Vier stoelen met gele zijdedamast voor de damessalon Geschreven door: Jaap Boonstra Introductie Kort geleden zijn vier stoelen opnieuw bekleed die in de linker voorkamer op de beletage van Museum Willet-Holthuysen thuishoren. De zijdedamast bekleding was in slechte staat en bovendien niet origineel; de oorspronkelijke stof was vervangen door andere damastpatronen.
afb. 1 Stoel (KA 6831) voor restauratie
afb. 2 Armstoel (KA 6830) voor restauratie
De stoelen maken deel uit van een groter ensemble bedoeld voor de linker voorkamer die vroeger ook wel de ‘kleine salon’ heette, tegenwoordig aangeduid als de damessalon. De vroegst bekende afbeelding van de kamer dateert uit 1907. Hoewel al typische museale ingrepen zoals de lopers over het tapijt en de vitrinekasten tegen de achterwand zichtbaar zijn, gaan we ervan uit dat de kamer toen nog grotendeels de inrichting van de laatste bewoners had.
1
Afb. 3 uit: F. Coenen, 'Het Museum Willet Holthuysen', in; Boon's Geïllustreerd Magazijn, 9 nr. 12, 1907 Op de achterzijde van enkele stoelruggen was nog wel de oorspronkelijke stof aanwezig. Vergelijking van deze zgn. ‘achter-ruggen’ met de gordijnen en de vallen en de nog originele bekleding van twee crapauds uit dezelfde salon wees uit dat daar steeds een identieke gele zijde damast van een hetzelfde patroon – ‘rapport’ – toegepast was.
afb 4 De achter-rug van KA 6830 (N.B. het damast is hier omgedraaid gebruikt!)
afb 5 Origineel gordijnfragment 2
Toen van de zwaar gehavende gordijnen replica’s geproduceerd werden (vlg. de blog ‘Open doek voor de gordijnen’) lag het voor de hand om ook voor de stoelen nieuwe damast te laten weven. Ook het passement, het bijpassende bandje waarmee de bekleding was afgezet, kon nog exact met de hand na geweven worden.
afb. 6 Oud en nieuw meubelpassement
Beschrijving Het meubelensemble is waarschijnlijk voor het echtpaar Willet-Holthuysen in Frankrijk (Parijs) besteld toen zij rond 1865 hun woning aan de Herengracht betrokken en nieuw lieten inrichten. Het meubilair is vormgegeven volgens het toen populaire Second Empire, het genre dat haar inspiratie haalde uit het 18de-eeuwse classicisme van Louis XVI. De verspreiding van de nieuwe ideeën werd bevorderd door catalogi en los drukwerk met eenvoudige isometrische meubelontwerpen. Zo bestaan er schetsen in een contemporaine Parijse catalogus die sterk lijken op onze stoelen.
afb. 7 Illustratie uit V.L. Quétin, Album des Sièges [p.m. 1885] (Bibliotheek RMA) 3
De schetsen zijn duidelijk bedoeld als uitleg voor een stoelrompenmaker want de stoffering is nog weggelaten, enkel de stoffeerklosjes onderaan de stijlen en de onbewerkt gelaten sponningen langs de regels geven aan waar de stoffering bevestigd wordt. Hoewel de stoelen eind 18de-eeuwse voorbeelden navolgen, zijn er de nodige verschillen die duidelijk maken dat we hier met een latere interpretatie te maken hebben. Zoals bijvoorbeeld de zwenkwieltjes aan de voorpoten. Hierdoor kon een stoel snel en gemakkelijk verplaatst (voortgesleept!) worden bij het formeren van ad hoc gegroepeerde zitjes.
afb. 8 Zwenkwieltje in onderdelen
afb. 9 Zijaanzicht zwenkwieltje
Een ander kenmerkend aspect was het verlangen naar comfort; zitmeubels werden vanaf nu uitgevoerd met de pas uitgevonden springveren. Dit gaf meer hoogte aan de zittingen en betekende daarom dat de dragende singels tegen de onderzijde van het zittingraam moesten worden geplaatst om nog enigszins de 18de-eeuwse vorm te benaderen. De combinatie van goudgeel zijde damast met de luxe hardhoutsoorten palissander en rozenhout – resp. bruin-zwart en roze-geel – geeft een levendig contrast. Ook hiervoor is in catalogi uit de tijd zoals het bekende Garde-meuble vergelijkingsmateriaal te vinden.
