Visie en Wensen
Doorontwikkeling van het Vaardigheidscentrum Gezondheidszorg naar een interdisciplinair Praktijkcentrum in het gebouw Kapittelweg 33 Nijmegen
Olga M. Teunissen en Linda Jakobs Team Onderwijsontwikkeling SCO
31 december, 2009
1
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 4 I. Het huidige VCG ................................................................................................................................... 6 II. Gebruikersgroepen .............................................................................................................................. 8 II. 1 Studenten en cursisten ..................................................................................................... 8 II.1.1 Bacheloropleidingen ....................................................................................... 8 II.1.2 Masteropleidingen .......................................................................................... 8 II.1.3 Honours en andere specifieke programma’s ................................................... 9 II.1.4 Post-HBO ......................................................................................................... 9 II. 2 Medewerkers IPS en IVS .................................................................................................. 9 II. 3 Lectoren en kenniskringen .............................................................................................. 10 II. 4 Universitair Medisch Centrum Nijmegen (UMCN) en Radboud Zorgacademie ............. 10 II. 5 Het beroepenveld gezondheidszorg en welzijn .............................................................. 10 II. 6 Simulatiepatiënten........................................................................................................... 11 II. 7 Jongeren met een verstandelijke beperking .................................................................. 11 II.8 Transferpunt Vaardigheidsonderwijs ............................................................................... 12 III. Visie op onderwijs ............................................................................................................................. 14 III. 1 Competentiegericht leren ............................................................................................... 14 III. 2 Beroepstaken centraal ................................................................................................... 14 III. 3 Samenwerken en multidisciplinariteit ............................................................................. 14 III. 4 Vaardigheden oefenen ................................................................................................... 15 III. 5 ICT en nieuwe technologieën ........................................................................................ 15 III. 6 Onderzoek dichtbij het primaire proces ......................................................................... 16 IV. Visie op samenwerking .................................................................................................................... 17 IV. 1 Toekomstige gebruikersgroepen ................................................................................... 17 IV. 2 Synergie voordelen ........................................................................................................ 17 IV. 3 Interne samenwerking ................................................................................................... 17 IV. 3.1 Samenwerking tussen instituten IVS en IPS ............................................... 17 IV. 3.2 Samenwerking met ISBS ............................................................................ 18 IV. 3.3 Samenwerking met ISS ............................................................................... 18 IV. 3.4 Samenwerking met lectoraten, masteropleidingen en VDO ....................... 18 IV. 3.5 Samenwerking met het Service Bedrijf ....................................................... 19 IV. 3.6 Voorbeelden van interne samenwerking ..................................................... 19 IV. 4 Externe samenwerking .................................................................................................. 19 IV. 4.1 UMCN en Radboud Zorgacademie ............................................................. 19 IV. 4.2 Het beroepenveld ........................................................................................ 21 IV. 4.3 Innovatieve Zorgtechnologie ....................................................................... 21 V. Visie op het gebouw .......................................................................................................................... 23 V. 1 Visie op de functies van het gebouw aan de Kapittelweg .............................................. 23 V. 2 Kenmerken binnenkant gebouw ..................................................................................... 24
2
V. 3 Functionaliteiten van het gebouw ................................................................................... 25 V. 3.1 Onderwijsactiviteiten .................................................................................... 25 V. 3.2 Informatieverstrekking aan interne en externe gebruikers ........................... 25 V. 3.3 Ontmoeting, interactie en ontspanning ........................................................ 25 VI. Wensen van de gebruikersgroepen ................................................................................................. 26 VI. 1 Studenten ...................................................................................................................... 26 VI. 1.1 Bacheloropleidingen .................................................................................... 26 VI. 1.2 Masteropleidingen ...................................................................................... 26 VI.1.3 Honours en andere specifieke programma’s .............................................. 27 VI.1.4 Post-HBO .................................................................................................... 27 VI. 2 Medewerkers IPS en IVS ............................................................................................. 27 VI. 3 Lectoren en kenniskringen ............................................................................................ 28 VI. 4 Beroepenveld................................................................................................................. 28 VI. 5 Simulatiepatiënten ......................................................................................................... 29 VI. 6 Jongeren met een verstandelijke beperking .................................................................. 29 VII. Gewenste (door)ontwikkeling en concrete voorstellen ................................................................... 30 VII. 1 Van VCG naar Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG) ............................................ 30 VII. 2 Ruimtemogelijkheden, gebouwindeling en herinrichting .............................................. 31 VII. 2.1 Gewenste inrichting van entree en hal ...................................................... 31 VII. 2.2 Gewenste inrichting VCG .......................................................................... 31 VII. 2.3 Het nieuwe Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG) .............................. 32 VIII. Managementadvies ........................................................................................................................ 35 Literatuurlijst .......................................................................................................................................... 37 Respondenten ....................................................................................................................................... 39
3
Inleiding Het HAN gebouw aan de Kapittelweg 33 is een mooi ingericht en licht onderwijsgebouw, dat voldoet aan de moderne eisen van het Hoger Onderwijs anno 2010. Natuurlijk zijn er altijd verbeteringen mogelijk en nodig, ingegeven door nieuwe onderwijsvisies, veranderende inhouden, didactische inzichten en organisatievormen. Ook nieuwe ‘kennispoort’ functies zoals makelen en schakelen met het beroepenveld, het uitvoeren van toegepast onderzoek, het bijdragen aan regionale en landelijke kenniscirculatie, bepalen mede het gezicht van eigentijdse onderwijsgebouwen. Daarnaast is het zeker voor opleidingen in de sector gezondheidszorg en welzijn, waar interactie met mensen centraal staat, belangrijk om de buitenwereld zoveel mogelijk naar binnen te halen, via functies als ontmoeting, interactie, voorlichting, preventie, zorg, behandeling, communicatie. In 2010 vertrekt de Faculteit Economie en Management uit het gebouw, waardoor ruimte vrijkomt voor een dringend noodzakelijke uitbreiding van de snel groeiende Faculteit Gedrag, Gezondheid en Maatschappij. Een uitgelezen moment dus voor herbezinning op de ruimtetoedeling, de functionaliteiten van het onderwijsgebouw en de positionering van het praktijkonderwijs daarbinnen. Visie en wensen In deze notitie wordt een eerste verkenning gepresenteerd van ideeën en wensen die er voor het praktijkonderwijs Gezondheidszorg leven onder de diverse gebruikersgroepen, zowel intern als extern. Vertrekpunt is het huidige Vaardigheidscentrum Gezondheidszorg (VCG). In een recente nieuwsbrief wordt de ambitie voor de toekomst als volgt geformuleerd: “Al jaren bestaat de wens om het VCG beter op de kaart te zetten. Het VCG moet eigenlijk het kloppende hart worden voor de gezondheidszorgopleidingen, een plek waar studenten graag komen om hun vaardigheden te oefenen, met of zonder docent. Een plek bovendien waar docenten en studenten van de verschillende disciplines elkaar ontmoeten en van en met elkaar leren. Een plek waar praktijkonderwijs ontwikkeld kan worden en waar het werkveld terecht kan om expertise te halen of te brengen op het gebied van praktijkonderwijs en praktijkonderzoek.” 1 Gaandeweg het onderzoek tekende zich een duidelijke visie af op enerzijds vernieuwing van het huidige VCG en anderzijds de doorontwikkeling naar een interdisciplinair Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG). Deze liggen in elkaars verlengde; de functionaliteiten zijn duidelijk op elkaar afgestemd. Afhankelijk van de gekozen plaats in het gebouw (alles in de C-vleugel of ook gedeeltelijk in de B-vleugel) kan één gezicht ontstaan. Werkwijze Om zo breed mogelijk informatie te verzamelen is in een groot aantal interviews, waarbij ruim 50 belanghebbenden en geïnteresseerden betrokken waren, ingegaan op de huidige bevindingen en de wensen voor de toekomst. Daarnaast zijn schriftelijke vragenlijsten verspreid, waarop de response niet groot is geweest. Tevens is gebruik gemaakt van schriftelijke bronnen, zoals weergegeven in de literatuurlijst, en van onze eigen expertise op het gebied van Hoger Onderwijs in het algemeen en van de HAN in het bijzonder. In een bijeenkomst met directies en VCG-beraad op 14 december heeft een eerste rapportage plaatsgevonden van onze bevindingen en conclusies. Deze notitie is de afronding van een speurtocht naar visies, mogelijkheden en kansen, en vormt daarmee een introductie op de volgende fase naar een Plan van Eisen. Leeswijzer In hoofdstuk I worden de positieve en negatieve punten van het huidige VCG beschreven. Hoofdstuk II biedt een overzicht van de gebruikersgroepen en hun huidige huisvesting. Ver1
C. Crefcoeur en I. van den Heuvel, Nieuwsbrief VCG, oktober/november 2009.
4
volgens worden in de hoofdstukken III, IV en V de visies beschreven op respectievelijk onderwijs, op samenwerking en op het gebouw. In hoofdstuk VI worden de wensen van de gebruikers weergegeven, gevolgd door suggesties voor (door)ontwikkeling van het VCG en een aantal scenario’s voor realisatie (hoofdstuk VII). De notitie wordt afgesloten met een Managementadvies in hoofdstuk VIII. Voor belangstellenden is een literatuurlijst toegevoegd, evenals een overzicht van de respondenten, die aan het onderzoek een bijdrage hebben geleverd.
5
I. Het huidige VCG Inleiding Het Vaardigheidscentrum Gezondheidszorg (VCG) is gesitueerd in de C-vleugel op de 1e en 2e verdieping. Het VCG is sinds augustus 2004 het centrum van alle gezondheidszorgopleidingen van FGGM. Het heeft drie functies: - praktijklokalen voor praktijkgericht onderwijs van de diverse opleidingen; - een uitleencentrum waar docenten en studenten materialen kunnen lenen en waar beheer en onderhoud plaatsvindt van lokalen en materialen; - het coördinatiepunt simulatiepatiënten-contacten, waar simulatiepatiënten getraind worden om vervolgens te worden ingeschakeld in het onderwijs. Het VCG heeft een eigen coördinator, C. Crefcoeur, die wordt bijgestaan door het VCGberaad waarin vertegenwoordigers van alle deelnemende opleidingen zitting hebben. Het VCG staat landelijk goed bekend en behoort qua oppervlakte en organisatie tot de top-3 van Nederland2. De inrichting behoeft duidelijk verbetering. Er is behoefte aan enerzijds meer ruimte, anderzijds up-dating en technologische vernieuwing. In alle interviews is stilgestaan bij de sterke en zwakke punten van het huidige VCG. In het algemeen zijn de gebruikers tevreden, tegelijkertijd geven zij veel suggesties voor verbeteringen en vernieuwingen (met name het actualiseren van de huidige voorzieningen). De suggesties zijn gebundeld aan de directie aangeboden en bevatten vooral veel details en ideeen3. Hieronder volgt een korte samenvatting van de meest opvallende positieve en negatieve punten. Positief Studenten: • medewerkers behulpzaam, lenen is hierdoor gemakkelijk. Ook geven de medewerkers uitleg over het gebruik van de te lenen materialen; • uitleen functioneert goed; • begeleiding van docenten goed (vooral praktijkcoaches fysiotherapie). Hierdoor kunnen studenten snel hulp en feedback vragen en hebben zij een voorbeeld waaraan ze zich kunnen spiegelen. Docenten: • dat gepoogd is de realiteit weer te geven; • ondersteuning functioneert meestal goed; • samenwerking in projecten met andere disciplines; • SSB (student-student-begeleiding) en praktijkcoaches, waarbij studenten elkaar helpen en begeleiden c.q. waarbij docenten studenten begeleiden en van feedback voorzien; • inzet van simulatiepatiënten als leermiddel; hulp en ondersteuning bij werving en training van simulatiepatiënten. Externe betrokkenen: • goed dat studenten concreet leren handelen in de praktijk; • studenten kunnen veel leren van werken met simulatiepatiënten; • korte lijnen (dit geldt niet voor alle betrokkenen).
2
Persoonlijke mededeling C. van Mierlo en M. Adriaansen. Oefenen op de brug van buiten naar binnen,Verzamelde gespreksverslagen van de mondelinge en schriftelijke interviews voor het plan van wensen met betrekking tot doorontwikkeling VCG, 14 december 2009.
3
6
Negatief Studenten: • materialen te weinig, niet up-to-date of kapot; • ruimtegebrek (vooral ergotherapie); • te weinig privacy in de oefenruimtes, sommige ruimtes te groot en moeilijk af te scheiden, sommige ruimtes niet zichtbaar of er mensen aan het werk zijn, waardoor men er binnenloopt om te kijken; • lenen/reserveren kan niet vanuit thuis; • te weinig samenwerking met andere disciplines. Docenten: • beroepspraktijk niet herkenbaar (vooral paramedisch niet, verpleegkunde meer); • gemis van verschillende settings (thuiszorg, revalidatie, consultatiebureau, voorlichting/preventie); • niet alleen oefenen van vaardigheden is van belang, ook praktijkvoering (administratie, registratie, kwaliteitszorg, ondernemen); • ruimten zijn niet altijd volgens rooster beschikbaar doordat lesrooster niet correspondeert met het papieren reserveringssysteem; • uitleen en reservering is niet professioneel (digitaliseren); • onvoldoende kennis van bepaalde materialen en gebrek aan overzicht over de aanwezigheid van materialen; • aangekochte materialen worden te weinig ingezet (bijvoorbeeld belmatje; saturatiemeters); • te weinig studentvriendelijk, te weinig gericht op enthousiasmeren van studenten; • niet beschikbaar buiten kantooruren 9-17 uur; • meer ambitie en innovatie gewenst. Externe betrokkenen: • te weinig aandacht voor nieuwe technologieën in de zorg; • roostering, inplannen lastig; • weinig ruimte voor gesprekssituaties; • door ruimte- en roosterproblemen niet goed toegankelijk.
