grachtenhuizen Houses on the Amsterdam Canals
Vier eeuwen Amsterdamse grachtenhuizen en hun bewoners Four centuries Canal Houses of Amsterdam and their residents
Gefotografeerd door Photographed by Arjan Bronkhorst Teksten Text Marc van den Eerenbeemt & Koos de Wilt Inleiding door Introduction by Gabri van Tussenbroek Voorwoord door Preface by Eberhard van der Laan
Lectura Cultura books
Inhoudsopgave Contents
8 Voorwoord Preface door/by Eberhard van der Laan
12 Het oog van de voorbijganger door/by Gabri van Tussenbroek
134 Huize Van Brienen boven Van Brienen House upstairs Herengracht 284 – Rob Labadie & Ingrid Labadie-Vorenkamp door/by Marc van den Eerenbeemt
The Passing Eye
33 Geelvinck Hinlopen Huis Geelvinck Hinlopen Herengracht 518 – Jurn Buisman & Dunya Verwey door/by Koos de Wilt
49 ’t Witte Huys Herengracht 168
White House
60 Huis Bartolotti Herengracht 170
House
143 Het Trippenhuis Trip Kloveniersburgwal 27-29
153 Huis De Arend Eagle House Keizersgracht – Martijn Hagoort door/by Marc van den Eerenbeemt
164 Huis van Nienhuys Herengracht 380-382
Bartolotti House
House
Nienhuys House
177 Huis Witsen Witsen House Keizersgracht – Christiaan Pieter Van Eeghen door/by Koos de Wilt
70 Kattenkabinet Cat Cabinet Herengracht 497 – Bob Meijer door/by Koos de Wilt
191 Keizersgracht 584-586 Elise Wessels-van Houdt door/by Marc van den Eerenbeemt
82 Huis Van Loon Van Loon House Keizersgracht 672 – Philippa Van Loon door/by Koos de Wilt
207 Herengracht 401-403 Gisèle d’Ailly van Waterschoot van der Gracht
101 Huis met de Bloedvlekken Bloodstain Amstel 216 – Ed Veenendaal door/by Marc van den Eerenbeemt
113 Huis De Visscher De Visscher Keizersgracht 269 – Jos Fruytier
125 Huize Van Brienen Herengracht 284
House
House
Van Brienen House
222 Het Staetshuys Staets House Herengracht 460 – Jan Meulendijks & Bart Schuil door/by Marc van den Eerenbeemt
236 De Vergulde Ster Keizersgracht 387
The Gilded Star
246 Huis van Willink Willink House Herengracht 386 – Gerard Krans
255 Huis met de Kolommen House with the Columns
374 Prinsengracht 849
Herengracht 502 – Eberhard van der Laan
Dorothy Beynes-Heijmeijer Van Heemstede door/by Koos de Wilt
266 Huis De Zwaan Swan House Keizersgracht 606 – Johan Leupen door/by Koos de Wilt
389 Huis Trekels Trekels Keizersgracht 482
397 Pakhuis Indië East Indies Warehouse
281 Cromhouthuizen Cromhout Herengracht 364-370
Houses
291 Huis Sweedenrijck Sweedenrijck House Herengracht 462 – Handelshuis Van Eeghen door/by Koos de Wilt
302 Willet-Holthuysen Willet-Holthuysen House Herengracht 605
Keizersgracht – Trudy Derksen door/by Koos de Wilt
412
Literatuurlijst Bibliography
413
Dankwoord Acknowledgements
416
Colofon Credits
317 Prinsengracht 851 Sam Segal door/by Marc van den Eerenbeemt
328 Huis ‘Geloof, Hoop en Liefde’ Faith, Hope and Love House Binnenkant 26 – Ricus Dullaert door/by Marc van den Eerenbeemt
340 Huis De Vicq De Vicq House Herengracht 476
350 ’t P.C. Hooft Huys P.C. Hooft House Singel 132 – Matthijs van Heijningen & Guurtje Buddenberg door/by Marc van den Eerenbeemt
364 Huis Goudstikker Herengracht 458
Goudstikker House
House
8
Voorwoord Preface
Amsterdamse grachtenhuizen en hun bewoners; al eeuwenlang spreken ze tot onze verbeelding. De grachten werden door de 17de-eeuwse Duitse stadsbeschrijver Philipp von Zesen beschreven als een ‘aards paradijs’, met ‘heerlijk gedecoreerde huizen versierd’. Eeuwenlang woonden er in de grachtenhuizen spraakmakende families van regenten, rijke kooplieden, en hun erfgenamen. Iedere generatie voegde er haar deel aan toe. Sommige gevels werden ingrijpend gewijzigd, bordestrappen verdwenen en interieurs werden aangepast aan het modebeeld van de tijd. Er werden kapitalen besteed aan wand- en plafondschilderingen, rijk gedecoreerd stucwerk, vergulde lijsten en hout gesneden trappen. Het is deze rijkdom van vroeger eeuwen die ons vandaag de dag de kunstschatten biedt in de grachtenhuizen van Amsterdam. En het zijn de toevoegingen en overleveringen die veel van de grachtenhuizen een geweldig karakter geven.
The houses along Amsterdam’s canals and the people who live in them have fed our imagination for centuries. The canals were described by the 17th-century German travel writer Philipp von Zesen as an ‘earthly paradise... adorned with sumptuously decorated houses’. For centuries, they were home to remarkable families of patricians, wealthy merchants and their descendants. Each successive generation added its portion. Some façades were totally remodelled, staircases disappeared and interiors were transformed and refashioned in the latest styles. Enormous sums were spent on murals and ceiling paintings, extravagant stucco designs, gilt frames and carved wooden stairs. It is the wealth of bygone centuries that we find today in this astonishing collection of treasures inside Amsterdam’s canal houses. And it is the additions and traditions that lend these houses their wonderful character.
Sinds 1927 is het traditie dat ook de burgemeester van Amsterdam aan de gracht woont, namelijk in het ‘Huis met de Kolommen’ uit 1672, gelegen net voorbij de bocht van de Herengracht. Het huis waar velen van mijn voorgangers woonden en hun gasten ontvingen is ook opgenomen in dit boek. Ik ervaar het als een groot voorrecht om in dit bijzondere grachtenhuis te wonen.
It has been traditional since 1927 for the mayor of Amsterdam to live by the canal, at the House with the Columns which was built in 1672 and stands just after the bend on Herengracht. The house where many of my own forebears lived and welcomed guests also appears in this book. I consider it an honour to be able to reside in one of these amazing houses on the city’s canals.
Helaas blijven de grachtenhuizen – een aantal grachtenmusea daargelaten – vaak gesloten voor de ogen van de passant. Het is om deze reden dat ik met verbazing en bewondering de fotoserie van Arjan Bronkhorst aanschouwde. In zijn fotoserie en het daaruit resulterende boek dat voor u ligt, worden meer dan dertig grachtenhuizen aan ons getoond, waarvan de helft particulier bewoond wordt. Dat doet hij op een indrukwekkende wijze waardoor je voor even teruggaat in de tijd, genietend van imposante stijlkamers, grootse trappenhuizen en historische keukens. In veel van deze kunstschatten wordt vandaag de dag geleefd door bewoners met gevoel voor historie, passie voor de romantiek van balzalen en het leven aan de gracht van weleer. Vaak jarenlang restaureerden ze hun huizen tot ware grachtenpaleizen. Niet zelden brachten ze het terug in de oorspronkelijke staat van particuliere bewoning na jaren van kantoorgebruik.
Unfortunately, most of these buildings – all except a few museums – are closed to those who pass them by. And it is for that reason that I look with astonishment and admiration at the photos taken by Arjan Bronkhorst. With these pictures, and the book that contains them and which you now hold in your hand, he opens the doors to over thirty houses, half of which are private homes. He has done this with amazing flair, enticing the viewer back in time to marvel at the magnificent period rooms, the majestic stairways and the historical kitchens. Many of these art treasures are home to people with a vivid sense of history, a passion for the romance of the life that was lived in Amsterdam in former times. Many have spent years restoring their house and turning their canal home into a palace. Some have restored buildings that had served for years as offices, returning them to their original state as a private residence.
