EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 21.4.2015 C(2015) 2520 final
Betreft: Staatssteun SA.35211 (2014/N) - Nederland - Garantstelling visserij Excellentie, 1.
DE PROCEDURE
(1)
Overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU werd deze steunregeling bij de Commissie aangemeld op 20 februari 2014 en op dezelfde dag geregistreerd onder nummer SA.35211 (2014/N).
(2)
De Nederlandse autoriteiten hebben op 3 juni 2014, 8 oktober 2014 en 20 januari 2015 de aanvullende informatie verstrekt waarom de Commissie bij brieven van respectievelijk 14 april, 4 augustus en 3 december 2014 had verzocht.
2.
OMSCHRIJVING 2.1.
(3)
Titel
Garantstelling visserij. 2.2.
Doel
(4)
Het doel van deze regeling is om vissers aan te moedigen te investeren in duurzame visserij, en met name bij te dragen aan de bevordering van een concurrerende, ecologisch duurzame, economisch levensvatbare en maatschappelijk verantwoorde visserij.
(5)
De maatregel heeft betrekking op twee soorten investeringen: a) investeringen aan boord van vissersvaartuigen; en b) investeringen in de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten (hierna "investeringen in verwerking en afzet" genoemd).
(6)
1
De Nederlandse autoriteiten hebben aangegeven dat alleen investeringen die voldoen aan de vereisten van de artikelen 25 en 35 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 worden aanvaard. Aangezien Verordening (EG) nr. 1198/2006 inzake het Europees Visserijfonds1 is Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds, PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.
Zijne Excellentie de heer Bert Koenders Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 NL - 2500 EB Den Haag Europese Commissie, 1049 Brussel, BELGIË - Tel.: +32 2 299 11 11.
vervangen door Verordening (EU) nr. 508/2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij2, begrijpt de Commissie dat deze verwijzingen moeten worden gelezen als verwijzingen naar de artikelen 38, 41, 42, 68 en 69 van de nieuwe verordening. 2.3. (7)
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van de maatregel is opgenomen in de volgende teksten: de artikelen 2 en 3 van de Wet houdende vaststelling regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Economische Zaken (de Kaderwet EZ-subsidies); de artikelen 4.53-4.60 van de Regeling van 14 februari 2007 houdende regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Regeling LNV-subsidies, hierna "de RLS" genoemd). 2.4.
Achtergrond
(8)
De betrokken regeling is een verlenging, met enkele wijzigingen, van de bestaande staatssteunmaatregel N721/2006 ("Garantstelling visserij"), die is goedgekeurd bij besluit C(2007) 3647 van de Commissie van 24 juli 20073.
(9)
Op grond van steunregeling N 721/2006 ("Garantstelling visserij") kan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit "op aanvraag subsidie verlenen in de vorm van een garantstelling voor de terugbetaling van leningen die gericht zijn op investeringen aan boord van vissersvaartuigen of op investeringen in de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten. De garantstelling wordt alleen verstrekt voor een lening bij kredietinstellingen waarmee de Minister een raamovereenkomst heeft gesloten." Voorts wordt "de garantstelling [...] verstrekt voor een lening met een minimumbedrag van 90 000 EUR en een maximumbedrag van 450 000 EUR. De lening waarvoor garantstelling wordt verstrekt bedraagt ten hoogste twee derde van de voor de investeringen benodigde financieringen, minus de eigen beschikbare middelen, rekening houdende met de financieringsmogelijkheden op basis van de beschikbare zekerheden en de wijze waarop de beschikbare eigen middelen optimaal kunnen worden aangewend, één en ander door de minister te bepalen." Dus "aangezien in de regeling is bepaald dat de garantstelling alleen kan worden verstrekt voor ten hoogste 2/3 van de betrokken leningen, zou de lening betrekking moeten hebben op een investering van ten minste 675 000 EUR".
(10)
Volgens de aanmelding heeft de nieuwe maatregel, net als steunmaatregel N 721/2006, betrekking op twee soorten leningen die in aanmerking komen voor de garantstellingsregeling: leningen voor investeringen aan boord van vissersvaartuigen en leningen voor investeringen in verwerking en afzet. Omdat het de bedoeling is dat de garantstelling voor leningen van beide categorieën investeringen onder dezelfde voorwaarden wordt verleend en dat de leningen aan dezelfde eisen voldoen, heeft de lidstaat ervoor gekozen om beide steuncategorieën aan te melden. Dit in plaats van het aanmelden van de methode voor het berekenen van het subsidie-equivalent voor "garantstelling voor investeringen in verwerking en afzet", en het aanmelden van de volledige maatregel "garantstelling voor investeringen aan boord van vissersvaartuigen".
