VI Buitengebied (Internationale school)
2
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Inhoudsopgave Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding
7
1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding Het plangebied Vigerend plan Leeswijzer
7 7 10 10
Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied
13
Hoofdstuk 3 Het project
15
3.1 3.2 3.3 3.4
15 15 15 16
Inleiding Omvang project Locatiekeuze Gebruiksfunctie
Hoofdstuk 4 Uitgangspunten, randvoorwaarden en beleidskader
17
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
17 17 19 25 26 31 31 34
Inleiding Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal beleid Gemeentelijk beleid Parkeren Cultuurhistorie Klimaat en duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Milieuparagraaf
35
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Geluid Luchtkwaliteit Bodem Externe veiligheid Flora en fauna Bomen Bommenonderzoek
35 36 38 39 42 45 46
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
47
Hoofdstuk 7 Juridische vormgeving
49
7.1
49
Regels
Hoofdstuk 8 Financiële aspecten
51
8.1 8.2 8.3
51 51 51
Inleiding Grondexploitatiewet Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid
55
9.1 9.2
55 55
Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Regels ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
57 3
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
59
Artikel 1 Artikel 2
59 63
Begrippen Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
65
Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
65 67 69
Groen Maatschappelijk Natuur
Hoofdstuk 3 Algemene regels
71
Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10
71 73 75 77 79
Algemene wijzigingsregels Milieuzone - grondwatersaneringsgebied Parkeernormen Anti-dubbeltelbepaling Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
81
Artikel 11 Artikel 12
81 83
Overgangsrecht Slotregel
Bijlagen bij de regels
85
Bijlage 1 Bijlage 2
86 89
4
Parkeernormen Uitvoeringsregels bij parkeernormen
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Toelichting
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
5
6
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
De 'Brainport Eindhoven' fungeert als spil in de technologische topregio Zuidoost Nederland. Om de ambities hiervoor waar te kunnen maken is het van groot belang om internationale kenniswerkers aan te kunnen trekken. De huidige uitstroom van de universiteiten en hogescholen en toestroom uit andere regio's blijken onvoldoende om aan de vraag naar internationaal toptalent van het bedrijfsleven te kunnen voldoen. Een aantrekkelijk woon- en leefklimaat is een zeer belangrijke vestigingsfactor voor de acquisitie van internationale kenniswerkers en buitenlandse bedrijven. De aanwezigheid van een internationale school die voldoet aan de internationale standaarden is daarbij van groot belang. De regio moet kunnen concurreren met regio's als München, Helsinki en Stockholm in de internationale 'battle for talent'. Voor de vestiging van de internationale school is behoefte aan een nieuwe locatie. In 2004 heeft de TaskForce 'International School' een locatieonderzoek laten uitvoeren. Na uitgebreid onderzoek is de keuze gevallen op de gebouwen en terreinen van de Constant Rebecque Kazerne aan de Oirschotsedijk 14b. In het bestemmingsplan Buitengebied is ter plaatse ten behoeve van de Internationale School een wijzigingsbevoegdheid (ex. artikel 11 Wet op de Ruimtelijke Ordening) opgenomen. Deze bevoegdheid geeft de mogelijkheid om de bestemming om te zetten van 'Militaire kazerne' naar een functie ten behoeve van de Internationale School. Deze wijziging is inmiddels doorgevoerd via een wijzigingsplan (1e Wijziging Buitengebied - Internationale School). Naast het omzetten van de functie is ook nieuwbouw gewenst. Hierin voorzien de wijzigingsregels en het wijzigingsplan niet. De wijzigingsbevoegdheid staat alleen gebruik in bestaande bebouwing toe. Onderhavig bestemmingsplan regelt de gewenste nieuwbouw voor de Internationale School.
1.2
Het plangebied
Het plangebied is op een afstand van 5 km gelegen ten noordwesten van het centrum van Eindhoven.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
7
Figuur. Ligging plangebied in groter verband. Op zo'n halve kilometer achter het plangebied ligt de spoorlijn Eindhoven-Den Bosch. Ten zuidoosten van het terrein, eveneens tussen de Oirschotsedijk en de spoorbaan, ligt sportpark De Herdgang, en aan de andere kant, ten noordwesten, ligt een secundaire weg. Het terrein ligt in een bosachtig groengebied en ook op het terrein zelf zijn er veel bomen waarvan een aantal waardevol zijn. Hieronder is het plangebied roodomlijnd weergegeven.
8
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Figuur. Ligging plangebied De voormalige kazerne is gelegen ten oosten van de Oirschotsedijk en is van oorsprong op deze weg georiënteerd. Hieronder is een foto van het hoofdgebouw aan de voorzijde, gezien van de Oirschotsedijk, opgenomen.
Figuur. foto hoofdgebouw
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
9
1.3
Vigerend plan
Ten behoeve van de vestiging van de Internationale School is in bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld door de raad 22-08-2006, gedeeltelijke goedkeuring gedeputeerde staten 17-04-2007), een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze bevoegdheid geeft het college de mogelijkheid om de bestemming 'Bijzondere doeleinden', specifiek bestemd als 'militaire kazerne', om te zetten in de bestemming 'extensieve sport en recreatie/ onderwijsdoeleinden', teneinde ter plaatse extensieve sport en recreatie en/of onderwijsvoorzieningen toe te staan. Van deze bevoegdheid is door het college van burgemeester en wethouders gebruik gemaakt. Het wijzigingsplan is inmiddels onherroepelijk. Hieronder is een afbeelding opgenomen van het wijzigingsplan.
Fig. Uitsnede plankaart wijzigingsplan.
1.4
Leeswijzer
Het bestemmingsplan 'VI Buitengebied (Internationale School)' bestaat uit een verbeelding met de daarbij behorende regels waaraan een toelichting is toegevoegd. Naast de digitale versie is er tevens een versie op papier van het bestemmingsplan beschikbaar. 10
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
De toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met de beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het project en de randvoorwaarden. Hoofdstuk 4 bevat de uitgangspunten bij, de randvoorwaarden voor en het beleidskader voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan. Hoofdstuk 5 bevat de milieuparagraaf en hoofdstuk 6 de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. De financiële uitvoerbaarheid is neergelegd in hoofdstuk 8. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde en te volgen procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid (resultaten van het gevoerde overleg).
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
11
12
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 2
Beschrijving plangebied
Integraalgebiedsprofiel De projectlocatie ligt in Landelijk Strijp, een van de vijf deelgebieden van de A2-zone. Deze zone is in het kader van de Nota Ruimte aangeduid als een project van nationaal belang. Het project Landelijk Strijp behelst een samenhangende ontwikkeling, waarin de ontwikkeling van een robuuste groen-recreatieve verbinding tussen stad en land wordt gecombineerd met de aaanleg van een hoogwaardige bedrijventerrein tussen het Beatrixkanaal en de A2. Parallel aan deze twee sleutelprojecten wordt ook gewerkt aan een bereikbaarheidsplan. Vanuit Landelijk Strijp zijn de volgende kaders van toepassing: Het stadswoud De ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp gaat uit van de groene hoofdstructuur zoals door de provincie is vastgesteld. Vanuit het landschapsplan wordt daarbij geconcludeerd dat Landelijk Strijp in hoofdzaak uit twee type landschappen bestaat, een open mozaiek ten noorden van de Anthonie Fokkerweg en een bosachtig gebied (het stadswoud) ten zuiden van de Anthonie Fokkerweg. De omgeving van de Internationale school dient daarmee dus een bosachtige uitstraling krijgen. Wel wordt gestimuleerd om binnen het stadswoud meer diversiteit te krijgen in type bosomgevingen. De Groene Corridor De Groene Corridor vormt de belangrijkste ruimtelijke drager van Landelijk Strijp. Het is een brede groenrecreatieve wandel- en fiets-Boulevard van het centrum van Eindhoven tot aan de markt in Oirschot, autoluw en voorzien van meerdere bomenrijen. De route loopt dwars over de Oirschotsedijk en vormt daarmee ook een lommerrijke entree voor de Internationale school. Wel betekent de ontwikkeling van de Groene Corridor dat de verkeersontsluiting in principe niet kan plaatsvinden via de Oirschotsedijk en dat er in het ontwerp voor de openbare ruimte rond de Internationale school rekening moet worden gehouden met de continuïteit in het ontwerp van de Groene Corridor. Vanuit dit kader is ervoor gekozen om de verkeersontsluiting via de Achtseweg Zuid te laten plaatsvinden. Het personeel zal wel, via een speciale personeelsingang, gebruik gaan maken van de Oirschotsedijk. Padenstelsel Naast de Groene Corridor staat voor het stadswoud de verfijning van het padenstelsel op het programma. Een nieuw fietspad is dan ook gesitueerd direct ten oosten van de Constant Rebecque Kazerne en verbindt diverse interessante plekken binnen Landelijk Strijp. Dit nieuwe pad vormt daarmee ook gelijk aan de Groene Corridor een directe langzame verbinding naar de Internationale school. In tegenstelling tot de Groene Corridor worden aan het ontwerp van dit fietspad geen eisen gesteld wat betreft continuïteit. Toegankelijkheid Een ander belangrijk item bij de ontwikkeling van het stadswoud is de wens vanuit de visie om hekwerken te verwijderen, waardoor het hele gebied meer toegankelijk wordt. De ontwikkeling van de omgeving van de internationale school dient bij te dragen aan het meer toegankelijk maken van het stadswoud. Bezien zal dienen te worden in hoeverre de verhoging van de toegankelijkheid aanvaardbaar is in relatie tot de beveiling van de gebouwen. Hieronder is afbeelding opgenomen waarbij het plangebied is omcirkeld gelegen in het rood omlijnde Landelijk Strijp.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
13
Fig. Ligging plangebied in Landelijk Strijp Situering De locatie is gelegen aan de Oirschotsedijk 14b. De Oirschotsedijk maakt onderdeel uit van de historische wegenstructuur van vóór 1900. De omgeving van Eindhoven vóór de eerste stadsuitbreidingen en de annexatie van de randgemeenten Woensel, Gestel, Stratum, Strijp en Tongelre in 1920 werd gekenmerkt door een radiale wegenstructuur die nog goed herkenbaar is. Het waren wegen die de stad met de dorpen en met de regio verbonden. De Oirschotsedijk dateert van de 18e eeuw. De omgeving van het plangebied maakt onderdeel uit van de Houtvesterij Oirschotsedijk. Dit is een restant van een bosontginning uit het derde kwart van de 19e eeuw. De historische structuur daarvan is nog herkenbaar.
14
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 3
3.1
Het project
Inleiding
Het project behelst de fysieke samenvoeging van twee bestaande afdelingen van de internationale school op één nieuwe locatie in Eindhoven. Om de functies voldoende te kunnen accommoderen is tevens nieuwbouw gewenst. De totstandkoming van de Internationale School zal plaatsvinden aan de hand van een Europese aanbestedingsprocedure conform het model van de 'concurrentiegerichte dialoog' en gericht op de totstandkoming van een DBFMO-contract (DBFMO='design', 'build', 'finance', 'maintain' en 'operate').
3.2
Omvang project
Met de realisatie van het project wordt de mogelijkheid gegeven om in Europees perspectief een excellente internationale school te creëeren en er een educatieve en buitenschoolse voorziening van te maken voor kinderen/ leerlingen van 0 tot 18 jaar. Er zal een programma worden geboden van 7 uur tot 19.00 uur conform de internationaal geldende standaarden. Een uitgebreid buitenschools programma met veel aandacht voor sport en en cultuur zal er onderdeel van zijn. Daarnaast wordt een mogelijkheid gecreëerd van verblijf. Dit verblijf is nadrukkelijk gekoppeld aan de onderwijsactiviteiten. De school zal onderdak kunnen bieden aan ruim 1.000 leerlingen.
3.3
Locatiekeuze
Ten behoeve van het project 'Internationale School' zijn in 2003 en 2004 een twintigtal locaties nader bekeken. Op basis van een in 2004 verschenen tussentrapportage is destijds besloten om 3 locaties nader te onderzoeken, te weten: - De Castilliëlaan; - De Constant Rebecque Kazerne; - Strijp S. Er is bij deze locaties getoetst aan de volgende aspecten: - beschikbaarheid; - bereikbaarheid per auto; - ontsluiting van de locaties per auto in verband met halen en brengen; - bereikbaarheid met openbaar vervoer; - onstluiting per fiets; - gratis parkeren; - verbindingen met het Stedelijk College aan de Henegouwenlaan; - planologische en procedurele haalbaarheid; - de eigendomssituatie en de verwervingskosten; - (mede)gebruik van buitensportvoorzieningen; - gevolgen voor andere scholen; - passendheid in de omgeving; - het gebruik van bestaande gebouwen/ monumenten; - de uitstraling van de locatie; - andere relevante ruimtelijke en maatschappelijke behoeften; ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
15
- de investerings- en exploitatiekosten en de dekking. Op basis van deze aspecten is, in de notitie 'IO-Definitieve keuze locatie d.d. 28-06-2004', geconcludeerd dat geen ekele locatie voor 100% voldoet aan de wensen. Van de locatie Strijp S is aangegeven dat de stedelijke omgeving die ter plekke wordt nagestreefd afbreuk doet aan het voorgestane karakter en de onderwijsfilosofie van de school. Met betrekking tot de locatie 'Castilliëlaan' is aangegeven dat gegeven alle behoeften en strategische opgaven voor de stad het niet gewenst is om de onbebouwde terreinen te onwikkelen zolang bestaande gebouwen nog dienen te worden herontwikkeld en gewenste functies in bestaande gebouwen kunnen worden gerealiseerd. Gekozen is uiteindelijk voor de locatie 'Constant Rebecque Kazerne'. Met de keuze voor deze locatie worden drie doelen gediend: het internationaal onderwijs wordt versterkt, er wordt een invulling gevonden voor een leegstaand Rijksmonument waar de gemeente eigenaar van wordt en een invulling voor dient te vinden en er wordt een stap voorwaarts gezet in natuurontwikkeling in de ecologische hoofdstructuur.
3.4
Gebruiksfunctie
De huidige bestemming op grond van het onherroepelijke wijzigingsplan van de gronden is: 'extensieve sport en recreatie/ onderwijsdoeleinden'. Deze bestemming wordt door middel van onderhavig plan omgezet in de bestemming 'Maatschappelijk'. Dit in aansluiting op de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen (Svbp). Deze bestemming maakt de vestiging van een internationale school mogelijk. Daaromheen wordt een internationale campus gerealiseerd met buitenschoolse sport-, recreatie- en cultuurvoorzieningen voor internationale kenniswerkers en hun kinderen.
16
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 4 beleidskader
4.1
Uitgangspunten, randvoorwaarden en
Inleiding
In dit hoofdstuk worden een aantal bevindingen uit het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid in relatie tot het hiervoor behandelde initiatief beschreven. Het is niet de bedoeling om in dit hoofdstuk het volledige beleidskader samen te vatten. Het gaat hierin slechts om de meest relevante beleidsstukken.
4.2
Rijksbeleid
Nota Ruimte Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte, de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid, in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030 op hoofdlijnen vastgelegd. De nota bevat geen concrete beleidsbeslissingen maar stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Specifiek richt het rijksbeleid zich op: • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, met name door voldoende; • ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied; • krachtige steden en een vitaal platteland; investeren in leefbaarheid en veiligheid; • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische) waarden; • borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten. In de Nota Ruimte is de regio Zuidoost-Brabant aangemerkt als economisch kerngebied binnen de nationale ruimtelijke hoofdstructuur met in het bijzonder regio Eindhoven als Brainport. De verdere ontwikkeling van Brainport wordt gezien als een project van nationaal belang. De realisatie van de Internationale School maakt onderdeel uit van dit project. In de Nota 'Pieken in de Delta' geeft het kabinet hoge prioriteit aan de verdere ontwikkeling van Zuidoost-Nederland als toptechnologieregio. Het kabinet heeft de ontwikkelingen van de regio Zuidoost-Brabant aangeduid als één van de belangrijkste nationale ruimtelijke opgaven voor de komende jaren. Hierbij gaat het onder meer om het bevorderen van krachtige steden en een vitaal platteland door duurzame ruimtelijke inrichting. Een tweede doel is het realiseren van een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat met meer groen in en nabij de stedelijke gebieden. Dit alles draagt bij aan de internationale concurrentiepositie van Nederland.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
17
Figuur Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur Conclusie De realisatie van de Internationale School Eindhoven maakt onderdeel uit van het project Brainport, dat een project van nationaal belang is. Ontwerpbesluitalgemeneregels ruimtelijkeordening Het ontwerpbesluit algemene regels ruimtelijke ordening van het Rijk (kortweg Amvb Ruimte) d.d. 29 mei 2009) geeft onder meer regels die in de provinciale verordening dienen te worden opgenomen. Onderhavig plangebied is gelegen in het nationaal landschap 'Het Groene Woud'. Ten aanzien van 'Nationale Landschappen' is bepaald (Titel 3.3 'Nationale landschappen') dat bij provinciale verordening regels worden gesteld ten aanzien van de toelichting bij bestemmingsplannen. Het doel hiervan is om de kernkwaliteiten van het nationaal landschap in stand te houden en te versterken. De uitwerking van deze uitgangspunten is opgenomen in de provinciale verordening Ruimte fase 1 en 2. Deze verordening wordt verderop nader uitgewerkt op het aspect 'Nationaal Landschap'. Conclusie Op rijksniveau zullen regels worden gesteld ter bescherming van de kernkwaliteiten van de nationale landschappen, waaronder 'Het Groene Woud'. Deze regels zijn en worden opgenomen in de provinciale verordening Ruimte, fase 1 en 2.
