VINNIGE TRAPBEWEGINGEN EN DIKKE DIJEN Beeldvorming in de media over vrouwenvoetbal in de twintigste eeuw
Masterscriptie Geschiedenis Vandaag Hilde Klinkers 1658093 Begeleider: Prof. Dr. C.W. Bosch 2014
Inhoudsopgave Inleiding
3
Gender als categorie in de sport en het voetbal
3
Sport, gender en media
7
Gender en beeldvorming in de media
8
Vraagstelling en methode
10
“Men wachte zich voor overdrijving!” – Vrouw en sport begin 20e eeuw
14
Zolang ze maar niet wil winnen
16
De voetballer als soldaat
18
Mannen in crisis
20
“Niet de dingen, die een fatsoenlijke vrouw hoort te doen” – Jaren vijftig
22
Herbido
22
Maatregelen van de KNVB
25
Esthetische bezwaren
27
Vrouwenvoetbal op televisie
28
Op het veld en langs de lijn
30
De vrouw als vreemde op het voetbalveld
31
“Zij zullen moeten leren op hun plaats te blijven” – Jaren zestig en zeventig
32
Vrouwenvoetbal als lachwekkend nieuws
35
Vrouwenvoetbal als opmerkelijk nieuws
36
De mannen leggen het uit
37
“Daar kijkt toch niemand naar” – Jaren tachtig tot heden
41
Geaccepteerd door de Bond, weggehoond door de media
44
Johan Derksen: een luide stem tegen de vrouwen
45
De mannen geven advies
46
Is er nog hoop?
48
Conclusies
50
Voetbal is een mannensport
51
Literatuur en bronnen
53
2
Inleiding In april 2014 had Anouk Hoogendijk een primeur: als eerste vrouwelijk voetballer werd ze geïnterviewd door de langlopende rubriek “Balverliefd” in Voetbal International magazine. Dit gebeurde naar aanleiding van haar transfer van Ajax naar Arsenal Ladies, een club die al jaren meedraait in de top van het Engelse voetbal. Vier pagina’s wordt er aan Hoogendijk besteed, evenveel als aan Ajacied Daley Blind verderop in het blad. Toch houdt daar de vergelijking tussen beide verdedigers op. Waar het artikel over Blind zijn leidersrol in zijn team benadrukt, en de obstakels die hij heeft moeten overwinnen om de top te bereiken en te kunnen excelleren op de positie van verdedigende middenvelder, wordt in het stuk over Hoogendijk haar moeizame ervaring met het rijden aan de linkerkant in Engeland als een grote uitdaging beschreven. Waar Blind gevraagd wordt naar zijn ervaring als aanvoerder, zijn vermogen om snel te kunnen schakelen tussen posities en de titels die hij met zijn team heeft behaald, wordt over het ‘ blonde meisje’ met de ‘frêle schouders’ en de ‘hockey-factor’ verteld hoeveel volgers ze heeft op
Twitter, dat de mannelijke supporters van Arsenal goedkeurend naar ‘hun’ nieuwe aanwinst keken en dat het verhaal van Hoogendijk leest als een jongensboek.1 Twee artikelen in hetzelfde blad over min of meer gelijkwaardige sporters; toch is er zo’n enorm verschil in de toon en woordkeuze van beide verhalen. Ergens wringt het: de manier waarop Hoogendijk benaderd wordt strookt niet met haar prestaties op het voetbalveld. Wat ligt hieraan ten grondslag? Waarom wordt ‘Anoukje’ een ‘aandoenlijk engeltje’ genoemd, en lezen we geen dergelijke termen in het artikel over Blind? En bovenal, wat heeft dit voor effect op de manier waarop de lezer en het publiek zich een beeld vormen over de 29-jarige profvoetbalster? De oorzaken van dit verschijnsel, de manieren waarop het voornamelijk gericht is op vrouwelijke sporters, en de gevolgen die het heeft voor de algemene beeldvorming, zijn allemaal zaken die hun wortels hebben in de sociale constructie van de gender-verschillen. Gender als categorie in de sport en het voetbal Sekse en gender worden vaak met elkaar verward, maar toch zijn de termen niet onderling inwisselbaar. Een citaat van Sara Delamont, hoogleraar in de sociologie, antropologie en gender, geeft het onderscheid tussen de twee termen goed weer: “Sex should properly refer to the biological aspects of male and female existence. Sex differences
should therefore only be used to refer to physiologie, anatomy, genetics,
hormones, and so forth. Gender should properly be used to refer to all the non-biological
1
Voetbal International magazine 49 no. 18 (april 2014), 89.
3
aspects of differences between males and females - clothes, interests, attitudes, behaviours and aptitudes for example - which separate ‘masculine’ from ‘feminine’”2
Kort gezegd bestaat sekse dus uit aangeboren, biologische kenmerken die bepalen of iemand een man of een vrouw is, terwijl gender de sociaal bepaalde kenmerken omvat die bepalen of iemand ‘mannelijk’ of ‘vrouwelijk’ is. Hoewel deze laatste categorie meer te maken heeft met cultuur en educatie, worden de mannelijke en vrouwelijke kenmerken vaak toch toegeschreven aan biologische, ‘natuurlijke’ factoren: op zeer jonge leeftijd zijn er immers vaak al verschillen te zien in het gedrag van jongens en meisjes, dus deze verschillen zullen dan immers wel biologisch bepaald zijn. Binnen het systeem van het onderscheid naar gender worden deze biologische verklaringen vaak gebruikt om de verschillen in benadering en behandeling van vrouwen en mannen te rechtvaardigen, waarbij de vrouw al eeuwenlang aan het kortste eind trekt. 3 Het is dan ook bijzonder lastig om de heersende ideeën over wat mannelijk is en wat vrouwelijk te ondermijnen. Al van jongs af aan worden kinderen geconfronteerd met culturele tekens die hun biologische sekse verbinden met hun gender: in schoolboeken, tijdschriften, op televisie en in het dagelijks leven krijgen kinderen continu te zien en te horen hoe zij zich behoren te gedragen als jongen of als meisje.4 Bovendien wordt hen duidelijk gemaakt dat het omgekeerde, namelijk jongens die meisjesachtig gedrag vertonen en andersom, sociaal niet geaccepteerd wordt. Jongens die met meisjes spelen zijn mietjes, meisjes die met jongens spelen zijn jongens-meisjes – waarbij het eerste overigens een veel ergere belediging vormt dan het tweede. De verschillen tussen jongens en meisjes worden groter naarmate ze ouder worden en er ook lichamelijke veranderingen optreden. Sport is één van de gebieden waarbij gender-verschillen uitvergroot en geaccentueerd naar de oppervlakte komen omdat bij sport en lichamelijke oefening de nadruk ligt op fysieke krachtsverschillen. Met name de competitieve variant is van oudsher een zeer mannelijk domein, ondanks het feit dat vrouwen al decennialang hun weg naar het sportveld hebben weten te vinden. Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat sport een grote rol speelt in het creëren en uitdragen van een mannelijke identiteit en dat juist de eigenschappen en lichamelijke kenmerken die van belang zijn in de sport, zoals strijdlust, tactisch inzicht en uithoudingsvermogen, vaak worden gezien als ‘typisch mannelijk’.5 Zo hebben Leslie Miller en 2
S. Delamont, Sex roles and the school (Londen, 1980), 5. J. Hargreaves, Sporting females. Critical issues in the history and sociology of women’s sports (Londen, 1994), 149. 4 Idem, 148. 5 J. Swain, “’The money’s good, the fame’s good, the girls are good’. The role of playground football in the construction of young boys’ masculinity in a junior school”, British Journal of Sociology and Education 21 no. 1 (maart, 2000), 96. 3
4
Otto Penz in 1991 en Camilla Obel in 1996 onderzocht hoe de grenzen tussen ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ worden opgezocht en uitgedaagd in vormen van sport die traditioneel als zeer mannelijk worden beschouwd, zoals in het bodybuilden.6 Christy Halbert deed in 1997 een vergelijkbaar onderzoek naar het spanningsveld tussen beide genders in een andere, typisch mannelijke sport, het boxen.7 Mannelijkheid is niet iets wat in een isolement kan bestaan: om te kunnen definiëren wat het inhoudt om een ‘echte man’ te zijn, is het nodig om vast te stellen wat een echte man vooral niet is. Mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn dus vooral constructies die in relatie tot elkaar bestaan: alles wat niet mannelijk is, is vrouwelijk en vice versa. De tegenpolen van deze dichotomie zijn echter niet symmetrisch: in veel samenlevingen worden de typisch mannelijke eigenschappen en deugden nog altijd hoger gewaardeerd dan de vrouwelijke, en zorgt dit onderscheid voor een ongelijke machtsbalans.8 Waar aan mannen bijvoorbeeld kenmerken als kracht, ratio en doortastendheid worden toegeschreven, zijn vrouwen zwak, irrationeel en afwachtend en het zijn juist dit soort binaire opposities die op het sportveld tot uiting komen, vooral bij de soorten van sport die lichamelijk het meeste van de deelnemers vergen. Er wordt dan ook genoeg onderzoek gedaan naar de relatie tussen gender-identiteit en sport. Hoogleraar Culture and Media Studies Rod Brooke durft bijvoorbeeld zelfs te stellen dat sport een sleutelrol speelt in de codificatie en rechtvaardiging van bepaalde ideologieën rond mannelijkheid en vrouwelijkheid, die de dominante positie van mannen ten opzichte van vrouwen in stand houden.9 Michael Messner ziet de vrouwelijke atleet zelfs als ‘a contested ideological terrain’ en beschouwt sport als één van de belangrijkste maatschappelijke domeinen
waar machtsrelaties tussen mannen en vrouwen tot uiting komen.10 De weerstand waarmee vrouwen vooral in de vorige eeuw te maken kregen wanneer zij wilden sporten, heeft volgens Boutilier en San Giovanni in The Sporting Woman drie redenen: sport was en is een terrein waarop sociale verhoudingen worden vastgelegd en geuit, en waar jonge mannen worden voorbereid op hun rol als volwassene op de werkvloer of het politieke leven; door vrouwen te weren uit de sport kon de hiërarchische verdeling van de seksen in stand gehouden worden; en door van de sport een mannelijk domein te maken, bood dit de mannen een plek om hun gevoelens te uiten 6
L. Miller en O. Penz, “Talking bodies. Female bodybuilders colonize a male preserve”, Quest 43 (1991) en C. Obel, “Collapsing gender in competitive bodybuilding. Researching contradictions and ambiguity in sport”, Internationale review for the sociology of sport 21 (1996). 7 C. Halbert, “Tough enough and woman enough. Stereotypes, discirimination and impression management among women professional boxers”, Journal of sport and social issues 21 (1997). 8 E. Dunning, “Sport as a male preserve: notes on the social sources of masculine identity and its transformations”, in: Women, sport and culture ed. S. Birrell en C.L. Cole (Champaign, 1994), 165. 9 R. Brooke, Representing Sport (Londen, 2002), 123. 10 M. Messner, “Sports and male domination. The female athlete as contested ideological terrain”, in: Women, sport, and culture ed. S. Birrell en C.L. Cole (Champaign, 1994), 65.
5
en hun emoties te tonen in het veilige isolement van het sportterrein, iets wat in het dagelijks leven als ‘onmannelijk’ gedrag werd beschouwd.11 In hun boek komen Boutilier en San Giovanni tot de conclusie dat de taken en functies op het sportveld veel parallellen vertonen met de door mannen gedomineerde functies en rollen in het publieke leven. Sport is volgens hen een ‘ male preserve’ die het resultaat is van sociale en culturele gebruiken en menselijk handelen: het is niet
iets wat door de natuur bepaald is.12 Over de gevolgen van het buitensluiten van vrouwen als sporters, schrijft Pamela Creedon in Women, Media and Sport dat het ons leert dat mannen een bevoorrechte positie hebben in onze maatschappij, en dat vrouwen “less qualified, powerful or physical than men” zijn, en dus ongeschikt zijn om zich te begeven op het door mannen
gedomineerde sportveld.13 Sport zorgt ervoor dat mannen continu als biologisch sterker dan vrouwen, en dus inherent superieur aan hen neergezet worden.14 Mary Jo Kane en Eldon E. Snyder vatten het goed samen in hun artikel over het hokjesdenken in de sport: “[…] this physical, biological, “natural” supremacy of males in sport becomes translated into the “natural” supremacy of males in the larger social order.”15
Dat juist in het voetbal zo’n grote kloof merkbaar is tussen mannen en vrouwen is, met het hierboven genoemde in het achterhoofd, dan ook niet zo vreemd. Voetbal is een spel waarbij het draait om snelheid, durf, tactiek en kracht. Een voetballer moet niet bang zijn om vies te worden, in direct lichamelijk contact te komen met de tegenstander of met blauwe plekken van het veld te komen. Bovendien biedt het voetbal een uitstekende uitlaatklep voor mannen die in het dagelijks leven niet geacht worden emoties te tonen: een man hoort niet te huilen, terwijl een voetballer die de wedstrijd om het kampioenschap verliest gerust een traan mag laten; een man mag geen zwakte tonen en moet zijn pijn verbijten, terwijl een voetballer na een botsing met de tegenstander vaak nog even blijft liggen of juist fel ageert tegen de scheidsrechter die hem hiervoor een gele kaart geeft. Binnen de lijnen van het voetbalveld gelden andere wetten als het gaat om wat mannelijk is. Bovendien zijn topvoetballers in onze samenleving ware beroemdheden: ze vormen het toonbeeld van fysiek kunnen en zijn wat ieder jongetje later hoopt
11
M.A. Boutillier en L.C. San Giovanni, The Sporting Woman (Champaign, 1983), 100. Idem, 101. 13 P.J. Creedon, “Women, Media and Sport. Creating and reflecting gender values”, in: Women, media and sport. Challenging gender values ed. P.J. Creedon (Londen, 1994), 5. 14 M.J. Kane en S.L. Greendorfer, “The media’s role in accomodating and resisting stereotyped images of women in sport”, Women, media and sport. Challenging gender values ed. P.J. Creedon (Londen, 1994), 31. 15 M.J. Kane en E.E. Snyder, “Sport typing. The social ‘containment’ of women in sport”, Arena Review vol. 13 no. 2 (1989), 77. 12
6
te worden, en wat iedere man wenste dat hij ooit had kunnen zijn, ondanks dat dit slechts voor een enkeling is weggelegd. Sport, gender en media De media spelen een grote rol in het uitdragen van de gender-identiteiten die in de sport gevormd worden. Ze zijn een middel waardoor verschillen tussen, en de hiërarchische rangschikking van man en vrouw concreet en zichtbaar worden gemaakt. In de Verenigde Staten, waar de geschiedschrijving van gender in de sport al veel verder gevorderd is dan hier, zijn al meerdere studies geweest naar de mate waarin en de manier waarop vrouwen in de media geportretteerd worden. Deze onderzoeken hebben uitgewezen dat representatie zeer veel invloed heeft op de beeldvorming rond vrouwelijke atleten. Zo heeft Margaret Carlisle Duncan in 1990 onderzocht hoe drievoudig Olympisch kampioene Florence Griffith Joyner geportretteerd werd tijdens en na haar atletiekcarrière, en het effect dat dit heeft gehad op de associaties die haar naam nog altijd oproept. Uit het onderzoek van Duncan bleek dat Griffith Joyner vooral herinnerd wordt om haar uitzonderlijk lange vingernagels, haar uitbundige make-up en haar opvallende hardloopuniform dat haar rechterbeen volledig bedekte terwijl het haar linkerbeen vrij liet. 16 Doordat de sportjournalistiek zich vooral richtte op “FloJo” als model en vrouwelijke verschijning, en haar atletische prestaties als bijzaak behandelde, werd zij volgens Duncan neergezet als anders dan haar mannelijke mede-atleten. Haar gouden medailles waren minder belangrijk dan de manier waarop zij verkoos zich te presenteren op de atletiekbaan. Zij werd hiermee een anomalie, een afwijking van de norm van de mannelijke atleet. Andere voorbeelden van het zogenaamde ‘othering’ of het benadrukken van het vrouw-zijn van sportvrouwen worden gegeven door Mary Jo Kane en Susan L. Greendorfer. In “The media’s role in accomodating and resisting stereotyped images of women in sport” analyseerden zij artikelen in het sportmagazine Sports Illustrated met betrekking tot gender en beeldvorming. In het zeldzame geval dat SI vrouwelijke atleten behandelt (onderzoek van Lumpkin en Williams wees eerder al uit dat het blad, dat ook in Nederland uitgegeven wordt, tussen de jaren 1954 en 1987 slechts 9% van het totaal aantal artikelen aan vrouwelijke sporters besteedde17), wordt relatief weinig aandacht gegeven aan de sportieve prestaties van de vrouwen, en des te meer aan hun uiterlijk en hun taak als moeder of echtgenote, en worden de artikelen vergezeld door foto’s van de sportvrouwen in
16
M.C. Duncan, “Sports photographs and sexual difference. Images of women and men in the 1984 en 1988 Olympic Games”, Sociology of Sport Journal 7 (1990), 28. 17 A. Lumpkin en W.D. Williams, “An analysis of Sports Illustrated feature articles, 1954 - 1987”, Sociology of Sport Journal 8 (1991), 14.
7
voornamelijk ‘sexy’ houdingen.18 Bij de mannelijke atleet ligt de nadruk vooral op de prestaties die hij heeft geleverd en door juist bij vrouwelijke atleten de nadruk te leggen op wat hen doet afwijken van hun mannelijke collega’s, wordt volgens Kane en Greendorfer hun atletisch vermogen ondermijnd en wordt de sportvrouw als anders en vooral minder belangrijk dan de sportman neergezet.19 Kwantitatief onderzoek naar de mate van representatie van vrouwelijke atleten in de Nederlandse media heeft helaas nog niet plaatsgevonden, maar een vlugge blik op de sportpagina’s van een willekeurige krant wijst wel uit dat de percentages hier de Amerikaanse resultaten niet veel zullen ontlopen.20 Dit geldt helemaal voor het voetbal: deze sport neemt vaak het grootste deel van de sportpagina’s in (zelfs buiten het seizoen), maar het vrouwenvoetbal is nagenoeg afwezig. Momenteel is Martine Prange van de Universiteit Leiden bezig met een driejarig kwantitatief onderzoek naar de mate van representatie van voetballende vrouwen en vrouwenvoetbal in de Nederlandse media. Resultaten hiervan zijn helaas nog niet gepubliceerd. Gender en beeldvorming in de media Op het gebied van de aanwezigheid van gender-verschillen in de media is in Nederland al wel veel kwalitatief onderzoek verricht, zij het niet per se met betrekking tot de sport. Anneke Smelik en Rosemarie Buikema hebben bijvoorbeeld meerdere studies verricht naar de beeldvorming rond vrouwen en mannen en hoe dit tot uitsluiting en negatieve stereotyperingen kan leiden. Als voorbeeld geven zij het gebruik van journalisten om vrouwen in hoge posities neer te zetten als hard en koel met krantenkoppen als “Hillary de Harde” (over Hillary Rodham Clinton) en “De ijzeren maagd van het broodje kaas” (over Neelie Smit-Kroes). Dit soort aanduidingen roept negatieve beelden op, en leidt tot het stereotype dat vrouwen in de politiek bazig en weinig vrouwelijk zijn. Smelik en Buikema geven aan hoe het proces tussen mentale beelden en ideeën in combinatie met materiële beelden van de werkelijkheid de waarneming van mensen kan beïnvloeden.21 Door stereotyperingen en vooroordelen te herhalen en te reproduceren, blijven bepaalde opvattingen overeind, ook al stroken ze niet (meer) met de werkelijkheid. In hun boek Effectief beeldvormen pleiten Smelik en Buikema voor het doorbreken van stereotype beeldvorming 18
M.J. Kane en S.L. Greendorfer, 30. Ibidem. 20 In de sectie “Sport” van De Telegraaf van 12 augustus 2014 staan in totaal zestien artikelen waarvan er veertien over mannelijke atleten gaan (87,5%). Van de acht artikelen op de eerste pagina gaan er zeven over voetbal (uitsluitend mannenteams). Ook in regionale dagbladen is een dergelijk verschil merkbaar, hoewel het wel kleiner is. In het Dagblad van het Noorden van 12 augustus 2014 staan bijvoorbeeld in totaal dertien sportartikelen: negen hiervan behandelen mannelijke sporters en teams, twee gaan over vrouwen en twee over zowel mannen als vrouwen. De drie artikelen die over voetbal gaan, gaan allemaal over mannenteams. 21 A. Smelik, R. Buikema en M. Meijer, Effectief beeldvormen. Theorie, analyse en praktijk van beeldvormingsprocessen (Assen, 1999), 5. 19
8
en ontwikkelen van pluriforme beeldvorming om uitsluiting van gemarginaliseerde groepen in de samenleving (zoals vrouwen, minderheden en gehandicapten) te voorkomen.22 Verstarde beeldvorming die leidt tot negatieve stereotyperingen en vooroordelen is ook iets waar vrouwelijke atleten mee te kampen hebben. Al eerder werd het voorbeeld genoemd van sportvrouwen die in de media vooral omschreven werden aan de hand van hun uiterlijke kenmerken of hun huwelijkse staat. Robin Lakoff, promovenda in de linguïstiek, signaleerde in Language and woman’s place nog meer manieren waarop vrouwen door de media anders benaderd worden dan mannen. Zij concludeerde uit haar onderzoeken dat de ondergeschikte positie van de vrouw in de samenleving wordt weerspiegeld én in stand gehouden door specifiek taalgebruik dat de man als de norm stelt en de vrouw als afwijking. Lakoff stelde vast dat voor mannen en vrouwen verschillende, ooit gelijkwaardige termen werden gebruikt, die in de loop der tijd ongelijkwaardig zijn geworden. Voorbeelden die zij geeft zijn:
Het gebruik van aparte termen voor beroepen voor vrouwen die niet hetzelfde betekenen als de mannelijke variant, of waar geen mannelijk alternatief voor bestaat. Zo doet een secretaresse bijvoorbeeld niet hetzelfde werk als een secretaris, en bestaat er niet zoiets als een ‘kassajongen’, terwijl ‘kassameisje’ wel een gangbare term is. Ook ‘gouverneur’ en ‘gouvernante’ zijn duidelijk van elkaar afgeleide woorden; ze hebben echter niets met elkaar te maken.