2
Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.
3
PB C 246 van 27.9.2008, blz. 1. 2
(11)
De aangemelde regeling bevat staatssteunmaatregel N 721/2006:
de
volgende
wijzigingen
ten
opzichte
van
verlenging van de looptijd van steunregeling N 721/2006 (aanvankelijk vijf jaar) met ingang van de datum van goedkeuring door de Commissie tot zes jaar daarna; het minimumbedrag van de gegarandeerde lening is nu 50 000 EUR (aanvankelijk 90 000 EUR) en het maximumbedrag 600 000 EUR (aanvankelijk 450 000 EUR), voor investeringen ter waarde van ten minste 75 000 EUR, respectievelijk 900 000 EUR; de jaarlijkse begrotingsmiddelen belopen nu 998 400 EUR (5 990 400 EUR over een periode van zes jaar) ten opzichte van 1 100 000 EUR in het kader van steunregeling N 721/2006; het aantal begunstigden wordt geraamd op 11 tot 50, ten opzichte van 101 tot 500 in het kader van steunregeling N 721/2006; de maximale steunintensiteit bedraagt 12,48 % van de investeringskosten, ten opzichte van 23 % van de investeringskosten in de oorspronkelijke regeling. (12)
Voorts bedraagt de lening waarvoor garantstelling wordt verstrekt, overeenkomstig artikel 4:54, tweede lid, van de RLS nog steeds "ten hoogste twee derde van de voor de investeringen benodigde financieringen, minus de eigen beschikbare middelen, rekening houdende met de financieringsmogelijkheden op basis van de beschikbare zekerheden en de wijze waarop de beschikbare eigen middelen optimaal kunnen worden aangewend".
(13)
De verschuldigde premie die door de banken in rekening wordt gebracht, bedraagt 2,5 % van het bedrag van de lening onder garantie.
(14)
De looptijd van de lening mag niet langer zijn dan tien jaar. 2.5.
Begrotingsmiddelen en steunintensiteit
(15)
De steun heeft de vorm van een garantie en wordt gefinancierd uit de begroting van de staat.
(16)
Zoals reeds gezegd, bedraagt de jaarlijkse begroting van de steunregeling 998 400 EUR (5 990 400 EUR over een periode van zes jaar) en ligt de maximale steunintensiteit op 12,48 % van de investeringskosten. 2.6.
(17)
Duur
De steunregeling heeft een looptijd van zes jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de maatregel goedkeurt. 2.7.
Begunstigden
(18)
Het aantal begunstigden zal vermoedelijk tussen 11 en 50 liggen.
(19)
De begunstigden zijn uitsluitend kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) die actief zijn in de visserijsector en eigenaar of reder zijn van een vissersvaartuig dat behoort tot segment MFL 1 of MFL 24, een tonnage heeft van minder dan 1 200 BT5 en waarvoor een garnalenvergunning is verleend of een quotum is toegekend.
4
De drie Nederlandse vlootsegmenten zijn: AQU – vaartuigen voor de aquacultuur – en MFL – de belangrijkste vissersvloot (Main Fishing Fleet) – opgesplitst in twee nationale subsegmenten, namelijk MFL 1 en MFL 2, waarbij MFL 2 alle vaartuigen omvat die op buiten de quota vallende soorten vissen.
5
BT: brutotonnage. 3
2.8.
Methode voor de berekening van de steunintensiteit
(20)
Volgens de aanmelding volgt de lidstaat voor de berekening van de steunintensiteit de methode die is voorgesteld in punt 4.5 van de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties6, die in de plaats is gekomen van de vorige Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties7. Deze berekening geldt voor de regeling als geheel zonder dat voor elke individuele garantie of risicoklasse binnen de regeling een taxatie moet worden verricht.
(21)
Overeenkomstig de nadere voorschriften in voetnoot 29 bij punt 4.5 van de hierboven bedoelde mededeling van de Commissie wordt het brutosubsidie-equivalent bij voorkeur berekend als het verschil tussen: a) het uitstaande gegarandeerde bedrag, vermenigvuldigd met de risicofactor van de regeling (waarbij het "risico" de kans op wanbetaling is, na verrekening van beheers- en kapitaalkosten), en b) de premie die wordt betaald, dus (gegarandeerd bedrag × risico) – betaalde premie.
