08.0041139
Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de 15.000 liter ondergrondse benzinetank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen Opdrachtgever Datum Projectnummer
De heer E. Meurs 19 september 2007 M07.0225
Colofon Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. Valkseweg 62 3771 RG Barneveld tel. 0342 - 406 406 fax 0342 - 406 459 e-mail
[email protected]
Titel
: Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de 15.000 liter ondergrondse benzinetank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen
Auteur:
Autorisatie:
ing. J.M. Lohmeijer
J. Wernsing
Barneveld, 19 september 2007
arneveld, 19 september 2007
Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. MGMT. SYS RvA C174 EN-170
m U I «VAD 015 MB-005
EN-ISO 9001:2000 Bil SIKB 1000
PBODBCIiN RvACOIS VB-023
vv. c*-o SCa AO-041
Brl SIKB 2000
SBO-Brt 5052
2001.2002,2018
INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING
1
2 VOORONDERZOEK
2
2.1 Actuele situatie en historie
2
2.2 Toekomstig gebruik 2.3 Geohydrologische situatie
3 3
2.4 Hypothese
3
3 OPZET EN UITVOERING VAN HET VERKENNEND ONDERZOEK
4
3.1 Onderzoeksstrategie
4
3.2 Veldwerkprogramma
4
4 INTERPRETATIE EN TOETSING
6
4.1 Bodemopbouw
6
4.2 Zintuiglijke waarnemingen
6
4.3 Analyseresultaten grond
6
5 CONCLUSIE
8
BIJLAGEN: TOETSINGSTOELICHTING
A1-A2
ANALYSERESULTATEN
B1 - B2
KWALITEITSVERKLARING PROFIELBESCHRIJVING TOPOGRAFISCHE KAART EN KADASTRALE KAART TEKENING
C1 D1 - D2 1
Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de ondergrondse tank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen [M07.0225]
1
INLEIDING
Door de heer E. Meurs is op 25 augustus 2007 aan Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. opdracht verleend tot het instellen van een nulsituatie bodemonderzoek op de Oude Diedenweg 16 te Wageningen. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Wageningen, sectie C, nummer 2697. De locatiecoördinaten zijn X = 175,200 en Y = 443,650 [Bron: KLIC-Atlas Provincie Gelderland, schaal 1:25.000]. Voor de ligging van de locatie wordt verwezen naar de topografische kaart in de bijlagen. Aanleiding voor het nulsituatie bodemonderzoek is de voorgenomen sanering van de 15.000 liter ondergrondse opslagtank voor eurobenzine en tevens het installeren van een nieuwe tank. Het doel van het nulsituatie onderzoek is vast te stellen of de aanwezigheid van de ondergrondse opslagtank heeft geleid tot bodemverontreiniging. Daarnaast wordt ten aanzien van de nieuw te installeren tank een referentie (nulsituatie) vastgelegd inzake eventuele verontreinigingen in de toekomst. De NEN 5740 (Bodem - Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek, oktober 1999) dient als basis voor het uit te voeren nulsituatie bodemonderzoek. Uitvoering van vooronderzoek conform de NVN 5725 (Bodem - Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek, oktober 1999) maakt onderdeel uit van het onderzoek. In dit rapport zal achtereenvolgens worden ingegaan op het vooronderzoek, de verrichte werkzaamheden en de resultaten van het onderzoek. Ten slotte worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Dit nulsituatie bodemonderzoek is niet gericht op de kwaliteitsbepaling van eventueel af te voeren grond en vormt geen erkend bewijsmiddel in het kader van het Bouwstoffenbesluit. Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. is een onafhankelijk adviesbureau dat beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem conform NEN-EN-ISO 9001:2000. Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden en is tevens een momentopname. Beïnvloeding van de bodemkwaliteit zal ook plaats kunnen vinden na de uitvoering van dit onderzoek, bijvoorbeeld door bouwrijp maken, aanvoer van grond van elders of door de verspreiding van een verontreiniging van elders via het grondwater. Toekomstige activiteiten mogen geen negatieve invloed uitoefenen op de bodemkwaliteit.