Vrouwen worden vaak ‘meisjes’ genoemd, ongeacht hun leeftijd.
De aanspreektitels voor man en vrouw verschillen, waarbij die van mannen (meneer of mijnheer) niet, en die van vrouwen (mevrouw of juffrouw) wel gedefinieerd worden aan de hand van hun huwelijkse staat. Bovendien neemt nog altijd het merendeel van de vrouwen de naam van hun man aan na het huwelijk (zij het in veel gevallen naast hun eigen naam), maar zal dit andersom nooit het geval zijn.
Wanneer vrouwen in een ‘zakelijke’ context worden genoemd, lopen zij meer kans bij hun voornaam, of voornaam en achternaam, genoemd te worden dan mannen, die vaker enkel bij hun achternaam, of bij hun titel en achternaam genoemd worden.23
Hoewel deze laatste twee punten enigszins gedateerd lijken, is het verschil nog altijd merkbaar. Bovendien heeft dit specifiek vrouwelijk taalgebruik invloed op de manier waarop vrouwen gezien worden. Een psychologisch experiment uit 1978 toonde dit al aan: Robert Brannon liet voor zijn onderzoek naar de gevolgen van seksistisch taalgebruik 462 22 23
Ibidem. R. Lakoff, Language and woman’s place. Text and commentaries (New York, 1973), 64.
9
universiteitsstudenten een verhaal lezen over een vrouw die solliciteerde naar een hoge functie. In de helft van de verhalen werd de vrouw als ‘meisje’ aangeduid, in de rest werd zij ‘vrouw’ genoemd. De studenten die het verhaal over de ‘vrouw’ gelezen hadden, omschreven haar naderhand als sterk, volwassen, intelligent, waardig en beter gekwalificeerd om aangenomen te worden en tegen een hoger salaris, dan de studenten die over het ‘meisje’ hadden gelezen.24 Eenzelfde situatie doet zich voor met het woord ‘dame’. Dit roept associaties op welvaart, correct gedrag en elegantie.25 Bovendien impliceert het dat vrouwen zwakke wezens zijn die afhankelijk zijn van mannen, allemaal elementen die van haar bepaald geen atlete maken.26 Michael Messner merkt op dat vrouwelijke atleten vaker ‘meisjes’ of ‘(jonge)dames’ worden genoemd, iets wat volgens hem de lagere status van de sportvrouw weerspiegelt. Dit versterkt de bestaande negatieve denkbeelden die er bestaan over de vrouwelijke atleet.27 Messner noemt bovendien het benoemen van de sekse van de sporter in de verslaggeving als ongelijkwaardige benadering van man en vrouw, iets wat in het voetbal zeker aanwezig is. Spreek een sportverslaggever over een wedstrijd van FC Twente, dan zal hij het in de meeste gevallen over het eredivisieteam van de mannenafdeling hebben; wanneer hij over het vrouwenteam spreekt, zal dit expliciet benoemd worden. Vraagstelling en methode Aanvankelijk begon ik dit onderzoek vanuit de vraag hoe het kan dat het vrouwenvoetbal nog altijd op zo’n laag niveau staat vergeleken met het mannenvoetbal, en wilde ik kijken naar zowel de beslissingen met betrekking tot vrouwenvoetbal binnen het bestuur van de KNVB, als de berichtgeving in de media hierover, om tot een antwoord te komen. De archieven van de KNVB bleken echter niet alle informatie te bevatten die ik nodig had om tot beantwoording van die vraag te komen; het onderzoek naar de berichtgeving in de media leverde me echter enkel meer vragen op. Daarom heb ik besloten me te richten op juist deze vragen, namelijk hoe de media hebben bijgedragen aan de stereotyperingen en negatieve beeldvorming die nog altijd bestaan rond het vrouwenvoetbal. Dit is een kwalitatieve studie geworden, waarbij ik zoveel mogelijk heb geprobeerd een representatief overzicht te bieden van de nieuwsberichten in kranten en op televisie van het begin van de twintigste eeuw tot nu. 24
R. Brannon, The consequences of sexist language. Paper presented at the American Psychological Association Meetings (Toronto, 1978). 25 C. Miller en K. Swift, Words and women. New language in new times (New York, 1976), 129. 26 M. Messner, “Separating the men from the girls. The gendered language of televised sports”, Gender and society vol. 7, no. 1 (1993), 129. 27 Ibidem.
10
In deze studie zal de beeldvorming rond het vrouwenvoetbal in Nederland aan bod komen, en hoe dit zich heeft ontwikkeld in de loop van de twintigste eeuw. De journalistiek over het vrouwenvoetbal biedt een zeer bruikbare bron van materiaal om de heersende ideeën en denkbeelden, die ten grondslag liggen aan de nog altijd gebrekkige populariteit van het vrouwenvoetbal, te toetsen. Het voetbal is immers al decennialang de populairste sport in Nederland, maar het voetbalveld wordt nog altijd gedomineerd door mannen en de wens van vrouwen om toegang te krijgen tot de sport is dan ook iets wat door de jaren heen tot veel strijd en discussie heeft geleid. De eerdergenoemde mechanismen op het gebied van beeldvorming zijn veelvuldig gebruikt door de media en door bestuursleden van voetbalbonden en -verenigingen om vrouwen duidelijk te maken dat het voetbalveld geen plek voor hun was en is. Het resultaat van dit jarenlange proces is het stereotype van de vrouwelijke voetballer als ‘manwijf’, als onvrouwelijk en tegelijkertijd slecht in voetbal. In dit onderzoek zal ik krantenartikelen over vrouwenvoetbal analyseren om te zien hoe de beeldvorming rond vrouwenvoetbal in de loop van de twintigste eeuw heeft bijgedragen tot het vormen en in stand houden van dit negatieve stereotype, aan de hand van de door Smelik, Buikema en Lakoff gesignaleerde manieren om door middel van specifiek taalgebruik een negatief beeld te scheppen van vrouwelijke voetballers. Het gaat hierbij om het gebruiken van de voornaam in plaats van de combinatie voor- en achternaam of alleen de achternaam (bijvoorbeeld ‘Willy’ in plaats van ‘Willy van Bruggen’ of ‘Van Bruggen’); het beschrijven van het uiterlijk van de vrouwen in kwestie waar dat niet nodig of relevant is; het vermelden van de huwelijks staat van de vrouwen in kwestie waar dat niet nodig of relevant is; het gebruiken van verkleinwoorden (‘het linkervoetje van…’); het benadrukken van hun onkunde op het gebied van sport; en het verwijzen naar de vrouwen als ‘meisjes’ of ‘dames’.28 Bovendien zal de algehele toon van de artikelen mee worden genomen in de beschouwing. Naast de krantenberichten zal ik enkele journaaluitzendingen en fragmenten uit het populaire entertainmentprogramma Voetbal International analyseren. De gebruikte krantenartikelen zijn gevonden door te zoeken op een combinatie van de termen ‘voetbal’, ‘vrouwen’, ‘dames’, ‘vrouwenvoetbal’ en ‘damesvoetbal’ in de database van de Koninklijke Bibliotheek (via http://www.delpher.nl), waarin in totaal meer dan een miljoen kranten uit de zeventiende, achttiende, negentiende en twintigste eeuw (tot 1995) zijn gedigitaliseerd. Om de duizenden resultaten die deze zoekvraag opleverde in te perken tot een 28
In de Nederlandse sport is het nog altijd vrij gebruikelijk om te spreken van zowel dames- als herenteams, dus de term ‘dames’ alleen hoeft niet per se te wijzen op een ongelijkwaardige benadering van man en vrouw. Waar echter duidelijk is dat de term gekozen is om opzettelijk een afstand te creëren tussen de ‘mannen’ van het voetbal en de ‘dames’ van het ‘dames’voetbal, zal dit wél meegenomen worden. Voornamelijk in het voetbal was (en is) dit namelijk veelvuldig het geval, voetbal was (en is) immers een echte ‘mannensport’.
11
beheersbaar aantal, heb ik me vooral gericht op grote landelijke dagbladen en dan met name De Waarheid (communistisch) en Het Vrije Volk (sociaal-democratisch) en De Telegraaf (rechtsconservatief) omdat deze tijdlang de grootste kranten van Nederland zijn geweest. Ook enkele regionale kranten heb ik gebruikt omdat deze soms de denkbeelden uit de landelijke kranten herhaalden en soms juist een tegengesteld geluid lieten horen, zoals het Limburgsch Dagblad, het Utrechts Nieuwsblad en de Leeuwarder Courant. Voor kranten na 1995 heb ik gebruikgemaakt van de websites van de landelijke kranten met de grootste oplages, namelijk De Telegraaf, Het Algemeen Dagblad (beiden populaire kranten) en De Volkskrant (een kwaliteitskrant) en voor het regionale geluid heb ik het Dagblad van het Noorden gebruikt. Journaalfragmenten zijn afkomstig van de website van de publieke omroep (http://www.geschiedenis24.nl) waarop enkele uitzendingen van het Polygoon-journaal over vrouwenvoetbal staan, waaronder een verslag van de allereerste op televisie uitgezonden vrouwenvoetbalwedstrijd. Verder heb ik gezocht naar fragmenten uit het programma Voetbal International, een programma dat wekelijks honderdduizenden kijkers trekt en het enige entertainmentprogramma is op de Nederlandse televisie dat uitsluitend over voetbal gaat. De gebruikte beeldmomenten zijn afkomstig van http://www.youtube.com en de website van zender RTL7, waar uitzendingen op terug te kijken zijn. Ook hier is weer gezocht op de termen ‘vrouwen’, ‘dames’, ‘vrouwenvoetbal’ en ‘damesvoetbal’.29 Publicaties van de KNVB zelf, zoals een magazine of een ledentijdschrift heb ik niet kunnen vinden, op jaarverslagen na. Ze bestaan waarschijnlijk wel, maar zijn niet compleet of online in te zien en zouden daarom een onvolledig beeld vormen van de ontwikkeling van de denkbeelden van de Bond zelf over het vrouwenvoetbal door de jaren heen. De vraag is nu hoe het vrouwenvoetbal zich in de afgelopen eeuw heeft ontwikkeld, en of de beeldvorming hieromtrent zich op gelijke voet heeft ontwikkeld. Om de eventuele veranderingen en overeenkomsten in het taalgebruik en de beeldvorming rond vrouwenvoetbal in kaart te brengen, zal ik een chronologisch overzicht geven van de ontwikkelingen in het vrouwenvoetbal als geheel, en de nieuwsberichten analyseren die deze processen behandelden in bovengenoemde media. Zoals eerder al gezegd biedt dit soort materiaal inzicht in de achterliggende denkbeelden die niet alleen weerspiegeld worden, maar juist ook gecreëerd en gereproduceerd worden. Ik zal daarom weergeven welke elementen, zoals benoemd door Lakoff, Smelik en Buikema, naar voren komen in de berichten en waar 29
Ondanks dat dit programma al vier seizoenen lang tweemaal per week uitgezonden wordt, leverde deze zoekvraag overigens teleurstellend weinig resultaten op. Dit wordt verklaard door redacteur Johan Derksen in een radio-interview met de EO’s Dit is de Dag, wat ik ook gebruikt heb in mijn onderzoek en waarin hij stelt dat de redactie van het programma geen interesse heeft in het vrouwenvoetbal omdat het publiek dat volgens hem ook niet heeft.
12
mogelijk zal ik deze vergelijken met berichten over vrouwenhockey uit dezelfde periodes om vast te stellen of de gevonden elementen daar ook in voorkomen en dus meer zeggen over vrouwensport in het algemeen dan over vrouwenvoetbal in het bijzonder. Uiteindelijk zal dit moeten leiden tot beantwoording van de vraag hoe de beeldvorming rond vrouwenvoetbal in de media zich in de twintigste eeuw heeft ontwikkeld, en hoe dit heeft bijgedragen aan de nog altijd lagere status die het vrouwenvoetbal heeft ten opzichte van het mannenvoetbal.
13
“Men wachte zich voor overdrijving!” – Vrouw en sport begin 20e eeuw In 2012 gebeurde het voor het eerst dat ieder deelnemend land aan de Olympische Spelen ten minste één vrouw in zijn delegatie had opgenomen, en dat iedere discipline voor zowel mannen als voor vrouwen was opengesteld. Met 44% was het percentage vrouwelijke deelnemers bovendien het hoogste ooit.30 Meer dan honderd jaar na de oprichting van de moderne Olympische Spelen kan er dus bijna gesproken worden van gelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke atleten op het grootste en meest belangrijke sportevenement ter wereld. Dat vrouwen kunnen participeren in dezelfde sporten als mannen lijkt in Nederland een vanzelfsprekendheid, maar ook hier heeft het lang geduurd voordat de sportende vrouw geaccepteerd werd. Hoewel de Nederlandse vrouw zich al eeuwenlang ’s winters op het ijs begaf om te schaatsen, bleef dit een gebruik binnen de sfeer van vermaak en tijdverdrijf. Toen men in de jaren vijftig van de negentiende eeuw het belang van lichamelijke ontwikkeling en opvoeding begon in te zien, en gymnastiekoefeningen werden ontworpen met als doel het lichaam te versterken, werden vrouwen aanvankelijk van deze vorm van sport uitgesloten. Voor jongens en mannen was het zaak een sterk lichaam te hebben en over een goed uithoudingsvermogen te beschikken, want een sterk volk betekende een sterke natie; iets wat een belangrijk element was in het opkomende nationalisme en militarisme van de negentiende eeuw in Europa. Vrouwen kwamen in deze visie eerst nog niet voor. Ze werden niet expliciet geweerd maar er werden simpelweg geen programma’s ontwikkeld voor vrouwen want een sportende vrouw was niet aan de orde. Het
duurde
echter
niet
lang
voordat
ook
voor
vrouwen
en
meisjes
gymnastiekprogramma’s werden ontwikkeld: dit zou aandoeningen die geassocieerd werden met het ‘zwakke geslacht’, zoals hysterie, bloedarmoede en zwakke botten moeten voorkomen, en het vrouwelijk lichaam in optimale staat brengen om de haar door de natuur opgelegde taak van het moederschap te kunnen vervullen.31 Ook fietsen en zwemmen werden gezien als acceptabele, niet-competitieve vormen van lichaamsbeweging voor vrouwen, al bleef er een sterke aversie bestaan tegen vrouwen die zich in het openbaar in sportkleding vertoonden. Bovendien was het zaak dat de fietsende of zwemmende vrouw ervoor waakte zich niet teveel in te spannen: een bezweet en rood aangelopen gezicht werd als hoogst oncharmant en onvrouwelijk beschouwd. Hiermee werden dus al vroeg de grenzen afgezet waarbinnen een vrouw aan sport mocht doen: de nadruk lag op het intact blijven van haar vrouwelijkheid, wat duidelijk maakte dat bepaalde 30
De kanttekening die hierbij gemaakt moet worden is dat dit percentage uiteraard niet evenredig verdeeld is over alle deelnemende landen; zo bevond zich in de Afghaanse ploeg bijvoorbeeld slechts één vrouw (tegenover vijf mannen), terwijl Rusland juist veel meer vrouwen dan mannen afvaardigde (226 tegenover 204). 31 J. Steendijk-Kuypers, Vrouwen beweging. Medische en culturele aspecten van vrouwen in de sport, gezien in het kader van de sporthistorie. 1880 – 1928 (Rotterdam, 1999), 31.
14
dingen enkel voorbehouden waren aan het mannelijke geslacht, zoals competitie, inspanning en fanatisme. Sport bleef dus een mannelijk domein, omdat bovengenoemde zaken bijna inherent zijn aan lichamelijke beweging. Vrouwen die wilden sporten, tornden aanvankelijk niet aan de hun opgelegde normen en zorgden ervoor dat ze netjes binnen de gestelde kaders bleven wanneer zij aan lichaamsbeweging deden. Gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw werden steeds meer sporten in Nederland geïntroduceerd, vaak overgewaaid uit Engeland. Aanvankelijk werden deze nieuwe vormen van vrije tijdsbesteding beschouwd als ‘deftig vermaak’, aangezien voornamelijk de gegoede burgerij zich interesseerde voor croquet, hockey, tennis en ook voetbal.32 Deze eerste drie bleven lang het etiket van elite-sport houden. Wel waren ze al bijna van begin af aan zowel voor mannen toegankelijk als voor vrouwen. Omdat de manier van bewegen gracieus was en er rustig en gemoedelijk gespeeld kon worden, konden sporten als hockey en tennis zelfs gemengd gespeeld worden.33 Opvallend is dat de eerste feministische golf, die eind negentiende, begin twintigste eeuw plaatsvond, nauwelijks invloed had op de sportbeoefening van vrouwen. De feministen richtten zich vooral op gelijkheid in onderwijs, arbeid en kiesrecht en tegen de dubbele moraal en geldende huwelijksrechtsorde, en had daarbij geen oog voor de positie van vrouwen in de sport.34 Andersom hielden sportende vrouwen zich angstvallig aan de gestelde regels en normen waarbinnen het hen toegestaan was aan sport te doen en hielden zij zich afzijdig van feministische activiteiten op dit gebied.35 Ondanks dat vrouwen in het openbare leven steeds meer rechten kregen, werd het keurslijf op het gebied van de sport juist steeds strakker aangehaald: zo werden in 1896 zelfs verbodsbepalingen ingesteld op het houden van vrouwenwedstrijden in het voetbal en het wielrennen.36 Vrouwen kregen meer en meer te maken met spot, discriminatie en tegenwerking wanneer zij in het openbaar wilden sporten: hoe meer de feministen voet aan de grond wisten te krijgen in het openbare leven, des te meer probeerden hun tegenstanders de vrouwen terug te dringen in de huiselijke sfeer, traditioneel het domein van de vrouw.37 Argumenten tegen de sportende vrouw beperkten zich vaak tot een simpel ‘omdat het niet hoort’, maar ook medische en esthetische argumenten werden aangevoerd. Tegenstanders presenteerden zich vaak als 32
N. van Schuppen, “Van vrouwenvermaak tot damesrekreatie. Een overzicht van de Nederlandse ontwikkeling van sportbeoefening door vrouwen in de negentiende eeuw”, in: Jaarboek voor vrouwengeschiedenis vol. 1 (Nijmegen, 1980), 40. 33 Ibidem. 34 M. Braun, “Gelijk recht voor allen! Feministische strijd tegen de maritale macht”, in: Jaarboek voor vrouwengeschiedenis vol. 6 (Nijmegen, 1980), 139. 35 J. Steendijk-Kuypers, 81. 36 N. van Schuppen, 42. 37 J. Steendijk-Kuypers, 82.
