UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Vi.be: don’t believe the hype! De invloed van Web 2.0 op de promotie en distributie van (Belgische) muziek.
Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 21.064
TOM TILLEY
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting JOURNALISTIEK
PROMOTOR: (PROF.) DR. STEVE PAULUSSEN COMMISSARIS: LIC. TOM EVENS COMMISSARIS: LIC. OLIVIER DRIESSENS
ACADEMIEJAAR 2008 - 2009
2
ABSTRACT
3
In deze verhandeling gaat de auteur op zoek naar de mogelijkheden die Web 2.0 biedt op het vlak van
muziekpromotie.
Hij
wil
achterhalen wat
de
gebruikte infrastructuur
is
van
sociaalnetwerksites draaiend rond artiestenprofielen. Het eerste deel bestaat uit een literatuuroverzicht van dit thema. In dit literatuuroverzicht worden enkele theoretische concepten uitgelegd en wordt de lezer ingeleid in de bestaande technologieën en mogelijkheden op vlak van navigatie, classificatie en promotie. Verder wordt de huidige toestand van de muziekindustrie en de uitdagingen die de komst van internet met zich meebracht besproken. Het tweede deel bestaat uit een gebruikersgericht onderzoek rond de netwerksite www.vi.be. Hier probeert de auteur de ervaringen en attitudes van de gebruiker te plaatsen tegenover de opzet van de beheerders van de site en te kaderen in een ruimere, internationale achtergrond.
4
INHOUDSTAFEL
5
LITERATUUROVERZICHT............................................................................................. 7 1. Wat is Web 2.0? .......................................................................................................... 8 2. Internet & Muziek..................................................................................................... 11 2.1. Hoe muziek en internet elkaar ontmoetten… .................................................... 11 2.2. The Long Tail (Anderson, 2006) ....................................................................... 15 2.3. Navigeren door de oneindig lange staart: ‘taggen’, folksonomieën en aanbevelingssystemen............................................................................................... 17 2.4. Specifiek voor het ontdekken van nieuwe muziek: sociaalnetwerksites en aanbevelingssystemen............................................................................................... 22 3. Vier voorbeelden van internetgemeenschappen rond muziek: MySpace, Facebook, Last.fm en vi.be............................................................................................................. 26 3.1. MySpace ............................................................................................................ 26 3.2. Facebook ............................................................................................................ 27 3.3. Last.fm ............................................................................................................... 27 3.4 vi.be..................................................................................................................... 28 3.5. Internetgemeenschappen: zelfde eigenschappen als fysieke gemeenschappen? 28 4. Muziekpromotie via internet..................................................................................... 33 4.1. De muziekindustrie ............................................................................................ 33 4.2. De dynamiek van muziekpromotie via internet ................................................. 36 ONDERZOEK .................................................................................................................. 39 1. Inleiding .................................................................................................................... 40 2. Methode .................................................................................................................... 40 2.1. Steekproef .......................................................................................................... 40 2.2. Opzet .................................................................................................................. 42 2.3. Materiaal en procedure ...................................................................................... 43 3. Resultaten.................................................................................................................. 43 3.1. Interview met de beheerder................................................................................ 43 3.2. Interviews met de bands..................................................................................... 49 4. Bespreking en conclusie ........................................................................................... 62 5. Dankwoord................................................................................................................ 65 REFERENTIES ................................................................................................................ 66
6
LITERATUUROVERZICHT
7
1. Wat is Web 2.0?
Zelfs wie nog nooit van de term Web 2.0 gehoord heeft, zal hoogstwaarschijnlijk al van een paar toepassingen gehoord hebben. Websites als YouTube, MySpace en Wikipedia horen namelijk bij de meest bezochte sites ter wereld en zijn allen typevoorbeelden ervan. De naam Web 2.0 deed zijn intrede op de Web 2.0 Conference georganiseerd in 2004 door O’Reilly en MediaLive. Het breekpunt in de evolutie van het internet – van Web 1.0 naar Web 2.0 dus – wordt gelegd bij het ontploffen van de “dot-com-zeepbel”, d.i. het failliet gaan van veel gehypete dot-com-bedrijven. Zoals bij elke technologische revolutie is het even zoeken waar de sterktes en zwaktes van de nieuwe technologie liggen. De meesten gebruikten het internet op de zelfde manier als de oude massamedia, maar bij het ontploffen van de zeepbel is gebleken dat de toepassingen die de kracht van het internet ten volle wisten te benutten de crash overleefd hebben (O’Reilly, 2005). Bij de internettoepassingen van de eerste generatie beschouwde men het internet als een statisch object, waarbij informatie van bovenaf (de servers) werd aangeboden aan de gebruiker. De informatiestroom nam de vorm aan van een top-down-model zoals bij kranten. De gebruiker is enkel actief in die zin dat hij zelf kan kiezen welke informatie hij tot zich wenst te nemen.
De websites van de nieuwe generatie daarentegen maken meer gebruik van het oorspronkelijk democratische karakter van het internet (Nyland, 2007). De inhoud wordt nu niet door enkelingen met grote ‘access’ aangebracht, maar door de gebruikers zelf. Het is niet zozeer een technologische vernieuwing, maar een nieuwe manier van denken over een bepaalde technologie (i.c. het internet) waar de rol van gebruiker grotendeels samenvalt met die van auteur1 (Knowles, 2007).
Knowles (2007) weet een mooie opsomming te maken van enkele belangrijke kenmerken van Web 2.0: •
The rise of individual production and user generated content
•
Harnessing the wisdom of crowds
•
The web as a platform
•
Data aggregation and syndication on a large scale
1
Cfr. YouTube waar iedereen zowel filmpjes kan uploaden als bekijken. Google Inc. biedt in principe enkel de structuur aan waarbinnen deze communicatie mogelijk is.
8
•
The architecture of participation (O’Reilly, 2004)
•
Open collaborative, dynamic systems over closed static systems
•
Support for niche markets and interests which aggregate globally
Omdat kennis van HTML of andere programmeertalen overbodig wordt om eigen inhoud op het web te plaatsen, wordt de drempel zeer sterk verlaagd. Verder wordt inhoud toevoegen of wijzigen, navigeren tussen de bijdrages van anderen en hierop feedback geven door allerlei handige toepassingen letterlijk kinderspel.
De belangrijkste veranderingen en implicaties van deze internetrevolutie zullen duidelijker worden aan de hand van het voorbeeld van Wikipedia en tegenhanger Britannica. Wikipedia is misschien wel hét typevoorbeeld van Web 2.0, aangezien deze encyclopedie volledig wordt samengesteld door de gezamenlijke inspanning van de gebruikers, in tegenstelling tot Britannica, waar alle artikels door een handvol experts worden aangevoerd. Gevolg hiervan is dat Wikipedia op het tijdstip van dit schrijven meer dan 10 miljoen artikels aanbiedt in 264 talen (http://www.wikipedia.org),
terwijl
Britannica
maar
aan
120.000
artikels
komt
(http://www.britannica.co.uk). Dit is vooral imposant als men rekening houdt met het feit dat Britannica voortbouwt op een geschiedenis van 240 jaar, terwijl Wikipedia nog een spruit is van slechts 7 jaar oud.
Men kan zich terecht vragen stellen bij de accuratesse van de aangeboden informatie op Wikipedia. Iedereen die wil kan namelijk bijna ongefilterd informatie toevoegen of wijzigen. Dit is tevens de reden waarom Wikipedia in academische kringen wordt afgedaan als een onbetrouwbare bron. Britannica daarentegen bouwt op de expertise van een selecte groep vakmensen, wat toch een grotere zekerheid biedt qua juistheid (Knowles, 2007). Echter, in een vergelijkend onderzoek dat in 2005 werd uitgevoerd door Nature blijkt dat Wikipedia helemaal niet zo veel slechter scoort dan Britannica. Uit beide encyclopedieën werden 42 artikels getrokken en naast elkaar gelegd. Zowel in Britannica als in Wikipedia werden 4 ‘gewichtige fouten’ aangetroffen, wat best verrassend is. Op vlak van feitelijke fouten, nalatigheden en misleidende statements scoorde Wikipedia wél – zij het lichtjes – slechter dan Britannica. Rekening houdend met het véél grotere aanbod op Wikipedia kan dus besloten worden dat Wikipedia zeer sterk in haar schoenen staat en niet zo maar van tafel kan worden geveegd (Giles, 2005). Het is trouwens ook zo dat hoe meer aandacht een artikel of onderwerp krijgt op Wikipedia, hoe correcter en gedetailleerder de informatie hierover wordt. Dat brengt ons bij een
9
zeer belangrijk begrip in deze materie: ‘wisdom of crowds’. In tegenstelling tot Britannica, dat bouwt op de ‘wisdom of few experts’, zal Wikipedia steeds groter en accurater worden naarmate het meer gebruikers heeft (Surowiecki, 2005).
Nóg een belangrijk verschil tussen Wikipedia en Britannica, wat ook weer door te trekken valt naar andere respectievelijk Web 2.0- en Web 1.0-toepassingen, is de prijs. Het raadplegen van Britannica vergt het nemen van een abonnement, terwijl men Wikipedia gratis kan raadplegen. Dit heeft uiteraard alles te maken met productiekost van de inhoud. Wikipedia wordt samengesteld door vrijwillige auteurs (tevens gebruikers) en de kosten voor de moderators worden gedekt via donaties. Britannica legt meer de nadruk op kwaliteit en uitgebreidheid, wat geld kost. De auteurs van de artikels moeten natuurlijk ook betaald worden. Dit aspect van kostenloosheid is karakteristiek voor Web 2.0 en vormt een zeer bepalende factor binnen bijvoorbeeld muziekpromotie.
Er zijn nog andere belangrijke veranderingen en activiteiten bij Web 2.0. Zo kan men het fenomeen van bloggen aanstippen, ‘social bookmarking’ (del.icio.us), het delen van media (YouTube, MySpace Music), ‘taggen’ (cfr. infra) en aanbevelingssites. Wel moet bij dit laatste opgemerkt worden dat Amazon.com (online boek- en cd-verkoop) al midden jaren ’90 een systeem met aanbevelingen hanteerde.
WEB 1.0
WEB 2.0
Ofoto
Flickr
Akamai
Bittorrent
Mp3.com
Napster
Britannica Online
Wikipedia
Personal websites
Blogs
Domain name speculations
Search engine optimization
Page views
Cost per Click
Publishing
Participation
Content Management Systems
Wikis
Directories (taxonomy)
Tagging (“folksonomy)
Stickiness
Syndication
Tabel 1.1 Web 1.0 en 2.0 naast elkaar geplaatst. (O’Reilly, 2005, selectie)
10
2. Internet & Muziek
Het ontstaan van het internet en de mogelijkheid om muziek digitaal op te slaan hebben in combinatie met elkaar een niet te onderschatten revolutie teweeg gebracht. De vaststaande waarden op vlak van muziekproductie en –distributie zijn neergehaald en in nieuwe vormen gegoten. Ook de consument ziet zijn rol veranderen. Hij wordt op nieuwe manieren geconfronteerd met een aanbod dat zelf ook een veranderingsproces ondergaat. In dit onderdeel wordt het huwelijk van internet en muziek uitvoering toegelicht. Eerst gaan we terug naar de huwelijksdag, daarna bespreken we de goede tijden en slechte tijden, en de kinderen die het heeft voortgebracht.
2.1. Hoe muziek en internet elkaar ontmoetten… Dé ontwikkeling die muziek naar de pc-omgeving bracht is absoluut de MP3. De eerste MP3 (MPEG 1, Audio Layer 3)-software is in 1994 op de markt gekomen, gelanceerd door Fraunhofer ISS. De MP3-techniek kan geluid in veel kleinere bestanden opslaan dan voordien mogelijk was. Concreet gaat men zoveel mogelijk data weglaten, zonder dat de kwaliteit voor de gemiddelde luisteraar hoorbaar achteruit gaat. Tegen 1995 kon men de inhoud van muziek-cd’s in MP3 op computer zetten en afspelen, maar door de beperkte schijfruimte die toen nog beschikbaar was op computers en door de trage internetverbindingen, zag men de mogelijke impact van deze technologie op de distributie van muziek nog niet in. Aanvankelijk werd de software hoofdzakelijk gebruikt om cd’s te kopiëren of om de nummers te beluisteren los van de fysieke drager, de cd. Tot hiertoe dus nog geen baanbrekende veranderingen. Het was pas toen de schijfruimte aanzienlijk groter werd, de internetverbinding sneller en de MP3-software beter (bv. Nullsoft Winamp) dat de populariteit van MP3 sterk omhoog ging. Zo ontstonden de eerste toepassingen om muziek online te delen (de zogenaamde peer-to-peernetwerken zoals Napster)(Lam & Tan, 2001).
Louis Collard (2007) haalt in zijn werkstuk over The Internet Music Revolution de vier belangrijkste technologische vernieuwingen aan die de stijging in populariteit van het online delen van muziek kracht hebben bijgezet: peer-to-peernetwerken, breedbandinternet, de
11
draagbare MP3-speler en aanbevelingssystemen. De eerste ontwikkeling is het ontstaan van peerto-peernetwerken. Dit is belangrijk omdat dit het delen van bestanden toelaat op zeer grote schaal. Stel dat iemand op eigen houtje bestanden zou willen delen met de wereld dan zouden de kosten al snel oplopen, aangezien er webruimte moet aangekocht worden, bandbreedte moet betaald worden, … Dit zou het gros van de mensen ontmoedigen om bestanden te delen, maar dankzij het bestaan van peer-to-peernetwerken wordt die drempel erg laag. De eerste toepassing van dit genre was Napster. Dit is een gecentraliseerd netwerk waarbij de eindgebruiker aan de centrale server meedeelt wat hij wil delen met de andere gebruikers. Via een zoekfunctie kunnen andere gebruikers dan te weten komen wie welke bestanden heeft en deze dan rechtstreeks van de gebruiker in kwestie downloaden. Hierdoor wordt vermeden dat er een enkeling moet instaan voor de kosten van dergelijke gigantische datastroom (op haar hoogtepunt telde Napster 80 miljoen gebruikers!), maar worden de up- en downloadlasten verdeeld. Het gecentraliseerde karakter van Napster zorgde er echter voor dat het vatbaar was voor rechtsgedingen op basis van schendingen van het auteursrecht. In 2001 werd de gratis versie van Napster dan ook opgedoekt. De tweede generatie netwerken zoals Kazaa, WinMX en Gnutella waren dus gedecentraliseerd, waardoor ze veel moeilijker te vervolgen waren. Echter, de gebruikers waren nu verdeeld over verschillende netwerken en bovendien was de sociale controle binnen die netwerken veel zwakker waardoor het aantal ‘free-riders’ groeide. Dit zijn personen die enkel van het netwerk gebruik maken om bestanden te downloaden, maar zelf niets delen met de andere gebruikers. De kwaliteit van het netwerk dat Napster opgebouwd had, werd dus niet meer geëvenaard. Toch zullen dergelijke ‘gemeenschappen’ met hun specifieke eigenschappen (cfr. infra) de basis blijven vormen van talloze muziektoepassingen op het internet.
Een tweede belangrijke vernieuwing is de ontwikkeling van breedbandinternet. Als vanzelfsprekend is de hoge snelheid van breedbandinternet een sterke troefkaart in het up- en downloaden van bestanden, maar het gaat verder dan dat. In de meeste landen (België is met het hanteren van downloadlimieten eerder een uitzondering) betekent breedband ook onbeperkt downloaden. De tijd om dingen te downloaden wordt dus ingekort, terwijl de maximale hoeveelheid om te downloaden bijna oneindig groot is. Dit wordt nog aangevuld met het gemak dat de internetverbinding bij breedbandinternet altijd open staat tegen een vast bedrag per maand zonder hierbij de telefoonlijn bezet te houden. Hierdoor kan de gebruiker zonder extra kosten de computer permanent in verbinding houden met de peer-to-peer-netwerken waardoor zijn liedjes langer zichtbaar zijn voor andere gebruikers, het algemeen aanbod van alle beschikbare liedjes veel groter wordt en de kwaliteit van het netwerk dus ook onmiskenbaar groeit (Collard, 2007).
12
Dat de draagbare MP3-speler de populariteit van de MP3 een duwtje in de rug heeft gegeven is ook niet zo verwonderlijk. Het formaat en het feit dat men geen cd’s of cassettes moet meenemen zijn duidelijk pluspunten. Bovendien heeft het een belangrijke verandering teweeggebracht in de muzikale ervaring op zich. Omdat men cd’s eerst in MP3 moet omzetten op de computer eer ze op de draagbare MP3-speler geplaatst kunnen worden, heeft men al snel een kopie van zijn cdcollectie op computer staan. Rekening houdend met het feit dat men verschillende taken op een computer uitvoert, zal het in veel gevallen een stuk handiger zijn om de geïmporteerde cd af te spelen op de computer, dan dat men de cd in kwestie oplegt in een klassieke cd-speler. Hierdoor komt de klemtoon weer sterker op ‘muziek als ervaringsgoed’ te liggen en verdwijnt het materiële aspect, namelijk de cd en het hoesje. Dit leidt op zijn beurt dan weer tot het verdwijnen of op zijn minst toch verminderen van het verschil in ogen van de gebruiker tussen een originele cd of een gedownloade versie. Het resultaat is toch hetzelfde (Collard, 2007). Bovendien is de geheugencapaciteit van moderne draagbare MP3-spelers zo groot dat het veel te kostelijk zou zijn om dit met legale inhoud te vullen (moderne MP3-spelers kunnen muziek van ruim 3000 cd’s bevatten), waardoor de gebruiker als het ware uitgenodigd wordt om er illegaal verkregen MP3’s op te zetten (Knowles, 2007).
Als laatste kunnen we ook nog de online gemeenschappen en aanbevelingssystemen aanhalen, die een plaats vormen om muziek te ontdekken en erover te discussiëren. Hier komen we later in dit hoofdstuk nog uitvoerig op terug.
Het bovenstaande maakt duidelijk dat er heel wat veranderd is, maar tot hiertoe hebben we enkel de veranderingen voor de gebruiker besproken. Ook voor de artiest heeft de komst van internet de wereld op zijn kop gezet. Een onafhankelijke artiest kan tegenwoordig in een wip zijn muziek delen met heel de wereld. De kost van dergelijke digitale verspreiding is gering tot onbestaande, dankzij online gemeenschappen, peer-to-peernetwerken, … Toffler (1984) sprak in zijn boek The Third Wave al over ‘prosumers’ (nl. het feit dat in de toekomst de rol van producent en gebruiker – consumer – zouden samenvallen – of – de professionele muzikant die tegelijk consument is) en we bespraken in het eerste luik al dat dit een typisch fenomeen is van Web 2.0. Dit brengt zeer karakteristieke gevolgen voor muziekmakers met zich mee. Terwijl de artiest vroeger afhankelijk was van de willen en grillen van platenbazen, producers, verkooppunten en distributiekosten, is hij nu onafhankelijker dan ooit. Ten eerste zijn de productiemiddelen gedemocratiseerd: opnamemateriaal is goedkoper geworden en de artiest kan dus voor weinig geld eigen opnames maken. Ten tweede is zoals reeds vermeld de distributiekost – dankzij sites als MySpace en
13
Last.fm – quasi onbestaande (Knowles, 2007). Daarbij komt nog dat in een Web 2.0-omgeving de gebruikers zélf gaan zorgen voor de feedback, door beoordelingscijfers of commentaar te geven. Denk hierbij ook maar aan de vele bloggers die recensies schrijven over bepaalde artiesten, optredens of albums. In dergelijke omgeving zijn het de actieve gebruikers en de ‘prosumers’ die een grote kracht vormen in het bepalen van bepaalde smaken en aandacht voor bepaalde artiesten (Slater & McGuire, 2005).