Vink
Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de ondergrondse tank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen [M07.0225]
2
VOORONDERZOEK
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vooronderzoek. Hierbij wordt aan de hand van een inventarisatie van actuele en historische locatiegegevens, het toekomstig locatiegebruik en de geohydrologische situatie een hypothese over de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie opgesteld. Bij het vooronderzoek is de NVN 5725 (Bodem - Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek, oktober 1999) als richtlijn gebruikt. Het vooronderzoek heeft betrekking op de onderzoekslocatie en de aangrenzende percelen binnen een straal van circa 50 meter. Dit vooronderzoek is uitgevoerd op 'Basisniveau'. De gebruikte informatiebronnen betreffen: Bodem Informatie Systeem (BIS), bouwvergunningen, kadaster, internet, visuele terreininspectie en voorgaand bodemonderzoek. 2.1
Actuele situatie en historie
De onderzoekslocatie is gelegen aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen en maakt onderdeel uit van het tankstation van Meurs en Zoon. De onderzoekslocatie betreft de bodem rond de 15.000 liter ondergrondse opslagtank voor eurobenzine. De onderzoekslocatie ligt op het achterterrein van het tankstation van Meurs en Zoon en is onbebouwd, zie tekening 1. Het perceel heeft geen aantekening inzake artikel 55 Wet bodembescherming. Dit betekent dat het perceel geen deel uitmaakt van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarop door gedeputeerde staten is beschikt. [Bron: Dienst voor het kadaster en de openbare registers Nederland]. De locatie is verhard met klinkers. Het terrein is niet opgehoogd, uitgezonderd gebruik van klapzand onder verhardingen. De tank maakt onderdeel uit van een tankcluster van 2 ondergrondse tanks. De ligging van de leidingen is bekend middels bestektekeningen. Het vulpunt en de ontluchting van de tank bevinden zich op de naastgelegen hoek van de autostalling van Meurs en Zoon. De afleverinstallatie/ benzinepomp bevindt zich aan de Oude Diedenweg aan de zijkant van het kantoor. Tijdens de visuele terreininspectie op 28 augustus 2007 zijn geen overige activiteiten of omstandigheden op de onderzoekslocatie waargenomen die duiden op een mogelijke bodemverontreiniging of bronnen daarvan. Ter plaatse van de ondergrondse tank waren de klinkers vooruitlopend op de voorgenomen sanering reeds verwijderd en was ontgraven tot de bovenzijde van de tank. De kwaliteit van het grondwater op het tankstation en bij de tankcluster wordt jaarlijks gemonitord. In mei 2007 is de laatste monitoringsronde uitgevoerd. Hierbij zijn in geen van de peilbuizen verhogingen aan minerale olie en vluchtige aromaten aangetroffen. Er wordt vermeld dat dit resultaat overeenkomt met de resultaten uit 2006. [Brief Milieutechniek ZVS Eemnes BV, project M07783, kenmerk JM/53br07/16057, 21 mei 2007]. Voor zover bekend hebben op de onderzoekslocatie geen calamiteiten plaatsgevonden.
2
Vink
Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de ondergrondse tank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen [M07.0225]
Op basis van het vooronderzoek kan geconcludeerd worden dat er behoudens het gebruik van de ondergrondse opslagtank(s) en tankstation voor zover bekend geen overige bodembedreigende activiteiten op de onderzoekslocatie hebben plaatsgevonden. In de directe omgeving van de onderzoekslocatie bevinden zich voornamelijk woningen. In de directe omgeving van de onderzoekslocatie zijn in het verleden geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Rondom de onderzoekslocatie vinden voor zover bekend geen activiteiten plaats welke de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van de onderzoekslocatie mogelijk sterk beïnvloeden. Rondom de onderzoekslocatie hebben voor zover bekend geen activiteiten plaatsgevonden welke de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van de onderzoekslocatie mogelijk sterk beïnvloeden. 2.2
Toekomstig gebruik
De ondergrondse opslagtank wordt gesaneerd en vervangen door een nieuwe opslagtank voor benzine. De bestemming van de locatie blijft ongewijzigd. 2.3
Geohydrologische situatie
De onderzoekslocatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Binnen een straal van 1.000 meter bevinden zich voor zover bekend geen kwetsbare objecten met betrekking tot de grondwaterkwaliteit. Het geohydrologisch profiel ter plaatse is geïnventariseerd [TNO Grondwaterkaart Rhenen, 39 oost, kaartblad 39F] en in het navolgende samengevat: De onderzoekslocatie ligt globaal op 17,5 m +NAP. Het eerste watervoerend pakket reikt overal tot aan het maaiveld en is opgebouwd uit gestuwde zandpakketten van fluviatiele oorsprong behorend tot de Formaties van Kreftenheye, Urk en Sterksel. Plaatselijk kunnen in het eerste watervoerende pakket verstoringen aanwezig zijn bestaande uit scheefgestelde kleiige lagen behorende tot de Formatie van Twente of Eemformatie. Het eerste watervoerend pakket heeft een dikte van circa 25 meter. Het eerste watervoerend pakket heeft een transmissiviteit van circa 1.500 m2/dag. Op de onderzoekslocatie heerst een grondwaterstand van circa 3,5 m-mv. De eerste scheidende laag is opgebouwd uit kleilagen van fluviatiele oorsprong behorend tot de Formaties van Drenthe en Kedichem. De dikte van de eerste scheidende laag bedraagt circa 25 meter. De verticale hydraulische weerstand van de eerste scheidende laag bedraagt enkele duizenden dagen. Voeding van het grondwater vindt voor een belangrijk deel plaats door infiltrerende neerslag. Door de drainerende werking van de Nederrijn is de plaatselijke grondwaterstroming overwegend zuidwestelijk gericht. 2.4
Hypothese
Op basis van de gegevens van het vooronderzoek kan worden aangenomen, dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van de onderzoekslocatie mogelijk aangetast is als gevolg van het gebruik van de ondergrondse tank. De hypothese voor de onderzoekslocatie luidt dan ook 'locatie met één of meerdere ondergrondse opslagtank(s)'.