15
verdediger van de sportende vrouw: een activiteit als fietsen bijvoorbeeld werd beschouwd als gunstig en bevorderlijk voor de gezondheid, zelfs voor zeer jonge en zwakke meisjes. Maar vrouwen moesten vooral niet te hard rijden, te lange afstanden afleggen of hun eigen krachten overschatten want dan zouden ze zich verhitten en kou vatten. Bovendien was het beter als een vrouw alleen buiten de stad fietste op rustige wegen zonder al te veel hobbels want alleen dan kon ze ander verkeer vermijden (waar ze onherroepelijk mee in botsing zou komen) en zou ze geen risico lopen om van haar fiets te vallen en zich te blesseren. 38 Fietsen, tennis en golf bleven geaccepteerde activiteiten voor vrouwen, mits zij deze of in een afgesloten omgeving, of ver buiten de stad beoefenden. Voetbal, dat rond de eeuwwisseling aan zijn opmars was begonnen in Nederland, was absoluut uit den boze. Het tijdschrift De Huisvrouw verheugde zich zelfs over het veto dat de Nederlandsche Voetbalbond had uitgeroepen toen het Rotterdamse Sparta een oefenwedstrijd wilde spelen tegen een Engels vrouwenteam. De voetballende vrouwen zouden sport voor vrouwen in diskrediet brengen door hun ‘ongracelijke en onvrouwelrijke [sic]’ bewegingen. Overigens keurde De Huisvrouw ook het deelnemen aan rijwielwedstrijden voor vrouwen af, want hoezeer het tijdschrift lichaamsbeweging voor vrouwen ook aanmoedigde, ‘men wachte zich toch voor alle overdrijving!’.39 Zolang ze maar niet wil winnen Ondanks dat het voetbal zich rond de eeuwwisseling razendsnel verspreidde en bijna door het hele land gespeeld werd, bleef de publieke opinie tegen het vrouwenvoetbal. In het Bataviaasch Nieuwsblad van 28 mei 1921 werd een opiniestuk uit de Groene Amsterdammer geciteerd waarin verschillende vrouwen met verstand van zaken gevraagd wordt naar hun mening over het voetbalspel en de vrouw. Slechts twee van de 22 ondervraagden antwoordden bevestigend op de vraag of zij voetbal geschikt achtten voor de vrouw. Onder de overige twintig bevond zich ook dr. Catharina van Tussenbroek, die zich inzette voor meer georganiseerde lichaamsbeweging voor meisjes op scholen en de fysiek zwakke rol van de vrouw bestreed die haar was aangemeten door artsen, gynaecologen en neurologen.40 Ondanks haar vooruitstrevendheid op dit gebied, gaf Van Tussenbroek toch een zeer conservatief antwoord op de haar gestelde vraag. Ze achtte het zowel uit hygiënisch, als uit esthetisch oogpunt zeer bedenkelijk dat meisjes zouden gaan voetballen. Overdrijving was een belangrijk risico in het voetbal, iets wat van deze ‘jongenssport’ juist het
38
“Wielrijden door vrouwen”, Bataviaasch Nieuwsblad (21-09-1895), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 30 juli 2014). 39 “Gemengde berichten”, Algemeen Handelsblad (30-08-1896), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 30 juli 2014). 40 J. Steendijk-Kuypers, 76.
16
tegenovergestelde van gezonde lichaamsbeweging maakte, aldus Van Tussenbroek. 41 Wandelen, zwemmen, fietsen, roeien en schaatsenrijden noemde de arts als acceptabele en geschikte sporten voor de vrouw; allemaal individuele sporten die voldeden aan de eisen van sierlijkheid bij de uitvoering en van de mogelijkheid om ze in besloten kring te beoefenen. Gemende sporten kwamen echter wel voor. Korfbal en gemengd hockey genoten enige mate van populariteit onder mannen en vrouwen. Dit soort teamsporten was echter van een heel andere aard dan niet-gemende sporten: hoewel er wel wedstrijden gehouden werden, bleef het spelelement de overhand houden. Men beschouwde hockey en korfbal als sporten die vooral ter vermaak gespeeld werden en dan met name door de hogere klassen in de maatschappij. Het sociale aspect stond voorop en men ging zeker niet koste wat kost voor de winst.42 Dit laatste was dan ook een belangrijk punt van kritiek waar het niet-gemengde hockeypartijen tussen vrouwenteams betrof. De Telegraaf maakte dit wel duidelijk in een verslag van een hockeywedstrijd tussen Aerdenhout en Togo in 1915. Hoewel de verslaggever voorop wilde stellen dat hij de sportiviteit van de vrouwen waardeerde, en dat hij het toejuichte dat jonge vrouwen aan sport deden, trok hij in twijfel of hockey wel een gewenste sport was voor dames. Slechts één enkele alinea besteedde de auteur aan het verloop van de wedstrijd; de overige vier gebruikte hij om de vrouwelijkheid van de speelsters in twijfel te trekken door hun “hobbezak-achtige blouses, fladderende haren en onsmaakvol schoeisel” te bekritiseren.43 Uit het stuk sprak een diepe
afkeuring voor de wedstrijdhockeysters. De eerder genoemde processen die door Lakoff, Duncan, Kane en Greendorfer werden gesignaleerd en die bestonden uit het trivialiseren, kleineren en negeren van vrouwelijke prestaties, komen in dit artikel duidelijk merkbaar naar voren. De verslaggever schetste een tekenend beeld van het gebrek van sportieve capaciteiten van de vrouwen door de nadruk te leggen op hun uiterlijk: hij deed dit door hen te beschrijven als “de Aerdenhoutsche ‘schoonen’” en op te merken dat de andere tegenstander van Togo “wat het costuum betreft” de wedstrijd zeker had gewonnen.44 Tenslotte achtte de journalist het nodig om
de afwezigheid van het bestuur van de Dames Hockeybond toe te schrijven aan hun huishoudelijke plichten, waardoor zij vermoedelijk verhinderd waren.45 Door een zo grote nadruk te leggen op het uiterlijk van de vrouwen in plaats van op het verloop van de wedstrijd zelf en door bovendien hun rol in het huishouden te noemen hoewel daar geen enkele aanleiding toe bestond, wist de schrijver van het artikel de ‘vreemdheid’ van de sportende vrouw te 41
“De vrouw en het voetbalspel”, Bataviaasch Nieuwsblad (28 mei 1921), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 1 juni 2014). Helaas is de editie van de Groene Amsterdammer die door het Bataviaasch Nieuwsblad geciteerd wordt niet vindbaar. 42 L. Lauer, “Gemende spelen”, Revue der sporten vol. 9, no. 5 (13-10-1915), 54. 43 “Dames-hockey”, De Telegraaf (08-11-1915), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 30 juni 2014). 44 Ibidem. 45 Ibidem.
17
benadrukken. De boodschap die weerklinkt is dan ook dat fanatisme en inzet geen kwaliteiten zijn voor een vrouw. De voetballer als soldaat Hoewel het voetbal al sinds de jaren tachtig van de achttiende eeuw gespeeld werd in Nederland, en het hard op weg was zich de naam te vestigen van nationale volkssport, was er vijftig jaar later nog altijd geen sprake van dat vrouwen ook konden of mochten voetballen. Dit kwam voort uit de associaties met mannelijkheid en kracht die onlosmakelijk met het voetbal verbonden waren. Een beschouwend artikel in het sporttijdschrift Op de hoogte uit 1906 maakt wel duidelijk hoezeer het voetbal beantwoordde aan de visie van het opkomende nationalisme rond de eeuwwisseling. Auteur Max Blokzijl, een bekend journalist, schreef lyrisch over het voetbal, dat hij de “fraaiste, gezondste, krachtigste en meest mannelijke van alle partij-spelen” noemde.46 Bovendien vroeg
het spel niet alleen veel van het lichaam, ook de geest werd uitgedaagd: een voetbalteam was immers als “[…] een klein legertje, dat met tact, overleg, met weergaloze behendigheid te werk moet gaan […]. De aanvoerders van beide partijen moeten beschikken over combinatievermogen, een scherpen blik op het spel, een juiste kennis van de krachten hunner manschappen”.47
De vergelijking met het slagveld bleef sterk aanwezig in de rest van het artikel, waarin Blokzijl sprak over de tegenstander als vijand, over de voorspelers die in een aanvalslinie staan opgesteld en hun plaats in de phalanx moeten behouden, en over de waarde van de sport voor zowel volksgezondheid als volksweerbaarheid: voetbal was, ook toen al, oorlog.48 Deze hoogdravende retoriek was niet vreemd in de voetbalwereld. Na de eeuwwisseling werd er in de maatschappij steeds meer waarde gehecht aan atletisch vermogen, mannelijkheid en nationalisme, drie eigenschappen die ook een goede voetballer moest bezitten. Dit komt duidelijk naar voren uit het jubileumboek van de KNVB dat de bond in 1939 uitgaf ter ere van het vijftigjarig bestaan. Voor dit gedenkboek werden niet alleen belangrijke mensen uit de voetbalwereld gevraagd om een tekstuele bijdrage te leveren, ook Minister van Defensie A.Q.H. Dijxhoorn kreeg een pagina toegewezen. Dijxhoorn was de NVB dankbaar omdat diens werkzaamheid “[…] het Nederlandse volk tot heil gestrekt [heeft], de sportiviteit der Nederlander opgevoerd en hun lichamelijke gesteldheid verbeterd.” Het behoefde volgens hem 46
M. Blokzijl, “Het voetbal-spel”, Op de hoogte vol. 3 (1906), 662. Idem, 664 48 Idem, 667. 47
18
geen betoog, dat ook de weermacht hiervan in ruime mate de vruchten had geplukt; immers: “hoe beter de lichamelijke gesteldheid van het Volk, des te grooter de waarde van zijn weermacht”.49 Naast Dijxhoorn had ook J.J.G Baron van Voorst tot Voorst, Luitenant-Generaal
en Commandant van het Veldleger, enige woorden van dank voor het werk van de KNVB. Volgens hem was voetbal van groot belang voor “[…] den physieke ontwikkeling van den jeugdigen aanvoerder en van den soldaat”, iets wat velen in de weermacht van begin af aan al
hadden ingezien.50 Snelheid, uithoudingsvermogen, het zich op doelmatige wijze snel verplaatsen waren onmisbare eigenschappen voor zowel de voetballer als de soldaat. Ook schreef de Baron de ontwikkeling van voor legeraanvoerders onontbeerlijke geestelijke eigenschappen zoals doorzettingsvermogen en besluitvaardigheid, toe aan het voetbal. Het toenemende belang dat werd gehecht aan voetbal als leerschool die van jongens mannen maakte, droeg eraan bij dat vrouwen steeds minder in dat plaatje pasten. De constante vergelijkingen van het voetbalveld met het slagveld, waar de teams als legers optraden en de spelers als strijdkrachten, zorgen ervoor dat het voetbal hetzelfde soort associaties opriep als het nationaal leger, een voor vrouwen al even ontoegankelijk onderdeel van de maatschappij. Een goede illustratie van dit verschijnsel is het verbod op vrouwenvoetbal dat de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) uitvaardigde in de 1936. Langzamerhand hadden namelijk ook vrouwen interesse gekregen in het voetbalspel, ondanks de afkeurende woorden en ontmoedigende adviezen van artsen, psychologen en sportliefhebbers. Her en der werden vrouwenvoetbalteams en -clubs opgericht die oefenwedstrijden onderling of tegen mannenteams organiseerden. Hoeveel weerstand er nog altijd bestond, blijkt wel uit een artikel in de Revue der Sporten uit 1933, waarin Tine Harryvan, oprichtster van de Amsterdamse damesvoetbalclub E.A.D.V. werd geïnterviewd. De schrijver van het stuk beschouwde het damesvoetbal als een besmettelijke ziekte en vroeg zich af hoe de initiatiefneemster van E.A.D.V. er dan wel uit zou zien: “ als een Kenau? Een halve jongen?”.51 Al voor hij haar ontmoette, trok de auteur dus al haar
vrouwelijkheid in twijfel. Ook de huwelijkse staat van ‘mejuffrouw’ Harryvan komt aan bod want ondanks dat haar broers allen allang getrouwd waren, was zijzelf nog niet eens verloofd, hoewel dit vast wel zou veranderen wanneer ze zou ophouden met voetballen zo meende de schrijver. 52 Uit alles in het artikel komt naar voren dat het vrouwenvoetbal niet serieus genomen hoefde te worden, laat staan dat het een lang leven beschoren was. Van de bal waarmee gespeeld ging 49
J. Moorman et al, K.N.V.B. Jubileumboek 1889-1939 (Den Haag, 1939), 16. Idem, 18. 51 “Als meisjes voetballen”, De revue der sporten vol. 26, no. 50 (17-07-1933), p.811. Via tijdschriften.delpher.nl (geraadpleegd 13 juli 2014). 52 Ibidem. 50
19
worden (een vier, geen vijf want die was te zwaar) tot de opmerking dat Harryvan haar andere sportieve activiteiten opgaf om zich volledig op het voetbal te kunnen concentreren (“zij meent al haar concentratievermogen daarvoor nodig te hebben…”), alles werd voorzien van snijdend
commentaar.53 De boodschap is duidelijk: ‘dames’ moesten niet het idee krijgen dat voetbal een sport voor hen was. De aversie tegen voetballende vrouwen leek alomtegenwoordig in de maatschappij van de jaren dertig, van afkeurende uitingen in de media tot het hoogste bestuurlijk niveau van het voetbal aan toe. De KNVB had op reglementair gebied weinig te zeggen over wedstrijden tussen vrouwenteams omdat deze buiten de invloedssfeer van de Bond vielen want alleen traditionele (dus mannen-) clubs konden zich immers aansluiten bij de KNVB. Wel kon de Bond ingrijpen waar het gemengde wedstrijden tussen mannen en vrouwen betrof. De KNVB verbood bondsverenigingen dan ook om nog langer hun teams tegen vrouwen te laten voetballen, op straffe van een boete. In de jaren veertig werd deze maatregel uitgebreid tot een algeheel verbod voor verengingen die lid waren van de Bond om materiaal en velden beschikbaar te stellen voor vrouwenvoetbal, omdat dit als hoogst ongewenst werd beschouwd. Hoewel vrouwen zich er niet van lieten weerhouden af en toe alsnog stiekem de bal op te pakken, werd het verbod door de media in elk geval gehonoreerd: in de jaren veertig werd er nauwelijks nog melding gemaakt van voetballende vrouwen. Mannen in crisis De reactie van de media en de KNVB op de ‘dreiging’ van het opkomende vrouwenvoetbal, kan bezien worden in het licht van de ‘crises of masculinity’ die sporthistoricus Michael Messner beschrijft in zijn artikel over de mannelijke dominantie in de sportwereld. De eerste van deze crises had volgens Messner plaats in de periode van 1890 tot na de Eerste Wereldoorlog in Amerika, maar ook in Nederland kan een dergelijk verschijnsel worden waargenomen.54 Volgens Messner was de Amerikaanse mannelijkheidscrisis een gevolg van de in deze periode toenemende industrialisatie waardoor het aantal mannen in loondienst toenam, en het aantal dat een eigen bedrijf of boerderij had, afnam. In Nederland vond in deze periode de eerste feministische golf plaats, waarbij vrouwen streden voor toegang tot onderwijs en het openbare leven, en zelfstandiger werden, waardoor de traditionele machtsverhoudingen onder druk kwamen te staan. Volgens Messner reageerden mannen op deze dreigende sociale ‘feminisering’ door een eigen
53
Ibidem. M. Messner, “Sports and male domination. The female athlete as contested ideological terrain”, in: Women, sport, and culture ed. S. Birrell en C.L. Cole (Champaign, 1994), 67. 54
20
omgeving te creëren waarin zij hun mannelijkheid en kracht konden bevestigen.55 Sport werd voor hen een manier om zich af te sluiten van de vrouwelijke invloeden van buitenaf en bood tegelijkertijd een middel om hun fysieke superioriteit over vrouwen te tonen. In Nederland had voetbal hierin een grote rol. Al vijftig jaar na de introductie van het voetbal in Nederland had de sport de naam gekregen van nationale volkssport waarbij de ‘mannelijke’ waarden van kracht, moed en snelheid hoog in het vaandel stonden. Binnen de context van de afbraak van de traditionele gender-hiërarchie valt het verbod van de KNVB goed te verklaren: de mannen sloten de rijen en verenigden zich in het voetbal, dat een onneembare vesting van mannelijkheid werd. Het taalgebruik, met de militaristische retoriek die weerklinkt in het Jaarboek van de KNVB bijvoorbeeld, droeg bij aan de beeldvorming rond het voetbal als iets voor ‘echte’ mannen. Waar vrouwen zich toch op het door mannen gedomineerde voetbalveld waagden, leidde dit tot protesten in de media die zeer tegenstrijdig van aard leken: een voetballende vrouw was onvrouwelijk, welhaast mannelijk; maar ondanks deze mannelijkheid konden de voetbalsters er niks van. Enerzijds betekende het voetbal een ernstige afbraak van vrouwelijkheid, anderzijds bleven voetballende vrouwen te vrouwelijk om fatsoenlijk te kunnen voetballen. Hiermee kwam de voetbalster dus voor een onoplosbaar dilemma te staan: als ze ‘vrouwelijker’ wilde voetballen, dus eleganter en met meer gratie, zou het voetbal zelf erop achteruit gaan. Maar als zij beter wilde gaan voetballen, zou ze haar vrouwelijkheid geweld aan doen.
55
Messner, 68.
21
“Niet de dingen, die een fatsoenlijke vrouw hoort te doen” – Jaren vijftig In de jaren vijftig vonden er twee belangrijke ontwikkelingen plaats in het Nederlandse voetbal. Na jarenlange weerstand werd in het seizoen 1954/’55 de professionalisering van het voetbal eindelijk toegestaan. Voordien had de KNVB zich hevig verzet tegen het betalen en kopen van voetballers, omdat de sport volgens de Bond, en dan met name voorzitter Karel Lotsy (de ‘paus van het Nederlandse voetbal’), enkel ‘de opvoeding tot de deugd der onbaatzuchtigheid’ ten doel had.56 Het amateurisme van het Nederlandse voetbal werd door de KNVB altijd als een groot goed beschouwd, maar het betekende wel dat Nederland op internationaal gebied niets voorstelde. Het conservatisme van de Bond uitte zich dus niet enkel in de aversie tegen het vrouwenvoetbal; ook op andere gebieden moest voetbal zo dicht mogelijk bij zijn oorsprong blijven. Dat de vooruitgang echter niet tegen te houden was, werd wel duidelijk toen in 1954 voor het eerst een WK-wedstrijd (Frankrijk – Joegoslavië) werd uitgezonden in Nederland: er ontstond een enorme vraag naar tv-ontvangers en het aantal verkochte televisietoestellen steeg van 2800 naar 9500.57 De populariteit van het voetbal op het hoogste niveau kon niet langer ontkend worden en de Bond, onder leiding van de nieuwe voorzitter Hans Hopster, kwam tot de conclusie dat de enige weg voor het Nederlands voetbal die van de professionalisering was. Herbido Terwijl het mannenvoetbal in een stroomversnelling belandde, begonnen ook de vrouwelijke voetballers weer van zich te laten horen, wellicht aangemoedigd door de ontwikkelingen in het professioneel voetbal en de populariteit van het WK. In november 1954 verscheen in het Utrechts Nieuwsblad een advertentie waarin dames gevraagd werden om een voetbalclub mee op te richten. De animo was groot en niet veel later, in januari van 1955, was er genoeg respons gekomen om ook daadwerkelijk tot de stichting van een vrouwenvoetbalclub over te gaan. Op 12 januari 1955 werd op de oprichtingsvergadering ten overstaan van de pers Herbido in het leven geroepen door de 17-jarige Willy van Bruggen. Ten tijde van de oprichting telde de nieuwe vereniging al 60 leden, meest vrouwen en meisjes tussen de 17 en 23 jaar die ook al aan andere sporten deden, zoals zwemmen en handbal. De vrouwen zouden getraind gaan worden door Wout Buitenweg, zelf ex-voetbalinternational en vader van bestuurslid Trudy Buitenweg.58 De nieuwswaarde van de oprichting van de vrouwenvoetbalvereniging was blijkbaar 56
E. van Westerloo, We hoeven er niet aan te verdienen. De geschiedenis van de miljoenendans om de uitzendrechten van voetbalwedstrijden (Nieuwegein, 2004), 29. 57 Idem, 31. 58 “Dames-voetbalclub werd opgericht”, Utrechts Nieuwsblad (13-1-1955), via hetutrechtsarchief.nl (geraadpleegd 5 mei 2014).