Laat u verrassen met dit eerste boek in zijn soort en droom weg bij de werkelijk prachtige foto’s van Arjan Bronkhorst. Hij maakte het boek vanuit zijn oprechte passie voor grachtenhuizen en werkte ruim een jaar aan de serie. Met een ongeëvenaard resultaat: het eerste artistieke fotoboek geheel gewijd aan Amsterdamse grachtenhuizen. Zijn stijl is tijdloos en karaktervol en zijn beelden bijna verstild. Hij is als geen ander in staat geweest om het bijzondere gevoel weer te geven van het wonen aan de gracht tijdens de afgelopen vier eeuwen!
Enjoy the surprises that this unique book offers, and let your imagination wander as you peruse Arjan Bronkhorst’s superb photos. His inspiration for this book has been his passion for the houses on the canals, and he has worked for over a year on the series. The result is unprecedented: the first artistic book devoted exclusively to Amsterdam’s canal houses. His photography style is timeless and full of character and his pictures sublimely tranquil. He has managed like few have ever done before over the last four centuries to convey a sense of life on the canals!
Mr. Eberhard van der Laan Burgemeester van Amsterdam
Eberhard van der Laan Mayor of Amsterdam
12
Het oog van de voorbijganger The Passing Eye
Een koperen deurknop waar eeuwenlang handen op zijn gelegd. Wanden van kamers die bedekt zijn met geschilderde landschappen. Met marmer beklede vestibules en glas-in-lood. Een pruikenkamertje. Het is een greep uit de foto’s die Arjan Bronkhorst maakte van huizen en hun bewoners aan de Amsterdamse grachten. Op die foto’s gebeurt iets bijzonders. Ze betrappen het leven op een onverwachte manier en tonen huizen waar we gewoonlijk niet binnen komen. Met die huizen is iets wonderbaarlijks aan de hand. Zij zijn in de loop der eeuwen telkens weer veranderd en verbouwd en elke nieuwe bewoner heeft getracht er zijn eigen stempel op te drukken. Zo ging het honderden jaren geleden en zo gaat het nog steeds. Bij de bouw van die huizen aan de Amsterdamse grachten is nooit aan de bewoners van later gedacht. De grachtenhuizen zijn oorspronkelijk slechts voor de eerste bewoner neergezet. Die eerste bewoners, die de fundamenten hebben laten leggen en de muren hebben laten bouwen, hebben hun eigen woonideaal naar beste vermogen vormgegeven. Zij spaarden kosten noch moeite, in de hoop nog lang van hun bezit te kunnen genieten. Toch was ieder van hen slechts een voorbijganger. De aanleg van de grachtengordel begon vierhonderd jaar geleden, in 1613. De alsmaar toenemende bevolking had het stadsbestuur doen besluiten tot een enorme stadsuitbreiding. Er was behoefte aan havens, werkeilanden, ruimte voor industrie en voor bewoning. Door de financiële vruchten uit tal van ondernemingen, konden steeds meer Amsterdammers zich een huis langs een van de nieuwe grachten veroorloven. Die nieuwe stad was aanvankelijk het terrein voor dromen. Dromen van een heerlijk gebied, met ruime kavels en grote huizen, met groene bomen en brede grachten, en tuinen die in geen andere Nederlandse stad te vinden waren, ver van de overvolle wirwar van het middeleeuwse stadshart. En ver van vervuilende en overlast gevende industrie, die naar de rand van de stad werd verbannen waar alleen de minder bedeelden er last van hadden. In het nieuwe stadsgebied was veel mogelijk. Wie genoeg geld had, kon flink uitpakken en het stadsbestuur zag dat maar al te graag, vooral aan de Gouden Bocht. Een koper die op een veiling één perceel kocht, kreeg de gelegenheid voor hetzelfde bedrag ook het buurperceel te kopen. En om dat dubbele perceel nog aantrekkelijker te maken, waren er op enkele plaatsen achter de Heren- en Keizersgracht achterstraten bedacht, waar nog eens twee percelen konden worden verworven. Aan die achterstraat kwam dan een stal met een koetshuis, zodat het voorname wonen op de gracht niet werd bedorven door de aanwezigheid van koetsiers, paarden en lawaai, de afvoer van paardenmest en gesleep met hooi. Voordat het huis kon worden gebouwd en bewoond, moesten opdrachtgever en aannemer het eens worden over het ontwerp. Er kwamen begrotingen en bestekken en daarna moest het terrein bouwrijp worden gemaakt.
A brass doorknob that countless hands have turned down the centuries. Walls of rooms adorned with paintings of landscapes. Marble tiled halls and stained-glass windows. A wig room. These are just some of the photos that Arjan Bronkhorst has taken of the houses and their residents on Amsterdam’s canals. There is something special about these photos. They capture the essence of life in an unexpected way, showing us houses we rarely get to enter. There is something wonderful about these houses. Constantly transforming over the centuries, rebuilding, with each new owner determined to stamp their own personality on the house. As true hundreds of years ago as it is today. When these houses on Amsterdam’s canals were built, no one gave a thought to the generations to come. These buildings were made purely for their first residents. Those residents who laid the foundations and who built the walls, designed their new home to be as perfect as they could make it. No expense or effort was spared, hoping as they did to be able to enjoy their property for years to come. And yet each of them was only passing by. Work on the ring of canals began four hundred years ago, in 1613. The city’s growing population had persuaded the mayors that a significant expansion was required. Amsterdam needed harbours, new islands with space for industry, and for housing. Huge profits from countless commercial ventures enabled a growing section of Amsterdam’s townsfolk to afford a house on one of the new canals. The new part of town began as a dream world. A dream of a magnificent new terrain, with ample space and big houses, with leafy trees and wide canals, and the kind of gardens no other Dutch city could boast, far from the bustle of the medieval city centre. And far from the noisome industrial filth, now relegated to the edge of town where only the poor would experience any discomfort. All kinds of possibilities opened up in the new neighbourhood. For those with money, the sky was the limit, and that was exactly what the mayors wanted, especially at the Golden Bend. Buyers who bought a plot at auction had the option to buy a neighbouring plot as well, for the same sum. And to make a double plot even more attractive, additional connecting double plots were also offered in the streets that ran behind Herengracht and Keizersgracht. There at the back, there was space for a stable and a coach house, so that the pleasure of living on a canal would not be spoiled by the constant noise and disruption of carriages and horses, of waste being removed and hay being delivered. Before a house could be built and lived in, the owner and the contractor had to agree on a design. Budgets would be drawn up, and a construction plan, and the ground had to be prepared for building. Once the terrain was ready, the contractor would hire a pile hammer from the city. Dozens of men supervised by a foreman would drive hundreds of piles
Huize Van Brienen Van Brienen House, Herengracht 284 >
15