(22)
De wijze van berekening die de Nederlandse autoriteiten hebben voorgelegd (en die door de Commissie voor eerdere besluiten is aanvaard8) is evenwel gebaseerd op het investeringsbedrag, aangezien er een direct verband is tussen de garantstelling en de investering.
(23)
De steunintensiteit wordt berekend als volgt: Garantie (in EUR)
Jaar
Max. 600 000 (bij een investering van 900 000)
Min. 50 000 (bij een investering van 75 000)
Kans dat de nakoming van de garantstelling wordt gevorderd ("continuation rate")
Risico van wanbetaling
Subsidie-equivalent in EUR Kapitaalkosten Max.
Min.
1
480 000
40 000
1
0,03
0,001
14 880
1 240
2
432 000
36 000
0,7
0,03
0,001
12 990
1 083
3
384 000
32 000
0,409
0,03
0,001
11 200
933
4
336 000
28 000
0,12673
0,03
0,001
9 506
792
5
288 000
24 000
0,885293
0,03
0,001
7 904
659
6
240 000
20 000
0,858734
0,03
0,001
6 388
532
7
192 000
16 000
0,832972
0,03
0,001
4 958
413
8
144 000
12 000
0,807983
0,03
0,001
3 607
301
9
96 000
8 000
0,783743
0,03
0,001
2 332
194
6
Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties, PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10.
7
Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties, PB C 71 van 11.3.2000, blz. 14.
8
Zie het besluit van de Commissie in zaak N 486/1998 betreffende het borgstellingsfonds voor de landbouw (SG (2001)D 285996), besluit van 17.1.2001, PB C 78 van 10.3.2001, blz. 13. 4
10
48 000
4 000
0,760231
0,03
1 131
94
Brutosubsidie-equivalent
74 896
6 241
Betaalde premie
15 000
1 250
Steunbedrag
59 896
4 992
12,48%
12,48%
Steunintensiteit (24) 3.
Bijgevolg zou het maximale steunbedrag per begunstigde 59 896 EUR bedragen en zou de steunintensiteit op 12,48 % liggen. BEOORDELING VAN DE MAATREGEL 3.1.
(25)
0,001
Wijze van berekening
De Commissie neemt er nota van dat Nederland op de aangemelde steun zonder enige wijziging de methode toepast die de Commissie eerder had aanvaard. De Commissie is dan ook van oordeel dat de methode voor de berekening van de steunintensiteit van de betrokken steun nog steeds geschikt is. 3.2.
Is er al dan niet sprake van staatssteun?
(26)
In artikel 107, lid 1, VWEU staat dat "[...] steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar [zijn] met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt".
(27)
Hieruit volgt dat een maatregel slechts als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU kan worden aangemerkt als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan: 1) de maatregel moet met staatsmiddelen zijn bekostigd, 2) hij moet een selectief economisch voordeel verschaffen aan bepaalde ondernemingen, 3) hij moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen, en 4) hij moet het handelsverkeer binnen de EU ongunstig beïnvloeden.
(28)
Overeenkomstig de artikelen 4:53-4:60 van de RLS zal de betrokken steun worden verleend in de vorm van een garantstelling voor de terugbetaling van leningen voor investeringen ten gunste van visserijondernemingen. Bijgevolg kan de betrokken steun aan de staat worden toegerekend en wordt hij met staatsmiddelen gefinancierd.
(29)
De steun in het kader van de steunregeling zal een selectief economisch voordeel verschaffen aan een beperkt aantal ondernemingen die actief zijn in de visserijsector. Aangezien de betrokken bedragen hoger kunnen zijn dan de de-minimisdrempels voor de visserij- en de aquacultuursector, moet ervan worden uitgegaan dat de maatregel naar alle waarschijnlijkheid de mededinging zal vervalsen of dreigen te vervalsen.
(30)
Bij de regeling gaat het om steun die de staat verleent in de vorm van garantstellingen, waardoor de begunstigden leningen van banken en andere financiële instellingen kunnen verkrijgen. In het kader van de regeling kunnen aan particuliere ondernemingen staatsmiddelen worden overgedragen die die ondernemingen niet zouden hebben gekregen bij de normale uitoefening van hun activiteiten. De middelen zijn bestemd voor een specifieke categorie ondernemingen, namelijk bedrijven in de visserijsector die eigenaar zijn van een vissersvaartuig dat behoort tot segment MFL 1 of MFL 2, een tonnage heeft van
5
minder dan 1 200 BT en waarvoor een garnalenvergunning is verleend of een quotum is toegekend. (31)
Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie kan steun aan een onderneming het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden wanneer die onderneming actief is op een markt die openstaat voor handelsverkeer binnen de Unie9. Het enkele feit dat de concurrentiepositie van een onderneming ten opzichte van concurrerende ondernemingen wordt versterkt door een economisch voordeel dat deze onderneming anders niet zou hebben genoten bij de normale uitoefening van haar activiteiten wijst erop dat de mededinging mogelijk wordt vervalst10. Daarom kan het door de steun verschafte voordeel een verstorende uitwerking hebben op de concurrentie met andere Europese ondernemingen die actief zijn in de visserijsector, en is het waarschijnlijk dat de steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig zal beïnvloeden.