Vink
Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de ondergrondse tank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen [M07.0225]
OPZET EN UITVOERING VAN HET VERKENNEND ONDERZOEK
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de onderzoeksstrategie, het veldwerkprogramma en het laboratoriumonderzoek. 3.1
Onderzoeksstrategie
Bij het opstellen van de onderzoeksstrategie is de NEN 5740 (Bodem - Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek) als richtlijn gehanteerd. De hypothese voor de onderzoekslocatie luidt 'locatie met één of meerdere ondergrondse opslagtank(s)'. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van circa 50 m2. Het onderzoek is uitgevoerd volgens onderzoeksstrategie VEP-BO uit bijlage B.4 van de NEN 5740 (Onderzoeksstrategie voor een locatie met één of meerdere ondergrondse opslagtank(s)). Monsterneming van de bodem nabij de tank is uitgevoerd tot 0,5 meter onder de onderzijde van de tank, waarbij tevens monsters genomen zijn van de vaste bodem rondom de grondwaterspiegel. Het vulpunt en de ontluchting van de tank zijn niet onderzocht. Er heeft gerichte monstername plaatsgevonden. Het onderzoek heeft zich gericht op de aanwezigheid van minerale olie en vluchtige aromaten en naftaleen in de vaste bodem. Er heeft geen onderzoek van het ondiepe grondwater plaatsgevonden aangezien recente gegevens van de kwaliteit van het grondwater bekend zijn ['Monitoring grondwater in het kader van de AMvB', Milieutechniek ZVS Eemnes BV, projectnr M07783, 21 mei 2007, kenmerk JM/53brO7/16057]. 3.2
Veldwerkprogramma
De boringen en bemonstering van de bodem zijn uitgevoerd overeenkomstig VKB-protocol 2001. Het veldwerk is uitgevoerd door Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. op 28 augustus 2007 en heeft bestaan uit de volgende werkzaamheden: Rondom de tank zijn 3 boringen verricht tot een diepte van 4,2 m-mv. De boringen zijn doorgezet tot een diepte van 0,5 meter onder de onderzijde tank en het grondwaterniveau. Het vulpunt is niet onderzocht. Bij alle boringen is de vrijgekomen grond zintuiglijk beoordeeld op bodemkundige eigenschappen en verdachte geuren en kleuren. De monsters zijn, afhankelijk van de te analyseren parameters, volgens de geldende richtlijnen geconserveerd en vervolgens voor analyse aangeboden aan het door het RvA geaccrediteerde milieulaboratorium ALcontrol Laboratories te Hoogvliet. Het analyseprogramma is gericht op het voorkomen van minerale olie en vluchtige aromaten in de vaste bodem. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van samengestelde (meng)monsters en uitgevoerde analyses.
Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de ondergrondse tank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen [M07.0225]
Tabel 2: (Meng)monsters en uitgevoerde analyses Nr.1
Omschrijving
Matrix
Boring(en)/peilbuis
Diepte (m-mv)
Analyse(s)
1 2
mengmonster onderlaag mengmonster onderlaag
grond grond
B1 &B2 B3
3,7 - 4,2 3,7 - 4,2
2 minerale olie, vluchtige aromaten , humus vluchtige aromaten minerale olie,
1
Deze nummers corresponderen met de monsterspecificatienummers in bijlage B.
2
Vluchtige aromaten - benzeen, tolueen, ethylbenzeen, xylenen en naftaleen
Vink
Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de ondergrondse tank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen [M07.0225]
INTERPRETATIE EN TOETSING
In dit hoofdstuk worden de veldwaarnemingen en de resultaten van de laboratoriumanalyses behandeld. De analyseresultaten en -certificaten staan vermeld in bijlage B. Een toelichting op het toetsingskader van de Wet bodembescherming (Wbb) wordt gegeven in bijlage A. Het toetsingskader van de Wet bodembescherming gaat uit van streef- en interventiewaarden voor de bodem. Bij een overschrijding van de streefwaarde is in beginsel sprake van aantoonbare verontreiniging. Bij een overschrijding van de interventiewaarde is in beginsel sprake van dreigende vermindering of ernstige vermindering van de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, plant of dier. De streef- en interventiewaarden voor grond zijn bodemspecifiek en afhankelijk van het lutumgehalte en het organische stofgehaite. Voor de berekening van de toetsingswaarden van de grond zijn van representatieve mengmonsters het organische stofgehaite in het laboratorium bepaald. Voor de onderlaag van de grond is een gehalte organische stof van 0,5 % gehanteerd. Bij een organische stofgehaite van minder dan 2,0 % wordt voor de berekening van de toetsingswaarden van de organische verbindingen een organische stofgehaite van 2,0 % gehanteerd. 4.1
Bodemopbouw
De bodemprofielen van de verrichte boringen staan vermeld in bijlage D 'profielbeschrijving'. In tabel 2 is een schematische weergave van de bodemopbouw van de onderzoekslocatie opgenomen. Tabel 2: Schematische weergave van de bodemopbouw Bodemtraject (m-mv)
Hoofdmengsel
Bijmengsel(s)
Kleur
0,0 - 0,08 0,08 - 2,5 2,5-3,5 3,5-4,2
klinker matig fijn zand leem matig fijn zand
zwak siltig sterk zandig zwak siltig
lichtbruin bruin lichtbruin
De gemeten grondwaterstand(en) staan vermeld bij de analyseresultaten van het grondwater. 4.2
Zintuiglijke waarnemingen
De zintuiglijke waarnemingen staan vermeld in bijlage D 'profielbeschrijving'. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk geen kenmerken waargenomen, die duiden op een mogelijke verontreiniging met motorbrandstoffen. 4.3
Analyseresultaten grond
De analyseresultaten en toetsing van de grond zijn opgenomen in tabel 3.
Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de ondergrondse tank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen [M07.0225]
Tabel 3: Analyseresultaten en toetsing grond (mg/kgds) Monsternr.1 Boringen Bodemtraject (m-mv) Bodemtype
1 B1 & B2 3,7 - 4,2 onderlaag
2 B3 3,7 - 4,2 onderlaag
Vluchtige aromaten benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen naftaleen Minerale olie totaal olie C10-C40 1
Deze nummers corresponderen met de monsterspecificatienummers in bijlage B. : geen overschrijding van de streefwaarde en/of de detectielimiet * : lichte verhoging, overschrijding van de streefwaarde, maar niet van het criterium voor nader bodemonderzoek ** : matige verhoging, overschrijding van het criterium voor nader bodemonderzoek, maar niet van de interventiewaarde *** : sterke verhoging, overschrijding van de interventiewaarde
Uit de analyseresultaten van de grond blijkt dat geen van de geanalyseerde parameters is aangetroffen in een gehalte boven de streefwaarde en/of de detectielimiet.
Vink
Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de ondergrondse tank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen [M07.0225]
5
CONCLUSIE
Op 25 augustus 2007 heeft de heer E. Meurs opdracht verleend aan Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. tot het instellen van een nulsituatie bodemonderzoek op de Oude Diedenweg 16 te Wageningen. Op basis van het vooronderzoek is aangenomen dat de bodem van de onderzoekslocatie mogelijk verontreinigd is en derhalve de hypothese 'locatie met één of meerdere ondergrondse opslagtank(s)' geldt. In de opgehoorde grond zijn zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die duiden op de aanwezigheid van een verontreiniging met minerale olie. Geen van overige geanalyseerde parameters in de grond is aangetroffen in een gehalte boven de streefwaarde en/of de detectielimiet. Voor de kwaliteit van het grondwater zijn de resultaten van de jaarlijkse grondwatermonitoring gehanteerd. Tijdens de laatste monitoringsronde van het grondwater is geen van de geanalyseerde parameters aangetroffen in een gehalte boven de streefwaarde en/of de detectielimiet. [Milieutechniek ZVS Eemnes BV, projectnr. M07783, kenmerk JM/53br07/16057, 21 mei 2007]. Er wordt geconcludeerd dat de opslag van eurobenzine in de ondergrondse opslagtank niet heeft geleid tot contaminatie van de bodem. Omdat het gebruik van de onderzoekslocatie ongewijzigd blijft houdt de hypothese 'locatie met één of meerdere ondergrondse opslagtank(s)' vooralsnog stand. De bodemkwaliteit geeft milieuhygiënisch gezien geen belemmering voor de voorgenomen sanering van de ondergrondse benzinetank. De resultaten van dit nulsituatie bodemonderzoek zijn bruikbaar als referentiekader ten aanzien van de bodemkwaliteit ter plaatse van de nieuwe ondergrondse opslagtank (met betrekking op minerale olie en vluchtige aromaten).
Vink
BIJLAGEN
BIJLAGE A1
TOETSINGSTOELICHTING In deze bijlage wordt een toelichting gegeven op de toetsingswaarden die binnen het Nederlands bodembeleid worden gebruikt om de milieuhygiënische bodemkwaliteit te beoordelen. TOETSINGSTOELICHTING Om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem te kunnen interpreteren zijn toetsingswaarden opgenomen in de Wet bodembescherming (Wbb). Bodem omvat zowel vaste bodem (grond) als grondwater en waterbodem (slib). Bodemonderzoek kan zich richten op één of meerdere van deze compartimenten. De toetsingswaarden voor de vaste bodem, het grondwater en waterbodem zijn vastgelegd in de Circulaire Streef- en Interventiewaarden bodemsanering van 24 februari 2000 (Stcrt. 2000, nr. 39). De Wet bodembescherming maakt onderscheid in streefwaarden en interventiewaarden voor verontreinigende stoffen. Daarnaast wordt bij de interpretatie van analyseresultaten gebruik gemaakt van de tussenwaarde of het criterium voor nader onderzoek, die wordt berekend als het gemiddelde van de streef- en interventiewaarde. Ten slofte zijn voor enkele stoffen zogenaamde indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging vastgelegd. Voor de streef- en interventiewaarden van de vaste bodem en waterbodem geldt een bodemtypecorrectie. De hoogte van de streef- en interventiewaarden voor de vaste bodem is mede afhankelijk van het organische stofgehalte en het lutumgehalte van de grond. De streef- en interventiewaarden van het grondwater zijn niet afhankelijk van organische stof- en lutumgehalte. Voor waterbodems geldt dat niet de toetsingswaarden, maar de gemeten gehalten moeten worden gecorrigeerd voor het organische stof- en lutumgehalte van het sediment. Streefwaarde De streefwaarde is wettelijk vastgelegd als het gehalte waarboven wel en waaronder geen sprake is van bodemverontreiniging. De streefwaarde is gebaseerd op het landelijk geldende achtergrondgehalte of op de bepalingsgrens van de toegepaste analysemethode. Criterium voor nader onderzoek Het criterium voor nader onderzoek (tussenwaarde, gemiddelde van streef- en interventiewaarde) is niet vastgelegd in de Wet