18
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
4.3
Provinciaal beleid
De provincie heeft, bij verordening, regels opgesteld waarmee rekening dient te worden gehouden bij de opstelling van bestemmingsplannen. De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers. Structuurvisie Op 1 oktober 2010 heeft provinciale staten de structuurvisie vastgesteld. De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025. De interimstructuurvisie was een eerste stap in de richting. Het voorontwerp Structuurvisie is een volgende stap. In de structuurvisie van de provincie is onderhavige projectlocatie (globaal rood omcirkeld) gelegen in de 'Groenblauwe structuur' en specifiek aangeduid als 'Kerngebied Groenblauw'.
De groenblauwe structuur omvat de samenhangende gebieden in Noord-Brabant, waaronder de ecologische hoofdstructuur, waar natuur- en waterfuncties behouden en ontwikkeld worden. De structuur is de groenblauwe ruggengraat van het landschap; deze dooradert zowel het landelijk gebied als het stedelijk gebied van Noord-Brabant. De groenblauwe structuur in het Brabantse landschap is wezenlijk voor de aantrekkelijkheid van zowel het stedelijke netwerk als het agrarische cultuurlandschap van Noord-Brabant. De structuur is van belang voor een goede, aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving in Noord-Brabant. Kerngebied Groenblauw De kern, van de groenblauw structuur, bestaat uit natuurgebieden in de ecologische hoofdstructuur inclusief de (robuuste) ecologische verbindingszones. De hoofdfunctie is hier behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem Conclusie In het plangebied zijn de voorkomende stukjes EHS uitsluitend bestemd ten behoeve van 'Natuur'. Dit is in overeenstemming met de structuurvisie. Voor het overige wordt de groenfunctie zoveel als mogelijk gespaard. Zo is een onderzoek verricht op het terrein naar bomen en bosvakken (Inventarisatie naar bomen en bosvakken Oirschotsedijk 14 b Eindhoven, Cobra boomadviseurs bv, 10-03-2010). In de planvorming wordt hiermee zoveel als mogelijk rekening gehouden.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
19
VerordeningRuimte De Verordening ruimte_fase 1 is op 1 juni 2010 in werking getreden. De Verordening fase 1 bevat onder meer regels voor de GHS-natuur/EHS en Land- en tuinbouw (integrale zonering, glas, TOV). Gedeputeerde Staten hebben op 1 juni 2010 de ontwerp-Verordening ruimte, fase 2, vastgesteld. In de Verordening ruimte_fase 2 bevinden zich o.a. aanvullingen op regels uit de Verordening ruimte fase 1 en regelingen voor agrarische gebieden en de groenblauwe mantel. Verder bevat de Verordening ruimte_fase 2 beschermingen op gebied van aardkundige en cultuurhistorische waarden en nationale landschappen. Onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. Ecologische hoofdstructuur Hieronder is een afbeelding uit de verordening opgenomen waarop te zien is dat het projectgebied is gelegen in een 'Ecologisch hoofdstructuur'.
Afbeelding Verordening Ruimte en 'EHS'en plangebied (roodomlijnd). De bijbehorende regels (Artikel 3.1.3. Bescherming van de ecologische hoofdstructuur) zijn erop gericht om binnen bestemmingsplannen de ecologische hoofdstructuur te behouden, te herstellen of duurzaam te ontwikkelen. Verder stelt het regels ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en houdt daarbij rekening met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken. Conclusie In onderhavig plan zijn deze eisen vertaald door middel van de bestemming 'natuur' en de bijbehorende beschermde regels. 20
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Stedelijke ontwikkeling Hieronder is een afbeelding uit de verordening opgenomen waarop te zien is dat het projectgebied is gelegen in 'Gebied integratie stad-land' . Naast 'Gebied integratie stad-land' valt het gebied ook binnen 'Stedelijke Regio'. Dat is echter op de afbeelding niet zichtbaar, omdat de 'Stedelijke Regio' voor een nog groter gebied geldt. Daarnaast valt het bestemmingsplan ook in gebied 'Buiten bestaand stedelijk gebied' waar ook regels aan verbonden zijn.
Afbeelding Verordening Ruimte:'Integratie Stad-Land' en plangebied (roodomlijnd). Stedelijke regio Het provinciale beleid is al jaren gericht op het bundelen van de verstedelijking. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Een 'stedelijke regio' (Artikel 2.1.1. Bijzondere begripsbepalingen, onder e) is een ruimtelijk samenhangend verstedelijkt gebied dat in hoofdzaak is bedoeld voor de opvang van verdere verstedelijking. Op provinciale schaal betekent het uitgangspunt van bundeling van verstedelijking dat het leeuwendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in de vijf stedelijke regio's. De stedelijke regio's zijn zodanig ruim aangeduid, dat zij naar huidige inzichten –met het perspectief van 20 à 25 jaar – kunnen voorzien in de ruimtebehoefte voor wonen, werken en andere verstedelijkingsopgaven. Binnen de stedelijke regio's liggen belangrijke groene en open gebieden. Deze gebieden staan door hun ligging tussen stedelijke centra en nabij gelegen infrastructuur onder druk van de ruimtebehoefte voor verstedelijking. De provincie vindt het van groot belang deze groene kwaliteiten van de stedelijke regio's duurzaam te behouden en te versterken, onder andere door het groen in en om de stad verder te ontwikkelen. Conclusie
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
21
De militaire kazerne die voorheen op de locatie gevestigd was is een vorm van een stedelijke functie. Hiervoor in de plaats komt een andere stedelijke functie in de vorm van een internationale school. Dit past in het beleid voor de stedelijke regio dat uitgaat van concentratie van verstedelijking. Gebied integratie stad-land In het algemeen gaat het bij de aanduiding 'Integratie stad-land' om gebieden die om landschappelijke, recreatieve of cultuurhistorische redenen bepalend zijn voor de regionale landschappelijk structuur. Het provinciaal belang van een specifieke afweging in relatie tot mogelijke stedelijke ontwikkeling is gelegen in de bescherming van deze landschappelijke structuur, maar soms ook van een bijzondere cultuurhistorische 'site' (bijv. een kloostertuin) of in het behoud van een omvangrijk open en groen sportpark.In gebieden met bijzondere landschappelijke kwaliteiten die zijn aangeduid als 'integratie stad-land' zijn onder specifieke voorwaarden stedelijke ontwikkeling mogelijk. In deze gebieden kan stedelijke ontwikkeling plaatsvinden in samenhang met groene landschapsontwikkelingen. Door middel van een ontheffing (artikel 2.1.5) van Gedeputeerde Staten kan per gebied maatwerk geleverd worden voor de vorm waarin zo'n samenhangende gebiedsontwikkeling gestalte kan krijgen. In artikel 2.1.5 is aangegeven dat een ontheffingsaanvraag gepaard gaat met een beschrijving van de integrale ruimtelijke visie met betrekking tot de beoogde stedelijke ontwikkeling in samenhang met een groene landschapsontwikkeling. Tevens dient een verantwoording van de ruimtelijke afweging die ten grondslag ligt aan de beoogde vorm van stedelijke ontwikkeling te worden overlegd. Conclusie Het plangebied is niet alleen cultuurhistorisch waardevol vanwege de waardevolle beplanting en structuren maar eveneens vanwege de voormalige kazerne gebouwen en het ensemble ervan dat rijksmonumentale status heeft. Door de vestiging van de internationale school worden deze kwaliteiten voor de toekomst behouden. Dit past in de visie behorende bij 'Integratie stad-land'. Voor de ontwikkeling dient een provinciale ontheffing aangevraagd. Hierbij dient een ruimtelijke afweging ten aanzien van het plan te worden aangegeven. Wat betreft de locatiekeuze is in paragraaf 3.3 aangegeven hoe de locatiekeuze tot stand is gekomen. Verder is de verantwoording van de keuze m.b.t. de locatie voor de internationale school in groter verband verantwoord in de 'Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp' (2009). Cultuurhistorie Hieronder is een afbeelding uit de verordening opgenomen waarop te zien is dat het projectgebied is gelegen in 'Nationaal Landschap Het Groene Woud'.
22
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Afbeelding Verordening Ruimte:'Het Groene Woud' en plangebied (roodomlijnd). De status van nationaal landschap heeft planologische consequenties. Binnen een nationaal landschap gelden er beperkingen voor stedelijke ontwikkelingen en de ontwikkeling van andere, nieuwe intensieve vormen van ruimtegebruik. Het in de structuurvisie RO weergegeven ruimtelijk beleid van de groenblauwe, agrarische en stedelijke structuur borgt de doelstellingen van de nationale landschappen. Naast een beschermingsbeleid heeft de provincie een coördinerende rol bij het uitvoeren van het stimuleringsbeleid van het Rijk in de nationale landschappen. Aan de aanduiding als nationaal landschap is een uitvoeringsprogramma gekoppeld dat met een stimulerende, gebiedsgerichte aanpak de doelen wil realiseren. Gedeputeerde Staten hebben de kernkwaliteiten van het nationale landschap, zoals ook de ontwerp-amvb ruimte is aangegeven, uitgewerkt via de regelingen te aanzien van de groenblauwe structuur, de aardkundige waardevolle gebiedenkaart en de cultuurhistorische waardenkaart. Bij ruimtelijke planvorming dienen de beschreven kernkwaliteiten in acht te nemen. Kernkwaliteiten Het Groene Woud In de Nota Ruimte zijn voor het nationaal landschap Het Groene Woud drie algemene kernkwaliteiten geformuleerd: het groene karakter, de kleinschalige openheid, het samenhangende complex van beken, essen, kampen, bossen en heides. De beschrijving van de fysieke kernkwaliteiten sluit aan bij de gebiedspaspoorten van de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Ook in de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn waarden en kenmerken die binnen dit nationaal landschap voorkomen beschreven. De centrale ligging in het stedelijke gebied van Noord-Brabant is een belangrijk aspect in het ruimtelijk beleid. In Het Groene Woud worden verbrede landbouw en recreatie in samenhang met natuur en landschap ontwikkeld. In de gebiedsontwikkeling Het Groene Woud richt de provincie zich samen met de regionale partners met name op de grensvlakken 'stad-land'. De kernkwaliteiten van Het Groene Woud zijn echter niet alleen gekoppeld aan de fysieke kenmerken van het landschap, maar ook aan de sociaal-culturele identiteit van het gebied en de economische activiteiten van de lokale ondernemers. Kernkwaliteiten moeten richting geven aan duurzame ontwikkeling en moeten een zekere balans bewerkstelligen tussen 'people, profit en planet'. Dit gaf aanleiding tot het ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
23
formuleren van drie meer specifieke kernkwaliteiten: - een goed leesbaar landschap, -het groene hart van Midden-Brabant, - een grote mate van organisatievermogen, eensgezindheid en gemeenschapszin in de streek. Artikel 3.7.7. 'Beschrijving van de kernkwaliteiten van de nationale landschappen' van de Verordening Ruimte geeft de kernkwaliteiten van het het nationaal landschap Het Groene Woud weer. Het gaat om het groene karakter, de kleinschalige openheid, de samenhang tussen beken, essen, kampen, bossen en heiden en de centrale ligging tussen de stedelijke gebieden van Noord-Brabant. Verder wordt in artikel artikel 3.7.8. 'Bescherming van de nationale landschappen' van de Verordening Ruimte aangegeven dat een bestemmingsplan dat is gelegen in een nationaal landschap mede strekt tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de kernkwaliteiten van de onderscheiden gebieden. Tevens dienen regels te worden gesteld ter bescherming van de kernkwaliteiten van de onderscheiden gebieden. Agrarisch gebied Hieronder is een afbeelding uit de verordening opgenomen waarop te zien is dat het projectgebied tevens is gelegen in 'Agrarisch gebied'.
Afbeelding Verordening Ruimte:'Agrarisch gebied' en plangebied (roodomlijnd). Ten behoeve van de bescherming van het agrarisch gebied zijn diverse regels opgenomen m.b.t. nieuwe functies in het buitengebied. Zo zijn regels gesteld ten aanzien van het wonen in het buitengebied, nieuwe landgoederen, verblijfs- en dagrecreatie, sportvoorzieningen en diverse vrije-tijds-voorzieningen. Ook zijn regels (artikel 3.8.10) gesteld ten aanzien van de ontwikkeling van overige niet-agrarische bedrijven en maatschappelijke voorzieningen. Ten aanzien van maatschappelijke voorziening is, kortweg, bepaald dat een bestemmingsplan dat is gelegen in het agrarisch gebied, kan voorzien in een maatschappelijke voorziening mits de beoogde ontwikkeling, kortweg, niet leidt tot een kavelgrootte van meer dan 5.000 m2. Conclusie 24
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Het plan voorziet niet in een nieuwe woonfunctie en eveneens niet in een uitbreiding van de kavelgrootte van 5.000 m2. De huidige functie 'extensieve sport en recreatie/ onderwijsdoeleinden' (Maatschappelijk) wordt voortgezet. Onderhavige ontwikkeling past op dit punt in de verordening.
4.4
Regionaal beleid
Ruimtelijk Programma Brainport Regio Eindhoven (2009) Het Ruimtelijk Programma Brainport beschrijft de basics, oftewel de ruimtelijke randvoorwaarden voor een succesvolle ontwikkeling van Brainport. Het RPB wordt door de regio gebruikt als vertrekpunt in het overleg met diverse bestuurlijke en niet bestuurlijke partners. Het vormt tevens de basis voor regionale ondersteuning van kansrijke ruimtelijke initiatieven De hoofdlijn van de ruimtelijke strategie: 1. Overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen werken nauw samen in de Tripple Helix; 2. De markt bepaalt in hoge mate de kennisconcentraties (campussen). De overheid faciliteert; 3. De campussen voegen ruimtelijke kwaliteit en beleving toe aan het openbaar gebied; 4. De kennisclusters, top-onderwijsinstellingen (TU/e, Design Academy en International School) en top-bedrijven bevinden zich op korte afstand van elkaar in het stedelijk gebied, ontsloten door een ruit van snelwegen en een systeem van hoogwaardig openbaar vervoer wat aansluit op het centrum van de stad en op de luchthaven; 5. Het landschap wordt ingezet als groen raamwerk voor verstedelijking. Het Middengebied wordt ontwikkeld tot een uniek landschapspark; 6. Stadscentra worden hoogstedelijker; 7. De regio zet in op (innovatieve) top woon- en werkmilieus en openbare belevingsclustering; 8. Het historisch erfgoed wordt ingezet als nieuw woon- werk of recreatiemilieu. Hieronder is uitsnede opgenomen van de kaart behorende bij het Ruimtelijk Programma Regio Eindhoven.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
25
Figuur. Uitsneden 'Ruimtelijke Programma Regio Eindhoven'. Op de afbeelding is te zien dat de projectlocatie is aangeduid als 'Transformatie' binnen de 'Groene hoofdstructuur'. Hierbij gaat het specifiek om de transformatie van historisch militair erfgoed waarmee de identiteit van de regio kan worden versterkt (p. 45). De investeringen die nodig zijn om de strategie te vertalen in concrete maatregelen zijn grotendeels ondergebracht in Rijksprogramma’s als Meerjaren Investeringsprogramma Ruimte en Transport (MIRT) en het Nota Ruimte project 'Brainport Avenue'. Deze programma’s combineren de aanleg van infrastructuur met de ontwikkeling van groen en woon- en werkgebieden. Het is aan de regio om dat verder uit te werken in de regionale integrale gebiedsontwikkelingen: Brainport Avenue; het Middengebied; de Noordoostcorridor; de Grenscorridor, het Nieuwe Woud en in bredere zin de Plattelandsontwikkeling. Bij de invulling van de integrale gebiedsontwikkelingen is rekening te houden met het toepassen van thema’s die kleur en imago geven en onze regio onderscheiden van andere regio’s: Connected Campus; Historisch erfgoed; Landschapsparken; Ruimtelijke pilots en Centrumlocaties. Het SRE heeft per thema een projectleider benoemd. Conclusie De locatie en realisatie van de Internationale School in de buurt van topbedrijven, ontsloten door een ruit van snelwegen past goed binnen de visie voor Brainport.
4.5
Gemeentelijk beleid
4.5.1
Interimstructuurvisie
In december 2009 is de Interimstructuurvise 2009 door de gemeenteraad van Eindhoven vastgesteld. Met de Interimstructuurvisie 2009 geeft de gemeenteraad invulling aan de ambitie om Eindhoven door te ontwikkelen in zijn kwalitatief hoogwaardige combinatie van wonen, werken en groen. De nadruk ligt daarbij ook op leefbaarheid en bereikbaarheid. Als kerngemeente van Brainport Zuidoost Brabant stuurt Eindhoven aan op het bieden van ruimte aan een krachtige ontwikkeling van deze economische kernzone een hoge kwaliteit van de leefomgeving en aandacht voor sociale betrokkenheid en ondernemend burgerschap tot op buurtniveau. Op deze wijze geeft de raad invulling aan het begrip duurzame ruimtelijke kwaliteit. 26
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hieronder is een uitsnede opgenomen van de interimstructuurvisie met daarin het projectgebied globaal rood omcirkeld.
