ye-~T
À 4\N1Pt-e- RtV\tM~RÁ (\)U,; fROlvî
. :)
I7KAN17~
~
,:(},rr '- Pf>.L-Á~Af\J,'0t'f TÄN, ';', , . ', .....r'J.- ,
..'
~
\. .~
.'
.-'
"fROH U;T'"
ro
R \ G ftT ~.
" l.A {\.), c;- P>t ~G;Á; FJ CO V, AI\) kj AL.'(tJ ~Ál-\..~ /ïffC09 ':3. rowr;~t\ VI LL-A Rtep, f,: :
4-. CARLY~
,;
C»tf# \IR.
TeE !~fRL-Si,
'kr>-J
,1
0;
, l
GA~~0C/,'~
. .("'( -, 111?l1-\ LL Apv', . /' .' , '. (p. B(I{f;LI{\ ~R~~
'::}.
i .G-fV\ltrTI\ UAtv€l.4 (. Itoç tE RoDR,fG\itl
) j
(
Address:
Bezuidenhoutseweg
12
1 2594 AV The Hague Postaladdress:P.O. Box 93078, 2509 AB The Hague ; The Netherlands (31) 70 34 90 555 Telephone: Telefax: (31) 70 3490 590 E·mail: INI'9@lnlllêPnlL
E. Brands NMCP Adviser
~<e~.
-
~
frJ ~
r-.
~
?UM
1c;J'J0
?~
?~
{;r[~-+ .._---------------------
~""r-- ...
-
'-.-
.~~
-
------- .. _-
--_
.. -.
-
VISSERIJ ONTWIKKELINGSHULP IN ESTLAND EEN PUM/OIKOCREDIT PROJECT GEZIEN DOOR DE OGEN VAN: . EVERT BRANDS GEBOREN 28-10-1930 TE URK
10 verhalen in Schuttevaer van 17 januari tot 18 februari 1998. De Hr.A. Boes, journalist van het weekblad Schuttevaer, eindigde het laatste verhaal als volgt: Op 8 maart 1997 arriveerde Evert vanuit Senegal in Nederland, hij was toen 67 jaar, hij vond dit een goed moment om een punt te zetten achter het reizen en trekken door de Derde Wereld. Hij liet vervolgens min of meer definitief zijn anker op Urk vallen. Echter de onrust was nog niet verdwenen en toen hij dan ook via de PUM een aanvraag kreeg voor een visserij project in de Baltische Staten, reageerde hij met een volmondig ja. Het begon met Letland, vissers uit Liepaja, hadden met een lening van EDCS nu OIKOCREDIT uit Amersfoort een Urker Kotter (UK 216) gekocht, dit was eind November 1997, dit was gebeurd door bemiddeling van PUM Van deze transactie wist ik niets en hoorde het verhaal toen ze al vertrokken waren vanuit IJmuiden. Door ondeskundigheid van de Letlandse vissers en inhaligheid van Nederlandse kant, werd dit schip een molensteen voor deze mensen. Allereerst hadden ze verzuimd om in Letland een visvergunning en een quotum aan te vragen voor deze kotter. Mismanagement, onkunde en de crisis in Rusland (afzet van de vis) deed de vissers de das om. Ook de financier EDCS zou de dupe worden van deze transactie, In Letland zou ik later nog veel problemen op moeten lossen. In Estland (SAAREMAA) was niet onopgemerkt gebleven, dat er een vissersschip vanuit Nederland was gekomen en aangezien, na 70 jaar Russische bezetting, de vloot zeer verouderd was, en dachten deze jongens, kom we gaan het ook eens proberen en ze kwamen op eigen initiatief naar Urk om via een scheepsmakelaar een kotter te kopen, hij zou wel even een lening verzorgen vertelde hij de arme vissers, toen hij bij mij kwam, want dit kon ik via de PUM toch wel even regelen, dus niet, werd de vissers een financiële strop bespaard, als je n.l. een schip koopt en binnen 3 maanden de financiering niet rond hebt, benje de 10% aanbetaling kwijt. Ik adviseerde om een aanvraag bij PuM: in te dienen voor technische assistentie en mijn eerste bezoek was dan ook in 1998. Met een follow-up in 1999. Door mijn bezoek in 1998 aan Saare Rand (ESTLAND) kregen ze eind 1998 van EDCS (nu OIKOCREDIT) de toestemming voor een lening voor een 2ehands viskotter We probeerden niet dezelfde fouten te maken als Letland Onder de meeste gesaneerde kotters, die voor een redelijk bedrag buiten de EEG verkocht worden was echter geen kotter beschikbaar, die geschikt was voor de haringvisserij. Eindelijk vonden we een schip in Denemarken, de koop was snel gesloten maar het omvlaggen en de afwerking duurde onnodig lang. Door de crisis met de Russische roebel verliep de export echter dramatisch Er werd geen haring, vers, gezouten, gerookt of ingeblikt meer naar Rusland geëxporteerd. 2. De situatie was dan ook niet rooskeurig toen ze met hun nieuwe kotter de haven binnenvoeren, verwerkingsfabrieken gesloten en de werkers zonder uitkering op straat. Onze berekening aan de kredietverlener stond nu ook op losse schroeven De laatste 2 maanden van het haringseizoen, visten ze m, et succes en in het verre Zweden was een vismeelfabriek bereid te haring afte nemen voor F.120.- per ton. Een alternatief was bot (flounder), leek het eerst een alternatief te zijn voor de dure schol in
10 verhalen in schuttevaervan De Hr.A.Boes,journalist
17 januari tot 18 februari 1998.
van het weekblad Schuttevaer, eindigde het laatste verhaal alsvolgt:
Op 8 maart 1997 arriveerde Evert vanuit Senegal in Nederland, hij was toen 67 jaar, hij vond dikt een goed moment om een punt te zetten achter het reizen en trekken door de Derde Wereld. Hij liet vervolgens min of meer definitief zijn anker op Urk vallen. Echter de onrust was nog niet verdwenen en toen hij dan ook via de PUM een aanvraag kreeg voor een visserij project in de Baltische Staten, reageerde hij met een volmondig ja. Het begon met Letland, vissers uit Liepaja, hadden met een lening van EDCS nu OIKOCREDI'J uit Amersfoort een UrkerKotter (UK 216) gekocht, dit was eind
November 1997, dit was gebeurd door bemiddeling van PUM Van deze transactie wist ik niets en hoorde het verhaal toen ze al vertrokken waren vanuit Ijmuiden.. Door ondeskundigheid van de Letlandse vissers en inhaligheid van Nederlandse kant, werd. dit schip een molensteen voor deze mensen. 'Allereerst hadden ze verzuimd om in Letland een visvergunning en een quotum aan te vragen
voor deze kotter. Mismanagement, vissers de das om.
onkunde en de crisis in Rusland (afzet van de vis) deed de
Ook de financier EDCS zou de dupe worden van deze transactie, In Letland zou ik later nog veel problemen op moeten lossen. In Estland (SAAREMAA) was niet onopgemerkt gebleven, dat er een vissersschip vanuit Nederland was gekomen en aangezien, na 70 jaar Russische bezetting, de vloot zeer verouderd was, en dachten deze jongens, kom we gaan het ook eens proberen en ze kwamen op eigen initiatief naar Urk om via een scheepsmakelaar een kotter te kopen, hij zou wel even een lening verzorgen vertelde hij de arme vissers, toen hij btjkwam,want dit kon ik via de PUM toch wel even regelen, dus niet, werd de vissers een financiele strop bespaard, als je n.l. een schip koopt en binnen 3 maanden de financiering niet rond hebt, ben je de 10% aanbetaling kwijt. Ik adviseerde om een aanvraag bij PuM in te dienen voor techische assistentie en mijn eerste bezoek was dan ook in 1998.Met een follow -up in 1999. Door mijn bezoek in1998 aan Saare Rand (ESTLAND) kregen ze eind 1998 van EDCS (nu
OIKOCREDIT) de toestemming voor een lening voor een 2e hands viskotter We probeerden niet dezelfde fouten te maken als Letland Onder de meeste gesaneerde kotters, die voor een redelijk bedrag buiten de EEG verkocht worden was echter geen kotter beschikbaar, die geschikt was voor de haringvisserij. Eindelijk vonden we een schip in Denemarken.de koop was snel gesloten maar het omvlaggen en de afwerking duurde onnodig lang Door de crisis met de Russische roebel verliep de export echter dramatisch ER werd geen haring, vers.gezouten.gerookt of ingeblikt meer naar Rusland geexporteerd.
2'_De 'sitüatie was dan ook niet rooskeurig toen ze met hun nieuwe kotter de haven binnenvoeren, verwerking sfabriken gesloten en de werkers zonder uitkering op straat. Onze berekening aan de credietverlener stond nu ook op losse schroeven De laatste 2 mfnden van het haringseizoen, visten ze m.et succes en in het verre Zweden was een vismeelfabriek bereid te haring afte nemen voor F.120.-per ton. Een alternatief was bot (flounder), leek het eerst een alternatief te zijn voor de dure schol in Nederland, toen de vangst begon was er op Urk een grote aanvoer van kleine schol en kelderde de prijs van de bot. De vissers waren weer terug bij af Nu echter met de toekomstige. aansluiting bij d e EEG met een grote afzetmarkt voor vis blijft Rusland toch interessant voor de afzet van haring en sprot. Omdat de Oekraine weer haring af ging nemen stegen de prijzen weer (1999).
r u-i:
=> ~~
f~""VV\_ (' .
c. I:'.:.
.,
l,' . 'Ij
(
.
f L •
.~. I. .