7
II. Gebruikersgroepen Hieronder wordt een korte beschrijving gegeven van de gebruikersgroepen van het huidige VCG en de huisvesting nu. Het gaat hierbij om de studenten van de verschillende opleidingen, medewerkers, lectoren en kenniskringleden, het beroepenveld en specifieke doelgroepen.
II. 1 Studenten en cursisten II.1.1 Bacheloropleidingen Het instituut Paramedische Studies verzorgt vier bacheloropleidingen, te weten fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, en voeding en diëtetiek. Het instituut Verpleegkundige Studies biedt de bacheloropleiding verpleegkunde aan en de inservice-opleiding, waarbij gekozen kan worden voor de richting operatieassistent of anesthesiemedewerker. Huisvesting nu Alle bacheloropleidingen van IPS en IVS zijn gevestigd in het gebouw op de Kapittelweg 33. Zij delen dit gebouw met het Instituut Sociale Studies en met het Instituut Sport en Bewegingstudies van de Faculteit Gedrag, Gezondheid en Maatschappij en vooralsnog met de Faculteit Economie en Management (FEM). De FEM wordt binnenkort gehuisvest in nieuwbouw en zal dan geen gebruik meer maken van het gebouw aan de Kapittelweg 33. Het gebouw is groot, dynamisch en ruimtelijk en heeft moderne voorzieningen, zoals een studielandschap, grand café, computerruimtes en vaklokalen. Toch is er voor de betreffende opleidingen te weinig ruimte en vormt roostering een knelpunt. Het gebrek aan ruimte speelt voornamelijk bij oefenruimtes waarin specifieke inrichting vereist is. Ook is er weinig eigenheid, de herkenbaarheid van de opleidingen is daarom minimaal en er zijn geen ontmoetingsruimtes voor specifieke opleidingen of instituten. II.1.2 Masteropleidingen De masteropleidingen van FGGM zijn gehuisvest op externe HAN-locaties, m.n. Annastraat en Berg en Dalseweg. IPS en IVS bieden de volgende masteropleidingen aan: • Begeleidingskunde • Neurorevalidatie • Advanced Nursing Practice • Managing Human Resources • Bedrijfskunde Zorg en Dienstverlening • Physician Assistant • Management & Innovation Daarnaast heeft ISS nog een aantal masteropleidingen, en heeft ook ISBS nog een masteropleiding4. Een professional master gaat verder dan een beroepsopleiding. Cursisten verdiepen hun vakkennis en ontwikkelen zich tot specialist, of verbreden hun kennis door een combinatie van vakgebieden te bestuderen. Onderzoek speelt hierbij een belangrijke rol. De beroepspraktijk vormt het uitgangspunt voor professional masters. In veel gevallen wordt dan ook twee jaar werkervaring als toelatingseis gesteld. Huisvesting nu De huidige locaties van de masteropleidingen bevallen niet goed. Dit beïnvloedt de onderwijswaardering en levert een lagere ranking op bij tevredenheidsonderzoeken en (landelijke) 4
Zie www.han.nl voor het actuele aanbod.
8
statistiek. Berg en Dalseweg: • parkeerprobleem • kantine veel te druk, hoewel catering van goede wil is • onderwijsruimten slecht • slechte ventilatie, radiatoren niet te regelen (jas/das/tocht!) • slechte logistiek en akoestiek Annastraat: Hier is de masteropleiding Physician Assistant gevestigd. De opleiding is gestart in 2002, goedgekeurd in 2003 en heeft continu 75 à 80 studenten, 32 instroom 2008, 38 instroom 2009. De opleiding duurt 2,5 jaar en is daarmee de langst durende HAN masteropleiding. Nadelen locatie Annastraat: • is geen onderwijsgebouw • te ver weg van andere masteropleidingen en VDO. Voordelen: • dichtbij Kapittelweg • dichtbij UMCN. II.1.3 Honours en andere specifieke programma’s In dit rapport wordt niet nader ingegaan op het honours-programma (zoals dat bijvoorbeeld bij Verpleegkunde bestaat) en op andere specifieke onderwijsprogramma’s, waaronder universitaire doorstroomprogramma’s en zogenaamde premasters. Deze programma’s stellen geen specifieke eisen aan de onderwijsvoorzieningen. II.1.4 Post-HBO De meeste post-HBO opleidingen en cursussen in de gezondheidszorg worden verzorgd door VDO (Vervolgopleidingen, Dienstverlening en Onderzoek)5, onderdeel van de HAN. In het algemeen hebben post-HBO opleidingen en -cursussen geen extra specifieke materialen of ruimten nodig. Cursisten hebben al veel praktijkervaring, de basis is aanwezig. Eventuele extra’s bijvoorbeeld voor verpleegkunde kunnen extern worden ingehuurd (zie IV.4.1 samenwerking UMCN). Huisvesting nu Het VDO is gehuisvest in het HAN-gebouw aan de Berg en Dalseweg in Nijmegen.
II. 2 Medewerkers IPS en IVS
IPS en IVS hebben docenten in dienst met verschillende achtergronden. Er zijn docenten werkzaam met veel ervaring in de beroepspraktijk. Ook werken er docenten met een academische opleiding, die met name op de theoretisch invalshoek van het vak zijn gericht. Deze typering komt ook terug bij de inzet van deze docenten. Er zijn docenten die met name theorielessen verzorgen, anderen worden meer ingezet voor de begeleiding bij het vaardighedenonderwijs. Voor het functioneren van het huidige VCG is een aantal medewerkers in dienst. Naast de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de aansturing van het VCG, zijn er ondersteunende medewerkers in dienst die zorg dragen voor de uitleen van materialen en de roostering van de praktijklokalen. Ook ondersteunen medewerkers van het VCG bij het inzetten van simulatiepatiënten.
5
http://www.han.nl/kc/vdo/index.xml
9
Huisvesting nu Elke docent heeft een plek (kantoorruimte) op de Kapittelweg en is, afhankelijk van ingeroosterde en/of vrij te raadplegen begeleiding, in meer of mindere mate bereikbaar voor de studenten. De medewerkers van het VCG werken in en rondom de locatie van het VCG, dus in de uitleenruimte of bij de praktijklokalen. Directie en management van de instituten IPS en IVS zijn gehuisvest in het gebouw aan de Kapittelweg 33, op de 3e verdieping van de C-vleugel.
II. 3 Lectoren en kenniskringen Er is een elftal lectoraten betrokken bij de faculteit Gedrag, Gezondheid en Maatschappij die in meer of mindere mate een directe relatie hebben met het onderwijs binnen IPS en IVS. Het betreft: • Acute Intensieve Zorg (J. Mintjes en L. Vloet) • Langdurige zorg (M. Adriaansen en R. van der Sande) • Levensloopbegeleiding bij Autisme (J.-P. Teunisse) • Management van Zorg- en Dienstverlening Neurorevalidatie (B. de Swart) • Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking (P. Embregts) • Werkzame factoren in de Zorg voor Jeugd (H. Pijnenburg) • Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief (M. van Biene, E. Janssen) • Arbeid en Gezondheid: Preventie en Reïntegratie (Y. Heerkens en J. Engels) • Human Resource Management (R. Verburg) • Professionalisering van Agogische Beroepen en Vaktherapeuten (K. Kwakman, M. van Hattum) • Sport, Voeding en Leefstijl (G. Schaafsma en V. Schreurs). Veel van de genoemde lectoraten hebben een directe verbinding met praktijkonderwijs en met maatschappelijke doelgroepen. Huisvesting nu De huidige lectoraten en bijbehorende kenniskringen van FGGM zijn gehuisvest buiten de Kapittelweg in het Bisschop Hamerhuis of elders.
II. 4 Universitair Medisch Centrum Nijmegen (UMCN) en Radboud Zorgacademie Het UMCN is als academisch ziekenhuis betrokken bij stages van bachelorstudenten, opdrachten van mastercursisten, professionalisering van HAN-docenten en bij onderzoek van lectoraten en kenniskringen. Zij dragen bij aan het onderwijs op de HAN via gastdocentschappen en spelen een rol bij assessments. Daarnaast vertegenwoordigen zij het werkveld in allerlei beroepenveld- en adviescommissies van de HAN. De campus van de Radboud Universiteit en het UMCN ligt pal tegenover de campus van de HAN aan de Kapittelweg. Op de universiteitscampus is ook sedert oktober 2009 de Radboud Zorgacademie gevestigd in een mooi gemoderniseerd onderwijsgebouw op de Gerard van Swietenlaan 2, direct tegenover de Kapittelweg. De Zorgacademie valt rechtstreeks onder de Raad van Bestuur van het UMCN. Voorheen was er op opleidingsgebied geen samenhangende structuur, nu behoren alle opleiders van het UMCN tot de Zorgacademie. Het UMCN beschikt over een skillslab en een simulatielab (zie verder paragraaf IV.4.1).
II. 5 Het beroepenveld gezondheidszorg en welzijn Het beroepenveld van de sector Gezondheidszorg is zeer breed en divers, en dit geldt te10
vens voor de sector Welzijn. Elk beroepenveld heeft haar eigen kenmerken. Niveaus * De eerstelijnsgezondheidszorg is het eerste stadium van professionele zorg, waarbij de beslissing van patiënten om professionele hulp in te roepen primair de verantwoordelijkheid is van de patiënt zelf. Tot de eerstelijnszorg behoren o.a. de huisarts, acute zorg, paramedische zorg, verloskundige zorg, tandheelkunde/mondzorg, de psycholoog van een consultatiebureau en multidisciplinaire samenwerking. * De tweedelijnsgezondheidszorg wordt gevormd door hulpverleners die alleen na doorverwijzing kunnen worden geconsulteerd. Hiertoe behoren o.a. de specialisten waarnaar wordt doorverwezen door de huisarts. * De derdelijnsgezondheidszorg omvat de dienstverlening waarop professionele hulpverleners een beroep kunnen doen voor hun zorgverstrekking, zoals gespecialiseerde laboratoria of een expertisecentrum van een academisch ziekenhuis. Setting Ook de setting waarin de zorg plaatsvindt kan variëren, bijvoorbeeld: • thuiszorg • ziekenhuizen • revalidatiecentra • consultatiebureaus • verpleeg- en verzorgingshuizen • geestelijke gezondheidszorg • gehandicaptenzorg (lichamelijke, verstandelijke en/of ontwikkelingshandicap w.o. autisme). Op grond hiervan worden verschillende domeinen onderscheiden zoals MGZ, AGZ, GGZ. Beroepsgroepen Tenslotte heeft elke HAN opleiding haar eigen werkvelddeskundigen om zich heen gegroepeerd, zoals de beroepsgroep ergotherapeuten, fysiotherapeuten etc. Het zal geen verbazing wekken dat elke beroepsgroep haar eigen wensen heeft ten aanzien van de (door)ontwikkeling van het VCG.
II. 6 Simulatiepatiënten
In het VCG wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de inzet van simulatiepatiënten. Dit kan gericht zijn op zowel het oefenen van (basis)vaardigheden als het toepassen van complexe beroepsvaardigheden. Daarnaast spelen simulatiepatiënten een belangrijke rol bij het vormgeven aan assessments. Ook in interdisciplinaire projecten, zoals bij het project Samen Werken Samen Doen, wordt gebruik gemaakt van simulatiepatiënten. In het algemeen zijn de diverse betrokkenen tevreden over de inzet van simulatiepatiënten, al wil men meer variatie zien in de beschikbare leeftijdscategorieën, met name meer kinderen en jong-volwassenen. Huisvesting nu De simulatiepatiënten worden ontvangen in de gemeenschappelijke zithoek van het VCG en bevinden zich daar vaak temidden van de studenten en andere bezoekers. Dit levert regelmatig rolverwarring op, die vooral bij assessments storend kan uitwerken.