Figuur: uitsnede interimstructuurvisie Hieruit blijkt dat het gebied niet is gelegen in een transformatiegebied (gearceerd weergegeven). De Interimstructuurvisie is het resultaat van de integratie van de ruimtelijk relevante raadsprogramma's die tot medio 2009 zijn vastgesteld. Dit is onder andere verbeeld in een kaart die inzicht biedt in de verdeling van het actuele en gewenste grondgebruik.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
27
Figuur: uitsnede interimstructuurvisie
Onderhavig plangebied is op de op de kaart 'Gebruik van de ruimte' uit de Interimstructuurvisie aangeduid als: Gebruiksgroen Dit zijn groengebieden, veelal behorende tot de Groene Hoofdstructuur, waarin op voorwaarde van het behoud van de natuur- en landschapskwaliteiten uiteenlopende (groen)recreatieve functies kunnen zijn ondergebracht, zoals maneges, golfbanen, uitloopgebieden, parken en volkstuinen. Verder zijn de gronden bedoeld voor landbouw, kleinschalige aan het buitengebied gebonden bedrijven (inclusief kleinschalige horeca) en extensieve sportgebieden. Sport Deze gronden zijn bedoeld voor sportconcentratiegebieden: geclusterde stedelijke voorzieningen op gebied van sport (intensief ) en ter ondersteuning van de sportvoorzieningen kleine horeca, kantoor- of medische faciliteiten. Onderwijs Deze gronden zijn bedoeld voor geclusterde onderwijs- en onderzoekfaciliteiten voor voortgezet (speciaal) onderwijs en op MBO, HBO en universitair niveau en daarbij horende voorzieningen als kleine aantallen studentenwoningen, ex-pat hotel, detailhandel, horeca, congresfaciliteiten en sportvoorzieningen. Natuur Dit zijn gebieden voor groene en ecologische ontwikkeling. Het extensieve (recreatief ) medegebruik is gericht op natuur- en landschapsbeleving aangezien het onderdelen betreft van de Groene en Ecologische Hoofdstructuur. 28
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Internationaal vestigingsklimaat Verder wordt in de structuurvisie met betrekking tot de ontwikkeling van de internationale school opgemerkt dat Eindhoven als internationaal vestigingsklimaat voor bedrijven en werknemers ondersteund dient te worden met goede onderwijsvoorzieningen, waaronder de realisering van een internationale school (blz. 28 onder 'Economie'). Brainport-avenue Ten aanzien van de Brainport Avenue rond Eindhoven wordt aangegeven dat deze wordt (her)ingericht tot een Brainport-etalage. De plannen hiertoe zijn vervat in het rapport ‘De geniale Brainport-locaties, integrale gebiedsontwikkeling A2-zone regio Eindhoven’. Voldoende ‘groen’ en uitstekende bereikbaarheid zijn een paar belangrijke doelen die in deze visie worden uitgewerkt. Bijvoorbeeld door aansluiting bij het Groene Woud en het inzetten van verschillende vormen van transport. Daar waar de A2 in de toekomst kruist met de HOV (vijf keer) en het spoor (één keer), zullen toplocaties ontstaan die optimaal bereikbaar zijn. De internationale school is als een belangrijk exploitatieprojecten gekoppeld aan de Brainport Avenue. Conclusie Gelet op structuurvisie is de ontwikkeling van de Internationale School daarin passend.
4.5.2
Landelijk Strijp
Inleiding In 2009 is de Ontwikkelingsvisie Landelijk Strijp opgesteld. Het gebied Landelijk Strijp is de groene wig aan de noordwestzijde van Eindhoven, aangeduid als stadspark. Om ervoor te zorgen dat de huidige en toekomstige ontwikkelingen zo goed mogelijk op elkaar zijn afgestemd, is een ontwikkelingsvisie opgesteld, uitgaande van het beleid zoals vastgesteld in ondermeer het Groenbeleidsplan 2001 (drie aanduidingen: natuur, multifunctioneel groen, integrale ontwikkeling groen-rood= 60% natuurontwikkeling – 40% verstedelijking, verstedelijking betaalt de natuurontwikkeling), en de impulsen vanuit de Brainportcontext. De ontwikkelingsvisie is geen uitwerking op perceelsniveau, maar een visie op hoofdlijnen, en biedt een kader waarin mogelijkheden van de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen zijn aangegeven. De visie wordt uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma 1e fase, waarin ook zal worden ingegaan op ruimtelijke vraagstukken als de relatie met de deels te benutten Groene Hoofdstructuur. Hieronder is een uitsneden van de kaart 'Landelijk Strijp' opgenomen met daarin de planlocatie roodomcirkeld.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
29
Figuur. Uitsnede Landelijk Strijp Karakter gebied Kenmerkend aan het gebied Landelijk Strijp zijn enerzijds de hoogdynamische functies, zoals de A2, Eindhoven Airport en de omringende bedrijventerreinen. Aan de andere kant zijn er natuurlijke elementen groen en water als het Beatrixkanaal, de beek Ekkersrijt, landgoed de Wielewaal en de Oirschotsedijk. Juist deze combinatie van dynamiek en rust geeft de locatie een uniek karakter met een hoge potentie. Oirschotse dijk autoluw Het Beatrixkanaal en de Oirschotsedijk zijn belangrijke ruimtelijke dragers voor het plan. Beide lijnen krijgen een nieuwe betekenis. Om de ambitie van de Groene Corridor te bereiken en de Oirschotsedijk tot landschappelijke drager te transformeren is het terugdringen van het autoverkeer op deze historische invalsroute voor de stad essentieel. De Oirschotsedijk wordt autoluw en fors beplant. Het verkeer wordt tussen de A2 en het Beatrixkanaal via de nieuwe wegverbinding tussen de clusters richting Strijpsche Kampen Noord geleid, de nieuwe aansluiting op de A2 en de afslag Best op de A58. Door het doorgaande autoverkeer op de Oirschotsedijk te bundelen met het spoor, via de Achtseweg Zuid, wordt het mogelijk het zuidelijke deel van de Oirschotsedijk autoluw in te richten. Stadspark De belangrijkste ambitie is het herstellen en versterken van het groene karakter. De visie beschrijft Landelijk Strijp als een landschap waarin verder plaats is voor sport, werken, recreatie en onderwijs (Internationale School). Landelijk Strijp kan zo uitgroeien tot één van de drie stadsparken van Eindhoven: een groene omgeving met waardevolle cultuurhistorische deelgebieden die uiteenlopende activiteiten bieden voor de diverse bewoners van Eindhoven. Het stadspark vormt een groene poort naar uitgestrekte natuurgebieden, met name Het Groene Woud. Conclusie In het plan voor de Internationale school wordt rekening gehouden met het autoluw maken van de Oirschotsedijk. Zo wordt voorzien in een hoofdontsluiting via de naast het plangebied gelegen weg (eveens Oirschotsedijk genaamd) op de Achtseweg Zuid. Verder is rekening gehouden met aanleg van de Groene Corridor door in het voorliggende plan een groenstrook van zo'n 18 à 20 m breed op te nemen. Over het aan te leggen fietspad (Strijpse pad) zijn nog geen definitieve keuzen gemaakt zodat het 30
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
bestemmingsplan daar niet in voorziet. Het bestemmingsplan past binnen de visie van Landelijk Strijp.
4.6
Parkeren
Op 26 juni 2008 heeft de Gemeenteraad van Eindhoven de parkeernormen voor Eindhoven vastgesteld. In de systematiek wordt uitgelegd hoe dient te worden omgegaan met deze normen. Alle gebieden in de stad Eindhoven zijn ingedeeld in 'centrum', 'schilwijken' of 'restgebieden'. Het onderhavige projectgebied is gelegen in 'restgebieden'. Bij het opstellen van het programma voor de school zal met deze parkeernormen rekening worden gehouden. De parkeernormen zijn in de regels opgenomen.
4.7
Cultuurhistorie
Historische wegenstructuur De Oirschotsedijk maakt onderdeel uit van de historische wegenstructuur van voor 1900. De omgeving van Eindhoven voor de eerste stadsuitbreidingen en de annexatie van de randgemeenten Woensel, Gestel, Stratum, Strijp en Tongelre in 1920 werd gekenmerkt door een radiale wegenstructuur die nog goed herkenbaar is. Het waren wegen die de stad met de dorpen en met de regio verbonden. De belangrijkste wegen zijn, onder meer, Kruisstraat tussen Fellenoord en Kronehoef, en de latere dorpskern van Woensel; Boschdijk: aangelegd als straatweg van 's-Hertogenbosch naar Luik, voltooid in 1818; Oude Bossche Baan (restant van de oorspronkelijke route vanaf de Berlagelaan tot het Vauclusepad; Oirschotsedijk (18e eeuw), de Oude Postdijk op landgoed de Wielewaal, Langs enkele wegen ondersteunt de begeleidende bebouwing in zijn perceelsgewijze opbouw de herkenbaarheid van de historische structuur. Rijksmonument De voormalige Constant Rebecque kazerne heeft een rijksmonumentale status en is in 1938 totstand gekomen. Het bestaat uit een poortgebouw met paviljoens rond een exercitieplaats, gebouwd volgens een standaardtype dat in de jaren 1930 was ontworpen door de kapitein der Genie A. G .Boost om te voldoen aan de toenemend behoefte aan gebouwen voor het Nederlandse leger. De gebouwen zijn voorzien van grote schilddaken met overstek gedekt met verbeterde Hollandse pannen. De samengestelde ramen zijn voorzien van smalle stalen kozijnen. Het poortgebouw heeft een karakteristiek middendeel waarin zich de doorgang bevindt naar het binnenterrein. Daarboven zijn hoge smalle ramen aangebracht met aan weerszijden een wijzerplaat en een windrichtingwijzer. Het geheel is cultuurhistorisch van belang vanwege de ontstaansgeschiedenis en het bouwtype. Daarnaast is het van architectuurhistorisch belang vanwege de zorgvuldig gedetailleerde stijlvormen. Het complex is bovendien gaaf bewaard gebleven. Bouwhistorische analyse en waardenbepaling monument In juli 2004 kreeg het Monumenten Advies Bureau de opdracht een bouwhistorische analyse uit te voeren met betrekking tot een aantal onderdelen van de voormalige Constant Rebecque Kazerne. Deze analyse bevat allereerst de complexonderdelen die als rijksmonument zijn beschermd. Ook de niet-beschermde gedeelten zijn onderzocht op hun cultuurhistorische onderdelen. Er is veldwerkonderzoek en bronnenonderzoek uitgevoerd. De Constant Rebecque Kazerne is een van de 24 nieuwe kazernes die in de periode 1938-1940 in het Nederlandse grensgebied werden gerealiseerd. Directe aanleiding was de toenemende oorlogsdreiging vanuit Nazi-Duitsland. Omdat de kazernes is vrij kort tijdsbestek dienden te worden gebouwd werd bepaald dat de complete tekeningen op 1 maart 1938 voltooid diende te zijn. Door de tijdsdruk alsmede de grote bouwoperatie was standaardisering van gebouwen vereist. De kapitein-adjudant van het Regiment Genietroepen, A.G. Boost, werd met het ontwerp belast. Boost koos qua bouwstijl voor de nieuw te ontwerpen kazernes voor aansluiting bij de toen algemeen heersende bouwstijl. De was een zakelijk-expressieve mengstijl voortgekomen uit de grote stromingen van de jaren '20 en '30 (Amsterdamse School, Delfste School, Nieuwe Bouwen/Functionalisme). ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
31
Naast de stijl en het materiaalgebruik speelt ook de keuze van gebouwtypen en bouwvormen een rol in de uiteindelijke uitstraling die Boost wenste. In zijn ontwerpen is de ontwikkeling in de richting van het uitsplitsten van functies te constateren. Met betrekking tot het karakter van zijn gebouwen wilde Boost dat de complexen een zekere beslotenheid zouden uitstralen en tegelijkertijd ook een afwerend uiterlijk zouden vertonen. Hij bereikt dit onder meer door de toepassing van de van woonhuizen en paviljoens afgeleide hoofdvormen, groepering van gebouwen rondom pleinstructuren en de toepassing van een hoofdgebouw met poortonderdoorgang. De rangschikking van de gebouwen ten opzichte van elkaar was afhankelijk van de terreinomstandigheden en de wijze waarop het complex gebruikt ging worden (troepen- en materieelkeuze. Wanneer men de verkregen resultaten bij de diverse complexen met elkaar vergelijkt dan hebben alle Boostkazernes een vergelijkbaar karakter. Tijdens de bezetting (1940-1945) werden er verschillende uitbreidingen gerealiseerd aan het complex. Het betrof onder meer een nieuwe eetzaal voor de manschappen aan het keuke- en badgebouw en een complex voor de huisvesting van de officieren en onderofficieren in versterkte gebouwen in de zogenaamde 'Heimatstil' op enige afstand van de bestaande kazernegebouwen. Deze panden zijn tot op heden behouden. Samenvattend kan worden gesteld dat de Constant Rebecque Kazerne veel cultuurhistorische, bouw- en architectuurhistorische waarden bezit. Dit geldt met name voor het kerngebied van de van het voormalige kazerneterrein, te weten de bebouwingsconcentratie rond de zogenaamde Boostkazerne, en de uitbreiding uit de Tweede Wereldoorlog in het noordwestelijke deel van het terrein. In zijn algemeenheid kan men stellen dat er bij het historische complex sprake is van hoge monumentale waarde. Dit geldt echter niet voor alle complexonderdelen en ook binnen de waardevolle componenten zelf zijn duidelijk waarde gradaties te onderscheiden: van hoge waarde tot storend. Cultuurhistorische analyse complex Door bureau Crimson is 2010 een cultuurhistorische analyse van de kazerne als stedenbouwkundig ensemble uitgevoerd (De Constant Rebecque Kazerne, Cultuurhistorische analyse van de kazerne als stedenbouwkundig ensemble, april 2010). Doel van het onderzoek is om vast te stellen waarin de monumentale waarde van het complex schuilt. Dit onderzoek kan worden gezien als een aanvulling op de eerder in 2004 uitgevoerde bouwhistorische verkenning. Daarin is geen waarde uitgesproken over het complex als geheel. Een waardering op dit niveau is nodig om te kunnen bepalen wat vanuit architectuur- en cultuurhistorisch oogpunt de uitbreidingsmogelijkheden en hoe het complex als ensemble zo goed mogelijk kan worden bewaard. Voor de rijksmonumentenstatus van de Constant Rebecque Kazerne is de essemblewaarde, meer dan de afzonderlijke bouwvolumes, essentieel. Dit hangt samen met het feit dat het hier gaat om een bijzonder type kazerne, de zogenaamde Grensbataljonkazerne. Het model hiervoor is nadrukkelijk ontwikkeld als totaalensemble. Het daarom ook geen zin om de gebouwen als losse objecten te waarderen of te herprogrammeren. In het rapport zijn een aantal concrete richtlijnen geformuleerd voor zowel transformatie van het bestaande complex als uitbreiding daarvan. De volgende conclusies een aanbevelingen zijn in het rapport gemaakt. 1. Het complex als onderdeel van een reeks a. behoud het complex als een gaaf exemplaar van de Boost-kazernes; b. maak gebruik van, maar respecteer ook de logica van het systeem; c. maak gebruik van de flexibiliteit die in het systeem besloten ligt. Daarmee doelen we in bredere zin op het principe van herhaalbaarheid, uniformiteit en aanpasbaarheid op alle niveaus. Dat wil zeggen bij het herprogrammeren van de volumes, bij het bijbouwen en rangschikken van nieuwe volumes, het verbouwen van bestaande, en het eventueel slopen van volumes. Het karakter van een gestandaardiseerd gebouw moet daarbij gehandhaafd blijven. 2. Stedenbouwkundige structuur a. Houd de compositie van de bouwstukken herkenbaar. Behoud het plein als een ruimte die aan één zijde afgesloten wordt door het poortgebouw. Houd de herhaling van legeringsgebouwen herkenbaar. Houd het volume van het keukengebouw, dat het plein afsluit, herkenbaar. b. Laat het principe van paviljoens rondom een binnenplaats intact. Bouw de losstaande volumes niet aan elkaar. De open plaats met het monument is een essentieel element van de kazerne. 32
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
c. Bewaar het poortgebouw als meest indrukwekkende gebouw van de kazerne, behoud het als hoofdmoot van het complex. Behoud de achterzijde van het binnenplein als deel met een meer open en minder monumentaal karakter. d. Behoud de afwisseling van symmetrie en asymmetrie als ontwerpprincipe in het stedenbouwkundige ensemble en de architectuur, ook in de nieuwbouw. Verstoor zo min mogelijk het bestaande complex. e. Behoud de massa van het keukengebouw als kenmerkend silhouet dat het plein afsluit. Voortbouwen en gedeeltelijk afbreken is een optie, mits de stedenbouwkundige functie van het gebouw bewaard blijft. f. Behoud de compositie van de bouwstukken waaruit de kazerne bestaat. g. Vat de Duitse Woningen en de manschappenzaal op als onderdeel van het monument en behoud ze. Betrek het gebied rondom de Duitse Woningen als geheel bij herontwikkeling, d.w.z. vergroot het zoekgebied voor nieuwbouw. h. Betrek de gebouwen F en K zoveel mogelijk bij de herontwikkeling. Wanneer de gebouwen betrokken kunnen worden bij de herontwikkeling verdient dat de voorkeur. Het behoud van deze gebouwen is echter niet essentieel voor het behoud van het ensemble. 3. Architectuur a. Houd de architectuur van de Boostvolumes intact, met hun blokvolumes, schilddaken en kenmerkende kappen. b1. Respecteer het oorspronkelijke materiaalgebruik zoveel mogelijk. Doorbreek bakstenen vlakken niet of zo min mogelijk. b2. Het is essentieel dat veel aandacht wordt besteed aan het behouden van de profielen en de indeling van de ramen. Kenmerkend voor de kozijnen is het dunne stalen profiel, de 'asymmetrische' indeling waardoor verschillenden maten van ramen voorkomen en de kleur. Indien ze vervangen worden zullen de nieuwe kozijnen het ranke beeld van de oude zoveel mogelijk moeten nabootsen. c. Behoud de wisselwerking en de afwisseling tussen symmetrie en asymmetrie om de esthetische waarde van de architectuur van het complex herkenbaar te houden, ook bij aanpassingen. d. Wanneer aanpassingen moeten plaatsvinden op het niveau van de gevels moeten deze zoveel mogelijk gelijk en herhaald doorgevoerd worden over alle bouwobjecten. e. Behoud het representatieve karakter van het poortgebouw. Blijf het poortgebouw opvatten als verzamelgebouw: bij herprogrammeren leent het zich bij uitstek voor het (opnieuw) opnemen van verschillende functies, waarvan het liefst ook weer enkele met een representatieve functie (entreehal, receptie). De interne organisatie kan hierbij gewijzigd worden, met uitzondering van de kantine op de eerste verdieping. Dit was het hoofdmoment in het gebouw, een verzamelplek, die dan ook duidelijk tot uitdrukking komt in de gevel. Behoud deze functie. f. Vat de legeringsgebouwen op als repeterende en identieke volumes met een (zoveel mogelijk) eenduidige functie en alzijdige oriëntatie. Zoek bij herbestemming zoveel mogelijk naar een eenduidige functie, bijvoorbeeld als leslokalen. Om het repetitieve karakter van de drie legeringsgebouwen te versterken zou men zelfs kunnen denken aan dezelfde functie voor alle drie de legeringsgebouwen. g. Onderzoek naar de technische staat van de woningen zal moeten uitwijzen in hoeverre de gebouwen kunnen worden hergebruikt en aangepast. De Duitse manschappenzaal is een gaaf gebouw dat i.t.t. de rest van het keukengebouw (waarvan vooral het silhouet belangrijk is) ook als architectonisch object dient te worden behouden. Behoud de Duitse Woningen zoveel mogelijk en laat ze zichtbaar worden als extra 'tijdlaag' die de cultuurhistorische waarde van het Boostcomplex versterkt. Relevantie plan Bij de uitwerking van de plannen voor de internationale school zal rekening worden gehouden met bovenstaande cultuurhistorische waarden en concrete aanbevelingen. Dit als eis gesteld aan het ontwerp voor de school. In de regels zijn de Boost-principes vertaald in een nadere (bouw)eis. Het onderhavig bestemmingsplan zal verder in concept met het RCE worden besproken. De resultaten daarvan worden in hoofdstuk 9 'Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid' ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
33
meegenomen.