,
~A_
~~
~L{k2-J{,
PUM BUITENWERK 13 augustus 1998 Letse vissers kopen Urker koer "Nelie" De Letten hebben een Nederlandse vissersboot aangeschaft met een lening die door bemiddeling van PUMmer Jan Kooi tot stand is gekomen. De senior-adviseur was in het land op missie, toen hij bij toeval in aanraking kwam met de vissers. De Baltische Zee zit vol vis maar geld voor aankoop en onderhoud van vissersboten ontbreekt. Sinds de onafhankelijkheid van de Russen in 1991 is n de Baltische Staten weinig kapitaal voor investering voorhanden. Voor de financiering van de zeewaardige kotter uit Urk benaderde Kooi de Ecumenical Development Cooperative Society (EDCS), een in Nederland gevestigde oecumenische ontwikkelingsorganisatie. Deze organisatie verstrekt voor een zeer lage rente leningen voor de financiering van projecten voor de kansarmen in de wereld. Daarnaast draagt de Europese Unie bij aan het investeringskapitaal. PUM verzorgt technische assistentie voor de 19 Letse vissers. Onderhandeling met EDCS over financiering van andere PUMprojecten zijn gaande.
Repayment schedule Jura period February 21 to June 30, 1999 Whereas •
The company "SlA Kurzemes lnvesticiju Kompanija Jura" ("SlA Jura") has a loan with EDCS and totalloan capital outstanding ofDEM 401,513, over which as per 31 December 1998 the amount ofDEM 35,563 in interest payments were overdue;
•
EDCS is willing to postpone legal actions to give the company "SlA Jura" an opportunity to improve its economie and financial performance;
•
SlA Jura has the contractual obligation to properly insure the fishing vessel "Swon" and has done so as per 22 February 1999;
The parties thus have agreed to the following payments schedule for the period up to June 30, 1999: Before 3 1 March 1999
DEM
7,000
Before 30 April 1999
DEM
7,000
Before 31 May 1999
DEM
7,000
Before 30 June 1999
DEM
3.000
Total interest payments before 30106/1999
DEM
24,000
In case any one of the mentioned payments has not been received before the due date in the EDCS Bank Account at Rabobank Utrecht, nr. 30.00.56.257, EDCS is entitled to call upon the securities
mentioned under the loan contract. Liepaja, 22 February 1999, Erik Heinen, EDCS Regional Manager Europe Jura. Valerijs Chalkovs, Director of SlA
Vis uit de Baltische Zee Door teruglopende vangsten in het Westen, door overbevissing, hogere prijzen en de recente vlees- en kipschandalen (BSE/dioxine) is de vraag naar vervangende goedkopere vissoorten uit Oost-Europa sterk toegenomen De belangstelling van visverwerkende bedrijven uit de Baltische Staten is export naar de EU door het instorten van de markt van vis naar Rusland alleen maar toegenomen. Helaas voldoen deze bedrijven niet aan de door de EU gevraagde normen, deze, door Russen gebouwde, visfabrieken voldoen niet aan de voorwaarden om te exporteren naar het Westen en komen zo niet in aanmerking voor een importvergunning. Ook Runda in Liepaja voldeed niet aan de vereiste normen(zie het verslag van mijn bezoek in oktober 1998, projektnr. 12011 I.v.) Wat ik wel met Runda heb besproken, is de export van flounder (Baltische bot) naar de EU. Maar de Baltische landen zijn beter af en verdienen meer wanneer ze een 'value added product' op de markt brengen. Dus fileren en eventueel zelf verhandelen in de EU. In Estland heb ik hier al een begin mee gemaakt met trainingsmateriaal zoals audiovisuele en theoretische training. (NMCP projektnr. l3800(1) est) Later zou een stage in Nederland in praktische visverwerking nodig zijn. Ik wil graag nog een follow-up mission naar Runda in Liepaja ou)j:e proberen de export van flounder op gang te brengen en om dit samen met dhr. Voits van de Fishermen Association (visverwerking en export) te bespreken. Door deze activiteiten van NMCP in Letland en Estland is de vraag (belanstelling) om assistentie van NMCP in de vissector enorm gegroeid. Zie aanvraag NAS-FIL, Veeru-Rand in Estland en de belangstelling van !mala en de Fishermen's association uit Letland. Evert Brands NB: Wil als er positief gereageerd wordt door E.D.C.S. voor een lening van Veeru Rand, voor het maken van een businessplan, ook een rapport maken. Voor alle Baltische staten geldt: Er is toekomst in vis! cc. Pakvis/Meeuwisse Th. van der Horst E. Brands
Oordeel missie en een slotopmerking Mijn oordeel over de missie was, dat na de tweede wereldoorlog, de Nederlandse vissers in dezelfde situatie verkeerden als de vissers nu in Estland en speciaal op Saaremaa Island. •
• • • • • • • •
De problemen van de vissers zijn groot door de onrendabele Russische schepen en deze door gebrek aan financiën niet kunnen vervangen door tweede hands of nieuwe Westerse visserschepen. De te lage prijzen van de haring / sprot De trage betalingen voor de vis (soms 3 maanden) De te hoge olie prijzen De lage capaciteit van invriezen op Saaramaa. Om aan deze vis een toegevoegde waarde te geven, door invriezen meer export. Dan rest mij nog een slotopmerking te maken: Deze vissers en werkelozen moeten hoe dan ook geholpen worden, voordat Estland een EEG lid wordt. De bestaande visfabrieken hebben een houding van 'het hemd is nader dan de rok' -principe. Dit is af te keuren maar wel begrijpelijk dat zij eerst de vis van hun eigen schepen kopen.
Evert Brands
Bijgaand mijn CV en een lijst van visserij projecten:/en PUM projecten. NOG TOEVOEGEN: 1983- Visserij project in Ethiopië (ging uit van de Stichting Ethiopië te Urk) 1987- Een door de RABO bank gesponsord project voor de Molukken (AMBON)
November 2002. VISSERIJ IN OOST EUROPA. ESTLAND. Mijn eerste P.U.M. missie naar Estland was op 24 April 1998 en de laatste in Januari 2002. Tussen deze periodes had ik verschillende projecten in Estland maar ook in Letland (voor P.U.M.) gedaan. In Letland, was dat op verzoek van E.D.C.S. (nu OlKOCREDIT) om te proberen, JURA Investments weer op de rails te krijgen. JURA Investments had n.l. met een lening van E.D.C.S. een Nederlandse kotter gekocht. Helaas ontbrak hier de de basis voor het verstevigen van een commerciële visserij. De vissers uit Estland, werden vanaf het begin begeleid door een deskundige uit de Nederlandse visserijwereld, bij het bezoeken van scheepsmakelaars, te koop aangeboden kotters, zelfs intemet werd geraadpleegd om zo het juiste schip te vinden. In Denemarken werd een 2e hands haringlogger gekocht, dit schip voldeed een de verwachtingen voor de visserij in de Baltische zee. Intussen was erbij P.U.M. een aanvraag gekomen voor hulp en zo werden door de PUMMER op SAAREMA ISLAND de volgende projecten uitgevoerd: • SAARERAND • VEERU RAND ( DIE LATER FUSEERDE MET SAARE RAND) - NASFfL EN
VLADICOM TRADING In Januari 2002 bezocht hij nog de vissers op Saarema Island, om ze te overtuigen, dat het beter was om een coöperatie, associatie of een combinatie van vrije vissers te vormen. Omdat het woord coöperatie erg gevoelig ligt, werd het een associatie van vrije vissers, die gezamenlijk hun vangsten willen invriezen, verwerken en exporteren. Door audiovisuele training van de visserijschool op Urk (VIDEO) zijn ze op de hoogte van de nonnen van de E.U. de z, g, HACCPP. Enkele vissers brachten een bezoek aan Urker visbedrijven en de visafslag. Ze kregen voorlichting over de export, de intemationale markten en hoe een toegevoegde waarde te verkrijgen. (value added product). Was PUM eerst geen voorstander van "een duurzaam project", thans is.de strategie gewijzigd, zie BUITENWERK, PUM koerst aan op duurzaam resultaat. Evert Brands. Zie ook: PuM buitenwerk Visserij in de Baltische zee
Het schip gekocht in Nederland, had gevist op platvis en rondvis, het schip is echter niet geschikt voor de visserij in de Baltische wateren op haring en sprot (o.a. het visruim was te klein en het dek niet geschikt voor het verwerken van haring en sprot). Nu heb ik in Nederland al geprobeerd het schip aan de man te brengen, o.a. naar Kalingrad maar het was te klein voor deze mensen. Ook heb ik tijdens mijn bezoek aan de Visbeurs (Fish 2000 in Bremen) gesproken met de heer Ryder van East Fish, een afdeling van de FAO in Rome. Hij toonde zeer veel belangstelling voor onze activiteiten in de Baltische staten en het werk van de PUM en hij vroeg wat meer info over onze organisatie. Dit heb ik ondertussen opgestuurd O.a. Managers World Wide. Wanneer ik een uitnodiging en een aanvraag uit Estland zou ontvangen, wil ik het volgende voorstellen. • 7 tot 10 dagen naar Saaremaa in Estland • Een survey uitvoeren op het schip • Wat is er nodig aan technische middelen en visserij benodigdheden om het schip visklaar te maken (kostenplaatj e). Ik heb op 6 april jl. met onze vertegenwoordiger Piet Boerefijn gesproken, deze vertelde dat hij goede kontakten met diverse ministeries in Tallin had. Deze voelde wel wat voor mijn plan. • Ook met de heer Ryder van East Fish zou ik willen samenwerken. Deze krijgt veel aanvragen voor vissersschepen o.a. uit Rusland. (East Fish heeft een kantoor in Kopenhagen) • Met Erik Heinen van Oikocredit zouden we van gedachten moeten wisselen over de hoogte van de verkoopprij s. • Ook zou bekeken moeten worden als de survey gunstig uitvalt, ofhet schip gebruikt kan worden voor visserij-training in Estland. Hoofddoelen van dit project 1. Verstevigen van de basis voor commerciële visserij in Estland 2. Verwerving van een plaats op de Internationale afzetmarkt voor vis en een gestadige uitbreiding hiervan in de EEC 3. Daar Estland binnenkort een lid van de EEC wordt, ze vertrouwt maken met de volgende onderdelen in de visserij: • Verwerking - Procesbewaking • Marketing - Logistieke ondersteuning • Training en opleiding- Financiering