II. 7 Jongeren met een verstandelijke beperking
Deze doelgroep krijgt mogelijk in de nabije toekomst een herkenbare plek in het gebouw. Basis hiervan ligt in het project SamenScholen, een gezamenlijk initiatief van IVS (aanspreekpunt J. van der Meer), ISS (aanspreekpunt J. van den Bogaard) en het lectoraat/de kenniskring Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking onder leiding van lector P. 11
Embregts. Bij dit initiatief zijn tevens externe instellingen en groeperingen betrokken, waaronder Dichterbij, De Driestroom en de school Talita Koemi (speciaal en voorgezet speciaal onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen / jongeren). De instellingen hebben aangegeven dat jonge mensen met een verstandelijke beperking weinig in aanraking komen met leeftijdgenoten. De kern van het project is om gedurende de werkweek een leeromgeving te creëren voor een zestal jonge mensen met een verstandelijke beperking. Door samen in een gebouw te zijn, komen studenten en medewerkers in contact met mensen met een verstandelijke beperking. Het ‘onbekend maakt onbemind’ wordt ‘bekend biedt nieuwe kansen’. In plaats van het vermijden van prikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking, biedt de HAN een situatie met stimulans en uitdaging. Zij bevinden zich tussen jongeren met hun geluiden en dynamiek. Voor de student zullen mensen met een verstandelijke beperking niet meer iets vreemds zijn, niet meer ver weg, maar onderdeel van het dagelijkse leven van alle bezoekers op de Kapittelweg. Door in een gebouw samen te leren en te werken, wordt het leervermogen van de studenten én van de cliënten aangesproken; beide groepen groeien en vergroten hun competenties. De visie van Dichterbij gaat uit van de integratie van mensen met een verstandelijke beperking in de samenleving. Dichterbij zet zich in om deze mensen in staat te stellen deel te nemen aan de samenleving om hun leven in te vullen op een wijze die zij zelf voor ogen hebben. De wensen en de mogelijkheden van het individu vormen hiervoor het uitgangspunt. Ervaringen uit de praktijk, ondersteund door onderzoek, laten zien dat mensen met een verstandelijke beperking die voor hun wonen, werken en/of recreëren gebruik maken van het reguliere aanbod bijkomend andere vaardigheden ontwikkelen dan zij die gebruik maken van aangepaste vormen van wonen, werken en/of recreatie. Cliënten van Dichterbij ontwikkelen zich door middel van voorbeeldgedrag, bewuste activering, stimulans en feedback van medestudenten. In het project SamenScholen werken studenten van de HAN samen met jonge mensen met een verstandelijke beperking. Het projectplan is door de directie van FGGM in concept goedgekeurd. Onder leiding van docenten zijn studenten nu bezig met een intern draagvlakonderzoek. Van de uitkomst hiervan hangt de definitieve beslissing af. Indien het project wordt goedgekeurd is er een specifieke goed bereikbare ruimte nodig voor zowel de cliënten - jongeren met een verstandelijke beperking - als hun begeleiders. Voor uitwerking wordt verwezen naar paragraaf VI.6. Men verwacht het project met ingang van september 2010 of uiterlijk in januari 2011 te kunnen starten.
II.8 Transferpunt Vaardigheidsonderwijs
Het transferpunt Vaardigheidsonderwijs is een landelijk transferpunt dat fungeert als een zelfstandig bedrijf binnen de HAN. De opdrachtgever is Uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum, die een skillslabmethode uitgeeft gericht op vaardigheden, vooral voor de opleidingen Verpleegkunde. De paramedische opleidingen hebben (elders) ook een dergelijk systeem. De coördinatie van het transferpunt is in handen van lector M. Adriaansen. De skillslabmethode bestaat uit schriftelijk materiaal (15 werkcahiers) met CD-rom. In de toekomst zal de methode geleidelijk vervangen worden door e-learning. De methode toetst zowel skills als kennis. Studenten krijgen persoonlijke toegang op www.skillslabonline. Er worden drie niveaus onderscheiden, te weten niveau 3, 4 en 5. De HAN richt zich vooral op niveau 4 en 5, het MBO richt zich op niveau 3 (hoewel HBO-ers deze basale handelingen ook vaak kort moeten inoefenen, zoals het wassen van een patiënt). Het VCG is een belangrijke proeftuin voor de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden. In het 12
VCG worden de nieuwe vaardigheden uitgetest en worden er filmpjes gemaakt ten behoeve van de methode. Actuele voorbeelden van nieuwe ontwikkelingen zijn: vernieuwing van de reanimatiemethode; separeerbeleid; hygiëne; alternatieven voor de Zweedse band. Ook in de toekomst blijft deze samenwerking tussen HAN en Uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum zeer gewenst.6
6
M. Adriaansen, persoonlijke mededeling 7 december 2009.
13
III. Visie op onderwijs III. 1 Competentiegericht leren
Het onderwijs van de HAN is gericht op competentieleren7. Een competentiegericht curriculum is per definitie interdisciplinair; onderwijseenheden zijn altijd afgeleid van de beroepspraktijk en niet van de afzonderlijke disciplines; algemene vaardigheden zijn geïntegreerd in de opdrachten. Dit heeft consequenties voor de didactische werkvormen, de opdrachten en de toetsen. Het is daarbij van belang om de ontwikkeling van de competenties bij de student, die nodig zijn om bepaalde beroepstaken uit te voeren, te toetsen in assessments: reële of gesimuleerde beroepssituaties. Van tevoren zijn de (gedrags)indicatoren vastgesteld waarop getoetst kan worden of studenten de competenties bezitten. Competentiegericht onderwijs omdat: • beroepenvelden dynamisch zijn en steeds nieuwe of andere eisen stellen; • de studenten niet alleen beroepsbekwaam moeten zijn, maar ook in staat de eigen ontwikkeling vorm te geven; • studenten nieuwe kennis en oplossingen moeten kunnen ‘produceren’ en effectief en efficiënt gebruik moeten kunnen maken van kennis en vaardigheden in nieuwe, onbekende en deels onvoorziene situaties; • studenten een beroepsidentiteit ontwikkelen; • studenten inzicht krijgen in hun persoonlijke effectiviteit; • studenten ´employability´ (loopbaanvaardigheid) ontwikkelen.
III. 2 Beroepstaken centraal
In het competentiegerichte onderwijs zijn beroepstaken bepalend voor de ontwikkeling en inrichting van de onderwijseenheden. Door beroepstaken centraal te stellen, neemt de beroepsgerichtheid van de opleiding toe en kunnen realistische taken en opdrachten een belangrijke plaats innemen bij het onderwijs en de toetsing8. Beroepstaken staan centraal omdat: • het onderwijs plaats vindt in een realistische context, want dan is het pas werkelijk effectief; • deze context bepaald wordt door de beroepshandelingen van de beroepsbeoefenaar; • de meeste beroepstaken een beroep doen op meerdere competenties tegelijk.
III. 3 Samenwerken en multidisciplinariteit
Studenten construeren kennis door interactie en communicatie met anderen. Er wordt betekenis gegeven aan ervaringen door interacties met anderen en met de omgeving9. Gemeenschappelijke behoeften, doelen en meerdere perspectieven op de problemen en oplossingen, zijn van belang in onze kennissamenleving10. Samenwerken en multidisciplinair werken hoort een belangrijke en herkenbare plek te krijgen in het onderwijs voor de Health Professional, zowel voor de paramedicus als de verpleegkundige, omdat:
7
HAN, Opleidingsstatuut IPS 2009-2010 en HAN Opleidingsstatuut IVS, 2009-2010. HAN (2009). Eenheid in Verscheidenheid, werken aan onderwijs van kwaliteit. Kanselaar, G., Jong, T. de, Andriessen, J.A., & Goodyear, P. (2000). New Technologies. In Simons, R.J., Van der Linden J.L., & Duffy T. (Eds.), New Learning. (pp. 55-83). Dordrecht: Kluwer Academic Publishers. 10 Kirschner, P. A. (2001). Using integrated electronic environments for collaborative teaching/learning. Research Dialogue in Learning and Instruction, 2, 1-9. 8 9
14
• • •
samenwerken vanuit meerdere disciplines nodig is gezien de ontwikkelingen in het beroep, bijvoorbeeld een multidisciplinaire praktijk of in het ziekenhuis (multidisciplinair overleg); communicatie tussen verschillende partijen steeds belangrijker wordt om zo effectief en efficiënt mogelijk te kunnen werken bij bijvoorbeeld het diagnosticeren of behandelen. Hierbij nemen communicatieve vaardigheden een belangrijke plaats in. studenten in de samenwerking met medestudenten, docenten en externe betrokkenen moeten leren omgaan met verantwoordelijkheid en eigenaarschap van (deelnemen in) een praktijk.
III. 4 Vaardigheden oefenen
In het beroep van de Health Professional, van de paramedicus als wel van de verpleegkundige vormen vaardigheden een belangrijk aspect van de beroepstaken. Dit betekent dat het inoefenen van vaardigheden een prominente rol heeft in het onderwijs. Uiteraard wordt dit niet losgekoppeld van kennis en de professionele houding. Het gaat hierbij om de basale beroepshandelingen (zoals injecties toedienen door de verpleegkundige en het (de)monteren van de rolstoel door de ergotherapeut). Bij het ontwikkelen van vaardigheden is het van belang dat: • deze in een realistische context worden geleerd; • deze integraal worden ontwikkeld (toepassen van kennis bij het oefenen van vaardigheden en rekening houden met beroepshouding); • er sprake is van een opbouw van eenvoudig naar complex. De student bekwaamt zich in een complexe beroepstaak (waar vaardigheden onderdeel van zijn) door deze taak in verschillende moeilijkheidsgraden te oefenen, waarbij de eisen met betrekking tot volledigheid, betekenisvol en integratie op elk niveau gehandhaafd blijven. Met een niveauaanduiding 1-beginners (propedeuse), 2-gevorderden (hoofdfase), en 3startbekwaam (afstudeerfase) wordt globaal aangegeven wat de moeilijkheidsgraad is waarop de beroepstaak in een onderwijseenheid geoefend wordt11; • de beste docenten bereikbaar en dichtbij de student zijn werkplaatsfunctie; • er een goede basis zit in de begeleiding en de eerste fase van de opleiding door de expert die de beginner begeleidt; • de rol van de beroepsbeoefenaar door de docent wordt beoefend, zodat de student een voorbeeld heeft. Deze voorbeeldrol is erg belangrijk; • er feedback door de docent (en medestudenten) kan worden verkregen bij het oefenen. Hierbij is het van belang dat de docent dichtbij is en altijd te raadplegen; • communicatieve vaardigheden expliciet geoefend worden, omdat deze vaardigheden steeds belangrijker worden in de steeds complexer en multidisciplinair wordende beroepspraktijk. III. 5 ICT en nieuwe technologieën We leven in een informatiesamenleving en ICT is niet meer weg te denken uit het leven. Dit betekent dat bij de verwerving van competenties ook ruim aandacht gegeven moet worden aan de ICT-component, zoals die in de betreffende beroepssectoren naar voren komt. De studenten komen op een arbeidsmarkt terecht waar van hen geëist wordt dat ze (zeer) bekwaam zijn ten aanzien van ICT-gebruik, zowel in hun beroep als voor hun verdere leren. Ook in de opleidingen zal een substantiële virtuele netwerkcomponent moeten worden aangebracht. Het is van belang een krachtige, ICT-rijke leeromgeving te bieden zodat studenten gemotiveerd blijven en zich kunnen voorbereiden op het adequaat functioneren in de kennis-
11
HAN (2003). HAN-Chassis, onderwijskundig en organisatorisch kader voor de bacheloropleidingen.
15
en informatiemaatschappij, waarin de toepassing van informatietechnologie een zeer snelle ontwikkeling doormaakt12. Bij de toepassing van ICT in het onderwijs gaat het erom dat: • er gebruik gemaakt wordt van een ICT-rijke leeromgeving, om studenten optimaal voor te bereiden op de ICT-rijke beroepspraktijk; • het leren werken met nieuwe technologieën uit de beroepspraktijk wordt opgenomen in het curriculum. Een deel van de zorg is ‘technology-driven’. Er is meer aandacht nodig voor de techniek in de zorg. Toepassingsmogelijkheden zijn bijvoorbeeld belmatje, detectiesysteem, sleutelsysteem. • de technologische vernieuwing op communicatiegebied, waarmee de student moet leren omgaan, wordt meegenomen. Voorbeeld: gesprek niet meer face-to-face maar via video; telefonie met web-cam.
III. 6 Onderzoek dichtbij het primaire proces
Het ligt voor de hand om kennisontwikkeling en kennisdeling zo dicht mogelijk bij het primaire proces te huisvesten, dus dichtbij de bachelor- en masteropleidingen. Lectoraten hebben de opdracht om de wisselwerking tussen het beroepsonderwijs (docenten en studenten), de beroepspraktijk (werkgevers, werknemers, zelfstandige beroepsbeoefenaars) en relevante kennis te stimuleren13. Zij voeren samen met en voor het beroepenveld onderzoeksopdrachten uit waarin zowel docenten (kenniskring) als studenten (bachelor en master) participeren. Multidisciplinariteit is een belangrijk kenmerk van deze opdrachten. Er zijn docenten en studenten van verschillende opleidingen bij betrokken. Dit is tevens de kracht van het evidencebased onderzoek in de sector gezondheidszorg en welzijn.
12 13
HAN (2004). Expertnotitie Competentiegericht leren met ICT. O.M. Teunissen, Kennis als Vermogen, De HAN: naar een kennisinstelling met onderzoekscompetenties, juni 2006.
16
IV. Visie op samenwerking Onderlinge samenwerking tussen de verschillende gebruikersgroepen van het gebouw aan de Kapittelweg biedt op grote schaal synergie voordelen.
