Verzorgende-IG
Kompas
(2011-vz-kp)
| Niveau 3
Verzorgende-IG
Kompas
(2011-vz-kp)
| Niveau 3
Kompas (2011-vz-kp)
Opleiding: Verzorgende-IG Niveau 3 Fase 1, 2 en 3
Artikelnummer CZW1VZ90007
Colofon Deze uitgave is gerealiseerd onder verantwoordelijkheid van de Stichting Consortium Beroepsonderwijs Zorg en Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg Dagelijks bestuur en managementteam L. Fine B. Huijberts M. Pelgrum A. Pijnenburg M. Wouters Ontwikkelteamleider S. Borkus Ontwikkelaars van deze fase J. Cuijpers I. Kolen Redactie A. Brink M. Brok Ontwerp H. Witjes (Studio Blanche) DTP MicrowebEdu b.v. Foto’s Stichting Consortium Beroepsonderwijs
Deze uitgave is tot stand gekomen in samenwerking met MicrowebEdu b.v. www.microwebedu.nl
© 2011 Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg en Welzijn & AG Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vereenvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enigerlei wijze, namelijk elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande toestemming van de Stichting Consortium Beroepsonderwijs - Zorg en Welzijn & Assisterenden Gezondheidszorg.
Inhoud Inleiding......... .................................................................................................... 4 1 Methodemix ................................................................................................. 7 1.1 Waarom de methodemix? ........................................................................ 7 1.2 Wat is de methodemix? .......................................................................... 8 a Beroepsprestaties of Proeve ................................................................ 9 b Verantwoordingsverslag ...................................................................... 9 c Assessmentgesprek ...........................................................................10 1.3 Beoordelen ..........................................................................................12 a Prestatie-indicatoren ........................................................................13 b Bewijsstukken .................................................................................13 c Cesuur ...........................................................................................14 1.4 Borgen van resultaten ...........................................................................17 1.5 Portfolio .............................................................................................18 2 Ontwikkelingsgerichte en kwalificerende beoordeling .....................................19 2.1 Kwalificerende score .............................................................................19 2.2 Ontwikkelingsgerichte score ...................................................................21 3 De moeilijkheidsgraad .................................................................................22 3.1 Complexiteit ........................................................................................23 3.2 Zelfsturing ..........................................................................................23 3.3 Verantwoordelijkheid ............................................................................24 4 Taal- en rekenvaardigheden ..........................................................................25 4.1 Taal- en rekeneisen ...............................................................................25 4.2 Het werken met taalprestaties ................................................................26 4.3 De opzet van taalprestaties....................................................................27 4.4 De beoordeling van taalprestaties ...........................................................27 5 Loopbaan- en Burgerschapsontwikkeling .......................................................28 5.1 Eisen voor loopbaan en burgerschap........................................................28 5.2 Het werken met LB-prestaties.................................................................28 5.3 De opzet van LB-prestaties ....................................................................29 5.4 De beoordeling van LB-prestaties ............................................................29 6 Leren-leervaardigheden................................................................................30 6.1 Leren reflecteren, evalueren en verantwoorden volgens de STARRT-methode .....31 6.2 Het maken van een POP/PAP ..................................................................35 6.3 De Wegwijzer .......................................................................................37 6.4 Aan de slag met leerprestaties................................................................39 a Leerprestatie: ‘Hoe leer ik?’ ...............................................................39 b Leerprestatie: ‘Samenwerkend leren’ ....................................................44 7 Fase-indeling van de opleiding .....................................................................51 7.1 De opbouw ..........................................................................................51 7.2 Inhoudelijke toelichting op de fase-indeling .............................................55 Bronvermelding ...................................................................................................60 Bijlage ...............................................................................................................61