4.8
Klimaat en duurzaamheid
Klimaatprogramma 2008-2012 (raad 2007) De raad heeft in 2007 het Klimaatprogramma vastgesteld. De ambitie op het gebied van duurzaamheid en klimaatbeleid is vertaald in een GPR van minimaal 7 en de wens om energieneutrale scholen te realiseren. 'GPR' staat voor Gemeentelijk Praktijkrichtlijn. Het bijbehorende instrument om te berekenen wat de 'milieuprestaties' zijn heet GPR Gebouw. Dit instrument is vanaf 2004 op grote schaal ingezet door gemeenten en marktpartijen. Veel gemeenten hebben beleid en ambities geformuleerd op basis van GPR. Een score van '7' betekent een niveau waar met een doordachte keuzes en weinig meerkosten een zekere mate van duurzaamheid wordt gerealiseerd. Dit betekent onder meer een optimale isolatie (bv. groene daken -met waterbuffering- , Hoogrendement-ketels, eigen opwekking van duurzame energie -zonnepanelen, zonneboilers- , toepassing Koude-Warmteopslag. Bedreiging of kans? Duurzaamheids- en Klimaatmaatregelen vergen extra investeringen. De vraag is hoe die kunnen worden voorgefinancierd. Onderzoek wijst uit dat vrijwel altijd sprake kan zijn van een positieve 'businesscase', omdat veel van de voorzieningen (veel) langer meegaan dan het moment waarop de investering is terugverdiend en daardoor geld zullen opleveren. Bijkomend voordeel is dat het klimaat vanaf het begin gediend wordt. De projectlocatie ligt in een groot groengebied. Voor dat gebied bestaat de ambitie de Groenwaarden waar mogelijk te versterken (Landelijk Strijp) en de verbinding te maken tussen het centrum van de stad en Het Groene Woud. De uitdaging is het project zodanig uit te voeren dat de school goed aansluit op de bestaande omgeving en de gestelde ambities. Hierbij kan gedacht worden aan kansen voor versterken biodiversiteit. Tevens zal aandacht worden besteed aan opvang en benutting van hemelwater in het gebied (= voorwaarde voor behoud van groene omgeving). KoudeWarmteOpslag (KWO) KWO is een techniek die kan worden ingezet om de gemeentelijk ambitie te realiseren. De gemeente wil het gebruik en de opwekking van duurzame energie stimuleren (past binnen de intentie om in 2035 – 2045 een energieneutrale stad te zijn). KWO heeft in Eindhoven veel perspectief. Het college heeft een uitvoeringsprogramma voor sturing en stimulering van KWO vastgesteld. Relevantie Project De Internationale School biedt goede kansen voor grootschalige toepassing van Koude Warmte Opslag, zonnepanelen en verhoogde isolatie. Een nieuwe school, van deze omvang op deze plek, biedt kansen voor duurzaamheid. Bij duurzaamheid gaat het in dit verband om energie/klimaat neutraliteit in relatie tot materiaalgebruik zoals bijv. - toepassen x% puingranulaat; - interieur (meubels, kabelgoten, LED verlichting, vloerbedekking e.d.); - voorkomen van het ontstaan van afval/ maximale mogelijkheden voor hergebruik. Uit de KWO-potentiekaart van de gemeente blijkt dat op deze locatie toepassing van KWO mogelijk is. Wel dient rekening te worden gehouden met de nabijheid van een beschermingszone in het kader van de Verordening Waterhuishouding. Ter plekke van het huidige bebouwde terrein is deze echter niet van toepassing. Tevens dient een KWO-toepassing afgestemd te worden met de aanwezige grondwaterverontreiniging en het vastgestelde saneringsplan daarvoor. Dit hoeft echter geen belemmering op te leveren. De gemeente kan hierin eventueel een adviserende rol spelen. In het DBFMO-aanbestedingstraject zal, voor zover mogelijk, rekening worden gehouden met bovenstaande aspecten.
34
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 5
5.1
Milieuparagraaf
Geluid
Wet geluidhinder Ter beperking van geluidhinder worden in de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones gedefinieerd rondom belangrijke geluidsbronnen (gezoneerde industrieterreinen, verkeerswegen en spoorwegen). Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied, waar voor bouwplannen en bestemmingsplannen een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden. Voor dit wijzigingsplan zijn alleen de aspecten weg- en railverkeer van belang. Het plangebied is niet gelegen in de zone vanwege een gezoneerd industrieterrein. Geluidzones In de Wgh is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft (art. 74 lid 1). Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/uur-zone of in een woonerf, waarvan bij onderhavig plan geen sprake is. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg. De Oirschotsedijk ligt buiten de bebouwde kom. Ook spoorwegen hebben een geluidszone. De breedtes van deze zones zijn vastgelegd op een door het ministerie van VROM vastgestelde kaart in de Regeling zonekaart Spoorwegen . In tabel 1 zijn de verschillende zonebreedtes die in dit plangebied gelden weergegeven.
Tabel Zonebreedtes Grenswaarden Een onderwijsgebouw is een geluidgevoelig object. Delen van het gebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten maken voor de toepassing van deze wet geen deel uit van een onderwijsgebouw (artikel 1 Wgh). Geluidsgevoelige objecten, die worden gerealiseerd binnen de geluidszones dienen te worden getoetst aan grenswaarden van de geluidsbelasting die zijn aangegeven in de Wgh. Hierbij geldt een voorkeursgrenswaarde. Indien deze waarde wordt overschreden, kan het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen. Het college moet dan motiveren waarom bron- en overdrachtmaatregelen niet mogelijk zijn en waarom het bouwplan gewenst is. Ook dient het in de Wgh vastgelegd binnenniveau gewaarborgd te worden.
Tabel Te hanteren grenswaarden ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
35
Relevantie project In het kader van de plannen is onderzoek verricht naar de geluidaspecten ('Geluid- en luchtonderzoek Internationale School Eindhoven dd. 25-05-2010)'. Uit dit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarden van zowel railverkeer en wegverkeer ter plaatse worden overschreden. Verder blijkt dat ter plaatse van het poortgebouw de maximale ontheffingswaarde wordt overschreden. Ook blijkt dat, met uitzondering van het poortgebouw, hogere waarden ten aanzien van geluid door het college kunnen worden vastgesteld. Het besluit tot verlenen van die hogere waarden verleend door het college van burgemeester en wethouders op 21 september 2010 en is een noodzakelijke voorwaarde voor het realiseren van de plannen. 1. Geluidbelasting onderwijsfunctie Het plangebied is gelegen binnen de zone van de spoorlijn Eindhoven – Boxtel en in de zone van de verkeersweg Oirschotsedijk. Het akoestisch rapport toont aan dat ter plaatse van de onderwijsfunctie gedeeltelijk een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde (53 dB respectievelijk 48 dB) ten aanzien van beide geluidbronnen zal optreden. De maximaal te verlenen hoger waarde bedraagt 68dB (railverkeergeluid) respectievelijk 58 dB (wegverkeersgeluid). Doelstelling van het besluit tot het verlenen van hogere inzake geluid is mede het voldoen aan de voorkeursgrenswaarde ten aanzien van spoorweglawaai met betrekking tot de nieuwbouw van de school. Uit de doelmatigheidstoets blijkt dat het aanbrengen van een geluidscherm met een lengte van 650 m en hoogte van 1,5 m in beginsel doelmatig is. De bedoeling is echter dat een gymzaal zal worden gebouwd die voor afdoende afschermende werking zal zorgen. In dat geval is het plaatsen van een geluidscherm niet noodzakelijk. Met het nemen van één van beide maatregelen kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde op de gevel van het nieuwe schoolgebouw. Mocht uit een nadere berekening blijken dat deze maatregelen niet doelmatig zijn dan geldt het besluit hogere waarden ten aanzien van de schoolfunctie als 'vangnet'. Het plaatsen van een geluidscherm of gymzaal met afschermende werking is evenwel niet volledig afdoende (onder meer ter plaatse van de 'Duitse' woningen). Daarom wordt voorgesteld om een hogere waarde te verlenen van 57 dB ten gevolge van railverkeersgeluid en 53 dB ten gevolge van wegverkeersgeluid. 2. Geluidbelasting woonfunctie Ter plaatse van de 'Duitse' woningen wordt de huidige woonfunctie bestendigd. De overnachtingsmogelijkheden dienen daarbij wel gerelateerd te zijn aan de onderwijsfunctie. Ook ter plaatse van deze woningen wordt de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van railverkeerslawaai overschreden. Daarom is het noodzakelijk, voor de uitvoering van het project, om ook hier hogere waarden inzake geluid toe te staan. Ten behoeve van deze functie kan de te bouwen gymzaal niet voor afschermende werking zorgen. 3. Voorwaarden ontheffing Aan het besluit tot verlenen van hogere waarden zijn voorwaarden verbonden. Deze komen voort uit het beleid inzake hogere waarden geluid. Zo is voor de woningen met een geluidbelasting van meer dan 55 dB ten gevolge van het railverkeer als voorwaarde gesteld dat: - een geluidsluwe zijde aanwezig is; - de verblijfsruimten binnen de woningen alsmede bij de woningen behorende buitenruimten in zoverre als mogelijk niet worden gesitueerd aan de gevels waar de hoogste geluidbelasting optreedt. Via deze voorwaarden wordt bewerkstelligd dat het plan in overeenstemming is met een 'goede ruimtelijke ordening' omdat er sprake is van een 'aanvaardbaar woon en leefklimaat'.
5.2
Luchtkwaliteit
Regelgeving algemeen 36
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
De 'Wet luchtkwaliteit' is op 15 november 2007 in werking getreden (Stb. 2007, 434) en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de Wet milieubeheer (m.n. hoofdstuk 5, onder titel 5.2) op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De aanleiding hiervan is de maatschappelijke discussie die ontstaan is als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden. Met de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. De Nederlandse overheid heeft de EU verzocht om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie hiermee ingestemd. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. De datum waarop aan de jaargrenswaarde voor NO2 moet worden voldaan bedraagt 1 januari 2015. Het NSL is per 1 augustus 2009 van kracht geworden. Hierdoor zijn onder andere de uitvoeringsregels rond saldering verruimd en is de definitie van 'niet in betekenende mate' (NIBM) verlegd naar 3% van de grenswaarde. In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt o.a. voor woningbouwlocaties die niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvatten. Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen. Kort samengevat dienen nieuwe plannen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als: •
er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
•
een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
•
een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging
•
een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend
Besluit gevoelige bestemmingen Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze amvb wordt de vestiging van zogeheten ‘gevoelige bestemmingen’ - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, dat via een amendement van de Tweede Kamer in de Wm is opgenomen Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. In de context van dit besluit worden sportaccommodaties niet als gevoelige bestemming gezien. Relevantie project De Internationale school wordt aangemerkt als gevoelige bestemming in relatie met luchtkwaliteit. In de directe omgeving is geen sprake van (dreigende) overschrijdingen ten aanzien van ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
37
luchtkwaliteit. De afstand van het plangebied tot A2 bedraagt om en nabij de 1.000 m. Alleen dichtbij de snelweg A2 is sprake van overschrijdingen. Rond wegen in de omgeving van het plan is geen sprake van overschrijdingen van de normen voor luchtkwaliteit als gevolg van bestaande verkeersbewegingen. Conclusie: De school ligt ver buiten de invloed van bronnen die geur en/of luchtverontreinigende stoffen emitteren. Er gelden geen beperkingen ten aanzien van luchtkwaliteit.
5.3
Bodem
Wet bodembescherming Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Bescherming van de waterbodem is geregeld in de Waterwet (2009). Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent een viertal regelingen die alle een ander onderdeel van (land-)bodembescherming voor hun rekening nemen: • Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigd, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan. • Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit). • Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid worden uitgevoerd. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd. Besluit bodemkwaliteit Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren. Relatie Wbb en Wabo Als er ontwikkelingen zijn voorzien die gericht zijn op het verblijf van mensen in een gebied en de bodem blijkt verontreinigd te zijn of er bestaat een redelijk vermoeden dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, dan geldt een aanhoudingsplicht op basis van artikel 6.2 c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De aanhouding duurt totdat het bevoegd gezag heeft 38
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
ingestemd met het saneringsplan, dan wel dat het heeft vastgesteld dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is. Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een reguliere bouwvergunning is vereist. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Projectlocatie Als gevolg van de activiteiten van Defensie is het terrein sterk verontreinigd. In 2008 is de grond ter plaatse van de voormalige kazerne gesaneerd. In 2008 is gestart met de grondwatersanering ter plaatse van de voormalige BOS pomp 134b (zuidelijk gedeelte) en de voormalige BOS pomp H-H(noordelijk gedeelte). De sanering van het grondwater kan nog enkele jaren duren. Ten behoeve van de grondwatersanering is een waterzuiveringsinstallatie aanwezig waar de leidingen samenkomen van de onttrekkingsputten. Ter plaatse van de voormalige BOS-pomp 134 b is een terrein afgezet met hekwerk om de ondergrondse leidingen en onttrekkingsputten te beveiligen. Er zijn diverse bodemonderzoeken verricht ('Verkennend onderzoek, SRE Milieudienst, dd 12-1-2009, dossiernr. 1611', 'Nader onderzoek, Tritium, dd 23-09-2009, rapportnr. 463018A', 'Monitoringsrapportage, Hunneman, oktober 2009'). Uit de aangeleverde rapporten van Defensie en het, in opdracht van de gemeente, uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat de grond conform het saneringsplan en de bijbehorende beschikking is gesaneerd. De kwaliteit van de grond staat de planvorming niet in de weg. Uiteraard dient rekening gehouden te worden met de kabels en leidingen die aangelegd zijn ten behoeve van de grondwatersanering. In dit verband is door middel van een gebiedsaaduiding ('Milieuzone-Grondwatersaneringsgebied') en bijbehorende regels de grondwatersaneringsinstallatie beschermd. Het is mogelijk om, na toestemming van Defensie, een klinkverhardening over een deel van de installatie aan te brengen, mits de peilbuizen goed beschermd worden met een straatpot. Het aanbrengen van andere verhardeningen is niet toegestaan. Om die reden is dan ook een bouw- en aanlegverbod opgenomen in de regels.