In deze context is The Long Tail (2006) van Chris Anderson een zeer interessant boek. Anderson maakte zijn ideeën aanvankelijk via artikels in tijdschriften bekend, later op internet, en toen zijn blog zó groot werd besloot hij er een boek over te schrijven. De kerngedachte is dat onze cultuur gedreven wordt door hits, met de mainstream als belangrijkste onderdeel van de industrie, maar dat het internet die logica onderuit aan het halen is. De vraag is natuurlijk hoe. Wel, het heeft allemaal te maken met het in overeenstemming brengen van vraag en aanbod en dit in een wereld van schaarste. We leven in een fysieke wereld en aan een fysieke wereld zijn grenzen. Deze beperkingen worden dus ook opgelegd aan de entertainmentindustrie. Een cd-winkel (hoe groot ook) kan maar een beperkt aantal cd’s in haar rekken plaatsen. Men moet dus een zekerheid hebben dat er een publiek is voor een bepaalde cd opdat men hem in de rekken zou zetten. Dat is de zogezegde huurprijs van een centimeter schapruimte. Het zelfde geldt voor bijvoorbeeld bioscoopzalen. Een gemiddelde bioscoop zal pas een film draaien als ze op voorhand al verzekerd is van een minimumpubliek. Het probleem is dat een cd-winkel, een bioscoop, een boekenwinkel en dergelijke slechts een beperkt lokaal publiek kunnen aantrekken. Een welbepaalde cd kan in heel België bijvoorbeeld wel 2500 exemplaren per jaar verkopen. Dit speelt voor een cd-winkel geen rol. De vraag die gesteld wordt is hoeveel exemplaren er in Gent kunnen verkocht worden. Of in Turnhout, of Poelkapelle, of … Als dat cijfer te laag blijkt te zijn zal hij in de gemiddelde cd-winkel niet in de rekken komen te liggen, hoe goed die cd ook mag zijn. Dit is de reden waarom cd-winkels eerder geneigd zullen zijn hun rekken te vullen met hits, boekhandels met bestsellers en waarom bioscopen hun zalen laten volstromen door middel van kaskrakers. Anderson brengt de aandacht ook op een tweede beperking van de fysieke wereld, waar wij en onze entertainmentindustrie in leven. Deze beperking situeert zich in het omroeplandschap. Het frequentiespectrum en de kabel kunnen maar een bepaald aantal zenders doorlaten en bovendien zitten er maar 24 uur in één dag waardoor het aanbod van die zenders op vlak van liedjes of programma’s ook beperkt wordt. Ook hier wordt dus een lat gelegd die zo hoog is dat enkel de bestverkopende inhoud wordt uitgezonden (Anderson, 2006).
14
Het is net dié logica die momenteel in een veranderingsproces zit en dit dankzij internet, meer bepaald dankzij online-verkoop. Omdat ze geen rekening moeten houden met algemene fysieke kosten en ook de distributiekosten zeer laag liggen, kunnen sites die online verkopen een ‘oneindig groot’ aanbod voorleggen aan de klant. En niet enkel oneindig groot, eender welk artikel kan bij wijze van spreken eeuwig in het aanbod blijven. Hieruit volgt dat er een gigantische waaier van nicheproducten en uit de handel verdwenen goederen ter beschikking van de gebruiker komt en blijft. Meer zelfs, uit onderzoek blijkt dat de voorkeur van het publiek voor nichegenres sterker wordt, ten koste van wat de mainstream te bieden heeft (Knowles, 2007). Anderson (2004, p.173) stelt:
“Hit-driven economics is a creation of an age without enough room to carry everything for everybody. Not enough shelf space for all the CDs,DVDs, and games produced. Not enough screens to show all the available movies. Not enough channels to broadcast all the TV programs, not enough radio waves to play all the music created, and not enough hours in the day to squeeze everything out through either of those sets of slots. This is the world of scarcity. Now, with online distribution and retail, we are entering a world of abundance. And the differences are profound.”
2.2. The Long Tail (Anderson, 2006) Het is hier dat de term Long Tail van Anderson betekenis vindt, namelijk als de lange staart van een populariteitscurve (zie fig. 2.1) voor bijvoorbeeld cd’s of boeken. Zo heeft men het hoofd dat bestaat uit de hits, met andere woorden de populaire titels met hoge verkoopcijfers, en de curve mondt uit in de staart. De staart bevat véél meer titels, maar ze zijn hoe verder men naar het uiteinde toegaat steeds minder bekend. In de doorsnee cd-winkel of boekhandel zal men enkel titels vinden uit het hoofd van de curve (of bij uitzondering een enkeling uit de staart), ook al vormt het hoofd maar een klein percentage van het totale aantal titels.
15
Fig. 2.1: Anatomie van de lange staart (Anderson, 2004, p.172)
Echter, dankzij online verkoop, krijgt deze lange staart niet enkel meer aandacht, maar hij wordt ook fenomenaal lang. Werkelijk àlles kan nu te koop aangeboden worden, zeker als de koopwaar digitaal verdeeld wordt (zoals bij iTunes Music Store). Populariteit hoeft niet meer de maatstaf te zijn van wat wel en wat niet in de catalogus komt. Van elk genre en subgenre zijn nu zeer grote hoeveelheden titels beschikbaar en de gebruiker kan ontdekken wat hij echt wil horen, lezen, zien zonder dat dit gefilterd wordt door de wetten van de schaarste. Omgekeerd geldt ook dat vrijwel elk liedje wel ergens een luisteraar zal vinden. Voor de artiesten is dit dus ook een verbetering aangezien de kleine, onafhankelijke artiest, voor wie vroeger geen plaats was in de winkel, nu wél gemakkelijk zijn ‘koopwaar’ kan aanbieden. De lange staart is van een onvoorstelbare omvang en als men de totale verkoopcijfers van de lange staart naast die van de hits legt, zal men merken dat dit een zeer belangrijke markt vormt (zie fig. 2.1)(Anderson, 2006). Maar hoe kan een gebruiker vinden wat hij zoekt in zo’n massa titels? Hoe kan hij nieuwe dingen ontdekken die hij leuk vindt, zonder eerst een hele reeks artikelen tegen te komen die hij helemaal niet goed vindt? Hoe kan hij snel en efficiënt navigeren in deze oneindig grote zee van entertainment? Gelukkig hoort bij een nieuwe generatie websites ook een nieuwe generatie classificaties, zoekfuncties en aanbevelingen. Navigatie 2.0?
16
2.3. Navigeren door de oneindig lange staart: ‘taggen’, folksonomieën en aanbevelingssystemen. Als men zich het gamma van online aangeboden entertainment probeert voor te stellen in een winkel, komt al snel voor praktische problemen te staan. De collectie alleen al van het subgenre roots reggae zou waarschijnlijk de omvang hebben van de volledige collectie van België’s grootste cd-winkel, misschien zelfs groter. Wat gedaan dan als men de gebruiker op een gemakkelijke en efficiënte manier wil laten navigeren door deze kolossale winkel (Anderson, 2006)? In de fysieke wereld ordent men al eeuwen, zoniet millennia, alles op dezelfde manier zoals men de vuile was ordent: alles heeft zijn plaats. Men gaat alle dingen die dezelfde eigenschappen delen bij elkaar plaatsen. Ook op de computer wordt dit systeem toegepast. Men gaat de gegevens in bestanden plaatsen en deze bestanden horen op hun beurt thuis in mappen en submappen (‘directories’). Aanvankelijk werd op websites hetzelfde sorteersysteem toegepast. De aanbrengers van de inhoud of de moderators van de website gingen alles zelf ordenen in mappen en in categorieën verdelen en de gebruiker moest hierin dan vinden wat hij zocht. Deze hiërarchische sorteertechniek wordt ‘taxonomie’ genoemd. Een term die zijn oorsprong vindt bij de classificatie van levende organismen. Als de hoeveelheid data niet te groot is, is dit tevens een handig systeem, maar hoe meer data hoe moeilijker het wordt om een welbepaald artikel terug te vinden. En dan gaan we er al van uit dat de gebruiker op voorhand weet wat hij zoekt. Bij cultuurproducten is dit dikwijls niet het geval. Men kan zich wel inbeelden dat iemand een goed nieuw boek zoekt om te lezen, maar geen idee heeft wat hij juist naar op zoek is (Knowles, 2007; Weinberger, 2007). De komst van internet heeft de fysieke beperkingen van informatieopslag en –ordening echter weggenomen, waardoor we tegen sneltempo nieuwe classificatietechnieken zijn beginnen ontwikkelen. In ware Web 2.0-stijl zijn het wederom de gebruikers die zelf instaan voor het sorteren van de data, in plaats van experts die alles op voorhand filteren en ordenen. Wederom hangt de kwaliteit van de het systeem af van de motivatie van de gebruikers. Hoe nauwkeuriger en intensiever zij meewerken aan het sorteren van de data, hoe gemakkelijker het voor iedereen wordt om bepaalde data terug te vinden. Deze tegenhanger van taxonomie wordt ‘folksonomie’ genoemd. De gebruikers scheppen orde door zelf ‘tags’ toe te kennen aan de data (in casu boeken, liedjes, foto’s, hyperlinks, …). Tags zijn attributen die informatie meegeven over bijvoorbeeld een artiest of een boek, in de vorm van een trefwoord of een korte beschrijvende frase (Knowles, 2007; Weinberger, 2007). Het is dus metadata: data over data. Bij een document kan metadata auteur, datum van schrijven of aantal pagina’s bevatten. Bij artiesten kan dit de stijl,
17
de invloeden, kenmerken over het geluid en nog veel meer zijn. Alle tags samen vormen dan een ‘tag cloud’ waarbij de tags die frequenter worden toegekend meer gewicht krijgen. Als men op Last.fm naar Bob Dylan zoekt, dan ziet de tag cloud er als volgt uit:
Fig 2.2: Tag cloud van de artiest Bob Dylan (http://www.last.fm)
De tags die in een groter lettertype geplaatst zijn, worden frequenter toegekend aan de artiest dan de kleinere tags, dus deze beschrijven de artiest waarschijnlijk het best. De kleinere tags zijn eerder details, persoonlijke tags (dit zijn tags die om persoonlijke redenen toegekend worden om bepaalde informatie gemakkelijk terug te vinden, cfr. infra), curiositeiten of informatie die naast de kwestie of zelfs foutief is (Gaffney, 2008; Knowles, 2007).
Een folksonomie ontstaat als een aggregatie van alle tags of met andere woorden, het vormen van een database met alle objecten en hun tags. In plaats van de hiërarchische top-downsystemen samengesteld door informatieprofessionals, zijn folksonomieën niet hiërarchisch en hebben de data geen ouder-kindrelatie. Bovendien zijn vorm en inhoud van de tags vrij te kiezen en ook het aantal tags wordt niet beperkt, waardoor de objecten veel meer toegangspunten krijgen (Shirky, 2005). ‘Parce que c’est toi’ van Axelle Red kan men bijvoorbeeld zowel bereiken via ‘Belgisch’, als ‘jaren negentig’, ‘Franstalig’ of zelfs via ‘openingsdans’. Verder brengt het feit dat de gebruikers zelf de tags toevoegen met zich mee dat het taalgebruik in de tags overeenstemt met het taalgebruik van de gebruikers zelf. Merholz (2004) stelt dat indien de zoektermen of trefwoorden opgesteld worden door de gebruiker, andere gebruikers meer kans hebben om sneller te vinden wat ze zoeken. Het taggen in eigen taalgebruik kan zeker belangrijk zijn bij cultuurproducten waarbij de fans een subcultuur vormen die over een specifieke woordenschat beschikt (Veltman, 2004). Folksonomieën zijn overigens zeer gevoelig voor veranderingen
18
binnen deze woordenschat, aangezien er op eenvoudige wijze nieuwe tags kunnen aangemaakt worden of bestaande tags aangepast. Deze flexibiliteit maakt dat folksonomieën zeer kort zullen inspelen op veranderingen binnen de terminologie, de technologie, de cultuursector, enz. … (Mathes, 2004; Kroski, 2005). Hiertegenover staan de systemen met een gereguleerde woordenschat en taxonomieën die eerder traag reageren op dergelijke veranderingen, aangezien de woordenschat van bovenaf moet worden aangepast en het systeem eerder conservatief neigt te zijn (Kroski, 2005). Het spreekt voor zich, zoals Gene Smith (2005) benadrukte, dat de gebruikers ook de tags van oude objecten zullen moeten aanpassen na veranderingen in het taalgebruik. Anders kan de classificatie op termijn verwarrend of weinig toegankelijk worden. Echter, dezelfde eigenschappen die deze voordelen teweeg brengen, zorgen ook voor enkele nefaste neveneffecten. De mogelijkheid om zoveel tags als men wil toe te voegen, zorgt er tevens voor dat de precisie bij het zoeken steeds vermindert. De verklaring hiervoor ligt in het feit dat het onmogelijk is dat alle gebruikers op een consistente manier zouden taggen. Deze inconsistentie leidt ertoe dat men een zeer gevarieerd resultaat krijgt als men op bepaalde tags gaat zoeken, met andere woorden zal men veel ‘ruis’ moeten dulden om te vinden wat men zoekt. Deze ruis wordt nog versterkt door wat Radar en Wash ‘zelfzuchtig taggen’ noemen. Dit is taggen zonder rekening te houden met het sociale aspect van folksonomieën. In plaats van op een consistente manier te taggen en bij voorkeur veel voorkomende tags te gebruiken, zal men merken dat sommige gebruikers enkel inzitten met het gemakkelijk terugvinden van hun eigen favorieten en zich niets aantrekken van de conventies. Een voorbeeld hiervan zou zijn dat men op Flickr (een sociale fotosite) foto’s van een hond zou taggen met ‘mydog’, of foto’s van een verjaardagsfeest met ‘lindseysweet16’. Sommige zelfzuchtige tags zullen het systeem minder schade aanbrengen dan andere. In dit voorbeeld zal de tag ‘mydog’ sneller voor ruis zorgen in zoekresultaten, terwijl ‘lindseysweet16’ dit hoogstwaarschijnlijk niet zal doen. (Radar en Wash, 2005 in Gaffney, 2008; Guy & Tonkin, 2006).
Ruis bij zoekresultaten zal dan weer wel opduiken door het bestaan van synoniemen en homoniemen. Synoniemen zorgen ervoor dat niet alles waar men naar op zoek is in de zoekresultaten komt. Men kan naar een bepaald trefwoord zoeken, maar andere mensen kunnen relevante objecten met een synoniem bestempeld hebben, waardoor de meeste zoeksystemen deze items niet zullen weergeven. Als men bijvoorbeeld met de zoekterm “avant-garde” naar artiesten op zoek gaat, dan zullen de artiesten die enkel met de tag “experimenteel” of “innovatief” bestempeld zijn, niet in je zoekresultaten opduiken, ookal zijn deze ook relevant in deze zoektocht. Ook de databank zelf leidt hieronder wanneer men bijvoorbeeld artiesten wil gaan
19
vergelijken op basis van tags (Gaffney, 2008; Noruzi, 2007). Bij homoniemen gebeurt dan weer net het omgekeerde: wanneer éénzelfde woord meerdere betekenissen heeft zal een zoekopdracht met dit woord tot gevolg hebben dat een deel van de zoekresultaten totaal irrelevant is (Weinberger, 2007). Flickr heeft een handig middel gevonden tegen het probleem van homoniemen. Flickr gaat bij zoekopdrachten namelijk automatisch clusters maken van de tags van de verschillende gevonden objecten. Hierdoor zal hij onderscheid kunnen maken tussen welke objecten bij elkaar horen en welke niet. Om het probleem van synoniemen te beperken zal Del.icio.us (een sociale hyperlinksite) bij het weergeven van de zoekresultaten onmiddellijk nog enkele verwante zoektermen weergeven, waarop de gebruiker dan verder kan zoeken (Speller, 2007). Andere problemen die nog blijken voor te komen zijn het gebruik van meervoud of enkelvoud in de tags, spellingsfouten, het feit dat veel sites enkel ‘éénwoordtags’ toelaten waardoor men de gekste samenstellingen kan vinden, het toekennen van vage of foutieve tags, enz (Guy & Tonkin, 2006; Speller, 2007)…
Tot op heden hebben slechts enkele auteurs oplossingen proberen formuleren voor de bovengenoemde problemen. De beste bijdrage komt waarschijnlijk van Marieke Guy en Emma Tonkin die voorstellen formuleren om de ‘tags op te ruimen’, nadat ze bij Mathes (2004) te lezen kregen dat de verdeling van tags volgens een machtwet functioneert. “The most used tags are highly visible so likely to be used by other users, (few tags used by many). Then there will be a large number of tags that are used only by a few users, (many tags used by few). And finally there will be a huge number of tags that are used by just one or two users.” (Guy & Tonkin, 2006, p.3) Ze stellen deze functie visueel voor in volgende grafiek:
20
Fig 2.3. Populariteit van een willekeurige steekproef van tags op Flickr (Guy & Tonkin, 2006, p.3)
Guy en Tonkin (2004) stellen dat er op twee vlakken verbetering kan aangebracht worden: (1) Men kan de gebruiker gaan opleiden en motiveren om betere tags te hanteren en (2) de systemen gaan verbeteren om de tags automatisch beter te organiseren of te verwerken. Het eerste puntje blijkt moeilijk te operationaliseren aangezien veel sociale netwerksites al een aanbevelingspagina ter beschikking stellen om het taggen consistenter te maken, met bedenkelijke resultaten. De vraag is of de gebruiker hier tijd en moeite aan wil spenderen. Deze optie eist namelijk de mogelijkheid van de online gemeenschap om gezamenlijk regels en normen omtrent tags op te stellen en bovendien de bereidheid om deze dan ook op te volgen. In zijn blog over ‘tag literacy’ (Nl: ‘taggeletterdheid’) formuleert Ulises Ali Mejias (2005) een voorbeeld van een dergelijke lijst regels en normen. Hier zijn de hoofdpunten uit zijn lijst.
Beschouw tags als persoonlijk, maar tegelijk ook als sociaal.
Gebruik steeds de meervoudsvorm om categorieën te omschrijven.
Vermijd hoofdletters, tenzij bv. bij afkortingen of merknamen.
Denk specifiek, maar tegelijk ook algemeen.
Groepeer alledaagse uitdrukkingen door middel van een underscore.
Probeer indien mogelijk ook synoniemen toe te voegen.
Volg de vooropgestelde regels van de site.
Probeer mee te werken aan het onderhouden van alle tags.