22
groot, want de gebeurtenis werd breed uitgemeten in diverse artikelen in onder andere De Waarheid, De Telegraaf en Het Vrije Volk, drie van de grootste Nederlandse kranten. Hiermee vormt de gebeurtenis direct een interessante casus om het beeld dat de media van de voetballende vrouwen schetste, te onderzoeken. De berichtgeving in de genoemde kranten varieerde van neutraal tot ronduit neerbuigend. Een voorbeeld van het eerste vinden we in het socialistische Het Vrije Volk, dat in vergelijking met de rest slechts een klein artikeltje aan de gebeurtenis wijdde, waarin enkel de belangrijkste zaken omtrent de oprichting aan bod komen: de oorsprong van de naam van de club (een samentrekking van de voetbalclubs Hercules, Bilthoven en DOS), het belangrijkste streven (het bevorderen van het voetbalspel voor de dames) en enige informatie over het clubtenue en spelregels, die ietwat aangepast waren.59 Zo speelden de vrouwen met een iets lichtere bal en duurde de wedstrijd twee keer 30 minuten in plaats van 45. De toon van het artikel was zakelijk en er werd geen irrelevante informatie gegeven over bijvoorbeeld de huwelijkse staat van de vrouwen of hun uiterlijk. De Telegraaf was een stuk kritischer en het taalgebruik van de correspondent dient als een goed voorbeeld om alle in de inleiding genoemde punten af te vinken: de aanwezige vrouwen werden zonder uitzondering ‘meisjes’ genoemd, en van degenen die bij naam genoemd werden, werd direct vermeld van welke man zij de dochter of de zus waren: Trudi Buitenweg was het enkel waard om genoemd te worden bij gratie van haar status als ‘dochter van…’, hetzelfde gold voor de gezusters Temming, ‘zusjes van…’.60 Een foto van voorzitster Van Bruggen ging gepaard met het onderschrift: “Sweet seventeen and never been kicked…”, een toespeling op het cliché ‘Sweet sixteen and never been kissed’, wat waarschijnlijk moest wijzen op haar naïviteit en onervarenheid op voetbalgebied. Ook de ondertitel van het artikel, “Kicks met hoge hakken?” was een verwijzing naar de ongeschiktheid van vrouwen en veronderstelde dat hun onhandige schoeisel niet gepast was voor het voetbal. De Waarheid bracht de gebeurtenis zelfs op de voorpagina, in het artikel “Daar komen de schut(s)ters!”. Die titel was een verwijzing naar het spotlied ‘Daar komen de schutters’, dat de
Rotterdamse schutterij belachelijk maakte vanwege hun drankgebruik en lafheid: geen flatterende vergelijking dus.61 Door het artikel op de voorpagina te plaatsen en niet in het sportkatern, gaf De Waarheid de boodschap af dat het vrouwenvoetbal niet tot de sport gerekend kon worden en dat het dus geen plaats had tussen de berichten over het ‘echte’ voetbal. De tekst van het artikel was al net zo spottend als de titel: zo begreep de correspondent van De Waarheid waarom de 59
“Herbido-dames gaan hun balletje trappen”, Het Vrije Volk (13-01-1955), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 5 mei 2014). 60 “Dames-voetbalclub opgericht. Kicks met hoge hakken?”, De Telegraaf (13-01-1955), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 5 mei 2014). 61 “Daar komen de schut(s)ters!”, De Waarheid (13-1-1955), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 5 mei 2014).
23
ondergrens om lid te worden op 17 jaar was gesteld – anders had Willy van Bruggen natuurlijk nooit presidente kunnen worden!62 “U zult ze nog gaan zien, de vrouwelijke voetballers, of beter gezegd de voetbalsters” merkte de schrijver op, want van vrouwelijke voetballers kon natuurlijk
allerminst gesproken worden.63 Trainer en oud-international Buitenweg werd een goede keus genoemd, aangezien hij slechts elf wedstrijden voor het nationaal elftal had gespeeld omdat “ […] hij een te voorzichtige speler was. Dat zit dus wel goed met de meisjes!” aldus de verslaggever.64
Een ‘echte’ trainer zou immers veel te ruw en hard voor de ‘meisjes’ zijn geweest, was de implicatie. Slechts in één krant, de Leeuwarder Courant, werd Willy van Bruggen zelf aan het woord gelaten. Tijdens het ‘genoeglijk keuvelen’ met het ‘uiterst beschaafd stel meisjes’ merkte de verslaggever op dat de voetbalsters in spe geenszins de Kenaus waren die hij zich had voorgesteld.65 Een vrouw die zich waagde aan het uiterst mannelijke voetbal kon haast niet vrouwelijk zijn: het beeld van de voetballende vrouw als manwijf bestond dus blijkbaar al eerder dan het vrouwenvoetbal zelf, en was zelfs al zo diepgeworteld dat er melding van gemaakt moest worden als het tegendeel waar bleek te zijn. Naast technische details over de trainingen en het wedstrijdreglement, wilde de journalist vooral weten hoe Van Bruggen (die zonder uitzondering bij haar voornaam genoemd werd) haar hobby dacht te combineren met het huishoudelijk werk. Over het algemeen leek de interviewer gematigd positief over de ‘voetballerij’ van de vrouwen, en zag ook hij de voordelen er wel van in want “[…] wie deze dames tot vrouw krijgt, hij zal er niet bang voor behoeven zijn dat er bezwaar gemaakt wordt tegen zijn voetbalmiddag…”.66
Ondanks de scepsis van de journalisten hadden de oprichters en leden van Herbido hoge verwachtingen van hun entree in de voetbalwereld. Zij erkenden dat er bezwaren zouden komen maar, zo redeneerden zij, die waren er ook geweest toen vrouwen wilden gaan hockeyen en handballen, en die sporten waren in de jaren vijftig voor vrouwen “de gewoonste zaak van de wereld” geworden.67 Aanvankelijk leek de oprichting van de vereniging ook een doorbraak te betekenen in het vrouwenvoetbal. Volgens de verslaggeving stond de KNVB sympathiek tegenover de “poging van lieftallige jongedames om het edele voetbalspel te gaan beoefenen”, hoewel de Bond geen officiële medewerking kon verlenen aangezien deze geen vrouwelijk tak
62
Ibidem. Ibidem. 64 Ibidem. 65 “Utrechtse dames nemen voetbal-liefhebberij heel ernstig”, Leeuwarder Courant (22-01-1955), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 15 juli 2014). 66 Ibidem. 67 “Dames-voetbalclub werd opgericht”. 63
24
had.68 Op 14 januari, twee dagen na de oprichtingsvergadering, berichtte het Utrechts Nieuwsblad al over de op handen zijnde oprichting van een tweede vrouwenvoetbalvereniging in die provincie. Ook in Enschede werden twee clubs opgericht en eind januari 1955 meldde een damesteam uit Nijmegen zich voor een wedstrijd tegen Herbido, die op 30 april van dat jaar plaats zou moeten vinden. Hier wordt meteen al de eerste kink in de kabel zichtbaar: de twee damesteams moesten uitwijken naar het voetbalveld van het Utrechtse 2-e klasser Velox, omdat DOS (nota bene één van de verenigingen waarna Herbido vernoemd was) zijn stadion niet beschikbaar wilde stellen voor voetballende dames.69 De vrouwen lieten zich echter niet uit het veld slaan en in april 1955 werd de Nederlandse Dames Voetbalbond (NDVB) opgericht, een federatie waaronder Herbido, Rood-Wit-Blauw (Nijmegen), Almelo, Apeldro (Apeldoorn), Rievelo (Utrecht), DCO (Haarlem), Full Speed (IJmuiden), Minerva (Dordrecht), De Holviams (Amersfoort), en de ‘voetballerina’s’ van sportvereniging De Klerk uit Hilversum zich schaarden. Op 30 april 1955 vond er inderdaad een voetbalwedstrijd plaats van Herbido op het veld van Velox; echter niet tegen een team uit Nijmegen, maar tegen EHDVV uit Den Haag. De Utrechtse vrouwen wonnen met 4-0. De wedstrijd werd door vele kranten kort behandeld, waarbij de meesten niet nalieten te vermelden dat de kleine vierduizend toeschouwers vooral waren toegestroomd om het nieuwe fenomeen van de voetballende vrouw met eigen ogen te aanschouwen, en dat het voetbal vanwege het gebrek aan tempo soms herinneringen opriep aan een vertraagde film.70 De nieuwswaarde van het verschijnsel ‘vrouwenvoetbal’ nam na deze eerste paar maanden echter snel af en even leek het erop dat de interesse van de media voor het vrouwenvoetbal verdween: van een enkele wedstrijd werd nog verslag gedaan, maar de kranten schonken al spoedig nauwelijks nog (positieve dan wel negatieve) aandacht aan de voetballende vrouwen. Maatregelen van de KNVB Het waren waarschijnlijk bovengenoemde ontwikkelingen waardoor de KNVB zich geconfronteerd zag met het zich steeds sneller uitbreidende vrouwenvoetbal en van de eerder genoemde sympathie was allang geen sprake meer. Uit de notulen van de bestuursvergaderingen van de Bond wordt al snel duidelijk dat het geen twijfel hoefde te lijden dat de KNVB het vrouwenvoetbal als een kwalijke uitwas zag, die dan ook met harde hand tegengegaan moest 68
“Damesvoetbal”, Het Nieuws: Algemeen Dagblad (13-1-1955), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 15 mei 2014). 69 “Utrecht (dames) tegen Nijmegen”, Utrechts Nieuwsblad (26-1-1955), via hetutrechtsarchief.nl (geraadpleegd 5 mei 2014). 70 “Damesvoetbal veroverde sportlievend Utrecht”, Utrechts Nieuwsblad (2-5-1955), via hetutrechtsarchief.nl (geraadpleegd 4 mei 2014).
25
worden. Omdat de notulen van deze vergaderingen indertijd niet openbaar werden gemaakt, laten deze goed zien hoe het bondsbestuur in werkelijkheid over het vrouwenvoetbal dacht, zonder dat men rekening hoefde te houden met eventuele weerstand die de uitspraken zouden oproepen. In de vergaderingen van het bestuur werd dan ook geen geheim gemaakt van de aversie die er heerste onder de heren van het bestuur: in april 1955, niet lang nadat de NDVB het levenslicht zag, werd het probleem van het opkomende ‘Dames Voetbal’ besproken. Eén van de heren stelde voor om “[...] reglementair te verbieden, dat onze terreinen worden gebruikt voor vrouwenvoetbal” en om het te rangschikken onder het zogenaamde ‘wild voetbal’, wat door de
KNVB niet toegestaan werd.71 Op dit voorstel werd tijdens deze vergadering niet verder ingegaan, want de bondsleden meenden dat er zo min mogelijk over de kwestie vrouwenvoetbal gezegd en gepubliceerd zou moeten worden: “Dan bloedt het vrouwenvoetbal vanzelf dood en worden vrouwen weer dames”.72
Dat het vrouwenvoetbal hardnekkiger bleek dan men hoopte, werd wel duidelijk toen in september 1955 het probleem nogmaals aan de orde kwam. De kwestie was deze keer bovendien van urgentere aard (hoewel het nog steeds pas als 27e punt op de agenda werd behandeld): het was de bestuursleden namelijk ter ore gekomen dat er enkele verengingen waren, “[...] die aan [hun] wedstrijden damesvoetbal laten voorafgaan”, iets wat volgens bestuurslid Martens viel
onder de noemer ‘oneerlijke concurrentie’.73 Welke verenigingen zich schuldig maakten aan dit gebruik werd helaas niet in de notulen vermeld. De voorzitter waarschuwde de vergadering wel voor de averechtse werking die een te hard optreden hiertegen zou kunnen hebben. Het gevaar bestond namelijk dat juist als men het vrouwenvoetbal zou verbieden, het zou gaan floreren. Bovendien zou het de aandacht trekken van de pers, en zou “[...] het Bestuur [...] wel weer uitgekreten worden voor een stel onnozelen”.74 Deze laatste opmerking wijst erop dat de KNVB
zich er dus wel degelijk van bewust was dat de tijdgeest, en daarmee de heersende meningen over het vrouwenvoetbal, aan het veranderen waren. Van het voorzichtige optreden waarvoor begin september nog gepleit werd, was enkele weken later al nauwelijks meer iets te merken. Op 17 september 1955 besloot het bestuur clubs te verbieden hun terreinen voor vrouwenvoetbal af te staan. Ook op terreinen die niet van verenigingen van de KNVB waren, zouden geen ‘voorwedstrijden’ meer gehouden mogen 71
Nationaal Archief, Den Haag, Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), nummer toegang 2.19.123, inventarisnummer 34. Wild voetbal was het voetbal dat gespeeld werd buiten de officiële competities van de KNVB om. Het was verboden voor verenigingen, teams en individuen om buiten Bondsverband voetbal te spelen, en aangezien vrouwen geen lid konden worden van de KNVB, was elk voetbal dat zij speelden per definitie ‘wild voetbal’. 72 Ibidem. 73 NL-HaNA, KNVB, 1.19.123 inv.nr. 34 74 Ibidem.
26
worden.75 Men voorzag dat hiertegen protest zou komen van gemeentebesturen: daarom zou een afgevaardigde van het KNVB-bestuur een gesprek hebben met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om ervoor te zorgen dat deze de gemeenten zou adviseren geen terreinen aan vrouwenvoetbal af te staan. Tenslotte zouden bij de KNVB aangesloten scheidsrechters verboden worden om voetbalwedstrijden van vrouwen te leiden.76 Esthetische bezwaren Terwijl de vrouwen dus probeerden voet aan de grond te krijgen, werden zij op alle mogelijke manieren actief door de KNVB tegengewerkt. Ook in de pers konden de voetballende vrouwen, ondanks de geuite vrees van de voetbalbond, aanvankelijk op weinig medestanders rekenen. Zo wijdde Het Vrije Volk, indertijd de grootste Nederlandse krant, in februari 1955 een volledige opiniepagina aan het nieuwe verschijnsel. In dit stuk kwamen zowel mensen met kennis van zaken (zoals scheidsrechters en gymleraren), als mensen zonder duidelijke connectie met het voetbal (zoals cabaretier Wim Ibo) aan het woord. Hoewel een enkeling zich neutraal tot positief uitliet (“Het lijkt me gezond, en vooral zo leuk om te zien,” aldus Ibo77), waren de ondervraagden vrij unaniem in hun oordeel. Voetbal-official Dirk Nijs hoopte dat het geen serieuze zaak zou worden, omdat het niks met sport te maken had volgens hem.78 Lien Dreese, een gymnastieklerares, wees op het gevaar voor blessures dat volgens haar bij voetbal vele malen groter was dan bij bijvoorbeeld hockey, een sport waarin vrouwen al veel langer actief waren.79 De secretaris en competitieleider van de Volksvoetbalbond Frans Ietswaard herinnerde zich zelfs een vrouwenvoetbalwedstrijd uit 1910 waarbij hij scheidsrechter was. Volgens hem konden de dames er helemaal niets van en moest hij alleen al in de eerste helft de wedstrijd twintig maal onderbreken om één van de speelsters bij te brengen. Ook Ietswaard vond dat het spel dat de vrouwen speelden niets met voetbal te maken had, en ging ervan uit dat het een stille dood zou sterven.80 Ook de reguliere berichtgeving van Het Vrije Volk over het vrouwenvoetbal was verre van positief. In januari 1955 werd verslag gedaan van een vriendschappelijke ‘voorwedstrijd’ 75
Voorwedstrijden waren demonstratiewedstrijden die voorafgaand aan de officiële competitieduels gespeeld werden, en die bedoeld waren om publiek te trekken. De KNVB verbood dit soort wedstrijden op grond van ‘oneerlijke concurrentie’ maar specificeert nergens waaruit deze concurrentie bestaat. Ergens wordt wel zijdelings gerefereerd aan de financiële voordelen die het extra publiek zou opleveren, maar niet duidelijk wordt waarom dit als een kwalijke zaak wordt beschouwd. 76 NL-HaNA, KNVB, 1.19.123 inv.nr. 34 77 “Damesvoetbal? Leuk zegt Wim Ibo. Wat een comedie – Mevr. Vuyk-Bras. Het zal wel weer doodlopen”, Het Vrije Volk (5-2-1955), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 29 april 2014). 78 Ibidem. 79 Ibidem. 80 Ibidem.
27
tussen twee vrouwenteams. Dergelijke wedstrijden zouden de belangrijkste manier worden waarop in deze periode de vrouwen konden voetballen: zij mochten, voorafgaand aan de competitiewedstrijden van mannen, een demonstratie geven van hun kunnen door een wedstrijdje van twee keer een half uur te spelen. Dit gebeurde buiten enig georganiseerd competitieverband en dit soort wedstrijden werd, zoals eerder al vermeld, al vrij snel door de KNVB verboden. In januari 1955 was dit verbod er echter nog niet, en speelden 22 vrouwen uit Velsen en IJmuiden een wedstrijd tegen elkaar. De verslaggever van Het Vrije Volk sprak van het daverende gelach dat opklonk als er grappige bewegingen werden gemaakt, of de bal weer eens een rare richting nam. Het leek zo weinig op voetbal volgens hem, dat het naar een “ongekend soort vermakelijkheid neigde”.81 Zijn conclusie was dan ook dat “de vinnige trapbewegingen, de schouderduwen bij felle charges, en de onvermijdelijke botsingen de élégance, die men de vrouwen zo graag [toeschreef], geweld aan [deden]”.82
Jen Vlietstra, journalist en voormalig keeper van Feyenoord, had in Het Vrije Volk een reguliere sportcolumn onder de titel “Sportkiekjes van Zamora”. Ook hij was ook niet te spreken over het vrouwenvoetbal en vond dat vrouwen af moesten blijven van de “typisch manlijke sport”, die “stoer tot in alle vezels” was.83 De schrijver keerde regelmatig terug op het onderwerp
en gebruikte de hem toegewezen ruimte om deze sentimenten meerdere malen te benadrukken. Het Vrije Volk kan door zijn grote oplage (gemiddeld 360.000 op zijn hoogtepunt in de jaren ’50) dus wel beschouwd worden als een zeer luide stem in de beeldvorming rond het vrouwenvoetbal. Het uitbannen van het vrouwenvoetbal door de KNVB leek te slagen, aangezien na 1955 de belangstelling voor het vrouwenvoetbal wederom afnam. Spanningen binnen de NDVB zorgden voor een ineffectief optreden van de Bond. Bovendien werden de moeilijkheden door de pers aangegrepen om te benadrukken dat de vrouwen het in hun eentje niet zouden redden, helemaal toen de oplossing gebracht werd door een bemiddeling door drie mannen: “de dames konden het kennelijk toch niet geheel zonder heren stellen…”, zoals De Telegraaf spottend
stelde.84 Vrouwenvoetbal op televisie Op televisie was het oordeel over vrouwenvoetbal niet veel gunstiger dan in de gedrukte media. In 1955 zond het Polygoon ‘de première van het nieuwste kunstwerk der emancipatie, 81
“Dames zien niet op tegen fikse schouderduwen”, Het Vrije Volk (31-1-1955), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 29 april 2014). 82 Ibidem. 83 “Sportkiekjes van Zamora”, Het Vrije Volk (16-8-1955), via kranten.delpher.nl, (geraadpleegd 12 april 2014). 84 “Damesvoetbalbond weer een”, De Telegraaf (22-10-1956), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 15 mei 2014).