IV. 1 Toekomstige gebruikersgroepen
Naast de huidige gebruikersgroepen zullen zich, wanneer de slogan ‘buiten is binnen’ in de toekomst wordt waargemaakt, in het gebouw aan de Kapittelweg nieuwe gebruikersgroepen aandienen. Naast de in hoofdstuk II beschreven gebruikersgroepen valt te denken aan: • meer en andere simulatiepatiënten; • meer klanten, meer patiënten; • jongeren met een verstandelijke beperking; • werkveldvertegenwoordigers waaronder instellingen, organisaties, praktijken; • bedrijven gericht op de technische en informaticasector; • meer externe winkeltjes en zorggerelateerde bedrijven ; • VDO.
IV. 2 Synergie voordelen •
• • • • • • • • •
gezamenlijk gebruik van praktijkruimten en faciliteiten, waardoor meer efficiëntie maar ook meer integratie, onderlinge uitwisseling en communicatie ontstaat; samenwerking over de opleidingsgrenzen heen, waardoor studenten meer multidisciplinair opgeleid worden dan nu het geval is en leren van elkaar; motto: “mono als het moet, multi als het kan” ;14 gezamenlijk beheer van VCG en interdisciplinair Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG); meer keuzemogelijkheden voor de student door opleidingsoverstijgende verbredende en verdiepende minoren en andere onderwijsprogramma’s (bijvoorbeeld het project Samen Werken Samen Doen). onderlinge uitwisseling van expertise en ervaringen van docenten, waardoor onderlinge professionalisering toeneemt; transparant roostersysteem en (digitaal) systeem voor reserveren van lokalen voor alle gebruikers; samenwerking met lectoren en participatie aan kenniskringen, waardoor kennisdeling en innovatie worden bevorderd; samenwerking met het beroepenveld om nieuwe ontwikkelingen te traceren, betrokken te raken bij onderzoeksvragen vanuit het werkveld en via deze samenwerking bij te dragen aan kenniscirculatie in de samenleving; in de regio een vernieuwende en allround partner zijn op het gebied van zorg en welzijn; voor zover relevant: gezamenlijk participeren in landelijke projecten en fondswerving.
IV. 3 Interne samenwerking IV. 3.1 Samenwerking tussen instituten IVS en IPS De samenwerking is al in een vergevorderd stadium. Het VCG speelt hierin een rol, maar deze kan nog verbeterd worden (zie hoofdstuk I) . Een toekomstige fysieke spreiding van beide instituten over meerdere vleugels vraagt nadrukkelijk inspanning om deze samenwerking ook in de toekomst vorm te blijven geven. Het VCG en PCG bieden kansen in dit opzicht. 14
VCG, I. van den Heuvel, persoonlijke mededeling
17
IV. 3.2 Samenwerking met ISBS Samenwerking met de andere instituten binnen de Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij kan constructieve verbanden opleveren. De ambitie op het gebied van interne en externe samenwerking ligt hoog bij het Instituut Sport- en Bewegingstudies. SENECA is als onderdeel van het ISBS verbonden aan de HAN en het expertisecentrum voor sport, arbeid en gezondheid. Dit centrum houdt zich bezig met gezondheids- en prestatiebevorderende dienstverlening. Daarnaast vormt SENECA de schakel tussen het werkveld en het onderwijs van de HAN15. Eén van de huidige samenwerkingsinitiatieven tussen ISBS (SENECA) en IPS is de Interdisciplinaire Praktijk (SENECA-IDP). Het is een paramedisch opleidings-, ontwikkelings- en behandelcentrum dat zorg op maat biedt aan cliënten met complexe zorgvragen. Docenten (voornamelijk van IPS) en studenten werken samen om zorgprogramma’s te ontwikkelen. Docenten begeleiden studenten, maar delen ook hun expertise met het werkveld16. Volgens de directie van ISBS kan dit initiatief voor samenwerking tussen IPS en ISBS nog veel verder worden uitgebreid, geïntensiveerd en geoptimaliseerd. Het nieuwe Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG) kan in de toekomst een nauw verband aangaan met deze SENECA-IDP, om synergie maar vooral meerwaarde voor onderwijs en onderzoek te bereiken. Een stap verdergaan betekent dat de bestaande Interdisciplinaire Praktijk een onderdeel wordt van het PCG. Zie verder hoofdstuk VII. IV. 3.3 Samenwerking met ISS Het Instituut Sociale Studies heeft op dit moment een samenwerkingsproject met vier zorginstellingen in de regio Arnhem Nijmegen. Het betreft beroepen waarbij een SPH-er terecht kan, maar bijvoorbeeld ook een verpleegkundige. Verder gaat het om het nader expliciteren van niveau 5 in de hulpverlening/zorg. Over het project is wel contact met IVS, maar geen samenwerking. Ook is er een lectoraat met kenniskring, waarbinnen medewerkers van zowel IPS en IVS, als ook ISS participeren. In de toekomst kan de samenwerking tussen ISS en andere instituten intensiever en omvangrijker worden. De tijdslijn waarna de samenwerking geïntensiveerd kan worden, is afhankelijk van de managementstabiliteit binnen de opleidingen van ISS, naar schatting over twee jaar. Voorlopig zal er door ISS met name gefocust worden op consolidatie van de eigen organisatie. De behoefte aan meer multidisciplinair werken hangt tevens af van de behoeften uit het werkveld. Deze behoeften worden in samenwerking tussen het instituut en het beroepenveld bepaald, dit is duidelijk een wisselwerking. IV. 3.4 Samenwerking met lectoraten, masteropleidingen en VDO Samenwerking kan voor alle partijen voordelen bieden. Enkele voorbeelden: Bij het lectoraat Management van Zorg en Dienstverlening Neurorevalidatie zijn op dit moment zes kenniskringleden (waarvan twee promovendi) en in totaal ongeveer 160 (!) studenten betrokken. Dit zijn ouderejaarsstudenten van o.a. ISBS, mondzorgkunde, ergotherapie, logopedie en fysiotherapie. Er lopen tien projecten waarvan sommige met landelijke impact (Parkfit waarbij 550 Parkinson patiënten betrokken zijn). Vaak gaat het om omvangrijke projecten waarin meerdere hogescholen participeren (bijvoorbeeld het project Computergestuurd articulatie-instrument). Contacten met studenten verlopen via de kenniskringleden. Deze zijn tevens vraagbaak. Voor onderzoek zijn meestal geen extra faciliteiten nodig en geen aparte onderzoeksruimte. Studenten kunnen via wireless netwerk inloggen op externe netwerken zoals het digitaal netwerk Ouderenzorg. Daarnaast loopt het project MPO (multifunctioneel opleiden) in UMCN.
15 16
http://www.han-seneca.nl/ Zie startdocument IDP: Interdisciplinaire Praktijk, ISBS – IPS, T. de Jong, 2009.
18
Dit voorbeeld van neurorevalidatie laat zien dat nabijheid van het lectoraat in de onderwijsomgeving gewenst is en zeer stimulerend kan zijn voor het (interdisciplinair) leren en uitwisselen tussen de betrokken studenten. Op deze wijze wordt onderzoek beter ingebed in het onderwijs en lukt het om de kennis-flow terug te krijgen in de instituten. Meer flexibiliteit en onderzoeksmogelijkheden geven beweging bij zowel studenten als docenten! En dit geldt ook voor dienstverlening aan en nascholing van beroepsbeoefenaars in gezondheidszorg en welzijn (door VDO). Ook het lectoraat Langdurige Zorg ziet vele mogelijkheden voor samenwerking. Men is van mening dat onderzoek gedeeltelijk in het VCG plaats kan vinden. Ook de masteropleidingen kunnen hier meer gebruik van maken, bijvoorbeeld voor het afnemen van een basis anamnese door MANP cursisten. De meer specifieke zaken moeten in het ziekenhuis plaatsvinden. Het lectoraat Langdurige Zorg vindt dat er te weinig samenwerking is met de Faculteit Techniek in Arnhem (te weinig financiële middelen, waardoor veel samenwerkingsinitiatieven vanuit het lectoraat Langdurige Zorg afketsen). Dit ondanks de regionale nadruk op Health and Technology. Bij de aanschaf van dure materialen moet overigens altijd de gebruiksfrequentie worden afgewogen tegenover de kosten voor aanschaf en onderhoud. IV. 3.5 Samenwerking met het Service Bedrijf Evenals in alle HAN gebouwen heeft het Service Bedrijf haar eigen aandeel in het beheren en faciliteren van het gebouw aan de Kapittelweg. Naast de vertrouwde functies zoals postvoorziening, conciërgerie, receptie, repro en catering, springt vooral het studiecentrum in het oog. Het studiecentrum, ook wel studielandschap genoemd, is modern geoutilleerd en studenten zijn zeer tevreden over de inrichting. Wel geven zij aan meer stilteplekken te willen. Zij stellen voor om het studielandschap aan de kantinezijde af te sluiten met een glazen wand om de geluidsoverlast terug te dringen. Tevens is het voor hen belangrijk om een vlotte toegang te hebben tot relevante databases via on-line abonnementen en digitale (zorg)netwerken. IV. 3.6 Voorbeelden van interne samenwerking • interdisciplinaire praktijk (IDP) van SENECA en IPS • interdisciplinaire minors • project SWSD (samen werken, samen doen) • gezamenlijk (afstudeer-) onderzoek en projecten • project jongeren met een verstandelijke beperking (IVS en ISS) • opleidings- en instituutsoverstijgende lectoraten/kenniskringen.
IV. 4 Externe samenwerking IV. 4.1 UMCN en Radboud Zorgacademie De beide instituten IPS en IVS werken nauw samen met het Universitair Medisch Centrum Nijmegen (UMCN) en de Radboud Zorgacademie. Als hoofdstroom richt de Zorgacademie zich op studenten die een dagopleiding volgen bij ROC of Hogeschool, en die bij het UMCN stage lopen. De zorgacademie heeft hiervoor opleiders beschikbaar. De tweede instroomgroep vormt de categorie duale studenten 17. Het opleidingscontinuüm waarop men zich richt bestaat uit een brede basisopleiding (met startkwalificaties) gevolgd door opleidingen en trainingen, zodat boven op de basisberoepscompetenties, specifieke competenties worden aangeboden om de betreffende beroepsbeoefenaar adequaat op te leiden voor een specifieke functie. Dit opleidingscontinuüm dient naar de visie van de Zorgacademie maximale horizontale en verticale carrièremogelijkheden 17
G. van den Brink, directeur van de Radboud Zorgacademie en coördinator van de HAN masteropleiding Physician Assistent, persoonlijke mededeling 4 december 2009.
19
te bieden.18 De samenwerking betreft alle huidige bachelor- en masteropleidingen binnen de sector Gezondheidszorg. Ook voor de nieuw gestarte bachelor Medische Hulpverlening wordt nauwe samenwerking met het UMCN respectievelijk de Radboud Zorgacademie aangegaan. Het UMCN is gedeeltelijk vertrouwd met de faciliteiten van het VCG van de HAN. Men pleit ervoor het VCG in de huidige opzet minimaal te handhaven, en is tevreden over organisatie, ruimten en materialen. Binnen het VCG kunnen de basisvaardigheden worden aangeleerd. Niet alle vaardigheden hoeven overigens in praktijkruimten te worden geoefend. Zo kan de vaardigheid ‘basisanamnese afnemen’ binnen de masteropleiding Physician Assistent plaatsvinden in een leslokaal, terwijl borstonderzoek wel in een praktijkruimte moet plaatsvinden. Het UMCN beschikt over eigen vaardigheidscentra, waar zowel de beroeps- als de wetenschappelijke opleidingen gebruik van maken. Het betreft een skillslab en een simulatielab; beide zijn gevestigd in het ziekenhuis. Skillslab In het skillslab vindt zowel opleiding als bijscholing van medewerkers plaats. Er wordt bijvoorbeeld gewerkt met reanimatiepoppen en andere fantomen. Daarnaast vinden ook andersoortige vaardigheidstrainingen plaats bijvoorbeeld het werken met proefdieren. Simulatielab Het simulatielab maakt voor opleiding en bijscholing gebruik van Human Patient Simulators, die zeer duur zijn zowel in aanschaf als in onderhoud. In het simulatielab vinden ook de multiprofessionele teamtrainingen plaats, waarin verschillende professies en niveaus gezamenlijk als team getraind worden (bv. verpleegkundige, arts, technisch assistent). Een voorbeeld is de training van traumateams. Virtual reality programma’s worden gekocht; hier zijn goede programma’s voor. Voor simulaties worden eigen scenario’s geschreven. Dit gebeurt door een platform van UMCN medewerkers; de scenario’s worden zo dicht mogelijk bij de werkplek gehouden. Voor het schrijven van scenario’s is veel kennis nodig. Bovendien moeten de scenario’s steeds worden aangepast (bijvoorbeeld een Human Patient Simulator die reageert op bepaalde medicijnen). Het UMCN beschikt in toenemende mate over expertise. Het huidige team bestaat uit 2 onderwijskundigen en 4 zorgprofessionals. Dit team heeft zich ook internationaal georiënteerd. Men denkt na over de opzet van simulatietrainingen. Daarnaast functioneert men als instructeur; het is echt pionierswerk. Samengevat: de samenwerkingsmogelijkheden met UMCN en de Radboud Zorgacademie op een rij: • over en weer gebruik maken van elkaars faciliteiten, zowel leslokalen als tentamenlokalen in perioden van pieken; • gebruik van elkaars skillsruimten (VCG en skillslab); • gebruik van het simulatielab door derden komt naar de inschatting van het UMCN weinig voor. Men gaat ervan uit dat de basisopleiding van de HBO-er monodisciplinair is (dus geen onderlinge samenwerking vereist in multidisciplinaire teams van artsen, HBO-ers, MBO-ers, technici etc). Bepaalde scenario’s kunnen desgewenst wel opengesteld worden voor derden. Hier zijn dan wel kosten aan verbonden. Nadere gegevens hierover komen in december 2009 beschikbaar; de prijzen zijn nog indicatief. Begeleiding ter plekke kan worden ingehuurd indien nodig. • HAN-docenten zien wel degelijk mogelijkheden om - al dan niet in aangepaste vorm 18