21
De optie om verbeteringen aan het systeem aan te brengen lijkt eerder haalbaar dan het gedrag van de gebruiker te proberen veranderen. Zo, aldus Guy en Tonkin, kan er veel functionaliteit toegevoegd worden door de systemen ‘slimmer’ te maken. Slimme systemen kunnen bijvoorbeeld een simpele spellingscontrole houden bij ingegeven tags om het aantal fout gespelde woorden te minimaliseren. Een systeem zou ook gemakkelijk synoniemen, uitbreidingen van letterwoorden of veelgebruikte tags kunnen voorstellen aan de diegene die tags ingeeft. Dezelfde suggesties kunnen gedaan worden aan diegene die op tags zoekt. Op dezelfde manier zouden ook fout gespelde woorden moeten kunnen opduiken in de zoekresultaten. Een ander idee is het creëren van een discussieplatform waar gebruikers aan elkaar kunnen meedelen waarom ze bepaalde objecten op een bepaalde manier taggen en hierover in discussie treden. Op deze manier kunnen ideeën omtrent taggen met elkaar vergeleken worden en zal het systeem er uiteindelijk beter bij varen (Guy & Tonkin, 2004).
Optimalisering van folksonomieën is een zeer belangrijk onderwerp, waar veel te weinig aandacht vanuit academische kringen aan gegeven wordt. Vooral om op een efficiënte manier te kunnen navigeren in de oneindig lange staart van minder bekende cultuurproducten, in casu muziek, is een goed opgebouwde folksonomie een absolute vereiste. Vooral omdat veel aanbevelingssystemen, die nochtans de motor vormen bij de ontdekking van nieuwe onbekende artiesten, gebaseerd zijn op de folksonomie van de site.
2.4. Specifiek voor het ontdekken van nieuwe muziek: sociaalnetwerksites en aanbevelingssystemen. Via bovenbesproken folksonomische systemen is het nu mogelijk om in Anderson’s (2006) ellenlange staart te navigeren. Als het systeem goed uitgevoerd is, zal men snel vinden wat men zoekt ook al is het aanbod immens. Een goede zoekrobot, correct gehanteerde tags en een slim systeem dat de gebruiker via suggesties op het recht pad houdt, brengen de muziekliefhebber in een handomdraai bij zijn lievelingsnummers. Er is echter een verschil tussen vinden en ontdekken, in die zin dat het eerste ervan uitgaat dat men weet wat men zoekt, terwijl men bij het tweede de wil uitdrukt om iets nieuws te leren kennen (Gaffney, 2008). Dit ontdekken van muziek – en vooral van muziek uit de lange staart – is met de komst van Web 2.0 ook een stuk eenvoudiger geworden.
22
Vóór de uitvinding van het internet waren de tactieken om muziek te ontdekken heel anders en veel intensiever. Het ontdekken van nieuwe muziek was voor de gemiddelde liefhebber een kwestie van toevallige ontmoetingen in muziekwinkels, op de radio of in muziekmagazines. De meeste ontdekkingen werden gedaan door zogenaamde muziekexperts. De openbare identiteit van deze experts draait rond muziek en het ontdekken van muziek. Ze nemen veel voldoening in het opgraven van een stukje onbekende muziek en dit dan te delen met hun vrienden. Ze zijn dus bereid om intensief te zoeken naar optredens, niet-commerciële radiozenders, onbekende bands, gespecialiseerde tijdschriften, enz (Jennings, 2007)… De gemiddelde muziekliefhebber die openstond voor ontdekkingen had dus maar beter zo’n muziekliefhebber in zijn sociaal netwerk. Met de komst van internet is er natuurlijk veel veranderd, maar op veel toepassingen blijft het in de eerste plaats nog altijd enkel de muziekexpert die naar nichemuziek op zoek gaat en dit hoofdzakelijk via sociaalnetwerksites als MySpace of Facebook. Op dergelijke sites kan men vrienden maken buiten de fysieke wereld. Vervolgens kan men op hun profielen lezen over hun interesses - dus ook muzieksmaken – en zo doorklikken naar andere personen met dezelfde smaak. Als men vrienden heeft gemaakt met dezelfde smaak, kan men te weten komen naar welke artiesten ze luisteren om zo nieuwe, onbekende muziek te ontdekken. Dit vergt weliswaar een inspanning die voor een groot aantal personen een te hoge drempel vormt (Gaffney, 2008). Jennings (2007, p.10) noemt deze manier van werken TLC: Trying out, Links and Community. Bawden (1986) heeft het bij het proberen ontdekken van nieuwe muziek echter over 3 soorten van verkennen: (1) doelbewust verkennen, binnen een afgebakend, maar mogelijks breed gebied bewust zoeken naar nieuwe informatie; (2) willekeurig verkennen, op goed geluk bepaald materiaal doorzoeken en (3) aftastend verkennen, zoeken naar inspiratie voor een doelbewuste zoektocht.
In het Web 2.0-tijdperk is er een handig gereedschap ontwikkeld ten dienste van dit actief zoeken naar nieuwe muziek, namelijk de tag cloud (cfr. supra). Er bestaan tag clouds van gebruikers, van artiesten, van één enkel liedje of van een hele databank. Zo worden er meerdere toegangspunten gecreëerd naar de verschillende objecten in de databank. Een artiest (zie fig 2.2) kan tags opgekleefd krijgen die zijn muziekstijl omschrijven, zijn uiterlijk, zijn oorsprong, wat hij teweeg brengt en dergelijke meer. Al deze attributen zijn dus mogelijke toegangspunten naar de artiest. Door een systeem te hanteren met een gecontroleerde woordenschat beperkt men dus automatisch het aantal toegangspunten. Sociaalnetwerksites gespecialiseerd in muziek bieden dus een folksonomie aan met tag clouds die uitermate geschikt zijn om de lange staart van onbekende muziek af te reizen (Gaffney, 2008). Er zijn echter voor- en nadelen aan de tag cloud – of beter
23
gezegd: de tag cloud bewijst niet op elk vlak evenveel nut. Hier kwamen James Sinclair en Michael Cardew-Hall (2008) achter door een experiment uit te voeren waarbij de proefpersonen tijdens verschillende zoekopdrachten telkens de keuze kregen tussen een tag cloud en een klassieke zoekrobot als hulpmiddel. Uit het onderzoek bleek dat de proefpersonen meer nut ondervonden van de tag cloud bij zoekopdrachten naar algemene informatie, terwijl deze het wat liet afweten als men specifieke informatie moest vinden. Een bijkomend probleem was dat ongeveer de helft van de artikels niet toegankelijk was via de tag cloud. Wel prezen ze de tag cloud omdat ze fungeerde als een visuele samenvatting van de inhoud van de database, zodat ze in staat waren in te schatten waar ze moesten beginnen met hun zoektocht. Zo komt het potentieel van de tag cloud boven als zijnde deel van een tweedelige zoektocht: eerst verkennen waar er zoal gewenste informatie kan gevonden worden om daarna dan te specificeren met de zoekrobot. Het blijkt ook dat het gebruik van de tag cloud minder cognitieve inspanning vergt dan het bedenken van zoektermen. Ook voor zoekopdrachten in andere talen kan de tag cloud de weg vrijmaken (Sinclair & Cardew-Hall, 2008). Uit al deze bevindingen blijkt dat de tag cloud een zeer handig instrument is om te grasduinen in een onbekende muzikale omgeving. Voor mensen die een specifiekere zoektocht wensen of waarvoor de inspanning van het zoeken een te hoge drempel vormt, zal het echter een leeg instrument blijven.
Die laatste groep kan dan weer overtuigd worden door een mechanisme dat de gebruiker automatisch confronteert met mogelijk aangename ontdekkingen. Sites als Last.fm en Pandora maken gebruik van een aanbevelingssysteem dat suggesties oppert op basis van luistergewoontes van de gebruiker. Last.fm is een sociaalnetwerksite en tevens internetradio die de gebruiker nummers aanbiedt op basis van zijn voorkeuren en artiest- of tagkeuzes. Last.fm en het gebruikte aanbevelingssysteem wordt in hoofdstuk 4 onder de loep genomen. Pandora is ook een aanbevelingssysteem, maar concentreert zich niet op het sociale aspect. Het is tevens een internetradio die leert uit de luistergewoontes van de gebruiker, maar in tegenstelling tot Last.fm maakt Pandora geen gebruik van een folksonomie. De classificatie wordt verzorgd door een groep muziekexperts die zélf de muziek taggen. Hierbij kunnen ze gebruik maken van een kleine 400 vastgelegde attributen. Pandora maakt deel uit van het Music Genome Project, een project dat de basisattributen van muziek wil ontleden om dan later alle nummers hieraan te toetsen en in kaart te brengen (Gaffney, 2008; Knowles, 2007). Op de website van Pandora (2005-2008) staat te lezen: Together we set out to capture the essence of music at the most fundamental level. We ended up assembling literally hundreds of musical attributes or "genes" into a very large
24
Music Genome. Taken together these genes capture the unique and magical musical identity of a song - everything from melody, harmony and rhythm, to instrumentation, orchestration, arrangement, lyrics, and of course the rich world of singing and vocal harmony. It's not about what a band looks like, or what genre they supposedly belong to, or about who buys their records - it's about what each individual song sounds like. Aangezien een groep muziekexperts tags moeten toekennen aan elk nummer, is Pandora een tijdsintensief en dus behoorlijk duur project. Men gaat er kennelijk wel van uit dat het laten labelen door experts, die keuze hebben uit een vaste en op voorhand uitgedokterde lijst van attributen, de kwaliteit van de database – en dus van de aanbevelingen – ten goede moet komen. Gezien de vaste lijst aan attributen zou de database consistenter zijn en zou er minder ruis optreden, dan wanneer men de gebruikers op een ongecontroleerde manier hun gang laat gaan. De aanbevelingen worden naarmate de tijd vordert ook steeds nauwkeuriger, omdat de gebruiker gevraagd wordt om feedback te voorzien op de ontvangen suggesties. Pandora laat de gebruiker weliswaar niet toe om zelf muziek te uploaden, maar heeft zelf een uitgebreide collectie aan uitgebrachte muziek. De firma heeft hiervoor een akkoord getekend met de platenbazen om ermee op goede auteursrechtelijke voet te blijven. Dit brengt met zich mee dat de dienst enkel in de VS beschikbaar is (Collard, 2007; Knowles, 2007).
De voor- en nadelen van het gebruik van een folksonomie of het oordeel van een groep experts voor het aanleggen van een aanbevelingssysteem liggen voor de hand. Zoals eerder besproken is een folksonomie responsiever tegenover veranderingen en past ze zich tevens aan aan het taalgebruik van de gebruiker. Dit gaat echter ten koste van precisie en consistentie. Het is net deze precisie en consistentie waar sites als Pandora goed op scoren, maar dat staat dan tegenover een eerder rigide database en bovendien lopen de kosten snel op. Een samensmelting van beide systemen zou een mooi toekomstperspectief kunnen bieden (Gaffney, 2008).
25
3. Vier voorbeelden van internetgemeenschappen rond muziek: MySpace, Facebook, Last.fm en vi.be
In dit hoofdstuk brengen we het onderwerp terug op het actief zoeken naar en aanbieden van muziek. Eerst gaan we twee concrete voorbeelden bespreken, namelijk MySpace en Last.fm. Daarna nemen we de algemene karakteristieken van internetgemeenschappen onder de loep.
3.1. MySpace MySpace is oorspronkelijk opgericht als een site waarlangs onafhankelijke artiesten hun muziek konden verspreiden (Nyland, 2007), maar het is meer geworden dan dat. Het is een uitermate populaire sociale netwerksite waar gebruikers hun eigen profiel kunnen op aanmaken. Bovendien hebben ze de mogelijkheid om informatie, blogs of allerhande multimedia-inhoud in hun profielpagina te verwerken. Het netwerk zelf bestaat hoofdzakelijk uit het aan elkaar linken van gebruikers als zijnde ‘vrienden’. Iedere gebruiker heeft op zijn profiel een ‘vriendenlijst’ waarin hyperlinks staan naar de profielpagina’s van zijn vrienden. Vrienden wordt men door een andere gebruiker simpelweg te verzoeken vrienden te worden, waarop de laatste dan accepteert of weigert (Collard, 2007). MySpace richt zich hoofdzakelijk op jeugd en muziek maakt een belangrijk deel uit van het netwerk. De site biedt de mogelijkheid om een speciaal artiestenprofiel te maken, waar men algemene informatie over de band of artiest kan plaatsen, optredens aankondigen, fotoalbums aanmaken en vooral enkele nummers kan uploaden, die dan in een handige speler op de profielpagina terechtkomen. Hier dient de vriendenlijst hoofdzakelijk als een fanlijst, maar ook als een lijst waarmee men zichzelf kan linken met andere bands. Het feit dat deze dienst gratis is, heeft ertoe geleid dat zeer veel artiesten (groot of klein, onafhankelijk of onder platencontract) er gebruik zijn van gaan maken. Op deze manier kan hun muziek mensen bereiken die anders nooit of zeer moeilijk te bereiken zouden zijn. Meer zelfs, in de geschiedenis van MySpace hebben al meerdere artiesten succesverhalen geschreven puur dankzij hun aandacht op MySpace (bv. Arctic Monkeys)(Collard, 2007; Nyland, 2007). Het succes van de site en het marketingpotentieel dat dit met zich meebrengt is ook Rupert Murdoch niet ontgaan, die met zijn News Corp de site opkocht voor niet minder dan 580 miljoen dollar (www.newsweek.com).
26
3.2. Facebook Facebook werd in 2004 uit de grond gestampt als een netwerksite om sociale interactie onder studenten te vergemakkelijken. De site is nu reeds gegroeid tot een uitgebreide sociaalnetwerksite met 250 miljoen gebruikers. Facebook probeert bestaande fysieke relaties tussen mensen digitaal in kaart te brengen. De focus van Facebook ligt niet op muziek, maar op de sociale interactie tussen mensen. Er zijn vele applicaties, zoals het delen van foto’s en filmpjes, het sturen van berichten en een heleboel quizzen en spelletjes. Eén van de mogelijkheden is om een pagina aan te maken. Bedrijven, organisaties of muziekgroepen kunnen een dergelijke pagina aanmaken om aanwezig te zijn op Facebook. De andere gebruikers van Facebook kunnen vervolgens fan worden van dit bedrijf of muziekgroep en zo op de hoogte blijven van de nieuwtjes. De beheerder van zo’n fanpagina kan tekstjes, foto’s en filmpjes plaatsen op deze pagina. Het interessante is dat de fans dit ook kunnen, waardoor er een zeer natuurlijke interactie ontstaat tussen beide partijen. De beheerder van de pagina kan ook een muziekspeler met eigen muziek plaatsen op de fanpagina, een optie op maat gesneden voor muziekgroepen. Een andere optie is het aanmaken van evenementen, gekoppeld aan de fanpagina. Op deze manier kan een muziekgroep bijvoorbeeld optredens aankondigen (www.facebook.com)
3.3. Last.fm Last.fm, opgericht in 2002, is een grote sociaalnetwerksite draaiend rond muzieksmaak. Het gebruikt een aanbevelingssysteem dat zich baseert op de luistergewoontes van de gebruiker. Voor de aanbevelingen zelf zal het systeem parallellen trekken met andere gebruikers. Het is dus een sociaal aanbevelingssysteem (Gaffney, 2008). Of zoals Collard (2007, p.3) het stelt: “[…] if user A listens to artists 1,2 and 3, and user B listens to artists 2,3 and 4, Last.fm might recommend artist 4 to user A and artist 1 to user B.” De luistergewoontes kan Last.fm achterhalen door de gebruikers online radio’s aan te bieden waarop deze zijn voorkeuren kan duidelijk maken. Verder bestaat ook de mogelijkheid om een plug-in te downloaden die ongemerkt aan het systeem doorgeeft welke nummers de gebruiker afspeelt in zijn offline mediaspeler (bv. Winamp of iTunes). Op deze manier wordt een database van het luistergedrag van de gebruiker aangemaakt, die hij en de andere gebruikers trouwens ook zelf kunnen raadplegen op de site (Gaffney, 2008; Knowles, 2007). Wanneer het systeem gebruikersprofielen vergelijkt en significante gelijkheden opmerkt tussen gebruikers, zullen deze gebruikers aan elkaar voorgesteld worden als ‘buren’. Op deze manier kan men met weinig moeite nieuwe dingen leren kennen en bovendien is er een grote
27
kans dat men deze muziek goed vindt. Op dezelfde wijze kan de gebruiker zich ook aansluiten bij groepen die zich profileren op basis van voorkeur voor een bepaalde artiest, genre of op basis van leeftijd, locatie, hobby’s en dergelijke meer. Men kan dan trouwens ook het luistergedrag van de gehele groep raadplegen (Knowles, 2007). “All of these elements together make Last.fm a very complete music recommendation service, community, and online radio combined.” (Collard, 2007, p.3)
3.4 vi.be Vi.be is een project van Poppunt, in het leven geroepen om aandacht en speelkansen te creëren voor haar doelgroep, Vlaamse bands, muzikanten en dj’s. Op vi.be kunnen zij zichzelf dan ook in de kijker spelen. Vi.be biedt zowel aan de muzikanten als aan de organisatoren de mogelijkheid om een profielpagina aan te maken. Het is dan ook de bedoeling dat beiden hier gaan netwerken en samenwerken. Vi.be is naar eigen zeggen de Vlaamse muziekwereld online. Vi.be streeft ernaar een netwerk te zijn van muziekmakers, muziekliefhebbers en muziekorganisaties. Organisatoren, programmatoren, journalisten en allerhande mediamensen worden door Poppunt gestimuleerd om op vi.be op zoek te gaan naar goede bands. Via wedstrijden als vi.be ON AIR wordt ook telkens een selecteur op het platform losgelaten om drie bands uit te kiezen wiens liedje op Studio Brussel wordt gespeeld. Vi.be wordt nog uitgebreid behandeld in het tweede deel van deze verhandeling.
3.5. Internetgemeenschappen: zelfde eigenschappen als fysieke gemeenschappen? Kacper Poblocki (2001) schreef een interessant werk waarin hij de sjabloon van klassieke sociologische studies over gemeenschappen probeert toe te passen op internetgemeenschappen. Meer bepaald op het netwerk van Napster (cfr. supra). Met andere woorden probeert hij dus te toetsen in welke maten karakteristieken van gemeenschappen uit de ‘echte’ wereld gelden voor internetgemeenschappen. Hij start bij het werk van Ferdinand Tönnies. Tönnies was één van de eersten en invloedrijkste om een theorie te schrijven over gemeenschappen. Hij maakt een onderscheid tussen Gemeinschaft en Gesellschaft (wat we zouden kunnen vertalen als ‘gemeenschap’ en ‘samenleving’), waarbij hij stelt dat het eerste aan het evolueren is in het tweede (zijn werk dateert uit het einde van de 19de eeuw). Een Gemeinschaft staat voor een kleine, sterk verweven, homogene, landelijke gemeenschap, gebaseerd op emotionele banden en
28
gemeenschappelijke gebruiken. Een Gesellschaft daarentegen is groot, los, heterogeen, stedelijk, gebaseerd op gereguleerde concurrentie en gevarieerde praktijken. Lang – en voor een groot deel nu nog – heeft men in academische kringen een dergelijke tweedeling gehanteerd en heerste er een afkeer of angst voor de laatste vorm van samenleving, waar anonimiteit, atomisering, rationalisering en individualisering troef zijn. Ook internetgemeenschappen worden dikwijls met dit soort argwaan bekeken (Brint, 2001).