TO WHOM IT MY CONCERN. Terugblik van de visserij in de derde wereld. Ongeveer een half miljard mensen zijn in de derde wereld op één of andere manier afhankelijk van de visserij: Sommige vissen nog steeds met pijl en boog (Nw.Guinea) In Kameroen probeert een visser een visje te vangen door op een kalebas zich drijvende in evenwicht te houden. Met prauwen en soms wat grotere vaartuigen, maar op deze manier zal niet snel de zee leeggevist worden. Maar de laatste jaren worden ook steeds grotere trawlers gebouwd, dit zijn drijvende visfabrieken, met een invriescapaciteit van 300 en meer ton per etmaal. Ze gebruiken allemaal verschillende soorten vistuig, van trawl- ofbodemvisserij, pelagisch- lijn- of kieuwnet en dan niet te vergeten de garnalen visserij, waarvan 80% van de bijvangst weer over boord gaat. Als visserij-expert ben ik voor DEGIS begonnen en heb daarna voor consultants en later voor de PUM veel visserij projecten gedaan. Het project in Oost Europa (ESTLAND) was wel één van de meest succesvolle. In 1998 ging ik voor de eerste keer naar Estland en wel naar SAAREMA. samen met de landen coördinator de Hr, G.Pakvis, lukte het ons de vissers daar, die met oude Russische vissers vaartuigen probeerden een boterham te verdienen. aan een lening te helpen van 500.000 DM.(de financiering kwam van een bank in Amersfoort) hiervoor kochten ze een Deense Haringlogger, waannee ze tot op vandaag goed vissen. Wekelijks heb ik nog contact met deze mensen, ze vragen om advies, ook heb ik al diverse 2e.hands materialen voor ze naar Estland gestuurd. Na 2000 stopte de PUM met Oost-Europa (ze hopen n.l. bij de EEG te komen) zelf probeer ik nog steeds deze mensen te helpen, ze willen n.l. graag een coldstore bouwen en ben dus bezig een financiering rond te krijgen. Via de Hr.Buschgens kreeg ik contact met de Hr, Arman. Temirzakhofin Kazakhstan, hij verstuurd wekelijks emails en nodigt mij keer op keer uit om naar hem toe te komen, de kosten ter plaatse wil hijzelf betalen, helaas geen ticket. Hij wil graag Snoekbaars exporteren maar weet niet precies hoe dit te doen. Na vele weken van informeren vond ik voor hem een visimporteur uit Enkhuizen en een consultant uit Velp, ze beloofden tijdens hun bezoek aan Rusland contact met hem op te nemen .. Het volgende wilde ik voorstellen: Het blijkt dat bij de PUM geen all-round visserij-experts meer zijn en die zijn ook moeilijk te vinden, nu zijn de laatste jaren veel schepen gesaneerd en er is dus wel enig know-how aanwezig, maar deze mensen zijn alleen gewend met grote schepen te vissen, is het mogelijk, dat ik voor de PUM enkele visserij-experts ga selecteren en wat bijscholen voor toekomstige projecten en mijn kennis in de derde wereld aan hen over te dragen ?? En eventueel bij een volgende aanvraag, samen met hem dit project te doen ??
In Januari 2002 heb ik op eigen kosten een bezoek aan Estland samen met de Europese vertegenwoordiger van Oikocrediet een haalbaarheidsstudie te maken voor een "Multifunctionele Visfabriek". (zie copie) Om in het Haring-Sprot seizoen de vangsten in te kunnen vriezen, voor export naar Rusland en tijdens het seizoen voor BOT , deze vis te fileren voor export naar Europa, doordat de visserij in Europa aan regels gebonden is, vangstbeperking door overbevissing, is er een grote vraag ontstaan naar BOT-FILLETS (export prijs van Nederland naar U.S.A. € 6 à 7) Na mijn bezoek aan Saaremaa ben ik op zoek gegaan naar hulp voor de vissers en intussen heeft een eigenaar van een vis in- en exportbedrijf een bezoek gebracht aan Estland. Hij heeft al kontakten gemaakt voor export van vis naar Europa en is ook genegen de mensen te helpen op technisch gebied enn met know-how. Een joint-venture is een mogelijkheid. Dit wordt ook aanbevolen door Oikocrediet, die voor 25% wil participeren, ook heb ik reeds contacten gelegd met andere financiers o.a. PSOM (opkomende markten in Oost-Europa) Senter den Haag. Wanneer de financiering voor de bouw van de fabriek een feit is is mij gevraagd, door de vissers van Saarema, en door één van de financiers de bouw in de begin-fase te begeleiden volgens de HACCP normen. Ik ben nog goed gezond en zou graag dit duurzamer project ook in deze fase nog willen afronden. Is het mogelijk dat ik nog één keer voor PUM uitgezonden zou kunnen worden.?? Graag Uw reaktie. Met vriendelijke groeten,
Vis uit de Baltische Zee
Door teruglopende vangsten in het Westen, door overbevissing, hogere prijzen en de recente vlees- en kipschandalen (BSE/dioxine) is de vraag naar vervangende goedkopere vissoorten uit Oost-Europa sterk toegenomen De belangstelling van visverwerkende bedrijven uit de Baltische Staten is export naar de EU door het instorten van de markt van vis naar Rusland alleen maar toegenomen. Helaas voldoen deze bedrijven niet aan de door de EU gevraagde normen, deze, door Russen gebouwde, visfabrieken voldoen niet aan de voorwaarden om te exporteren naar het Westen en komen zo niet in aanmerking voor een importvergunning. Ook Runda in Liepaja voldeed niet aan de vereiste normen (zie het verslag van mijn bezoek in oktober 1998, projektnr. 120111.v.) Wat ik wel met Runda heb besproken, is de export van flounder (Baltische bot) naar de EU. Maar de Baltische landen zijn beter af en verdienen meer wanneer ze een 'value added product' op de markt brengen. Dus fileren en eventueel zelf verhandelen in de EU. In Estland heb ik hier al een begin mee gemaakt met trainingsmateriaal zoals audiovisuele en theoretische training. (NMCP projektnr. 13800(1) est) Later zou een stage in Nederland in praktische visverwerking nodig zijn. Ik wil graag nog een follow-up mission naar Runda in Liepaja onl.Je proberen de export van flounder op gang te brengen en om dit samen met dhr. Voits van de Fishermen Association (visverwerking en export) te bespreken. Door deze aktiviteiten van NMCP in Letland en Estland is de vraag (belanstelling) om assistentie van NMCP in de vissector enorm gegroeid. Zie aanvraag NAS-FIL, Veeru-Rand in Estland en de belangstelling van Imala en de Fishermen's association uit Letland. Evert Brands NB: Wil als er positief gereageerd wordt door E.D.C.S. voor een lening van Veeru Rand, voor het maken van een businessplan, ook een rapport maken. Voor alle Baltische staten geldt: Er is toekomst in vis!
cc. Pakvis/Meeuwisse Th. van der Horst E. Brands
Mijn derde bezoek was samen met Erik Heinen van Oikocredit, dit was een gecombineerd Liepaja (Letland) en Saarema (Estland).
bezoek aan
Door dit bezoek in begin 1998 aan Saare Rand door Oikocredit kwam eind oktober 1998 de toestemming voor een lening voor een tweedehands kotter. Zo goed en zo kwaad probeerde ik vanuit Urk Saare Rand te behoeden voor een kat in de zak en een herhaling van Liepaja, Letland. In 1999 kwam er een aanvraag voor een visverwerkingsbedrijf. De viskotter 'Salme' van Saare Rand was ook in zwaar weer terecht gekomen. Dit kwam door de crisis in Rusland in 1999. Daar de meeste gesaneerde kotters die voor een redelijk bedrag buiten de EEG verkocht waren, bleek er in Nederland geen kotter die gespecialiseerd op de haringvisserij meer voorhanden was. Goede raad was duur. De lening ( f 500.000,-) was toegezegd en het haringseizoen was al begonnen. Toen kwam er een haringkotter uit de Faroer beschikbaar. De koop werd snel besloten, maar de afwerking en het omvlaggen duurde onnodig lang. De haringvisserij en de export hiervan naar Rusland verliep dramatisch. Door de crisis met de Russische roebel werd er geen haring meer naar Rusland geëxporteerd. Daarvoor kregen de haringvissers nog een goede prijs voor de haring. Nu was er geen markt meer voor in Estland. Een pijnlijke situatie voor onze Estlandse vissers toen ze met hun schip een van de havens van Saarema binnenvoeren. Visverwerkingsfabrieken werden gesloten, de visverwerkers werden zonder uitkering de straat opgestuurd. Het regende faillissementen, voornamelijk onder de vissers met hun afgeleefde Russische trawlers. Mijn berekening aan de kredietverschaffer was ook waardeloos geworden. In plaats het schip in 5 jaar terug te betalen, dreigde er een faillissement. De resterende twee maanden die nog restte van het haringseizoen, visten zij nog met succes op haring. In Estland konden ze de tonnen haring niet kwijt. In het verre Zweden was een vismeelfabriek bereid de haring te kopen voor f 120,- per ton. Een alternatief was om de bot (flounder) visserij op te zetten. Bot was in Estland weinig waard en er was geen afzet. In Nederland daarentegen was door de hoge prijzen van de schol, de bot in de belangstelling gekomen met hogere prijzen. Door de hoge temperatuur van het water in de Baltische Zee en de problemen met de Russische roebel, hadden de Estlandse vissers de haringvisserij uitgesteld tot 1 oktober. In de maand september zouden enkele vissersschepen op bot vissen en die gezamenlijk naar Sasnitz in Duitsland aanvoeren. Een vistruck zou de vangst naar Urk brengen. Helaas het liep anders, door de grote aanvoer van kleine schol, kelderde de prijs van bot. Als ook de vissers uit Urk schrale tijden kenden, waren de Estlandse vissers, die jaren onder de knoet van de Russen zwichtten en eindelijk licht in de tunnel zagen, terug bij af. Maar met een toekomstige aansluiting bij de EEG met een grote afzetmarkt voor vis blijft Rusland toch interessant voor de afzet van haring en sprot. De laatste berichten die ik kreeg (oktober 1999) uit Estland is dat de Ukraine weer geld heeft om haring te kopen. Dus stegen de haring prijzen weer. In totaal heb ik nu 6 reizen gemaakt naar deze Baltische staten, en heb ik, ondanks de taalbarrière) inzicht gekregen over de visserij en handel van vis ook in Rusland. Om deze kennis door te spelen naar onze Urker visimporteurs bleek een teleurstelling. CONCLUSIES
meer
EN AANBEVELINGEN
Ook ik ervoer in mijn uit de EEG ook geen gebreken dat vissers jongere schepen van
ervaringen in Ontwikkelingslanden en nu in Oost Europa dat gesaneerde viskotters oplossing zijn voor deze landen. Meestal zijn deze schepen te oud en vol met in ontwikkelingslanden niet gebaat zijn met deze schepen. De oplossing zou zijn om 10-15 jaar aan te passen voor de visserij in deze landen. (bijv. Eurokotters)
Maar wegens gebrek aan financiën en de onwil van lokale banken om leningen te verstrekken is het haast onmogelijk om een goede tweede hands kotter te kopen. Nieuwbouw is zonder hulp van de overheid, EEG, Wereldbank of FAO nog ver weg voor de vissers in de Baltische Staten.