Afb. 10 D. Guilmard, Le Garde-meuble, ancien et moderne, 1870-1880 143e livraison, No 843 Bois de lit, Palissandre et Bois de Rose
4
Meer in het verborgene blijven de technische innovaties van de 19de eeuw. Zo vinden we hier het gebruik van toen moderne deuvels en draadnagels in de constructie. Röntgenfoto’s laten zien hoe een deuvelverbinding is toegepast waar eertijds een pen-gat verbinding zou zijn gebruikt en hoe draadnagels in plaats van ouderwetse gesmede nagels de stoffeerklosjes fixeren. Ook goed zichtbaar is dat de gaten voor de deuvels al zijn geboord met een zgn. slangenboor met centerpunt. Bij nadere beschouwing van de set vallen steeds de kwaliteit van de gebruikte materialen en de zorgvuldigheid van de uitvoering op. Zo kan met enige moeite uit een historische foto uit 1906 opgemaakt worden dat het patroon van de zitting en de rug verschillen. Wanneer het vergeleken wordt met het rapport van de zijdedamast blijkt dat het kleinere boeket voor de rug gebruikt is en het grotere boeket op de zitting. Afb. 11 Röntgenfoto armstoel KA 6829 deuvels gemarkeerd
afb. 12 Detail uit foto Coenen, 1907
5
afb. 13 Verspringende rapport in kleur door Fa Eschke, met zitting, voorrug en achterrug gemarkeerd
Ook nogal geraffineerd is de wijze waarop het passement band bevestigd werd; niet gelijmd of met kleine spijkertjes erdoorheen, maar met tegen de onderzijde opgenaaide strookjes band, die onzichtbaar vastgespijkerd konden worden.
afb. 14 Bevestiging passement 6
Conditie en restauratie De kleine salon fungeerde ten tijde van de Willet’s als een representatief ontvangstvertrek en zal waarschijnlijk nooit heel erg intensief gebruikt zijn. En hoewel de constructie van de stoelen wel degelijk zwakke punten kent, heeft dat nergens tot grote schade of ingrijpende reparaties geleid. Wel heeft langdurige openstelling van de kamer als museumzaal gezorgd voor zware verkleuring van het hout en degradatie van het zijdedamast en de passementen. De hoge ramen van de salon liggen op het zuiden en overdag zijn de lichtniveau’s daarom hoog. Ondanks een vroege museale lichtwering met optrekjalouziën zal er in de eerste decennia van het museum meer en sneller schade ontstaan zijn dan gedurende de hele bewoning van de Willet’s. Toen bleven de blinden – de luiken aan de kamerzijde die in kasten wegschuiven - immers het grootste deel van de tijd dicht en meubilair was wellicht nog door stofhoezen beschermd. Met name zijde is berucht om haar licht gevoeligheid en kan volledig desintegreren na langdurige blootstelling. Dit zal de reden zijn geweest dat de originele stof ergens tussen 1906 en 1930 vervangen werd door nieuwe zijdedamast, dat zoals gezegd van afwijkende patronen was. Die nieuwe bekledingen gingen vervolgens ook weer rap achteruit. Na 1930 verdween vrijwel het gehele ensemble in opslag en werd onder leiding van I.Q. van Regteren Altena de kamer omgebouwd tot een neutralere tentoonstellingszaal met andere meubilering.
afb. 15 Detail haard ca. 1935
7
De vraag is nu hoe we aantasting van de nieuw geweven zijdedamast kunnen voorkomen en tegelijk de collectie in de vaste opstelling dagelijks aan publiek vertonen. Voorlopig lossen we dit op door een drastisch verlaagd lichtniveau; met deels dichtgeschoven luiken en UV, licht en IR werende folies op de ruiten. Het is uiteindelijk de bedoeling naast een rolgordijn en set vitrages naar historisch model op te hangen. De lichtschade aan het hout manifesteert zich vooral in verkleuring; het oorspronkelijk sterk contrasterende bruinzwarte palissander en roze-gele rozenhout zijn beiden verbleekt tot een gemengd geelbruin met donkere strepen.
afb. 16 Een proefplankje gefineerd met rozenhout (boven) en palissander (onder) vertoont na 5 jaren blootstelling aan daglicht achter een raam van het restauratieatelier eveneens een sterke verkleuring (rechts) in vergelijking tot de afgeschermde helft van het materiaal (links).