Hoe vreemd het ook mag klinken: er is in de grachtengordel geen huis dat nog precies zo is als toen het werd gebouwd, maar ondanks al die verbouwingen en aanpassingen door de eeuwen heen, is er verder, aan de grachten en in de straten, niet zo heel erg veel veranderd. De gracht bewoner uit de 17de eeuw zou moeiteloos zijn weg vinden in het Amsterdam van nu. Hooguit bij de Raadhuisstraat of de Vijzelstraat zou hij even fronsen en zich afvragen waar toch die brede doorbraak vandaan komt, die honderden jaren later werd aangelegd om het alsmaar toenemende verkeer ruim baan te geven. En hij zou willen weten hoe het kwam dat het water toch zo schoon was, waar het water van de Vijzelgracht was gebleven, wie al die dure stenen bruggen had betaald en of de bewoners van de huizen aan de gracht nog steeds verplicht waren de kade voor hun huis te onderhouden. De plattegrond van de stad is in honderden jaren tijd nauwelijks veranderd. En ondanks de vele voorgevels die jaren na de oorspronkelijke bouw door nieuwe eigenaren zijn veranderd of vernieuwd, zijn ook de huizen achter de gevels opmerkelijk goed bestand gebleken tegen allerlei modes en vernieuwingen: kelders en zijmuren, balklagen en kappen; in de grachten gordel zijn er nog vele honderden uit de tijd van Rembrandt. Toch is er in de loop der eeuwen aan de huizen zelf oneindig veel gewijzigd. De ongekende diversiteit die je vanaf de straat tegemoetkomt omvat verhalen die een bibliotheek kunnen vullen. Iedere bewoner, eigenaar, erfgenaam of huurder liet zijn sporen achter langs de gracht. Soms was dit iets heel vluchtigs. Mensen kwamen ergens wonen, brachten spullen mee, die ze later weer meenamen of die door anderen werden overgenomen of afgedankt. Veel bewoners besloten te verbouwen. Iemand wilde een nieuwe voor gevel, zijn buurman wilde het vervolgens ook. Achter het 17de-eeuwse voorhuis werd in de 18de eeuw een achterhuis gebouwd. Trappen werden verplaatst, muren uitgebroken. Een nieuw plafond in stuc of gips moest al die verbouwingssporen weer verbergen. Een tijd lang was het mode om je ramen te vergroten. Af en toe was er ergens brand. De puissant rijke handelaar en burgemeester Gillis van den Bempden erfde in 1739 het huis Herengracht 481 en drukte er onmiddellijk zijn stempel op. In de zaal aan de achterkant van zijn huis bracht hij een stucplafond met schildering aan, voorzien van een ronkend politiek programma, waarin hij als republikein zijn afkeer van prins Willem IV van Oranje duidelijk maakte. In het stucplafond werden een vrijheidshoed, een lans en een doorbroken juk aangebracht. In het centrale plafondstuk liet
< Huis Van Loon Van Loon House, Keizersgracht 672
into the soil to provide the house with a solid foundation. Thousands of bricks were stacked in readiness and beams placed in the walls. In a matter of months the edifice achieved its full stature. Carpenters would make the roof, tiles would be laid, and then work could start on the interior. Floor planks from Sweden, wood for wainscoting from Riga, marble from the Ardennes and Italy; all of Europe supplied materials to Amsterdam for the construction of its canalside houses and their interiors. Windows, doors and shutters. Here they built a stairway, panels lining the walls; there basins were installed in the kitchen, and pumps for water – and then everything was painted and the furnishings placed. Interior painters and stucco plasterers had free rein and gave all they had. Strange though it may seem, not one of the houses on Amsterdam’s canals is preserved in exactly the condition it was when it was built, and yet despite all the rebuilding and adjustment over the centuries, not much has changed along the canals and in the streets. A seventeenth-century resident on the canals would have no difficulty finding the way in today’s Amsterdam. Raadhuisstraat might cause an eyebrow to be raised, or Vijzelstraat, where wide roads break through the cordon of houses, forced through centuries later to allow the growing volume of traffic to move. And it might give pause for thought that the water is so clean, or that Vijzelgracht is apparently no longer a canal, and who paid for all those expensive brick bridges, and are the people who live on the canals still responsible for the upkeep of the road in front of their house? Over the centuries, the map of the city has hardly changed. And although many of the original façades of the buildings have been adjusted or adapted in the intervening years by subsequent owners, the houses behind these façades have fared astonishingly well amid the dictates of fashion and innovation: cellars and walls, beams and roofs; along the canals there are hundreds that date from the age of Rembrandt. Yet inside these houses, much has changed over time. The unprecedented diversity evident on the outside conceals a myriad of stories that would fill a library. Each resident, owner, heir and tenant has left some trace or other along these canals. Sometimes it was brief and passing. People moved into a house, brought their possessions in, which they later took out again or which others took over or jettisoned. Many residents decided to rebuild. Perhaps one wanted a new façade, and then the neighbour wanted one too. Behind the 17th-century house facing the street, an 18th-century annex arose. Stairs were moved, walls taken out. A new ceiling made of stucco or plaster would hide all trace that builders had been at work. For a while it was fashionable to widen the windows. Occasionally, there would be a fire. An astoundingly wealthy merchant and mayor, Gillis van den Bempden, inherited the house at Herengracht 481 in 1739 and immediately began making it his own. In the hall at the back of his house he had a stucco ceiling built, with paintings outlining a vibrant political programme in which, as a true republican, he expressed his disdain for Prince Willem IV of Orange. The stucco ceiling featured a liberty cap, a lance and a broken yoke. For the centre he chose as a theme the escape of Theseus from the labyrinth of King Minos of Crete. Minos was the tyrant who held the republic of Athens in his grip, and Prince Willem represented a similar threat to Amsterdam’s freedom, at least in Gillis van den Bempden’s vision.
het oog van de voorbijganger the passing eye
Was het terrein eenmaal klaar, dan huurde de aannemer van de stad een heibok. Tientallen mannen sloegen onder leiding van een heibaas enkele honderden palen in de bodem, om het huis een stevig fundament te geven. Duizenden bakstenen werden gestapeld, er werden balken in de muren gelegd. Na een aantal maanden bereikte men het hoogste punt. Timmerlui bouwden de kap, er kwamen pannen op het dak en daarna begon het afwerken. Vloerplanken uit Zweden, hout voor betimmeringen uit Riga, marmer uit de Ardennen en Italië; uit heel Europa kwamen bouwmaterialen naar Amsterdam om de huizen langs de grachten te bouwen en af te werken. Vensters, deuren en luiken. Iemand maakte een trap, tegen de wanden kwamen lambriseringen, de keuken werd voorzien van spoelbakken en pompen en uiteindelijk kon alles worden geschilderd en ingericht. Interieurschilders en stucwerkers leefden zich uit en bereikten de toppen van hun kunnen.
16
het oog van de voorbijganger the passing eye
hij de ontsnapping van Theseus uit het labyrint van koning Minos van Kreta schilderen. Koning Minos onderdrukte de republiek Athene, prins Willem dreigde in de ogen van Gillis van den Bempden de vrijheid van Amsterdam te beknotten. De zwaarlijvige en aan waterzucht lijdende Gillis werd niet oud, slechts 51. Hij maakte nog net mee dat prins Willem tot stadhouder werd benoemd, waarmee zijn droom die hij in zijn huis tot uiting had gebracht in duigen viel. Maar de getuigenis van zijn politieke idealen is nog steeds in stucwerk te bewonderen. Eenmaal binnen in de huizen wordt ons een blik gegund in een verborgen, persoonlijke wereld, een wereld vol leven en karakter, die onzichtbaar is vanaf de straat. Binnen de muren van de huizen is geleefd. Ondanks de verstilling die vaak uitgaat van het werk van Arjan Bronkhorst, voel je op zijn foto’s het leven. Hier is gelachen en gehuild, hier zijn kinderen geboren en vrouwen gestorven in het kraambed. Hier zijn concerten gegeven en meesterwerken geschreven. Hier waren de bewoners eenzaam of gelukkig, hier vierden ze successen of werden ze getroffen door rampspoed. Hier pronkte men met zijn geld en imponeerde men de bezoeker. Hier was de burger de soevereine heer van zijn paleis, wat prinsen, keizers of anderen daar ook van mochten vinden.
Gillis – obese and suffering from dropsy – did not enjoy a long life, he died aged 51. But he lived long enough to witness the appointment of Prince Willem as stadholder, with which the ideal that he had expressed in his house crumbled into dust. Nevertheless, the evidence of his political credo remains for all to admire in the stucco ceiling. Once inside, these houses offer an insight into a hidden, personal world, a world full of life and character which is invisible to those outside. Within the walls of these houses people live their lives. Despite the tranquillity that reigns over Arjan Bronkhorst’s work, his photos are brimming with life. Here people have laughed and wept, children were born and women died giving birth. Here concerts were held and masterpieces were written. Here people were lonely and others were happy, some enjoyed success and some were engulfed by disaster. Here people would parade their wealth and impress their guests. Here the citizen was the sovereign lord in his private mansion, whatever princes and emperors or anyone else might say.