28
damesvoetbal geheten’ uit, opgevoerd door ‘22 ballerina’s’.85 Het fragment is doordrenkt van
spot, waarbij meer aandacht werd besteed aan het uiterlijk van de vrouwen dan aan hun voetbalspel. Zo merkte de commentator op dat beide elftallen ‘reeds vóór de strijd fraai formatiewerk’ lieten zien, terwijl beelden getoond werden van het maken van teamfoto’s van de
vrouwen.86 Ook sprak hij over een ‘historisch moment in de vaderlandse geschiedenis’, toen de aftrap genomen werd en ‘de amazones over het veld gingen draven’.87 Een jaar later besteedde het Polygoon nogmaals aandacht aan het vrouwenvoetbal, toen het een samenvatting uitzond van een vriendschappelijke wedstrijd tussen Nederland en Duitsland. Op laatdunkende toon versloeg Philip Bloemendal deze wedstrijd, die in 2-1 eindigde voor Duitsland. Hij sprak over de ‘oranjebloesjes’, en over ‘onze Gien’ die zich ‘moederlijk over de bal ontfermde’.88 Ook de montage van de beelden geeft de indruk dat het Polygoon het vrouwenvoetbal niet al te serieus nam: toen ‘het linkervoetje van Ilse Niebrich’ het tweede Duitse doelpunt scoorde, maakte dat volgens Bloemendal ‘diepe indruk op de heren der schepping’, waarna beelden werden getoond van hard lachende mannen op de tribune.89 Dat Duitsland de uiteindelijke winnaar van de wedstrijd werd, was volgens de commentator vooral te danken aan de speelster Beckmann, die volgens hem ‘een goed figuur had… eh, sloeg’.90 Er moet overigens wel vermeld worden dat kranten over het algemeen bijzonder weinig aandacht besteedden aan vrouwensport. Het vrouwenvoetbal kreeg juist opvallend veel aandacht vergeleken met de overige sporten, want een zoektocht naar berichten over bijvoorbeeld vrouwenhockey en –tennis levert in de database van de Koninklijke Bibliotheek slechts respectievelijk 20 en 21 resultaten op over het hele decennium van 1950 tot 1960. Van dit twintigtal keren dat de termen ‘vrouwen’ of ‘dames’ in verband worden gebracht met hockey en tennis, betreft het slechts in twee gevallen een daadwerkelijk verslag van een wedstrijd; de overige keren dat de termen gecombineerd worden, worden ze als bijzaak genoemd (“De 25-jarige Mary Franco Lao […] spreekt Frans, Engels, Portugees, Italiaans en Spaans, speelt tennis en zwemt en wandelt graag […]”), gaat het om vrouwen in het publiek van een mannenwedstrijd, of worden
de sporten genoemd als veel geschiktere alternatieven voor de vrouw die wil voetballen. Vrouwen mochten kortom wel aan tennis en hockey doen, maar hun wedstrijden waren niet belangrijk genoeg om verslag van te doen in de kranten. 85
“Dames-voetbalwedstrijd in Velsen”, Polygoon Hollands Nieuws 1955, via http://www.geschiedenis24.nl/speler.program.27551519.html (geraadpleegd 12 april 2014), op 00.07. 86 Idem, 00.11. 87 Idem, 00.22. 88 “Dames-voetbalwedstrijd tussen Duitsland en Nederland”, Polygoon-wereldnieuws 1956 via http://www.geschiedenis24.nl/speler.program.27549716.html (geraadpleegd 12 april 2014), op 00.31. 89 Idem, 00.39. 90 Idem, 00.44.
29
Maar waar vrouwensport in het algemeen min of meer genegeerd werd, werden ze niet expliciet afgekeurd: alleen het vrouwenvoetbal viel deze twijfelachtige eer ten deel. Voetbal bleef immers de belangrijkste sport in Nederland (ter illustratie: een zoekvraag naar de term ‘voetbal’ van 1 januari 1950 tot 1 januari 1960 in de krantendatabase van de Koninklijke Bibliotheek levert alleen al 50.892 resultaten op) en met de invoering van het betaald voetbal werd de interesse alleen maar groter. De KNVB werkte het vrouwenvoetbal actief tegen, terwijl de media de sentimenten uit de samenleving weerspiegelden en versterkten. Bijna alle genoemde mechanismen om het vrouwenvoetbal neer te zetten als tweederangs en als ‘anders’ dan het mannenvoetbal, werden door kranten en televisie aangewend. De bovengenoemde fragmenten uit het Polygoonjournaal illustreren dat nog het beste: de vrouwen worden bij hun voornaam genoemd en er worden diverse termen gebruikt om hen te beschrijven (amazones, ballerina’s) die moeten aangeven dat ze vooral géén voetballers zijn. Het uiterlijk van de vrouwen komt uitgebreid aan bod en er worden onnodige verkleinwoorden toegepast (de oranjebloesjes, het linkervoetje) die wijzen op de ondergeschikte status van de vrouwen. Waar het in krantenartikelen bovendien soms lastig is om de toon van de tekst te interpreteren, is de spot in de stem van de televisieverslaggever vaak niet te missen. Gecombineerd met beelden van lachende mannen wordt duidelijk dat we hier te maken hebben met een onderwerp dat alleen nieuwswaarde heeft omdat het zo absurd is en omdat het van de norm afwijkt. Niet de wedstrijd is het nieuws, maar het feit dat er vrouwen zijn die denken dat ze kunnen voetballen. Op het veld en langs de lijn Het verbod dat de KNVB in september 1955 had uitgevaardigd, werd later dat jaar nog wel wat versoepeld na een overleg aangevraagd door de NDVB: vrouwen mochten wel gebruikmaken van de velden van bondsverenigingen, maar tussen hun wedstrijden en de reguliere mannenwedstrijden moest minstens 3 uur zitten. Dit was om de zogenaamde oneerlijke concurrentie tegen te gaan, maar in de praktijk betekende dit alsnog dat de vrouwenteams nauwelijks kans hadden om hun wedstrijden te spelen: als een mannenvoetbalwedstrijd om tien uur ’s ochtends begon, was het in de praktijk onmogelijk voor een uit-spelend vrouwenteam om voor zeven uur ’s ochtends op het veld te staan. Voor de laatste wedstrijd die die dag gespeeld zou worden, gold hetzelfde: was een reguliere bondswedstrijd om zeven uur ’s avonds afgelopen, dan konden de vrouwen pas drie uur later, als het al donker was, het veld betreden. Het
ontmoedigingsbeleid
van
de
KNVB
had
blijkbaar
effect,
want
over
vrouwenvoetbalwedstrijden werd in de jaren daarna nauwelijks nog bericht door de grote kranten. Over de vrouwelijke toeschouwer echter des te meer. Konden vrouwen zich op de 30
velden niet meer laten gelden, langs de lijnen werden ze nog wel getolereerd. Dat ook hier grenzen lagen, laat een opiniestuk uit 1957 in De Waarheid wel zien. In dit stuk liet de auteur zich laatdunkend uit over de vrouwen die hun eigen voetbalpool wilden beginnen, waarin zij weddenschappen aflegden op mannenvoetbalwedstrijden: “Dan blijkt Blonde Miepie […] op Sparta gezet te hebben, omdat ze Rinus Terlouw zo stoer mannelijk vindt […], terwijl Zwarte Tinie op haar beurt Amsterdam als winnaar getipt bleek te hebben, omdat ze die Zwarte Schapen op de shirtjes van Boskamp en Tolmeijer zo dolletjes vindt”.91
Vrouwen moesten zeker niet denken dat zij verstand hadden van het voetbal, en hadden vooral een belangrijke rol buiten het veld. Het Vrije Volk stelde voor dat clubs hun ere-lidmaatschappen of insignes eens aan een vrouw verlenen, immers, “ De rol van sportvrouw wordt de laatste jaren in toenemende mate beoefend, maar daarnaast blijft de vrouw-achter-de-sportieve-coulissen de allergrootste rol spelen”.92 Het Vrije Volk sprak zijn medelijden uit voor de echtgenotes en
moeders die altijd maar te maken hebben met plotseling naar het voetbalveld verdwijnende mannen, mannen die onaanspreekbaar waren omdat ze voetbal aan het kijken zijn, en de vele shirtjes en broekjes die na iedere training gewassen moesten worden.93 De toon van deze berichten was kenmerkend voor de houding ten opzichte van vrouwenvoetbal in de jaren vijftig. Op de agenda van het bestuur van de KNVB kwam het vrouwenvoetbal ook niet meer voor, en toen de heer Hoolboom, die in 1955 de sectie ‘Damesvoetbal’ onder zich had gekregen, in 1957 het bestuur moest verlaten wegens het beïnvloeden van een speler van het Nederlands Elftal, werd er geen opvolger op zijn post aangesteld. De vrouw als vreemde op het voetbalveld In de jaren vijftig vonden er kortom belangrijke ontwikkelingen plaats, allereerst in de populariteit van het vrouwenvoetbal zelf, maar ook in de mening van zowel het publiek als de Bond hierover, met de oprichting van Herbido in 1955 als katalysator. De combinatie van de professionalisering van het voetbal en het opkomende massamedium van de televisie zorgden voor een institutionalisering van het voetbal als nationale volkssport. Dat vrouwen hier deel van uit wilden maken, is dan ook niet verwonderlijk. Aanvankelijk was de berichtgeving over het ‘nieuwe’ verschijnsel enigszins afwachtend, soms zelfs gematigd positief. Dit duurde echter niet lang en al 91
“Pool-poel”, De Waarheid (25-02-1957), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 10 mei 2014). “Ere-lidmaatschap voor háár”, Het Vrije Volk (08-05-1957), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 10 mei 2014). 93 Ibidem. 92
31
gauw vonden de media hun gezamenlijke stem in de openlijke afkeuring en bespotting van het vrouwenvoetbal en de vrouwen die zich op andere manieren ‘bemoeiden’ met het voetbal. De besluitvorming binnen de KNVB weerspiegelt deze ontwikkeling: stonden de heren bestuurders aanvankelijk sympathiek tegenover het vrouwelijke initiatief, nog geen half jaar later vaardigden zij een officieel verbod uit op deze vorm van voetbal die het mannelijke imago van de sport geweld aan deed. De eensgezindheid in media en bestuur kunnen wel beschouwd worden als een tweede crisis of masculinity zoals Messner deze eerder in de eeuw had geïdentificeerd, die voortkwam uit de nog altijd overheersende visie dat vrouwen gevoelig, intuïtief en afhankelijk waren en dus geen plaats hadden in de gebieden van de samenleving die juist vroegen om rationaliteit, logisch denken en zelfstandigheid. Vrouwen werden dan ook niet alleen uit het voetbal geweerd; ook de politiek en de wetenschap waren velden waarin zij niks te zoeken hadden.94 De beeldvorming door de media legde veel nadruk op de ‘vrouwelijkheid’ of het gebrek daaraan van de vrouwelijke voetballers. Niet alleen de teksten zelf droegen bij aan het schetsen van een beeld van de voetbalster als iets vreemds, ook de plaatsing van de artikelen zorgde hiervoor: in geen enkel geval werden de stukken over vrouwenvoetbal op de sportpagina’s geplaatst, en stonden ze in plaats daarvan tussen het binnenlands nieuws. De vreemdheid van de voetbalster werd vervolgens nogmaals uitgelicht door te concentreren op lichaamsdelen en geïsoleerde acties, zoals het linkervoetje van Niebrich en de vinnige trapbewegingen van de vrouwen. Door de aandacht te richten op zulke opzichzelfstaande elementen en niet op het voetbal als geheel, werd in één oogopslag duidelijk gemaakt dat het hier om een andere tak van sport ging dan bij het ‘normale’ voetbal. De voetbalster werd hierdoor bovendien getypeerd als onkundig en klungelig en dit gebrek aan vaardigheden van de was blijkbaar een zodanige belediging voor de sport dat een verbod de enige logische uitkomst leek.
94
M. Vogel, “Denken over sekse en gender. Over de Nederlandse jaren vijftig vanuit een Duits cultuurhistorisch perspectief”, Tijdschrift voor Genderstudies vol. 4, no. 2 (2001), 41.
32
“Zij zullen moeten leren op hun plaats te blijven” – Jaren zestig en zeventig In de jaren zestig vonden er weinig opvallende ontwikkelingen plaats, noch in het vrouwenvoetbal zelf, noch in de aard en toon van de nieuwsberichten die erover schrijven. In de maatschappij veranderde er voor vrouwen echter veel. Begin jaren zestig ontstond voorzichtig een tweede feministische golf, ingeleid door gebeurtenissen als de afschaffing van het verbod op betaalde arbeid voor getrouwde vrouwelijke ambtenaren, en de benoeming van de getrouwde vrouw als ‘handelingsbekwaam’ (voordien was zij niet gemachtigd om binnen het huwelijk belangrijke beslissingen te nemen) die beiden op naam van juriste en Tweede Kamer-lid Corry Tendeloo geschreven kunnen worden.95 Een andere belangrijke ontwikkeling was de introductie van de anticonceptiepil in Nederland, waarmee vrouwen steeds meer beschikkingsrecht kregen over hun eigen lichaam. Vrouwen wilden bovendien uitstijgen boven de aan hen toegeschreven rol van moeders en huisvrouwen, en wilden niet langer afhankelijk zijn van mannen.96 Toch vertaalde zich dit niet in een plotselinge opmars van vrouwen die massaal de voetbalvelden wilden betreden en door te breken tot dit mannelijke domein. Sterker nog, de voetballende vrouwen distantieerden zich waar mogelijk van de feministische beweging door in interviews te benadrukken dat het hen puur om het voetbal ging, en dat zij hun toegang tot de voetbalsport niet zagen als een symbool voor het feminisme. Zo meldde het Nieuwsblad van het Noorden in 1971 bijvoorbeeld dat de dames van de Noordelijke Dames Voetbalbond waren gaan voetballen, niet als ‘zich gediscrimineerd voelende Dolle Mina’s, maar eenvoudig omdat ze het voetbal een leuke bezigheid vinden’.97
Langzamerhand kwamen er steeds meer vrouwenvoetbalclubs bij en opvallend is dat in deze periode verschillende vrouwen ook de officiële opleiding tot scheidsrechter volgden en afrondden, om juniorenwedstrijden te mogen leiden. Vooral in Noord-Brabant en Zeeland werden meerdere vrouwenvoetbal-verenigingen opgericht die onderling wedstrijden speelden, maar deze zorgden er blijkbaar voor dat ze de KNVB niet provoceerden want vrouwenvoetbal was in deze periode nog altijd geen punt op de agenda van het bestuur. Hoewel het in de media betrekkelijk stil bleef rond het vrouwenvoetbal, werden de voorzichtige pogingen van vrouwen om te gaan voetballen in de vroege jaren zestig samengevat door de Friese Koerier, dat in een artikel over een vriendschappelijke wedstrijd tussen twee vrouwenteams schreef: “[het spel van] de voetbalsters liet vaak te wensen over. Ook zullen de dames moeten leren op hun plaats te
95
V. van de Loo, De vrouw beslist. De tweede feministische golf in Nederland (Wormer, 2005), 31. Idem, 55. 97 “Damesvoetbal in opmars heeft een Johanna Cruyff”, Nieuwsblad van het Noorden (04-06-1971), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 1 augustus 2014). 96
33
blijven”.98
Op internationaal niveau vonden er enkele belangrijke ontwikkelingen plaats: in 1969 werd in Turijn de Federazione Internazionale Europea Football Femminile (FIEFF) opgericht die zich bezig ging houden met de organisatie van het vrouwenvoetbal in Europa. Opvallend is dat het bestuur van deze federatie volledig in handen was van (vooral Italiaanse) zakenmannen: zij hadden in eigen land het aantal vrouwen-voetbalverenigingen en –teams zien toenemen en hadden besloten de regie te nemen, omdat zij er vanuit commercieel oogpunt wel brood in zagen.99 Nationale vrouwenvoetbalbonden uit landen als Engeland en Duitsland sloten zich aan bij de FIEFF , en de Federatie wilde in 1971 zelfs een wereldkampioenschap voetbal voor vrouwen organiseren.100 De Union of European Football Associations (UEFA) weigerde dit kampioenschap te erkennen, en besloot dat het tijd was om te reageren. De UEFA stuurde bericht naar de nationale voetbalbonden die bij de federatie aangesloten waren, om ze op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen in het vrouwenvoetbal, en ze te vragen een oogje in het zeil te houden bij dit proces. Ook voor de KNVB werd dus in het begin van de jaren zeventig duidelijk dat het vrouwenvoetbal niet langer genegeerd kon worden. Op 30 januari 1970 merkte de voorzitter tijdens een bondsvergadering op dat er ondertussen meer dan honderd verenigingen voor vrouwenvoetbal waren en dat er steeds meer bijkwamen. Het bondsbestuur wilde nog niet direct stappen ondernemen, maar zag wel het belang in van het nauwlettend in de gaten houden van de ontwikkelingen.101 Het vrouwenvoetbal werd steeds beter georganiseerd: er werden niet alleen vriendschappelijke wedstrijden gespeeld maar er vonden nu ook echte competities plaats en bovendien werden sommige teams gesponsord, en speelden zij met reclame op hun shirts. Bovendien had men vernomen dat de Italiaanse distilleerderij Martini & Rossi van plan was zich als sponsor te verbinden aan het vrouwenvoetbal door een eigen competitie op te zetten.102 In plaats van sporadisch op te komen en weer te verdwijnen, leek het vrouwenvoetbal nu dan echt de opmars te hebben ingezet. Dat ook de KNVB-bestuurders inzagen dat de voetballende vrouw een blijvend verschijnsel geworden was, is te zien aan hun veranderende houding: niet langer beschouwden ze vrouwenvoetbal als een uitzondering of een opzichzelfstaande, aparte vorm van sport. Ze besloten het vrouwenvoetbal op dezelfde manier te benaderen als het zaalvoetbal: als het dan 98
“Dames-voetbal Boyl – Lippenhuizen”, De Friese Koerier (25-06-1962), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 1 juli 2014). 99 S. Lopez, Women on the ball (Londen, 1997), 42. 100 Idem, 43. 101 NL-HaNA, KNVB, 1.19.123 inv.nr. 50. 102 Ibidem.