Curieus detail vormen de zwarte retouches die bij de vervaarding van de stoelrompen op het palissander zijn aangebracht.
afb. 17 Rug aanzicht met retouches (tijdens behandeling) 8
De retouches zijn o.a. aangebracht op de verbinding tussen achterpoot en achterstijl. Waarschijnlijk om te besparen op het dure palissander zijn die namelijk uit twee onderdelen vervaardigd en onderling verbonden door een getoogde slisverbinding. De donkere retouches maskeerden dat het hier om twee samengevoegde delen ging. Nu vormen ze opvallende nietverkleurde vlekken in een verbleekte omgeving.
afb. 18 Constructie tekening met detail van de achterpoot-achterstijl gemarkeerd Het snijwerk van de stoelen en de opgelijmde fineren en lijstjes toonden zich door de jaren heen kwetsbaar door uitdroging van de lijm of slijtage. Gedurende de laatste restauratie moest daaraan – en niet voor het eerst - aandacht besteed worden.
afb. 19 Kapkransje beschadigd 9
afb. 20 Kapkransje tijdens restauratie
afb. 21Kapkransje aangevuld
Na het voorbereidend werk aan de rompen was de stoffering aan de beurt. Om de ruggen en zittingen opnieuw te kunnen bekleden moest niet alleen de latere bekleding verwijderd worden, maar uit de rug ook de ‘koek’, de vulling van paardenhaar los gehaald worden. Op die manier was de stoffeersponning weer toegankelijk om de achter-rug weer in te bevestigen. Door de druk van de veren en het degraderen van het jute waren de zittingen wat te bol geworden. Dit is door de stoffeerder, de heer Overmars aangepast. De consequentie van de klassieke stofbreedte van slechts 53 cm. was dat de zitting-bekleding steeds met stroken ter weerszijden moest worden verbreed. Door het steeds verspringende patroon nog een heel gepuzzel. (zie ook afb. 13) De zijden stof vertoont zeer snel plooien en het bevestigen ervan is dan ook geen sinecure. Om voorzichtig te kunnen werken zijn bijvoorbeeld door Overmars geen klassieke stoffeerspijkertjes maar roestvrijstalen nieten toegepast.
10
afb. 22 Stoelen zonder bekleding, de oude stoffeerkatoen zichtbaar
afb. 23 Het loshalen van de rug, paardenhaar pikeerlaag goed zichtbaar
afb. 24 De stoelen bij de stoffeerder 11
afb. 25 - 26 Het uiteindelijke resultaat in de kamer Vervolg Uit een inventaris van 1899 valt op te maken dat het ensemble oorspronkelijk bestond uit 6 stoelen, 4 armstoelen en ook nog een bank (canapé). 1 1
Inv. 1899 [ms], p. 1 (rubriek Meubelen en spiegels) * 6 Stoelen Ameublement Louis XVI 4 fauteuils mod. palissander en 1 sofa rozenhout bekleed met 1 tafel gele zijde 2 crapauds 1 Louis XVI trumeautafel (verguld en marm. bl.) 2 Vitrinekasten (ingelegd, glazen deuren, marmeren dekblad) 2 dito (imitatie palissanderhout) Idem, p. 3 (rubriek als boven) * 2 wandspiegels (voorzaal) Idem, p. 4 (rubriek Tapijten en gordijnen) * 1 dito (voorzaal) [verwijzend naar 1 Fransch vloerkleed (zaal) Beauvais 12
Vier gewone stoelen, twee armstoelen en de canapé zijn niet bewaard gebleven, maar op de foto uit 1906 staan ze nog afgebeeld (afb. 3). Bij wijze van experiment is van de bank een mockup gemaakt door stagiaire Christina DuhmeFeldmann. Zo is alvast beter voorstelbaar wat het effect zal zijn van zo’n volume in de kamer.
afb. 27 Mock-up van decanapé Is een serieuze reconstructie van de canapé voorlopig nog toekomstmuziek, met de vervaardiging van de vier ontbrekende stoelen is reeds een begin gemaakt. Dankzij de hulp van de stagiaires Bart Ullings, Jakub Kamas en Marie Adelmann konden de losse onderdelen uitgezaagd, gedraaid en gefineerd worden. Alleen de stoelruggen met hun lastige gebogen vorm en bewerkelijke snijwerk moeten nog uitgevoerd worden.
afb. 28 – 29 Bart Ullings in actie * 2 stel gordijnen (geel gebl. damast) Idem, p. 5 (rubriek Lampen, kroonluchters, luchters enz.) * 1 kleinere dito [verwijzend naar 1 groote verguld bronzen kroonluchter (in de zaal)]
13
afb. 30 Onder helft van de eerste stoelromp geassembleerd Betrokken bij het project: De restauratie van de stoelen is mede mogelijk gemaakt door een crowdfundingsactie en een donatie van Stichting Gansoord. stagiaires: Christina Feldmann Bart Ullings Jakub Kamas Marie Adelmann Tycho Henskes Elise Andersson zijdedamast: Fa. Eschke, Crimmitschau passement: Fa. Müller, München stoffering: D. Overmars Fa. Schröder, Oostzaan Diverse medewerkers van het Amsterdam Museum
14