bodembescherming, maar wordt algemeen gebruikt als hulpmiddel om te bepalen of de aangetroffen gehalten aanleiding geven tot vervolgonderzoek. Interventiewaarde De interventiewaarde is wettelijk vastgelegd als het gehalte waarbij sprake kan zijn van ernstige verontreiniging, waardoor de bodem niet, of mogelijk niet meer, geschikt is voor elke vorm van bodemgebruik. De interventiewaarden zijn onderbouwd met gegevens over gezondheidsrisico's voor mens, plant en dier. Hierbij is uitgegaan van het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR): het gehalte waarboven ontoelaatbare effecten voor mens, plant of dier kunnen gaan optreden. Om van een geval van ernstige verontreiniging te spreken dient het gemiddelde aangetroffen gehalte in minimaal 25 m3 vaste bodem of in het grondwater van tenminste 100 m3 bodemvolume hoger te zijn dan de interventiewaarde. Indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging Voor enkele verontreinigende stoffen zijn gegevens over gezondheidsrisico's voor mens, plant en/of dier voorhanden, maar niet genoeg om een interventiewaarde vastte stellen, of ontbreken gestandaardiseerde analysemethoden. Voor deze stoffen zijn indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging vastgesteld. Deze indicatieve niveaus hebben een grotere mate van onzekerheid dan de interventiewaarde. Overschrijding ervan leidt niet zonder meer tot het vaststellen van een geval van ernstige bodemverontreiniging, omdat niet altijd met zekerheid vastgesteld kan worden dat er sprake is van mogelijk risico voor mens, plant en/of dier. Verhoogde achtergrondgehalten In sommige gebieden komen verhoogde gehalten aan bepaalde stoffen in de bodem voor. Deze kunnen formeel vastgelegd zijn in gemeentelijke bodemkwaliteitskaarten of blijken uit diverse onderzoeksgegevens over een gebied over langere tijd. Indien gehalten in de bodem boven de toetsingswaarden uit de Wet bodembescherming liggen, maar beneden de achtergrondwaarden voor een bepaald gebied, is niet sprake van
•Dm!?
BIJLAGE A2
een locatiegebonden geval van verontreiniging maar van verhoogde gehalten die passen binnen het groter geheel van het gebied. In het geval dat een verhoogd achtergrondgehalte van natuurlijke oorsprong bewezen geacht wordt, is geen sprake van een geval van verontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. Asbest Voor asbest is geen streefwaarde vastgesteld. Sinds 1 januari 2003 geldt een interventiewaarde van 100 mg/kgds voor asbest gewogen voor de vaste bodem en waterbodem. Deze interventiewaarde is niet gebaseerd op het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR) maar op het veel strengere Verwaarloosbaar Risiconiveau (VR), gezien de bijzondere eigenschappen van asbest. Bij gehalten beneden de interventiewaarde voor asbest (gewogen) is geen sprake van locatiespecifieke risico's (Beoordeling van de risico's van bodemverontreiniging met asbest, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, RIVM rapport 711701034/2003, Bilthoven, 2003). Het gewogen gehalte aan asbest wordt berekend door het gehalte aan serpentijn asbest te vermeerderen met 10 maal het gehalte aan amfibool asbest. Chysotiel (wit asbest) is een serpentijn asbest. Amosiet (bruin asbest), crocidoliet (blauw asbest), anthophylliet (geel asbest), tremoliet (grijs asbest) en actinoliet (groen asbest) behoren tot de groep van amfibool asbest. Amfibool asbest vormt een groter risico voor de gezondheid omdat de asbestvezels van deze soort asbest gemakkelijk in de lengte splijten, waarbij steeds dunnere vezels ontstaan. Toetsingstabellen De analyseresultaten zijn in de toetsingstabel (bijlage B) vergeleken met de bovengenoemde toetsingswaarden en samengevat in overschrijdingstabellen. In deze tabellen is de volgende codering gehanteerd:
blanco
niet op betreffende parameter onderzocht geen overschrijding van de streefwaarde en/of detectielimiet lichte verhoging, overschrijding van de streefwaarde maar niet het criterium voor nader onderzoek (indicatie voor een lichte verontreiniging) matige verhoging, overschrijding van het criterium voor nader onderzoek maar niet van de interventiewaarde (indicatie voor een matige verontreiniging) sterke verhoging, overschrijding van de interventiewaarde (indicatie voor een sterke verontreiniging) (asbest) gehalte mogelijk hoger dan interventiewaarde vanwege bovengrens 95% betrouwbaarheid (asbest) gehalte mogelijk lager dan interventiewaarde vanwege ondergrens 95% betrouwbaarheid
BIJLAGE B1 Opdrachtgever : De heer E. Meurs Project : Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de ondergrondse tank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen [M07.0225] Tabel: Analyseresultaten grond (toetsing streef- en interventiewaarden) Monsternummer Bodemtype Eenheid
1 grond mg/kgds
2 grond mg/kgds
droge stof (gew.-%) gewicht artefacten (g) organische stof (%vdDS)
86,3 <1 <0,5
84,9 <1 <0,5
vluchtige aromaten benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen naftaleen
<0,05 <0,1 <0,05 <0,2 <0,1
<0,05 <0,1 <0,05 <0,2 <0,1