Hopende dat, als de toegang van Estland in de EEG een feit wordt, zij wel kunnen beschikken over een subsidie uit Brussel. In de komende jaren zou blijken dat ik nog niet van de vissers uit Saarema af was. De laatste berichten uit Estland waren hoopgevend (augustus 2006). Verleden jaar is hun schip de Salme afbetaald aan Oikocredit. Ze houden mij op de hoogte wat zij verder gaan doen. Hun oude schip (Salme) inruilen voor een jongere? Waarvan akte, Evert Brands
~~'de_
utc u»
c-z-, ,
~.I~
~~
~
~
Kuressaare, 22 augustus 1999 Onze ref: SaareRand0899
Betreft: Nederlandse ondersteuning visserij Estland Geachte heer Pakvis, Hiermede wil ik u graag op de hoogte brengen van de voortgang in de ondersteuning door de PUM en Oikocredit van de visserij op Kuressaare, Estland. Met de heer Brands heb ik de afgelopen dagen hier in Estland wederom opgetrokken om onze activiteiten te coördineren. De heer Brands is op dit moment zijn missie van 1 maand aan het afronden en ik zal deze brief aan hem meegeven. Zoals u weet heeft Dhr. Brands sinds het begin van 1998 contact met de vissers, die zich verenigd hebben in het bedrijf Saare Rand. Hij heeft voor hen een haalbaarheidsstudie verricht naar het importeren van een gesaneerde visserskotter vanuit West Europa. Deze haalbaarheidsstudie heeft geresulteerd in een goedgekeurde leningaanvraag door Oikocredit voor DEM 500,000. Met dit bedrag hebben de vissers een schip vanuit Denemarken geïmporteerd en hun bedrijf opgestart. Juist voor het verstrijken van de looptijd van hun quota konden de vissers, die eerder in 1997 hun 3 Russische schepen verkocht hadden, weer uitvaren om te gaan vissen, ditmaal met een veel efficiëntere kotter. In april en mei 1999 heeft de bemanning van Saare Rand gedurende zo'n 5 weken 400 ton sprot gevangen en aangemeerd in Zweden als industriële vis voor vismeelverwerking. Deze eerste testperiode is qua vangst zeer succesvol verlopen en heeft aangetoond dat het schip geschikt is voor industriële visvangst. Qua inkomsten zijn de resultaten minder bevredigend aangezien door het instorten van de Russische markt, de prijzen voor sprot sterk zijn gedaald. Desalniettemin hebben de vissers werk en inkomen in stand kunnen houden, waar vele andere vissersbedrijven als gevolg van de Russische vraaguitval moesten stoppen met de bedrijfsvoering. Saare Rand is nu druk doende het schip bedrijfsklaar te maken. Daarbij is de maand test in april/mei is hen zeer goed van pas gekomen, omdat ze nu weten waar de gebreken verholpen moeten worden. Half september moet de renovatie klaar zijn om aan het nieuwe seizoen te beginnen. Er zijn verschillende alternatieven: 1) Als de haring/sprot vangst opengesteld wordt zal men op die vis gaan vissen. Afhankelijk van de prijzen zal men kiezen voor aanvoer van consumptievis voor Rusland of voor industrievis voor Zweden en Denemarken; 2) Zodra de haringquota vol zijn of voor aanvang van het haringseizoen wil men op bot (flaunder) gaan vissen en aanmeren in Duitsland (Sasnitz) voor vervoer naar Urk. Van de Urker Co-operatie en diens manager, de heer Barend Hakvoort, krijgt Saare Rand 2 maal per
NMCPletter, 22/08/99
week de prijzen van bot door en zodra deze boven de NLG 1,20 zijn is het aantrekkelijk te gaan leveren. Saare Rand denkt per keer zo'n 20 ton bot the kunnen aanvoeren in Sasnitz. Dit zal zeker tot een doorbraak in de relaties leiden tussen Urk en Kuresaare: Eindelijk heeft de inzet van de heer Brands resultaat in de vorm van vis voor de Urker afslag. Voor Saare Rand is dit tevens zeer belangrijk, omdat men nu een alternatieve bron van inkomsten heeft, waarvoor geen quota gelden. Zodra de haring quota nu vol zijn of de prijzen slecht, kan men zich nu op flaunder gaan richten. Voor wat betreft de lening van Oikocredit aan Saare Rand, hiermee wordt zeer nauwgezet omgegaan, de eerste 2 interest termijnen zijn keurig op tijd betaald. 3) Een derde mogelijkheid is de lokale processing van bot en van Russische snoekbaars voor de Europese markt. De heer Brands heeft daartoe een haalbaarheidsstudie verricht voor het bedrijf Veem Rand, waarin Saare Rand tevens participeert. Uiteraard is lokale processing van bot zeer aantrekkelijk vanwege het effect op de werkgelegenheid en de inkomens, maar zijn er ook onzekerheden en risico's. De potentiële positieve impact voor de hele regio rechtvaardigt mijns inziens verdere inzet en doorzettingsvermogen onzerzijds. Verdere versteviging van de banden tussen Urk en Kuresaare is bovendien in het belang van beider bedrijfsleven. Om een aanzet te geven aan de derde mogelijkheid, lokale verwerking op Saaremaa, lijkt het zeer aan te bevelen om: 1) een Europese (Nederlandse) partner te vinden die in West Europa de weg weet. De Esten weten namelijk alles van export naar Rusland, maar naar West Europa is qua taal, cultuur en normen een compleet ander verhaal; 2) De Esten uit te nodigen voor kennismaking met de Nederlandse markt en bedrijven. Zonder in West Europa geweest te zijn, is het tot stand brengen van duurzame samenwerking eigenlijk onmogelijk. Vertrouwen komt met direct contact evenals begrip van elkaars positie; 3) Verdere ondersteuning door de heer Brands lijkt zeer gewenst, aangezien de Esten hem volledig vertrouwen en hij op Urk nu geldt als Mr. Estland. Leeftijd zou daarbij geen rol moeten spelen. Wanneer aan de genoemde 3 aanbevelingen inhoud gegeven wordt, dan is Oikocredit bereid om een lening aan Veeru Rand te overwegen. Die lening zou voor financiering van het processinggebouw en een deel van het werkkapitaal kunnen dienen. Zodra ik terug ben in Nederland zal ik verder contact met u opnemen,
ocredit Regionaal Manager Europa
NMCPletter
"
"; .: ,'{
FACT FINDING MISSION TO
HONDURAS
Fisheries Development LAKEYOJOA NMCP project Applicant:
21435MHO
Direccian de Ciencia y technologia , Secretaria .de Argicultura y Ganaderia 550 TegUCicat~a Honduras. ~, ,. -
..
-,.....
..-
--
L;.,
••r.
.
...
_
Local representative: Mr Norbert Bart San Pedro Sula
..,.-'
FACT FINDING MISSION TO HONDURAS FISHERIES DEVELOPMENT LAKE YOJOA NMCP project 21435 MHO Applicant: Direccian de Ciencia y technologia Secreta ria de Agricultura y Ganaderia 550 Tegucicalpa Honduras Local representative: Mr. Norbert Bart San Pedro Sula HONDURAS. Bij het Yojoa meer aangekomen, de visserij op het meer.
bleek dat er twee partijen waren, die verschillende
ideeën hadden over
Op het meer, 18 km lang en 11 km breed, visten in de eerste plaats teveel vissers, een groep ook weer verdeeld in 5 organisaties met kleine bootjes en amper wat goede netten, die amper het hoofd boven water konden houden. En dan een steeds groter wordende groep Tilapia kwekers, die met hun kweek kooien het grootste deel van het meer gebruikten, maar ook de eerste groep wilde nu overgaan tot het kweken van Tilapia, omdat dit meer geld opbracht. Ik bezocht Mr.Ing.Yang Gwo / Chian uit Taiwan in Comayagua besprak met hem deze problemen en vertelde, dat de hulp vanuit Taiwan meer zou moeten komen voor de arme vissers, om de slechte in komsten uit de visserij te combineren door samen met zijn vrouw een kleine industrie op te zetten in: 1. 2. 3. 4.