G. van den Brink, Het Betoog, Tekorten in de zorg zijn serieuze bedreiging voor gezondheidszorg, Radbode 18, 2009.
20
• •
gebruik te maken van de simulatievoorzieningen van het UMCN. Als voorbeeld beschrijft J. Theunissen de mogelijkheden voor inzet van VARS (Video Assisted Real Time Simulation Training) waar het teamtraining van verpleegkundigen en kinderartsen betreft. Zij geeft hierbij duidelijk de voordelen aan van VARS boven het werken met simulatiepatiënten.19 voor bepaalde skillstraining wordt door cursisten van de HAN masteropleidingen gewerkt met dood organisch materiaal. In samenwerking met het dierenlab van UMCN kunnen de gebruikte materialen worden afgevoerd. Tenslotte: het is wenselijk om een strakke visie te ontwikkelen over wat HAN en UMCN in de toekomst samen kunnen doen. De volgende verdeling is op termijn denkbaar: skills op de Kapittelweg, simulatie op UMCN. G.van den Brink sluit dit niet op voorhand uit; realiseerbaar bijvoorbeeld over een periode van 5 jaar? Om dit te verkennen is vervolgoverleg nodig in de komende jaren. Dit overleg kan uiteindelijk uitmonden in een formele samenwerkingsovereenkomst. Wat kan/wil de HAN investeren? Wat kan/wil het UMCN investeren? Sommige skills zullen overigens altijd bij het UMCN moeten blijven.
IV. 4.2 Het beroepenveld Elk werkveld heeft haar eigen kenmerken (zie II.5). De visie op samenwerking wordt in belangrijke mate mede bepaald door: • de diversiteit in beroepenvelden: ergotherapie, fysiotherapie, logopedie, voeding en diëtetiek, verpleegkunde; • de diversiteit in setting: thuiszorg, huisartsgeneeskunde, paramedische zorg, poliklinische zorg, ziekenhuis, verpleeg- of verzorgingshuis, revalidatiezorg, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, consultatiebureau; • de mogelijke input van bedrijven en praktijken uit de zorgsector; • de kennispoortfunctie in de regio, gericht op kennisdeling en innovatie. Het beroepenveld bestempelt de samenwerking met de HAN als nuttig, inspirerend en fundamenteel. Onderwerpen die daarbij vaak genoemd worden zijn: • het geven van gastlessen door beroepsbeoefenaren over specifieke onderwerpen; • de inzet van studenten in onderzoek als er vragen zijn op de werkplek; • advies aan de werkplek geven door studenten en docenten; • hulpmiddelen, instrumenten en technieken uitproberen, ook nieuwe versies (prototypes). Voor consequenties die dit heeft voor de praktijkvoorzieningen in het gebouw wordt verwezen naar paragraaf VI.4. IV. 4.3 Innovatieve Zorgtechnologie Het omgaan met innovatieve technologie in de zorg wordt steeds meer een must voor alle werkers in de zorg20: • voor zorgverleners en hun leidinggevenden, • voor docenten, instructeurs en praktijkopleiders, • voor technici en ontwikkelaars, • voor ondersteunend personeel, • voor beleidsmakers in de zorg, bedrijfsleven, overheid en onderwijs, • voor studenten in het beroepsonderwijs, • voor zorgvragers. In diverse projecten wordt hiervoor het concept van het fieldlab ontwikkeld21. Een fieldlab is zodanig ingericht dat de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van telemedica, telemonitoring, communicatie, signalering, registratie, bewaking en domotica kunnen worden gede19
J. Theunissen, docent HBO-V, Informatie over VARS-training, 2 december 2009. Projectplan HPBO voorstel zorgtechnologie, concept 4.0, december 2009 (via M. Adriaansen / HAN). 21 Startnotitie Fieldlab, Expertisecentrum LimeZ, 27 november 2009 (via T. van Schaaijk / HAN). 20
21
monstreerd, ervaren en geobserveerd in relatie tot échte gebruikers. Voor zorgverleners en zorgvragers vormen de fieldlabs de omgeving waarin zij getraind worden om optimaal gebruik te maken van technologische oplossingen. Voor scholen en zorginstellingen in de regio vormen de fieldlabs een aanvulling op hun eigen opleidings- en onderzoeksinfrastructuur die individueel niet op te brengen is. Fieldlabs hebben een ondersteunende functie bij het trainen van studenten en hun docenten, zorgdienstverleners, toeleverende bedrijven en overheid. Fieldlabs kunnen gevestigd zijn in zorginstellingen zelf, maar natuurlijk ook in een HBO-instelling als de HAN. De inrichting van een fieldlab binnen het vernieuwde VCG, respectievelijk het Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG), is een mooie kans om de buitenwereld naar binnen te halen en om te laten zien dat de HAN voorop loopt in nieuwe zorgtechnologie. Het heeft een stimulerend effect op zowel het onderwijs als op dienstverlening en onderzoek. Op dit moment is de HAN via lectoraten betrokken bij het HPBO projectvoorstel Zorgtechnologie. De mogelijke bijdrage die de HAN binnen dit project wil leveren is: 1. samenwerkingspartner zijn; 2. ontwikkeldocenten leveren; 3.onderwijsinfrastructuur en bedrijvennetwerk beschikbaar stellen; 4. onderzoeker leveren; 5. lid stuurgroep leveren. Aan bovengenoemd project leveren ook grote en kleine leveranciers, ontwikkelaars en installateurs van zorggerelateerde producten en technologieën een bijdrage. De mogelijke bijdrage van het bedrijfsleven wordt als volgt gedefinieerd: leveren van state of the art toepassingen in de fieldlabs; leveren van input voor state of the art trainingsmateriaal; verzorgen van trainingen; fungeren als klankbord voor overige betrokken partners; bijdragen aan een duurzame exploitatiestructuur. Het opnemen van een fieldlab in de plannen voor het gebouw aan de Kapittelweg verdient serieuze overweging. Dit laat onverlet dat het bestaande VCG gemoderniseerd dient te worden met eenvoudig te realiseren technologische vernieuwingen. Bij de technologische voorzieningen die in het fieldlab kunnen worden getest, of waarmee getraind kan worden, valt in eerste instantie te denken aan: • oproepsystemen • alarmsystemen • toegangscontrole • (beeld)communicatie • energiebeheer • gemaksvoorzieningen (afstandsbedieningen) • nachtrouting • dwaaldetectie • registratiesystemen • signaleringssystemen • hulpmiddelen (bedmatjes e.d.) • verplaatsingsmogelijkheden • brandpreventie • apparaten t.b.v. monitoring lichamelijke functies • software t.b.v. bovenstaande apparaten • embedded systems • valpreventie • valdetectie
22
V. Visie op het gebouw Vernieuwingen in het onderwijs zijn bepalend voor de inrichting van eigentijdse schoolgebouwen. De onderwijsgebouwen in het HBO sluiten wat indeling en inrichting betreft aan op de cultuur en belevingswereld van (jong-)volwassenen. Daarnaast moet rekening gehouden worden met andere gebruikers, cursisten, cliënten en bezoekers, in het geval van FGGM vooral afkomstig uit de sectoren gezondheidszorg en welzijn. Het gebouw dient het leren van de student zoveel mogelijk te ondersteunen en heeft daarmee tevens een didactische functie: het fungeert als authentieke leeromgeving waar de entourage en inrichting een afspiegeling vormen van de beroepswerkelijkheid. Het gebouw moet een aantal beoogde functionaliteiten realiseren (zie V.3). Hiervoor dient het enerzijds over voldoende ruimte te beschikken, die anderzijds ook efficiënt door verschillende doelgroepen kan worden benut. Efficiënte roostering is daarvoor een voorwaarde; dit bepaalt mede het rendement van het onderwijsgebouw. Flexibiliteit en multifunctionaliteit zijn sleutelbegrippen voor een optimale inzet van lokalen. Moderne gebouwen beschikken over up-to-date ICT-voorzieningen. Elders in deze notitie wordt uitgebreid aandacht besteed aan innovatieve ICT in het onderwijs en in de zorg (III.5 en IV.4.3). De term zorg-op-afstand wint terrein, zowel in de care als in de cure. In het laatste geval spreekt men tegenwoordig doorgaans van e-health 22. Moderne ICT-voorzieningen en communicatiemiddelen moeten zichtbaar worden ingezet in het gebouw aan de Kapittelweg, en de student moet in staat gesteld worden om hiermee in praktijksituaties te oefenen. Onderwijsgebouwen van de HAN voldoen aan de criteria van duurzaamheid, zoals in recente beleidsvoornemens door het College van Bestuur zijn verwoord. 23 24 Het beheer van de HAN onderwijsgebouwen is in handen van het Service Bedrijf in nauwe samenwerking met medewerkers van de instituten. Het gedrag van de gebruiker speelt een zeer grote rol bij het leefbaar en schoon houden van ruimten als leslokalen en kantine. Voor de praktijkvoorzieningen van het VCG zijn aparte beheerders aangesteld, die tevens de uitleen van materialen regelen. In veel interviews is naar voren gekomen dat studenten een meer actieve rol willen en kunnen gaan vervullen in de interne organisatie van het Praktijkcentrum. Onder het motto: hebben is (onder)houden 25 kan er over nagedacht worden welke verantwoordelijkheden de studenten zelf kunnen dragen (ontvangst cliënten/patiënten, beheer van ruimten) en hoe dit kan worden ingepast in hun studieactiviteiten. Tenslotte is een overzichtelijke indeling van groot belang, logistieke duidelijkheid via bewegwijzering en een herkenbare thuisbasis voor de doelgroepen (bijvoorbeeld elke opleiding een herkenbare eigen kleur).
V. 1 Visie op de functies van het gebouw aan de Kapittelweg • • •
een gebouw met een didactische functie, krachtige leeromgeving, mens centraal; een gebouw waar samenwerking zichtbaar wordt over de grenzen van de opleidingen heen; een praktijkhuis waar studenten en docenten in interactie met elkaar aan bepaalde beroepstaken werken;
22
I. Borghuis en P. Stevens, Zorg-op-afstand komt er aan, ZMmagazine, jrg. 25 nr. 12, december 2009. R. Bormans, HAN investeert € 10 miljoen extra in duurzaamheid, opening studiejaar, september 2009. 24 O. M. Teunissen, Duurzaamheid in het onderwijs, what’s in a name? Column HANovatie, 20 november 2009. 25 Ontleend aan Studiecentrum v. Bedrijf en Overheid (SBO), verkorte opleiding huisvestingmanagement in het onderwijs, 2009. 23
23
•
een gebouw waar praktijkonderwijs ontwikkeld wordt en waar het werkveld terecht kan om expertise te halen en te brengen op het gebied van praktijkonderwijs en praktijkonderzoek; • een gebouw waar alle werkvelden uit de sector gezondheidszorg en welzijn herkenbaar zijn (buiten is binnen); regionale inkleuring; • een ontmoetingsplaats voor open dagen en maatschappelijke thema’s; • een studieomgeving waar de beroepspraktijk zichtbaar is gemaakt door visuele vormgeving, expositieruimte, vitrinekasten, demo’s en kunst; • een marktplaats voor uitwisseling van nieuwe ontwikkelingen en oplossingen (interdisciplinair); • aandacht voor kennisdeling en innovatie, dus lectoraten in het gebouw huisvesten; • onderwijsinstelling voor diverse niveaus, hbo bachelor én master; voor mastercursisten luxere ruimten inrichten; • consequentie: dienstverlening VDO opnemen in het gebouw aan de Kapittelweg; • aandacht voor nieuwe technologieën en ICT-toepassingen in onderwijs, gezondheidszorg en welzijn. Kortom: • een gebouw met moderne inrichting, dat een eigentijdse open sfeer ademt, en uitnodigend en toegankelijk is voor vele verschillende gebruikersgroepen.