5.4
Externe veiligheid
Besluit externe veiligheid inrichtingen De regelgeving met bijbehorende normstellingen op het gebied van externe veiligheid is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, hierna het Besluit). Het Besluit is van toepassing op inrichtingen vallend onder de Wet milieubeheer die overlijdensrisico´s voor personen buiten de inrichtingen veroorzaken als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten In het Besluit wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn onder ander woningen (met uitzondering van verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee per hectare en dienst- of bedrijfswoningen), kantoren met meer dan 1.500 m² brutovloeroppervlak en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of (een deel van de dag) kwetsbare groepen mensen, zoals in onderhavig geval een school. Onder beperkt kwetsbare objecten worden onder andere verstaan woningen, hotels, restaurants, kantoren, winkels en sport- en kampeerterreinen, voorzover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren. Beoordeling Voor ISE zijn de volgende uitgangsgegevens gehanteerd: Er zullen in het pand 1500 leerlingen (van 0 tot 19 jaar) zullen worden ondergebracht. Tevens zullen er ongeveer 220 leraren werkzaam zijn. Het merendeel van de leerlingen zullen worden gebracht en gehaald door de ouders. Aan het einde van de dag zullen er geen leerlingen meer aanwezig zijn. 1. Bedrijven ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
39
De locatie ligt niet binnen het, voor het groepsrisico relevante, invloedsgebied van omliggende bedrijven. Wel is er op het terrein een gasreduceerstation gevestigd. De geldende veiligheidsafstanden uit het Barim (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) zijn hierop van toepassing. Zo is in artikel 3.12 lid 6 Barim bepaald dat de opstelplaats van een gasdrukmeet- en regelstation ten opzichte van een buiten de inrichting gelegen kwetsbare object en beperkt kwetsbare objecten tenminste 10 meter bedraagd. Hieronder is een afbeelding opgenomen van het gasreduceerstation met bijbehorende veiligheidsafstand.
Figuur. Gasreduceerstation met veiligheidscontour (10 m). Hieronder is een afbeelding opgenomen van de bijbehorende veilgheidsafstanden.
Het station valt onder categorie-indeling 'B' en het gaat om een gebouw. 40
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
In artikel 1.1. lid 1 Barim wordt voor het begrip 'kwetsbare objecten' verwezen naar het Bevi. Zoals in de inleiding is aangegeven is een schoolgebouw een kwetsbaar object. Gelet op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRS, 200605428/1) valt ook het schoolterrein onder het begrip 'kwetsbaar object'. 2. Wegen De locatie ligt wel binnen het, voor het groepsrisico relevante, invloedsgebied van de Oirschotsedijk. Er ligt geen 10-5 per jaar of 10-6 per jaar contour bij de Oirschotsedijk. Het plan ligt aan de Oirschotsedijk waarvoor een invloedsgebied voor het transport voor gevaarlijke stoffen voor bekend is. Momenteel wordt er door de SRE Milieudienst onderzoek gedaan naar de huidige transportstromen over de locale wegen binnen Eindhoven (waaronder de Oirschotsedijk). Uit de gegevens die in het bezit zijn van de heer M. Nonnekes van de SRE Milieudienst blijkt dat het transport sterk is afgenomen sinds het opstellen van het laatste rapport. Vooruitlopend op het definitieve rapport kan worden geconcludeerd dat de huidige contour zal verdwijnen en hierop kan worden geanticipeerd voor dit bouwplan. 3. Spoor De locatie ligt niet binnen het invloedsgebied van het spoor. De locatie ligt niet binnen de 10-6 per jaar contour voor het plaatsgebonden risico van het spoor. Hieronder zijn de verschillende invloedsferen weergegeven: spoor = geel; gasleiding = paars; bedrijven = rood. Het plangebied is rood omcirkeld.
Fig. Externe veiligheid 4. Vliegveld Hieronder zijn de externe veiligheidscontouren ten aanzien van Eindhoven Airport opgenomen. Het plangebied is hierbij rood omcirkeld.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
41
Fig. Externe veiligheidscontouren Eindhoven Airport. De locatie ligt niet binnen de 10-6 per jaar contour voor het plaatsgebonden risico van het vliegveld. 5. Hoogspanningsleiding Ook is het plangebied niet gelegen binnen een zone van een hoogspanningsleiding. Dat betekent dat nader onderzoek op dit punt niet nodig is. Relevantie project De locatie voor de internationale school ligt binnen het beperkingen- en/ of invloedsgebied van het gasreduceerstation maar buiten overige risicobronnen m.b.t. externe veiligheid. Het gasreduceerstation zal verplaatst worden om te kunnen voldoen aan de veiligheidseisen uit het Barim en het Bevi.
5.5
Flora en fauna
Op basis van de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en Faunawet is het een vereiste om inzicht te bieden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of zijn leefgebied, zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Zijn deze effecten niet weg te nemen, bijvoorbeeld door een andere locatie te kiezen of op een andere manier naar een oplossing te zoeken, terwijl de uitvoering van het plan noodzakelijk wordt geacht (dwingende redenen van groot openbaar belang) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden gevraagd en zal moeten worden voorzien in compensatie. Daarnaast voorziet de sinds februari 2005 in werking getreden nieuwe AmvB in een wijziging van het 'Besluit beschermde dier- en plantsoorten'. Met de inwerkingtreding van dit besluit is een algemene vrijstelling van in Nederland algemeen voorkomende soorten afgegeven. Voor deze soorten is geen ontheffing van de artikelen 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet meer nodig. Onderzoek Door Ecologica is een quickscan naar beschermde flora en fauna uitgevoerd ( Constant Rebeque 42
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
kazerne, Quickscan in het kader van de Flora- en faunawet, januari 2010). Het onderzoeksgebied bestaat uit meerdere kazernegebouwen die beschermd zijn als rijksmonument. Het terrein is voor een groot deel verhard met klinkers. Verder zijn er delen die braak liggen. Op deze plekken zijn veelal recent gebouwen gesloopt. Braakliggende gedeeltes zijn begroeid met algemene grassen en kruidachtigen zoals gestreepte witbol, teunisbloem, bezemkruiskruid en sint janskruid. Daarnaast is er veel haarmos (Polytrichum sp.) te vinden. Verder is het enorme aantal rozetten van echt duizendguldenkruid (Centaurium erythraea) opvallend. Dit is een soort die kenmerkend is van leemhoudende gronden. Tenslotte is er een gedeelte dat bestaat uit bos met een meer parkachtig karakter. Hierin zijn diverse eiksoorten te vinden, maar ook beuk en naaldhout zoals spar en enkele forse taxusstruiken. De gebouwen zijn grotendeels sterk verwaarloosd. Dakgoten en regenpijpen zijn veelal lek en er zijn enkele gaten in de gootbekisting zichtbaar. Eén van deze gaten lijkt door kauwen in gebruik te zijn als nestplaats. Op het terrein zijn ook enkele woonhuizen aanwezig. Deze worden momenteel in het kader van anti-kraak tijdelijk bewoond. De omgeving is voor een groot deel bebost met gemengd naald- en loofhout. Dit betreffen bossen met het karakter van een park of landgoed. Aan de westzijde is een fruitboomkwekerij aanwezig. Aan de noordzijde is het spoor richting Den Bosch gelegen. Planten Tijdens het veldbezoek zijn binnen het onderzoeksgebied geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Dit is gezien de tijd van het jaar niet verwonderlijk. Beschermde soorten kunnen derhalve zijn gemist. Gezien de verharding van het terrein en het parkachtige karakter van het resterende deel is de kans op strenger beschermde soorten echter gering. Het kan echter niet geheel worden uitgesloten. Kleine exemplaren of niet bovengrondse aanwezige soorten kunnen zijn gemist. In de onderstaande tabel zijn de te verwachten soorten weergegeven.
Nader onderzoek naar het voorkomen van streng beschermde soorten binnen het onderzoeksgebied wordt aangeraden. De maand juni is hiervoor het meest geschikt. Grondgebonden zoogdieren Tijdens het veldbezoek zijn geen zoogdieren waargenomen. Het onderzoeksgebied is voor meerdere grondgebonden zoogdiersoorten geschikt leef- of foerageergebied. Onderstaande tabel geeft een overzicht van aangetroffen of te verwachten soorten beschermde grondgebonden zoogdieren.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
43
De te verwachten beschermde grondgebonden zoogdieren zullen vooral te maken krijgen met verstoring. Voor kleinere soorten, zoals muizen en mollen, kan door berijding en vergraving van het terrein ook leefgebied verloren gaan. Individuen kunnen dus ernstig benadeeld worden, maar op populatieniveau zijn voor geen enkele soort significante effecten te verwachten. Met uitzondering van de eekhoorn zijn alle te verwachten zoogdieren bovendien algemene beschermde soorten. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling (art. 75 Flora- en faunawet) bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting zoals hier het geval is. Er zijn geen nesten van eekhoorns aangetroffen terwijl hier specifiek naar is gezocht en het seizoen geschikt is. De werkzaamheden hebben verder slechts een gering effect op het bestaande foerageergebied. Het gebied zal slechts een marginaal onderdeel zijn van het totale foerageergebied aangezien het grootste deel niet geschikt is. Het leefgebied ten noorden van het kazerneterrein is beschermd gebied en wordt niet aangetast als gevolg van de plannen. Nader onderzoek of een ontheffing is niet nodig. Vleermuizen Binnen het onderzoeksgebied is volop geschikte bebouwing aanwezig. Ook zijn er meerdere oudere bomen aanwezig. Geschikte holtes zijn niet waargenomen maar mogelijk zijn er enkele over het hoofd gezien. Het gebied zal verder van belang zijn als onderdeel van het foerageergebied en mogelijk als onderdeel van een vaste vliegroute. Met name het bosrijke deel zal vrijwel zeker dienst doen als foerageergebied. In de onderstaande tabel zijn de te verwachten soorten weergegeven.
Gezien de werkzaamheden die aan de bebouwing uitgevoerd dient te worden zijn er negatieve effecten op eventueel aanwezige vleermuizen te verwachten. Nader onderzoek naar het terreingebruik van vleermuizen wordt dan ook aangeraden. Vogels Binnen het onderzoeksgebied zijn geen zogenaamde vaste nesten aangetroffen. Dit zijn nesten die meerdere jaren worden gebruikt zoals de nesten van roofvogels, uilen en gierzwaluwen. Deze nesten zijn jaarrond beschermd. Deze kunnen echter wel binnen het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Binnen het gebied betreft het de mogelijke aanwezigheid van huismus, gierzwaluw en mogelijk sperwer in niet goed te onderzoeken naaldhout. Nader onderzoek gedurende het broedseizoen zal uit moeten wijzen of de gebouwen vaste nesten herbergen van de betreffende soorten of eventuele andere soorten met jaarrond beschermde nesten. Wettelijk gezien kan er voor broedvogels binnen het broedseizoen vrijwel nooit een ontheffing worden verleend. Daarom is het van groot belang met deze dieren rekening te houden. Dit betekent dat graafwerkzaamheden en maatregelen waarbij vegetatie wordt verwijderd en gebouwen gesloopt in principe buiten het broedseizoen plaats moeten vinden. Daarnaast moet er voor worden gewaakt dat er zich in de kale situatie geen broedgevallen voordoen zolang er nog maatregelen genomen moeten worden. Amfibieën Binnen het onderzoeksgebied is geen permanent open water aanwezig. Het onderzoeksgebied is alleen marginaal geschikt als overwinteringsgebied. Aangezien er in de omgeving ook volop geschikt overwinteringsbiotoop aanwezig is wordt de kans op overwinterende individuen echter als klein ingeschat. Zwervende individuen kunnen echter wel gedurende een groot gedeelte van het jaar worden aangetroffen. In de onderstaande tabel zijn de te verwachten soorten weergegeven.
44
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
De werkzaamheden hebben vrijwel uitsluitend effect op het reeds verharde gedeelte van het onderzoeksgebied. Dit gedeelte is ook nu ongeschikt voor amfibieën. Zolang de bosgebiedjes gespaard blijven is nader onderzoek of ontheffing dan ook niet nodig. Reptielen, vissen en ongewervelden Gezien de biotoopvoorkeur en verspreidingsgegevens zijn strenger beschermde soorten uit deze soortgroepen in het onderzoeksgebied niet te verwachten. Nader onderzoek of eenontheffing is dan ook niet nodig. Aanvullendecologischonderzoek, tussenrapportage Door ecologica is een aanvullend ecologisch onderzoek verricht. De tussenrapportage daarvan is inmiddels gereed. Onderzoek zoogdieren Uit de door Ecologica uitgevoerde quickscan kwam naar voren dat het onderzoeksgebied van belang kon zijn voor vleermuizen en dat nader onderzoek noodzakelijk was. Tijdens het eerste deel van het onderzoek zijn er op enkele plekken bewijzen van vleermuisactiviteit aangetroffen. Daarnaast is de aanwezigheid van de strenger beschermde steenmarter in aangetoond. Onderzoek beschermde planten en jaarrond beschermde vogelnesten Tijdens het uitgevoerde onderzoek zijn geen strenger beschermde plantensoorten aangetroffen en geen jaarrond beschermde vogelnesten. Wel zijn de gebouwen in gebruik als nestplaats voor kauwen. Deze zijn vrij talrijk aanwezig en maken gebruik van door verval ontstane gaten in dakgoten en dergelijke. Deze nestplaatsen zijn echter niet jaarrond beschermd. Conclusie ten aanzie van het project Er zijn verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen alsmede van desteenmarter. In de verdere planvorming zal een ontheffing in het kader van vleermuizen en een steenmarter worden aangevraagd. Verwacht wordt dat deze kunnen worden verkregen na te nemen compenserende en mitigerende maatregelen. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met beschermde plantensoorten of jaarrond beschermde nesten.
5.6
Bomen
In opdracht van de Gemeente Eindhoven heeft Cobra boomadviseurs bv een Inventarisatie uitgevoerd. De inventarisatie betreft 320 individuele bomen en circa 22,675 m2 bosvak. Van de 320 individuele bomen hebben 131 bomen een vermindede conditie. De levensverwachting is bij vijftig bomen minder dan vijftien jaar. Per boom zijn de gebreken opgenomen die een risico voor de omging vormen. - bij 73 bomen is dood hout aanwezig; - bij 14 bomen is een plakoksel aanwzig; - 4 bomen zijn aagetast door een houtparisiatie schimmeld; - Eén boom staat scheef. De totale actuele monetaire waarde van de individuele bomen is Euro 2.112.111,0-. Deze waarde is berekend volgens de richtlijnen NVTB. Geadviseerd wordt om beheermaatregelen aan de bomen te nemen. ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
45
Boombescherming Tijdends de bouwwerkzaamheden zijn minimaal de algemene beschermingsmaatregelen van toepassing. Daarnaast mag binnen de bepaalde beschermingszone niet of zeer beperkt gewerkt worden. Wanneer binnen het broedseizoen grondwater wordt onttrokkenmoet het beschikbare bodemvocht worden gemominord. Relevantie Met het uitwerken van de bouwplannen zal rekening worden gehouden met het belang van de waardevolle bomen. In het bestemmingsplan (verbeelding) zijn ze daarom op de verbeelding aangegeven.
5.7
Bommenonderzoek
In mei 2010 is door AVG Milieutechniek Heijen bv onderzoek verricht naar mogelijke bommen of restanten daarvan op de projectlocatie. Onderstaand kaartbeeld toont het resultaat van het onderzoek.
Uit het historisch onderzoek blijkt dat nader onderzoek noodzakelijk is. De opdracht voor het nader onderzoek is inmiddels uitgezet.