(32)
In het licht van het voorgaande stelt de Commissie zich op het standpunt dat de betrokken steunmaatregel staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU. 3.3.
Verenigbaarheid van de steun met de interne markt 3.3.1.
Het rechtskader
(33)
Nu is uitgemaakt dat de regeling staatsteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, moet worden beoordeeld of de maatregel al dan niet verenigbaar is met de interne markt.
(34)
Volgens artikel 107, lid 1, VWEU is staatssteun in beginsel onverenigbaar met de interne markt, maar in artikel 107, leden 2 en 3, zijn daarop uitzonderingen vastgesteld. In artikel 107, lid 3, VWEU zijn categorieën steun opgesomd die verenigbaar kunnen worden verklaard met de interne markt. Overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder c), VWEU kunnen "steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad", als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd.
(35)
Het is vaste rechtspraak dat de Commissie over een ruime discretionaire bevoegdheid beschikt in aangelegenheden die onder artikel 107, lid 3, VWEU vallen. In het kader van de uitoefening van die discretionaire bevoegdheid heeft zij richtsnoeren en mededelingen gepubliceerd met daarin criteria op basis waarvan bepaalde categorieën steun verenigbaar kunnen worden verklaard met de interne markt. Met name gaat het hierbij om de specifieke Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en de aquacultuursector van 3 april 200811, hierna "de richtsnoeren" genoemd. De voorliggende aanmelding wordt getoetst aan die specifieke richtsnoeren en, wat de methode voor de berekening van het brutosubsidie-equivalent betreft, aan de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties.
(36)
In punt 4 van de richtsnoeren zijn de categorieën steun opgesomd die verenigbaar kunnen worden verklaard met de interne markt.
9
Zie met name zaak 102/87, Frankrijk/Commissie, Jurispr. 1988, blz. 4067.
10
Zie zaak 730/79, Philip Morris Holland BV/Commissie van de Europese Gemeenschappen, Jurispr. 1980, blz. 2671.
11
Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en de aquacultuursector (PB C 84 van 3.4.2008, blz. 10). 6
(37)
In punt 4.1 van de richtsnoeren ("Steun voor categorieën van maatregelen die vallen onder een groepsvrijstellingsverordening") is het volgende bepaald: "Steun voor maatregelen die vergelijkbaar zijn met die in de in punt 2.2 opgenomen verordeningen en die bestemd zijn voor kmo's of andere bedrijven dan kmo's, wordt getoetst aan deze richtsnoeren en aan de criteria die in die verordeningen voor elke categorie van maatregelen zijn vastgesteld. Indien in het kader van een steunregeling of een individuele steunmaatregel steun wordt verleend buiten deze criteria om, dient de lidstaat aan te tonen dat de betrokken steun gerechtvaardigd en onmisbaar is. Dergelijke steun wordt geval per geval beoordeeld.” De Commissie merkt op dat Verordening (EG) nr. 736/2008 van de Commissie van 22 juli 200812 (de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector van 2008) op 31 december 2013 is verstreken. Op 1 januari 2015 is Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard13 (de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector) in werking getreden.
(38)
Bovendien hangen beide groepsvrijstellingsverordeningen voor de visserijsector (van 2008 en van 2014) nauw samen met het Europees Visserijfonds. Sinds 1 januari 2014 is het nieuw Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) van toepassing.
(39)
De betrokken maatregelen zullen worden getoetst aan punt 4.1 van de richtsnoeren.
(40)
Het deel van de aangemelde steunregeling betreffende investeringen in verwerking en afzet wordt in punt 3.3.2 beoordeeld aan de hand van de nieuwe groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector en het deel van de aangemelde steunregeling betreffende investeringen aan boord van vissersvaartuigen zal in punt 3.3.3 worden beoordeeld, ook aan de hand van de nieuwe groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector. 3.3.2. Steun voor investeringen in verwerking en afzet
(41)
Artikel 41 van de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector heeft betrekking op de categorie "steun voor afzetmaatregelen". Daarin is bepaald dat steun voor afzetmaatregelen verenigbaar is met de interne markt en vrijgesteld is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 68 van Verordening (EU) nr. 508/2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (hierna "de EFMZV-Verordening" genoemd)14 en het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van de EFMZV-verordening.