Inleiding Karlijn werkt in de thuiszorg. Vanochtend komt ze bij mevrouw Klein. Mevrouw is 80 jaar. Afspraak is om mevrouw te helpen met de douchebeurt en het klaarzetten van het ontbijt. Tijdens het afdrogen van mevrouw na het douchen ontdekt Karlijn een rode plek op de hiel van de linkervoet. Als mevrouw aan het ontbijt zit, noteert Karlijn dit in het zorgdossier. Tevens leest ze daarin dat de fysiotherapeut met mevrouw gaat oefenen in het lopen met een rollator. Christel is vannacht bevallen van haar tweede kind, een prachtige dochter. De bevalling heeft in het ziekenhuis plaatsgevonden. Christel komt twee uur na de bevalling met de baby naar huis. Dezelfde ochtend, arriveert de kraamverzorgende. Op het bed van Christel verschoont ze de baby. Astrid werkt in een kleinschalige woonvoorziening voor dementerende ouderen. Op maandag is het markt. Daarom neemt ze meneer Tan mee naar de markt om inkopen te doen voor het avondeten. Deze maaltijd gaat ze samen met enkele bewoners bereiden. ‘Iedereen z’n eigen smaak’ is hier wel van toepassing. Sommigen zijn gek op boontjes, anderen willen liever kool en dan de discussie over rabarber i.p.v. appelmoes en paprika i.p.v. courgette. Tja, ook hier geldt de regel ‘Wat de boer niet kent …’ Yasser begint zijn vroege dienst in een kleine accommodatie voor cliënten met chronische psychiatrische problematiek. Mevrouw Vermeer is een van de cliënten en heeft geen zin om op te staan. Yasser probeert haar positief te benaderen. “Mevrouw als u uit bed komt en opgefrist bent, voelt u zich beter. Denk eens aan gisteren. Dat wandelingetje na het ontbijt heeft u zo goed gedaan, zei u zelf nog.” Mevrouw draait zich om in bed en trekt het dekbed over haar hoofd: “Het heeft geen zin meer om op te staan. Laat me hier alsjeblieft liggen.” Yasser twijfelt over zijn aanpak. Opnieuw proberen of mevrouw laten liggen zodat ze nog minder eten en drinken binnen krijgt? En wat te doen met haar medicatie? Hij besluit om een collega te raadplegen.
Als verzorgende ben je werkzaam in de sector gezondheidszorg. Je hebt taken op het gebied van zorg, wonen en welzijn. In de settings, thuiszorg, kraamzorg en kleinschalige woonvoorzieningen werk je veelal solistisch en in de privésfeer van de zorgvrager. In intramurale settings werk je direct in teamverband. In vrijwel alle situaties heb je te maken met collega’s van andere disciplines.
4
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Voordat je de zorg verleent is het belangrijk dat je voldoende op de hoogte bent van de mogelijkheden, wensen en behoeften van de zorgvrager1. Daar stem je de zorg op af. Ook is het noodzakelijk dat je de afspraken kent, die er gemaakt zijn over de zorg. Daarom is het werken volgens het zorgplan een belangrijk facet van je professioneel handelen als verzorgende. Tijdens de uitvoering van de zorg is het observeren van zorgvrager en mantelzorger/naasten belangrijk. Je signaleert of er veranderingen opgetreden zijn in de lichamelijke en/of psychosociale gezondheidstoestand. Je bevindingen rapporteer je aan collega’s en in het zorgdossier van de zorgvrager. Daarnaast stem je de werkzaamheden af met collega’s en/of mantelzorger/naasten, zodat de zorg zonder onderbrekingen of overlap kan worden verleend. De zorg verleen je in de thuissituatie van de zorgvrager, op een afdeling of in een kleinschalige woonvoorzieningen. Daardoor heb je niet alleen te maken met de zorgvrager maar ook met de mensen daar omheen. Je verwerft kennis en oefent vaardigheden die je nodig hebt om de zorgvrager afgestemde zorg te bieden. Je stelt op basis van feedback je beroepshouding bij. Kennis, vaardigheden en houding vormen samen de competenties die vereist zijn bewust en bekwaam die zorg te bieden die de zorgvrager nodig heeft. Als Verzorgende werk je in: t een verpleeg- en verzorgingshuis t de thuiszorg t de kraamzorg t de gehandicaptenzorg t de geestelijke gezondheidszorg Je opleiding is opgebouwd uit drie fasen met daarbinnen beroepsprestaties/proeve, het verantwoordingsverslag en het assessmentgesprek. De proeve is de optelsom van alle kwalificerende beroepsprestaties binnen een of twee fase(n). In het Kompas en de competentiewijzer vind je ondersteunende informatie. In hoofdstuk 7 lees je meer over de fase-indeling van je opleiding. Ook bouw je verder aan de ontwikkeling van je taal- en rekenvaardigheden, loopbaan en burgerschap (LB). Voor taal en LB zijn prestaties ontwikkeld. Afhankelijk van de keuze van je school kun je deze inzetten binnen de beroepsprestaties/proeve en andere leeractiviteiten binnen je opleiding. De Wegwijzer helpt je bij het methodisch uitvoeren van de verschillende prestaties/proeve. 1
Hier kun je ook lezen cliënt, patient, bewoner, kind. Voor de hij-vorm kan ook de zij- vorm gelezen worden.