46
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 6
Waterparagraaf
Inleiding Op 17 september 2010 zijn samen met de heer E. van Kronenburg van Waterschap de Dommel de ontwerpen voor de internationale school van de drie consortia bestudeerd. Op basis daarvan zijn gezamenlijk de volgende uitgangspunten aangegeven. Afvalwater Afvalwater dient gescheiden van het regenwater aangeboden te worden nabij de Oirschotsedijk. Op dit punt bevindt zich een gemaal dat in het kader van de ontwikkeling wellicht aangepast/ vervangen zal moeten worden om het afvalwater van 1.100 leerlingen te kunnen verwerken. Ook indien vanuit educatief oogpunt voor afvalwaterzuivering op eigen terrein wordt gekozen dient het effluent naar het gemaal afgevoerd te worden. Regenwater Het regenwater afkomstig van de gebouwen en verhardingen dient op eigen terrein verwerkt te worden. Nogmaals wijzen we op de voordelen van een regenwatergebruiksysteem (gebruikregenwater toiletspoeling etc.) en/ of de aanleg van vegetatiedaken. Beide zijn systemen zijn geschikt voor dit soort complexen en waarschijnlijk zelfs economisch aantrekkelijk. Voor de verwerking van het regenwater kan eventueel gebruik gemaakt worden van het gebied tussen de bestaande bebouwing en de Achteseweg zuid. Dit gebied is voorzien van een oppervlakkige afwateringsstructuur (rabatten en ondiepe sloten). De benodigde waterbuffering is hier waarschijnlijk (al dan niet door aanpassingen) te realiseren. Dit gebied watert vervolgens af op de Grote Beek. Conclusie t.a.v. het project Met bovenstaande uitgangspunten wordt in het project rekening gehouden.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
47
48
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 7
7.1
Juridische vormgeving
Regels
Maatschappelijk Aan de gronden is de bestemming 'Maatschappelijk' geregeld. Hierin zijn extensieve sport en recreatie/ onderwijsdoeleinden toegestaan (artikel 3). Het betreft hier een 'verzamelbestemming' ten behoeve van educatieve en openbare dienstverlenende (non-profit) instellingen en voorzieningen ten behoeve van sport. De binnen het plangebied te realiseren school met onderwijsvoorzieningen en sportvoorzieningen passen hierbinnen. Binnen de bestemming is eveneens op beperkte schaal zakelijke dienstverlening toegestaan. Deze mogelijkheid is opgenomen ten behoeve van de campus. De kantoren en dienstverlenende bedrijfsfuncties zijn uitsluitend toegestaan, voorzover deze 'mede van onmiskenbare betekenis zijn voor de onderwijsfunctie'. Er dient dus altijd een relatie met de onderwijstak te zijn. Gedacht wordt aan kantoren en dienstverlenende bedrijven, die tevens dienen als stage- en/of praktijkruimte. In de regels wordt het aandeel aan zelfstandige kantoren en dienstverlenende bedrijven binnen de campus beperkt, doordat een maximum percentage is opgenomen, tot een maximale vloeroppervlakte van 1.500 m2. Hiermee wordt voorkomen dat een onevenredig groot deel van de campus en van de maatschappelijke functie voor de aan de campus gerelateerde bedrijfsmatige functies zal worden gebruikt. Binnen de bestemming zijn voorts expliciet overnachtingsmogelijkheden ten behoeve van de maatschappelijke functies toegestaan. Ook wooneenheden ten behoeve van studenten van de campus zijn toegestaan. Naast de in het wijzigingsplan toegekende bebouwingsregeling is een bouvlak toegekend ten behoeve van nieuwebouw. De exactte situering van de bestaande bebouwing is nog niet vastgelegd. Wel is een maximum bebouwd oppervlakte opgegeven. Dit is geen vloeroppervlakte. Binnen de bestemming `Maatschappelijk´ zijn tenslotte als bijbehorende functies toegestaan: horecavoorzieningen, dienstverlenende bedrijven en kantoren, voorzover ten dienste van de maatschappelijke voorziening. Het betreft aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte functies die ten dienst staan van de maatschappelijke voorziening, zoals een kantine en kantoorruimte voor de administratie van de betreffende voorziening. Voor horeca wil dat (zoals vermeld in het gemeentelijke Horecabeleidsplan) zeggen dat de openingstijden van de horeca-activiteit niet ruimer mogen zijn dan die van de hoofdactiviteit, dat de horecavoorziening geen eigen toegang mag hebben en dat er geen separate reclame-uitingen zijn toegestaan.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
49
50
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 8
8.1
Financiële aspecten
Inleiding
Gelet op het bepaalde in artikel 3.16 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan binnen de wettelijke planperiode van 10 jaar. Verder is de gemeenteraad op basis van artikel 6.12 Wro in beginsel verplicht om een exploitatieplan vast te stellen om plankosten te kunnen verhalen. Artikel 6.12, tweede lid Wro geeft echter enkele uitzonderingen.
8.2
Grondexploitatiewet
Ean van de uitzonderingen op de verplichte opstelling van een exploitatieplan is dat er geen exploitatieplan hoeft te worden opgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie 'anderszins verzekerd' is. De gronden in het onderhavige bestemmingsplangebied zijn in eigendom van de Gemeente Eindhoven. Het project zal worden aanbesteed door middel van DBFMO dat uiteindelijk zal leiden tot een overeenkomst met een private partij die de exploitatie van het project voor haar rekening zal nemen. Op deze manier zijn de kosten 'anderszins verzekerd' en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan op te stellen voor dit project.
8.3
Economische uitvoerbaarheid
De Gemeente Eindhoven is opdrachtgever voor de realisatie van de Campus Internationale School Eindhoven en renovatie van het Kazerne terrein en tevens een belangrijke kostendrager. Het project wordt uitgevoerd volgens bijzonder, niet traditioneel traject, waarbij ontwerp, realisatie en instandhouding door verschillende (markt)partijen wordt uitgevoerd. In het project ISE wordt via een Europese aanbesteding één marktpartij geselecteerd die het gebouw zowel ontwerpt, bouwt, voorfinanciert als exploiteert ten behoeve van de gebruiker. Met deze marktpartij wordt een DBFMO-overeenkomst afgesloten waarin de marktpartij zal worden betaald op basis van geleverde prestaties gedurende 30 jaar. DBFMO staat voor Design, Build, Finance, Maintain and Operate. Het project wordt als zodanig aanbesteed omdat verwacht wordt dat dit meerwaarde oplevert: meer kwaliteit voor dezelfde prijs, of dezelfde kwaliteit voor een lagere prijs. Omdat deze manier van aanbesteden voor de ISE meerwaarde zal opleveren, hebben gemeente en school besloten het project aan te besteden als een DBFMO-project. De bouw van de Internationale school is grotendeels met incidentele middelen gedekt. Bij een aanbesteding conform het DBFMO principe worden de bouw van de school en de exploitatie hiervan in handen gesteld van een private partij. De gemeente en de school betalen hiervoor een jaarlijkse zgn. bruto beschikbaarheidsvergoeding (BBV) gedurende de looptijd van het contract (30 jaar). De middelen zijn zowel externe als interne bronnen. Middelen Gemeente Eindhoven: - Reeds beschikbaar gestelde bijdrage à €10.500.000,- conform Programma begroting 2008-2011.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
51
- Inbreng Grondbedrijf conform Programma begroting 2008-2011 €3.000.000,- Voorbereidingskrediet. € 500.000,- conform Programma begroting 2008-2011. (Hiervan is een groot deel reeds uitgegeven aan de voorbereiding van de aanbesteding) - Bijdrage gemeente voor groot onderhoud Primair Onderwijs. De school: - Bijdrage OCW voor materiële instandhouding. Jaarlijks ontvangt de school een lumpsum per leerling voor materiële instandhouding. Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. -De huidige ouderbijdrage per leerling. Deze bedragen worden geïndexeerd met 2,25%, gebaseerd op de consumentenprijsindex totaal bestedingen alle huishoudens, zoals gepubliceerd door het CBS. Middelen van Derden: - Subsidie van Samenwerkingsverband Regio Eindhoven € 3.150.416,- Subsidie van Provincie Noord - Brabant € 4.500.000,- Taakstelling Co-financiering bedrijfsleven € 4.000.000,- Lening Ministerie van Economische Zaken (EZ) : € 5.600.000 -Bijdrage Kinderstad. Dit is de reeds geselecteerde aanbieder van kinderopvang die zich zal vestigen in de nieuwe locatie. DBFMO In traditionele aanbestedingen wordt de opdrachtnemer betaald bij oplevering. In DBFMO contracten financiert de private partij de investering vóór en wordt hij pas betaald zodra het gebouw beschikbaar is. Na oplevering van de nieuwe campus zal de private partij periodiek worden betaald naar prestatie. Deze betaling vindt plaats via de BBV. In het DBFMO-contract zijn prestatie eisen, tav de door het consortium te verrichten diensten ten behoeve van de school, opgenomen alsmede de verplichting om (fysieke) ruimtes beschikbaar te houden voor het doel waarvoor deze gebruikt worden. Indien het consortium niet aan de prestatie-eisen voldoet, wordt een prestatiekorting opgelegd. Als een ruimte niet beschikbaar is, wordt een beschikbaarheidskorting opgelegd. Beide kortingen worden in mindering gebracht op de BBV zodat uiteindelijk een netto beschikbaarheids vergoeding betaald dient te worden(NBV). Zo bestaat een sterke prikkel om steeds de afgesproken kwaliteit te leveren. Dit is onlosmakelijk verbonden aan de contractvorm waar in dit project voor gekozen is. De BBV zal jaarlijks worden geïndexeerd (o.a. voor inflatiecorrectie) en door toevoeging van rente wordt deze index gecompenseerd. Hiermee wordt voorkomen dat je in de loop van het traject geld te kort komt om tot betaling van de BBV te komen. Het bedrag van de jaarlijkse de Bruto beschikbaarheidsvergoeding van de gemeente is pas bekend na gunning (januari 2011). De jaarlijkse onttrekking vindt voor het eerst plaats bij oplevering van het gebouw Internationale School in augustus 2012. Gedurende de hele looptijd van het project (tot Financial close van het DBFMO-contract) wordt gewerkt aan een Public Sector Comparator (PSC). De PSC is als het ware de publieke business case en heeft primair als doel om te toetsen of de meerwaarde die door middel van een DBFMO aanbesteding wordt verwacht, zich ook daadwerkelijk manifesteert in de biedingen van private consortia. De PSC helpt de gemeente straks dus om te bepalen of de private biedingen voldoende aantrekkelijk zijn ten opzichte van publieke uitvoering. Daarnaast bepaalt de PSC wat de maximale prijs is die marktpartijen mogen bieden (de plafondprijs). Omdat er tijdens de aanbesteding nog wijzigingen mogelijk zijn in de scope, zal de PSC steeds worden bijgewerkt. 52
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Ten behoeve van besluitvorming wordt de PSC uitgebreid met een overzicht van de inkomsten in het project. De PSC geeft dus, naast input voor de plafondprijs en inzicht in de meerwaarde van DBFMO, ook inzicht in de te verwachte kosten in verhouding tot het beschikbare budget. De middelen zijn contractueel verankerd en worden ter beschikking gesteld aan het project op verschillende momenten. Enkele bedragen zijn reeds ontvangen. Anderen zullen worden ontvangen bij oplevering. De school ontvangt de bijdrage jaarlijks op basis van het aantal leerlingen. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. Daarnaast streeft de gemeente naar een integrale planaanpak en commitment van de Brainport regio. Daaruit voortvloeiend kunnen doelen van andere overheden of bedrijfsleven in de regio Eindhoven, leiden tot additionele middelen. Deze eventuele extra inkomsten zijn niet noodzakelijk voor de planuitvoering, maar kunnen worden benut voor kwaliteitsverbeteringen van inrichting of beheer. Verwerving De gronden zijn reeds in bezit van de gemeente Eindhoven en hoeven niet verworven te worden. Inrichting en beheer De Inrichting en beheer van het terrein worden in opdracht van de school en de gemeente uitgevoerd door de opdrachtnemer. De opdrachtnemer zal deze kosten verrekenen in de BBV.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
53
54
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 9 Procedure en maatschappelijke uitvoerbaarheid
9.1
Bekendmaking ex artikel 1.3.1 Bro
Artikel 1.3.1 van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening verplicht burgemeester en wethouders om een aankondiging te doen indien het voornemen bestaat om nieuwe bestemmingsplannen voor te bereiden. Daarbij dient tevens aan te worden gegeven of het mogelijk is om op zo'n voornemen zienswijzen in te dienen en of onafhankelijke instanties in de gelegenheid worden gesteld om adviezen uit te brengen. Op 18-03-2009 heeft de betreffende bekendmaking plaatsgevonden. Aangegeven is dat geen stukken betreffende het voornemen ter inzage zullen worden gelegd, noch de mogelijkheid openwordt gesteld om tegen het voornemen zienswijzen in te dienen of instanties om advies te vragen.
9.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het plan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de provincie en het rijk voorzover de belangen van deze overheden in dit kader rechtstreeks in het geding zijn. ProvincieNoord-Brabant Met de provincie is op 29 september 2010 overleg gevoerd over het plan. De provincie geeft aan dat dit project dient te worden bezien als ontwikkeling in Landelijk Gebied Strijp en alszodanig wordt opgevat als 'rode punt' in het hele gebied. Geadviseerd wordt om een bebouwingspercentage aan het bouwvlak te koppelen. Verder wordt aangegeven dat een ontheffing op grond van de Verordenig Ruimte noodzakelijk is. De inschatting is dat deze kan worden verkregen. Per brief van 5 januari 2011 (kenmerk C2002060/2385754) heeft de provincie verder aangegeven dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Reactie Op basis van de Verordenin Ruimte zal een aanvraag om ontheffing, voor de uitbreiding van de schoolfunctie met bebouwing in het gebied Integratie Stad-Land zal, worden aangevraagd. Vrom-Inspectie De Vrom-Inspectie heeft ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan aangegeven dat het voor een goed functioneren van het ILS noodzakelijk is dat in een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring optreedt. Dit gebied bestaat uit meerdere vlakken met daarbij behorende hoogtes, zowel horizontaal als oplopend. Een object dat beneden de betreffende hoogte blijft zal geen verstoring op het ILS opleveren en zou toelaatbaar kunnen zijn. Een object dat hoger is dan de (zonder meer toelaatbare) betreffende hoogte moet worden getoetst op eventuele verstoringseffecten. Om dit te borgen dienen de maximum toelaatbare hoogtes te worden opgenomen in het bestemmingsplan. Onderhavig plan is gelegen in het horizontale/ oplopende gebied met een zonder mee toelaatbare bouwhoogte van 40,3 meter boven NAP.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
55
Reactie In het bestemmingsplan is maximale bouwhoogte 11 meter. Het stellen specifieke eisen in dit verband is dan ook niet noodzakelijk. De toelichting zal worden aangevuld met een afbeelding van het gebied en met een uitleg over de bijbehorende voorwaarden.
56
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Regels
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
57
58
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan VI Buitengebied (Internationale school) van de gemeente Eindhoven. 1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0772.80085-0201 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). 1.3
aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.4
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.5
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.7
bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. 1.8
bruto- c.q. bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf, kantoor, winkel of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke. 1.9
bestaand
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan als ontwerp; bij gebruik: bestaand ten tijde van inwerkingtreding van het desbetreffende gebruiksverbod; bij verkeersdoeleinden: de ligging van, en het aantal rijbanen ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.10
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.11
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
59
1.12
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.13
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.14
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.15
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanig afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is. 1.16
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.17
bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel. 1.18
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.19
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.20
buitenschoolse opvang (BSO)
het in georganiseerde verband opvangen van meer dan 6 kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 13 jaar voor en na schooltijd, in de middagpauze en tijdens schoolvakanties. 1.21
cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied. 1.22
dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw. 1.23
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen kapperszaken, belwinkels, internetcafé, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting. 1.24
dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden. 1.25
extensief recreatief medegebruik
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen. 60
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
1.26
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.27
gebruiken
het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken. 1.28
geluidsgevoelige functies
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder. 1.29
geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder. 1.30
geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld. 1.31
hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder. 1.32
hoofdgebouw
een gebouw dat, op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. 1.33
horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. 1.34
invloedsgebied
gebied waarin, volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. De grens van het invloedsgebied is gelijk aan de 1% letaliteitsgrens, bepaald bij weertype F 1.5, tenzij in de bij het Revi behorende uitvoeringsregeling voor een specifieke stof of activiteit een ander invloedsgebied is gedefinieerd. 1.35
kantoor
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen. 1.36
a.
b.
c.
kwetsbaar object
woningen, niet zijnde: 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare en voor zover die woningen niet behoren tot een risicovolle inrichting; 2. bedrijfswoningen; gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, waartoe in ieder geval behoren: 1. (psychiatrische) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2. scholen; 3. sociale werkplaatsen, of; 4. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; gebouwen waarin meestal grote aantallen personen (> 50 pers.) gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren: 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
61
object, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting of; complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting, en winkels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd en voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting; kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen, voor zover zij niet behoren tot een risicovolle inrichting. 2.
d.
1.37
maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, wooneenheden voor beschermd en/of verzorgd wonen en daarbij behorende voorzieningen, wooneenheden die gerelateerd zijn aan de onderwijsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en openbaar bestuur. Onder maatschappelijke voorzieningen zijn tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang. 1.38
peil
0.30 m boven de kruin van de weg.
62
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.3
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.6
de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
63
64
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor `Groen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. bermen en beplanting; c. paden; d. speelvoorzieningen; e. nutsvoorzieningen; f. waterlopen, waterpartijen en waterberging; g. ter plaatse van de functieaanduiding 'verkeer': verkeer- en verblijfsvoorzieningen ten behoeve van een ontsluitingsweg; met daarbij behorende: h. verhardingen; i. parkeervoorzieningen; j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 4 m. 3.2.3
Ontsluitingsweg
De breedte van de in de lid 1 bedoelde ontsluitingsweg ter plaatse van de functieaanduiding 'verkeer' bedraagt maximaal 10 m. 3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: a. een samenhangend straat - en bebouwingsbeeld; b. de verkeersveiligheid c. de sociale veiligheid; d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
65
66
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Artikel 4 4.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor `Maatschappelijk´ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen, waarbij uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'onderwijs uitgesloten' geluidgevoelige onderwijsactiviteiten niet zijn toegestaan; b. sport en recreatieve voorzieningen, voor zover noodzakelijk ten dienste van de onderwijsdoeleinden; c. wooneenheden voor studenten van de campus, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen'; d. overnachtingsmogelijkheden, anders dan wonen, voor zover noodzakelijk ten dienste van de onderwijsdoeleinden of de sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen'; e. dienstverlenende, waaronder zakelijke dienstverlenende, bedrijven, die mede van onmiskenbare betekenis zijn voor de extensieve sport en recreatieve/ onderwijsvoorzieningen; de dienstverlenende en zakelijke dienstverlenende bedrijven zijn toegestaan tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van de campus met een maximum van 1.500 m2; f. horecavoorzieningen voor zover noodzakelijk ten dienste van de extensieve sport en recratieve/ onderwijsvoorzieningen; g. werken, waaronder bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding-1'; h. het ondergronds bouwen, uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding -2'; i. de grondwatersanering, uitsluitend ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzonegrondwatersaneringsgebied' j. een veiligheidszone, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone activiteitenbesluit'; k. monumentale bomen, ter plaatsen van de aanduiding 'monumentale boom'; met de daarbij behorende: l. wegen en paden; m. parkeervoorzieningen; n. groenvoorzieningen; o. tuinen, erven en terreinen p. speelvoorzieningen; q. waterlopen, waterpartijen en waterberging; r. nutsvoorzieningen; s. werken; t. bouwwerken; u. ondergrondse werken, bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding `bouwvlak´ worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding_2' uitsluitend beneden peil mag worden gebouwd; b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding_1' geldt dat het maximale bebouwingspercentage 60 % bedraagt; c. gebouwen mogen tevens ondergronds worden gebouwd waarbij de maximale verticale bouwdiepte 10 m beneden peil bedraagt; d. in uitzondering op sub a mogen gebouwen ten behoeve van een wachtruimte cq. schuilgelegenheid met een maximale oppervlakte van 10 m2 en een maximale hoogte van 3 m ook buiten het bouwvlak worden gebouwd; e. in uitzondering op sub a mogen gebouwen ten behoeve van een entree met een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale hoogte van 6 m ook boven peil worden gebouwd ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding_2'; f. in uitzondering op sub mogen gebouwen ook worden opgericht ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding_3' ten behoeve van de verbinding van gebouwen met een maximale hoogte van 4 m; ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
67
g. h. i.
de maximale bouwhoogte van een gebouw is 11m; de maximale verticale bouwdiepte ter plaatse van de in lid 1 bedoelde 'specifieke bouwaanduiding-1' bedraagt 10 m beneden peil; voor het aantal parkeerplaatsen gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage.