Een andere belangrijke dichotomie komt van Emile Durkheim (1949, 1951). Hij maakt een verschil tussen mechanische en organische solidariteit. Ook hij ziet de maatschappij evolueren, maar dan van een gemeenschap verbonden door mechanische solidariteit (banden gebaseerd op gelijksoortigheid) naar een gemeenschap verbonden door organische solidariteit (personen met zeer verschillende eigenschappen worden aan elkaar gebonden en functies en taken worden verdeeld). Het feit dat hij oog heeft voor de relaties tussen de groepsleden is een belangrijk gegeven om straks op internetgemeenschappen toe te passen. Verder geeft hij ook nog 6 variabelen die een gemeenschap (zoals de Gemeinschaft) omschrijven (Poblocki, 2001): 1. hechte en veeleisende sociale banden 2. sociale gehechtheid aan en betrokkenheid in instituties 3. rituele gebeurtenissen 4. kleine groep 5. perceptie van gelijksoortigheid wat betreft fysieke eigenschappen, expressieve stijl, levenswijze of historische ervaringen van anderen. 6. gemeenschappelijk geloof in een ideeënsysteem, een morele orde, een institutie of een groep. De eerste vier variabelen behandelen de structuur, terwijl de laatste twee eerder het culturele aspect omschrijven. Uiteraard zijn niet altijd alle variabelen (even sterk) aanwezig (Durkheim, 1949, 1951; Poblocki, 2001).
Het lijkt echter behoorlijk onrealistisch dat alle individuen slechts tot één groep zouden behoren. Meer zelfs: het pluralisme van verschillende gemeenschappen is net zeer karakteristiek aan de hedendaagse samenleving. Iedereen behoort (bewust of onbewust) tot meerdere gemeenschappen. Daarom nam Brint (2001) de 6 variabelen van Durkheim, voegde er nog vier bij. De vier extra variabelen die de Gemeinschaftachtige gemeenschap beschrijven zijn (7) geografisch geconcentreerd, (8) plaatsgebonden i.p.v. gekozen, (9) relatief frequente interactie en (10)
29
voldoende face-to-faceïnteractie. Naargelang de score op de 10 variabelen, kwam Brint op een typologie van 5 soorten gemeenschappen. 1. collectief/commune (lijkt op de Gemeinschaft van Tönnies) 2. plaatsgebonden gemeenschap 3. verkozen gemeenschap (gebaseerd op bepaald geloof of activiteit) 4. verbeelde gemeenschap (gebaseerd op geloof, geen face-to-face) 5. virtuele gemeenschap (gebaseerd op activiteit, geen face-to-face)
Poblocki ging niet volledig akkoord met hoe Brint verbeelde en virtuele gemeenschappen omschreef. In navolging van Anderson (1991) stelt Poblocki dat verbeelde gemeenschappen gebaseerd zijn – en énkel gebaseerd zijn – op een bindmiddel zoals een massamedium en niet zozeer op een geloof, tenzij een geloof in het bestaan van de verbeelde gemeenschap. In die zin, aldus Poblocki, is een internetgemeenschap een verbeelde gemeenschap en geen virtuele gemeenschap zoals men intuïtief zou vermoeden. Op zoek naar de variabelen die een internetgemeenschap als Napster kunnen omschrijven gaat hij de gemeenschap zowel langs buiten als langs binnen bekijken en komt in totaal op 13 variabelen. Zeven algemene variabelen voor
verbeelde
gemeenschappen
en
zes
variabelen
die
specifiek
gelden
voor
netwerkgemeenschappen. In zijn werk The Napster Network Community toetst hij deze variabelen aan de Napstergemeenschap (Poblocki, 2001). Wij geloven dat deze veel gemeen heeft met gemeenschappen van sociaalnetwerksites als MySpace of Last.fm, maar omdat hier en daar belangrijke verschillen opduiken, toetsen we de variabelen voor de zekerheid toch rechtstreeks aan sociaalnetwerksites. 1.
verbeelding van andere leden enkel dankzij het gedeelde massamedium. Men komt steeds in contact met andere gebruikers via hun profiel. Men kent de andere gebruikers (doorgaans) ook niet uit de fysieke wereld. De personen worden zelfs ‘echt’ als men er mee gaat communiceren via ‘interface-to-interfacecontact’.
2.
massaceremonie voor gebruik van het medium. Iedereen in de gemeenschap moet exact dezelfde handelingen doorlopen. De interface is voor iedereen gelijk en de banale handelingen die uitgevoerd en herhaald worden door álle leden hechten de leden van de gemeenschap aan elkaar.
3.
verkozen in plaats van natuurlijk. Het is een vrije keuze om zich in of uit te schrijven op sociaalnetwerksites als MySpace of Last.fm.
4.
gebaseerd op activiteit in plaats van op geloof. De mensen die deelnemen aan sociaalnetwerksites doen dit doorgaans uit praktische overwegingen zoals nieuwe
30
muziek leren kennen, eigen muziek promoten, muziek beluisteren, andere mensen leren kennen, … en niet zozeer uit gedeelde idealen. 5.
geografisch eerder verspreid. Leden van sociaalnetwerksites spreiden zich over heel de wereld uit, maar langs de andere kant komt het bij sites als MySpace vaak voor dat men op zoek gaat naar andere leden uit dezelfde gemeente, hetzelfde land of leden die dezelfde taal spreken. Zeker bij muzieksites heeft dit de meerwaarde dat men de bands makkelijker live aan het werk kan zien.
6.
geen of weinig face-to-faceïnteractie. Sommige mensen kennen elkaar van in de fysieke wereld of ontmoeten elkaar in de fysieke wereld nadat ze kennismaakten op een sociaalnetwerksite. Dit lijkt echter eerder uitzondering dan regelmaat, maar als het om muzieksites gaat, moet opgemerkt worden dat leden elkaar wel kunnen ontmoeten op optredens. Op dit vlak zijn sociaalnetwerksites geen zuiver verbeelde gemeenschappen.
7.
relatief onfrequente interactie. Er is een niet te verwaarlozen gedeelte van de leden die de sociaalnetwerksites dagelijks bezoekt. Ook al bezoekt het grootste deel de site niet frequent, is het hier toch ook moeilijk te stellen dat deze variabele volledig volbracht is.
8.
beperkte, zwakke, gespecialiseerde banden. De overgrote meerderheid van de banden die men met andere leden van de gemeenschap heeft is inderdaad zwak en gespecialiseerd. Men kan uiteraard een vriendenlijst of een ‘burenlijst’ (cfr. Last.fm) aanleggen, maar dit zal eerder uit eigenbelang zijn dan om de band te versterken.
9.
vaak veranderende leden. Ook deze variabele gaat niet helemaal op voor sociaalnetwerksites. Poblocki hanteerde deze variabele bij Napster omdat het hier belangrijk is dat de gebruiker online is, waardoor men inderdaad een vaak wisselend ledenbestand heeft. Bij sociaalnetwerksites is deze vereiste er niet en ondanks het feit dat er op regelmatige basis mensen zich in of uitschrijven, blijft het grootste deel van het ledenbestand onveranderd.
10.
niet plaatsgebonden. (cfr. variabele 5)
11.
eerder privaat dan openbaar. Hier valt een interessante paradox te ontdekken. Ondanks het feit dat sociaalnetwerksites in theorie volledig anoniem zijn (of toch zeker in de mate dat men dat zelf wenst), zijn de profielen voor werkelijk iedereen zichtbaar. Op Last.fm bijvoorbeeld wordt ieders luistergedrag openbaar gemaakt, maar men kan wel met een pseudoniem inschrijven om de anonimiteit te bewaren.
31
12.
meestal groot in aantal. Sociaalnetwerksites teren op grote ledenaantallen, zeker sites die rond muziek draaien worden interessanter naarmate het ledenaantal groter wordt. Populaire sites als MySpace en Last.fm hebben beide meerdere miljoenen leden.
13.
amper perceptie van gelijksoortigheid wat betreft fysieke eigenschappen, expressieve stijl, levenswijze of historische ervaringen van anderen. Het spreekt voor zich dat de leden van dergelijke sociaalnetwerksites een enorm heterogene groep vormen
met
verschillende
smaken,
verschillende
ervaringen,
verschillende
levensstijlen, enz…
32
4. Muziekpromotie via internet
In dit hoofdstuk werpen we een blik achter de schermen van de muziekindustrie. Met alle besproken mogelijkheden die internet te bieden heeft, stelt zich de vraag hoe men die nu best kan aanwenden om muziek te promoten, om veel aandacht te krijgen en om ervoor te zorgen dat de muziek het gewenste publiek bereikt. Eerst gaan we de relaties binnen de muziekindustrie blootleggen en de problemen, die zich sinds de komst van internet gesteld hebben, bespreken. Daarna worden mogelijke tactieken en regelmatigheden voor promotie via internet uitgelegd.
4.1. De muziekindustrie De muziekindustrie heeft de laatste jaren veel zien veranderen. Met de komst van internet zijn de mogelijkheden tot productie en distributie sterk gewijzigd en op het eerste zicht komt dit de platenmaatschappijen niet ten goede. Nochtans is de muziekindustrie nog in bloei en zijn er op internet nog grote kansen weggelegd. Figuur 4.1 stelt de wegen voor die muziek kan afleggen van artiest tot consument. Meestal is het de artiest die met voorbeelden van zijn muziek naar een uitgever of een platenfirma stapt.
Fig 4.1: Structuur van de muziekindustrie (Dolfsma, 2005)
33
Dit is de eerste ‘gate’ en het is dus cruciaal om de rest van het proces in gang te zetten, dat de muziek door deze gate raakt. Als de uitgever of platenfirma de muziek belovend vindt, kan er een contract getekend worden en kunnen de opnames beginnen. Nu is het aan de platenfirma om promotie te maken voor het nieuwe album, zowel naar de media toe als naar de muziekwinkels. Het feit dat er zoveel gatekeepers zijn waar de muziek zich moet doorworstelen is typisch aan de entertainmentsector. Slechts enkele van de vele pogingen vinden in deze industrie hun weg naar de consument. Media, cd-handelaars, organisatoren van optredens, … moeten allen meewerken om een succes te maken van een bepaalde uitgave (Dolfsma, 2005). Met de komst van internet echter is de weg naar de consument veel eenvoudiger geworden voor de artiest. Om te beginnen zijn de productiemiddelen gedemocratiseerd zodat de artiest zelfstandig opnames, een uithangbord op internet, reclamecampagne en dergelijk kan maken. Bovendien zijn de distributiekosten gratis of zo goed als gratis, wat de nood aan de intermediairs wegneemt. De muziek hoeft niet meer door alle gates te geraken om de consument te bereiken en de macht van de platenmaatschappijen over de muzikant is aanzienlijk verkleind (Dolfsma, 2005; Knowles 2007). Terwijl de platenfirma’s traditioneel nagenoeg alle verspreide muziek in handen had en zo onrechtstreeks ook de muzikant zelf, merken we nu dat zowel de muzikant als het publiek zelf een grotere macht is toebedeeld en dat de platenmaatschappijen hun tactieken zullen moeten wijzigen als ze hun positie willen behouden. Jeremy Silver, ondervoorzitter van New Media, EMI, werd door Collard (2007) als volgt geciteerd: “The threat to the music industry is not MP3s, but the arrival of a consumer distribution channel that is not controlled by the music industry.” Aangezien de platenfirma’s weinig of geen ervaring hebben met online verkoop van muziek, stelt zich het bijkomende probleem dat ze moeten samenwerken met bestaande online bedrijven (bv. Apple om via iTunes te verkopen), waardoor ze de winst moeten delen (Lam & Tan, 2001). Een ander probleem waar de muziekindustrie mee kamt, buiten het verliezen van haar controlepositie op de markt, is het feit dat internet piraterij sterk vergemakkelijkt. Via peer-topeernetwerken als Napster of Kazaa worden honderden miljoenen bestanden uitgewisseld, maar men is er nog niet uit of het illegaal downloaden van muziek effect heeft op de verkoopcijfers. Men heeft kunnen aantonen dat de winstcijfers van de muziekindustrie de laatste jaren gedaald zijn (Keegan, 2004), maar of het illegaal downloaden daar de oorzaak van is, is moeilijk te bewijzen. Sommige onderzoeken beweren zelfs dat het grootste deel van de Napstergebruikers evenveel of zelfs meer muziek aankopen dan toen ze nog geen Napster gebruikten en dat een bepaalde hoeveelheid piraterij de verkoop ten goede kan komen (Collard, 2007; Dolan, 2005).
34
Dolan (2005) zet de noden van de muziekindustrie, de artiest en de consument mooi op een rij: Noden van de industrie:
Moet een realistisch inkomstenplan opstellen
Moet de samenwerking met de artiest behouden (artiest mag niet rechtstreeks naar het publiek stappen)
Moet zowel de artistieke controle over de artiest als de auteursrechtelijke controle over de consument afzwakken
Noden van de artiest:
Meer eigendomsrecht op muziek
Hoger percentage van de inkomsten
Grotere contractflexibiliteit
Meer marketingopties (zoals rechtstreeks contact met het publiek via internet)
Noden van de consument:
Muziek (overal en gelijk wanneer)
Online verkoop van muziek moet goedkoper zijn dan cd’s
Volledige flexibiliteit in verkoop van en toegang tot muziek
Een dichtere relatie met de muzikant
De mogelijkheid van de artiest om rechtstreeks naar zijn publiek stappen, doet vermoeden dat het einde van de intermediaire instellingen aangebroken is. Nochtans zijn er nog belangrijke functies weggelegd voor hen, als ze tijdig op de kar springen tenminste. Met de sterk gedaalde productieen distributiekosten zijn er namelijk veel kleine platenfirma’s op de markt gekomen, die snel in aandeel kunnen stijgen. De grote maatschappijen zullen zich dus snel moeten aanpassen en hun plaats innemen. En dit kan. Er is namelijk een enorm aanbod van artiesten op internet, waardoor de klassieke intermediairs kunnen helpen met de selectie en kwalificatie van die informatie. Ze kunnen hun financiële capaciteiten en hun naambekendheid gebruiken om respect en geloofwaardigheid te krijgen van de consument. Op deze manier kunnen de maatschappijen tevens verhinderen dat de nieuwe onlinespelers een te sterke positie kunnen inwinnen. Wel is het nog belangrijk om te melden dat een dergelijke positie en geloofwaardigheid heden een vluchtiger concept is geworden. Het publiek op internet is namelijk veel mondiger geworden en
35
kan snel naar alternatieven overschakelen indien het niet tevreden is over bepaalde diensten. Het publiek is met andere woorden machtiger geworden (Dolfsma, 2005).
4.2. De dynamiek van muziekpromotie via internet Over de promotie van muziek via internet is zoals gezegd nog niet veel geschreven, maar er zijn wel een aantal belangrijke bevindingen te vermelden. Eerst en vooral is het belangrijk om in het achterhoofd te houden dat mensen steunen op de mening van anderen als het om ervaringsgoederen gaat, aangezien de kwaliteit van dergelijke goederen moeilijk zelf te bepalen is vóór aankoop (Dhar & Chang, 2007). Daarom houden ze rekening met de mening van anderen bij hun beslissing. Nochtans vinden Duan et al. (2005) dat de online beoordelingscijfers voor films geen significante invloed heeft op bioscoopcijfers. Het aantal geposte berichten daarentegen is wel een significante factor. Een verklaring hiervoor zou zijn, dat de gebruiker meerdere bronnen heeft om een oordeel te vellen over een bepaalde film en dat online waardeoordelen van onbekenden dan niet zo’n grote impact hebben. Meningen van mensen van wie men weet dat ze gelijkaardig zijn krijgen namelijk meer gewicht in het uiteindelijke oordeel. Het aantal berichten echter geeft aan hoeveel interesse er in een bepaalde film is, ongeacht de beoordeling ervan. Aan de andere kant vinden Chevalier en Mayzlin (2006) in hun onderzoek over boekenverkoop wel dat zeer negatieve recensies op internet een grotere impact hebben dan zeer positieve recensies.
In hun onderzoek over user-generated content (d.i. blogs, sociaalnetwerksites, …) gaan Dhar en Chang (2007) na op welke manier blogs een impact hebben op de verkoop van muziek. De resultaten geven aan dat de aandacht die een bepaalde artiest of cd-uitgave op blogs krijgt een zeer significante voorspeller is van verkoopcijfers. Meer bepaald: hoe meer blogberichten er geschreven worden over een publicatie, hoe hoger de verkoopcijfers zullen zijn. In tegenstelling tot wat Duan et al. (2005) vonden bij boekenverkoop, blijkt het gemiddelde waardeoordeel wel significant is, terwijl het aantal consumentenrecensies dit net niet is. Dhar en Chang (2007) hebben ook onderzocht of het aantal MySpacevrienden van een bepaalde band ook een significante voorspeller is, maar dit kon het onderzoek noch bevestigen, noch weerleggen. Het probleem is dat, naarmate mensen de relatie tussen blogberichten of MySpacevrienden en verkoopcijfers gaan inzien en deze gegevens dus zelf gaan beginnen manipuleren, dat de voorspellende kracht ervan verdwijnt. Zo kan een artiest zelf een enorm aantal vrienden toevoegen op MySpace of zelf blogs beginnen schrijven enkel om het aantal te verhogen, maar dit zal weinig of geen effect hebben op de verkoopcijfers.
36
Een tweede interessant onderwerp is de macht die de muzikant verworven heeft door de komst van internet. De greep van de muziekindustrie is verzwakt omdat de muzikant nu de mogelijkheid heeft om zijn muziek rechtstreeks in contact te brengen met zijn publiek. Dit geeft de muzikant meer controle inzake creativiteit. Platenfirma’s hebben de neiging om de artiest te sturen en in zekere mate zijn muziek te controleren, maar nu de muzikant minder afhankelijk is van de platenfirma’s, kunnen ze deze controle weer in eigen handen nemen (Pfahl, 2005). Michael Pfahl (2005) raadt muzikanten aan om - tegen de logica van de industrie in - hun muziek gratis aan te bieden aan de consument, om zo de aandacht te trekken en een positief imago te bewerkstelligen. Bands als The Grateful Dead hebben deze tactiek al toegepast en het heeft hen geen windeieren gelegd. De media-aandacht zorgde ervoor dat ze een heleboel volgelingen kregen, artiesten en fans. Hier duikt uiteraard het financiële probleem op. Een muzikant moet ook zijn brood verdienen en theorieën verdedigen de stelling dat artiesten ontmoedigd zullen worden om creatieve inspanningen te doen als daar geen vergoeding voor in de plaats staat (Dolfsma, 2005). Echter, indien een muzikant zijn muziek gratis aanbiedt en zo voldoende aandacht krijgt, zullen zijn mogelijkheden tot optredens en verkoop van eventuele merchandise gevoelig stijgen. Dit leidt op zijn beurt dan tot hogere inkomsten. Bovendien wordt, naarmate zijn achterban groter wordt, zijn onderhandelingspositie tegenover platenfirma’s gevoelig verstevigd waardoor hij voor naar een hoger percentage van de opgestreken winst kan streven (Dolfsma, 2005).