Op Keizersgracht 387 wordt gewerkt. Textielbehang hangt los, hier en daar zijn kale muren zichtbaar. In rood krijt staat in een zwierig handschrift te lezen: ‘14 bordes, regte leuning’. Eronder staat een eenvoudige optelsom. Het zijn de vluchtige aantekeningen van een trappenbouwer, die bij gebrek aan papier op de muur schreef. Voor die muur zou immers toch nog een bespanning komen, zodat het niet uitmaakte dat hij er even iets op schreef. In een ander vertrek zijn resten van behang te zien. Verschillende lagen over elkaar heen laten zien hoe elk van de opeenvolgende generaties haar best heeft gedaan om het huis te moderniseren en haar stempel heeft gedrukt op de inrichting. Koopmannen, bankiers, een president van de Amsterdamse Kamer van Koophandel, een plaatsvervangend officier van justitie en een advocaat. Zij hebben dat behang laten aanbrengen, zij hebben er tegenaan gekeken. In 1817 werd er een inventaris opgemaakt van de overleden bewoonster, Christina Wijnanda van Keulen. Met de notaris die de inventaris opstelde, lopen we door de kelder en de keuken. We vernemen dat er in de ‘Boven Eetkamer’ een pianoforte stond ter waarde van honderd gulden, dat de tafel met het dessertservies in de tuinkamer op maar liefst tweehonderd gulden werd geschat, en dat er verschillende ruimtes waren met Smirnatapijten en andere luxeproducten, zoals klokken, een barometer, voetstoven van mahoniehout, porselein, speeltafels, 68 tafellakens, meer dan vijfhonderd servetten, spiegels, een bureau, bedden en heel veel meer. Op de zolder zag het leven er dan weer wat soberder uit: een mangel en twee vuillinnenkasten, droogrekken, een paar stoelen en een restantje turf. Vanaf die zolder van Catharine van Keulen is het maar een kleine stap naar de zolder van Keizersgracht 672, waar we in een verstild clair obscur oude statige reiskoffers opgestapeld zien staan. De koffers herinneren aan een tijd waarin reizen nog slechts voor de happy few was weggelegd en de auto’s nog op koetsen leken. Reizen betekende in de eerste plaats een culturele verrijking. Ook op de zolder van Prinsengracht 851 wanen we ons in het verleden. Strijklicht aait over de sporen van een schaaf, die een timmerman honder-
At Keizersgracht 387 people are hard at work. Wall hangings are loose; here and there the bare wall is visible. Inscribed in red chalk in elegant handwriting are the words: ‘14 steps, straight rail’. Below this is a simple sum. These are the hurried scrawls of the carpenter who built the stairs and, lacking paper, wrote on the wall instead. The wall would be covered by panelling anyway, so it mattered little if he wrote on it. In another room, there are remains of old wallpaper. Successive layers, one over the other, showing how each subsequent generation did its best to modernise the house and impose its personality on the interior: merchants, bankers, a president of the Amsterdam Chamber of Commerce, a deputy public prosecutor and a lawyer. They chose the wall paper and they stood and looked at it. In 1817, an inventory was drawn up of the estate of the resident, Christina Wijnanda van Keulen, who had passed away. It leads through the cellar and the kitchen, following the notary as he compiles his list. Apparently, in the upstairs dining room there was a pianoforte valued at a hundred guilders, while the table with the dessert service in the conservatory was estimated at no less than two hundred guilders; the various rooms were furnished with Smyrna carpets and other luxury items, such as clocks, a barometer, mahogany foot warmers, porcelain, card tables, 68 tablecloths, over five hundred napkins, mirrors, a desk, beds and a whole lot more. In the attic, life was rather more sober: a mangle and two laundry cupboards, drying racks, a couple of chairs and some unused peat. From Catharine van Keulen’s attic it is a small step to the attic of Keizersgracht 672, where a quiet chiaroscuro reveals a stack of grand, old-fashioned travelling cases. These trunks hark back to a time when voyaging was strictly for the happy few and cars still looked like carriages. Travel was above all a culturally enriching experience. In the attic at Prinsengracht 851, time seems to have stood still. Raking light washes over the traces of a plane: marks left by a carpenter hundreds of years ago while making planks for a door. Scratches and grooves on the floor indicate that this was used for many years as a warehouse: this is the life of years gone by. Then a small, silver disco ball that catches the light like a satellite and radiates it back betrays the presence of a resident from the present day. And it is precisely that person who gives the house its ambience. Imagine Keizersgracht 387, after the notary had drawn up his inventory and the
Trippenhuis Trip House, Kloveniersburgwal 27-29 >
Zolder van Huis Van Loon Van Loon House attic, Keizersgracht 672 >>
21
contents had been shipped to some other place, and all that remained was an empty shell. A bare, deserted house waiting for someone new to move in. However many traces of previous owners and residents an empty house may have, these elements are meaningless if no one comes to breathe new life into them. An empty house is a timeless vacuum; a new resident brings it back to life.
In een enkel geval laat een bewoner van een huis sporen na die verder reiken dan zijn eigen tijd. In Singel 132 heeft zo iemand gewoond. Zijn huis staat er nog, al is het na brand in de koude winter van 1963 volledig herbouwd. De naam van zijn zoon is verbonden met een literaire prijs, zijn eigen gedachtegoed waart nog steeds door de stad. Cornelis Pietersz. Hooft, burgemeester, rederijker, handelaar. Afkomstig uit een Zaanse familie van graanhandelaren en schippers had hij zich toegelegd op de handel in haring, olie en graan en daarmee een fortuin vergaard. In 1588 was hij voor het eerst tot burgemeester gekozen, een man die tolerantie hoog in zijn vaandel had staan. Zijn ambities als handelaar zullen er niet minder om zijn geweest, maar Hooft was een pleitbezorger van gematigdheid. Hij probeerde zijn tijdgenoten ervan te overtuigen dat de Opstand tegen Spanje was begonnen om geweld en dwingelandij af te werpen, en niet om te heersen over andermans geweten. Daarom waarschuwde Hooft het stadsbestuur niet in dezelfde fout te vervallen die de Spanjaarden hadden begaan en niemand uit te sluiten op basis van geloof of vooroordelen. Hooft was een man met een duidelijke visie. Zijn woorden zouden nog eeuwenlang in de stad nagonzen, nog steeds beschouwen we vrijheid van meningsuiting en geloof als een groot goed. Heel andere ambities koesterden Louis en Hendrik Trip, die in de loop van de 17de eeuw groot waren geworden door de handel in wapens, ijzer, teer en zout. Als nieuwkomers in de stad konden zij zich meten met de rijksten. Maar dat betekende niet dat er daarom ook plaats voor ze was in het stadsbestuur. In dat gesloten bolwerk van oude families hoorden zij duidelijk niet thuis. En ook in de volgebouwde grachtengordel was er rond 1660 geen plaats voor het huis dat ze zich wensten, een dubbelhuis met een enorme zandstenen façade. Maar op dat laatste probleem wisten ze iets te vinden. Aan de Kloveniersburgwal kochten ze enkele oude panden, sloopten die en lieten op het tegenwoordige nummer 29 het kolossale Trippenhuis bouwen. Een huis dat zijn gelijke niet kende, naar ontwerp van Justus Vingboons. Het huis had pilasters en festoenen en een fronton met het wapen van de familie. Met zijn zeven vensterassen naast elkaar, zijn enorme volume en rijke interieur was het eerder een paleis dan een woonhuis. Maar de onbeschaamde ambitie van de beide broers kwam nog het meest tot uitdrukking in de schoorstenen op het dak. Deze werden uitgevoerd in de vorm van mortieren! Het hoogste huis in de hele omgeving was voorzien van symbolisch geschut, alsof de gebroeders de afwezigheid van bestuurlijke macht wilden compenseren met wapen gekletter. Melchior Fokkens, die in 1662 een beschrijving van Amsterdam publiceerde, noemde het huis ‘een boven maten zwaer, een zeer prachtig
In some cases, a resident of a house leaves traces that extend beyond their own time. Someone like that lived at Singel 132. His house is still standing, even though it was completely rebuilt after a fire in the freezing winter of 1963. His son’s name is linked to a literary prize; his own philosophy still reigns supreme in the city. Cornelis Pietersz Hooft, mayor, rhetorician, merchant. Originally from a family of grain traders and shippers in Zaanland, he put his money in herring, oil and grain and earned himself a fortune. In 1588, he was appointed mayor for a first term, a man for whom tolerance was a matter of principle. Although it would probably not have tempered his ambitions as a merchant, Hooft favoured moderation. He tried to persuade his contemporaries that the Revolt against Spain had actually been about rejecting violence and despotism, not about dictating what other people should think. Hooft warned the city fathers not to fall into the same trap that the Spaniards had done, and not to discriminate or persecute anyone for their faith. Hooft was a man with a vision. His words would echo in Amsterdam for centuries to come, and today freedom of speech and freedom of religion are as central to the city as ever. It was quite a different set of ambitions that motivated Louis and Hendrik Trip, who had risen to prominence in the 17th century trading in arms, iron, tar and salt. Although they were newcomers to the city, they were among its wealthiest citizens. Yet that did not automatically open the doors to the magistracy. They never penetrated into the circle of established families. And even when the canals were completed in 1660, there was no space for the house they wanted to build on a double plot with its enormous sandstone façade. Yet they found a way round that obstacle too. On Kloveniersburgwal they bought a row of old buildings, knocked them down and at what is now number 29 they erected the gigantic Trip House. A mansion of unprecedented proportions, designed by Justus Vingboons. The house had pilasters and festoons and a pediment displaying the family’s heraldic arms. With its row of seven windows, its enormous volume and its opulent interior, this was more like a palace than a house. Yet the two brothers’ shameless ambition found its ultimate expression in the chimneys on the roof. These were in the shape of mortars! The tallest building in the whole neighbourhood was surmounted by symbolic cannons, as if the brothers wished to compensate for their exclusion from the corridors of power with a show of force. Melchior Fokkens, who published a description of Amsterdam in 1662, called the house ‘an overly oppressive, extremely splendid building’, and remarked that it seemed to challenge the ‘town hall for supremacy’. The Trips’ house would have looked even more like the town hall if a planned tower had been added. But with that they overreached themselves. The tower would have had to perch on the house’s relatively weak dividing wall. Yet even without its tower, the mayors must have looked across from the town hall at this blatant display of financial muscle by the nouveau riche with mixed feelings. That plans sometimes go even further awry is evident from a building
<< 't P.C. Hooft Huys P.C. Hooft House, Singel 132
< Het Staetshuys Staets House, Herengracht 460
het oog van de voorbijganger the passing eye
den jaren geleden heeft gebruikt bij het maken van de planken voor een deur. Krassen en groeven in de vloer wijzen op een langdurig gebruik als pakzolder en ademen leven van lang geleden. Maar een kleine, zilveren discobol, die als een satelliet licht in zich opneemt en weer uitstraalt, verraadt de aanwezigheid van een bewoner uit het nu. Het is juist die gebruiker die het huis een ziel geeft. Stellen we ons Keizersgracht 387 voor, nadat de notaris zijn lijst had opgesteld en de inboedel naar elders was gebracht, dan blijft er slechts een leeg omhulsel over. Een kaal en verlaten huis, dat wacht op een nieuwe gebruiker. Een leeg huis mag nog zoveel sporen van vroegere eigenaren en bewoners bevatten, die elementen zijn betekenisloos zolang ze niet door een volgende bewoner tot leven worden gewekt. Een leeg huis is een vacuüm in de tijd, een nieuwe bewoner wekt het weer tot leven.