KOMPAS
5
1
De methodemix
In dit hoofdstuk lees je wat de methodemix is en hoe daarin de beoordeling van jouw ontwikkeling tot uitdrukking komt. Hierin staat wat er van jou verwacht wordt en ook wat je kunt verwachten op de weg naar je diploma.
1.1
Waarom de methodemix?
In je beroep heb je te maken met kerntaken en werkprocessen die in het wettelijk vastgesteld kwalificatiedossier staan. Om deze kerntaken en werkprocessen als beginnend beroepsbeoefenaar goed uit te kunnen voeren, ontwikkel je competenties. Het begrip ‘competentie’ verwijst naar een integratie van kennis/inzicht, vaardigheden en houding die tot uitdrukking komt in de beroepspraktijk. Er wordt wel eens gezegd: ‘een competentie is een combinatie van hoofd, handen en hart’. Het is die ‘mix’ die competente mensen onderscheidt van niet-competente mensen.
Competentie Kennis
Houding
Vaardigheden
Kort gezegd: competenties stellen jou in staat om op een juiste wijze de kerntaken en werkprocessen die bij je beroep horen, uit te voeren. Een competentie is een bewuste bekwaamheid die je ontwikkelt. Als je alle competenties binnen de kerntaken en werkprocessen van jouw opleiding bewust bekwaam hebt ontwikkeld, dan ben je gekwalificeerd voor een beginnend beroepsbeoefenaar.
Het kwalificatiedossier kerntaken competenties componenten werkprocessen
X
X
X
prestatie-indicatoren
KOMPAS
7
1.2
Wat is de methodemix2
Je opleiding is er op gericht om kennis, vaardigheden en houding geïntegreerd aan te leren. De beoordeling van ontwikkelde competenties sluit hierop aan. Eén toetsvorm is niet voldoende om competenties vast te stellen. Hiervoor zijn verschillende toetsvormen nodig. Bijvoorbeeld door het tonen van een vaardigheid in de praktijk, door het uitvoeren van de beroepsprestatie in combinatie met het schrijven van een verantwoordingsverslag. In het verantwoordingsverslag onderbouw je jouw handelen met gerichte kennis over die vaardigheid en de juiste beroepshouding. Deze combinatie van toetsvormen is de ‘Methodemix’. De toetsvormen binnen de methodemix zijn gekozen op basis van de inhoud van de kerntaken, werkprocessen en competenties uit het kwalificatiedossier van je opleiding tot verzorgende.
Methodemix Beroepsprestaties met specifieke bewijsstukken Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek
P o r t f o l i o
Proeve met specifieke bewijsstukken Verantwoordingsverslag Assessmentgesprek
Registratie van niveau van competentiebeheersing (in de competentiescoretabel)
Hierna lees je wat er met deze onderdelen van de methodemix bedoeld wordt en waar ze voor gebruikt worden.
2
Je school kan er voor kiezen om naast deze methodemix ook andere toetsen af te nemen. Bijvoorbeeld kennistoetsen, vaardigheidstoetsen in skills en simulaties of beoordelingen van je houding. In het examenplan van je school staan alle examens en andere toetsen vermeld die je voor je opleiding moet doen.
8
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
a.
Beroepsprestaties of proeve
In iedere beroepsprestatie of proeve zijn een of meerdere werkprocessen met bijbehorende competenties opgenomen die je bij voorkeur in de beroepspraktijk aantoont. Als blijkt dat een beroepsprestatie of een onderdeel van de proeve niet haalbaar is, organiseert je opleiding een vergelijkbare opdracht, bijvoorbeeld een simulatietoets. Een hulpmiddel bij het uitvoeren van beroepsprestaties of de proeve is de Wegwijzer (zie hoofdstuk 6.3). Voorbeeld van een opdracht uit een beroepsprestatie/proeve D. Het uitvoeren van de zorg Je legt de bijgestelde zorgplannen voor aan je team. Je vraagt medewerking voor de uitvoering. Indien nodig stel je de zorgplannen na feedback bij. Na akkoord voer je de geplande zorg gedurende twee weken uit. Je rapporteert de bijzonderheden.