De vraag stelt zich nu hoe men als onbekende artiest opgemerkt kan worden. We hadden het al over de lange staart (Anderson, 2006) en hoe deze een enorme hoeveelheid artiesten inhoud. We bespraken ook de middelen tot navigatie door en ontdekking van onbekende muziek. Het is nu de bedoeling dat de artiest deze navigatiesystemen in zijn voordeel leert te gebruiken. Een goede aanwending van folksonomieën en aanbevelingssystemen kan van Web 2.0 de beste vriend van de muzikant maken. Hierover werd echter geen literatuur gevonden. We kunnen enkel verwijzen naar een interessante quote van David Weinberger uit zijn boek “Everything is Miscellaneous”, geciteerd in Gaffney (2008, p.16). Het gaat hier over de verkoop van een digitale camera, maar de logica gaat ook op voor de verkoop of ontdekking van muziek. “it's to our advantage to hang information from as many branches as possible. If you get a new Casio digital camera to sell...you'll want to list it under as many categories as you can think of, including, cameras, travel gear, Casio products, graduation gifts, new items, sale
37
items, and perhaps even sports equipment. Hanging a leaf on multiple branches makes it more findable.” (p. 103-4)
38
ONDERZOEK
39
1. Inleiding Dit exploratief onderzoek heeft als subject de site vi.be (cfr. supra). Meer bepaald zal worden afgetast hoe deze site wordt onthaald en gebruikt. Het onderzoek bestaat uit twee delen: de visie van één van de bezielers en beheerders van vi.be, Joachim Wemel komt in deel één aan bod. Hier wordt op zoek gegaan naar de achterliggende waarden en doelen van vi.be, naar het ontstaan van vi.be, naar de mogelijkheden die de toekomst nog biedt voor de site, maar ook naar wat er mank loopt, wat beter kan. In het tweede deel wordt er een reeks bands onder de loep genomen. Via face-to-face-interviews proberen we te achterhalen wat de algemene attitude tegenover vi.be is. We proberen ook regelmatigheden in gebruik bloot te leggen en peilen onder andere naar de algemene verwachtingen wat betreft de impact en de effectiviteit van de site. In het besluit zullen we de resultaten van deze twee delen tegenover elkaar plaatsen en regelmatigheden neerschrijven. We zullen de resultaten ook in een groter kader plaatsen. Gezien de exploratieve aard van dit onderzoek wordt het vooral een aftasten naar wat leeft bij de gebruikers van netwerksites in het algemeen en concreet van vi.be.
2. Methode
2.1. Steekproef Uiteraard word voor het eerste deel van het onderzoek geen steekproef getrokken. Dit deel bestaat enkel uit een face-to-face-interview met Joachim Wemel. Na overleg met Poppunt, bleek Joachim de geschikte persoon voor dit interview. Joachim is content manager, hoofdredacteur van Poppunt Magazine en webmaster van poppunt.be en vi.be.
Het tweede deel vereiste een steekproef uit alle bands die op vi.be aanwezig zijn. Op het moment dat de steekproef genomen werd, waren er 1450 bands te vinden op vi.be. Er werd gekozen om twaalf bands te interviewen en dit omdat er voldoende bands in de steekproef moeten zitten om de resultaten te kunnen veralgemenen. Aangezien de interviews met de bands in persoon worden afgenomen, moet de grootte van de steekproef bovendien beperkt blijven, gezien de arbeidsintensieve aard van deze methode. De lijst van de populatie (alle bands die op vi.be te vinden zijn) is via de site bemachtigd kunnen worden. De site heeft een zoekfunctie beschikbaar
40
en wanneer men alle zoekcriteria en invulvelden leeg laat, krijgt men een lijst van alle aanwezige bands als resultaat. Vervolgens werden op http://www.random.org twaalf willekeurige getallen van 1 tot en met 1450 opgevraagd, die volgens de rangorde van de zoekresultaten overeen stemden met 12 bands. De bands in de zoekresultaten werden trouwens gerangschikt volgens populariteit, d.i. het aantal keren dat hun profielpagina bezocht is. Van deze bands werden contactgegevens bemachtigd – deze waren dikwijls op vi.be zelf te vinden – en vervolgens werd een e-mail gestuurd met de vraag om deel te nemen aan het onderzoek.
“Beste,
mijn naam is Tom Tilley en ik ben laatstejaarsstudent Communicatiewetenschappen in Gent. Mijn thesis gaat over de invloed van Web 2.0 op de promotie van muziek via internet. Concreet ga ik een gebruikersgericht onderzoek voeren rond 'vi.be'
Ik heb een steekproef van 12 bands genomen uit alle gebruikers van vi.be en (naam van de band) zit er bij. Mijn vraag is dan ook of jullie het zien zitten om wat tijd vrij te maken voor een interview over hoe jullie gebruik maken van vi.be en hoe jullie het platform ervaren. Dit interview zal normaliter minder dan twee uur in beslag nemen
Als jullie instemmen, is het aan jullie om plaats en datum voor te stellen. Ik ben mobiel en flexibel. Het is niet nodig dat heel de band aanwezig is. Altijd leuk, maar als de mensen die zich met het profiel op vi.be bezighouden aanwezig zijn, is dat al meer dan voldoende. Voor mij geldt 'hoe sneller, hoe liever', maar alles hangt uiteraard van jullie agenda af. Bekijk het eens rustig en laat maar weten.
Als jullie het niet zien zitten, zouden jullie het dan ook kunnen laten weten? Dan kan ik nog een andere band contacteren.
Alvast ongelooflijk bedankt!” (uit de e-mail die naar de bands uit de steekproef is gestuurd)
Uit de eerste trekking waren er reeds vijf bands die bereid waren om mee te werken, namelijk Arquettes (Gent), Soulthrash (Oostrand), Undefined (Leuven), One Way Fiction (Blankenberge) en Billy The Kill (Sint-Niklaas). Voor de tweede trekking werden volgens het zelfde principe vijf nieuwe willekeurige nummers getrokken. Uit deze steekproef bleken drie bands in te stemmen
41
om geïnterviewd te worden: Red Fungus (Roeselare), Aedo (Vlaams Brabant) en Douglas Firs (Meise). De volgende trekking leverde twee bands op, namelijk Amorphous (Sint-Truiden) en Pratje Para (Gent). De vierde en de zevende trekking leverden telkens één band op: respectievelijk Lilly In The Basement (Gent) en Mon-O-Phone (Hasselt). In totaal dus twaalf bands. De steekproef heeft bovendien - louter per toeval - een min of meer uitgebalanceerde geografische spreiding.
2.2. Opzet In het eerste deel van het onderzoek gaan we met de beheerder van vi.be praten om te achterhalen hoe vi.be ontstaan is en wat de achterliggende filosofie is. Wat zijn de doelstellingen, wat zijn de sterktes en zwaktes, m.a.w. wat kan beter? Wat zijn de plannen voor de toekomst? Hoe kunnen muzikanten de site best gebruiken om het potentieel eruit te halen? Welke acties lopen er op vi.be? Op welke manieren wordt de site gepromoot? Wie zorgt voor de technische ondersteuning? Enzovoort. Het opzet van het tweede deel van onderzoek is om tendensen op vlak van attitude tegenover en gebruik van vi.be bloot te leggen bij de gebruikers. Via face-to-face-interviews met de bands wordt geprobeerd te achterhalen wat de gebruikers vinden van vi.be: wat zijn de sterke kanten en wat zijn eerder de minpunten. We peilen naar de ervaringen wat betreft gebruiksvriendelijkheid en effectiviteit. We laten de respondenten vertellen hoe ze vi.be leren kennen hebben en wat de beweegredenen waren om een profielpagina aan te maken. Ook proberen we te achterhalen welke promotiestrategie de bands hanteren op vi.be en hoe intensief ze hun profielpagina onderhouden. We bespreken ook het feit dat vi.be enkel Vlaams is en peilen naar de attitudes hieromtrent. Verder vragen we ons ook af hoe de respondenten omgaan met de aanwezigheid van organisatoren en fans op de site, wat ze de grote verschilpunten vinden met andere netwerksites als MySpace en Facebook en of ze nog suggesties hebben naar de beheerders van vi.be toe. Ten slotte vragen we ons af hoe ze omgaan met het feit dat vi.be vraagt om enkel vriendschapsbanden aan te gaan als deze een echte relatie in de fysieke wereld weerspiegelen. Het einddoel van dit onderzoek is het schetsen van wat leeft onder de Vlaamse muzikanten wat betreft het gebruik van sociaalnetwerksites, in casu vi.be. We proberen de attitudes en strategieën in kaart te brengen en we proberen elke regelmatigheid in de antwoorden van de respondenten bloot te leggen. Een tweede doel is om deze attitudes, strategieën en tendensen tegenover de opzet van de beheerders van vi.be te plaatsen om zo eventuele tegenstrijdigheden aan te duiden of
42
net te constateren dat beide vrijwel gelijk lopen. Op het einde proberen we de onderzoeksresultaten eventueel te generaliseren.
2.3. Materiaal en procedure Er werd voor persoonlijke interviews gekozen omdat men op deze manier veel informatie kan bekomen van de respondenten. Bovendien waren er geen precedenten van dit soort onderzoek en konden de antwoorden absoluut niet voorspeld worden. Gezien de exploratieve aard van het onderzoek schikte het ook best om de onderzoeker en de respondent vrij te laten om af te wijken van een vaste vragenlijst en vrijuit verschillende onderwerpen te kunnen aansnijden. Er werd uiteraard op voorhand een vragenlijst opgesteld met verscheidene hoofd- en bijvragen, maar naargelang de antwoorden van de respondent werd nog doorgevraagd of afgeweken van het onderwerp. Wij verwachtten op deze manier de meest waardevolle informatie te bekomen. Er werd aan de respondenten gevraagd om plaats en tijdstip voor te stellen en vervolgens ontmoette de onderzoeker hen aldaar. De onderzoeker had de vragenlijst bij de hand en de gesprekken werden opgenomen. De interviews duurden gemiddeld ongeveer één uur. Eenmaal afgerond werden deze getranscribeerd en geklasseerd. Vervolgens werden de regelmatigheden en curiositeiten opgezocht. Deze vormen dan de onderzoeksresultaten.
3. Resultaten
3.1. Interview met de beheerder Joachim Wemel (27) werkt sinds februari 2007 bij Poppunt en is een van de oprichters van vi.be. Ook nu nog bestaat zijn werk bij Poppunt er onder andere in de site te onderhouden en nieuwe ideeën op en rond de site te bedenken en te lanceren. Om meer te weten te komen over de streefdoelen en achterliggende denkwijzen van vi.be, was hij dus de ideale gesprekspartner. Het interview leverde de volgende inzichten op. Het idee achter vi.be is er gekomen tijdens een brainstormsessie over de missie van Poppunt en het waarom van poppunt.be. Er werden duidelijk twee lijnen onderscheiden: informatie ontsluiten (wat toen al gebeurde op de poppuntsite) en exposure creëren voor de doelgroep van Poppunt, namelijk muzikanten, bands en DJ’s. Er liepen toen ook al een aantal projecten (demopol, 100%
43
puur, … ), maar er waren op internet nog mogelijkheden die toen nauwelijks of niet benut werden. Er bestond een online database van muzikanten, maar het zou niet meer van deze tijd zijn om dat te beperken tot een naam, een adres, een telefoonnummer en een muziekgenre, aldus Joachim. Het was ook de periode dat MySpace op kruissnelheid kwam. Er werd dan ook interesse opgewekt in die modellen waarbij de informatie niet beperkt wordt tot droge gegevens, maar waarbij deze aangevuld wordt met muziek en foto’s en … Er werd dan nagedacht over hoe bands zich willen presenteren en over hoe mensen die bands zoeken die informatie willen gepresenteerd zien? Een programmator gaat volgens Joachim liever op een multimediaal platform zoeken dan in een adressenlijst.
“We zijn er snel achtergekomen dat alles combineren in één website niet zo’n goed plan was. Dat was mogelijk, maar we zijn onmiddellijk een stap verder gaan denken, omdat de doelgroepen van de twee grote lijnen niet echt parallel liepen. De poppuntsite is naar bands en dj’s gericht, maar het ander luik moest ook het publiek en de muzieksector betrekken. Het was geen noodzaak dat die twee extra doelgroepen de poppuntsite gingen bezoeken. Wij werken niet specifiek voor hen. Na twee dagen intensief brainstormen hebben we beslist om de twee concepten als zustersites naast elkaar te creëren. Wat oorspronkelijk een plan was om in een half jaar te realiseren is uiteindelijk uitgelopen tot 2 jaar.” (Joachim, Poppunt)
De taak van Poppunt is om de muzikanten, bands of DJ’s in de schijnwerper te zetten. Dit wil niet noodzakelijk zeggen dat ze op de radio moeten komen of in de pers verschijnen. Er wordt gewoon aandacht gegenereerd voor dat segment. De projecten die voordien liepen bereikten echter altijd maar een deel van de doelgroep. De demopoll zette wekelijks drie bands in de schijnwerpers en met de 100%puur-tournee (dit is een tournee met de finalisten van de provinciale popconcours) werd er steeds 2 jaar lang met de zelfde 50 bands gewerkt. Die acties zijn feitelijk dus relatief beperkt.
Met vi.be wouden we onszelf als filter er van tussen laten en de kansen veel breder, veel meer voor iedereen beschikbaar stellen. Vroeger had je enkel 100%puur en Youngtalentcorner als projecten om speelkansen te genereren, terwijl je nu een platform hebt waar meer dan 2000 bands op zitten en waar wekelijks programmatoren op komen scouten en bands selecteren los van de bands die in 100%puur zitten. (Joachim, Poppunt)
44
Op deze manier probeert Poppunt kansen aan te bieden aan iedereen die op vi.be zit. Er worden ook mechanismes bedacht in de projecten, waardoor ze beter bereikbaar zijn voor iedereen, waardoor de drempel om mee te doen lager ligt. Zo bijvoorbeeld wordt de demopoll vervangen door vi.be ON AIR, waarbij elke week een selecteur op het hele platform wordt losgelaten. Zij kunnen een bekendere band uitkiezen, maar ook een volstrekt onbekende band. Vi.be ON AIR is de opvolger van de Demopoll, een wekelijkse liedjesverkiezing georganiseerd door Poppunt in samenwerking met Studio Brussel. Het concept was simpel: bands ter lande stuurden een cd’tje met drie nummers en een motivatiebrief naar Poppunt. Hier werd dan een eerste, vluchtige selectie gemaakt, waarna de demo’s van de geselecteerde muziekgroepen naar enkele muziekexperts gestuurd werden. Deze kozen er hun drie favoriete nummers uit, die vervolgens op de site van Studio Brussel geplaatst werden. Het publiek kreeg dan een week de tijd om te stemmen op hun favoriet om zo tot een uiteindelijke winnende band te komen. Deze band kreeg als beloning ethertijd op Studio Brussel. Bij het ontwerpen van het nieuwe platform, was de intentie duidelijk: Poppunt moet zich terugtrekken als filter tussen de muzikanten en de spelers uit de sector (organisatoren, critici, programmatoren, …). In deze filosofie werd de herboren Demopoll gelanceerd: vi.be ON AIR. Nu volstaat het om een profiel te hebben op vi.be om kans te maken op ethertijd op Studio Brussel. Wekelijks wordt een andere muziekprogrammator aangeduid, die in de volledige databank van vi.be op zoek gaat naar zijn favoriete drie nummers. Deze nummers worden integraal op Studio Brussel gedraaid en de door de muziekredactie van Studio Brussel uitgekozen beste track wordt nog minstens tweemaal extra gespeeld. Terwijl men vroeger elke keer een cd’tje moest opsturen om deel te nemen, volstaat het nu om eenmalig een profiel aan te maken op vi.be om wekelijks kans te maken op ethertijd. Ook de andere wedstrijden zijn op deze leest geschoeid:
“Als vroeger de provinciale concours georganiseerd werden, moest iedereen zijn demo met biografie en foto opsturen. Nu zit iedereen op vi.be met die informatie. Inschrijven is nu gewoon via de site. Voor de band verandert dat misschien niet zo veel, maar wij hebben een hele software ontwikkeld waarbij al die inschrijvingen op één gecentraliseerde pagina terechtkomen en waarbij de juryleden individueel alle inschrijvingen kunnen gaan bekijken en scores toekennen, commentaren geven. De juryvoorzitter kan dan de gemiddeldes bekijken enzovoort. Er valt een heel stuk administratieve rompslomp weg, kopiëren van demo’s, biografieën, …” (Joachim, Poppunt)
45
Naast het simplificeren van het inschrijving- en verwerkingsproces genereert deze nieuwe inschrijvingsprocedure ook nog extra verkeer op de site. Bands die willen deelnemen aan een van de wedstrijden, zijn verplicht een profiel aan te maken op vi.be. Dit maakt het netwerk uitgebreider en dus vollediger. Uit het onderzoek blijkt trouwens dat bijna de helft van de geïnterviewde bands zich in hoofdzaak voor één de wedstrijden op vi.be heeft ingeschreven. Bovendien worden er door acties als vi.be ON AIR ook luisteraars naar de site gelokt, alwaar ze uitgenodigd worden om door het aanbod van bands van eigen bodem te grasduinen.
“Een van de grote dingen die altijd voorop staan: het is een online social networkingsite, maar voor ons is het online gebeuren bijzaak. Dat is enkel het middel om te realiseren wat erna komt. Het moet een toffe online community worden, maar het belangrijkste is het offline gebeuren. De speelkansen die er uit voort komen en de media exposure.” (Joachim, Poppunt)
Met de klemtoon op het offline gebeuren in het achterhoofd, vraagt vi.be aan haar leden dan ook om de relaties binnen het netwerk ‘echt’ te houden. Vriendschapsrelaties die gesloten worden, zouden dus ook in realiteit moeten bestaan. Zouden moeten, want uit de interviews met de bands blijkt dat hier niet altijd rekening mee gehouden wordt. Er bestaan dan ook drie types relaties. Ten eerste zijn er vriendschapsrelaties, waarmee men kan zien wie elkaar kent, wie rond een bepaalde organisatie of een bepaalde band hangt. Deze relatie moet door beide partijen bevestigd worden. Daarnaast heb je ook fanrelaties. Deze relatie is eenzijdig en wordt aangegaan als blijk van interesse of bewondering voor een band. De band krijgt de functie aangeboden om berichten te verzenden naar de volledige groep fans. Als laatste type relatie bestaat de mogelijkheid om lid te worden van een band of organisatie. Zo wordt duidelijk wie lid is van een bepaalde band, wie deel uitmaakt van het personeel van een organisatie of zelfs welke artiesten bij een bepaald boekingskantoor zijn ingeschreven. Er wordt van de gebruikers gevraagd om het netwerk reëel te houden om de site te differentiëren van MySpace. Het is een site waarvan het doel offline ligt. Door de verschillende types relaties correct te gebruiken, heeft men volgens Joachim als gebruiker een veel waardevoller netwerk dan wanneer men enkel zoveel mogelijk vriendschappen probeert te sluiten. Een dergelijke grote vriendenkring zou op vi.be zelfs geen enkel nut hebben, aldus Joachim.