22
het oog van de voorbijganger the passing eye
gebouw’, dat het ‘stathuys na de kroon te steken’ scheen. Het huis van de Trips had nog meer op dat stadhuis geleken, als ook een ontworpen toren nog was uitgevoerd. Maar dat plan bleek te hoog gegrepen. De toren zou moeten balanceren op de te weinig draagkrachtige scheidingsmuur van het huis. Maar ook zonder toren moet er vanuit het stadhuis met gemengde gevoelens zijn gekeken naar dit financiële machtsvertoon van de nouveau riche. Dat plannen soms nog veel ingrijpender konden worden gedwarsboomd bleek bij een bouwproject zo’n tweehonderd jaar later. Tabaksplanter Jacob Nienhuys had het 18de-eeuwse pand aan de Herengracht 380 ingrijpend laten verbouwen, voordat het in januari 1888 geheel uitbrandde. De ijzige koude had het bluswater doen stollen, zodat de gevel ‘van boven tot beneden met rijke en grillig gevormde draperieën van ijskegels waren behangen’. Een drama voor Nienhuys, die zich echter niet uit het veld liet slaan en al snel nieuwe plannen maakte. Hij gaf architect A. Salm opdracht een nieuw huis te ontwerpen, waarbij hij nu eens wat anders moest tekenen dan de in die tijd zo gangbare Hollandse en Duitse neorenaissance. Salm kweet zich voorbeeldig van zijn taak. Hij liet zich inspireren door de Franse renaissance-architectuur en ontwierp voor het interieur een caleidoscoop aan stijlen, tot aan een badkamer in Moorse stijl. Maar het klapstuk van het huis was toch wel de machinekamer, waarmee Nienhuys als eerste in Nederland in staat was zijn huis van elektrische verlichting te voorzien. Hij zou nog bijna twintig jaar van zijn investering kunnen genieten.
project that started some two centuries later. Tobacco trader Jacob Nienhuys had completely redesigned the 18th-century house at Herengracht 380; then in January 1888 it was gutted by fire. The freezing water with which the fire was extinguished solidified to create a macabre façade ‘that hung from top to bottom in a rich, twisting drapery of icicles’. A disaster for Nienhuys, yet he refused to quit and leave, and quickly set to work making new plans. He commissioned architect A. Salm to produce a new design, instructing him to create something other than the usual Dutch and German Renaissance revival style. Salm succeeded brilliantly. He drew inspiration from French Renaissance architecture and conjured up an interior in a kaleidoscope of styles, including a Moorish bathroom. Yet the ultimate statement of the house was the engine room, which enabled Nienhuys to boast that his was the first home in the Netherlands to have electric lights. He was able to enjoy his investment for another twenty years.
Vanuit de natgeregende tuin van Keizersgracht 606 zien we in het huis vier gebeeldhouwde putti staan, veilig naast elkaar, beschermd tegen het neerplenzende hemelwater. Eigenwijs, koddig en onverwacht lijken ze ons als beschouwers uit te lachen, omdat zij binnen staan en wij buiten. Wie komt er op het idee om zulke oude, door de tijd aangevreten, loodzware beelden in zijn huis neer te zetten, in plaats van waar ze horen; in een tuin, bij een fontein, of in een museum? Alleen al het feit dat ze hier staan, laat iets zien. Hier heeft een bewoner een zelfbewuste keus gemaakt en een vermakelijke situatie gecreëerd. Door de beelden te zetten in een ongebruikelijke setting weet het oog van de voorbijganger onmiddellijk: hier is iemand aan het werk geweest die vertrouwt op zijn eigen oordeel. Hier is een situatie ontstaan met een eigen, nieuwe betekenis. Het is een van de vele voorbeelden die we al dwalend door de panden in dit boek kunnen aantreffen. Voor de door Willem Uppink gemaakte landschapsschilderingen op het behang van Keizersgracht 269 vinden we een Japanse tempelwachter met een moderne schemerlamp ernaast. Op een andere plaats gaat Boeddha hand in hand met Minerva. Musealiteit en alledaagsheid begroeten elkaar op vrijwel elke foto. Onder het rozetvenster – dat gevuld met glas-in-lood, herinnert aan de grote ronde vensters in de Franse kathedralen – in Herengracht 380, wandelen dagelijks bezoekers en medewerkers van het NIOD, het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, om onderzoek te doen naar de vijf donkerste jaren die Nederland in de 20ste eeuw heeft gekend. In het trappenhuis van Herengracht 458, het pand dat in de jaren dertig aan de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker toebehoorde, lijkt de dreiging van die tijd nog te hangen. Maar in andere vertrekken blijkt dat ook hier de tijd weer zijn loop heeft genomen. Er wordt kantoor gehouden en vergaderd, onder toeziend oog van de 18de-eeuwse bovendeurstukken van sterschilder Jacob de Wit.