minerale olie fractie C10-C12 fractie C12-C22 fractie C22-C30 fractie C30-C40 totaal olie C10-C40
<5 <5 <5 <5 <20
<5 <5 <5 <5 <20
1: B1 & B2 (3,7 - 4,2 m-mv) 2: B3 (3,7 - 4,2 m-mv) blanco * ** ***
: niet geanalyseerd : geen overschrijding van de streefwaarde en/of de detectielimiet : lichte verhoging, overschrijding van de streefwaarde, maar niet van het criterium voor nader onderzoek : matige verhoging, overschrijding van het criterium voor nader onderzoek, maar niet van de interventiewaarde : sterke verhoging, overschrijding van de interventiewaarde
BIJLAGE B2 Opdrachtgever : De heer E. Meurs Project : Nulsituatie bodemonderzoek ter plaatse van de ondergrondse tank aan de Oude Diedenweg 16 te Wageningen [M07.0225] Tabel: Berekende streef- en interventiewaarden grond (mg/kgds) Toetsingswaarden |; Bodemtype2) vluchtige aromaten benzeen tolueen ethylbenzeen xylenen minerale olie totaal olie C10-C40
S
0,002 0,002 0,006 0,02 10
1
/4(S+I) grond
0,10 13 5,0 2,5 505
i
0,20 26 10 5,0 1.000
1)
S %(S+I) I
3
De streef- en interventiewaarden zijn afhankelijk van de bodemsamenstelling. De genoemde toetsingswaarden zijn van toepassing op het volgende bodemtype: grond: lutum = 25 %; humus = 0,5 %
streefwaarde criterium voor nader onderzoek, gemiddelde van streef- en interventiewaarde interventiewaarde
ALcontrol Laboratories
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15-3194 AG Hoogvliet Tel.: (010) 2314700 • Fax: (010) 4163034 www.alcontrol.nl
Analyserapport
VINK MILTECH.ADV.BUREAU H. Verhave Postbus 99 3770AB BARNEVELD
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 4
: Oude Diedenweg 16 te Wageningen : M07.0225 : 11215391, versie nummer: 1
Hoogvliet, 03-09-2007
Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project M07.0225. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Hoogvliet (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 4 pagina's. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Uitgebreide informatie over de door ons gehanteerde analysemethoden kunt u terugvinden in onze informatiegids. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld in geval u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
drs. M.G.M. Groenewegen Business Director Milieu
QL RvA LD»
ALCONTROL B.V. B GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATOR1A CONFORM ISOJEC 17Q2BS005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UfTGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BU DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontroI Laboratories Blad 2 van 4
VINK MILTECH.ADV.BUREAU
Analyserapport
H. Verhave Projectnaam
Oude Diedenweg 16 te Wageningen
Orderdatum
28-08-2007
Projectnummer
M07.0225
Startdatum
28-08-2007
11215391
Rapportagedatum
02-09-2007
Rapportnummer
" 1
001
002
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten
gew.-%
S
86.3
g
aard van de artefacten
g
s s
<1 Geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
s
<0.5
benzeen
mg/kgds
tolueen ethylbenzeen
mg/kgds mg/kgds
<0.05 " <0.1 "
<0.05 <0.1
o-xyleen p- en m-xyleen
mg/kgds mg/kgds
<0.05 " <0.1 1)
<0.05 <0.1
xylenen xylenen (0.7 factor)
mg/kgds mg/kgds
totaal BTEX totaal BTEX (0.7 factor)
mg/kgds mg/kgds mg/kgds
s s s s s s s s s Q
<0.1
84.9 <1 Geen
VLUCHTIGE AROMATEN
naftaleen
<0.1 '' <0.2 2)1) 3|1)
0.14 <0.4 2l 0.28 3)
<0.1 <0.2
21 3)
0.14 <0.4 2)
0.28 3' <0.1
MINERALE OLIE fractie C10-C12 fractie C12-C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10-C40
mg/kgds
<5
<5
mg/kgds mg/kgds
<5 <5
<5 <5
<5 <20
<20
mg/kgds mg/kgds
s
<5
De met S gemerkte analyses vallen onder de AS3000 accreditatie. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grond
B1 & B2 (3,7 - 4,2 m-mv)
002
Grond
B3 (3,7 - 4,2 m-mv)
Paraaf:
ft-
ALCONTROL B-V. E GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLA8ORATOR1A CONFORM ISO/EC 17026:2005 ONDER N a L 028
RvAL02S
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UFTGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BU DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
88-
ALcontrol Laboratories VINK MILTECH.ADV.BUREAU
H. verhave
Blad 3 van 4
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Oude Diedenweg 16teWageningen M07.0225 11215391 " 1
Orderdatum Startdatum Rapportagedatum
28-08-2007 28-08-2007 02-09-2007
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000
Voetnoten 1
Het analysemonster is verkregen door het mengen van 2 of meer deeimonsters. Door de vluchtigheid van de component is het resultaat indicatief. De sommatie is een optelling van de ruwe waarden waarna de berekening heeft plaatsgevonden. De sommatie na verrekening van de 0.7 factor conform AS3000
2 3
Paraaf: ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VDOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VDOR TESTLABORATORtA CONFORM 1SOEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 TF1TFN D A l mD
HVA L U/0
AL 0MZE
WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BU DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265288
m-
ALcontrol Laboratories VINK M1LTECH.ADV.BUREAU H. Verhave