(42)
Artikel 42 van de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector heeft betrekking op de categorie "steun voor de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten". Daarin is
12
Verordening (EG) nr. 736/2008 van de Commissie van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die visserijproducten produceren, verwerken en afzetten, PB L 201 van 30.7.2008, blz. 16.
13
Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, PB L 369 van 24.12.2014, blz. 37.
14
Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1. 7
bepaald dat steun voor de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten verenigbaar is met de interne markt en vrijgesteld is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 69 van de EFMZVverordening en het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van de EFMZVverordening. (43)
Overeenkomstig artikel 68, lid 1, van de EFMZV-verordening kan uit het EFMZV steun worden verleend voor afzetmaatregelen ten bate van visserij- en aquacultuurproducten die gericht zijn op, onder meer, het vinden van nieuwe markten en het verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen van visserij- en aquacultuurproducten, waaronder: "ii) ongewenste vangsten van commerciële bestanden die worden aangeland overeenkomstig technische maatregelen, artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en artikel 8, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013; iii) visserij- en aquacultuurproducten die worden verkregen aan de hand van methoden met een lage milieuimpact, of biologische aquacultuurproducten in de zin van Verordening (EG) nr. 834/2007".
(44)
Overeenkomstig 69, lid 1, van de EFMZV-verordening kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de volgende investeringen in de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten: a) investeringen die energie helpen besparen of de milieu-impact helpen reduceren, met inbegrip van afvalbehandeling; b) investeringen die gericht zijn op het verbeteren van de veiligheid, de hygiëne, de gezondheid en de arbeidsomstandigheden; c) investeringen ter ondersteuning van de verwerking van vangsten van commerciële vis die niet voor menselijke consumptie kan worden bestemd; d) investeringen met betrekking tot de verwerking van bijproducten van de voornaamste verwerkingsactiviteiten; e) investeringen met betrekking tot de verwerking van biologische aquacultuurproducten op grond van de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 834/2007; f) investeringen die leiden tot nieuwe of verbeterde producten, nieuwe of verbeterde processen of nieuwe of verbeterde beheer- en organisatiesystemen.
(45)
De Commissie merkt op dat de Nederlandse autoriteiten bij brief van 3 juni 2014 hebben bevestigd dat "ook de subsidievoorwaarden voldoen aan de voorwaarden van de EFMZVverordening".
(46)
Met de betrokken regeling willen de Nederlandse autoriteiten, zoals reeds gezegd, bijdragen aan de bevordering van een concurrerende, ecologisch duurzame, economisch levensvatbare en maatschappelijk verantwoorde visserij. De Nederlandse autoriteiten hebben bevestigd dat speerpunt daarbij is het voorkomen en beperken van ongewenste bijvangsten en het faciliteren van het ondernemerschap bij een goede invoering van de aanlandplicht.
(47)
De nationale autoriteiten hebben eveneens bevestigd dat de regeling zal worden ingezet voor maatregelen die beogen om de selectiviteit van het vistuig te vergroten, ongewenste vangsten te voorkomen en te beperken, de impact op het ecosysteem en op de zeebodem te verminderen, de bijvangst van zeezoogdieren te voorkomen, de energie-efficiënte van vissersvaartuigen te vergroten, de kwaliteit van duurzame visserijproducten te verbeteren en aan deze producten waarde toe te voegen.
(48)
Met betrekking tot de steunintensiteit is in punt b) van de artikelen 41 en 42 van de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector bepaald dat de lidstaten, overeenkomstig artikel 95 (Intensiteit van de overheidssteun), lid 1, van de EFMZVverordening, voor overheidssteun een maximumintensiteit mogen toepassen van 50 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de concrete actie.
8
(49)
De Commissie merkt op dat in de voorliggende regeling de maximale steunintensiteit voor een lening 12,48 % van de investeringskosten bedraagt. Voorts mag de steunintensiteit op grond van de artikelen 4:34 en 4:47 van de subsidieregeling maximaal 40 % van de subsidiabele kosten bedragen. Aangezien cumulatie zou leiden tot een steunintensiteit boven het maximum, is in de subsidieregeling bepaald dat deze steunmaatregel niet mag worden gecumuleerd met maatregelen in het kader van andere regelingen.