34
toch iets blijvends leek te zijn, dan deed de KNVB er maar beter aan om de regie naar zich toe te trekken. In 1971 werd daarom de Landelijke Commissie Damesvoetbal ingesteld en werd het vrouwenvoetbal officieel door de KNVB erkend.103 Dit ging zeker niet van harte want nog in het jaarverslag van 1973 benadrukten de bestuursleden niet overtuigd te zijn van het nut en de noodzaak van het damesvoetbal.104 Vrouwenvoetbal als lachwekkend nieuws Ook de media namen het vrouwenvoetbal nog lang niet serieus, zoals wel duidelijk wordt uit een uitzending van het Polygoon op 1 maart 1971. Hierin werd een oefenwedstrijd tussen het Nederlands elftal en een gelegenheidsteam verslagen maar wederom werd er vooral veel aandacht besteed aan het voorkomen van de voetbalsters: zo sprak de verslaggever over de ‘struise verdedigster’, en de ‘stevige Marja Versprille’.105 Het positief klinkende commentaar over het
‘uitstekend spel van het Nederlandse team [en] geraffineerd voetenwerk van de voorhoedespeelsters’ werd gecombineerd met beelden van speelsters die meerdere malen de bal
voorbijliepen.106 De wedstrijd die ‘vele minnaars… van het voetbalspel’ langs de lijnen bracht, eindigde in 11-0 voor het Nederlands elftal.107 Ook de berichtgeving rond de erkenning van het vrouwenvoetbal door de KNVB, dat toch gezien kan worden als de belangrijkste toonaangevende organisatie op voetbalgebied in Nederland, was sceptisch. De Telegraaf schreef op 27 november 1971 over “een ‘historische’ dag” in het Nederlandse voetbal, en de “nieuwste evolutie van de voetbalsport: het balletje trappen door vrouwen”.108 Hiermee werd de volledige voorgeschiedenis van de strijd die vrouwen hadden
moeten leveren om te kunnen voetballen in één keer gereduceerd tot deze ene gebeurtenis, en liet De Telegraaf duidelijk merken dat het vrouwenvoetbal niet bestond voordat de KNVB vond dat het bestond. Oud-voetballer Henk Groot deed op dezelfde pagina nog een duit in het zakje door te stellen dat het damesvoetbal voor meisjes een goede ontspanning kon zijn, maar dat er volgens hem toch vele andere, meer geschikte sporten voor hen waren. Bovendien wist Groot wel waarom een vrouwenvoetbalwedstrijd soms ondanks alle weerstand die er tegen was, toch zoveel publiek trok: de meeste van de toeschouwers stonden, “[…] – laten we eerlijk zijn – niet langs de lijn om van het mooi voetbal te genieten, maar om eens hartelijk te kunnen lachen om de gekke 103
NL-HaNA, KNVB, 1.19.123 inv.nr. 51. Stolk en Wagenaar, 11. 105 “Nederlands vrouwen-voetbalelftal oefen”, Polygoon Hollands Nieuws 1 maart 1971, via http://www.geschiedenis24.nl/speler.program.27551528.html00.18 (geraadpleegd 12 april 2014), op 00.18. 106 Idem, 00.35. 107 Idem, 00.32. 108 “Dames officieel erkend door KNVB”, De Telegraaf (27-11-1971), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 15 juli 2014). 104
35
capriolen die de meisjes maken”.109 De titel van zijn column was gelijkluidend met de strekking
ervan: “Ach, laat ze maar…”.110 Opvallend is de opmerking van Groot dat men het de vrouwelijke voetballers niet kwalijk moest nemen dat zij zonder systeem speelden, want volgens hem waren hun mannelijke collega’s ‘enige duizenden jaren terug’ ook zonder systemen begonnen. Groot herhaalt hiermee een denkbeeld dat waarschijnlijk onder veel van zijn gelijkgestemden leefde, namelijk dat het voetbal een al eeuwenoude, zo niet millennia oude traditie had waarop vrouwen in de laatste paar jaren inbreuk probeerden te maken. Vrouwenvoetbal als opmerkelijk nieuws De plaatsing van de artikelen over vrouwenvoetbal geeft een indicatie van de status van de sport ten opzichte van de mannen. In de veel kranten kwamen nieuwsberichten die te maken hebben met vrouwelijke voetballers niet in het sportkatern maar stonden ze tussen het algemeen binnenlands nieuws. Vaak gingen de artikelen bovendien niet over een belangrijke voetbalgebeurtenis zelf, zoals een wedstrijd tussen topteams of een interland, maar behandelden ze ‘opvallende’ gebeurtenissen zoals bijvoorbeeld de rode kaart van Hannie Klein Nagelvoort, die op 20 november 1972 als eerste vrouw in de voetbalcompetitie het veld moest verlaten wegens een overtreding. De Telegraaf berichtte over dit unieke voorval en liet Klein Nagelvoort uitgebreid aan het woord over de aanleiding tot het incident dat leidde tot haar rode kaart. ‘Hannie’, zoals ze steevast genoemd werd in het stuk, gaf toe dat ze fout zat maar benadrukte dat ‘Ada’, het slachtoffer van haar overtreding, het zelf zou hebben uitgelokt omdat die in eerdere wedstrijden ook al niet zo aardig tegen haar had gedaan en haar had uitgelachen.111 Gebrek aan journalistieke ethiek kan De Telegraaf niet verweten worden, want in een uitstekend voorbeeld van hoor en wederhoor werd ook Ada Weenink naar haar kan van het verhaal gevraagd. Die verdedigde zich door te zeggen dat Klein Nagelvoort haar voetbalvaardigheden eerder al belachelijk had gemaakt maar dat in het vuur van het spel wel eens dingen geroepen werden die men niet meende. Dit voorval was bovendien aanleiding voor de verslaggever om bestuursleden van beide voetbalverenigingen te vragen of haat en jaloezie hoogtij vierden in het vrouwenvoetbal. Een klein incident, iets wat nauwelijks het vermelden waard zou zijn geweest in het ‘normale’ voetbal, was in dit geval dus aanleiding om het gehele vrouwenvoetbal in twijfel te trekken. En ondanks dat het artikel ongeveer een kwart van de pagina besloeg, werd geen enkele mededeling gedaan over de uitslag van de gewraakte voetbalwedstrijd. 109
“Henk Groot vindt:”, De Telegraaf (27-11-1971), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 15 juli 2014). Ibidem. 111 “Hannie is het zwarte schaap…”, De Telegraaf (21-11-1972), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 20 juli 2014). 110
36
Ander nieuws over vrouwenvoetbal werd in de jaren zeventig nauwelijks uitgebracht. Artikelen die er waren gingen vooral over het fenomeen zelf en hoe het geduid moest worden door sportfans, dan dat er wedstrijdverslagen of daadwerkelijk voetbalgerelateerde zaken besproken werden. Oprichtsters van voetbalclubs werden geïnterviewd met vaak als centrale vragen ‘Waarom?’ en ‘Wat vindt uw man/vriend daarvan?’. De voetballende vrouw moest zich telkens verdedigen en iedere progressie die gemaakt werd, werd in twijfel getrokken. Ook werd in bijna ieder artikel het uiterlijk van de vrouwen becommentarieerd. In Het Vrije Volk werd Wil Veltman geïnterviewd, eigenlijk omdat ze een vrouw was in een opvallend beroep (kraanmachiniste), maar omdat ze in het Nederlands elftal speelde was het “ niet verwonderlijk dat het gesprek meer over voetballen ging dan over haar beroep, waarvoor [Het Vrije Volk] eigenlijk bij haar was gekomen”. Het feit dat Veltman voetbalde was dus vele malen
opmerkelijker dan het feit dat ze zich ook op carrièregebied in een mannenwereld bevond. Ondanks dat het artikel gepaard ging met een duidelijk foto van Veltman, gaf de interviewer een zeer uitgebreide beschrijving van Veltman: “22 jaar, [met] halflang blond haar, ondeugende ogen, niet op haar mondje gevallen, slist een heel klein beetje, niet groot, maar stevig gebouwd, jongensachtig, paarse broek gespannen om de ronde billen en machtige dijen, centrale verdedigster van DRZ, […] beroep: kraanmachiniste”.112 Haar positie op het voetbalveld en haar
beroep werden beiden ondergeschikt gemaakt aan haar uiterlijk. Zonder uitzondering bleef het sentiment in de kranten van de jaren zeventig dat vrouwen niet thuishoorden op het voetbalveld en als zij zich daar wel waagden, was dat gegeven alleen al reden genoeg voor een uitgebreid artikel in de krant. De mannen leggen het uit Bovendien bleef het vrouwelijk lichaam een punt van discussie: in 1973 werd door de Limburgse afdeling van de KNVB een vergadering bijeengeroepen om de regelgeving inzake ‘borstbescherming’ bij vrouwen te bespreken. Blijkbaar vond deze bondsafdeling het nodig om de regels aan te passen zodat vrouwen zich konden beschermen tegen “trappen tegen de borst”.113 De dialoog over het vrouwelijk lichaam en de sport werd bijna uitsluitend door mannen
gevoerd, zoals een symposium uit 1973 over damesvoetbal bijvoorbeeld goed duidelijk maakt. In aan groot aantal dagbladen werd verslag uitgebracht van deze bijeenkomst waarbij de problemen rond het vrouwenvoetbal werden aangekaart. Zo sprak ‘bijzonder hoogleraar in de gymnologie’ (er werd niet uitgelegd wat dit precies inhield) K. Rijsdorp over het sportprobleem dat 112
“Kraanmachiniste wil profvoetbalster worden”, Het Vrije Volk (15-07-1972), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 14 juli 2014). 113 “Borst”, Limburgsch Dagblad (10-02-1973), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 21 mei 2014).
37
damesvoetbal zou gaan vormen wanneer deze ‘stuurloze raket’ niet beteugeld werd. Ondanks de decennialange strijd die vrouwen al geleverd hadden om toegelaten te worden tot het voetbalveld, was volgens Rijsdorp en zijn collega’s het damesvoetbal ‘aan komen waaien’ en was het hoog tijd dat het goed bestudeerd werd.114 Opvallend is dat Rijsdorp en de zijnen hun vooruitstrevendheid willen benadrukken door op te merken dat men vroeger nog vreemd opkeek van vrouwen die schaatsten, hockeyden of fietsten maar dat dit verschijnsel in de huidige tijd allang geaccepteerd was. Vervolgens sprak hij de voorspelling uit dat de toegang van vrouwen tot het voetbal voor een leegloop aan mannen zou zorgen (dat een dergelijke leegloop niet had plaatsgevonden bij de door hem eerder genoemde sporten, leek hij daarbij over het hoofd te zien).115 Bovendien werd wederom de bescherming van de borsten besproken, een punt dat de mannen erg belangrijk leken te vinden. Want hoewel voetballende mannen geen bescherming droegen of aangepaste regels kenden tegen ballen die richting het kruis geschoten werden, meende de gynaecoloog A. Schellen dat het van belang was dat de hands-regel voor vrouwen wel aangepast werd, zodat zij ballen die hen op de borst dreigden te raken met de hand mochten afweren. Niet alleen vanwege het fysieke gevaar, maar ook vanwege het geestelijke: vooral bij jonge meisjes zou een ‘aanslag’ op de borsten grote psychologische gevolgen kunnen hebben.116 Ook vond Schellen dat er nader onderzoek moest plaatsvinden op het gebied van menstruatie en sport, iets waar volgens hem nog onvoldoende over geschreven was. Het verschijnsel dat veel vrouwen aangaven tijdens de zwangerschap door te willen of kunnen voetballen, vond Schellen bijzonder schokkend, en hij vermoedde zelfs dat de meisjes dit deden om ongewenste zwangerschappen tegen te gaan.117 Tot slot kwam orthopedisch chirurg G. Hermans aan het woord, die sprak over de kans op blessures bij vrouwen, en hoe zij bij iedere wedstrijd 25 procent kans had om geblesseerd te raken
(onderbouwing
voor
dit
percentage
gaf
Hermans
niet).118
Daarom
zouden
vrouwenvoetbalteams veel meer reserves nodig hebben dan mannen. Bovendien zouden meisjes nooit tegen jongens kunnen spelen, omdat ze fysiek te zwak en te traag waren en met een hele andere instelling in het veld zouden staan. “Kijk naar Cruijff, zoals hij tegenstanders weet te ontwijken. Dat zou een vrouw nooit kunnen”, zo zette Hermans zijn argument kracht bij. Dat het
leeuwendeel van de mannelijke voetballers, zelfs de topspelers, Cruijff nooit zouden kunnen 114
“Dames gaan heren uit het voetbal jagen”, De Telegraaf (19-03-1973), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 25 mei 2014). 115 Ibidem. 116 Ibidem. 117 Ibidem. Het idee dat lichamelijke inspanning kon leiden tot een miskraam en dat vrouwen deze wetenschap dan ook gebruikten om ongewenste zwangerschappen voortijdig af te breken, werd al in de dertiende eeuw gepostuleerd door Pseudo-Albertus Magnus in zijn De secretis mulierum. Dat 700 jaar oude ideeën gebruikt werden in de argumentatie tegen vrouwenvoetbal geeft wel aan hoe diepgeworteld de aversie tegen vrouwenvoetbal en de argwaan tegenover het vrouwelijk lichaam en de werking ervan, waren... 118 Ibidem.
38
evenaren omdat hij op dat moment één van de beste voetballers ter wereld was, was voor Hermans blijkbaar niet relevant. De conclusies die naar voren kwamen uit het symposium waren vrij eenduidig: het vrouwenvoetbal zoals het in zijn toenmalige vorm bestond, was geen lang leven beschoren. De voorspelling van de heren der schepping was dan ook dat de vrouwen, door hun “ zekere mate van ongeschiktheid, vooral in fysiek opzicht” en eigen spel zouden ontwikkelen dat op voetbal
zou lijken. Hierbij moest gedacht worden aan een kleinere bal, lichtere schoenen, een kleiner veld en speciale regels rond de bescherming van het lichaam. Deze sport zou vooral in de recreatieve sfeer moeten blijven, want als het een prestatiesport zou worden, zou het allemaal te hard worden, volgens professor Rijsdorp. Het moge duidelijk zijn dat, hoewel formeel gezien het vrouwenvoetbal aanvaard en erkend was in de jaren zeventig, de publieke opinie nog altijd tegen de voetbalsport door vrouwen was. Ook al was het vrouwenvoetbal nu geïnstitutionaliseerd, en was het aantal vrouwelijke leden van de KNVB van 3.000 in 1972 naar 15.000 1975 gestegen, toch werden er zowel door de bond als door verenigingen nog altijd barricades opgeworpen om te zorgen dat zij geen dominante rol kregen in de sport. Zo werden hun voetbalwedstrijden zeer vroeg op de zondagochtend gepland, en mochten meisjes pas vanaf hun veertiende lid worden van een voetbalclub. Gevraagd naar de voordelen die het vrouwenvoetbal bood voor de sport, gaven sommige bestuursleden van verenigingen ruiterlijk toe dat de vrouwenhand in de kantine en het clubhuis zeer welkom was, en dat een voetballende echtgenote of moeder meer begrip op zou kunnen brengen voor haar man of zoon die altijd naar het voetbalveld verdween.119|120 De secretaris-generaal van de internationale voetbalfederatie FIFA, Helmut Käser, vond begin jaren tachtig desgevraagd dat voetbal nog altijd een mannensport was, die niet geschikt was voor de vrouw “gezien haar lichaam”.121 De groei van het vrouwenvoetbal hield wel aan, maar ging niet zo hard meer als in de eerste helft van de jaren zeventig. Velen zochten de oorzaak hiervoor in de hogere leeftijdsgrens die aan meisjes was opgelegd; ook meende men dat wanneer meisjes verkering kregen of trouwden, ze stopten met voetbal vanwege tijdgebrek of omdat hun vriend hun liever niet zag voetballen. De sport had immers nog altijd het stigma ‘onvrouwelijk’ te zijn. Bovendien was het
119
Stolk en Wagenaar, 12. “Stilstand bij damesvoetbal”, Limburgsch Dagblad (26-02-1976), via kranten.delpher.nl (geraadpleegd 21 mei 2014). 121 “Gott schütze uns vor dem Frauenfußball", website Deutsche Akademie für Fußballkultur, http://www.fussball-kultur.org/spielfelder/historie/ns-zeit/historie/news/gott-schuetze-uns-vor-demfrauenfussball.html (Onderdeel van voetbalmagazine Kicker). Geraadpleegd 20 mei 2014. 120
39
vrouwenvoetbal bepaald geen prioriteit voor de KNVB en voor regionale besturen. Dit kwam vooral doordat de leiders, ook in het vrouwenvoetbal, voor het grootste deel mannen waren.
40
“Daar kijkt toch niemand naar” – Jaren tachtig tot heden Na de jaren zeventig bleef het lange tijd tamelijk stil rond het vrouwenvoetbal. De vrouwen op de voetbalvelden leken een geaccepteerd verschijnsel te zijn geworden en het aantal vrouwen dat voetbalde bleef toenemen (van 40.000 in 1990 naar 70.000 in 1999). Er vonden nog wat kleine wijzigingen plaats in de reglementen, zoals de verlenging van de twee helften van 40 naar 45 minuten, de verlaging van de minimumleeftijd voor meisjes en de introductie van het gemengd voetbal voor de jeugd tot 12 jaar. Dat wil echter niet zeggen dat het vrouwenvoetbal nu op gelijke hoogte is gekomen met het mannenvoetbal: vrouwen krijgen nog altijd de mindere velden en speelden op ongelegen tijden. Aparte dameskleedkamers zijn er vaak niet, waardoor meisjes in het gemengd voetbal vaak niet kunnen douchen of dit moeten doen in de kleedruimte voor de scheidsrechters.122 Er worden geen minimumeisen gesteld aan coaches of trainers van damesteams, terwijl coaches en trainers van mannenteams vaak wel een licentie moeten hebben.123 Desondanks verdubbelde het aantal vrouwelijke leden van de KNVB bijna, tot 130.000 in 2012.124 Voor de meeste besturen van voetbalverenigingen ligt de prioriteit echter simpelweg bij de mannen, omdat er nog steeds meer mannen dan vrouwen lid waren van verenigingen en omdat het eerste team de club vertegenwoordigde en geld kon binnenhalen, bijvoorbeeld door middel van kaartverkoop voor wedstrijden.125 Voortbestaan was en is voor voetbalclubs vaak de belangrijkste doelstelling, en het oplossen van sociale problemen zoals de kloof tussen man en vrouw staat hierbij niet hoog op de agenda. Zolang vrouwenteams nog niet dezelfde allure en hetzelfde winstgevende effect voor een vereniging hadden, waren ze voor de bestuursleden dus geen prioriteit. Andersom werkte dit ook: de voetballende vrouwen wisten dat hun belangen niet voorop stonden bij de vereniging, en waren daardoor ook minder betrokken bij de club. Zo werd hun lagere status in stand gehouden.126 Wederom droegen de media actief bij aan deze instandhouding. Men zou het onverkapte seksisme in de vele artikelen kunnen toeschrijven aan de gender-hiërarchie in de sport in het algemeen maar dat zou betekenen dat artikelen over bijvoorbeeld hockey en tennis dezelfde mate van neerbuigend taalgebruik zouden moeten vertonen als die over vrouwenvoetbal. Twee artikelen uit 1982 maken echter goed duidelijk hoeveel verschil er nog altijd was in de verslaggeving rond vrouwenvoetbalwedstrijden ten opzichte van vrouwenhockeywedstrijden. Het 122
“Ze wilde op voetbal”, video op http://www.fctwente.nl (8 juni 2013), geraadpleegd 12 april 2014. Lopez, 142. 124 “Factsheet vrouwenvoetbal 2013”, publicatie van het Mulier Instituut, via http://www.mulierinstituut.nl. 125 A. Anthonissen en J. Boessenkool, Betekenissen van besturen (Proefschrift. Amsterdam, 1998), 97. 126 Idem, 101. 123
41
Limburgsch Dagblad bracht op 2 november 1982 een bericht over twee hockeywedstrijden: een vrouwenwedstrijd tussen Den Bosch en Heerlen, die door de Bossche vrouwen met 2-1 gewonnen werd, en verderop in het artikel een mannenwedstrijd tussen Heerlen en Blerick. Het verslag, getiteld “Furieuze start Den Bosch verrast Heerlense dames” bood een chronologisch overzicht van de belangrijkste momenten uit de wedstrijd, zoals wanneer “ […] een strafbal voor Den Bosch […] door Hanneke de Vries keihard langs Tonneke van Zwieten [werd] gepusht”, en
“[…] Elsbeth Pilz een mooie Heerlen-aanval afrondde en de stand terugbracht tot 1-2”. Hoewel in de titel en inleiding wel gesproken werd van ‘dames’, werd verderop in het artikel ook het woord ‘heren’ gebruikt en viel de term ‘vrouwen’ even vaak. Het woord ‘keihard’ gaf bovendien aan dat de vrouwelijke hockeyers over fysieke kracht beschikten en het Heerlense team werd geroemd om zijn counters tegen het ‘pressie-hockey’ van Den Bosch. Er werd in het artikel dus op zeer gender-neutrale toon over de vrouwen gesproken: als de vrouwelijke namen door die van mannen vervangen zouden worden, zou het artikel niet wezenlijk anders worden. Bovendien werd de wedstrijd van de Heerlense vrouwen in het stuk behandeld vóór die van de mannen, en werd er zelfs iets meer ruimte aan de vrouwelijke wedstrijd besteed dan die van de mannen. Deze neutrale houding tegenover de vrouwelijk hockeyspelers staat in scherp contrast met een artikel uit De Telegraaf uit hetzelfde jaar over een EK-kwalificatiewedstrijd van het Nederlands vrouwenelftal, waarbij de vrouwen met 2-1 van Denemarken wonnen. Sportverslaggever Hans Woudstra opende zijn artikel met de titel “Vrouwen vochten als leeuwinnen…”, een aanpassing op de gangbare uitdrukking ‘vechten als een leeuw’ of ‘vechten als