Het houden van kippen - eenden of varkens. De mest hiervan te verwerken tot visvoer (de gekochte is te duur) Het verwerken van visafval tot vismeel Een industrie opzetten voor visleer
Dit ook besproken met de directeur van visserij en agricultuur, vertelde hem dat dit alleen zou kunnen met adviseurs van de PUM, zij geven echter geen financiële hulp. Van de regering verwachtte ik een controlerende, adviserende en educatieve taak, maar een arme visser zei al, de hoofdstad is zo ver weg, wij voelen ons verlaten. Ondanks een verzoek van de Tilapia vissers voor een Follow-Up van 3 a 4 weken en mijn advies ging dit niet door. NASCHRIFT. Ondanks de meegebrachte samples van visleer van de fa. P. Post uit Urk en zijn aanbod om de KnowHow voor het maken van visleer, van Tilapia's, aan deze mensen over te brengen bleef het verzoek onbeantwoord .. Ook uit Vemen, kwam er een verzoek van de Nederlandse Ambassade voor het maken van visleer. Ook hier kwam geen response.
Projectnummer
MoU-4: DICTA
Op het meer van Yojoa en het stuwmeer Francisco Morazán wordt door ongeveer 600 personen de visvangst bedreven. Ook bestaan er verscheidene kwekerijen waar "tilapia" (*1) wordt gekweekt en zijn er twee fabrieken waar deze vis wordt verwerkt t.b.v. de export van de visfilets. De huiden van de verwerkte
Gezien de onhygiënische toestanden op de lokale vismarkt in SANAA en de soms slechte kwaliteit, zou het voor de, Baquais group aantrekkelijk en haalbaar zijn, dit te beginnen, eerst in SANAA en later b.v. in ADEN en andere steden. Hij verwachte, van mij, dat ik in Nederland zou bekijken wat het kostenplaatje zou zijn van de inrichting van een vis-versmàrkt. Ook voor andere problemen vroeg hij om uitleg en oplossingen. Omda~ door mi~~ierv~or kosten gemaakt moeten wo~?en en deze niet door de PUM worden vergoed, vroeg Ik de Hr. Bàquais om deze kosten te betalen, hij beloofde geld over te maken, om' contacten te
leggen in binnen-
è'1'I buitenland, maar tot dusver niets ontvangen.
De volgende zaken ~s
nog niel bekeken
/ ;/
-
het opzetten van een vis- versmarkt (annex visrestaurant) diepzee visserij \ vinden van joint venture partners (bij vis im- en exporteurs) het bezoeken van insièllingen zoals: TNO, RIVO-CBI en grote,rederijen en in binnen- en buitenland vis importeurs. \. / Ik blijf contact houden met enkele D~rijven en hoop in BrUSSeI7p.25 april op de Internationale Visbeurs nog enkele nieuwe contacten te leggen. Volgens mij kunnen we de meeste pro~r.nen wel oplossen tijaens een follow-up, maar dan samen met een economist en dan wel z.s.m., als het k'à,\na 15 mei a.s.!Een verzoek van de GROUP (Grote rederijen in Scheveningen) via~en stromap aan mij gedaan, over diepzee visserij in de wateren van Vemen is nog niet verder besprokèn. / Evert Brands.
/
Het redden van een schidpad in YEMEN. Aan de stranden van Vemen zijn ook de schildpadden V00rde stropers, toen mijn gastheer de Hr. Baques en ik n.1.een wandeling langs het strand van Hoda'ida(aar\de Rode Zee) maakten ontmoetten wij twee vissers die een flinke schilpad aan een grote stoll droegen, de schildpad leefde nog en ik zag tranen in zijn/~aar ogen.
!
\
Deze taferelen was ik wel gewend aan de stranden van AFRIKA\- ZUID AMERIKA en AZIE, maar toch was dit even anders. Deze vissers beseften niet dat ze een beschermd dier hadden gevangen en wilden gaan verkopen, en al hadden ze het geweten, als je een lege t:feurshebt en een lege maag~moetje wel eens wat doen wat niet mag,
I
!
Mijn gastheer vroeg de vissers hoeveel ze moesten hebben en deze zage meteen dit kan een goed handel1je worden bij de hotels kregen ze niet al teveel. $ 25.-- US Dollar. omgerekend in hun lokale munt 4125 real, een vermogen v or deze twee mensen. We gingen accoord en ze vroegen waar ze de schildpad moesten brengen. \ . Ons antwoord was, terug brengen in zee. Verbijsterd keken ze ons aan en je zag ze denken weer een gekke blanke. "" Vol ongeloof brachten ze de schildpad terug in zee -, De milieubeschermers hadden wel wetten uitgevaardigd maar vergeten een alternatief voor deze arme mensen te bieden. Vandaar dat niemand zich aan het verbod hield.
Daar werd ik gestald toen ik de leeftijd van 70 jaar bereikt had. Een leeftijd die voor deze organisatie
een fatale leeftijd was (zie boek prof. Smal hout).
Zo vertrok ik naar Honduras, de leeftijd was voor mij geen probleem. Met de KLM, comfortabel in een business class gezeten, vertrokken te laat vanaf Schiphol naar Houston, waar ik overnachtte. De volgende dag vertrok ik vanaf Houston. Naar San Pedro Sula. Waar ik afgehaald werd door Mr. Marco Tulio Sarmento (team leader) en de tolk Hermann Castro. Deze brachten mij naar hotel Gloria aan het Yojoa-meer. De komende dagen zouden wij met groepen van vissers van gedachten wisselen over hun toekomst en de toekomst van het Yojoa-meer. Dit laatste 'mede dank de' informatie die de vissers zelf ten brachten, was de toekomst van de vissers of . het meer onzeker. Ook de vervuiling waar niet over gesproken werd, was aanleiding voor de vissers om aan de bel te trekken. Het meer zelf ten grootte van 90 km2, 18 km lang en plm. 5 km breed was omgeven met koffieplantages, die bijna dagelijks bespoten werden, zodat bat bij hevige regenval in het meer terecht kwam. Volgens de vissers was de vervuiling de schuld van de koffieboeren. Helaas was de koffie op de wereldmarkt ook op een dieptepunt gekomen, en vielen er ontslagen, deze zochten hun heil dan weer op het meer met vissen; een visvergunning was niet nodig. De druk op de karige visbestanden was zo hoog dat het meer overbevist werd en zienderogen vervuilde. Ik gaf ook de raad aan het DICTA-team van de regering om een visvergunning langzamerhand de helft van de vissers te saneren. Dit viel bij de aanwezige vissers niet in goede aarde. Enkele groepen wilden met grote vlotten met daartussen 'fingerling' naar een 900 gram gewicht (zie foto).
stelsel in te voeren en
leefnetten gebonden vis gaan kweken van
Dit werd al gedaan door de bestaande visfarms, die niet alleen op het land kweekvijvers/kanalen hadden, met vers water uit de aanwezige rivieren en beken. Hier werd op professionele wijze de tilapia van eitje naar volwassen 900 gram vis gekweekt. Ze haalden soms de experts van elders, die.deze kweekmethode soms met toediening van technische en andere kunstmatige ingrepen, nl. hormoonbehandeling. Op deze farms en de vetmesten in cages op het Yojoa-meer en het stuwmeer Francisco Morazun. Duurde ongeveer 8-9 maanden, daarna gingen ze levend naar de verwerkingsfabriek waar de vis, hygienisch en professioneel verwerkt en verpakt voor export naar de USA voor zeer lage prijzen. AI deze bedrijven wilden graag de EEG van vis voorzien. Ook wilden ze meer weten voor meer toegevoegde waarde aan de vis geven, o.a. het roken van tilapia-filets. Maar later bleek dat het niet de bedoeling van het ministerie van visserij was dat ik deze bedrijven meer aandacht gaf. Ze vroegen dat ik meer aandacht zou geven aan de vissers van het Yojoa-meer, het been van de regering van Honduras te zijn.
dit bleek een blok aan
Wat deze wilden om hun positie te verbeteren en te ontkomen aan de dreigende overbevissing meer, hadden ze de regering gevraagd om oplossingen aan te dragen. Deze legden het weer op mijn bordje. Na een week van vergaderen met de vijf groepen (600 vissers) die allen vroegen om: Financiële bijstand en assistering van Nederland in de bouwen aanschaf van: ijsfabriekje coldstore cage proejct (Kweekkooien voor vis) visleer project opzetten (fa. P. Post)
van het
Verder hadden alle groepen van vissers het opzetten van een gezondheidsdienst visvoorraden op het meer.
en onderzoek van ---.--- ..
Deze v· direct verteld dat een organisatie als d ~an niet kan voldoen. Nog met Piet Post bezig geweest om ~ .. visleer en de machines naar Honduras over te brengen, uiteraard hin~~r-ijS1
tilapia komen tot op heden echter bij het afval terecht, hoewel dit bijproduct in enkele landen wel een commerciële waarde bezit. Wij zijn dan ook van mening dat de benutting van dit bijproduct een alternatief kan zijn, waar de vissers en de producenten economisch van kunnen profiteren. Wij zijn niet alleen onbekend op het terrein van de verwerking van de tilapiahuiden, maar ook weten wij niets af van de eigenschappen en de omvang van de afzetmarkt waarop men deze producten zou kunnen verkopen. De expert zal daarom aan een project moeten werken dat al deze aspecten moet behandelen. Over het algemeen zal de adviseur zich met de volgende activiteiten bezighouden: Het onderzoeken van de grondstof, voornamelijk datgene wat betrekking heeft op het bestaande potentieel en de omvang van de te verwerken producten. Het zoeken naar en het bepalen van geschikte plaatsen t.b.v. de opslag en de verwerking van het product. Het bepalen van de te verwerken producten, alsook hun commerciële waarde en hun mogelijke afzetmarkten. Het aanbieden van scholing d.m.v. praktijkgerichte opleidingen aan technici en producenten. Hierbij moet extra aandacht worden besteed aan de verwerkingsmethoden en de verkoop van de tilapiahuiden. De adviseur moet zo'n 5 jaár gewerkt hebben op het gebied van de verwerking en vervaardiging producten die men van de huiden van de tilapia of andere vissoorten kan maken.
van
(*1) tilapia: een vissoort die tot de familie van de Oreochromis behoort en die voornamelijk in Afrika, in het zuiden van Azië en in Centraal- en Zuid-Amerika wordt gekweekt. Voornamelijk worden er drie soorten gekweekt: Oreochromis niloticus, Oreochromis mossambica en de Oreochromis aureus.