Looking in from the rain-soaked garden of Keizersgracht 606, four sculpted putti stand in a row, protected from the water pouring down from above. Stubborn, droll and surprised, they seem to be laughing, because they are inside and we are not. Who ever thought of placing these heavy, ancient, timeworn statues inside the house, instead of where they belong: in the garden, beside a fountain, or in a museum? The mere fact that they are here says it all. Here someone has made a conscious choice to create an amusing situation. By placing the sculptures in an incongruous setting they immediately catch the eye of the passer-by: here lives a person who has confidence in their own judgment. Here is an ensemble that radiates a new and different ambience. It is one of the many examples that spring to mind, wandering among the buildings in the photos of this book. In front of the landscapes painted by Willem Uppink on the wall hangings at Keizersgracht 269, stands a Japanese temple guard beside a modern standard lamp. Elsewhere, Buddha goes hand in hand with Minerva. Museum pieces and commonness appear side by side in almost every photo. Beneath the rose window at Herengracht 380 – recalling with its stained-glass, the massive round windows of French cathedrals – visitors and staff at the Institute for Second World War, Holocaust and Genocide Studies make their way to research further into the five darkest years into which the Netherlands plunged in the previous century. In the stairway at Herengracht 458, the house which belonged to Jacques Goudstikker, a Jewish art dealer in the 1930s, the ominous threat still seems to linger in the air. Yet in other rooms, here too time has evidently marched on. Offices get on with their work, and meetings are held under the watchful eye of the 18th-century vignettes above the doors, artfully created by Jacob de Wit. The panoramic depictions that Allard van Everdingen painted of the copper mines and iron foundries which the Trip brothers owned in Sweden in the 17th century still hang in the stairways of the majestic Trip House at Kloveniersburgwal 29. The wonderful 18th-century interiors of Van Brienen house at Herengracht 284 are still lovingly preserved. The 18th-century interiors at Keizersgracht 584 match perfectly with the early 20th-century stairway at Keizersgracht 586, with which this house is currently combined. Yet here too the modern age is present in every possible way: at Trip House, which is home the Royal Netherlands
Achtertuin van Huis De Zwaan Backyard of Swan House, Keizersgracht 606 >
Huis De Visscher De Visscher House, Keizersgracht 269 >>
27
Op de marmeren empireschouw van Prinsengracht 851 staat een bronzen paardje. Het komt uit India en is vermoedelijk gemaakt toen er in het huis aan de gracht al mensen woonden. In die zin is het paard dus niet zo heel erg oud. Maar in termen van eeuwigheid staat het paard daar slechts kort. Waar het hiervoor heeft gestaan is ongewis, waar het ooit terecht zal komen, daarnaar kunnen we slechts raden. Alleen de huidige plaats is tastbaar, net zoals het marmer van de schouw en het geschilderde schoorsteenstuk van Tako Hajo Jelgersma uit 1769 daarboven. Hierop zien we een vrouwenfiguur met een grootboek in haar hand. Daarnaast een bijenkorf, waar bijen af en aan vliegen; nijver, bouwend, dienend, werkend. Zoals het bronzen paard laat zien, kent het grootboek van de tijd geen eindafrekening. Het kent hooguit opkomst en verval, tussentijds dividend en rode cijfers. Daar omheen gaan de mensen door, behept met tal van dromen en ambities in een altijd maar voortdurend nu. Misschien is dat wel de grootste waarde van de huizen die door de 17de-eeuwse Amsterdammers zijn neergezet: de gebouwen zijn erin geslaagd zich telkens weer aan te passen aan nieuwe bewoners en gebruikers, zonder daarbij hun eigenheid te verliezen. De huizen van vroeger maken het de bewoners van nu mogelijk hun dromen en ambities gestalte te geven. Alsof de bewoners niet zozeer hun huizen uitzoeken, maar de huizen hun bewoners.
Academy of Sciences, at Herengracht 284, where the historical interiors coexist with a modern kitchen and a vibrant interior, and so too at the other houses that can be admired in this volume. No house can escape its history, yet that history renews itself time and again. The first people to move to the canals in the 17th century left a monument to themselves and their time that is barely equalled anywhere. Thousands of houses in a semicircle that folds around the old inner city and have, over the centuries, formed a second city centre, a ring of canals that have come to be synonymous with Amsterdam itself. The names of the builders, full of designs and plans, structures and interiors, have gradually sunk into the mists of history. Sometimes they resurface, when a present-day resident tells guests the story of the house, or when a document is retrieved from an archive for a researcher looking for information about the history of the city. The fate of the houses that they bequeathed is in the hands of the new residents of today who, like their predecessors of bygone years, are only passing by. On the marble Empire mantelpiece at Prinsengracht 851 stands a bronze horse. It is from India and was probably made when people were already living in this house by the canal. In that sense, the horse is not particularly old. In the wider scheme of things, the horse has been standing there only a short while. Where it stood before is uncertain; where it will end up in the future is a matter for speculation. Only the present location is tangible, like the marble of the fireplace, and the chimneypiece above, painted by Tako Hajo Jelgersma in 1769. It shows a female figure holding a ledger. Beside a hive where bees fly in and out; industrious, building, serving, working. As the bronze horse testifies, the ledger of time makes no final reckoning. At most it tells only of the rise and fall, of interim dividends and negative figures. Round about, people carry on, cursed by countless dreams and ambitions in a never-ending now. Perhaps that is the most valuable thing about the houses that those 17th-century Amsterdam citizens put here: the buildings have managed time and again to adjust to their residents and users, without losing any of their essential quality. These houses from the past have enabled the residents of today to express their dreams and ambitions. As if it were not the residents who had found their house, but the house that had found its residents. Gabri van Tussenbroek Building Archaeologist, City of Amsterdam, Office for Monuments & Archaeology
Gabri van Tussenbroek Bouwhistoricus, Gemeente Amsterdam, Bureau Monumenten & Archeologie
<< Huis Sweedenrijck Sweedenrijck House, Herengracht 462
< Huis Goudstikker Goudstikker House, Herengracht 458
het oog van de voorbijganger the passing eye
De weidse schilderingen die Allard van Everdingen in de 17de eeuw van de Zweedse kopermijnen en ijzergieterijen van de gebroeders Trip maakte, hangen nog altijd in de trappenhuizen van het majestueuze Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal 29. De prachtige 18de-eeuwse interieurs van Huize van Brienen op Herengracht 284 worden nog steeds gekoesterd. De 18de-eeuwse interieurs van Keizersgracht 584 voegen zich uitstekend met het vroeg 20ste-eeuwse trappenhuis in Keizersgracht 586, waarmee het huis tegenwoordig een geheel vormt. Maar tegelijkertijd is ook hier de moderne tijd in al zijn facetten aanwezig: zowel in het Trippenhuis, waar de Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen thuis is, in Herengracht 284, waar niet alleen historische interieurs, maar ook een moderne keuken en een eigentijdse inrichting te vinden zijm, als in de andere huizen die in dit boek te bewonderen zijn. Geen huis ontkomt aan zijn geschiedenis, maar die geschiedenis wordt keer op keer vernieuwd. De eerste bewoners van de 17de-eeuwse grachten hebben een monument voor zichzelf en hun tijd opgericht, dat zijn weerga nauwelijks kent. Duizenden huizen, in een halve cirkel rond de oude binnenstad gedrapeerd, zijn in de loop der eeuwen een tweede hart van de stad gaan vormen, in een grachtengordel die vrijwel synoniem is voor Amsterdam. De namen van de bouwers, die vol waren van ontwerpen, plannen, bouwen en inrichten zijn langzamerhand verzonken in de mist van de geschiedenis. Soms lichten zij even op, als een bewoner van nu zijn gasten vertelt over de geschiedenis van zijn huis, of als een archiefstuk even uit een depot wordt gehaald, om een onderzoeker iets prijs te geven over de geschie denis van de stad. Het lot van de huizen die zij hebben nagelaten is afhankelijk van nieuwe bewoners, die – net zoals al hun voorgangers – voorbijgangers zullen zijn.
28
Acknowledgements The principal source for ‘The Passing Eye’ is Arjan Bronkhorst’s photo series, which forms the core of this volume. Various publications were also used in the writing of this introduction. Amsterdam’s expansion in the 17th century is discussed extensively by J.E. Abrahamse in De grote uitleg van Amsterdam. Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw (Bussum 2010). The principal standard work for the construction industry in Amsterdam is still H.J. Zantkuyl’s Bouwen in Amsterdam. Het woonhuis in de stad, Volledige herdruk in één band met addenda en geïntegreerd register (Amsterdam, 1993). Information about many individual buildings can be found in P. Spies e.a., Het Grachtenboek (The Hague / Amsterdam, 1991). The inventory of Keizersgracht 387 is printed in R. Meischke e.a., Huizen in Nederland. Amsterdam. Architec tuurhistorische verkenningen aan de hand van het bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser (Zwolle / Amsterdam, 1995); an extensive study of Trip House can be found in R. Meischke, H.E. Reeser, Het Trippenhuis te Amsterdam (Amsterdam / Oxford / New York, 1983).
inleiding
het oog van de voorbijganger the passing eye
Verantwoording De belangrijkste bron van ‘Het oog van de voorbijganger’ zijn de foto’s van Arjan Bronkhorst, die in dit boek centraal staan. Daarnaast is bij het schrijven van deze inleiding van enkele publicaties gebruik gemaakt. De 17de-eeuwse stadsuitbreidingen van Amsterdam worden uitgebreid behandeld bij J.E. Abrahamse, De grote uitleg van Amsterdam. Stads ontwikkeling in de zeventiende eeuw, Bussum 2010. Het belangrijkste standaardwerk voor het bouwen zelf in Amsterdam is nog altijd H.J. Zantkuyl, Bouwen in Amsterdam. Het woonhuis in de stad. Volledige herdruk in één band met addenda en geïntegreerd register, Amsterdam 1993. Over veel panden is informatie te vinden in P. Spies e.a., Het Grachtenboek, Den Haag/Amsterdam 1991. De boedelinventaris van Keizersgracht 387 is te vinden in R. Meischke e.a., Huizen in Nederland. Amsterdam. Architectuurhistorische verkenningen aan de hand van het bezit van de Vereniging Hendrick de Keyser, Zwolle/Amsterdam 1995, een uitgebreide studie over het Trippenhuis is R. Meischke, H.E. Reeser, Het Trippenhuis te Amsterdam, Amsterdam/Oxford/New York 1983.