leeuwen’. Dit lijkt een onopvallende verandering van een bekende zegswijze: leeuwinnen zijn immers vrouwelijke leeuwen en het is dan dus voor de hand liggend om strijdende vrouwen daarmee te vergelijken. Nu is het echter niet voor niets zo dat de uitdrukking spreekt van ‘leeuwen’: de term slaat hierbij op de leeuw als diersoort en omvat dus zowel de mannelijke als de vrouwelijke variant. Het aanpassen van de zegswijze naar de vrouwelijke vorm is dus onnodig en bovendien onlogisch: leeuwinnen hebben geen voor hun geslacht kenmerkende manier van vechten die anders is dan die van hun mannelijke soortgenoten, tenminste niet één waar zij om bekendstaan. Toch achtte Woudstra het nodig om de vrouwelijke voetballers specifiek te vergelijken met de vrouwelijke leeuwen: het ‘vechten als een echte leeuw’ was blijkbaar enkel aan mannen voorbehouden. Het gelijkstellen van de Nederlandse vrouwen met leeuwinnen in plaats van leeuwen benadrukte hun geslacht, en betekende een onnodige devaluatie van hun kunnen. Niet alleen de titel wijst op de lagere status van het vrouwenvoetbal, ook in het artikel zelf wist Woudstra duidelijk te maken dat we hier niet met ‘gewoon’ voetbal van doen hebben. Zo valt het woord ‘meisjes’ vier keer, even vaak als het woord ‘vrouwen’ wordt gebruikt, en spreekt 42
de schrijver over de ‘roodharige Deense doelvrouwe’ waar hij net zo goed de ‘Deense keeper’ had kunnen gebruiken. Ook wordt de scorende speelster van Denemarken, Lone Schmidt Hansen, omschreven als “inderdaad het zusje van ex-PSV’er Bengt, ook wel “Zoef de Haas” genoemd”: zij wordt dus gedefinieerd aan de hand van haar relatie als ‘kleinere zus’ van een
mannelijke voetballer. Het woord ‘inderdaad’ verraadt de vraag die de naam Schmidt Hansen bij de auteur moet hebben opgeroepen en die hij ook bij zijn lezers veronderstelde: Eén vrouwelijke voetballer met die achternaam? Die móet haast wel familie zijn van de mannelijke oud-voetballer met diezelfde achternaam (die bovendien een interessante bijnaam had), toch? Inderdaad! Voor de goede orde spreekt Hans Woudstra even later van “dezelfde blonde Lone”, een omschrijving die hij bij haar broer waarschijnlijk nooit zou hebben gebruikt. Hoewel de vrouwen gewonnen hebben en dus een belangrijke stap hebben gemaakt in de kwalificatie voor het EK, werd wel vermeld dat er, in vergelijking met ‘het sterke geslacht’, nog heel wat zaken waren die verbetering behoeften zoals “de traptechniek van de meisjes, het koppen en vooral het overleg binnen het veld”, allemaal dingen die “aanvankelijk nergens naar leken” volgens Woudstra. Hun techniek of tactisch inzicht stonden dan ook niet voorop in het
stuk en leken geen rol te hebben gespeeld in de winst: het waren de verbetenheid, de voorbeeldige inzet en de venijnigheid (ook een woord dat eigenlijk alleen in vrouwelijke context gebruikt wordt!) die de vrouwen naar de 2-1 overwinning hebben geleid. Het artikel, dat anderhalve kolom beslaat, viel overigens in het niet bij het verslag van een vriendschappelijke (!) wedstrijd tussen West-Duitsland en Engeland dat de rest van de pagina in beslag nam. De kanttekening die bij de vergelijking van deze twee artikelen geplaatst kan worden, is dat beiden uit verschillende kranten komen, met mogelijk een verschillende journalistieke toon en voorkeur. Het artikel uit De Telegraaf kan daarom ook vergeleken worden met een verslag van de wedstrijden van het Nederlands hockeyteam op het vierlandentoernooi in 1982. Dit stuk, getiteld “Verlies voor hockey-vrouwen in Amerika” is zeer kort en behandelt twee wedstrijden (tegen Australië, verloren met 1-0, en tegen Nieuw-Zeeland, gewonnen met 4-2) in slechts 127 woorden. Het was een zakelijk verslag van de belangrijkste gebeurtenissen, de punten die gescoord werden en de uiteindelijk uitslag. De vrouwelijke spelers werden met zowel voor- als achternaam genoemd en werd geen enkele melding gemaakt van uiterlijke kenmerken of anderszins niethockeygerelateerde zaken. Wat echter wel opvallend is, is dat het artikeltje in het niet viel, zelfs een kanttekening leek, bij het artikel dat het grootste gedeelte van de pagina in beslag nam: een verslag van de laatste competitiewedstrijden van de mannelijke hockeyers. In de pikorde van De Telegraaf stond in 1982 het nationale mannenhockey blijkbaar nog altijd boven het internationale vrouwenhockey. 43
Geaccepteerd door de Bond, weggehoond door de media In het vrouwenvoetbal zelf hebben sinds de jaren tachtig belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden: zo spelen de vrouwen tegenwoordig volgens dezelfde regels als de mannen (dus geen lichtere bal of uitzonderingen op de hands-regel wanneer de borsten beschermd moeten worden) en is het de normaalste zaak van de wereld dat bijna iedere club één of meerdere meisjes- en damesteams heeft. In het professionele voetbal zijn er vooral in de laatste tien jaar grote stappen gemaakt, onder leiding van oud-international en ex-bondscoach van Oranje Vera Pauw. Zij was het die het initiatief nam om de Eredivisie Vrouwen op te zetten in 2007, nadat eerdere pogingen hiertoe in de jaren negentig waren mislukt, en het niveau van het nationaal dameselftal op een zodanig niveau te brengen dat het team zich kon meten met de internationale top. Samen met Welmoed de Lang heeft Pauw zelfs een boek uitgebracht over haar werk om het vrouwenvoetbal naar een hoger niveau te tillen en te zorgen voor meer belangstelling onder het publiek. Haar boek eindigt op het moment dat het Nederlands elftal zich kwalificeert voor het EK in 2009, met de woorden: “Dit is de doorbraak”.127 Een doorbraak voor de beeldvorming van vrouwenvoetbal betekende dit echter niet. De strijd van Pauw riep zeer gemengde reacties op in de media, met name onder columnisten en opiniemakers. Columnist en schrijver Nico Dijkshoorn bijvoorbeeld greep de start van de Eredivisie Vrouwen aan om zijn twijfels te zetten bij de kunde van de vrouwelijke voetballers. Volgens hem was vrouwenvoetbal niet alleen anders, het was vooral slechter.128 Gemengd voetbal tussen jongens en meisjes was al helemaal problematisch: “Je schopt een voetballende vrouw niet keihard voor haar poten. Als Anita aan de bal was, kon ze dartelen bij het leven. Geen jongen durfde haar aan te raken”.129
De meningen in de media over Vera Pauw en haar plannen voor de Eredivisie zijn echter zo uiteenlopend en vooral groot in aantal, dat dit een opzichzelfstaand onderzoek zou rechtvaardigen. Daarom zal ik hier verder niet ingaan op deze belangrijke ontwikkeling in het Nederlandse vrouwenvoetbal. De KNVB promoot het vrouwenvoetbal overigens inmiddels actief; niet zo vreemd aangezien voetbal onder meisjes de snelst groeiende sport is. Toch blijven de media ver achter met de acceptatie van het vrouwenvoetbal. De NOS zendt nauwelijks vrouwenvoetbal
uit,
Fox
Sports
helemaal
niet,
en
ook
de
voetbal-gerelateerde
entertainmentprogramma’s besteden praktisch geen aandacht aan het onderwerp. Hoewel de 127
Lang, W de en V. Pauw, De voetbalvrouwen komen eraan. Hoe meisjesdromen werkelijkheid worden (Baarn, 2009), 104. 128 N. Dijkshoorn, “Vrouwen kunnen bijvoorbeeld niet koppen” (03-09-2009) via http://www.ad.nl. Geraadpleegd 30 juli 2014. 129 Ibidem.
44
halve finale van het EK 1,6 miljoen kijkers trok, waarvan 63% mannen en 37% vrouwen (een voor het voetbal gebruikelijke verhouding), werd het vrouwenvoetbal door de ‘mannelijke’ media nog steeds met zeer veel argwaan benaderd.130 Johan Derksen: een luide stem tegen de vrouwen Een belangrijke stem in de hedendaagse voetbalmedia is bijvoorbeeld de voetbaltalkshow Voetbal International (VI). Dit programma wordt tweemaal per week uitgezonden en trekt daarbij tussen de 500.000 en 1 miljoen kijkers. Bovendien is het het enige reguliere programma op de Nederlandse televisie dat zich uitsluitend met voetbal bezighoudt, en won het in 2011 een Televisierring voor Beste Programma. Het kan daarmee gerekend worden tot de meest toonaangevende programma’s op het gebied van voetbal. Johan Derksen, zelf oud-voetballer, hoofdredacteur van het VI magazine en vaste presentator van het programma op RTL 7, zal niet snel betrapt kunnen worden op een positief woord over vrouwenvoetbal. Een uitzending van 26 september 2011 toont een goed voorbeeld van de houding van Derksen en zijn collega’s jegens vrouwenvoetbal. In een gesprek met Barbara Barend, zelf ook oud-voetballer en groot voorvechter van het vrouwenvoetbal, vraagt Derksen haar enigszins laatdunkend: “Is dat nog steeds zo, die onzin? Dat jongens tegen meisjes moeten spelen?”.131 Hij doelt hiermee op het feit
dat jongens en meisjes gemengd trainen in de jeugd, iets wat volgens Vera Pauw juist zeer stimulerend heeft gewerkt voor het vrouwenvoetbal. Wanneer Barend deze vraag enigszins weglacht, duidelijk niet van plan erop in te gaan, vraagt Derksen nogmaals: “Toch? Dat was toch zo?” Hoewel hij hier dus zelf duidelijk de voorzet geeft, wordt zodra Barend deze kans aangrijpt
om de voordelen hiervan voor het vrouwenvoetbal te noemen, de sfeer van het gesprek lachterig en spottend. “Oh nu kunnen we even koffie gaan zetten”, merkt medepresentator Wilfred Genee op, terwijl Derksen zegt, “Nou komt lesbisch Nederland aan bod”, opmerkingen die beloond worden met hard gelach van het publiek. Hoewel dit slechts één uitzending betreft, is het gesprek exemplarisch voor de manier waarop VI het thema behandelt. Derksen drukt als gespreksleider en presentator uiteraard een flink stempel op het programma, maar medepresentatoren en gasten laten zelden een subversief geluid horen. In een gesprek met EO-radioprogramma Dit is de dag probeert Derksen de onwil van VI om zich met vrouwenvoetbal te bemoeien, te verantwoorden door te stellen dat er geen publiek, geen toeschouwers, geen lezers en geen sponsoren geïnteresseerd zijn in het voetbal, omdat het
130
“Voornamelijk mannelijke kijkers EK vrouwenvoetbal”, via http://www.mediacourant.nl (geraadpleegd 30 mei 2014). 131 Uitzending Voetbal International (26-09-2011), via http://www.youtube.com/watch?v=omzG8olWIiI.
45
van onvoldoende niveau is doordat het op een verkeerde manier is opgezet.132 Toch blijkt zijn aversie tegen het damesvoetbal niet puur gebaseerd op dit soort
redelijk objectieve
constateringen: wanneer één van de presentatoren opmerkt dat zij vond dat de vrouwen het op het laatste EK (dat van 2009) toch vrij goed gedaan hadden, reageert Derksen met een snijdend “Vond u?”. De dj verdedigt zich vervolgens door erop te wijzen dat het Nederlands elftal vrij ver had weten te komen, waarop Derksen spottend opmerkt: “Wanneer de lamme tegen de blinde speelt, wint de lamme wel eens”, waarmee hij een algeheel misprijzen van het vrouwenvoetbal
aan de dag legt. Toch wil ook Derksen wel toegeven dat vrouwen best kunnen voetballen, alleen niet in Nederland. In de omringende landen en de VS ligt het niveau volgens hem veel hoger, zodat je, wanneer je de tv aanzet “niet eens ziet dat het damesvoetbal [is], dat zie je pas als ze close in beeld komen”. Gevraagd naar zijn adviezen om het vrouwenvoetbal dan wél interessant
te maken voor kijkers, sponsoren en verenigingen, komt Derksen niet verder dan nogmaals benadrukken dat het niveau te laag is en dat verenigingen er terecht geen geld in willen steken, ook al verdienen de vrouwen haast niets. Het licht moet immers branden, er moet vervoer geregeld worden naar uitwedstrijden, er moeten trainers worden aangesteld en de vrouwen moeten kleding krijgen: allemaal zaken waar voetbalclubs met liefde geld in steken als het gaat om hun eerste team of zelfs hun talententeam, maar die een brug te ver blijken wanneer het om het vrouwenvoetbal gaat. De opmerking van de dj dat er wellicht een taak weggelegd ligt voor de media om het vrouwenvoetbal te populariseren door het vaker op televisie te tonen, wordt door Derksen meteen weerlegd. Hij vergelijkt het ‘geforceerd’ uitzenden van vrouwenvoetbal met het uitzenden van de zondagse wedstrijden van een derde klasseteam uit Friesland: dit doet VI immers ook niet, want “daar wil toch niemand naar kijken”133 Ook achtte hij het niet nodig om in zijn magazine aandacht aan het vrouwenvoetbal te besteden. Hoewel Derksen de dj’s bezwoer dat hij niets liever zou willen dan een vrouw op de cover van zijn blad te plaatsen, vond hij dat hij dat pas zou kunnen doen wanneer een voetbalster voor een club van betekenis, dus in het buitenland, zou gaan spelen. De mannen geven advies Derksen staat niet alleen in zijn desinteresse voor vrouwenvoetbal: hoewel de neerbuigende en weinig serieuze toon uit de verslaggeving en nieuwsberichten van de dagbladen haast volledig is verdwenen, wordt vooral op de opiniepagina’s van kranten niet teruggedeinsd om goedbedoeld
132 133
Radio-uitzending Dit is de dag (24-02-2011), via http://www.eo.nl/ditisdedag. Idem.
46
advies te geven aan de vrouwen uit de Eredivisie of de BeNe League.134 Dat deze mannelijke opiniemakers hierbij regelmatig de plank misslaan, blijkt wel uit Het Algemeen Dagblad van 6 maart 2010, waarin een column gepubliceerd werd van schrijver en voetbalcriticus Hugo Borst over het onderwerp. Borst profileerde zich hierin als medestander van het vrouwenvoetbal en spoorde de grootste Nederlandse clubs, Ajax en Feyenoord, aan om een voortrekkersrol op zich te nemen: voor meisjes zou het immers net zo als voor jongens een droom zijn om ooit in een Ajax- of Feyenoordshirt te mogen spelen.135 Dit zou echter alleen bij jongens een droom zijn die ooit wellicht werkelijkheid zou kunnen worden, terwijl meisjes niet op konden kijken naar een eerste vrouwenelftal van hun favoriete club. Een positieve boodschap dus, maar helaas toonde Borst zich vervolgens een stuk minder vooruitstrevend: in hetzelfde stuk schreef hij dat Vera Pauw, volgens hem de Mao van het vrouwenvoetbal, weigerde ‘mooie meiden uit [te] buiten’.136 Iets wat Borst een gemiste kans noemt, omdat ‘erotiek de populariteit van vrouwensport vergroot’.137 Bovendien wierp de schrijver zich op als verdediger van de voetbalvrouwen, die volgens hem onheus bejegend werden, waarna hij vervolgens meende te moeten vaststellen dat hij het hier niet over de spelersvrouwen en –vriendinnen had, die er ‘als neukpoppen veel voor terug [kregen]. Nepborsten en diamanten enzo’.138
Het punt dat Hugo Borst maakt over het gebruiken van het uiterlijk van de voetbalsters, is er één dat vaak weerklinkt in opiniestukken over vrouwenvoetbal. Een redacteur van Het Algemeen Dagblad schreef in 2009 al een stuk dat de sentimenten van Borst weerspiegelde: mannen die van voetbal hielden, moesten fan worden van vrouwenvoetbal. Als de mannen enthousiast zouden worden, zouden ze vaker komen kijken en zouden ze het ook leuk vinden als hun dochter op voetbal ging.139 De manier waarop dit moest gebeuren, was volgens hem de ‘onweerstaanbare’ combinatie van frisse jonge meiden en strak gesneden tenues. Met de weigering van Vera Pauw om haar vrouwen te profileren als ‘voetbalbabes’ in plaats van de nadruk te leggen op hun sportieve prestaties, sloeg zij volgens het redactioneel relaas de plank dan ook volledig mis. Het zijn niet alleen de opiniestukken waarin vooral het uiterlijk van de voetbalsters als belangrijkste punt voor de ontwikkeling van het vrouwenvoetbal wordt genoemd. Ook een 134
De BeNe League is de opvolger van de Eredivisie Vrouwen en bestaat uit een gemengde competitie tussen Nederlandse en Belgische teams. De League werd in 2011 in het leven geroepen nadat enkele Nederlandse clubs zich hadden teruggetrokken uit de Eredivisie Vrouwen, waardoor er te weinig teams overbleven om een volledige competitie op te zetten. 135 H. Borst, “De noodzaak van meisjes in een Ajax- of Feyenoordshirt”, Algemeen Dagblad (06-03-2010). 136 Ibidem. 137 Ibidem. 138 Ibidem. 139 “Een mannenhart verover je met seks, niet met vrouwenvoetbal”, Algemeen Dagblad (26-06-2009), via http://www.ad.nl (geraadpleegd 30 mei 2014).
47
interview van De Volkskrant met Jan Willem van Dop, de manager van de BeNe League, komt het onderwerp nadrukkelijk aan bod. Hoewel Van Dop meerdere manieren aandraagt waarop de BeNe League en het vrouwenvoetbal populairder en groter kunnen worden, gaat sportverslaggever Willem Vissers vooral in op de opmerking die pas aan het eind van het gesprek aan bod komt: het vrouwenvoetbal moet sexier. Van Dop zegt hierover vervolgens dat de enige reden dat vrouwen op Wimbledon net zoveel prijzengeld krijgen als de mannen, is omdat het tennis voor vrouwen sexy is gemaakt. Dit terwijl volgens hem vrouwen nog altijd vaak in mannenshirts voetballen, terwijl een vrouw er toch ‘zo goed mogelijk uit wil zien’.140 Hij geeft hockey als voorbeeld van het succes van het veranderen van de shirts: aanvankelijk protesteerde men tegen de vrouwelijkere tenues, “totdat de speelsters zorgden dat ze ‘in de kleding pasten’”.141 Ook sprak Van Dop de hoop uit dat voetbalvereniging Feyenoord ook een
damesteam zou toevoegen aan de Eredivisie, waarbij de vrouwen dan zouden kunnen spelen en trainen op de kunstgrasvelden van Excelsior zodat er geen gezeur zou zijn over de extra belasting op de velden. Deze laatste uitspraak geeft goed weer hoe er nog altijd binnen de voetbalwereld over het vrouwenvoetbal gedacht wordt: laat ze vooral voetballen, als het maar niet ten koste gaat van de tijd of het materiaal van de ‘oorspronkelijke’ voetballers. Is er nog hoop? Gelukkig is er ook veel positiefs te melden over de veranderingen in de houding van de media ten opzichte van voetballende vrouwen. Zo werd er tijdens het EK in 2014 een volledige pagina op NOS.nl gewijd aan de teams en de wedstrijden, en werd zoals eerder genoemd de finale relatief goed bekeken. Een interview met Sherida Spitse in het Dagblad van het Noorden laat zien hoe de gedrukte media zich ook schijnt aan te passen aan de veranderde tijdsgeest. Spitse was in 2013 de eerste Nederlandse voetbalster waarvoor een transferbedrag werd betaald, toen zij van FC Twente naar het Noorse Lillestrøm Sports Klubb overging. Voor de transfer werd het luttele bedrag van €25.000 neergelegd, een schijntje vergeleken met de miljoenen die er voor een mannelijke speler uit de Eredivisie wordt betaald, maar het was de eerste keer sinds de oprichting van de Eredivisie Vrouwen dat er geld gemoeid was met een overstap.142 Het artikel in het Dagblad van het Noorden neemt het vrouwenvoetbal duidelijk serieuzer dan het interview met Anouk Hoogendijk in de VI, al vallen ook hier termen als het ‘rechterpootje’ van Spitse, en wordt een groot deel van het artikel besteed aan de verhuizing van 140
“Vrouwenvoetbal moet sexier. Kijk naar hockey”, De Volkskrant (26-07-2013), via http://www.volkskrant.nl (geraadpleegd 30 mei 2014). 141 Idem. 142 P. van der Meeren, “Sherida Spitse vindt haar draai in ‘snûk’ Lillestrøm”, Dagblad van het Noorden (24 april 2014).