Joachim Wemel beseft dat de site nog niet helemaal op punt staat. Er zijn nog verscheidene fouten die bepaalde functies en handelingen verstoren. Deze programmeerfouten zijn gesignaleerd en doorgespeeld naar Lodgon, het Vlaamse bedrijf dat instaat voor het
46
programmeren en het onderhouden van de technische kant van de site. Joachim zegt dat ze met het team dat achter vi.be zit, regelmatig de prioriteiten moeten bijstellen. Ze werken eerst af wat dringend is, om daarna de rest van de lijst af te werken. Tot voor kort was het op punt stellen van de nieuwe site van Poppunt de hoogste prioriteit. Nu komen er weer tijd en middelen vrij om zowel vi.be als poppunt.be te perfectioneren.
“Lodgon is een klein Vlaams bedrijf met een heel nieuw soort content managment systeem in ontwikkeling in Java, een open source mentaliteit. Een groot deel van de samenwerking is gestoeld op goodwill en wederzijds enthousiasme. De deadlines zijn meermaals opgeschoven maar die bedrijven zijn blijven investeren. De bedoeling is om te blijven verder werken aan de sites, want ze zijn nog niet af. We moeten ook twee sites onderhouden, met afwisselende prioriteit. Als vi.be net online stond, moest poppunt.be zo snel mogelijk klaar zijn, waardoor we geen tijd hadden om de kleine foutjes uit vi.be weg te gommen. Nu hebben we de beide sites in een eerste vorm staan en zijn we een lijst van issues gaan opstellen waarin alle foutjes en werkpuntjes in vermeld staan op volgorde van belangrijkheid. Nu moeten we dus beginnen denken over welke puntjes we gaan aanpakken voor een nieuwe release enz. We zouden tweewekelijks een update willen doen en we gaan de lijst af, terwijl we onze prioriteiten blijven stellen naar gelang het belang van de dingen die we willen oplossen of toevoegen.” (Joachim, Poppunt)
Eén van de dingen die ze vanuit Poppunt nog willen toevoegen aan vi.be krijgt voorlopig de naam ‘vi.be media’. Dit moet een vitrine worden waar de mediapartners van Poppunt een zeker exposure kunnen krijgen, waardoor de zichtbaarheid op de samenwerking vergroot wordt. Als de bezoekers van de site een idee krijgen van de samenwerkingsverbanden die Poppunt er op nahoudt met haar mediapartners, zou deze samenwerking volgens Joachim nog verder doorgedreven kunnen worden. Via ‘vi.be media’ zouden dan ook filters kunnen ingebouwd worden op het vlak van genres. Genregerichte magazines kunnen bijvoorbeeld wekelijks een selectie kenbaar maken uit het aanbod op vi.be enzovoort. Daarnaast zijn er ook plannen om de speelkansen zichtbaarder te maken.
“Moesten wij nu een lijstje maken met alle events, podiumkansen, organisatoren waar we sinds de start van vi.be mee aan het werken zijn, dat is echt imposant. Die moeten ook zichtbaar worden, die moeten ook hun vitrine krijgen, noem dat dan Vi.be Live of zo.” (Joachim, Poppunt)
47
De bands moeten volgens Joachim nog deels leren hoe ze vi.be moeten gebruiken. De beste manier is volgens hem om een aantrekkelijk profiel aan te maken. Men moet ervoor zorgen dat de profielpagina aantrekkelijk en volledig is. Er moeten opnames opstaan, speeldata, informatie over de band, multimedia, … kortom, alles wat een organisator wil weten over een band. Vervolgens moet men het netwerk beginnen uitbouwen, door gebruik te maken van de verschillende soorten relaties. De fanrelatie is zeer belangrijk voor bands. Men kan best alle fans en andere geïnteresseerden overtuigen om zich fan te maken op vi.be, omdat de site een aantal zeer handige tools aanbiedt om de communicatie met fans te onderhouden. Als het netwerk opgebouwd is, is het tijd om zichzelf kenbaar te maken, om leven in de brouwerij te gaan scheppen. Andere muzikanten en organisatoren aanspreken om het verkeer op de profielpagina de hoogte in te krijgen, aldus Joachim.
“We merken dat veel bands zich inschrijven voor één of ander concours, en wij kunnen enkel hopen dat die bands ook realiseren dat ze na dat concours nog gebruik kunnen maken van vi.be. De week erna kunnen zich nieuwe speelkansen voordoen of dergelijke. Ze moeten de meerwaarde zien van het verhaal op lange termijn, ze moeten vi.be zien als een platform waar het jaar rond vanalles gebeurt. De volgende stap is inzien dat het aan zichzelf ligt of ze er iets mee gaan kunnen doen. Het is niet omdat je op vi.be zit, dat je moet zitten wachten tot er iets gebeurt. Je moet vi.be gaan gebruiken. Dat moet meer gebeuren. Het gaat vooral over de gevolgen van vi.be en de speelkansen die eruit voort komen, maar de online community is het middel en mag men zeker niet negeren. Daar valt nog veel te verbeteren, maar dat is iets wat tijd nodig heeft. We concentreren ons meer op concrete acties voorlopig, zodat het iets tastbaar blijft.” (Joachim, Poppunt)
Poppunt heeft bewust de keuze gemaakt om een non-strategie te hanteren wat betreft promotie. In de beginfase werd er wel een stickercampagne gevoerd. Een zeer geslaagde actie volgens Joachim, maar eerder een teasercampagne dan een echte vorm van promotie. Bij de uiteindelijke lancering is besloten om het niet echt te lanceren, maar gewoon online te zetten. Door dan allerhande acties te ondernemen op de site, is vi.be zichzelf wat gaan promoten. Dankzij vi.be ON AIR bijvoorbeeld wordt de site vijf dagen op zeven op Studio Brussel vermeld, waardoor toch veel mensen een notie krijgen van het bestaan van de site.
48
“Studio Brussel is echter maar stap één. Dat kwam omdat Studio Brussel al jaren onze vaste partner is, maar van dag één is er gezegd dat we de exposure op nationale radio niet willen beperken tot Studio Brussel. Er zijn al plannen om met Radio 1 te gaan samenwerken. Het is onmogelijk om alles tegelijk te bereiken. Maar we hopen er dit jaar verder aan te werken.” (Joachim, Poppunt)
3.2. Interviews met de bands Er werd eerst geprobeerd om een algemeen beeld van het netwerksitegebruik van de respondenten op te werpen. Hieruit blijkt dat alle twaalf respondenten een MySpaceprofiel hebben voor hun band. Negen bands zijn tevens terug te vinden op Facebook, 5 bands op Last.fm en vier bands op Soundslike.be. Het is overduidelijk dat MySpace de hoofdvogel is. Wanneer gevraagd word naar de site die de respondenten het beste vinden, wordt MySpace acht keer met stip op de eerste plaats gezet. Twee respondenten laten weten dat ze MySpace het beste vinden om te netwerken, maar Facebook beter om de communicatie naar de fans toe te onderhouden.
“MySpace werkt vlot, duidelijk, je hebt geen rommel van andere mensen op je profiel. Je muziek kan wereldwijd beluisterd worden en het wordt door de meeste boekers, organisatoren van festivals, zalen, enzovoort geraadpleegd.” (Ciska, Mon-O-Phone)
“Hoe meer netwerksites je gebruikt, hoe meer tijd je steekt in het onderhouden. Ik geloof dat het productiever is om je op één site te concentreren en daar al je energie in te steken. Bij ons is dat MySpace.” (Jan, Pratje Para)
De motivatie om een profiel aan te maken op MySpace luidt bij meer dan de helft van de respondenten dat ze hun muziek aan zoveel mogelijk mensen willen laten horen. Hieruit blijkt dat ze een grote kracht toekennen aan MySpace wat betreft het verspreiden van muziek. Dit wordt hieronder nog eens bevestigd. Vier bands gebruiken de site als homepage. Hiermee wordt MySpace al snel de belangrijkste (soms zelfs de enige) site om te onderhouden. Een vierde van de respondenten bekent vooral een profiel aangemaakt te hebben omdat iedereen er een had. Een ander vierde vond het dan eerder een handige site om andere muziek te leren kennen en maakte daarom een profiel aan.
49
De respondenten schrijven ook een relatief hoge impact toe aan MySpace. Meer dan de helft van de respondenten acht MySpace een zeer goed medium om optredens in de wacht te slepen. Tevens meer dan de helft van de mensen meent dat men met heel weinig moeite heel veel mensen kan bereiken (over de hele wereld) en dat MySpace zo uitermate geschikt is om muziek te verspreiden. Bovendien kunnen de mensen te allen tijde nagaan wanneer de band of artiest optreedt, wat het potentieel aantal bezoekers op die optredens aanzienlijk zou vergroten. Bovendien meent een derde van de respondenten dat MySpace het middel bij uitstek is om contacten te leggen met belangrijke spelers in de muzieksector. MySpace zou tevens gemonitord worden door deze spelers, waardoor de kans op ontdekking stijgt. Een derde van de geïnterviewden verwacht ook dat het de naambekendheid van de band sterk kan verhogen en een vierde laat weten dat het een uitstekende site is om feedback te krijgen en te geven.
“Als je jezelf wil aanbieden, moet je maar naar de MySpace refereren en daar staat alles op. Als dat wat verzorgt is, er staan optredens op en zo, dan weet je als organisator ook dat ze er mee bezig zijn, dat het wat geloofwaardig is.” (Klaas, Aedo)
“Als je naar een festival of optreden gaat en er zijn groepen die je niet kent, ga je al snel eens naar de MySpace kijken. Als je ze wel al gezien hebt en je vindt ze goed, ga je ze misschien opvolgen en kijken of er geen nieuwe liedjes online komen. Je kan er iets aan vragen of zo. Sneller dan bij een e-mailadres op een site. De band wordt toegankelijker.” (Yannick, Billy The Kill)
Uit de gesprekken is gebleken dat de beweegredenen om op vi.be een bandprofiel aan te maken kunnen verschillen. Een aanzienlijk deel van de geïnterviewden was het erover eens dat het aan te raden is om op zoveel mogelijk verschillende netwerksites een profiel aan te maken. Op deze manier bereik je meer mensen. De kunst is dan wel om alle profielen te onderhouden. Dit was voor veel bands de hoofdreden om een vi.be-profiel aan te maken.
“Al zijn het maar 10 personen extra die u leren kennen via vi.be. Dan is het nog de moeite waard om het aan te maken.” (Yannick, Billy The Kill)
“Ik ben er van overtuigd: Op hoe meer sites je staat, hoe beter. Hoe meer ‘exposure’, hoe meer mensen je kunnen ontdekken. Maar het is wel zo: je moet ze allemaal onderhouden, anders heeft het geen zin.” (Hans, Undefined)
50
Een tweede, minstens even belangrijke stimulans om zich in te schrijven voor een vi.be-profiel zijn de wedstrijden. In hoofdzaak vi.be ON AIR heeft initieel veel gebruikers gelokt. Door eenmalig een profiel aan te maken, maakt men wekelijks kans om op Studio Brussel gespeeld te worden. Dit maakt van vi.be ON AIR een laagdrempelige wedstrijd met een begeerde prijs. Verder zijn ook nog de provinciale popconcours van Poppunt, de vele acties waarmee men kans maakt om een voorprogramma van een bekendere groep te verzorgen en het feit dat er veel organisatoren en programmatoren op vi.be naar onbekend talent zouden scouten grote stimulansen om een bandprofiel aan te maken. Voor sommige gebruikers is het trouwens belangrijk dat vi.be iets exclusiefs aanbiedt, voor ze een profiel aanmaken. Andere gebruikers vallen dan weer voor het mooie en verzorgde ontwerp van de site of voor het netwerk dat vi.be aanbiedt.
Er werd de gebruikers ook gevraagd om de positieve en negatieve aspecten van de site op te sommen en ook hier werden een paar regelmatigheden teruggevonden. De geïnterviewden waren het er bijna unaniem over eens dat het een goede zaak is om het netwerk te beperken tot Vlaanderen. Op een paar Waalse bands na, zijn er enkel Vlaamse bands en organisatoren op actief en dit valt zeer in de smaak. Deels omdat dit aspect vi.be differentieert van MySpace. Het wordt aangenaam bevonden om bands van de eigen streek te ontmoeten op vi.be. Men acht een kleiner netwerk ook beter voor het contact tussen bands en organisatoren en programmatoren. In tegenstelling tot bij internationale netwerksites als MySpace, omvatten het netwerk van vi.be en de doelgroep van de bands nagenoeg dezelfde entiteiten. Het is een Vlaams netwerk voor Vlaamse bands die via Vlaamse organisatoren op Vlaamse podia spelen voor een Vlaams publiek. Sommige geïnterviewden merken op dat een Waalse tegenhanger en een samenwerking tussen de twee platformen een meerwaarde zou geven. Er werd ook aangehaald dat het een zeer omvangrijk netwerk is voor een klein grondgebied, waardoor snel blijkt dat een groot deel van de bands ‘matige’ tot ‘zeer slechte’ muziek aanbiedt. Dit maakt het zoeken naar kwalitatief hoogstaande muziek lastig.
“Als je vlak tegen Nederland of tegen Frankrijk of zo woont, kan ik mij inbeelden dat dit niet zo goed uitkomt, maar wij wonen in het midden van Vlaanderen.” (Klaas, Aedo)
“Op MySpace word je overdonderd door een massa aan bands. Op de duur weet je ook niet of de mensen wel naar je pagina kijken. Bij vi.be ben ik persoonlijk geïnteresseerd welke
51
bands er zoal zijn in Vlaanderen. Het is ook leuk als je dan op straat een affiche ziet, dan ga je bepaalde namen beginnen herkennen.” (Johan, Lilly In The Basement)
“Langs de ene kant heel goed, maar langs de andere kant is Vlaanderen ook niet groot. Er zitten veel goede bands op, maar je kan niet vermijden dat je ook veel slechte dingen hebt op vi.be. Het is laagdrempelig, net omdat het Vlaams is.” (Jan, Pratje Para)
Over vi.be ON AIR zijn de geïnterviewden het ook roerend eens. Dit is één van de grote troeven van de site. Veel bands zijn tevreden dat de inschrijvingsprocedure van de Demopoll afgeschaft is. Door de bank genomen wordt vi.be ON AIR in zijn geheel beter bevonden dan de Demopoll. Dit onder andere omdat de verschillende genres min of meer afzonderlijk aan bod komen (elke week een andere selecteur), waardoor de mainstreamgenres de wedstrijd niet domineren. Men kan nu ook uitgekozen worden zonder zich expliciet kandidaat te stellen.
“Men kan als groep dan ook gaan kijken op welke criteria groepen geselecteerd worden. Dat is leerrijk voor bands.” (Hans, Undefined)
“Het is eigenlijk het omgedraaide. Vroeger waren er veel mensen die per week iets insturen, en nu zet gewoon iedereen zijn ding online en er is elke week één persoon die eruit selecteert. De rollen zijn omgedraaid. Dat is veel beter.” (Koen, Arquettes)
“Het feit dat je op Studio Brussel bands te horen krijgt die je niet kent, maar waar je keer op keer van denkt: tiens, ja! Die zijn inderdaad wel goed. Zo kan je als band een beetje uit de grijze massa komen.” (Reinhardt, One Way Fiction)
Een derde van de geïnterviewden laat weten dat ze het heel makkelijk netwerken vinden op vi.be. Ze zijn tevreden over de entiteiten die deel uitmaken van het netwerk zowel als over de manier waarop deze kunnen samenwerken. Ook het onderscheid tussen vrienden en fans valt bij hen in de smaak, evenals de mogelijkheid om met een persoonlijk profiel lid van een band te kunnen worden en zodanig zelfs meerdere bandprofielen via één account te beheren. Veel respondenten vermelden echter dat ze nog niet veel activiteit gemerkt hebben in het kamp van de organisatoren. Twee derde van de respondenten geeft ook toe zelf nog geen contact gezocht te hebben met een organisator of programmator. Een aantal mensen acht de reikwijdte van een vi.be-profiel ook zeer
52
groot. De aanwezigheid van zowel kleine als grote organisatoren doet vermoeden dat de muziek de juiste mensen bereikt. Iedereen is wekelijks trouwens ook potentiële winnaar van vi.be ON AIR en met de juiste netwerktactieken kan men belangrijke mensen naar zijn of haar profiel lokken. De gebruikers krijgen het gevoel dat men op elk moment ergens voor geselecteerd kan worden (voorprogramma verzorgen, gevraagd worden voor een optreden, uitgepikt worden door een boekingskantoor of platenbaas, …). Men houdt er blijkbaar ook van dat men feedback kan krijgen vanuit verschillende kringen en niet enkel van andere bands.
De laatste positieve punten hebben te maken met de werking van de site zelf. Er werd meermaals aangehaald dat de interface van vi.be er zeer simpel, verzorgd en gestructureerd uitziet. Dit werd trouwens dikwijls in schril contrast gesteld tegenover de site van MySpace. Op vi.be kan men volgens een aanzienlijk deel van de respondenten gemakkelijk navigeren tussen de verschillende delen van de site. Alles spreekt voor zich en is mooi in onderdelen en functies ingedeeld. Er moet gezegd worden dat andere respondenten net het omgekeerde vonden (cfr. infra). De site van Poppunt is nu ook in dezelfde huisstijl als die van vi.be en dit werd door een aantal respondenten ook vermeld in de interviews. De twee luiken werken naadloos samen (ze gebruiken deels dezelfde tools en men kan met één klik van vi.be naar poppunt.be overschakelen).
“Samenwerking met poppunt vind ik zeer goed. Met een simpele klik kan je geregistreerd staan als band voor een optreden op poppunt en dan komen ze automatisch terecht op de groepspagina met de bandleden en dergelijke. De informatie is heel toegankelijk.” (Johan, Lilly In The Basement)
Als laatste werd ook nog aangehaald dat vi.be nog in volle groei is en dat de site dus nog beter zal worden. Het netwerk zal nog uitgebreider worden en het gebruik ervan zal intensiever en productiever worden.
De respondenten hadden duidelijk ook al hun kritisch oog op de site laten vallen. Bij een peiling naar de negatieve punten van vi.be kwamen er ook een aantal veralgemeenbare kritieken naar boven. De kritiek die het sterkst aanwezig is onder de geïnterviewden is het feit dat er veel mankementen zijn aan de site. De site heeft veel zogenaamde bugs. Dit zijn programmeerfouten die veroorzaken dat bepaalde functies niet naar behoren werken. Zo bijvoorbeeld zou het uploaden van muziek niet steeds werken, zouden er fouten optreden bij het toevoegen en
53
aanvaarden van vrienden, zou een optreden schrappen niet lukken en zou het uploaden van meerdere foto’s tezelfdertijd keer op keer mislukken. Sommige respondenten beschouwen dit als ‘typisch Vlaams’. Er is duidelijk ook grote ergernis rond die programmeerfouten bij de respondenten. Het defect van bepaalde functies ontmoedigt volgens sommigen blijkbaar ook het gebruik van de site in zijn geheel.