V. 2 Kenmerken binnenkant gebouw • • • • • • • • • • •
• •
kleurrijk en fris open, transparant en licht gastvrij en uitnodigend state of the art uitstraling overzichtelijk, goede logistiek plezierig studie- en werkklimaat o.a. door inrichting, kleur- en materiaalgebruik opleidingen als thuisbasis voor de student (kleur, bewegwijzering, materialen en middelen) vaklokalen optimaliseren, afgestemd op de eigen kenmerken van de opleiding theorielokalen zijn onderling uitwisselbaar (werken met ‘contingenten’ in diverse vleugels; flexibiliteit) basisvaardigheden oefenen in het huidige VCG toepassen van meer complexe beroepsvaardigheden in (nieuwe) interdisciplinaire praktijkruimten (PCG) met een real life setting (w.o. poli, huisartsenpraktijk, revalidatie, thuiszorg) moderne technologie en ICT-voorzieningen ontmoeting over opleidings- en instituutsgrenzen heen.
24
V. 3 Functionaliteiten van het gebouw V. 3.1 Onderwijsactiviteiten 1
theorielessen, hoorcolleges, responsiecolleges, werkcolleges, interactieve werkvormen, groepsbegeleiding, presentaties trainen van basisvaardigheden/skills, werkplaats
collegezalen, theorielokalen, vaklokalen
spreekkamers studiecentrum
6
individuele begeleiding zelfstudie en literatuuronderzoek, voorbereiding van opdrachten en presentaties individuele werkzaamheden, studie, voor- en nazorg
7 8
teamoverleg, ontmoeting medewerkers onderzoeksgebonden activiteiten
ruimten in eigen vleugel VCG, PCG, vaklokalen; kantoor lectoraat/kenniskring
2 3 4 5
VaardigheidsCentrum Gezondheidszorg (VCG) trainen en toepassen van meer complexe beroeps- Praktijkcentrum Gezondheidsvaardigheden en interdisciplinair werken zorg (PCG)
werkplekken/kantoren
V. 3.2 Informatieverstrekking aan interne en externe gebruikers • receptie, informatie, documentatie, bewegwijzering • ICT-zuilen, lichtkrant binnen en buiten • onderwijsinformatie en -ondersteuning w.o. studentzaken, international office, stagebureau • informatie voor simulatiepatiënten e.a. cliënten, gebruikers • informatie voor stakeholders uit werkveld, bedrijven, praktijken V. 3.3 Ontmoeting, interactie en ontspanning • hal, kantine, koffiecorners • ontmoetingsplekken voor studenten, medewerkers en externen • exposities, videopresentaties, simulaties • bestaande winkels w.o. Selexyz • kleine winkeltjes/bedrijfjes met zorggerelateerde producten (verkoop/uitleen).
25
VI. Wensen van de gebruikersgroepen Hieronder worden de wensen met betrekking tot de huisvesting voor de verschillende gebruikersgroepen expliciet gemaakt.
VI. 1 Studenten VI. 1.1 Bacheloropleidingen Voor deze opleidingen is het van belang dat er in de basis (het begin van de opleiding) goed geoefend kan worden in een reële beroepssetting, ten behoeve van de ontwikkeling van basisvaardigheden (inclusief communicatieve vaardigheden) voor het betreffende beroep waarvoor de student wordt opgeleid. Vervolgens kunnen studenten van verschillende opleidingen met docenten en externe betrokkenen leren samenwerken aan optimale praktijkvoering en het leren diagnosticeren en behandelen van patiënten en cliënten. Voor het oefenen van de basisvaardigheden is het van belang dat het huidige VCG wordt gehandhaafd, maar wordt gemoderniseerd. Concreet betekent dit: • eigen praktijkruimten/lokalen per discipline; • kleine praktijkruimtes waarin studenten in kleine groepjes in privacy kunnen oefenen; • een werkplaats waar studenten kunnen oefenen en docenten of externen (beroepsbeoefenaars) kunnen raadplegen; • ruimten voor gespreksvaardigheden en communicatieve vaardigheden, bijvoorbeeld met one-way screen; • ontmoetingsruimte, waarbij studenten (en docenten) van één en/of meerdere disciplines elkaar kunnen ontmoeten; • een (digitaal te raadplegen) uitleencentrum waarbij alle materialen up-to-date zijn en de nieuwste zorgtechnologieën (tijdelijk) in huis zijn; • goede (digitale) roosterfaciliteiten. Voor de interdisciplinaire samenwerking en praktijkvoering zouden ook andere ruimten en faciliteiten beschikbaar moeten zijn: • een Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG) dat zoveel mogelijk de werkelijke beroepspraktijk weerspiegelt en waarin dan ook de settings en toepassingsmogelijkheden van zoveel mogelijk disciplines vertegenwoordigd zijn in de verschillende ruimten; • waarbij studenten eigenaarschap en verantwoordelijkheid krijgen; • ruimte voor onderzoeksgebonden activiteiten (lectoraten, bedrijven); • ruimte voor commerciële activiteiten, marktplaatsfunctie (i.s.m. bedrijven); • ruimte voor voorlichting en preventie in het praktijkcentrum (bijvoorbeeld setting consultatiebureau); • ruimte voor interdisciplinair overleg; Naast bovenstaande punten is het van belang dat er gebruik gemaakt kan worden van een studiecentrum waarin de nieuwste bronnen en literatuur (ook vanuit thuis) te raadplegen zijn. Tevens is een ruimte voor seminars (bijvoorbeeld in het kader van ‘de week van…’ of actuele thema’s) in het gebouw gewenst; voor grote bijeenkomsten is hiervoor het auditorium beschikbaar. VI. 1.2 Masteropleidingen Voor de masteropleiding Physician Assistant is nabijheid een must voor de toekomst, dichtbij de campus. Als alternatieve locaties komen in aanmerking: BHH of Kapittelweg 33 indien royaal ruimte beschikbaar is. Mercator is te ver weg. Voor deze masteropleiding is behoefte aan een diversiteit van lokalen: 26
• • • • •
1 groot lokaal voor 50 personen 1 kleiner lokaal voor 30 personen 1 lokaal voor werkgroepen van 15 personen studieplekken, geschikt voor laptops. in alle lokalen eenpersoonstafeltjes voor flexibele groepering.
Elk blok van deze masteropleiding heeft 5 grote practica, die overigens niet altijd in praktijkruimten hoeven plaats te vinden. Anamnese training kan bijvoorbeeld in een leslokaal plaatsvinden, borstonderzoek op VCG (Kapittelweg) of skillslab (UMCN). Het rendement van lokalen is te verhogen door een goed roostersysteem. Het UMCN heeft zowel maandplanning als jaarplanning; de HAN heeft een kwartaalplanning. Aan beide kanten staan de onderwijsruimten onder druk, dit gaat knellen. Vaak wordt er te royaal ruimte gereserveerd, waarbij 40 % uiteindelijk onbenut blijft. Bij knelpunten wil de Radboud Zorgacademie ook studenten kwijt kunnen bij de HAN bijvoorbeeld voor tentamens. Omgekeerd kunnen mastercursisten Physician Assistant gebruik maken van lokalen van de Zorgacademie. Het is wenselijk om hiervoor een goed systeem te verzinnen en eventueel afspraken te maken over de financiële afwikkeling26. Overige samenwerkingsmogelijkheden: Bij bepaalde skillstraining in de masteropleiding Physician Assistant wordt gewerkt met dood organisch materiaal (bijvoorbeeld het leren hechten met behulp van varkenspoten). In samenwerking met het dierenlab van UMCN kunnen de gebruikte materialen worden afgevoerd. VI.1.3 Honours en andere specifieke programma’s Het onderwijs aan deze specifieke groepen kan ons inziens plaatsvinden binnen de bestaande faciliteiten, uitgebreid met nieuwe praktijkruimten zoals beschreven in paragraaf VI. 1.1 van deze notitie. VI.1.4 Post-HBO Indien het mogelijk is om het VCG door te ontwikkelen naar een interdisciplinair Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG) ontstaan volop kansen om in real life situaties patiënten te behandelen en onderzoek te doen, door docenten, cursisten van mastersopleidingen en post-HBO. Ook ouderejaars bachelorstudenten kunnen hierbij betrokken worden (onder supervisie van een bevoegd docent of cursist).
VI. 2 Medewerkers IPS en IVS
Voor de medewerkers van IPS en IVS, en dan met name de (praktijk)docenten en het ondersteunend personeel, is het van belang dat ze dicht bij de studenten kunnen zijn. Dit om begeleiding en ondersteuning van het leerproces zo goed mogelijk te faciliteren. Dit betekent concreet: • werkplekken/kantoren voor individuele werkzaamheden, studie, voor- en nazorg; • werkplekken zo dicht mogelijk plaatsen bij de oefenruimten (huidig en toekomstig VCG en PCG); • een werkplaats (in het VCG) waar docenten stand-by of aan het werk kunnen zijn om te allen tijde door studenten gevraagd te kunnen worden om begeleiding of feedback; • ruimten in eigen vleugel voor teamoverleg, ontmoeting; • lokalen voor onderwijs, groepsbegeleiding, individuele begeleiding; • ruimten voor onderzoeksgebonden activiteiten.
26
G. van den Brink, persoonlijke mededeling 4 december 2009.
27
VI. 3 Lectoren en kenniskringen
In de paragrafen III.6 en IV.3.4 wordt het belang benadrukt om de lectoraten/kenniskringen te positioneren dichtbij het primaire proces. Wij pleiten er dan ook voor om de lectoraten in de nabijheid te huisvesten, bijvoorbeeld samen met de directie/staf in een nieuw te bouwen 4e verdieping op de C-vleugel, met herkenbare eigen receptie en secretariaat. Naast kantoorruimten voor de lectoren en hun kenniskringleden is er behoefte aan plaatsen waar interactie kan plaatsvinden: vergaderplekken en een ruimte voor informeel overleg (rondom ontmoetingspunten). Uit de interviews kwam niet naar voren dat er specifieke onderzoeksruimten gewenst worden. Het studiecentrum en de wireless netwerken bieden voldoende faciliteiten. Wel kan gedacht worden aan een extra ruimte waar (vooral master-)studenten werken aan opdrachten voor het lectoraat. De samenwerking en interactie moet zichtbaar zijn, dus een open kamer, veel glas, draadloos internet, laptops, vergadertafel.
VI. 4 Beroepenveld
De wensen van deze categorie hangen nauw samen met beroepsgroep, niveau en setting. Voor een nadere omschrijving van kenmerken zie paragraaf II.5. Samenwerking wordt zeer zinvol geacht; de aard van deze samenwerking en de motieven staan beschreven in paragraaf IV.4.2. Wat betekent dit nu concreet voor het wensenpakket van het beroepenveld? Hieronder volgt een bloemlezing van wensen en mogelijkheden: • gelegenheid bieden voor het zo situatiegetrouw mogelijk vaardigheden oefenen (zowel vaardigheden op het gebied van communicatie als het oefenen van interventies in een praktijksituatie of het sleutelen aan voorzieningen en hulpmiddelen; • in praktijk brengen van de ontwikkelde theorie op echte of simulatiecliënten al dan niet in samenwerking met praktijkdocenten; • demoruimte bieden aan leveranciers van hulpmiddelen bijvoorbeeld op het gebied van domotica of tilapparatuur; • mogelijkheden bieden tot demonstratie van hulpmiddelen aan belangstellenden door studenten. Dit kan ook resulteren in verhuur van hulpmiddelen aan cliënten of mantelzorgers die deze hulpmiddelen willen uitproberen in de thuiszorgsituatie; • gebruik maken van oefenruimtes (zoals ‘oefenkeuken’ of adl ruimte) door de eerstelijns praktijken in de omgeving; • gebruik maken van real life praktijkruimten voor het houden van een spreekuur door eerstelijns beroepsbeoefenaars (ergotherapeuten, fysiotherapeuten, logopedisten, diëtisten) uit de omgeving; hierbij kunnen dan ook studenten aanwezig zijn; • opnemen van video om trainingssituaties of onderzoek vast te leggen (audiovisueleapparatuur nodig); • enkele ruimten met one-way screens voor observatie en beoordeling; • aandacht voor bewegwijzering, domotica, licht en verlichting, privacy van de cliënt (voorbeeldfunctie); • multidisciplinaire karakter moet blijken: fysiotherapie, logopedie, ergotherapie, diëtetiek hebben lokalen dichtbij elkaar of zelfs door elkaar heen; • realiseren van grote toegankelijkheid: letterlijk (voor mensen met een fysieke of verstandelijke beperking) en ook figuurlijk (voor mensen van diverse culturele afkomst). Als specifieke ruimten worden o.a. genoemd: • meer praktijkruimten voor ergotherapie, waaronder ook de gewone thuissituatie (i.c. het niet aangepaste huis voor cliënten, professionele zorgverleners en mantelzorgers); • multifunctionele huiskamer (ook voor gesprekstechnieken);
28
• •
comfortroom en snoezelruimte27; gezondheidsplein (praktijkcentrum, of andere bundeling van ruimten, waarin in elk geval vertegenwoordigd moeten zijn: huisartsenpraktijk, diverse polimogelijkheden, ziekenhuissetting, revalidatiesetting.