Project HONDURAS
Df.21435M.Ho
van 24 juli t/rn 17 aug. 2001.
24 juli vertrokken naar Houston-USA, na een overnachting met Continental-Air verdere naar San Pedro Sula, werd afgehaald door de heren Ing. Marcos Tuho Sarmiento en Mr.Hermann Castro van DIGE PESCA (S.A.G) TEGUCIGALPA. Ze brachten mij naar het Hotel aan Lake Yojoa (p.Blanca). Het team van DICTA werd uitgebreid met Mrs. AVA GRISELA ZWAZO, de locale vertegenwoordigster van DICTA voor Lake Yojoa. We bezochten de volgende dagen 5 coöperaties, er zijn ongeveer 500 vissers aangesloten bij plaatselijke coöperaties, maar net als in Nederland zijn ze huiverig om met elkaar één coöperatie te vormen, Iedere afdeling had ongeveer 15 afgevaardigden gestuurd en deze luisterden heel belangstellend naar die grijze Europeaan uit dat verre Nederland. AI snel bleek, toen hun wensen en verlangens op tafel kwamen, het Hans\ Blankert Fonds, met een maximum van f 10.000,- per aanvraag geen soulaas zou bieden.
Hun wensen logen er niet om: Een ijsfabriekje. Een klein vrieshuis (Coldstore) Betere boten, de huidige zijn te klein. Een patrouille bootje. Een fileerfabriekje, enz, enz. Ook praktische wensen, zoals een cursus in het roken van TILAPIA. De bijproducten, zoals afval, gebruiken voor vee- en kippenvoer. Ook werd gevraagd naar scholing. Bij allen kwam steeds naar voren we worden in TEGUCIGALPA vergeten. Verder bezocht ik 2 Tilapia - Kwekerijen n.i.: Aquacorp en Saint Peter. Ze exporteren nu naar de USA en krijgen lagere prijzen dan in Europa, vroegen mij wat de mogelijkheden waren om een toegevoegde waarde aan de filet te geven (value added product) door b.v. de Tilapia filet te roken. en zo een toetreding tot de EEG markt te zoeken. Kon ik ze daarbij helpen? Ze hebben van mij een boek gekregen met voorschriften voor IMPORT IN DE EEG, en zullen dit bestuderen. Kon ik ze ook leren de Tilapia filet te roken! In Saint Peter vroeg men nog naar apparatuur voor het verwerken van TILAPIA.
Op uitnodiging van het TAIWAN team een bezoek gebracht aan COMAA Y AGU A deze mensen waren ook betrokken bij hulp aan vissers op het Yojoa meer werd mij verteld, ze zouden kooien voor het kweken van Tilapia financieren, dit bleek een ander verhaal, ze verstrekten eventueel leningen aan de vissers maar wel tegen 18% rente. Brachten in San Pedro Sula ook nog een bezoek aan een exportbevorderingsbureau o.l.v. Ing.Medardo Galindo. Deze had intussen de Hr, David Cabeza 11,president van Industrias Sula (food processors) ingelicht en samen met hen hadden we een gesprek over de export van Tilapia, de Hr. Cabeza 11zag grote mogelijkheden, als hij de Tilapia als een value added export product op de markt kon brengen (USA en EEG ). Hij vroeg mij hem daarbij te helpen, heb hem het adres, telefoon en fax van onze plaatselijke vertegenwoordiger gegeven, voor een aanvraag, Ook aan Aqua Corp en Saint Peter (Tilapia farming) deze adressen doorgegeven. Als deze bedrijven samen met DICTA-SAG verder geholpen moeten worden dan zou een project van langere duur op zijn plaats zijn. Ook het FISH-LEATHER
ptoject moet via Nederland opgezet worden, met training in Honduras.
De laatste week in Honduras was gericht op de visindustrie in San Pedro Sula en omgeving. Dinsdag 14 Augustus kwam Mr. Fredi E. Maradlaga. directeur van visserij, deze kwam speciaal uit Tegucicalpa om bij Digipesca (SAG) voor een meeting met het team en de staf. Hij vroeg over mijn bevindingen en eventule mogelijkheden voor de vissers en de industrie.Hij was in beide erg geïnteresseerd. Janet (secr,van Norbert Bart) had voor mij een evaluatie rapport getypt en dit hebben wij besproken. Ik attendeerde hem op enkele problemen rond het Yojoa meer en droeg enkele oplossingen extension programma, waarbij de regering DIGTA(SAC) een leidende rol moet spelen.
aan: o.a. een
Meer controle op het meer, Beperken van het aantal vissers, door een vergunning Controle op het aan tal viskorven voor Tilapia kweek op het meer. Dit mag maar op 1á 2 % van de oppervlakte (90 km2) van het meer.
Op korte termijn zou door mij een rookcursus gegeven kunnen worden, lokaal tegen lage investeringen hierbij zouden ook de vrouwe ingeschakeld kunnen worden en dan starten in Las Marias. Mr. Maradlaga gezegd het visvoer project weer op te starten dit is jaren geleden door de regering gestart en weer stopgezet, dit zouden nu de coöperaties kunnen doen. Verder wachten ze nu op het Engelse rapport met mijn aanbevelingen en is het afwachten wat DICTASAG er verder mee doet, EVERT BRANDS. Laatste PUM-project in 2001 naar Honduras Project 21435 MHO Van 24 juli tot 17 augustus 2001 Te veel vissers en te weinig vis in het Yojoa-meer. Vertrek Op het meer van Yojoa en het stuwmeer Francisco Morazun wordt door ongeveer 600 personen verdeel din 5 groepen of associations de visvangst bedreven. Ook bestaan er verscheidene kwekerijen (Farms) waar Tilapia wordt gekweekt. Deze fileren en verwerken de tilapia als visfilets voor export (USA). Dit was een gedeelte van de aanvraag, die Honduras aan de PUM stuurde. Het probleem was dat de huiden van de tilapia bij het afval terecht kwam, en dus geen waarde had. Terwijl in de omringende landen het verwerkt werd tot visleer. Vandaar de vraag naar een expert aan de PUM. Daar deze organisatie geen blik kon opentrekken om een visleer-expert eruit te trekken, werd ik uit de kast gehaald. Daar werd ik gestald toen ik de leeftijd van 70 jaar bereikt had.
Een leeftijd die voor deze organisatie een fatale leeftijd was (zie boek prof. Smalhout). Zo vertrok ik naar Honduras, de leeftijd was voor mij geen probleem. Met de KLM, comfortabel in een business class gezeten, vertrokken te laat vanaf Schiphol naar Houston, waar ik overnachtte. De volgende dag vertrok ik vanaf Houston. Naar San Pedro Sula. Waar ik afgehaald werd door Mr. Marco Tulio Sarmento (team leader) en de tolk Hermann Castro. Deze brachten mij naar hotel Gloria aan het Yojoa-meer. De komende dagen zouden wij met groepen van vissers van gedachten wisselen over hun toekomst en de toekomst van het Yojoa-meer. Dit laatste 'mede dank de' informatie die de vissers zelf ten brachten, was de toekomst van de vissers of het meer onzeker. Ook de vervuiling waar niet over gesproken werd, was aanleiding voor de vissers om aan de bel te trekken. Het meer zelf ten grootte van 90 km2, 18 km lang en plm. 5 km breed was omgeven met koffieplantages, die bijna dagelijks bespoten werden, zodat bat bij hevige regenval in het meer terecht kwam. Volgens de vissers was de vervuiling de schuld van de koffieboeren. Helaas was de koffie op de wereldmarkt ook op een dieptepunt gekomen, en vielen er ontslagen, deze zochten hun heil dan weer op het meer met vissen; een visvergunning was niet nodig. De druk op de karige visbestanden was zo hoog dat het meer overbevist werd en zienderogen vervuilde. Ik gaf ook de raad aan het DICTA-team van de regering om een visvergunning langzamerhand de helft van de vissers te saneren.
stelsel in te voeren en
Dit viel bij de aanwezige vissers niet in goede aarde. Enkele groepen wilden met grote vlotten met daartussen leefnetten gebonden vis gaan kweken van 'fingerling' naar een 900 gram gewicht (zie foto). Dit werd al gedaan door de bestaande visfarms, die niet alleen op het land kweekvijvers/kanalen hadden, met vers water uit de aanwezige rivieren en beken. Hier werd op professionele wijze de tilapia van eitje naar volwassen 900 gram vis gekweekt. Ze haalden soms de experts van elders, die deze kweekmethode soms met toediening van technische en andere kunstmatige ingrepen, nl. hormoonbehandeling. Op deze farms en de vetmesten in cages op het Yojoa-meer en het stuwmeer Francisco Morazun. Duurde ongeveer 8-9 maanden, daarna gingen ze levend naar de verwerkingsfabriek waar de vis, hygienisch en professioneel verwerkt en verpakt voor export naar de USA voor zeer lage prijzen. AI deze bedrijven wilden graag de EEG van vis voorzien. Ook wilden ze meer weten voor meer toegevoegde waarde aan de vis geven, o.a. het roken van tilapia-filets. Maar later bleek dat het niet de bedoeling van het ministerie van visserij was dat ik deze bedrijven meer aandacht gaf. Ze vroegen dat ik meer aandacht zou geven aan de vissers van het Yojoa-meer, het been van de regering van Honduras te zijn.
dit bleek een blok aan
Wat deze wilden om hun positie te verbeteren en te ontkomen aan de dreigende overbevissing meer, hadden ze de regering gevraagd om oplossingen aan te dragen. Deze legden het weer op mijn bordje. Na een week van vergaderen met de vijf groepen (600 vissers) die allen vroegen om: Financiële bijstand en assistering van Nederland in de bouwen aanschaf van: ijsfabriekje coldstore cage proejct (Kweekkooien voor vis) visleer project opzetten (fa. P. Post) Verder hadden alle groepen van vissers het opzetten van een gezondheidsdienst visvoorraden op het meer.
van het
en onderzoek van
Deze vissers direct verteld dat een organisatie als de PUM hieraan niet kan voldoen.