Blad 4 van 4
Analyserapport
Projectnaam Projectnummer
Oude Diedenweg 16 te Wageningen M07.0225
Rapportnummer
11215391
~1
Orderdatum
28-08-2007
Startdatum Rapportagedatum
28-08-2007 02-09-2007
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof gewicht artefacten
Grond Grond Grond
Conform NEN-ISO 11465, CMA/2/II/A.1, AS3010
Grond Grond Grond
Conform AS3010, NEN 5754 (Org. stof gecorrigeerd voor 5.4% lutum)
aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen
Conform AS3000, NEN 5709 Idem Conform AS3030, NEN-ISO 22155 Idem Idem
Grond Grond
p- en m-xyleen xylenen xylenen (0.7 factor) naftaleen totaal olie C10-C40
Grond Grond Grond
Idem Idem Idem Idem
Grond Grond
Eigen methode, headspace GCMS Conform AS3010
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001 002
Y0259175 Y0259187 Y0259196
28-08-2007 28-08-2007 28-08-2007
28-08-2007 28-08-2007 28-08-2007
ALC201 ALC201 ALC201
Paraaf: ALCONTROL B.V. E GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATOfQA CONFORM ISOflEC 17025:2005 ONDER NR. L 028
RvA L 028
AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UrTGEVOERO ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BU DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 2426528S
BIJLAGE C1
KWALITEITSVERKLARING Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. is een onafhankelijk adviesbureau dat beschikt over een gecertificeerd kwaliteitssysteem volgens NEN-EN-ISO 9001:2000. Door te werken met een gecertificeerd kwaliteitssysteem kan op elk moment worden voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving, de wensen van klanten en de met de opdrachtgever overeengekomen eisen en verwachtingen. Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. streeft naar continue verbetering van de werkzaamheden. Veldonderzoek Veldwerk voor milieuhygiënisch bodemonderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de VKB-protocollen 2001, 2002 en 2018. Als voorbereiding op het veldonderzoek wordt door de projectadviseur een veldwerkopdracht of monsternemingsplan gemaakt. Hierbij gelden de vigerende normen en regelgeving voor veldonderzoek. De reeds bekende gegevens van de locatie en de onderzoeksvraag van de opdrachtgever dienen hiervoor als uitgangspunt. Op locatie wordt door de veldwerkploeg beoordeeld of de plaatselijke situatie overeenkomt met de veldwerkopdracht of het monsternemingsplan. De projectadviseur vormt hierbij de contactpersoon tussen opdrachtgever en veldwerkploeg om de kwaliteit van het onderzoek te kunnen borgen. De juiste wijze van uitvoering van de monsterneming van bodem en van asbest in bouwwerken wordt regelmatig zowel intern als extern gecontroleerd tijdens kwaliteits-audits. Materialen die bij het veldonderzoek worden gebruikt en in de bodem achterblijven (bijvoorbeeld peilbuizen) zijn KIWA gecertificeerd en geven geen milieuschadelijke stoffen af aan het milieu. De resultaten van het veldwerk worden vastgelegd in een veldwerkrapportage of op een monsternemingsformulier. Laboratoriumonderzoek Laboratoriumonderzoek wordt uitbesteed aan gespecialiseerde milieulaboratoria. Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. werkt uitsluitend met laboratoria die geaccrediteerd zijn door de Raad voor Accreditatie als testlaboratorium. Bodem- en asbestmonsters worden verpakt in geschikte monsterverpakkingen die voorzien zijn van unieke barcodes om monsterverwisselingen, monsterbederf en contaminatie van monstermateriaal te voorkomen. Het traject van invoer van veldgegevens, monstername, laboratoriumopdracht, analyseresultaten en toetsing van de analyseresultaten loopt zoveel mogelijk geautomatiseerd. Rapportage en advies Door de projectadviseur wordt op basis van de verkregen onderzoeksresultaten een rapport opgesteld en een advies verwoord. Hierbij worden de onderzoeksresultaten zoveel mogelijk in hun onderlinge samenhang en in relatie met de vigerende wet- en regelgeving, plaatselijke omstandigheden en belangen van de opdrachtgever bezien. Rapportage en advies worden altijd door een vakgenoot geautoriseerd. Rapporten worden pas vrijgegeven als zowel de projectadviseur als de autoriserende vakgenoot achter de juistheid van de interpretatie van de onderzoeksresultaten en het advies staan. Verantwoording Voor veldwerk voor milieuhygiënisch bodemonderzoek werkt Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. volgens VKB-protocollen 2001, 2002 en 2018. Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. is gecertificeerd volgens BRLSIKB 2000 'Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek'. Voor de bemonstering van partijen grond in het kader van het Bouwstoffenbesluit is Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. gecertificeerd volgens BRL-SIKB 1000 'Beoordelingsrichtlijn voor het procescertificaat monsterneming voor partijkeuringen Bouwstoffenbesluit'. Voor de asbestinventarisatie van bouwwerken is Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. gecertificeerd volgens SBC-BRL 5052 'Asbestinventarisatie SC-540 augustus 2006'.