4.2.2
Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels: a. de maximale hoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen; b. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m2 bedragen. 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan 1 m mag is; b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is 3 m. 4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van de bescherming van het stedenbouwkundig ensemble zoals aangegeven in het 'cultuurhistorische analyse van de kazerne als stedenbouwkundig ensemble' waarin de volgende uitgangspunten zijn aangegeven: - het plein dient te worden behouden als een ruimte die aan die aan één zijde afgesloten wordt door het poortgebouw; - houd de herhaling van legeringsgebouwen herkenbaar; - laat het principe van paviljoens rondom een binnenplaats intact. Bouw de losstaande volumes niet aan elkaar. De open plaats met het monument is een essentieel element van de kazerne; - bewaar het poortgebouw als meest indrukwekkende gebouw van de kazerne, behoud het als hoofdmoot van het complex. Behoud de achterzijde van het binnenplein als deel met een meer open en minder monumentaal karakter; - behoud de afwisseling van symmetrie en asymmetrie als ontwerpprincipe in het stedenbouwkundige ensemble en de architectuur, ook in de nieuwbouw. Verstoor zo min mogelijk het bestaande complex; - behoud de massa van het keukengebouw als kenmerkend silhouet dat het plein afsluit. Voortbouwen en gedeeltelijk afbreken is een optie, mits de stedenbouwkundige functie van het gebouw bewaard blijft; - behoud de compositie van de bouwstukken waaruit de kazerne bestaat; - betrek de gebouwen F en K zoveel mogelijk bij de herontwikkeling. Wanneer de gebouwen betrokken kunnen worden bij de herontwikkeling verdient dat de voorkeur. Het behoud van deze gebouwen is echter niet essentieel voor het behoud van het ensemble.
68
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Artikel 5 5.1
Natuur
Bestemmingsomschrijving
De voor `Natuur´ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het behoud, herstel en ontwikkeling van aardkundige waarden; b. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden; c. het behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden; d. monumentale bomen, ter plaatsen van de aanduiding 'monumentale boom'; met daarbij behorende: e. extensief recreatief medegebruik; f. waterhuishoudkundige doeleinden; g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat voor bouwwerken voor informatievoorziening, entreevoorziening dan wel schuilvoorziening een maximale bouwhoogte geldt van 3 m.
5.3
Specifieke gebruiksregels
5.3.1
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks nodig is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het beoefenen van (lawaai)sporten; c. kleinschalig kamperen, met uitzondering van kamperen in scoutingverband.
5.4 Omgevingsvergunningvoor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1
Werk en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) op of in de gronden met de bestemming `Natuur´ de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, uitdiepen, egaliseren, afgraven, diepploegen en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur; b. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten voor andere doeleinden dan die bedoeld in 5.3.1; c. het planten, rooien, kappen of verminken van de houtopstand en gewassen; d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk); e. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen; f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse (infrastructurele) leidingen; 5.4.2
Uitzonderingen
Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden: a. welke het normale onderhoud en/of landschapsbeheer betreffen; b. welke ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren; c. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
69
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend. 5.4.3
Toelaatbaarheid
De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden zoals beschreven in lid 5.1.
70
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 3
Artikel 6 6.1
Algemene regels
Algemene wijzigingsregels
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan, voor zover de gronden uitsluitend zijn gelegen binnen de functieaanduiding 'onderwijs uitgesloten' , te wijzigen waarbij deze beperking komt te vervallen, mits wordt voldaan aan de maximale geluidbelasting op de gevel van onderwijsgebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder. 6.2
Wijziging
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge lid 1, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
71
72
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Artikel 7 7.1
Milieuzone - grondwatersaneringsgebied
Grondwatersanering
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwatersaneringsgebied' zijn mede bestemd ten behoeve van de grondwatersanering. 7.2
Bouwregels
7.2.1
Bouwverbod
Op of in de voor 'Grondwatersanering' aangewezen gronden is het niet toegestaan om te bouwen. 14.2.2
Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor het bouwen van gebouwen, alsmede bouwwerken geen gebouwen zijnde mits: a. dit in overeenstemming is met de ter plaatse geldende bestemming; en b. met een bodemonderzoek is vastgesteld dat de oprichting van bouwwerken waarvoor ontheffing wordt gevraagd in overeenstemming is met de Wet bodembescherming en de daarop gebaseerde besluiten. 7.3
Omgevingsvergunningom aan te leggen
7.3.1
Vergunningvereiste om aan te leggen
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld en over een oppervlakte van meer dan 100m2, waartoe ook wordt gerekend het diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen; b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen; c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; d. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse (infrastructurele) leidingen en daarmee verband houdende constructies, installatie of apparatuur; e. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand; f. het aanbrengen van verhardingen, anders dan klinkerbestrating met potdeksels ter bescherming van de peilbuizen. 7.3.2
Uitzonderingen omgevingsvergunning om aan te leggen
Het in lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; Criteria voor omgevingsvergunning om aan te leggen 7.3.3 De in lid 7.3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de bodemsanering ontstaat of kan ontstaan. 7.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Milieuzone grondwatersaneringsgebied' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien met een bodemonderzoek is vastgesteld dat de oprichting van bouwwerken waarvoor ontheffing wordt gevraagd in overeenstemming is met de Wet bodembescherming en de daarop gebaseerde besluiten. 7.5
Procedurebepaling
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge lid 1, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
73
74
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Artikel 8 8.1
Parkeernormen
Parkeereis
Indien de omvang van een nieuw gebouw en/of de verandering en/of uitbreiding van een bestaand gebouw of de verandering of uitbreiding van de bestemming/(hoofd)functie aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, moet in, op of onder dat gebouw dan wel op het bij het gebouw horende perceel, afhankelijk van de bestemming, grootte en bereikbaarheid per openbaar vervoer, een door burgemeester en wethouders conform de Parkeernormen en met in achtneming van de Uitvoeringsregels bij parkeernormen te bepalen aantal parkeerplaatsen aanwezig zijn. 8.2
a.
b.
Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.1 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeer of stallingsruimte wordt voorzien. Aan het verlenen van een ontheffing als vermeld onder a. kunnen burgemeester en wethouders een financiële voorwaarde verbinden.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
75
76
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Artikel 9
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
77
78
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Artikel 10 10.1
Algemene procedureregels
Wijziging
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. 10.2
Ontheffing
Bij het nemen van een besluit omtrent een nadere eis of ontheffing overeenkomstig een in het plan opgenomen ontheffingsbevoegdheid nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht: a. het ontwerpbesluit ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage; b. van de terinzagelegging wordt tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, of op een andere geschikte wijze kennis gegeven; c. de kennisgeving dient tevens langs elektronische weg geschieden; d. de kennisgeving houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen; e. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
79
80
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Hoofdstuk 4
Artikel 11 11.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 11.2
Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%. 11.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 11.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 11.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 11.6
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 11.7
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
81
82
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Artikel 12
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan VI Buitengebied (Internationale school).
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
83
84
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Bijlagen bij de regels
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
85
Bijlage 1 Parkeernormen Gebieden In Eindhoven zullen de volgende drie gebieden worden onderscheiden: Centrum: De buurten: Binnenstad, Fellenoord, Witte Dame en Bergen. Oftewel, het gebied begrensd door: Fellenoord, Boschdijk, Pastoor Petersstraat, Veldmaarschalk Montgomerylaan, Vincent van de Heuvellaan, John F. Kennedylaan, Prof. Dr. Dorgelolaan, Dommel, Vestdijk, Hertogstraat, P Czn Hooftlaan, Wal, Dommel, Edenstraat, Mauritsstraat, Vonderweg, Fellenoord. Schilwijken:de overige gebieden binnen de Ring Rest: Ring en alles daarbuiten Opmerking: de scheidslijn tussen gebieden loopt in principe over de as van de genoemde straten en wegen (ook in geval van de Ring).
hoofdfunctie
functie
eenheid
min
max min
max min
max
Wonen
woning groot (> 120 m2 bvo)
woning
1,3
1,5
1,5
1,8
1,7
2,3
0,3
BVO NEN 2580
woning midden (< 120 m2 bvo)
woning
1,2
1,4
1,4
1,7
1,6
2,1
0,3
BVO NEN 2580
woning klein (< 80 m2 bvo)
woning
1,1
1,3
1,3
1,6
1,5
1,9
0,3
BVO NEN 2580
serviceflat/ aanleunwoning
woning
0,4
0,6
0,5
0,7
0,6
0,8
0,2
zelfstandige woning met beperkte zorgvoorzieningen (veel gereserveerde gehandicaptenplaatsen, dus minder gecombineerd gebruik mogelijk)
kamer verhuur
kamer
0,3
0,6
0,4
0,7
0,5
0,8
0,2
geldt ook voor studentenwoning; gem. kamergrootte < 30 m2
86
centrum
schilwijken
rest
aandeel opmerkingen bezoekers
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Winkelen
Werken
Vrije tijd
verpleeg-/ verzorgingshuis
wooneenheid
0,4
0,6
0,5
0,7
0,6
0,8
0,2
niet de beschikking over eigen vervoer, maar incl. personeel
binnenstad/hoofdwinkelgebied
100 m2 bvo 3,0
4,0
nvt
nvt
nvt
nvt
85%
1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
stadsdeelwinkelcentrum (Winkelcentrum Woensel)
100 m2 bvo nvt
nvt
nvt
nvt
3,0
4,0
85%
1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
wijkwinkelcentrum 100 m2 bvo nvt (Haagdijk, Trudoplein, Woenselse Markt, Kastelenplein)
nvt
2,5
3,5
3,0
4,0
85%
excl. supermarkt 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
buurtwinkelcentrum/ solitaire kleinschalige winkel
100 m2 bvo nvt
nvt
2,0
2,5
2,5
3,0
85%
excl. supermarkt 1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
supermarkt
100 m2 bvo 2,0
3,0
3,0
4,0
4,0
5,0
85%
1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
grootschalige detailhandel
100 m2 bvo nvt
nvt
4,5
6,5
5,5
8,0
85%
1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo Bedoeld is hier een grote publiekstrekker met regionale functie
bouwmarkt/ tuincentrum
100 m2 bvo nvt
nvt
3,0
4,0
4,0
5,0
86%
1 arbeidsplaats = 40 m2 bvo
showroom (auto's, boten, etc.)
100 m2 bvo 0,4
0,6
0,6
1,0
1,0
2,0
35%
1 arbeidsplaats = 30 - 50 m2 bvo
(week)markt
1 m' marktkraam
0,1
0,3
0,2
0,3
0,3
0,5
85%
1 m' marktkraam = 6 m2 bvo (indien geen parkeren achter kraam dan + 1,0 pp per standhouder extra)
kantoren
100 m2 bvo 1,0
1,4
1,2
1,8
1,8
3,0
15%
1 arbeidsplaats = 25 - 35 m2 bvo
arbeidsextensieve/ 100 m2 bvo 0,2 bezoekersextensieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf, etc.)
0,3
0,3
0,6
0,6
1,0
5%
1 arbeidsplaats = 30 - 50 m2 bvo
arbeidsintensieve/ 100 m2 bvo 0,7 bezoekersextensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, etc.)