Een tweede bron van ergernis bij de geïnterviewden sluit kort aan bij de vorige. De site loopt namelijk voor bijna de helft van de respondenten te traag. Het openen van nieuwe pagina’s en het uitvoeren van bepaalde functies zoals uploaden van media of het neerschrijven van commentaren zou veel langer duren dan op de meeste andere sites. Veel gebruikers vinden dit ontmoedigend voor het gebruik van de site en vooral voor het grasduinen in het aanbod van bands op de site. Wanneer het laden van een bandprofiel telkens zolang duurt, zal men snel geneigd zijn de zoektocht te staken of elders voort te zetten. Enkele respondenten geven wel toe dat de snelheid van de site al verbeterd is in vergelijking met de beginmaanden van vi.be.
“Ik vind de foto’s niet echt van goede kwaliteit. Dat vind ik belangrijk. Bovendien, het is nu al beter, maar in het begin werkte de site heel traag. Er waren ook zo een paar ‘worms’ of ‘loops’ in of hoe zeg je dat. Ik heb bijvoorbeeld dikwijls dat als je ingelogd bent, en je wil nieuwsitems volgen, dat je plots weer uitgelogd bent en dergelijke.” (Wolfgang, Soulthrash)
Op vlak van gebruiksvriendelijkheid zijn de meningen verdeeld, maar ondanks het feit dat enkele respondenten de site expliciet als gebruiksvriendelijk bestempelen, lijkt de meerderheid het erover eens te zijn dat dit niet het geval is. Daar dragen de hierboven vermelde problemen van snelheid en programmeerfouten uiteraard toe bij. Deze worden dan ook met stip vermeld als gepeild wordt naar de gebruiksvriendelijkheid van vi.be. Verder wordt ook een aantal keer aangehaald dat het personaliseren van de lay-out van een bandprofiel moeilijk is of in te beperkte mate mogelijk. Sommige respondenten vinden het belangrijk om hun profielpagina volledig in de huisstijl van hun band te kunnen zetten en komen dan bij vi.be functies te kort. Anderen vinden het net goed dat de profielpagina’s gestandaardiseerd zijn, omdat de bands zich op deze manier niet louter op visueel vlak kunnen differentiëren. Een ander hekel punt aan de gebruiksvriendelijkheid is de zoekfunctie. Een kwart van de respondenten is niet opgezet met hoe de zoekfunctie werkt. Ze zou te algemene en onlogische zoekresultaten weergeven. Verder kampten twee respondenten ook nog met problemen betreffende de structuur van de site en hoe men te werk moest gaan. Twee anderen vinden het onhandig dat men geen globaal overzicht
54
heeft over wie er allemaal op de site zit. Het enige positieve punt dat aangehaald wordt wat betreft gebruiksvriendelijkheid, is de mogelijkheid om met één gebruikersprofiel meerdere bandprofielpagina’s aan te maken. Met deze functie kan men dus zonder zich uit te loggen meerdere profielen onderhouden door simpelweg over te schakelen van het ene naar het andere.
“Ik ben er niet eens in geslaagd om via de zoekfunctie de profielpagina van mijn eigen band te vinden. Hoe moeten andere mensen die dan vinden?” (Yannick, Billy The Kill)
“Ik weet niet welke logica er achter de zoekfunctie zit, maar de zoekresultaten hebben zelden iets gemeen met wat ik heb ingegeven.” (Ciska, Mon-O-Phone)
Een netwerksite als vi.be moet natuurlijk ook een effectief hulpmiddel zijn voor de bands. Toen hiernaar gepeild werd, bleken de meeste respondenten wel vertrouwen te hebben in de site. Het frequentst bovengehaalde argument was de aanwezigheid van de muzikanten zelf, maar vooral van organisatoren en boekingskantoren. Er wordt blijkbaar veel verwacht van deze samenwerking en de bands koesteren duidelijk de hoop om door een kleine of grote speler in het Vlaamse muzieklandschap aangesproken te worden. Ook de vele wedstrijden en podiumkansen die via vi.be te winnen vallen, worden zeer doeltreffend bevonden in het bereiken van bepaalde ambities. De respondenten zijn het er tevens over eens dat het zeer aantrekkelijke podiumkansen zijn, namelijk voorprogramma’s voor bekende groepen, befaamde zalen, … Ook de wedstrijden hebben een zeer gunstige inzet. Ethertijd op Studio Brussel wordt zeer gewaardeerd onder de geïnterviewde bands en ook de provinciale popconcours hebben een mooie kers op de taart: de 100%puur-tournee. Een vierde van de respondenten laat wel weten dat men er veel tijd en werk in moet steken, vooraleer men resultaten kan zien in de vorm van optredens of waardevolle contacten. Een zesde van de geïnterviewden vraagt zich af hoe men best te werk gaat op vi.be en betreurt dat er vanuit de beheerders van vi.be niet meer over gecommuniceerd wordt naar de gebruikers toe. Ze vragen zich af wat de opties zijn, hoe men een dergelijk netwerk best gebruikt, enzovoort. Twee andere respondenten vinden dat vi.be wel potentieel heeft, maar dat het nog te vroeg is om een effectief werkmiddel te worden in de algemene strategie van de band.
“Het is nog niet wat het moet zijn. Nog niet iedereen zit er op denk ik. Maar ik denk wel dat het in de toekomst effectiever kan zijn dan MySpace. […] Qua binding met de organisatoren en andere muzikanten kan dat echt iets speciaal worden. Dan wordt het ook makkelijk voor bands om zich te profileren.” (Klaas, Aedo)
55
“Ik denk eigenlijk dat MySpace en Facebook belangrijker zijn dan vi.be. Behalve misschien dat de mensen uit het wereldje misschien wel eerder op vi.be zullen gaan kijken, maar ik weet niet of ze dan veel verschillende bandpagina’s onder hun neus krijgen.” (Gertjan, Douglas Firs)
Als het over vi.be als hulpmiddel gaat, dringt de vraag zich op welke strategieën de bands gebruiken om hun doelen te bereiken en wat deze doelen precies zijn. De ambities van de bands in deze steekproef is onder te verdelen in vijf soorten doelen: optreden, muziek, naambekendheid, inkomsten en plezier. Deze doelen sluiten elkaar uiteraard niet uit en de meeste bands koesteren dan ook meerdere van deze ambities. De ambitie die bij drie vierde van de respondenten naar boven kwam is optreden. Zoveel mogelijk optreden of op zo interessant mogelijke podia staan, vormt bij de meeste bands een concreet streefdoel. Op de tweede plaats (vermeld door 7 respondenten) staat het gegeven ‘goede muziek maken’. Hiermee bedoelt men in de eerste plaats uiteraard de ambitie om kwalitatief hoogstaande liedjes te schrijven, maar bij veel bands gaat het nog een stap verder en willen ze een album maken dat goed onthaald wordt. Sommige bands vermelden dit met het vooruitzicht op een productie, anderen ambiëren net dat ze ooit zo een vooruitzicht hebben. Het basisidee is erkenning krijgen voor de creatieve producten die de bands voortbrengen. Dit laatste sluit nauw aan met het gegeven naambekendheid. Bijna de helft van de respondenten streeft naar een vorm van naambekendheid. Sommigen zien het groots en ambiëren internationale faam, anderen willen liever een gevestigde waarde binnen hun regio of binnen hun stijl worden. Naambekendheid als doel mag in dit geval ook geïnterpreteerd worden als het willen verspreiden van de muziek naar zoveel mogelijk mensen toe. Een vierde van de respondenten koestert ook een zeer concrete ambitie. Deze willen namelijk ooit in staat zijn om te leven van hun muziek. Dit houdt in dat het maken en verspreiden van hun muziek een primaire bron van inkomsten zou vormen. Als laatste vorm van ambitie laten twee geïnterviewden weten dat ze het in de eerste plaats voor het plezier doen en dat andere verwezenlijkingen mooi meegenomen zijn.
“We spelen in de eerste plaats gewoon graag muziek, we doen dat echt enorm graag, maar op een bepaalde moment steek je daar zoveel tijd en geld in, dat je wel eens iets moet terugkrijgen of je kan gewoon niet meer eten!” (Hans, Undefined)
“We zijn heel ambitieus. We spelen geen mainstream genre, maar in Japan, Europa, Noord-Amerika, zelfs Latijns Amerika zijn er grote underground ‘noise scenes’. Bedoeling is
56
om daarbij in te tappen. Contacten leggen en zo. Momenteel hebben we al van gespecialiseerde online radiostations en blogs aanvragen gekregen of ze nummers van ons mochten gebruiken.” (Jan, Pratje Para)
Bij elk van bovengenoemde ambities kan een netwerksite als MySpace of vi.be een handig hulpmiddel zijn. Men kan een dergelijk profiel bijvoorbeeld gebruiken als visitekaartje om optredens uit de wacht te slepen of om platenbazen te strikken, men kan naam en muziek verspreiden en promoten over het hele netwerk om naambekendheid te creëren, enzovoort. Er werd de respondenten gevraagd welke acties ze op MySpace ondernemen om een stap dichter bij hun einddoel te komen. Kortom, welke strategie ze hanteren. Uit de interviews blijkt dat de helft van de respondenten hun MySpaceprofiel dagelijks of meer bezoekt voor onderhoud. Dit onderhoud kan uit verschillende dingen bestaan. Volgende acties werden telkens door minstens drie bands vermeld als zijnde deel van hun strategie: -
muziek uploaden: het opbouwen van een profielpagina begint bij de meerderheid van de bands met het beschikbaar stellen van enkele liedjes. Het regelmatig aanvullen en vernieuwen van deze liedjes wordt ook belangrijk bevonden, aangezien deze tactiek de luisteraars een reden geeft om het profiel regelmatig te bezoeken.
-
optredens aankondigen: MySpace biedt – net zoals meeste netwerksites – de mogelijkheid om een agenda van de toekomstige optredens op het profiel te plaatsen. Drie vierde van de respondenten meent deze tactiek te gebruiken om mensen op de hoogte te stellen van toekomstige optredens, om ze zo aldus naar deze optredens te lokken.
-
vrienden maken: een zeergekende en veelgebruikte strategie is virtuele vrienden maken. Met
deze
tactiek probeert
men een
netwerk uit
te bouwen
door zowel
vriendschapsverzoeken te versturen als te ontvangen (plus goed te keuren). Sommige bands verkiezen een grote campagne (zoveel mogelijk virtuele vriendschappen sluiten), anderen gaan eerder op zoek naar bands of spelers in hetzelfde genre om zo een kwalitatief netwerk op te bouwen. Drie bands wijzen ook op het belang van een groot aantal vrienden om het profiel een zeker prestige te laten uitstralen. Hetzelfde geld voor een groot aantal profielbezichtigingen. “Je moet je vriendenaantal en aantal profile views omhoog krijgen, anders neemt niemand je serieus.” (Alex, Undefined) -
communicatie met andere bands: tevens een veelgebruikte tactiek (de helft van de geïnterviewden) is het achterlaten van boodschappen op profielpagina’s van andere
57
bands. Dit kan variëren van gestandaardiseerde berichten die men op zoveel mogelijk pagina’s post, tot weldoordachte feedback of vragen over de band of bepaalde nummers. -
lay-out personaliseren: Om zichzelf te kunnen onderscheiden van andere bands en om de profielpagina aantrekkelijker te maken, gaan veel bands de lay-out van hun pagina omvormen. Door de pagina in een typische huisstijl van de band te dompelen, hoopt men van de band een sterker merk te maken. Men poogt de lay-out zo aantrekkelijk en professioneel mogelijk te maken.
-
updates bekend maken: wanneer er iets gewijzigd wordt aan de profielpagina (nieuw liedje, nieuwe optredens, nieuwe foto’s of dergelijke), gaan vijf van de respondenten dit aan hun fans laten weten. Door potentiële bezoekers van de pagina systematisch te laten weten wanneer er nieuwigheden te vinden zijn op het profiel, creëert men terugkerend verkeer op de site. Aangezien een profielpagina door de meeste bezoekers of fans niet op regelmatige basis wordt bezocht, kan men hen best langs andere kanalen motiveren om nog eens een bezoekje te brengen aan de site.
-
uithangbord: een significant aantal bands gebruikt hun MySpaceprofiel als uithangbord om de band voor te stellen. Alle informatie over de band wordt op het profiel geplaatst en men gaat geïnteresseerden steeds naar deze pagina doorverwijzen. Ook op ander promotiemateriaal zoals stickers, affiches, T-shirts wordt de URL van de MySpacepagina vermeld.
-
bloggen: op MySpace heeft men de mogelijkheid om een blog te onderhouden. Drie respondenten laten weten dat ze daar gebruik van maken om de fans op de hoogte te houden van de laatste nieuwtjes. Eén daarvan zegt dat dit een heel intieme manier is om contact te houden met het publiek en dat de fans dit heel aangenaam vinden.
-
multimedia: de meeste bands hebben hun MySpaceprofiel met foto’s en filmpjes verrijkt. Dit geeft volgens hen meer karakter en identiteit aan de band. Vooral filmpjes geven trouwens ook een goed beeld van hoe het er live aan toegaat.
Op vi.be heerst een heel andere strategie. Of beter: een non-strategie. Bijna drie vierde van de respondenten blijkt vi.be heel passief te gebruiken. Het aanmaken van een profielpagina is nagenoeg de enige actie die ze op de site ondernemen. Drie geïnterviewden laten wel weten dat ze graag grasduinen tussen de andere bands, op zoek naar onbekend talent. Enkele citaten ter illustratie.
58
“We zouden misschien wat meer contact moeten hebben met andere bands en zorgen dat onze naam wat bekender in de oren klinkt op vi.be zelf, maar daar zijn we momenteel niet echt mee bezig.” (Johan, Lilly In The Basement)
“Nog geen promotiestrategie. Gewoon profiel aangemaakt om erop aanwezig te zijn. MySpace gaat ook altijd voorrang krijgen als het gaat om nieuwe liedjes posten en dergelijke. Als je up to date wil zijn, moet je de MySpace volgen. Zo bundelen we de aandacht naar één profielsite.” (Yannick, Billy The Kill)
De aanwezigheid van organisatoren op vi.be is bij de bands nog niet helemaal doorgedrongen. De helft laat weten dat ze er nog niet veel van gemerkt hebben. Sommigen wisten zelfs niet dat organisatoren ook de mogelijkheid hadden om een profiel aan te maken. Anderen vinden dat de organisatoren helemaal niet actief zijn. Ze zouden een profiel hebben aangemaakt, maar besteden er daarna geen aandacht meer aan. De voorprogramma’s en andere optredens die op de hoofdpagina vermeld staan, vallen wel in de smaak. Twee derde van de respondenten geeft ook toe zelf nog geen contact te hebben gezocht met organisatoren op vi.be. Het feit dat er organisatoren aanwezig zijn op de site, valt wel in de smaak, maar enkele bands laten weten dat de binding tussen beide kampen sterker moet worden.
“Ik denk dat het vanuit de bands zelf zal moeten komen. Ik denk dat we hen zullen moeten aanspreken omdat er anders niets van zal komen. Het enige wat je van hen ontvangt is reclame voor hun evenementen. Langs de ene kant wordt je wel gecontacteerd door bijvoorbeeld 4AD of podia die nog een voorprogramma zoeken voor een bepaalde band, maar tegelijkertijd maken zij daarmee gewoon reclame voor hun product.” (Wolfgang, Soulthrash)
“Ik zoek liever naar de website van de organisatoren, om dan een mailtje te sturen. Ik denk dat vi.be nog niet genoeg leeft om een goeie samenwerken met organisatoren te hebben.” (Klaas, Aedo)
Over de gewone gebruikers, de liefhebbers, heerst min of meer de zelfde mening. De helft van de geïnterviewden meldt dat ze nog niet veel van hun aanwezigheid gemerkt hebben. Drie respondenten hebben gezien dat de harde kern van hun fans hun wel heeft gevonden, drie anderen hebben een aantal onbekende mensen aangetroffen in hun fanlijst. De mentaliteit heerst onder de
59
respondenten dat vi.be eerder iets voor de muzikanten zelf is, dan voor liefhebbers. Dit wordt niet betreurd, omdat muzikanten uiteraard ook mensen zijn die in de doelgroepen van de bands kunnen zitten. Enkelen vragen zich trouwens af wat er interessant is aan vi.be voor de liefhebber. De site zou zich naar muzikanten richten en is niet echt ontworpen voor loutere liefhebbers.
“Het enige wat op vi.be zit zijn bands en andere muzikanten, maar om de afzetmarkt te bereiken, om naar het volk toe te kunnen werken, moet je een meisje van om de hoek naar uw profiel kunnen laten zien. Iemand die niet met muziek bezig is, maar daar op zit om te chatten en dergelijke en wat muziek luisteren en dat mist vi.be eigenlijk.” “Bijvoorbeeld: op de hoofdpagina staat ‘speel in voorprogramma van …’ . Daar hebben gewone luisteraars niets aan. Maak daar ‘Kies uw 10 favoriete bands op vi.be en win dit of dat.’ en dan wordt het interessant!” (Hans en Alex, Undefined)
“Ik heb er nog niet echt een overzicht over, maar ik denk niet echt veel. En zij die er wel op zitten, dat is omdat ze band X of Y kennen en zich dan inloggen om een comment te kunnen geven of fan te maken. Ik denk niet dat die verder gaan zoeken op vi.be naar andere bandjes.” (Wolfgang, Soulthrash)
Toen gevraagd werd om vi.be met respectievelijk MySpace en Facebook te vergelijken, kwamen ook een paar regelmatigheden boven. Vi.be wordt algemeen beter gevonden om optredens in de wacht te slepen en ook het lokale aspect doet vi.be van de andere twee netwerksites verschillen. MySpace wordt duidelijk als vaste waarde beschouwd. Bijna de helft van de bands beschouwt dit als hoofdvogel en besteedt hier ook het meeste tijd en energie aan. Vier respondenten melden ook dat ze MySpace als homepage gebruiken en dat vi.be daar (voorlopig) nog niet geschikt voor is. Verder wordt MySpace een grotere spreiding aangeschreven. Het is uiteraard internationaal, maar er zouden ook gewoon meer bands op aanwezig zijn en meer in het oog gehouden worden door belangrijke spelers in de muziekwereld. Facebook krijgt een heel apart statuut onder de bands. De helft van hen vindt Facebook beter om optredens aan te kondigen. De functie om evenementen aan te maken leent zich heel goed om mensen uit te nodigen voor optredens. Bovendien kunnen de genodigden laten weten of ze wel of niet aanwezig zullen zijn, waardoor men de opkomst min of meer kan inschatten. De respondenten merken ook op dat Facebook niet rond muziek draait. Facebook is op de eerste plaats een sociaalnetwerksite waar vriendennetwerken worden opgebouwd. Hierdoor zou men meer mensen bereiken. Terwijl MySpace en vi.be eerder gericht zijn naar muzikanten en muziekliefhebbers, staat Facebook los van het gegeven ‘muziek’. Dit
60
zorgt ervoor dat mensen die niet op zoek zijn naar muziek, toch in contact kunnen komen met bands die een fanpagina hebben op MySpace. Bovendien zou het heel eenvoudig zijn om ‘mondelinge’ reclame te maken. Een derde facet van waarom Facebook zo anders is, is het feit dat men reclame maakt binnen de eigen vriendenkring. Men kan gebruik maken van een opgebouwd vriendennetwerk (van reële vrienden) om optredens aan te kondigen, updates mede te delen, enzovoort.