Grisaille 1769 door/by Tako Hajo Jelgersma, Prinsengracht 851
30
Geelvinck Hinlopen Huis Geelvinck Hinlopen House Herengracht 518 – Jurn Buisman & Dunya Verwey
Koos de Wilt
Je betreedt het grachtenpaleis tegenwoordig via de Keizersgracht, zoals de gedienstigen driehonderd jaar geleden dat ook deden. Voorname gasten kwamen en komen via de chique Herengracht, tussen de Vijzelstraat en de Reguliersgracht. In 1683 kocht het rijke echtpaar mr. Albert Geelvink (1647-93) en zijn jonge vrouw Sara Hinlopen (1660-1749) hier twee onbebouwde kavels voor 6.300 gulden, toen een fortuin, om er een dubbel grachtenhuis te bouwen. In 1687 was het klaar en werd het verbonden met het koetshuis en de naastgelegen stal aan de Keizersgracht. Tussen de panden in kwam een riante stadstuin. Ruim tweehonderd jaar bleven het huis op de Herengracht, de stallen en het koetshuis op de Keizersgracht met elkaar verbonden. Tot een deel aan de Keizersgracht werd verkocht en de tuin werd begrensd. Weer zo’n honderd jaar later, in 1990, verbonden de ‘kooplieden’ dr. Jurn A.W. Buisman (1960) en zijn vader, de eigenaren van de Ten Doesschate Buisman Groep, de panden weer. Zij kochten de twee panden, op de Herengracht 518 en de Keizersgracht 633, en trokken de tuin ertussen er weer bij. Met de restauratie was er weer een ‘stadspaleis’ teruggekomen binnen de grachtengordel.
Today, the way into this palatial residence is on Keizersgracht, the tradesman’s entrance of three centuries ago. In those days, distinguished guests came and went on the more respectable Herengracht side, between Vijzelstraat and Reguliersgracht. In 1683, the wealthy Albert Geelvink (1647-93) and his young wife Sara Hinlopen (1660-1749), bought two adjacent plots here for 6,300 guilders, a fortune in those days, his plan being to build a double-width house. In 1687, the building was finished and connected to a coach house and stable on Keizersgracht. Between these two lay an enormous garden. For over two centuries, the house on Herengracht remained paired with the coach house and stable on Keizersgracht. Until part of Keizersgracht property was sold and the garden was fenced off. Around a century later, in 1990, businessmen Dr Jurn A.W. Buisman (b. 1960) and his father, who owned Ten Doesschate Buisman Groep, reunited the properties. They bought both the house at Herengracht 518 and the buildings at Keizersgracht 633, and reopened the garden in between. When they finished restoring their new acquisition, Amsterdam was once again a canal mansion richer.
Vanaf de bouw tot het einde van de Franse tijd was het huis bewoond door één familiegroep van Amsterdamse regenten met bekende namen als Geelvinck, Hinlopen, Bicker, Trip, Graafland en Van de Poll. In de loop van de 20ste eeuw waren de meeste voorname families van de gracht verdwenen. Vanaf 1920 hield firma Hagemijer & Co. kantoor op de Herengracht 518 en daarna verschillende banken, zoals Nomura, Lemberg en Th. Gillissen. Ten tijde van de aankoop door vader en zoon Buisman had het al lang niet meer de allure van weleer. De nieuwe eigenaren zagen zich geconfronteerd met een interieur waarin overal grotere en kleinere fragmenten van het rijke verleden te vinden waren en waarbij het steeds de vraag was wat je zou moeten en kunnen restaureren. Het echtpaar Geelvinck Hinlopen had het laten bouwen in de kenmerkende ‘Strakke Stijl’ van de late 17de eeuw, maar in de loop van de 18de eeuw zou die stijl niet meer voldoen aan de mode en werd de aankleding aan de tijd aangepast door de ‘seer braave deugsaame en uytmuntende schoone vrouw’ Agatha Livina Geelvinck. Deze zeer gefortuneerde weduwe was het achternichtje van de oorspronkelijke bouwheer. Samen met haar jongste zoon, Dirk Trip jr. (1734-63), betrok zij het huis in 1750 en heeft ze een blijvende stempel gedrukt op de rijke aankleding van het interieur. In 1813 verkocht de laatste aanverwant huis en koetshuis aan de ‘koopman in wollen’ Hermanus Verwit Asschenbergh.
From its completion until the end of the French occupation of Holland, the house was home to a set of interrelated Amsterdam patrician families with names such as Geelvinck, Hinlopen, Bicker, Trip, Graafland and Van de Poll. By the time the 20th century drew to a close, most of the leading families that had lived by the canals had moved away. The house at Herengracht 518 provided space for offices in 1920, first for Hagemijer & Co, and then various banks, such as Nomura, Lemberg and Th. Gillissen. When the Buismans bought the place it had lost all the allure it once possessed. The new owners found themselves with an interior in which fragments of the opulent past were everywhere in evidence and yet without a clear idea about what could or should be restored. The Geelvinck Hinlopens had built the house in the characteristically sober style of the late 17th century. However, as the 18th century progressed, it fell out of tune with the increasingly exuberant fashions and so the furnishings were adapted to the times by the ‘extremely respectable, virtuous and outstandingly beautiful’ Agatha Livina Geelvinck. This fabulously wealthy widow was a grandniece of the original owner. She moved into the house in 1750, together with her youngest son Dirk Trip Jr (1734-63), and left an enduring legacy in the splendid furnishings of the interior. In 1813, the last scion of the family sold the house and coach house to the wool merchant Hermanus Verwit Asschenbergh.
Hoogtepunt van het huis is de bel-etage met de vier stijlkamers en de grote tuin naar ontwerp van Robert Broekema. In de hal op deze etage valt het in hout uitgesneden wapen van Geelvinck-Hinlopen op en ook het Brussels wandtapijt van rond 1600 naar een ontwerp van Michiel Coxie. De stijlkamers bevinden zich aan beide zijden van de centrale hal.
The highlight of the house is the bel-etage (entrance floor), with its four period rooms and the massive garden designed by Robert Broekema. A feature of the vestibule is the carved wooden heraldic emblem of the Geelvinck-Hinlopen family and the Brussels tapestry made around 1600 after a design by Michiel Coxie. The period rooms are on either
33
34
geelvinck hinlopen huis geelvinck hinlopen house
De salon, bij binnenkomst aan de linkerhand, heeft een marmeren rococoschouw uit circa 1750 en een Lodewijk XV-stucplafond. De ‘sael’, die daarachter ligt, heeft een houten lambrisering uit dezelfde tijd in Lodewijk XVI-stijl. In deze oorspronkelijke lambrisering zijn vijf wand behangsels, in 1788 geschilderd door Egbert van Drielst, door vader en zoon Buisman aangebracht. Rechts van de hal kom je de bibliotheek binnen. Het neoclassicistische plafond daar kwam tevoorschijn bij de renovatie in 1990. Rond 1762-63 is in de schoorsteenmantel door Johannes van Dreght een klassieke vrouwenkop aangebracht, een vermoedelijke verwijzing naar de patriottische gezindheid van Dirk Trip jr. die na de dood van zijn moeder de woning betrok. De overige kleurstelling van deze zaal is rond 1833 over het eerdere schilderwerk aangebracht. De bibliotheekkasten zijn in 1990 geplaatst. In de tuinkamer, de kamer achter de bibliotheek, zijn nog houten wandlijsten zichtbaar uit het bouwjaar, maar hier domineert een in Brussel in de goudleer fabriek van Cornelis ’t Kindt gemaakt behangsel uit ongeveer 1765 met chinoiserieën, dat ook in 1990 is aangebracht. Het huis is met de grondige renovatie van 1990 een elegante en evenwichtige melange van stijlen geworden die tot een eenheid is gebracht. Jurn Buisman heeft er zich vier jaar lang intensief mee beziggehouden en woonde in die tijd voornamelijk in het bouwstof. In de afgelopen twee decennia werden er steeds nieuwe ontdekkingen gedaan en steeds moesten er keuzes worden gemaakt om de geschiedenis van het huis recht te doen. Steun daarbij is sedert 1997 Dunya Verwey, ooit één van de vier initiatiefnemers van de feministische beweging Dolle Mina. Zij is conservator van het museum en woont in de conservatorwoning op de zolderverdieping.