VI. 5 Simulatiepatiënten
Het is wenselijk om voor simulatiepatiënten een eigen herkenbare ontvangstruimte in te richten. Deze ruimte doet denken aan een setting in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld een wachtkamer in huisartsenpraktijk of polikliniek. De ruimte is vriendelijk ingericht en voorzien van lage tafels en comfortabele stoelen in frisse kleuren. Er is een lectuurtafel of - standaard en er staat een koffie/thee-automaat. Studenten kunnen zelf een rol spelen in het beheer van deze ruimte. Het biedt hen tevens de gelegenheid om hun communicatieve vaardigheden met patiënten en cliënten te oefenen.
VI. 6 Jongeren met een verstandelijke beperking
Studenten van verschillende opleidingen zullen betrokken zijn bij de begeleiding van deze doelgroep. Dit betekent dat de plaats van de specifieke ruimte niet gebonden moet zijn aan de vleugel behorende bij een bepaalde opleiding. De initiatiefnemers van het project SamenScholen hebben hun sterke voorkeur uitgesproken voor het huidige lokaal C1.05 als stamlokaal voor deze nieuwe gebruikersgroep. Uit onderstaande opsomming van argumenten valt tevens af te leiden aan welke criteria de ruimte moet voldoen, ook als voor een andere situering gekozen zou worden. • • • • • • • • •
• • •
het lokaal is licht, heeft direct daglicht, heeft levensruimte; de ramen zijn speels geplaatst, niet op één hoogte; het lokaal is gesloten naar de gang - geen prikkels - is open naar buiten; de vloer is gunstig, ook de hoogte is prima; het lokaal is niet te groot en niet te klein; het is mogelijk om daar gevoel van veiligheid te creëren; het lokaal is geen regulier klaslokaal, het is door de vorm wendbaar en flexibel; het lokaal is multifunctioneel in te zetten, leent zich voor verschillende activiteiten; het lokaal is geluidsdicht; in het lokaal kan een klein aanrechtblok worden geplaatst en een opbergruimte, kleine schuifwand; het lokaal heeft een gunstige ligging, centraal, dicht bij de lift, bij een aantal leslokalen, dicht bij voorzieningen die nodig zijn zoals in de buurt van het invalidentoilet, een wasruimte; de weg naar de kantine is eenvoudig en behalve via richtingaanwijzingen ook te traceren door geluid en geur, de afstand is beperkt; de ruimte is rolstoelvriendelijk: er kan een tafel met stoelen geplaatst worden en dan is er nog voldoende ruimte om er met de rolstoel omheen te rijden; de ruimte biedt de mogelijkheid tot het creëren van kleinere hoekjes, waardoor er bijvoorbeeld individueel gewerkt kan worden met een cliënt, of een cliënt even kan rusten of tot rust kan komen; er is ruimte voor begeleiders om even apart te zitten.
27
Zie voor betekenis van comfortroom en snoezelruimte het interview met N. Zaghouli d.d. 1 december 2009, inclusief nagezonden informatie.
29
VII. Gewenste (door)ontwikkeling en concrete voorstellen De geëxpliciteerde wensen uit het vorige hoofdstuk worden in dit hoofdstuk vertaald in een gewenste (door)ontwikkeling van VCG naar PCG (Praktijkcentrum Gezondheidszorg). Dit moet niet te eng worden gezien; de grens tussen beide is niet haarscherp. Vanuit het oogpunt van het voorkomen van kapitaalvernietiging blijft het VCG gehuisvest op de huidige plaats in het gebouw, maar wordt aangepast (zie VII.1.1). Binnen het VCG ligt de nadruk op het oefenen van basisvaardigheden die karakteristiek zijn voor de betreffende opleidingen. In het Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG) komt de nadruk meer te liggen op multidisciplinariteit en op het trainen en toepassen van complexe beroepsvaardigheden, waar mogelijk in samenwerking met studenten en docenten uit andere opleidingen en instituten (zie VII 1.2). Omdat ergotherapie in het huidige VCG over veel te weinig praktijkruimte beschikt, is het raadzaam om in het PCG zeker ook een revalidatieruimte in te richten waar ergotherapie, samen met fysiotherapie veel gebruik van kan maken. In onze gedachtegang is het VCG meer bestemd voor jongerejaars bachelors, terwijl het PCG meer bestemd is voor ouderejaars bachelors, voor masterstudenten, voor multidisciplinaire teamtrainingen en voor onderzoeksdoeleinden. Natuurlijk is dit geen rigide scheiding. Het Transferpunt Vaardigheidsonderwijs maakt van beide gebruik als proeftuin voor het ontwikkelen van nieuwe methoden. Zowel in het VCG als PCG kunnen trainingssituaties vormgegeven worden, waarbij studenten elkaar begeleiden (student-student-begeleiding / SSB).
VII. 1 Van VCG naar Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG) 1. huidige VCG handhaven en vernieuwen • meer openheid (meer ramen vanaf de gang door muren te verlagen en meer ruimte creëren) • technologische vernieuwingen doorvoeren • meer ruimte voor training van communicatieve vaardigheden • meer magazijn-/bergruimte • uitleensysteem verbeteren • digitale ruimtereservering (mits betrouwbaar systeem) • proeftuin blijven voor Transferpunt Vaardigheidsonderwijs • nieuwe ontwikkelingen blijven volgen en moderniseren (voortrekkersrol) • kennis van medewerkers up-daten • pro-actieve houding van medewerkers realiseren. 2. uitbreiding van praktijkruimten in PCG • vooral voor multi-/interdisciplinair gebruik • real life setting nastreven: poli, huisartsenpraktijk, consultatiebureau, revalidatie, thuissituatie • comfortroom en snoezelruimte: één ruimte, afwisselend in te richten • onder voorbehoud: model operatiekamer 28 • ook hiervoor geldt: goed opgeleide medewerkers, met ervaring en up-to-date kennis op het gebied van materialen en methoden; in staat om multidisciplinaire trainingsmomenten te ondersteunen. 3. fieldlab, zorgtechnologie • nieuw in te richten ruimte met accent op zorgtechnologie (inclusief moderne 28 Is bij Hogeschool Fontys gerealiseerd; echter: altijd kosten-baten afweging maken, intensiteit van gebruik, flexibiliteit. Is de ruimte bedoeld voor oriëntatie of voor training van vaardigheden? Studenten hebben in de interviews aangegeven dat zij een dergelijke ruimte vooral willen gebruiken om te kunnen wennen aan de technische omgeving en ziekenhuisapparatuur alvorens zij op stage gaan.
30
• • •
communicatiemiddelen); concept ontwikkelen i.s.m. lectoraten, bedrijven en zorginstellingen; bijdrage leveren aan experimenteerfase van nieuwe technologieën: uittesten van prototypes; connectie met zogenaamde living labs 29.
4. verbinding benutten tussen SENECA en IPS • bestaande Interdisciplinaire Praktijk (IPD) uitbouwen, dan wel integreren in het PCG; • onderzoekkamers, behandelkamers en kleedkamers zijn reeds aanwezig. 5. ruimte voor simulatiepatiënten (en eventueel andere cliënten) • wacht-/ontvangkamer met koffie-/theevoorziening • te beheren door studenten ‘hebben is (onder)houden’ 6. ruimte voor jongeren met een verstandelijke beperking • permanente ruimte nodig, incl. voor dagbegeleiders (project SamenScholen) 7. werkplekken medewerkers • werkplekken van sommige docenten dichterbij VCG en PCG halen (vergelijk praktijkcoaches fysiotherapie) 8. lectoraten en masteropleidingen huisvesten in (uitbreiding van) gebouw Kapittelweg.
VII. 2 Ruimtemogelijkheden, gebouwindeling en herinrichting
Het gebouw aan de Kapittelweg heeft vier vleugels. Het VCG is gevestigd in de C-vleugel van het gebouw op de 1e en 2e verdieping. Concrete voorstellen: VII. 2.1 Gewenste inrichting van entree en hal Top 10 van de gebruikers: 1. uitstraling gezondheidszorg en welzijn, geen ziekenhuissfeer; mens centraal, wellness; 2. kleurig, licht, transparant, open; 3. hal als flexibele expositieruimte en ontmoetingsruimte benutten; 4. aandacht voor maatschappelijke actualiteit (de week van de jeugdzorg, de chronisch zieke, Alzheimer enz.); 5. lichtkrant zowel buiten als binnen; 6. kunst van speciale groepen, bijvoorbeeld van mensen met verstandelijke beperking; 7. goede bewegwijzering met kleuraanduiding, per opleiding eigen kleur; 8. receptie toegankelijker maken, ook voor rolstoelgebruikers (voorbeeldfunctie); 9. kleine winkeltjes en bedrijfjes met zorggerelateerde producten; 10. studiecentrum handhaven; extra: glazen wand aanbrengen tussen studiecentrum en kantine (aan de open achterzijde) om geluidsoverlast te beperken. VII. 2.2 Gewenste inrichting VCG Het huidige VCG kan verbeterd worden op de bestaande vierkante meters. Waar mogelijk dient dit oppervlak te worden uitgebreid, bijvoorbeeld door de twee kamers van het decanaat (C 1e verdieping) erbij te betrekken, en eventuele andere ruimten die bij de interne verhuizing 29
De SIZA-Dorpgroep is voornemens om drie huizen te bouwen voor 1. mensen met een verstandelijke beperking, 2. mensen met een lichamelijke handicap en 3. doelgroep ouderen. De HAN denkt via het lectoraat Langdurige Zorg mee met het ontwerp. Later kunnen deze gebouwen dienen als praktijksituatie (living lab). Om mee te denken in de regio moet de HAN ook bereid zijn tot eigen investering (M. Adriaansen, persoonlijke mededeling).
31
beschikbaar komen op C1 en C2. Handhaven van de huidige VCG locatie voorkomt kapitaalvernietiging. De kosten blijven beperkt tot uitgaven voor up-date en vernieuwing. Gebouwtechnisch is vooral het lichter en transparanter maken van de huidige ruimte aan de orde, zodat de lange gang een meer open aanblik biedt. Activiteiten mogen zichtbaar worden, voor zover de privacy niet in het geding is. Er is behoefte aan kleinere ruimtes waarin studenten in kleine groepjes en met voldoende privacy samen kunnen oefenen. Op plekken waar dit mogelijk is kan de gang verbreed worden door bestaande wanden weg te halen of te verplaatsen, en te voorzien van meer ramen. Op deze wijze verandert het beeld van een winkelstraat na sluitingstijd (zoals een van de geïnterviewden het VCG typeerde) in een glazen bijenkorf. VII. 2.3 Het nieuwe Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG) Het nieuwe Praktijkcentrum Gezondheidszorg is vooral gericht op interdisciplinaire toepassingen en ademt de sfeer van echte praktijksituaties uit de sector gezondheidszorg en welzijn. Deze toepassingen zijn doordrongen van de nieuwste technologieën op het gebied van zorg en communicatie. Het evidence based handelen dat zo karakteristiek is voor de beroepssector is duidelijk herkenbaar. Hier treft men studenten aan van de verschillende disciplines die gezamenlijk met docenten en externe beroepsbeoefenaars werken aan optimale zorg voor patiënten en cliënten. Het geheel biedt een dynamische en transparante aanblik, in de interviews benoemd als een glazen bijenkorf. Er is voldoende ruimte voor formele en informele ontmoeting waarbij de inrichting uitnodigt tot contact met elkaar. Hieronder worden vier opties gepresenteerd met bijbehorende voor- en nadelen, waarover binnen de directies een besluit genomen moet worden.
optie 1 Een gedeelte van het nieuwe Praktijkcentrum Gezondheidszorg kan ingericht worden in de C-vleugel, begane grond, aansluitend bij SENECA. Hier is al de Interdisciplinaire Praktijk (IDP) gevestigd (zie paragraaf IV.3.2). Reeds aanwezige onderzoek- en behandelkamers zijn multifunctioneel te gebruiken. De ruimte kan uitgebreid worden door de huidige studentwerkplekken vóór SENECA erbij te betrekken en om te bouwen naar real life praktijkruimten. Voordelen optie 1 • aansluiting bij bestaande voorziening SENECA-IDP • bestaande zij-ingang van het gebouw bruikbaar • aparte (herkenbare) bewegwijzering buiten • dit deel van het gebouw is af te sluiten van de rest van gebouw, waardoor het ook in de avonduren en in de weekends toegankelijk te maken is • dichtbij het VCG dat in de C-vleugel 1e en 2e verdieping ligt. Nadelen optie 1 • het oppervlak is te klein om alle wensen voor uitbreiding van praktijkruimten te realiseren.