Nog met Piet Post bezig geweest om zijn kennis van visleer en de machines naar Honduras over te brengen, uiteraard hing hier een prijskaartje aan. Op 18 december is hierop nog niet gereageerd. Als het geld gaat kosten haakt men af.
Huurdersverentging De Bult Postbus '+8, 8320 AA Urk ABN AMRO nr. '+'+.55.9'+.551 Kamer van Koophandel Lelystad nr. 390831'+3
L
S7.{H ~
yo JbA
Vo e R
M!t.~A..
DE:.. V l SSe. R_~ \N
\-\ON. 't)L.f ~R
VfJN
c:;
huurders staan samen sterker
wftT 2AL DE ËUf!..OpEA14N \lEf?-,ELL~A/ L V J ~ff._1Z. ~ KwA-M bH IN c./2.,oTE c BrI)LLt5/'t'
})13:. BDO-öSCH AP W R.s -D VI 1j):f;L 11
T t:.
V E. e c Yl.5S Ë R
s
of>.b~A.VCI}/
uk
& 'P élSl'I kLE../N
1-1él:/(
--
____.
rdersverentglng De Bult Postbus '+8,8320 AA Urk ABN AMRO nr. '+'+.55.9'+.551 Kamer van Koophandel Lelystad nr. 390831'+3
----
----
------
huurders staan samen sterker
I
I I
INFO PROJECTEN
PUM
Bezoek aan Yemen, ook wel de straatarme parel van het midden-oosten genoemd. Vertrok met LH625 (Iufthansa) via Frankfurt, via Cairo naar Saana op 12 februari. Aankomst Sanaa 1 uur 's nachts. Afgehaald door een grote delegatie. Woensdag
's avonds (Oud Yemen bezocht)
De aankomst op 12 februari om 1 uur 's nachts per Lufthansa was er een welkome commissie van Abaid Baguais, Mr. Farsal Thabel. AI Abai met als vertaler Mr. Nagwa Alhaij. Maakten een programma voor het verblijf met alleen in Sanaa, maar ook aan de kust van de Rode Zee en de Golf van Aden. Bezocht de Nederlandse Ambassade, sprak met dhr. D. van Eijk en hadden een lunch met de PUMvertegenwoordiger met zijn vrouw die ook in Yemen was. Ook had Mr. Baguais twee visserij experts uitgenodigd uit Aden, om ons te vergezellen. Had videofilms over 't vissen meegenomen van de visserijschool te Urk.
Op 15 februari vertrokken we per auto vanuit Sanaa naar Hodaida aan de Rode Zee kust (260 km) waar we de PUM-vertegenwoordiger en zijn vrouw ook weer tegenkwamen, maar die waren per vliegtuig gegaan, dat gaat ze vlugger. De andere dag naar de lokale vismarkt, wat daarvoor doorging, alles werd getransporteerd bij aftandse vrachtwagentjes, ezels, per kruiwagen, deze transporteerde de goedkopere vissoorten. De duurdere vissoorten gingen per betere transport, al dan met met YS. 70% - 80% verdween naar Saoedi-Arabië en Oman. Bezoek aan Hodaida aan de Rode Zee 15 februari Vertrokken in alle vroegte, 6 uur, per auto naar Hodaida, gelegen aan de Rode Zee (een afstand van 260 km). Een tocht van 260 km van Sanaa, hier konden we ook onze landen-coordinator van de PUM ontmoeten. We bespraken in bijzijn van Baguais en de lokale PUM-vertegenwoordiger een follow-missie, maar dan ook met een economist uit Nederland. Ik had al iemand op het oog, nl. J. de Jager van het LEI. Ik kreeg niet het idee dat onze landen-vertegenwoordiger een follow-up zag zitten, gezien zijn budget. Hij deed veel projecten in de hotel-business. We overnachten bij aankomst in Hodaida bij een bijkantoor aldaar, met slaapgelegenheid. De andere morgen bezochten wij de lokale visafslag. Hier kwam veel vis in allerlei soorten aan land. Het had een ruime visserijhaven, gebouwd door de Wereldbank/Dan ida project in 182/83. Na Hodaidah bezochten we nog enkele kleinere visserijhavens o.a. Khokha en Mocha. Hier lagen ook de vier in Egyte gebouwde trawlers, opelgd ware ze nog niet, maar ze visten bijna niet meer door langdurige reparaties, aan schip en netten. De bemanning (Egyptenaren) vonden het wel goed. Om tocu de schepen varende te houden, stelde ik voor ze te gebruiken voor KLONDIKEN Dit is een Nederlandse manier van het verhandelen van vis op zee, door ditmaal ruilen van benzine en gasolie. Ik stelde voor om op zee, de in Yemen gekochte goedkope benzine en gasolie te ruilen met vissers uit Eritrea, die meer dan 2 dollar moesten betalen in Eritrea.
De Egyptische vissersschepen lagen nu in AS Salif, maar zouden op mijn aanwijzing Hodaida als thuishaven zijn, i.v.b. met een betere infrastructuur. Verder dan AS Salif wilde de nerveuse bewaking die we bij ons hadden niet gaan, omdat ik de persoon zou zijn die gekidnapt zou worden. Dus gingen we weer terug naar Hodaida en vertrokken de volgende dag weer per auto naar Sanaa. 18 februari Mr. Baguais kreeg de smaak te pakken, en stelde voor om een trip te maken naar de kust van de Golf van Aden. We vlogen op 20 februari van Sanaa naar Riyan en kwamen middernacht aan. Vanuit ons hotel planden wij onze trip, langs de kust van Mukalla naar Shirer, vandaar naar AI-Halimmi, Karn en Dusayar. Er waren drie kleine EEG ijsplants langs de kust die min of meer in bedrijf waren (prijs: 25 kg
EI
$ 1,50)
In de maanden juni en oktober waren er grote vangsten van tonijn met een gemiddelde prijs van 100 real per kg ($ 1,00 = 164 reai). Verder van Makulla af werden de prijzen'Iager i.v.b. met het ontbreken van ijs en transport. In Shiher waren drie visserij-coöperaties met plm. 4000 vissers en 1300 boten met buitenboord. Een tocht naar AI Gelda aan de grens met Oman ging niet door, daar er geen lokale vlucht naar toeging. Hier stond een grote visfabriek, gebouwd en gefinancierd door de Wereldbank. Mr. Baguais wilde deze wel bezoeken en vroeg mijn advies. Mijn volgende bezoek als ik terug kwam voor een follow-up wilde hij met mij Aden bezoeken en het eiland Socratà, gelegen tussen Somalië en Yemen. Tijdens mijn tochten werd ik vergezeld door twee visserijexperts van de regering, die alles van de Rode Zee visserij end e Golf van Aden afwisten. Terug in Sanaa hadden we nog enkele dagen tijd om mijn bezoek te evalueren met Mr. Baguais. Tijdens bezoeken aan de vissersdorpen aan de Rode Zee kust en de Golf van Aden. Samen met de visserijexpert maakten een plan voor een follow-up. Zijn vier gekochte vissersboten uit Egypte waren niet geschikt voor de visserij. Training van vissers zou tot prioriteit moeten worden. Illegale visserij tegengaan, door controle in de viswateren. Illegale visexport, controleren naar buurlanden. Sociale voorzieningen aan vissersgemeenschappen. Vervuiling van de stranden door afval van gevangen vis, schoongemaakt aan de stranden o.a. van tonijn (zie foto) Het opzetten van visverwerkingsbedrijven om hygienisch vis te fileren (zie voorstel Mr. Baguais) Deze voorstellen ook gedaan aan iemand van de regering. Helaas het dringend verzoek aan de PUM doorMr. Baguais werd niet gehonoreerd, door de landencoördinator, die had andere prioriteiten. Jammer, het had een succesvolle missie kunnen worden. Ook omreden dat we van de Nederlandse Ambassade de volle medewerking kregen. Evert Brands
sTRUKTURELE
AANPAK VISSERIJ PROBLEMATIEK IN YEMEN.