1,2
1,2
2,0
2,0
2,5
5%
1 arbeidsplaats = 30 - 50 m2 bvo
bedrijfsverzamelgebouw
100 m2 bvo 0,8
1,5
1,0
1,7
1,2
1,9
10%
1 arbeidsplaats = 30 - 40 m2 bvo
evenementenhal/ beursgebouw/ congresgebouw
100 m2 bvo 3,0
5,0
4,0
7,0
5,0
10,0 90%
café/bar/discotheek 100 m2 bvo 3,0 /cafetaria
5,0
4,0
6,0
5,0
7,0
restaurant
100 m2 bvo 4,0
8,0
8,0
12,0 10,0 14,0 80%
hotel
kamer
0,5
1,0
0,7
1,3
0,9
1,5
-
m2
90%
museum
100
bvo 0,3
0,5
0,5
0,8
0,8
1,0
95%
bibliotheek
100 m2 bvo 0,3
0,5
0,5
0,8
0,8
1,0
95%
bioscoop/ theater/ schouwburg
zitplaats
0,1
0,2
0,2
0,3
0,3
0,5
-
sociaal cultureel centrum/wijkgebouw
100 m2 bvo 2,0
5,0
3,0
6,0
4,0
7,0
60%
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
87
gymlokaal
100 m2 bvo 1,0
1,5
1,5
2,0
2,0
2,5
95%
indien geen avondfunctie, dan parkeervraag = 0
sporthal (binnen)
100 m2 bvo 1,0
1,5
1,5
2,0
2,0
2,5
95%
bij sporthal met wedstrijdfunctie: + 0,1 - 0,2 pp per bezoekersplaats
sportveld (buiten)
ha. netto terrein
nvt
nvt
13,0 27,0 13,0 27,0 95%
dansstudio/sportschool
100 m2 bvo 1,0
2,0
2,0
3,0
3,0
4,0
90%
squashbanen
baan
0,5
1,0
1,0
1,5
1,0
2,0
90%
tennisbanen
baan
0,5
1,0
1,0
2,0
2,0
3,0
95%
golfbaan
hole
nvt
nvt
nvt
nvt
6,0
8,0
95%
bowlingbaan/ biljartzaal
baan/tafel
1,0
1,5
1,5
2,0
1,5
2,5
95%
stadion
zitplaats
0,04 0,2
0,06 0,4
99%
zwembad
m2
100 7,0 opp. bassin
9,0
8,0
10,0 9,0
11,0 98%
2,0
8,0
3,0
10,0 4,0
12,0 90%
overdekte speeltuin/ 100 m2 bvo 2,0 hal
8,0
3,0
10,0 4,0
12,0 90%
manege
box
nvt
nvt
nvt
nvt
0,3
0,8
-
seksclub
100 m2 bvo 3,0
4,0
4,0
5,0
5,0
6,0
-
ziekenhuis
bed
1,0
1,3
1,3
1,7
1,5
2,0
65%
bij vaste bezoektijden bovengrens hanteren
arts/maatschap/ therapeut/consultatiebureau
behandelkamer
1,0
1,5
1,5
2,0
1,5
2,5
-
met minimum van 3 parkeerplaatsen per praktijk
apotheek
100 m2 bvo 1,7
2,1
2,0
2,4
2,3
2,7
90%
beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, WO, HBO)
collegezaal 10,0 15,0 15,0 20,0 20,0 25,0 -
totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen
beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, WO, HBO)
leslokaal
4,0
5,0
5,0
7,0
5,0
10,0 -
totale parkeervraag = collegezalen + leslokalen
voorbereidend dagonderwijs (Vwo, Havo, Vmbo)
leslokaal
0,5
0,8
0,5
1,0
0,5
2,0
-
leslokaal = circa 30 zitplaatsen
avondonderwijs
student
0,4
0,6
0,5
0,7
0,6
0,8
-
basisonderwijs
themapark/pretpark ha. netto terrein
Gezondheidszorg
Onderwijs
Overigen
leslokaal
0,5
0,7
0,6
1,0
0,8
2,0
-
exclusief Kiss & Ride
crèche/peuterspeel- arbeidszaal/kinderdagplaats verblijf
0,4
0,8
0,5
0,9
0,6
1,0
-
exclusief Kiss & Ride
Kiss & Ride
100 leerlingen
4,0
6,0
5,0
7,0
6,0
8,0
-
volkstuin
perceel
nvt
nvt
nvt
nvt
0,3
0,5
0,1
0,2
0,1
0,2
0,1
0,3
religiegebouw (kerk, zitplaats moskee, etc.) begraafplaats/ crematorium
88
0,05 0,3
alleen opp. sportterreinen tellen mee
-
gelijktijdige 10,0 20,0 15,0 30,0 15,0 30,0 begrafenis/ crematie
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
Bijlage 2 Uitvoeringsregels bij parkeernormen Inleiding De parkeernormen zijn bedoeld om parkeeroverlast te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen inzake de toepassing van de parkeernormen. Zonder aanvullende uitvoeringsregels zou een project als bijvoorbeeld 'Wonen boven Winkels' nooit uitgevoerd kunnen worden. Vandaar dat voor praktische uitvoerbaarheid de volgende uitvoeringsregels worden voorgesteld. Minimum en maximum norm In de huidige systematiek wordt gewerkt met één norm, waaraan bij een bouwaanvraag voldaan moet worden. In de praktijk worden geringe afwijkingen (tot max. 10%) meestal geaccepteerd. In het nieuwe voorstel wordt, conform de CROW-richtlijnen, gewerkt met een minimum en een maximum norm. De parkeereis is nu dat bij een bouwaanvraag op eigen terrein een parkeercapaciteit gerealiseerd wordt die ligt tussen de minimum en de maximum norm. Uitzonderingen zijn in speciale omstandigheden mogelijk en worden hierna uitgewerkt. Als in die gevallen op eigen terrein minder gerealiseerd hoeft te worden en de restcapaciteit in de openbare ruimte wordt opgevangen, dan zal er in principe altijd sprake zijn van een financiële tegemoetkoming. Gezien de juridische beperkingen aan de bestedingen van dergelijke tegemoetkomingen is het wenselijk deze te storten in een separate bestemmingsreserve (Parkeerfonds). Als mocht blijken dat én de parkeerbehoefte niet op eigen terrein kan worden opgelost én er geen (economisch) haalbare alternatief voorhanden is waarmee voorkomen wordt dat de extra parkeerbehoefte wordt afgewenteld op de omgeving, dan zal er vanuit parkeeroptiek over de bouwaanvraag een negatief advies worden verstrekt. Minder dan de norm Conform de CROW-richtlijn zal de parkeereis opgebouwd zijn uit een gebruikersdeel en een bezoekersdeel. Per toepassing kunnen deze twee onderdelen leiden tot behoorlijk afwijkende eisen en in sommige gevallen vragen om verschillende oplossingen. In het centrum hoeft het bezoekersgedeelte van de parkeereis niet noodzakelijk op eigen terrein te worden gerealiseerd. Er kan eventueel daarvoor een beroep gedaan worden op de beschikbare publieke (betaalde) parkeervoorzieningen. Uiteraard blijft een storting in het Parkeerfonds nog steeds noodzakelijk. Als buiten het centrum (Schilwijken of Rest) redelijkerwijs op eigen terrein niet aan de parkeereis kan worden voldaan, dan kan voor het bezoekersdeel een beroep gedaan worden op de openbare ruimte als na onafhankelijk onderzoek blijkt dat daarmee de parkeerdruk in de directe omgeving (straal van 150m) in de regel onder de 90% zal blijven. Ook in dit geval blijft een storting in het Parkeerfonds noodzakelijk. De kosten van het onderzoek komen voor rekening van de aanvrager. Onder dezelfde voorwaarde is een dergelijk beroep op de openbare ruimte ook mogelijk voor het gebruikersdeel van de parkeereis in geval het de functie wonen betreft. De mogelijkheid om buiten het centrum een beroep te kunnen doen op de openbare ruimte voor het voldoen aan de parkeereis is beperkt tot maximaal 5 parkeerplaatsen per aanvraag. Van het voldoen aan de parkeereis op eigen terrein kan worden afgeweken, ook voor het gebruikersdeel, indien de aanvrager kan aantonen in de directe omgeving (zie definitie maximale afstand (straal) in tabel) op andere definitieve wijze in de parkeerbehoefte te hebben voorzien. Als dit is door middel van abonnementen in een naburige publieke parkeergarage, dan blijft een storting in het Parkeerfonds noodzakelijk. De reden hiervoor is dat daarmee de beschikbare publieke parkeercapaciteit vermindert. Uiteraard mag het hier niet gaan om parkeerplaatsen die al in andere zin gekoppeld zijn aan een bestaande of nog te realiseren functie, tenzij uit de CROW-tabel “Gelijktijdige aanwezigheid” (zie hierna) blijkt dat dit dubbelgebruik binnen de beschikbare capaciteit naast elkaar kan plaatsvinden. Bijdragen (schadeloosstelling) Parkeerfonds per niet gerealiseerde parkeerplaats (prijspeil 2008) en maximale straal (hemelsbreed) bij voldoen aan parkeereis op andere locatie: Gebruikersdeel
Bezoekersdeel
Max. straal
Centrum
€ 20.000
€ 10.000
200 m
Schilwijken
€ 15.000
€ 10.000
150 m
Rest
€ 10.000
€ 10.000
100 m
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
89
Opmerking: De parkeeroplossing-op-afstand moet een definitief karakter hebben. Dat houdt in dat via een zaakrechtelijke overeenkomst de beschikbaarheid van de plaatsen voor een periode van tenminste 10 jaar is gegarandeerd. Als op enig moment de beschikbaarheid van de parkeercapaciteit komt te vervallen, dan is de eigenaar/gebruiker van dat moment verplicht een alternatieve oplossing te implementeren. Er kan dan in principe geen beroep gedaan worden op parkeercapaciteit in de openbare ruimte. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in geval van maatschappelijk belang, waarbij het beschikbaar komen van de te realiseren functie belangrijker wordt geacht dan de gevolgen voor de parkeerproblematiek, vrijstelling te verlenen voor het moeten voldoen aan de parkeereis. Daarmee vervalt niet de verplichting voor de aanvrager de volgens de tabel berekende tegemoetkoming te storten in het parkeerfonds. Alleen in bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders besluiten om ook daarvoor een vrijstelling te verlenen. Als bij een bouwaanvraag de parkeereis leidt tot een berekende parkeercapaciteit van minder dan 1,5 parkeerplaatsen en er redelijkerwijs geen mogelijkheid is deze plaatsen op eigen terrein te realiseren, dan mag zonder de verplichting een parkeerbalans op te stellen vrijstelling worden verleend. Uiteraard blijft een storting in het Parkeerfonds verplicht. Dit geldt ook voor belanghebbendengebieden met een hoge parkeerdruk, omdat daar de parkeerdruk met een vergunningensysteem, eventueel incl. wachtlijst, wordt gereguleerd. Voor de genoemde bedragen is het niet altijd mogelijk een parkeerplaats te realiseren. In het centrum, bijvoorbeeld, kost een parkeerplaats in een ondergrondse parkeergarage al snel meer dan €30.000. Afkopen betekent echter niet dat men vervolgens een gratis parkeerplaats heeft. In het centrum zal men nog steeds een abonnement moeten kopen. Ook in de andere gebieden wordt betaling niet uitgesloten. In de tabel zijn ook normen opgenomen voor zogenaamde Kiss & Ride stroken (vooral bij scholen). Omdat deze parkeerplaatsen een duidelijk ander karakter hebben, meer vergelijkbaar met laden en lossen, vallen ze niet onder de afkoopregeling. Als de gemeente zou besluiten ondanks het niet voldoen aan de Kiss & Ride capaciteit toch een bouwvergunning te verstrekken, dan hoeft geen storting plaats te vinden in het Parkeerfonds. Met de voorgestelde bedragen zal het jaren duren voordat het Parkeerfonds een zodanig volume heeft dat vanuit zo'n Parkeerfonds een substantiële bijdrage geleverd kan worden aan het structureel oplossen van parkeeroverlast in specifieke (woon)gebieden. Het is noodzakelijk om hier versnelling in aan te brengen. Aanvullend aan de bijdragen afkomstig van het afkopen van de parkeereis bij ontwikkelingen zou het Parkeerfonds ook gevoed kunnen worden met de (onzekere) opbrengsten uit de 'profit sharing'-regeling van de PPS Parkeergarages met P1, die vanaf 2008 in werking treedt. Op basis van de door P1 gerealiseerde omzetten in 2007 is de verwachting dat deze (jaarlijkse) bijdrage de eerste jaren tenminste €250.000 zal bedragen. In het verleden hebben diverse gemeente ervaring opgedaan met de inrichting van een Parkeerfonds. Niet alle ervaringen zijn positief. In het bijzonder wordt de eis van het moeten realiseren van parkeerplaatsen binnen een bepaalde straal van de bouwontwikkeling als te belastend ervaren. De nieuwe WRO biedt via de grex-wet meer ruimte om als gemeente de eventuele parkeerproblematiek op te lossen. Wat dat precies betekent voor de wijze waarop het Parkeerfonds wordt ingevuld vergt nog wat extra tijd. Vandaar dat het definitieve voorstel over de wijze van invulling van het Parkeerfonds in een apart raadsvoorstel zal worden geformuleerd. Meer dan de norm Het is denkbaar dat een aanvrager meer capaciteit wil realiseren dan het maximum zoals dat op basis van de parkeernormen is berekend. Op voorhand is deze mogelijkheid niet uitgesloten, omdat deze meercapaciteit mogelijk kan worden ingezet voor compensatie van naburige ontwikkelingen of ter vermindering van de parkeerdruk in de directe omgeving. Wel zal de gemeente in dat geval eerst moeten onderzoeken wat de consequenties zijn van de mogelijke extra verkeersbewegingen die het gevolg zijn van de meercapaciteit. Als die gevolgen niet wenselijk blijken te zijn, bijvoorbeeld omdat dat teveel ten koste gaat van de verkeersveiligheid of de luchtkwaliteit in de directe omgeving, dan zal de aanvrager gehouden worden aan de maximum parkeernorm. Als er verkeerstechnisch of milieutechnisch geen bezwaar is tegen de extra capaciteit, dan zal vanuit parkeren geen bezwaar gemaakt worden tegen de bouwaanvraag onder de voorwaarde dat deze extra capaciteit dan ook beschikbaar komt voor derden, eventueel tegen markconforme betaling. Dit kan bijvoorbeeld via abonnementen of publieke toegankelijkheid. Het parkeerbeleid is ondersteunend aan het mobiliteitsbeleid. Daarin wordt meer en meer 90
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
gekozen om terughoudend te zijn in het faciliteren van de auto in het gebied binnen de Ring. Vandaar dat in de praktijk van de mogelijkheid van extra parkeercapaciteit boven de maximum norm slechts gebruik gemaakt zal kunnen worden voor locaties aan of buiten de Ring en langs enkele grotere verkeersaders binnen de Ring, zoals John F. Kennedylaan en Prof. Dr. Dorgelolaan. Andere gebruikers Als bij een functie ten gevolge van de parkeereis parkeercapaciteit wordt gerealiseerd, dan is deze capaciteit ook primair bedoeld voor de gebruikers en bezoekers van de betreffende functie. Het is de eigenaar van de parkeerplaatsen niet toegestaan de aan de functie gekoppelde capaciteit, geheel of gedeeltelijk, structureel anders in te zetten, tenzij de eigenaar op basis van ervaringscijfers en een actuele parkeerbalans kan aantonen dat het gebruik van de parkeerplaatsen door een andere dan de beoogde doelgroep(en) geen nadelige gevolgen heeft voor de directe omgeving. Bij voorkeur wordt een dergelijke koppeling via een notariële akte afgedwongen. Verrekening Ook bij verbouwplannen wordt op basis van de parkeernormen een parkeereis berekend. Daarbij hoeft echter niet volledig gecompenseerd te worden voor eventuele tekorten uit het verleden. De volgende rekensystematiek zal bij (ver)bouwplannen worden toegepast. Op basis van de huidige parkeernormen wordt berekend: het (fictieve) bezoekersdeel dat bij de bestaande functie in de openbare ruimte wordt opgevangen (x2) de minimum parkeereis behorende bij de nieuwe functie (y1 gebruikersdeel; y2 bezoekersdeel) Als minimum parkeereis geldt nu de volgende waarde: als y2 > x2, dan y1 + (y2 – x2), anders y1. Oftewel, het tekort voor het bezoekersdeel uit het verleden hoeft niet te worden gecompenseerd, maar op eigen terrein dient minimaal het gebruikersdeel te worden gerealiseerd. De maximum parkeernorm blijft onveranderd. Ook voor nieuwbouwplannen op een locatie met een bestaande functie zal deze systematiek worden toegepast, omdat op deze manier door de realisatie van de bouwplannen de parkeerproblematiek in de directe omgeving niet slechter wordt. Functies te realiseren op een parkeervoorziening Bij bouwinitiatieven voor een bestaande gemeentelijke parkeervoorziening moet rekening gehouden worden met de effecten van het verlies van de bestaande parkeercapaciteit. In principe moet het verlies aan capaciteit binnen het project zodanig worden gecompenseerd dat er geen structureel nadelig effect is op de parkeerdruk in de directe omgeving. Bovendien zullen door de gemeente aangegane verplichtingen moeten worden gerespecteerd. In de regel vereist dit maatwerk en aanvullend afspraken tussen aanvrager en gemeente. Invloedsfactoren (HOV) Op dit moment wordt binnen de gemeente Eindhoven gewerkt aan de uitbreiding van het HOV-netwerk. Met dit HOV-netwerk verbetert de bereikbaarheid van de locaties in de buurt van HOV-haltes. Ter stimulering van het gebruik van het HOV-netwerk zal binnen de Ring (Centrum en Schilwijken) in de nabijheid van een HOV-halte (minder dan 200 m) het bezoekersdeel van de parkeernorm worden gehalveerd en de maximum parkeernorm gelijk gesteld worden aan de minimum parkeernorm. Berekeningen De manier waarop het aanbod aan parkeerplaatsen op eigen terrein bij de functie Wonen wordt bepaald, kan behoorlijk verschillend zijn. Dit is namelijk afhankelijk van de vraag of een garage, oprit of carport als volwaardige of als gedeeltelijke parkeerplaats meetelt. Voor de bepaling van de mate waarin parkeren op eigen terrein door middel van een oprit of een garage voor de functie Wonen meetelt aan de aanbodzijde wordt onderstaande tabel gehanteerd. Berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen Parkeervoorziening
Theoretisch aantal
Berekend aantal Opmerking
Enkele oprit zonder garage
1
0,8
Lange oprit zonder garage of carport
2
1,0
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
oprit minimaal 6,0 meter diep
91
Dubbele oprit zonder garage
2
1,7
Garage zonder oprit (bij woning)
1
0,6
Garagebox (niet bij woning)
1
0,7
Garage met enkele oprit
2
1,2
Garage met lange oprit
3
1,5
Garage met dubbele oprit
3
2,0
oprit minimaal 5,5 meter breed
oprit minimaal 6,0 meter diep
oprit minimaal 5,5 meter breed
Toelichting: In een woonwijk met veel garages en (dubbele) opritten zijn in theorie mogelijk voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig. In de praktijk zal blijken dat een groot gedeelte van het theoretische aanbod niet wordt gebruikt, doordat auto's toch regelmatig op de openbare weg parkeren. Dit gedrag zal veel minder gebeuren in een gebied waarin het parkeren gereguleerd is (betaald parkeren of een gebied voor parkeervergunninghouders). Daarom zal deze tabel alleen worden toegepast in gebieden waar geen sprake is van een parkeerregulering. Juridisch kader Bij de inwerkingtrede van de nWro wijzigt ook de Woningwet. In tegenstelling tot de huidige werkwijze mogen in de bouwverordening geen parkeernormen meer worden opgenomen. Derhalve moeten deze parkeernormen in nieuw te maken bestemmingsplannen worden opgenomen. Er komt een overgangsrecht van 5 jaar voor de bestemmingsplannen die nog niet zijn herzien op basis van de nWro. Gelijktijdige aanwezigheid De parkeernormen zijn onderverdeeld in functies. In sommige gevallen, met name bij grotere ontwikkelingen, vindt een combinatie van functies plaats. In dat geval dient gekeken te worden naar de momenten in de week waarop per functie de parkeervraag zich voordoet. Op deze wijze is namelijk dubbelgebruik te realiseren, hetgeen uit oogpunt van kostenbesparing en optimaal gebruik van spaarzame ruimte voor alle partijen wenselijk is. In de CROW-richtlijnen is een tabel opgenomen waarin op basis van ervaringen per functie over de specifieke delen van de week het aanwezigheidspercentage wordt weergegeven. Deze tabel (zie hierna) zal ook in Eindhoven worden toegepast. Tabel gelijktijdige aanwezigheid: Zaterdag Zaterda Zondag- middag g- avond middag
Gelijktijdige aanwezigheid
Werkda Werkdag Werkdag Koopg ochten middag avond avond d
Woningen
50%
60%
100%
90%
60%
60%
70%
Detailhandel
30%
70%
20%
100%
100%
0%
0%
Kantoor
100%
100%
5%
10%
5%
0%
0%
Bedrijven
100%
100%
5%
10%
5%
0%
0%
Sociaal cultureel
10%
40%
100%
100%
60%
90%
25%
Sociaal medisch
100%
100%
30%
15%
15%
5%
5%
Ziekenhuis
85%
100%
40%
50%
25%
40%
40%
Dagonderwijs
100%
100%
0%
0%
0%
0%
0%
Avondonderwijs
0%
0%
100%
100%
0%
0%
0%
Bibliotheek
30%
70%
100%
70%
75%
0%
0%
Museum
20%
45%
0%
0%
100%
0%
90%
Restaurant
30%
40%
90%
95%
70%
100%
40%
Café
30%
40%
90%
85%
75%
100%
45%
Bioscoop, theater
15%
30%
90%
90%
60%
100%
60%
Sport
30%
50%
100%
90%
100%
90%
85%
Bron CROW (ASVV 2004) 92
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
ontwerpVI Buitengebied (Internationale school) Gemeente Eindhoven
93