BIJLAGE D 1 PROFIELBESCHRIJVING
Legenda (conform NEN 5104) grind
geur
klei Klei, zwak siltig
O O 0 O O C 3 O O O O O
Grind, siltig 3 O O O O O 3 '. O O O O O O -> n o o o o T '•
) O O O O O O O 0 O O O
Klei, matig siltig Grind, zwak zandig Klei, sterk siltig
O
geen geur
O
zwakke geur
-$-
matige geur
*-
sterke geur
•
uiterste geur
Grind, matig zandig
olie O O 0 O O C D O O O O O
3 O O O 0 O, O O 0 0 O
Kiel, uiterst siltig Grind, sterk zandig Klei, zwak zandig Grind, uiterst zandig Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
-O
geen olie-water reactie
O
zwakke olie-water reactie
S
matige olie-water reactie
fi-
sterke olie-water reactie
•
uiterste olie-water reactie
p.l.d.-waarde 8i >o
Zand, kleiïg
Zand, zwak siltig
leem
^
>100
^
>1000 >10000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
0
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen z
ongeroerd monster
zwakhumeus
Veen, mineraalarm
matig humeus
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
overig A
bijzonder bestanddeel
i
Gemiddeld hoogste grondwaterstand
7
grondwaterstand
•
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
a-.-.i Veen, sterk zandig
ol 3 O
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
sterk grindig
Projectnummer: Onderzoekslocatie: Opdrachtgever:
Boring:
BIJLAGE D 2
M07.0225 Oude Diedenweg 16 te Wageningen De heer E. Meurs
Boring:
B01
Datum boring:
28-08-2007
B02 28-08-2007
Datum boring: 0,00
Il'
0,00 -, 0,50:
klinker
O.OOT
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, lichtbruin 0,50:
1,00-
1,OO:
1,50-
1,50
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, lichtbruin
2,00250
Leem, sterk zandig, bruin 2,50-
2,50
3,00-
3,00:
3,50-
3,50
3,50
, ,7 olie-water reactie, bruin
Leem, sterk zandig, geen olie-water reactie, bruin
D
Zand, matig fijn, zwak siltig, geen olie-water reactie, bruin
O 4,00
4,00: •
sLL
Boring: Datum boring
4.20
B03 28-08-2007
o.oo
0,00-
braak
0,50-
1,00-
1.50
1,50:
olie-water reactie, lichtbruin 2,00-
2,50-
O 3,00-
3,50-
4,00-
ï-.v.v.v.v.
rr
1 .
1 getekend volgens NEN 5104
Klantreferentie: M07.0225
Omgevingskaart
A
Deze kaart is noordgericht. Schaal 1:12500 1 f Hier bevindt zich Kadastraal object WAGENINGEN C 2697 Oude Diedenweg 16, 6704 AD WAGENINGEN © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
f murkvan L. IJ t Y «gamaanajhiia) . . I b l c f d l cpoWabunMu dwagwfaw + + < V akajMl bknia
• 1 b ï c l df c«anp|p dWaaooop .^(b.oTdT èwMmab>B> d wMkifaina
tmtariöop: M fata» wag mat gaaohatdan rfbi wag mat kwaa ol ataoMa
bbng d koKbm
.-f .r .1 hunabad b awnumant
ovaria* w«g
• t b e. de b d a boontwakanj f waida mal poputaran
• i b© oQ bi
3 mat maat I II
I I
bawngbvabwg b™gopp|a»
mdraaannal n hag an houtvml
Uw referentie: M07.0225
Uittreksel Kadastrale Kaart
24
2666
2669
-2753
7965
7
2697
16
14a
2696
25 m
Deze kaart is noordgericht 12345 25
Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Bebouwing Overige topografie
Voor een eensluidend uittreksel, ARNHEM, 24 augustus 2007 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
Schaal 1:500 Kadastrale gemeente
Sectie
WAGENINGEN C
Perceel
2697
A
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Ondergrondse lS.OOOltr Eurotank
Ondergrondse IS.OOOltP Eurotank
**)
Ondergrondse 6.000»r Dieseltank
Ooo
Situatie Schaal 1:1000 Kad. Qem. WacEn nee 1 Sectie C, nr. 2697
Legenda Boring 0,0-0,5m-mv
Vuüeiding
Peilbuis
Zuigleiding
Bebouwing
Ontluthtingsleiding
r
Klinkerverharding
Onderïoeksiocatie
1
Vink Vink Miiieutechnisch Adviesbureau b.v Valkseweg 62 Postbus 99 3770 AB Bameveld Tel : 0342 -406 456 Fax : 0342-406 459 E-mail :
[email protected] Internet: www.vink.nl
Onderwarp
Nulsituatie bodemonderzoek Opdrachlgsver
Project
De heer E. Meurs
Oude Dieden weg 16 Wagen in gen Getekend Gecontr. Akkoord.
MvE
Tflkenlngnflflm1
MC7 0225 720
Datum Werknr. Formaat
16-09-2007 Status M07.O225 Rap, nr. A3 Schaal
Definitief M07.0225 1:100
Tskniv
01
00
£ TOESTEMMING VAN VINK NI§1 GEKQPIEEH• hJOCH M N DERDEN TER INZAGE GËGE«EN W$RDEN