Uniek aan vi.be is dat de beheerders bij de inschrijving expliciet vragen om het netwerk ‘echt’ te houden. Hiermee wordt bedoeld dat men enkel vrienden mag toevoegen indien men deze ook echt kent. Dit met het oog op het uitbouwen van een zo sterk mogelijk netwerk, waarbij men makkelijk kan zien wie met wie in verbinding staat. De meningen hierover zijn verdeeld. Vier respondenten vallen uit de lucht wanneer dit vermeld wordt. Ze wisten niet dat dit de bedoeling was en hielden hier dan ook geen rekening mee. Twee respondenten vinden het een zeer goed idee en volgen dit advies dan ook letterlijk. De meesten echter (vijf respondenten) keuren het advies af en voegen toe dat ze het internet het middel bij uitstek vinden om te netwerken en dat het voor de bands gunstiger is om een groot netwerk uit te bouwen dan een écht netwerk. Om te netwerken met fysieke vrienden zou je vi.be niet nodig hebben, want die kan men ook zonder bereiken. Drie andere geïnterviewden vinden het een mooi gegeven, maar vrezen dat dit niet te verwezenlijken valt. Bands zouden promotie willen en gaan altijd neigen om een groter netwerk op te bouwen om meer doorklikmogelijkheden te creëren. De gebruikers zouden hun gewoontes van op MySpace niet zomaar verleren.
“Hoe meer mensen in een netwerk verbonden zijn, hoe beter het is voor de mensen en voor vi.be. Het is eigenlijk een win-win-situatie waar ze tegenin proberen gaan. Ik snap waarom ze het doen, maar het alternatief is niet zo erg.” (Yannick, Billy The Kill)
“In het begin wou ik er rekening mee houden. Aan de andere kant vroeg ik mij af: wat is de bedoeling dan net van vi.be? Hoe maak je een netwerk aan als je op fysieke vriendschappen afgaat. Dat netwerk heb je al, daar heb je vi.be niet voor nodig. Wat is dan de bedoeling van vi.be nog?” (Wolfgang, Soulthrash)
“Ik weiger niemand. Ze hebben er zwaar op gehamerd nochtans, maar ik denk dat het niet haalbaar is. Iedereen wil zichzelf aan zoveel mogelijk mensen tonen.” (Gertjan, Douglas Firs)
61
4. Bespreking en conclusie De grootste conclusie van het onderzoek is dat vi.be eigenlijk nog steeds in ontwikkeling is. Zowel langs de kant van de bands als langs de kant van de beheerder werd duidelijk dat de site nog in een groeifase zit. De bands lijken het potentieel wel in te zien, maar maken er nog geen gebruik van. Ze blijken nagenoeg allemaal te weten dat er heel wat speelkansen te vinden zijn op vi.be en dat het een goede tool is om een Vlaams netwerk uit te bouwen, maar zelf hebben de meesten nog niet veel ondernomen op de site. Deze passieve manier van gebruiken moet plaats maken voor een actieve manier van gebruiken, wil de site een waardige sociaalnetwerksite worden in Vlaanderen. Langs de kant van de beheerder is het besef er ook dat de site zelf nog niet helemaal op punt staat. Ook al ligt de focus op wat er offline gebeurt, toch is het online aspect – het middel tot – niet te verwaarlozen. De vele bugs worden geleidelijk aan hersteld en ook de snelheid van de site neemt toe. Verder heeft de beheerder nog plannen ter uitbreiding van de site, zoals ‘vi.be media’ en ‘vi.be live’. Ook de organisatoren en de liefhebbers zullen blijkbaar een iets grotere inspanning moeten leveren om het netwerk sterker te maken. De vertegenwoordigers van de bands klaagden dat ze weinig merkten van hun aanwezigheid en dat de binding tussen bands en organisatoren nog sterker moet worden. Om de gewone luisteraar naar de site te lokken en daar te houden zal vi.be misschien ook een aantal bindingsmiddelen moeten inschakelen. Ook voor hen moet er een meerwaarde te vinden zijn.
Aansluitend bij het voorgaande is er een groot verschil gevonden tussen strategie op netwerksites als MySpace en op vi.be. Terwijl alle aandacht naar MySpace gaat – bloggen, netwerken, updaten, multimedia toevoegen, enzovoort – blijft vi.be dikwijls in de kou staan. Een groot deel van de bands verklaarden enkel een profielpagina te hebben aangemaakt, maar verder niets te hebben ondernomen. Hier valt ook nog veel groei te verwezenlijken. Om een goed netwerk te hebben, moeten de entiteiten actief zijn. Zowel de bands als de organisatoren zullen meer tijd moeten spenderen op de site en meer acties ondernemen. Misschien is er hier ook een taak weggelegd voor Poppunt om te communiceren met de gebruikers van de site over hoe men best te werk gaat op vi.be.
Er is duidelijk gebleken dat vi.be ON AIR het paradepaardje is van vi.be. Zowel de beheerders als de gebruikers hechten hier veel belang aan. Het wordt aanschouwd als een wedstrijd met een zeer aantrekkelijke prijs: ethertijd op Studio Brussel. Het is, samen met de andere concours, ook de
62
hoofdreden waarom bands zich inschrijven op de site. Maar ook dit concept zit nog in de groeicurve. Terwijl het nu nog fungeert als verlengde van de voormalige demopoll, blijkt de toekomst een uitgebreider concept in petto te hebben, waarbij meerdere radiostations betrokken worden (er zijn nu al plannen met Radio 1) en waarbij de toekomstige vleugel van de site (vi.be media) genre- of themagerichte selecties kan maken. Op deze manier zullen er veel meer belangrijke spelers uit het muzieklandschap rondneuzen op vi.be, recensies schrijven over bands, feedback geven en selecties maken.
De twee belangrijkste positieve eigenschappen die de gebruikers aan de site toeschrijven zijn de vi.be ON AIR actie (cfr. supra) en het feit dat het zich op een beperkt territorium afspeelt. Dit laatste wordt vooral goed bevonden omdat het zo iets anders aanbiedt dan MySpace. Het zorgt er tevens voor dat het makkelijk netwerken is, en vooral kwalitatief netwerken. Vanuit het oogpunt van de beheerders is het uiteraard logisch om voor deze optie te kiezen, aangezien de doelgroep van Poppunt zich beperkt tot Vlaamse artiesten. De belangrijkste negatieve eigenschappen die toegeschreven worden aan vi.be zijn de programmeerfouten en de snelheid van de site. De gebruikers vinden het irritant dat een aantal functies niet naar behoren werken of zelfs helemaal niet werken. Bovendien loopt de site zeer traag, wat de gebruikers ontmoedigt om veel rond te neuzen op de site. Zoals reeds vermeld zijn de beheerders zich bewust van deze problemen en worden ze geleidelijk hersteld.
De beheerders van vi.be vragen aan de gebruikers bij inschrijving om de netwerken reëel te houden. Hiermee bedoelt men dat aangegane virtuele relaties enkel weerspiegelingen mogen zijn van bestaande relaties in de fysieke wereld. De gebruikers denken hier echter anders over. Bijna de helft van de gebruikers uit de steekproef vond dit een slecht idee. Volgens hen dient een site als vi.be om online te netwerken en staat een goed netwerk gelijk met een groot netwerk. Men vraagt zich ook af wat de meerwaarde is van een site als vi.be als men enkel mensen die men al kent aan zijn netwerk mag toevoegen. Dan heeft men vi.be niet meer nodig, want dat netwerk heeft men al. In tegenstelling tot de gebruikers leggen de beheerders de focus niet op het online gebeuren, maar concentreert men zich op het offline gebeuren. Als de netwerken reëel zijn, kan men zien welke mensen rond welke bands hangen. Dit belet nog niet om organisaties of dergelijke te gaan contacteren. Het is ook belangrijk, volgens Poppunt, om de verschillende types relaties - vrienden, leden en fans - optimaal te gebruiken. Dit is een punt waar de gebruikers en de beheerders sterk van mening verschillen. Dit gat zal moeten gedicht worden opdat de site en het netwerk optimaal zullen werken. Vi.be zal dus sensibiliseringstaktieken moeten inschakelen om
63
de gebruikers ervan te overtuigen dat het een goed idee is om op deze manier te netwerken. Anders zal het idee zich beperken tot enkele woorden advies bij de inschrijving, maar zal het niet in de praktijk toegepast worden.
De laatste conclusie, maar zeker niet onbelangrijk, is dat MySpace voor het gros van de bands de belangrijkste netwerksite is, waar dan ook het meeste aandacht en tijd naartoe gaat. De impact van een MySpaceprofiel wordt nog steeds veel groter ingeschat dan deze van een vi.be-profiel. Men schrijft MySpace tevens een grotere waarde toe op vlak van bereik en spreiding. Het belangrijkste is misschien zelfs dat MySpace door veel bands als officiële site, als homepage wordt gebruikt. Het is als het ware de standaard geworden onder bands. Hierdoor wordt het zeer moeilijk voor vi.be om een deeltje van die aandacht van MySpace af te snoepen en voor eigen rekening te gebruiken. Zolang de bands al hun tijd en moeite in MySpace blijven steken, zal vi.be moeite hebben om de activiteit op de site te verhogen. Bovendien biedt ook Facebook aantrekkelijke diensten aan, gedifferentieerd van MySpace. Facebook blijkt enorm geschikt te zijn om optredens aan te kondigen en mensen te bereiken (echte kennissen) die niet met muziek bezig zijn. Dit zijn sterke troeven, waardoor Facebook ook een aanzienlijk deel van de aandachtstaart opeist. Er zijn wel bands die vermelden dat, indien blijkt dat de organisatoren, programmatoren, boekers of platenbazen eerder op vi.be zoeken naar talent dan op MySpace, dat ze dan MySpace onmiddellijk zullen laten vallen en hun aandacht op vi.be richten. Op deze manier kan vi.be toch nog de activiteit op de site de hoogte in jagen. Door te blijven uitbreiden en organisatoren en programmatoren aan te sporen om vi.be actief te gebruiken, door ervoor te zorgen dat er veel op het spel komt te staan bij het hebben van een vi.be-profiel (wedstrijden, selecties, feedback, scouting) kan men ervoor zorgen dat Vlaamse bands zich volop gaan richten op hun vi.be-profiel en vi.be actief gaan gebruiken om hun doelen waar te maken, waardoor de site vroeg of laat misschien toch zal worden wat het hoopt te worden, en waar het nu stilaan op weg naar lijkt te zijn: de netwerksite bij uitstek voor Vlaamse bands.
64
5. Dankwoord Graag zou ik iedereen willen bedanken die heeft meegeholpen in het realiseren van deze Masterproef. In de eerste plaats dank ik mijn promotor, prof. dr. Steve Paulussen, die mij zeer goed op weg heeft geholpen. Ik heb deze verhandeling eerder beschouwd als een zelfstandig werk, maar in de beginfase waren de richtlijnen van prof. dr. Paulussen onontbeerlijk voor het verdere verloop van de thesis. Vervolgens zou ik zeker ook Poppunt willen bedanken en in het bijzonder Joachim Wemel voor hun medewerking. Dankzij Joachim ben ik veel te weten gekomen over wat er bij Poppunt leeft over vi.be. Dank voor de tijd die u hierin heeft gestoken. En op de laatste plaats, maar zeker niet in mindere mate, wil ik de bands die hebben meegewerkt bedanken. Ik was blij verrast over de vele, snelle en enthousiaste reacties op mijn vraag om deel uit te maken van mijn onderzoek. Ook zij hebben hun tijd en moeite in het onderzoek gespendeerd en hun inzichten en verklaringen waren zeer verrijkend voor dit onderzoek. Dank aan alle bands die hebben meegewerkt. Als laatste ook dank aan mijn oude computer om mij niet in de steek te laten. Ga nu maar heen in vrede.
65
REFERENTIES
66
Anderson, B. (1991) Imagined communities: Reflections on the origin and spread of nationalism. London: Verso.
Anderson, C. (2004). The long tail. Wired, 10, p.170-177.
Anderson, C. (2006). The long tail. London:Random House.
Bawden, D. (1986). Information systems and the stimulation of creativity. Journal of information science, 12, p.203-216.
Brint, S. (2001). Gemeinschaft revisited: A critique and reconstruction of the community concept. Sociological Theory, 19 (1), p.1-23.
Chevalier, J. & Mayzlin, D. (2006). The effect of word of mouth on sales: Online book reviews. Journal of Marketing Research, 43 (3), p.345-354.
Collard, L. (2007). The internet music revolution. Geraadpleegd op 14 juli 2008 op het World Wide Web: http://mms.ecs.soton.ac.uk/2007/papers/34.pdf
Dhar, V. & Chang, E. (2007). Does chatter matter? The impact of user-generated content on music sales. Geraadpleegd op 1 augustus 2008 op het World Wide Web: http://archive.nyu.edu/bitstream/2451/23783/2/CEDER-07-06.pdf
Dolfsma, W. (2005). How will the music industry weather the globalization storm? First Monday, #1. Geraadpleegd op 31 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.firstmonday.org/issues/issue5_5/dolfsma/
Dolan, D. (2005). The big bumpy shift: Digital music via mobile internet. First Monday, #1. Geraadpleegd op 31 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.firstmonday.org/issues/issue5_12/dolan/
Duan, W., Gu, B. & Winston, A. (2005). Do online reviews matter? An empirical investigation of panel data. Niet-gepubliceerde paper, Austin TX, Department of Information, Risk and Operations Management.
67
Durkheim, E. (1893). De la division du travail social. Vertaald door Spaulding, J. & Simpson, G. (1949). The division of labor in society. Glencoe, Illinois: Free Press.
Durkheim, E. (1897). Le suicide, étude de sociologie. Vertaald door Simpson, G. (1951). Suicide. Glencoe, Illinois: Free Press.
Encyclopaedia Britannica (2008). About us. Geraadpleegd op 9 juli 2008 op het World Wide Web: http://info.britannica.co.uk/about.php?jlnk=lsl0020
Facebook (2009). Perskamer. Geraadpleegd op 24 juli 2009 op het World Wide Web: http://www.facebook.com/press.php
Gaffney, M. (2008). Independent music discovery, retrieval, and promotion via folksonomies and social networking sites. Niet-gepubliceerde scriptie, Aberystwyth, Wales, Library and Information Studies.
Giles, J. (2005). Internet encyclopaedias go head to head. Nature, 438, 900-901.
Guy, M. & Tonkin, E. (2006). Folksonomies: Tidying up tags? D-Lib Magazine, 12 (1). Geraadpleegd op 30 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.dlib.org/dlib/january06/guy/01guy.html
Jennings, D. (2007). Net, blogs and Rock’n’roll. London: Nicholas Breely Publishing.
Keegan, P. (2004) Is the music store over? Business 2.0. Geraadpleegd op 31 juli 2008 op het World Wide Web: http://money.cnn.com/magazines/business2/business2_archive/2004/03/01/363569/index.ht m
Knowles, J. (2007). A survey of Web 2.0 music trends and some implications for tertiary music communities. Proceedings music in Australian tertiary institutions: Issues for the 21st century.
68
Kroski, E. (2005). The hive mind: Folksonomies and user-based tagging. Geraadpleegd op 30 juli 2008 op het World Wide Web: http://infotangle.blogsome.com/2005/12/07/the-hive-mindfolksonomies-and-user-based-tagging/
Lam, C. & Tan, B. (2001). The internet is changing the music industry. Communications of the ACM, 44(8), 62-69.
Last.fm (2008). Tags for Bob Dylan. Geraadpleegd op 28 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.last.fm/music/Bob+Dylan/+tags
Mathes, A. (2004). Folksonomies – Cooperative classification and Communication Through Shared Metadata. Geraadpleegd op 30 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.adammathes.com/academic/computer-mediatedcommunication/folksonomies.html
Mejias, U. (2005, 26 april) Tag literacy. Geraadpleegd op 30 juli 2008 op het World Wide Web: http://blog.ulisesmejias.com/2005/04/26/tag-literacy/
Merholz, P. (2004, 19 oktober). Metadata for the masses. Geraadpleegd op 30 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.adaptivepath.com/ideas/essays/archives/000361.php
Newsweek (2006, 3 april) The new wisdom of the web. Geraadpleegd op 31 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.newsweek.com/id/45976
Noruzi, A. (2007, juni). Folksonomies: Why do we need controlled vocabulary? Webology, 4(2). Geraadpleegd op 30 juli 2008 op het World Wide Web op http://www.webology.ir/2007/v4n2/editorial12.html
Nyland, R. (2007, januari). Social networking: Fertile ground for the branding of youth? Paper gepresenteerd op de 19th Annual Convention of the Far West Popular Culture and Far West American Culture Associations, Las Vegas.
O’Reilly, T. (2004, juni ) Open source paradigm shift. Geraadpleegd op 9 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.oreillynet.com/pub/a/oreilly/tim/articles/paradigmshift_0504.html
69
O’Reilly, T. (2005, 30 september). What is Web 2.0: Design patterns and business models for the next generation of software. Geraadpleegd op 9 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.oreillynet.com/pub/a/oreilly/tim/news/2005/09/30/what-is-web-20.html Pandora (2005-2008). The Music Genome Project. Geraadpleegd op 31 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.pandora.com/mgp.shtml
Pfahl, M. (2005). Giving away music to make money: Independent musicians on the internet. First Monday, #1. Geraadpleegd op 1 augustus 2008 op het World Wide Web: http://www.firstmonday.org/issues/issue6_8/pfahl/
Poblocki, K. (2001, 5 november). The Napster Network Community. First Monday, 6 (11). Geraadpleegd op 31 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.uic.edu/htbin/cgiwrap/bin/ojs/index.php/fm/article/view/899/808
Shirky, C. (2005) Ontology is overrated: Categories, Links, and Tags. Geraadpleegd op 30 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.shirky.com/writings/ontology_overrated.html
Sinclair, J. & Cardew-Hall, M. (2008). The folksonomy tag cloud: When is it useful? Journal of Information Science, 34 (1), p.15-29.
Slater, D. & McGuire, M. (2005). Consumer taste sharing is driving the online music business and democratizing culture. Cambridge: Gartner Inc.
Smith, G. (2005). Market populism in the folksonomies debate. Geraadpleegd op 30 juli 2008 op het World Wide Web: http://atomiq.org/archives/2005/04/market_populism_in_the_folksonomies_debate.html
Speller, E. (2007). Collaborative tagging, folksonomies, distributed classification or ethnoclassification: A literature review. Library Student Journal, 2. Geraadpleegd op 30 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.librarystudentjournal.org/index.php/lsj/article/view/45/58
Surowiecki, J. (2005). The wisdom of crowds. New York: Anchor.
70
Toffler, A. (1984). The third wave. New York: Bantam.
Tönnies, F. (1887). Gemeinschaft und Gesellschaft. Vertaald door Loomis, C. (1957). Community and society. East Lansing: Michigan State University Press.
vi.be (2009). FAQ. Geraadpleegd op 30 april 2009 op het World Wide Web: http://vi.be/public/info.jsp?f=1205&lang=
Weinberger, D. (2007). Everything is miscellaneous. Geraadpleegd op 20 juli 2008 op het World Wide Web: http://www.everythingismiscellaneous.com
Wikipedia (2008, 7 juli). About Wikipedia. Geraadpleegd op 11 juli 2008 op het World Wide Web: http://en.wikipedia.org/wiki/Wikipedia:About
71