(50)
Daarom is de Commissie van mening dat de maximale steunintensiteit voor de garantstellingsregeling ver onder de toegestane maximale steunintensiteit blijft die nu in artikel 95 van de EFMZV-verordening is vastgesteld, en voorheen was vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds ("EVF-verordening")15.
(51)
Op basis van het bovenstaande concludeert de Commissie dat het deel van de maatregel dat betrekking heeft op steun voor investeringen in verwerking en afzet, voldoet aan de regels die zijn vastgesteld in de artikelen 41 en 42 van de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector. 3.3.3. Steun voor investeringen aan boord van vissersvaartuigen
(52)
Artikel 23 van de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector heeft betrekking op de categorie "steun voor de beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu en voor de aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten". Daarin is bepaald dat steun voor de beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu en voor de aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, verenigbaar is met de interne markt en vrijgesteld is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 38 van de EFMZV-verordening en het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van de EFMZV-verordening.
(53)
Artikel 26 van de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector heeft betrekking op de categorie "steun om de energie-efficiëntie te verbeteren en de gevolgen van de klimaatverandering te matigen". Daarin is bepaald dat steun om de energie-efficiëntie te verbeteren en de gevolgen van de klimaatverandering te matigen, met uitzondering van steun voor het vervangen of moderniseren van motoren, die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, verenigbaar is met de interne markt en vrijgesteld is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 41 van de EFMZV-verordening en het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van de EFMZV-verordening.
(54)
Artikel 27 van de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector heeft betrekking op de categorie "steun voor toegevoegde waarde, productkwaliteit en gebruik van ongewenste vangsten". Daarin is bepaald dat steun voor toegevoegde waarde, productkwaliteit en gebruik van ongewenste vangsten die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, verenigbaar is met de interne markt en vrijgesteld is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 42 van de EFMZV-verordening en het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van de EFMZV-verordening.
15
Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds, PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1. 9
(55)
Overeenkomstig 38, lid 1, van de EFMZV-verordening kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de volgende investeringen: a) in uitrusting om de selectiviteit van het vistuig op grootte en soort te verfijnen; b) aan boord of in uitrusting voor het uitbannen van teruggooi door voorkoming en vermindering van ongewenste vangsten van commerciële bestanden; c) in uitrusting om de fysieke en biologische impact van de visserij op het ecosysteem of de zeebodem te beperken en zo mogelijk tot nul te reduceren; d) in uitrusting ter bescherming van het vistuig en de vangst tegen zoogdieren en vogels die beschermd zijn krachtens Richtlijn 92/43/EEG van de Raad of Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad, op voorwaarde dat dit de selectiviteit van het vistuig niet ondermijnt en dat alle passende maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de predatoren fysiek letsel wordt toegebracht.
(56)
Overeenkomstig artikel 41, lid 1, van de EFMZV-verordening kan uit het EFMZV steun worden verleend voor onder meer investeringen in uitrusting of aan boord om de uitstoot van verontreinigende stoffen of broeikasgassen te reduceren en de energie-efficiëntie van de vissersvaartuigen te verhogen. Investeringen in vistuig komen ook voor steun in aanmerking op voorwaarde dat zij de selectiviteit van dat vistuig niet ondermijnen.
(57)
Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van de EFMZV-verordening kan uit het EFMZV steun worden verleend voor onder meer investeringen die waarde toevoegen aan visserijproducten, in het bijzonder door de vissers toe te staan hun eigen vangst te verwerken, af te zetten en rechtstreeks te verkopen.
(58)
Bij brief van 8 oktober 2014 hebben de Nederlandse autoriteiten aangegeven dat, zonder dat dit in strijd is met de vereisten van artikel 11 (Niet-subsidiabele concrete acties) van de EFMZV-verordening (waarin onder meer is bepaald dat geen steun mag worden verleend voor de bouw van nieuwe vissersvaartuigen, het vergroten van de vangstcapaciteit of de experimentele visserij), de regeling zal worden ingezet voor maatregelen die beogen om:
overeenkomstig artikel 38, lid 1, van de EFMZV-verordening de selectiviteit van het vistuig te vergroten, ongewenste vangsten te voorkomen en te verminderen, de impact op het ecosysteem en op de zeebodem te beperken en de bijvangst van zeezoogdieren te voorkomen;
overeenkomstig artikel 41, lid 1, onder a), van de EFMZV-verordening de energieefficiëntie van vissersvaartuigen te verhogen;
overeenkomstig artikel 42, lid 1, van de EFMZV-verordening de kwaliteit van duurzame visserijproducten te verbeteren en waarde aan deze producten toe te voegen.