side of the central hall. The salon, left of the entrance, boasts a Rococo fireplace from around 1750 and a Louis XV stucco ceiling. The Sael beyond it has wooden panelling from the same period, in Louis XVI style. Five wall hangings have been incorporated into the original panelling by the Buismans, painted in 1788 by Egbert van Drielst. Right of the hall is the library. The classical ceiling was revealed when renovation work began in 1990. Around 1762-63, a classical female portrait was added to the chimney breast by Johannes van Dreght, presumably a reference to the Patriotist, anti-Orangist loyalties of Dirk Trip Jr, who lived in the house after his mother’s death. The rest of the room’s colour scheme was applied over the previous paintwork around 1833. The bookcases were added in 1990. In the room overlooking the garden, situated behind the library, some of the wooden frames on the wall still date from the original design when the house was built, although here the dominant feature is the chinoiserie wall hanging installed in 1990, made around 1765 by the Brussels gilt-leather manufacturer Cornelis ’t Kindt. The thorough renovation of 1990 restored the house to an elegant and balanced melange of styles that provide a certain balance. Jurn Buisman was intimately involved in the project for four years and lived throughout that time amid the chaos of the construction work. Over the past two decades, even more new discoveries have been made, forcing the Buismans to make choices in order to preserve the building’s history. Since 1997 they have had the help of Dunya Verwey, once one of four founders of an innovative Dutch feminist organisation, Dolle Mina. She now curates the house’s museum and lives in the curator’s apartment in the attic.
42
geelvinck hinlopen huis geelvinck hinlopen house
hoofdstuk
’t Witte Huys White House
49
Herengracht 168
Het in het begin van de 17de eeuw als suikerfabriek gebouwde pand, werd een paar decennia later omgebouwd tot een mooi voorbeeld van een voornaam koopmanshuis in de stijl van het Hollands classicisme. Het werd opgetrokken uit het lichtgekleurde Bentheimer zandsteen uit Duitsland en werd daarom al snel ‘Het Witte Huys’ genoemd. Het was het eerste grachtenhuis met een halsgevel. In de hals bevindt zich een enorm reliëf met het wapen van de eerste bewoner dat wordt vastge houden door twee Sint-Marcusleeuwen. Deze eerste bewoner was een belangrijk man. Michiel Reyniersz Pauw (1590-1640) behoorde tot een oorspronkelijk Gouds patriciërsgeslacht en was ridder in de orde van Sint Marcus en stichter van Pavonia, een nederzetting aan de Hudson. Hij was koopman, schepen van Amsterdam, heer van Achttienhoven en Den Bosch, mede-oprichter en bewindhebber van de West-Indische Compagnie (WIC). Pauw gaf in 1638 de beroemde Philips Vingboons de opdracht het grachtenhuis te ontwerpen naast het beroemde Huis Bartolotti dat twee decennia ervoor was gebouwd. Pauw woonde er maar kort, maar voornaam bleef het. Zeer waarschijnlijk woonde in 1708 schepen en burgemeester Jan Six II in het huis, de zoon van Jan Six die geschilderd werd door Rembrandt. Jan Six II verhuisde in 1709 naar het door hem gebouwde huis op Herengracht 495. Van 1728-34 werd het huis ingrijpend verbouwd door Maria Luyken, weduwe van Arnold Dix. De gevel werd versoberd, de vensters vergroot en de frontons verwijderd. Het familiewapen in de halsgevel werd verwijderd en bovenin het reliëf met de twee leeuwen kwamen twee handen met een opengeslagen bijbel. Het huis kreeg een interieur in de zware, pompeuze en symmetrische Lodewijk XIV-stijl. In de gang werden, omwille van de symmetrie, schijndeuren aangebracht. Het verlangen naar symmetrie ging zo ver dat de marmeren gangplaten doormidden werden gezaagd om de structuur in de steen te kunnen spiegelen. De beeld houwer Jan Ignatiusz van Logteren, verzorgde het weelderige stucwerk met allegorische en mythische voorstellingen. De balusters van de fraaie wenteltrap werden door Van Logteren in ‘vals perspectief’ gesneden waardoor een opmerkelijk effect ontstond. De kamers in het voorhuis kregen indrukwekkende plafondmuurschilderingen van Jacob de Wit en maar liefst 15 wandschilderingen van Isaac de Moucheron, die vaker met elkaar samenwerkten. Jacob de Wit schilderde ook de bovendeurstukken, in dit geval geen ‘witjes’ maar ‘grauwtjes’. Maria Luyken liet het huis in 1744 na aan de Gereformeerde Diaconie, die het 225 jaar in bezit zou houden. Eind 19de eeuw woonde de theoloog Allard Pierson twee jaar in het huis. In 1960 werd het pand in gebruik genomen als Theater Instituut en Toneelmuseum, hetgeen vijftig jaar lang zo zou blijven. Momenteel is ‘t Witte Huys, heel toepasselijk, in gebruik als trouwlocatie en wordt het als ‘House of Amsterdam’ verhuurd voor evenementen.
Built in the early 17th century as a sugar refinery, this house was remodelled a few decades later in the style of a respectable mercantile residence in the Dutch classical style. It was built with light Bentheim sandstone from Germany and so soon acquired the nickname White House. It was the first on the canals with a neck gable. And displayed in the neck was an enormous relief of the heraldic arms of the original resident, flanked by two St Mark lions. That first resident was an important person. Michiel Reyniersz Pauw (1590-1640) came from an old patrician family from Gouda, a knight in the order of St Mark and a founder of Pavonia, a settlement on the Hudson. He was a merchant, a sheriff of Amsterdam, lord of Achttienhoven and Den Bosch, a founder and director of the Dutch West Indies Company (WIC). In 1638, Pauw commissioned the famous Philips Vingboons to design a house beside the famous Bartolotti House, built two decades earlier. Pauw only lived there a short while, yet it remained a house with allure. Probably in 1708, it was home to sheriff and mayor Jan Six II, son of the Jan Six painted by Rembrandt. In 1709, Jan Six II moved to a new house he had built at Herengracht 495. In 1728-34, the house was radically altered by Maria Luyken, widow of Arnold Dix. The façade was made more sober, the windows enlarged and the pediments removed. The gable emblem above the two lions was removed and replaced by two hands holding an open Bible. A new interior was created in pompous, symmetrical Louis XIV style. Mock doors were added in the corridor to complete the symmetrical effect. Indeed, such was the need for symmetry that the marble tiles in the corridor were sawn through the middle so that the structure of the stone would be mirrored. Sculptor Jan Ignatiusz van Logteren (1685-1732), provided the flamboyant stucco designs full of allegorical and mythical references. The balustrades on the magnificent spiral staircase were carved by Van Logteren to create a false perspective and cause an astonishing effect. In the front of the house, magnificent ceiling paintings by Jacob de Wit adorned the rooms and no less that fifteen mural paintings by Isaac de Moucheron. These artists often collaborated on projects. Jacob de Wit also painted the features above the doors, here not Witjes but grisailles. In 1744, Maria Luyken left the house to the Dutch Reformed Church, who were to hold on to it for another 225 years. It was home to theologian Allard Pierson for two years in the late 19th century. In 1960, the place was taken over by the Theatre Institute and Theatre Museum, which it remained for fifty years. Today, Amsterdam’s White House has rather appropriately been assigned as a wedding location and is available for hire for social events as the House of Amsterdam.
52
’t witte huys white house