Tijdens mijn drieweekse Fact finding Mission in Vemen en het bezoek aan vissersdorpen langs de Rode Zee en de Golf van Aden, was ik in gezelschap van een counterpart van het Ministerie Mr. HA SIM en Mr. DER IA. Deze beide locale experts maakten mij in korte tijd veel duidelijk over de problematiek in visserij. De problemen waren: te kleine boten dure netten/onderdelen en andere visserij-benodigdheden. afzet van vis met lage prijzen. het ontbreken van allerlei voorzieningen in de kleine visserijdorpen (Iicht-water-scholen-medische voorzieningen). visafval problemen. Geen of weinig hygiëne. het ontbreken van VISSERIJTRAINING. Het visafvalprobleem was via de Kamer van Koophandel al Bij de Nederlandse Ambassade terecht gekomen (de Hr. D. van Eijk). Ik beloofde de Hr. van Eijk om in Nederland of Denemarken voor een oplossing te zorgen (Kleine vismeel/visolie unit). Met mensen van de Interkerkelijke Stichting Ethiopië/Eritrea uit Urk die met behulp van UNICEF in MASAWA-ERITREA een vismeelproject gestart waren om vis en visafval als voedsel voor mens en dier te verwerken Het eindproduct valt goed in de smaak bij de lokale bevolking die het verwerken in de soep. Een aantal vrouwen is bij het drogen en malen van de vis werkzaam. Van geheel andere orde is de afval van TONIJN in YEMEN, hele stranden zijn vervuild door het afval en veroorzaakt een milieuprobleem.(zie foto) Indien de tonijn goed verwerkt word kan deze gezien de stijgende vismeel prijzen en die van visolie, economische haalbaar en aantrekkelijk zijn. Dit met de Hr. Baquais van de Baquais group of Investment and Trading besproken, dit was volgens hem een probleem voor de regering van Vemen. Met de Hr. Baquais de volgende zaken mondeling besproken: Een versmarkt van vis, annex visrestaurant. Gezien de onhygiënische toestanden op de lokale vismarkt in SANAA en de soms slechte kwaliteit, zou het voor de Baquais group aantrekkelijk en haalbaar zijn, dit te beginnen, eerst in SANAA en later b.v. in ADEN en andere steden. Hij verwachte van mij, dat ik in Nederland zou bekijken wat het kostenplaatje zou zijn van de inrichting van een vis-versmarkt. Ook voor andere problemen vroeg hij om uitleg en oplossingen. Omdat door mij hiervoor kosten gemaakt moeten worden en deze niet door de PUM worden vergoed, vroeg ik de Hr. Baquais om deze kosten te betalen, hij beloofde geld over te maken, om contacten te leggen in binnen- en buitenland, maar tot dusver niets ontvangen. De volgende zaken zijn dus nog niet bekeken: het opzetten van een vis- versmarkt (annex visrestaurant) diepzee visserij vinden van joint venture partners (bij vis irn- en exporteurs) het bezoeken van instellingen zoals: TNO, RIVO-CBI en grote rederijen en in binnen- en buitenland vis importeurs. Ik blijf contact houden met enkele bedrijven en hoop in Brussel op 25 april op de Internationale Visbeurs nog enkele nieuwe contacten te leggen. Volgens mij kunnen we de meeste problemen wel oplossen tijdens een fellow-up, maar dan samen met een economist en dan wel z.s.m., als het kan na 15 mei a.s.. Een verzoek van de
Nabeschouwing
Door Mr. Baquais en zijn staf ben ik geweldig ontvangen, allereerst door mij midden in de nacht persoonlijk af te halen en ook daarna tijdens mijn tocht langs de kust van de Rode Zee en de Golf van Aden. Ook het onderdak in Hotel Panorama was tot volle tevredenheid. In de vele gesprekken over vis en visverwerking kon hij zich geweldig opwinden over de lakse houding van zijn regering. Hij was onder de indruk van de Nederlandse hulp aan Yemen maar verbaasde zich erover, dat er geen Nederlandse zaken mensen kwamen om na deze hulp zaken te doen en ze Yemen links lieten liggen. Hij stelde voor, als er een mogelijkheid is, een seminar in Nederland te houden. Ik dank Mr.Baquais van harte en hoop vurig dat hij erin slaagt een VISVERWERKING volgens EUROPESE normen op te zetten. Hij heeft een follow-up aangevraagd bij NMPC,ik zou dan op zoek moeten gaan naar business partners in Europa, en dan is het ook van belang dat bij een follow-up er een Economisch Financieel Expert van NMPC meegaat. Baquais beloofd dat ik in Nederland eens zal rondkijken naar een geschikte kandidaat. Net voor mijn vertrek nog een goed gesprek gehad met de Hr. Dirk van Eijk van de Ambassade, deze kwam net terug van een trip naar Kamulla en omstreken (Visserijdorpen). Hij vertelde dat Nederland en de EEG geen particulieren of coöperaties kunnen helpen, maar kunnen wel iets doen of een bijdrage leveren aan de visserij-opleiding en het verpestte milieu aan de stranden (zie foto's). Evert Brands.
Bezoek aan de kust van de Golf van Aden. We vertrokken per Vemen Air naar RIY AN ook was nu meegekomen Mr. Mohamed Deria, die in dit gebied de lokale vissers een training gaf met geld van de Wereldbank werd dit gefinancierd. Ik kan alleen een ooggetuigenverslag geven van ons bezoek. We bezochten eerst BIRALI ,daar werd op de visafslag (een betonnen vloer met een afdakje) verse vis aangevoerd (grote rog en tonijn) en op enige meters afstand lagen grote hoeveelheden visafval. Niemand scheen zich hier aan te storen, een fabriek die door de regering was gebouwd werkte niet meer, door geldgebrek en desinteresse (zie problemen). Met gemengde gevoelens keerden we naar ons hotel terug in Mukalla, na de lunch naar SHIEHER, hier was het beter georganiseerd, een schone visafslag met een ijsfabriekje en koelcel (SABROE) opgezet door de EEG .Hier werd de gehele dag tonijn aangevoerd, de tonijn werd met veel ijs meteen ingeladen en vertrokken z.s.m. naar Saudi-Arabië. Hier waren ook 3 visserij coöperaties, ook bezochte we nog de volgende visserij plaatsen AL-HALIHN - AL KARN en ORUSA Y AR, dit waren de grotere aanvoerhavens met veel boten. De kleine haventjes( strandjes) konden we door tijdgebrek niet meer bezoeken. De problemen. In alle geraadpleegde rapporten en reviews, opgemaakt door betrouwbare buitenlandse Consuiting Bureaus,zoals Mc. Allistert Eniot &Partners werd melding gemaakt van de volgende problemen: - Boeren,die het binnenland verlaten (door droogte) om aan de kust in de visserij hun geluk te beproeven. Het ontbreekt op alle fronten aan: • • • • • •
• • •
Hulp en training van de regering van Vemen. Doet niets of kan niets doen aan illegaal vissen door buitenlandse vissersschepen in de wateren van Vemen. Door ontbreken van effectieve controle en toezicht en handhaving en voorschriften heeft tot resultaat een grote stroperij in de wateren van Vemen. Illegale visserij door nationale en internationale vissersschepen Het verkopen zonder controle van vis door eigen schepen aan buitenlanders. De ongecontroleerde export van dure vissoorten zoals: Tonijn-Grouper-Snapper - garnalen en kreeft door kopers uit Saoedi-Arabië op de vismarkt van Vemen en de vis verwerken als een Value Added product en vervolgens exporteren naar westerse landen (geschat op 70/80%) Het ontbreken van praktisch alle voorzieningen in kleinere vissers dorpen, zoals licht-water-scholing en medische voorzieningen. Het vervuilen van de stranden,door de ingewanden 'van tonijn op het strand achter te laten (op alle stranden van Vemen ontdoet men de tonijn van de ingewanden op het strand). Het verbeteren van traditionele vismethoden.
Aanbevelingen
en oplossingen van de problemen
De regering erop attenderen, dat er voor vele miljoenen uit de eigen wateren verdwijnen, door ongecontroleerde export van dure vis. Deze vis soorten zelf gaan exporteren door een toegevoegde waarde aan deze vis te geven, meer training te geven in de vissersdorpen, door visserij coöperaties samen te laten werken met goedwillende zakenmensen.
Een plan is in voorbereiding om coöperaties, zakenmensen en een visserij adviseur uit Nederland (NMCP) en de Baquais groep met elkaar in het gebied rond de Rode Zee een visserij-training op te zetten. lets dergelijks is al opgezet langs de Golf van Aden door Mr. Mohammed Deria samen met Mr. Hasim al Sagaff, deze twee lokale visserij deskundigen waren door Mr. Baquais ingehuurd in Sanaa en Aden. Meer hulp aan visserij coöperaties en vissersdorpen. Onderzoeken of het mogelijk is het visafval van de stranden in kleine vismeel installaties te verwerken tot vismeel/visolie. Het zoeken van lokale en buitenlandse hulp voor Vemen. Nederlandse of andere Joint partners te zoeken om gezamenlijk een processingplant met EEG NORMEN op te zetten voor het fileren van Tonijn-GrouperSnapper-Baracuda en eventuele andere waardevolle vis soorten, of het zoeken naar investeerders.
Rederijen zoeken die een diepzee-visserij MAKREEL.
willen beginnen voor KREEFT -OCTOPUS
en eventueel
Verder de mindere soorten te gaan roken voor de lokale markt. Een voorstel van mij om kleinschalig te beginnen met een viswinkel in SANAA, om ervaring te krijgen in het vis fileren, werd eerst verworpen, maar later toch serieus overdacht,om zo dure vis in SANAA aan buitenlanders en gegoede Yemenieten te verkopen. Of dit mogelijk is moet nog worden bekeken, maar gezien de verkoop op de lokale markten (verre van hygiënisch) moet dit haalbaar zijn. Een training programma om te leren vis fileren. , Een bezoek van Mr. Baquais aan de European Seafood Expositon In Brussel (van 24 april- 26 april) zou een openbaring voor hem Zijn. Ik wil de heren van het visserij dept. Mr. Hasim en Deria bedanken voor hun inzet, zonder hun medewerking zou deze missie heel moeilijk zijn geweest. Evert Brands.
Het redden van een schidpad in YEMEN. Aan de stranden van Yemen zijn ook de schildpadden voor de stropers, toen mijn gastheer de Hr.Baques en ik n.l.een wandeling langs het strand van Hodaida (aan de Rode Zee) maakten ontmoetten wij twee vissers die een flinke schilpad aan een grote stok droegen, de schildpad leefde nog en ik zag tranen in zijnlhaar ogen. Deze taferelen was ik wel gewend aan de stranden van AFRIKA - ZUID AMERIKA en AZIE, maar toch was dit even anders. Deze vissers beseften niet dat ze een beschermd dier hadden gevangen en wilden gaan verkopen, en al hadden ze het geweten, als je een lege beurs hebt en een lege maag moet je wel eens wat doen wat niet mag, Mijn gastheer vroeg de vissers hoeveel ze moesten hebben en deze zagen meteen dit kan een goed handeltje worden bij de hotels kregen ze niet al teveel. $ 25.-- US Dollar. omgerekend in hun lokale munt 4125 real, een vermogen voor deze twee mensen. We gingen accoord en ze vroegen waar ze de schidpad moesten brengen. Ons antwoord was, terug brengen in zee. Verbijsterd keken ze ons aan enje zag ze denken weer een gekke blanke. Vol ongeloof brachten ze de schildpad terug in zee De milieubeschermers hadden wel wetten uitgevaardigd maar vergeten een alternatief voor deze arme mensen te bieden. vandaar dat niemend zich aan het verbod hield.