(59)
Met betrekking tot de steunintensiteit is in de artikelen 23, 41 en 42 van de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector bepaald dat de lidstaten, overeenkomstig artikel 95 (Intensiteit van de overheidssteun), lid 1, van de EFMZVverordening, voor overheidssteun een maximumintensiteit mogen toepassen van 50 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de concrete actie.
(60)
De Commissie merkt op dat in de voorliggende regeling de maximale steunintensiteit voor een lening 12,48 % van de investeringskosten bedraagt. Voorts mag de steunintensiteit op grond van de artikelen 4:34 en 4:47 van de subsidieregeling maximaal 40 % van de subsidiabele kosten bedragen. Aangezien cumulatie zou leiden tot een steunintensiteit boven het maximum, is in de subsidieregeling bepaald dat deze steunmaatregel niet mag worden gecumuleerd met maatregelen in het kader van andere regelingen.
10
(61)
Daarom is de Commissie van mening dat de maximale steunintensiteit voor de garantstellingsregeling ver onder de toegestane maximale steunintensiteit blijft die nu in artikel 95 van de EFMZV-verordening is vastgesteld, en voorheen in bijlage II bij de EVFverordening was vastgesteld.
(62)
Op basis van het voorgaande concludeert de Commissie dat het deel van de maatregel dat betrekking heeft op steun voor investeringen aan boord van vissersvaartuigen, voldoet aan de regels die zijn vastgesteld in de artikelen 23, 26 en 27 van de groepsvrijstellingsverordening voor de visserijsector. 3.4.
Algemene voorwaarden voor steun aan de visserij
3.4.1. Algemene verplichtingen (63)
Overeenkomstig de punten 3.1 tot en met 3.6 van de richtsnoeren moet de regeling ook een stimulerend effect hebben en transparant zijn, mag zij geen exploitatiesteun inhouden en mag de looptijd niet meer dan 10 jaar bedragen. Ten slotte moet in de regeling uitdrukkelijk worden bepaald dat de begunstigde tijdens de subsidieperiode de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet naleven.
(64)
Met betrekking tot het bestaan van een stimulerend effect merkt de Commissie op dat de Nederlandse autoriteiten hebben bevestigd dat de steun een stimulerend effect heeft. De garantstelling kan immers uitsluitend worden verstrekt voor de terugbetaling van leningen indien de aanvrager nog geen verplichtingen ten aanzien van de investeringen heeft aangegaan of indien geen enkele bank een lening voor de investeringen heeft verstrekt voordat de minister de ontvangst van de subsidieaanvraag schriftelijk heeft bevestigd.
(65)
Aan de eis van transparantie wordt voldaan aangezien de Nederlandse autoriteiten het totale steunbedrag, de steunintensiteit en de looptijd van de maatregel hebben meegedeeld.
(66)
De Nederlandse autoriteiten hebben verklaard dat tijdens de periode waarin de steun wordt toegekend, de begunstigden aan de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten voldoen.
(67)
Voorts maakt de Commissie uit de informatie die zij van de Nederlandse autoriteiten heeft ontvangen, op dat in het kader van de regeling geen exploitatiesteun zal worden verleend. Ook moet worden opgemerkt dat de Nederlandse autoriteiten hebben bevestigd dat "aangezien de garantstelling alleen wordt verstrekt voor de terugbetaling van leningen voor investeringen, er geen exploitatiesteun wordt toegekend".
(68)
Volgens de aanmelding wordt geen garantstelling verstrekt aan ondernemingen in moeilijkheden in de zin van punt 2.1 van de Mededeling van de Commissie betreffende de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden.
(69)
Voorts wordt geen garantstelling verstrekt voor de terugbetaling van leningen die gericht zijn op herfinanciering van schulden.
(70)
Daarnaast hebben de Nederlandse autoriteiten in de brief van 8 oktober 2014 bevestigd dat het voor hen "bestaand beleid [is] dat met Europese en ook nationale middelen, zoals bij onderhavige regeling het geval is, de vangstcapaciteit van een vaartuig niet wordt vergroot, evenmin als de capaciteit om vis op te sporen. Bij de openstelling van de garantstellingsregeling zal dit bij elke aanvraag expliciet als criterium worden opgenomen".