48
Spitse en haar vriendin naar het ‘gezellige’ Lillestrøm, en het appartementje dat de club voor hen geregeld had.143 Ook komen er huiselijke zaken aan bod, die met een mannelijke voetballer waarschijnlijk niet besproken zouden worden, zoals dat ze hulp kreeg van haar buurman met het boodschappen doen, en dat de ovenschalen al klaar stonden op het aanrecht toen ze haar nieuwe appartementje betrok. Toch gaat het in het Dagblad van het Noorden al meer om de voetbalster, in plaats van de voetballende vrouw. Zo worden de eigenschappen opgenoemd die van Spitse een goede voetballer maken, namelijk haar techniek, handelingssnelheid en haar vermogen om overzicht te houden.144 Bovendien wordt ze een gedreven leidster genoemd, die op meerdere posities inzetbaar is. Dit zijn kenmerken die belangrijk zijn voor een middenvelder, of die nou man of vrouw is, en die ook in een profiel van bijvoorbeeld Nigel de Jong zouden kunnen voorkomen. Ook wordt ze niet beschreven aan de hand van haar uiterlijk, zoals VI dat wel deed bij Anouk Hoogendijk, maar wordt de aandacht gevestigd op haar kunnen: Spitse is ‘ de Friese middenveldster’ en de ‘91-voudige international’.145 Ter vergelijking: in het profiel van Anouk
Hoogendijk werd geen enkele keer vermeld op welke positie zij speelt, iets dat toch een vrij belangrijk aspect is in het voetbal.
143
Ibidem. Ibidem. 145 Ibidem. 144
49
Conclusies Door de hele geschiedenis heen hebben vrouwen een moeizame strijd moeten leveren om door te dringen tot de mannelijke domeinen als de politiek en de arbeidsmarkt. Zo ook de sport: het was nooit vanzelfsprekend dat een vrouw aan sport deed, en iedere vooruitgang die geboekt werd, was afhankelijk van de acceptatie van mannen. Hoewel het emancipatieproces, dat in de twintigste eeuw grote ontwikkelingen heeft gebracht, ervoor zorgde dat vrouwen steeds meer ruimte kregen om zich bezig te houden met voordien ‘mannelijke’ zaken, is het voetbal één van de terreinen waarop dit nog steeds niet gelukt lijkt te zijn, waar het althans de media betreft. De enorme weerstand die de vrouwen aanvankelijk ondervonden van de kant van de KNVB, ebte in de loop van de jaren vijftig en zestig langzaam weg maar het duurde tot ver in de tweede feministische golf, die zich overig volledig afzijdig leek te houden van de sportwereld, voor het vrouwenvoetbal officieel erkend werd. Acceptatie in de media was echter nog altijd ver te zoeken: toen de ‘nieuwe’ sport eenmaal geïnstitutionaliseerd werd, begon men manieren te zoeken om de aparte status die deze had, te verklaren en in stand te houden. Zo zouden er aangepaste regels moeten komen omdat vrouwen nou eenmaal fysiek verschilden van mannen. Ze zouden sneller blessures oplopen, en het zou daarom verstandig zijn als ze kortere wedstrijden speelden, op een kleiner veld en met een lichtere bal. De media hadden in hun verslaggeving een effectief middel om een beeld te scheppen van de vrouw als onathletisch en incapabel, ongeschikt voor het voetbal. Gesteld moet worden dat voetbal wel de enige sport was voor vrouwen die enige media-aandacht kreeg tussen 1960 en 1980, zo wijst een zoektocht in de database van de Koninklijke Bibliotheek uit. Helaas was deze aandacht overwegend negatief. Opvallend is hoe vaak argumenten herhaald werden die nergens op gebaseerd waren, maar blijkbaar toch algemeen geaccepteerd werden. De drie belangrijkste waren dat voetbal gevaarlijk was voor het vrouwelijk lichaam, dat vrouwen er simpelweg niet goed in waren, en dat voetbal niet vrouwelijk was. Vrouwen kregen echter geen enkele kans om het tegendeel te bewijzen aangezien de berichtgeving al zo vooringenomen was dat het praktisch onmogelijk was om de clichés te doorbreken. Het taalgebruik in de media veranderde door de decennia heen betrekkelijk weinig. Alle in de inleiding genoemde gebruiken kwamen voor, zoals het steevast noemen van de vrouwen bij de voornaam, hen ‘meisjes’ of ‘dames’ noemen, hun uiterlijk beschrijven waar dat niet nodig is en niet-voetbalgerelateerde zaken zoals het huishouden en of ze al dan niet getrouwd waren. Het vrouwenvoetbal werd hiermee neergezet als een aparte, buitenissige nieuwe hobby, in plaats van als gewoon voetbal dat door vrouwen gespeeld werd. Bovendien kwam de voetballende vrouw vaak zelf niet aan het woord en werd haar dus alle daadkracht ontnomen. Dit alles leidde tot een 50
structurele achterstelling van het vrouwenvoetbal, en tot de voortzetting van traditionele en achterhaalde denkbeelden die men had (en heeft) over sekse. De aanpassing van de regels voor vrouwen reflecteerde dit ook. Al voordat de vrouwen hadden kunnen laten zien wat ze waard waren op het voetbalveld, was bepaald dat ze kortere wedstrijden zouden spelen met een lichtere bal en bovendien dat voor hen een versoepeling van de hands-regel werd ingesteld zodat ze hun bovenlichaam konden beschermen. Voetbal is een mannensport Hoewel bovengenoemde regels na verloop van tijd afgeschaft werden door de KNVB, bleven de ongeschreven regels in de media onverminderd van kracht. Na meer dan tachtig jaar valt er nog het meeste op hoezeer dezelfde sentimenten blijven doorklinken in de media. Ten eerste is er de onevenredig kleine hoeveelheid aandacht in vergelijking met het mannenvoetbal: wedstrijden van de BeNe League worden niet live uitgezonden, noch worden er samenvattingen van gemaakt in overzichtsprogramma’s als Studio Sport. Als voorbeeld hiervan kan gekeken worden naar de kampioenswedstrijd in de BeNe League tussen FC Twente en Club Brugge op 6 juni 2014: deze was alleen te volgen via het Twitter-account van FC Twente en hoewel de uitslag wel in een nieuwsbericht op de website van NOS Sport werd vermeld, werd er in de televisie-uitzending van Studio Sport noch op 6, noch op 7 juni aandacht aan besteed.146 Ook wedstrijden van het Nederlands elftal zijn slechts bij hoge uitzondering te zien op televisie. Een programma als Voetbal International heeft zelden een vrouw aan tafel, en men spreekt bijna nooit over vrouwenvoetbal. Presentator en oud-hoofdredacteur Derksen erkent dit zelf ook, maar gaf in het radio-interview met Dit is de dag aan dat hij niet bereid was iets te veranderen totdat de vrouwen zich hadden bewezen in het voetbal. In kranten en tijdschriften is dit beeld hetzelfde: hele pagina’s worden gewijd aan voetbal, maar zelden zal daar een vrouwelijke voetballer tussen staan. En wanneer dit bij hoge uitzondering dan toch gebeurt, wordt vaker de aandacht gelegd op het uiterlijk van de vrouw of haar rol buiten het veld, dan op haar prestaties daarop. Dit blijkt heel duidelijk uit de krantenartikelen die vanaf de jaren vijftig tot zelfs nu nog het vrouwenvoetbal behandelen als iets dat niet serieus genomen hoeft te worden. Toch zijn er enkele kleine veranderingen in toon merkbaar. In de eerste helft van de twintigste eeuw waren artikelen vaak doordrenkt met onverholen afkeuring, gebaseerd op de visie dat een vrouw ‘vrouwelijk’ moest zijn. Vanaf de jaren vijftig werd spot als middel ingezet om de vrouwen te laten zien dat zij niet geaccepteerd werden op het voetbalveld. In de jaren zeventig 146
“Opstelling FC Twente vrouwen kampioenswedstrijd”, via http://www.fctwente.nl en “Titel in BeNe League voor Twente”, via http://www.nos.nl/sport/voetbal (geraadpleegd 1 augustus 2014).
51
kwamen goedbedoelende ‘experts’ aan het woord om aan de vrouw uit te leggen waarom zij biologisch gezien niet geschikt was voor het normale voetbal, maar dat zij wel een aangepaste vorm van het spel zou kunnen spelen. Vanaf de jaren tachtig richtte dit soort adviezen zich niet meer op de fysieke beperkingen van vrouwen, maar werden hun mogelijkheden aangereikt om hun spel aantrekkelijker te maken voor de toeschouwer: zo zou het immers meer publiek trekken en daarmee ook meer sponsoren. Voorbeelden van dit laatste zijn de artikelen van Hugo Borst en het interview met Jan Willem van Dop in De Volkskrant. Zij dragen adviezen aan, waarbij ze zich voornamelijk richten op het uiterlijke voorkomen van de voetbalsters, dan op het verbeteren van prestaties en de positie van de vrouwelijke elftallen ten opzichte van hun mannelijke collega’s. De kern die uit deze artikelen spreekt, is dat het vrouwenvoetbal vooral interessanter en aantrekkelijker moet worden voor mannen. Mannen zien het voetbal nog steeds als hun sport en hun domein. Als vrouwen daar toegang tot willen krijgen, kan dat enkel gebeuren onder de voorwaarden die de mannen hieraan stellen, zoals het dragen van sexy outfits en het participeren in fotoshoots. Ze willen kortom dat de vrouwelijke voetbalsters zelf het imago dat hen door de media is aangemeten, gaan veranderen. Anouk Hoogendijk lijkt dit gelukt te zijn: ze speelt voor één van de beste clubs van Engeland, heeft een plaats in het Nederlands elftal én heeft volgens VI de ‘hockey-factor’. Wat de schrijver van het artikel hiermee echter onbewust aangeeft, is dat Hoogendijk te mooi en vrouwelijk is voor het voetbal – al haar prestaties ten spijt is zij nog altijd een vreemde in de voetbalwereld. Voetbal is immers voor mannen, dat is altijd zo geweest (al duizenden jaren volgens Henk Groot), en het zal waarschijnlijk altijd zo blijven. Dit is grotendeels het resultaat van de beeldvorming in de media, die stereotypen en cliché denkbeelden produceert en reproduceert. Een opmerking van een Johan Derksen dat ‘lesbisch Nederland’ aan bod komt wanneer het over vrouwenvoetbal gaat, komt namelijk niet uit de lucht vallen: decennialang is er gebouwd aan het beeld van voetbal als iets dat mannelijk is, en dus niets voor vrouwen. ‘Echte vrouwen’ doen niet aan voetbal, dus vrouwen die dat wel doen, worden neergezet als onvrouwelijk, als ‘halve jongens’, als Kenaus en in dit geval als lesbiennes – een groep die in de maatschappij overigens onder veel van dezelfde stereotypen lijdt als de voetbalsters. Dit komt de populariteit van de sport voor vrouwen niet ten goede want dergelijke stereotyperingen hebben een negatieve bijklank en zorgen ervoor dat meisjes en vrouwen minder snel voor voetbal zullen kiezen – in plaats daarvan doen ze liever aan het meer ‘vrouwelijke’ hockey, tennis of volleybal. En dat is hoe de heren der schepping het graag zien. Voetbal is hun sport, en daar horen nog altijd geen vrouwen in thuis.
52
Literatuur en bronnen Archiefbronnen Nationaal Archief Den Haag, Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), toegang nr. 2.19.123, inv. nr. 34 NL-HaNA, KNVB, 1.19.123 inv.nr. 50 NL-HaNA, KNVB, 1.19.123 inv.nr. 51 Literatuur Anthonissen, A., en J. Boessenkool, Betekenissen van besturen (proefschrift). Amsterdam, 1998. Bell, B., “Levelling the playing field? Post-Euro 2005 development of women’s football in the north-west of England”, Sport in society. Cultures, commerce, media, politics vol. 15, no. 3 (2012), pp. 349 – 368. Block, S., Frauen und Mädchen in die Arbeitersportbewegung. Münster, 1987. Borst, H., “De noodzaak van meisjes in een Ajax- of Feyenoordshirt”, Algemeen Dagblad (06-032010). Boutillier, M.A. en L.C. San Giovanni, The Sporting Woman. Champaign, 1983. Brannon, R., The consequences of sexist language. Paper presented at the American Psychological Association Meetings. Toronto, 1978. Braun, M., “Gelijk recht voor allen! Feministische strijd tegen de maritale macht”, in: Jaarboek voor vrouwengeschiedenis vol. 6. Nijmegen, 1980, pp. 138 – 162. Brooke, R., Representing Sport. Londen, 2002. Bryson, L., “Sport and the maintenance of masculine hegemony”, in Women, sport, and culture ed. S. Birrell en C.L. Cole. Champaign, 1994, pp. 47 – 64. Clarke, A. en J. Clarke, “Highlights and action replays. Ideology, sport, and the media”, in: Sport, culture, and ideology ed. J. Hargreaves. Londen: 1982, pp. 62 – 87. Cohen, B., De geschiedenis van het voetbal. Amsterdam, 1996. Connell, R.W., “An iron man. The body and some contradictions of hegemonic masculinity”, in Sport, men and the gender order ed. M. Messner en D.F. Sabo. Champaign, 1990, pp. 83 – 96. Creedon, P.J., “Women, Media and Sport. Creating and reflecting gender values”, in: Women, media and sport. Challenging gender values ed. P.J. Creedon. Londen, 1994, pp. 3 – 27. Delamont, S., Sex roles and the school. Londen, 1980. Duncan, M.C., “Sport photographs and sexual difference. Images of women and men in the 1984 and 1988 Olympic Games”, Sociology of Sport Journal vol. 7 (1990), pp. 22 – 43. 53
Dunning, E. “Sport as a male preserve: notes on the social sources of masculine identity and its transformations”, in: Women, sport and culture ed. S. Birrell en C.L. Cole. Champaign, 1994, pp. 163 – 180. Duren, I. van, “Balverliefd. Het jongensboek van Anouk Hoogendijk”, Voetbal International no. 18 (april 2014), pp. 88 – 91. Emmenes, A. van, Neerlands voetbalglorie. Amsterdam, 1949. Elling, A.H.F., ‘Ze zijn er [niet] voor gebouwd’. In- en uitsluiting in de sport naar sekse en etniciteit. Nieuwegein, 2002. Factsheet Vrouwenvoetbal 2013, Publicatie van het Mulier Instituut 2013. Fuβballregeln 2012/’13, Publicatie van de Deutsche Fuβball-Bund. Frankfurt am Main, 2012. Hargreaves, J., Sporting females. Critical issues in the history and sociology of women’s sports. Londen, 1994. Harvey, A., “Football’s Missing Link: The Real Story of the Evolution of Modern Football”, in Sport in Europe. Politics, Class, Gender. The European Sports History Review ed. J.A. Mangan, vol. 1. Londen, 1999, pp. 92 – 116. Jaarrapport, uitgave van HOI Instituut voor Media Auditing. Amstelveen, 2011. Kane, M.J. en S.L. Greendorfer, “The media’s role in accomodating and resisting stereotyped images of women in sport”, in: Women, media and sport. Challenging gender values ed. P.J. Creedon. Londen, 1994, pp. 28 – 44. Kane, M.J. en E.E. Snyder, “Sport typing. The social ‘containment’ of women in sport”, Arena Review vol. 13 no. 2 (1989), pp. 77 - 96. Lakoff, R., Language and woman’s place. New York, 1973. Lang, W. de, en V. Pauw, De voetbalvrouwen komen eraan. Hoe meisjesdromen werkelijkheid worden. Baarn, 2009. Lopez, S., Women on the ball. A guide to women’s football. Londen, 1997. Lorber, J., Paradoxes of Gender. New Haven, 1997. Lumpkin, A. en L.D. Williams, “An analysis of Sports Illustrated feature articles, 1954 – 1987”, Sociology of Sport Journal vol. 8 (1991), pp. 1 – 15. Meeren, P. van, “Sherida Spitse vindt haar draai in ‘snûk’ Lillestrøm”, Dagblad van het Noorden (24 april 2014). Messner, M., “Separating the men from the girls. The gendered language of televised sports”, Gender and society vol. 7, no. 1 (1993), pp. 121 – 137. Messner, M., “Sports and male domination. The female athlete as contested ideological terrain”, in: Women, sport, and culture ed. S. Birrell en C.L. Cole. Champaign, 1994, pp. 65 – 80. 54
Metheny, E., “Symbolic forms of movement. The feminine image in sports”, in: Connotations of movement in sport and dance ed. E. Metheny. Dubuque, 1965, pp. 43 – 56. Meerum-Terwogt, H.A., De beteekenis van het Voetbalspel en hoe dit gespeeld wordt. Wenken voor voetballers en scheidsrechters. Leiden, 1919. Miermans, C., Voetbal in Nederland. Maatschappelijke en Sportieve Aspecten. Assen, 1955. Miller, C. en K. Swift, Words and women. New language in new times. New York, 1976. Moorman, J. et al, K.N.V.B. Jubileumboek 1889 – 1939. Den Haag, 1939. Pfister, G., “Must women play football? Women’s football in Germany, past and present”, Football studies vol. 4, no. 2 (2001), pp. 41 – 57. Pfister, G. et al., “Women and Football - A Contradiction? The Beginnings of Women’s Football in Four European Countries”, in: Sport in Europe. Politics, Class, Gender. The European Sports History Review ed. J.A. Mangan, vol. 1. Londen, 1999, pp. 1 – 26. Sabo, D.F. en J. Panepinto, “Football Ritual and Social Reproduction of Masculinity”, in: Sport, Men, and the Gender Order. Critical Feminist Perspectives ed. M.A. Messner en D.F. Sabo. Champaign, 1990, pp. 115 – 126. Schuppen, N. van, “Van vrouwenvermaak tot damesrekreatie. Een overzicht van de Nederlandse ontwikkeling van sportbeoefening door vrouwen in de negentiende eeuw”, in: Jaarboek voor vrouwengeschiedenis vol. 1. Nijmegen, 1980, pp. 12 – 45. Smelik, A., R. Buikema en M. Meijer, Effectief beeldvormen. Theorie, analyse en praktijk van beeldvormingsprocessen. Assen, 1999. Steendijk-Kuypers, J., Vrouwen beweging. Medische en culturele aspecten van vrouwen in de sport, gezien in het kader van de sporthistorie 1880 – 1928. Rotterdam, 1999. Stolk, G., en J. Wagenaar, Jubileumboek Vrouwenvoetbal KNVB. Zeist, 1997. Swain, J., “’The money’s good, the fame’s good, the girls are good’. The role of playground football in the construction of young boys’ masculinity in a junior school”, British Journal of Sociology and Education 21 no. 1 (maart, 2000), pp. 95 – 109. Swartz, E., “Diversity: Gatekeeping knowledge and maintaining inequalities”, Review of Educational Research vol. 79, no. 2 (juni, 2009), pp. 1044 – 1083. Vogel, M., “Denken over sekse en gender. Over de Nederlandse jaren vijftig vanuit een Duits cultuurhistorisch perspectief”, Tijdschrift voor Genderstudies vol. 4, no. 2 (2001), pp. 38 – 48. Westerloo, E. van, We hoeven er niet aan te verdienen. De geschiedenis van de miljoenendans om de uitzendrechten van voetbalwedstrijden. Nieuwegein, 2004.
55
Williams, J., “An equality too far? Historical and Contemporary Perspectives of Gender Inequality in British and International Football”, Historical Social Research vol. 31, no. 1 (2006), pp. 151 – 169. Williams, J. en J. Woodhouse, “Can play, will play? Women and football in Britain” in British football and social change. Getting into Europe ed. J. Williams en S. Wagg. Leicester, 1991. Wörner, S. en N. Holstein, “Frauenfuβball – zurück as dem Abseits”, Sport und Teilhabe (uitgave van de Bundeszentrale für Politische Bildung). Berlijn, 2011. Websites: Algemeen Dagblad – http://www.ad.nl Cambridge University Library – http://www.lib.cam.ac.uk Delpher – http://kranten.delpher.nl en http://tijdschriften.delpher.nl Deutsche Akademie für Fußballkultur – http://www. fussball-kultur.org EO Dit is de dag – http://www.eo.nl/ditisdedag FC Twente online – http://www.fctwente.nl Geschiedenis24 – http://www.geschiedenis24.nl The Guardian – http://www.theguardian.com Mediacourant – http://www.mediacourant.nl NOS – http://www.nos.nl ProQuest Historical Newspapers – http://www.proquest.com Volkskrant – http://www.volkskrant.nl YouTube – http://www.youtube.com
56