32
optie 2 De B-vleugel begane grond grotendeels inrichten als interdisciplinair Praktijkcentrum Gezondheidszorg. Voordelen optie 2 • entree via hoofdingang, direct linksaf • herkenbaar front-office voor Praktijkcentrum van te maken • toegankelijk, zichtbaar, gezichtsbepalend • café/restauratieve voorziening al beschikbaar • dichtbij docenten van IPS (conform nieuwe vlekkenplan). Nadelen optie 2 • deel van de huidige gebruikers moet verhuizen: studentzaken, international office • ver weg van overige VCG in C-vleugel.
optie 3 De C-vleugel derde verdieping inrichten als interdisciplinair Praktijkcentrum Gezondheidszorg. Voordelen optie 3 • direct boven VCG in C-vleugel 3e verdieping • één geheel van te maken: VCG met basisvaardigheden op 1e en 2e verdieping, toegepaste beroepsvaardigheden in PCG op 3e verdieping; van mono naar multi. Nadelen optie 3 • moeilijker bereikbaar (rolstoelen etc.) • directie en staf moeten verhuizen NB. Suggestie: C-vleugel in dit geval uit te breiden met 4e verdieping voor directie/staf en lectoraten/kenniskring!)
optie 4 De C-vleugel begane grond volledig inrichten als interdisciplinair Praktijkcentrum Gezondheidszorg ( = variant van optie 1 + 3) Voordelen optie 4 • aansluiting bij bestaande voorziening SENECA-IDP • bestaande zij-ingang van het gebouw bruikbaar • aparte (herkenbare) bewegwijzering buiten • dit deel van het gebouw is af te sluiten van de rest van gebouw, waardoor het ook in de avonduren en in de weekends toegankelijk te maken is • dichtbij het VCG dat in de C-vleugel 1e en 2e verdieping ligt. • mooie opbouw te realiseren van real life praktijk (PCG) op de begane grond naar VCG op de 1e en 2e verdieping (VCG); van multi naar mono.
33
•
meer mogelijkheden voor gezichtsbepaling op de begane grond: aantrekkelijke entree PCG.
Nadelen optie 4 • bepaalde gebruikersgroepen moeten intern verhuizen. Overige opties Er zijn nog meer mogelijkheden overwogen, die echter niet aantrekkelijk zijn gebleken. De D-vleugel van ISS komt niet in aanmerking; de ISS directie wil daar graag volledig gebruik van blijven maken en wil - indien er meer ruimte beschikbaar komt - extra ontmoetingsruimten inrichten voor haar studenten en medewerkers. De huidige gebruikers van het gebouw aan de Kapittelweg 33 (zowel studenten als medewerkers) zien geen noodzaak om de hal en kantine ingrijpend te wijzigen; zij zijn zeer tevreden over de openheid en willen de hal en kantine uitnodigend en ruim houden. Eventueel kunnen de twee vergaderlokalen A0.08 en A0.09 gebruikt worden voor winkeltjes en/of loketten.
34
VIII. Managementadvies In deze notitie zijn de visies beschreven die richtinggevend zijn voor de verdere uitbouw van het praktijkonderwijs aan de Kapittelweg. In de notitie wordt niet nader ingegaan op capaciteitsvraagstukken en groeiprognoses; deze gegevens worden door de directies in andere documenten verzameld en geanalyseerd. Vervolgens zijn in deze notitie de opvattingen en wensen van de diverse gebruikersgroepen en stakeholders ten aanzien van het praktijkonderwijs in kaart gebracht. Voor een uitgebreide beschrijving - met veel gedetailleerde suggesties- wordt verwezen naar de gebundelde gespreksverslagen, 14 december 2009. Men kan de voorliggende notitie beschouwen als een Visiedocument en een globaal Plan van Wensen. Hoe verder? Hieronder worden schematisch de vervolgstappen beschreven om tot realisatie te komen. Tevens wordt aangegeven wie hier mogelijk bij betrokken kunnen worden. 1. Besluitvorming over visie op onderwijs, op gebouw en op onderlinge samenwerking Door directies, VCG-beraad, curriculumvoorzitters, opleidingsteams, opleidingscommissies, beroepenveldcommissies. 2. Prognose groei anno 2015 Hierbij álle doelgroepen betrekken: studenten/cursisten; personeel; lectoren en kenniskringleden; VDO; externe gebruikers en bedrijven. Capaciteitsplanning maken voor de korte termijn (2015) en de langere termijn (2020). Door directies en staf (w.o. R. Slinkers) 3. Van plan van wensen (PvW) naar plan van eisen (PvE) o vierkante meters toedelen; voor praktijkruimten geldt: wat moet per opleiding, wat kan samen? (mono als het moet, multi als het kan) o hoeveel is men bereid te investeren in samenwerking? o inrichting bespreken met gebruikersgroepen o wie wordt verantwoordelijk? (organisatiemodel uitwerken) Door in te stellen overleggroepen: a. per opleiding in overleg met het eigen beroepenveld (‘ateliers’); periode jan/feb. b. daarnaast gezamenlijk overleg over opleidings-/instituutsgrenzen heen door multidisciplinair samengestelde regiegroep. De resultaten van a. worden hier ingebracht en afgewogen; regiegroep adviseert directies. Voorgesteld wordt om de huidige coördinator VCG als linking pin bij alle overleggen aanwezig te laten zijn. Het is raadzaam om daarnaast een projectleider aan te wijzen die tevens voorzitter is van de regiegroep. 4. Bespreking van mogelijkheden met (binnenhuis-) architect en eventueel externe adviseur(s). Hiermee in vroeg stadium starten, in januari 2010, om zoveel mogelijk creatieve ideeën mee te nemen.
35
5. Externe samenwerking en profilering (meerjarenplan). Nader verkennen van samenwerkingsmogelijkheden met: o UMCN en Radboud Zorgacademie, skillslab en simulatielab (kosten/baten) o werkvelden o bedrijven o kennispoortfunctie in de regio (incl. gemeente en grote zorginstellingen) o uitgeverij: samenwerking Transferpunt Vaardigheidsonderwijs behouden. Door: afzonderlijke taakgroep die externe samenwerking overziet en ambitie formuleert (vijfjarenplan?) Hierin in elk geval vertegenwoordigers van lectoraten, VDO, UMCN / Radboud Zorgacademie, beroepenveld, bedrijven. Doel: advies aan directie. NB. Misschien ligt er al een dergelijk meerjarenplan? 6. Financiën en fasering o begroting behorend bij Plan van Eisen o kosten en baten analyse voor Praktijkcentrum Gezondheidszorg (PCG); zie als voorbeeld exploitatie SENECA en Interdisciplinaire Praktijk (IDP)30. Mogelijkheid van commercialiseren nader onderzoeken en uitwerken in een businessplan o besluitvorming over financiën o besluitvorming over fasering Door nader aan te wijzen personen. Hierbij FEZ en HAN Vastgoed betrekken. Besluitvorming door directies. Goedkeuring door CvB. 7. (Her)huisvesting o draaiboek interne verhuizing o eventuele uitbreiding gebouw Door aan te wijzen verhuisgroep. Nauw overleg met HAN Vastgoed, Service Bedrijf en stafmedewerker R. Slinkers.
30
Zie startdocument IDP: Interdisciplinaire Praktijk, ISBS – IPS, T. de Jong, 2009.
36
Literatuurlijst Borghuis, I. en Stevens, P. (2009) Zorg-op-afstand komt er aan, ZMmagazine, jrg 25 nr. 12. Bormans, R. (2009) HAN investeert € 10 miljoen extra in duurzaamheid, 2 september. Boxtel, C. van, Linden, J. van der, & Kanselaar, G. (2000) Collaborative learning tasks and the elaboration of conceptual knowledge. Learning and instruction, 10, 311-330. Brink, G. van den (2009) Het Betoog, Tekorten in de zorg zijn serieuze bedreiging voor gezondheidszorg, Radbode nr. 18. Crefcoeur, C., en Heuvel, I. van den (2009) Nieuwsbrief VCG, oktober/november. Expertisecentrum LimeZ (2009) Startnotitie Fieldlab, 27 november (via T. van Schaaijk / HAN). HAN (2003) Chassis, onderwijskundig en organisatorisch kader voor de bacheloropleidingen. HAN (2004) Expertnotitie Competentiegericht leren met ICT. HAN (2009) Eenheid in verscheidenheid, werken aan onderwijs van kwaliteit. HAN (2009) Opleidingsstatuut IPS 2009-2010. Opleidingsstatuut IVS 2009-2010. HPBO Projectplan Voorstel zorgtechnologie (2009) Concept 4.0, december (via M. Adriaansen / HAN) Johnson, D. W., Johnson R. T. (1999) Making cooperative learning work. Theory into Practice, 38 , (2), 67-73. Jong, T. de (2009) Startdocument IDP: Interdisciplinaire Praktijk, ISBS – IPS. Kanselaar, G., Jong, T. de, Andriessen, J.A., & Goodyear, P. (2000) New Technologies. In Simons, R.J., Van der Linden J.L., & Duffy T. (Eds.), New Learning. (pp. 55-83). Dordrecht: Kluwer Academic Publishers. Kirschner, P. A. (2001) Using integrated electronic environments for collaborative teaching/learning. Research Dialogue in Learning and Instruction, 2, 1-9. Teunissen, O.M. (2006) Kennis als Vermogen, De HAN: naar een kennisinstelling met onderzoekscompetenties, juni. 37
Teunissen, O.M. (2009) Duurzaamheid in het onderwijs, what’s in a name? Column HANovatie, 20 november. Teunissen, O.M. en Jakobs, L. (2009) Oefenen op de brug van buiten naar binnen. Verzamelde gespreksverslagen van de mondelinge en schriftelijke interviews voor het plan van wensen met betrekking tot doorontwikkeling van het VCG, HAN Service Centrum Onderwijs (SCO), 14 december.
38
Respondenten Gesprekken met verschillende betrokkenen: Datum
Gesproken met
16 sept 2009
Menno Pistorius – dir. IPS (interview good practice tbv brochure Eenheid in Verscheidenheid) Theo Joosten – dir. IPS Menno Pistorius – dir. IPS Caroline van Mierlo – dir. IVS Gerard Knuppel – dir. IVS Ine van den Heuvel - VCG beraad, CV logopedie Joke van der Meer - Verpleegkunde Joke van den Bogaard - ISS Christine Crefcoeur – Coördinatie VCG Runee Slinkers – FGGM, fac. dienst, projectleider herinrichting
19 okt, 18 nov 2009 12 okt, 19 okt 2009 19 okt, 5 nov 2009 19 okt, 19 nov 2009 12 okt, 19 okt 2009 5 nov 2009 5 nov 2009 19 okt, 5 nov 2009 19 okt, 9 dec 2009 12 nov 2009
Sylvie Zweedijk – student 4e j logo Annelies Coers – student 4e j logo Mark Brouwers – student 2e j fysio Iris Andriesen – student 2e j ergo Linda Doell – student 2 j fysio Floor Disveld – student 2e j v & d, lid OC Willemijn de Graaf – student 2e j v & d, lid OC Lonneke Wijnhoven – student 4e j fysio
19 nov 2009
Ine van den Heuvel – logopedie, CV Elke Naumann – V & D, CV Gery Misat – V & D, docent Herman Berndt – Fysio, CV Ineke Stijnen – Ergo, CV
19 nov 2009
Ton Satink – Ergo, betrokken geweest bij realisatie Center A’dam Jan van Huet – Fysio Alex de Veld - Ergo Joost van Wijck – Fysio Suzan de Bruijn – V & D Puck Goosens – Logo
19 nov 2009
Mariska van Ruiswijk – student 3e j vp Nicander vd Ouden – student 1e j ergo Wim van den Berk – student 1e j ergo Bart Kral – student 3e j ergo, lid OC, coach 1e jrs, helpt bij open dagen
19 nov 2009
Ton van Schaaijk – Vp, IVS, docent Frank Holweg – BMH, PA, opleider Harold Nas – IVS, docent Lucie Pluijmaekers – IVS, docent communicatieve vaardigheden José de Jong – HBO-V, docent Marjo Kwast – HBO-V, coördinator vaardigheidsonderwijs Friedy Bijnen – OA/AM, hoof opleiding Joke van der Meer – IVS, docent, praktijkbureau, lectoraat 39
26 nov 2009
Masja Nooijen - Alumnus HBOV – wijkverpleegkundige, praktijkondersteuner Petra Sterken – Dichterbij - BPV adviseur Praktijkopleider specialistische zorg Nasira Zaghouli – GGZ Nijmegen en HAN – verpleegkundige en docent
2 dec 2009
Ans Gielen – directie ISS
4 dec 2009
Geert van den Brink - directeur Zorgacademie UMCN en Coördinator van de HAN masteropleiding Physician Assistant (vestiging St. Annastraat).
7 dec 2009
Marian Adriaansen - lector Langdurige Zorg en coördinator van het Transferpunt Vaardigheidsonderwijs Marjo Peters - voorzitter BVC V&D, hoofd Diëtetiek UMCN Bert de Swart - voorzitter BVC logo, lector neurorevalidatie HAN, hoofd paramedische dienst (niet van alle afdelingen) UMCN.
8 dec 2009
Tjeerd de Jong – directie ISBS
Schriftelijke vragenlijsten: 2 dec. 2009 4 dec. 2009 11 dec. 2009
Margriet Timmermans, beroepenveld Ergotherapie Gera Lambrechts, beroepenveld Ergotherapie Nanda Verheul en Fon Zeegers, docenten (High Care)
Overige bijdragen: 27 nov 2009 1 dec 2009 2 dec 2009 2 dec 2009
Ton van Schaaijk, Startnotitie Fieldlab Nasira Zaghouli – Docent Verpleegkunde, beschrijving comfortroom en snoezelruimte Dorris Direks, evaluatie project Samen Werken, Samen Doen Jacqueline Theunissen – docent HBO-V, toelichting VARS-training UMCN
40