(71)
De Nederlandse autoriteiten hebben bevestigd dat de steun voor investeringen in verwerking en afzet enkel aan de eigenaars van vaartuigen ten goede komt, in overeenstemming met artikel 42 van Verordening nr. 508/2014 en meer bepaald in overeenstemming met de eis dat 11
de steun afhankelijk moet zijn van het gebruik van selectief vistuig waarmee ongewenste vangsten tot een minimum worden beperkt, en dat de steun slechts wordt verleend aan eigenaren van vissersvaartuigen van de Unie die in de twee kalenderjaren die aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn voorafgegaan, een visserijactiviteit op zee hebben uitgeoefend gedurende ten minste 60 dagen. 3.4.2. Regels inzake cumulering (72)
Volgens de aanmelding mag de voorliggende garantstellingsregeling niet worden gecumuleerd met steun die op grond van andere lokale, regionale, nationale of EUregelingen wordt verleend ter dekking van dezelfde subsidiabele kosten, ongeacht de reden voor toekenning van de subsidie. Dit is in de prenotificatiefase meegedeeld per brief van 7 augustus 2013 van de Nederlandse autoriteiten en vervolgens in de documenten die bij de aanmelding zijn voorgelegd (formulier "Deel I. Algemene informatie", met name punt 8, betreffende "Cumulering van verschillende soorten steun”), waarin duidelijk het volgende wordt gesteld: "Dit (algemene) beleidsuitgangspunt is neergelegd in artikel 1:15, eerste lid, van de RLS, waarin is bepaald dat kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd niet voor subsidie in aanmerking komen."
(73)
Daarnaast blijkt uit het formulier "Deel I. Algemene informatie" (punt 8) ook dat de garantstellingsregeling tevens voorziet in een grondslag om subsidie (steun uit EVFmiddelen) te verstrekken voor (bepaalde) investeringen in vissersvaartuigen en in verwerking en afzet, onder de voorwaarden opgenomen respectievelijk in de artikelen 4:34 tot en met 4:39 (investeringen in vissersvaartuigen) en in de artikelen 4:47 tot en met 4:52 (investeringen in verwerking en afzet) van de RLS. Deze bestaande subsidiemogelijkheden strekken ter uitvoering van het operationele (EVF-) programma (gekoppeld aan de artikelen 25 en 35 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Commissie). De Commissie merkt op dat de verwijzingen naar de artikelen 25 en 35 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 nu gelden als verwijzingen naar de artikelen 68, 69, 38, 41 en 42 van de EFMZV-verordening.
(74)
In de aanmelding staat voorts dat indien deze subsidiemogelijkheden tegelijk worden opengesteld met de garantieregeling, dan uit het hiervoor genoemde artikel 1:15, eerste lid, van de RLS volgt dat de betreffende subsidiabele kosten – in het geval voor hetzelfde project zowel een investeringssubsidie als een garantstelling wordt aangevraagd – ofwel worden gesubsidieerd op grond van de artikelen 4:34 en 4:47 ofwel op grond van artikel 4:53 (garantstelling).
(75)
De Commissie neemt er nota van dat, enerzijds, de steunintensiteit in het kader van de voorliggende garantstellingsregeling maximaal 12,48 % van de investeringskosten bedraagt en dus aan artikel 95, lid 1, van de EFMZV-verordening voldoet; en dat, anderzijds, de steunintensiteit op grond van de artikelen 4:34 en 4:47 van de RLS maximaal 40 % van de subsidiabele kosten mag bedragen. Bijgevolg is het, aangezien cumulatie zou leiden tot een steunintensiteit boven het maximum, volgens de Nederlandse autoriteiten niet mogelijk dat deze steunmaatregel wordt gecumuleerd met maatregelen in het kader van andere regelingen.
4.
CONCLUSIE
De Commissie heeft derhalve besloten geen bezwaar tegen de steun te maken omdat deze verenigbaar is met de interne markt op grond van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Als delen van deze brief, overeenkomstig de mededeling van de Commissie over geheimhouding, onder de geheimhoudingsplicht vallen en niet mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan in kennis te stellen binnen vijftien werkdagen na kennisgeving van deze brief. 12
Als de Commissie binnen die termijn geen met redenen omkleed verzoek ontvangt, gaat zij ervan uit dat Nederland instemt met de integrale publicatie van deze brief. Als Nederland wenst dat bepaalde informatie onder de geheimhoudingsplicht valt, gelieve dan de berokken delen aan te geven en een motivering te geven voor elk deel waarvoor de niet-openbaarmaking wordt verlangd. Dit verzoek moet overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie elektronisch worden toegezonden op het volgende adres:
[email protected].
Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie
Karmenu VELLA Lid van de Commissie
13