De beroepsprestatie of proeve bestaat uit de uitvoering van de totale opdracht als geheel en uit specifieke opdrachten. Een specifieke opdracht is een verdieping van een bepaald gedeelte binnen een beroepsprestatie of proeve. De uitvoering van een specifieke opdracht kun je soms ook buiten de beroepspraktijk doen. Bijvoorbeeld thuis of op terugkomdagen op school. Stel dat je in de praktijk gegevens hebt verzameld voor een schriftelijke rapportage of voor het opstellen van een activiteitenplan, dan kun je elders de rapportage uitwerken of een activiteitenplan volgens de theorie opstellen. Iedere opdracht uit de beroepsprestatie of proeve staat in verband met het resultaat (de bewijsstukken) en de beoordelingslijst. Op deze manier lees je altijd wat de bedoeling is, welk resultaat dat oplevert en waar je op beoordeeld wordt. De beoordelingscriteria vind je in de kolom ‘Prestatie-indicatoren’.
b.
Verantwoordingsverslag
Het verantwoordingsverslag is ook een onderdeel van de methodemix. In het verantwoordingsverslag zijn een of meerdere werkprocessen en competenties opgenomen waarvan je aantoont dat je inzicht hebt gekregen in de kwaliteit van je handelen en de achtergrond van je keuzes die je hierbij hebt gemaakt. Een hulpmiddel bij het schrijven van je verantwoordingsverslag is de STARRT-methode (zie hoofdstuk 6.1).
KOMPAS
9
R
Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten
–
aansluiten bij behoeften en verwachtingen klanttevredenheid in de gaten houden
–
P
nd ng aa
Je verantwoordt dat: t je een op de zorgvrager gerichte ondersteuning geeft bij persoonlijke verzorging t je de gemaakte afspraken nakomt t je regelmatig checkt of de zorgvrager nog tevreden is zodat: t je keuzes maakt en onderbouwt t.a.v. de ondersteuning die je biedt en de wijze waarop je de ondersteuning biedt goed blijft aansluiten op de afspraken en verwachtingen.
Ieder verantwoordingsverslag staat in verband met de bijbehorende beoordelingslijst. Op deze manier lees je altijd wat de bedoeling is, waarover je het verslag moet schrijven en waar je op beoordeeld wordt.
c.
Assessmentgesprek
Nadat je meerdere kwalificerende beroepsprestaties of proeve(n) hebt uitgevoerd en het verantwoordingsverslag hebt geschreven, volgt het assessmentgesprek. In het assessmentgesprek zijn een of meerdere werkprocessen en competenties met beoordelingscriteria opgenomen waarover je wordt bevraagd door beoordelaar(s) of assessor(en). Aan de hand van jouw inbreng toon je aan dat je inzicht hebt gekregen in je handelen en de achtergrond van je keuzes die je hierbij hebt gemaakt. Een hulpmiddel bij het voeren van het assessmentgesprek is de STARRT-methode (zie hoofdstuk 6.1).
10
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
e nie toon d ta an ge to o
ica ind iesta t Pre
Kw ali
Co
mp
fic ere
nd
- c et e om nti e po ne s nte n
to
ren
Fragment uit een beoordelingslijst van het verantwoordingsverslag 1
Vragen die je jezelf in de voorbereiding op dit gesprek kunt stellen zijn: t Hoe kijk ik tegen mijn eigen handelen (willen en zijn) in praktijksituaties aan? t Vanuit welke visie, waarden en motieven heb ik gehandeld? t Wat zijn mijn sterke en minder sterke kwaliteiten? t Wat heeft mij wel en wat niet gestimuleerd om het beste van mijzelf in praktijksituaties te laten zien? t Stemt mijn handelen overeen met het beeld dat ik van mezelf heb en mijn rol binnen het beroep? t Hoe waardeer ik mijn handelen in praktijksituaties?
nd aa
Pre
sta
tie
-in
ng e nie toon d ta an ge to o
dic
d ren fic e Kw ali
Co
mp
- c ete om nti e po ne s nte n
ato
ren
Fragment uit de beoordelingslijst van het assessmentgesprek 1
Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden F
Ethisch en integer handelen
– – –
ethisch handelen integer handelen verschillen tussen mensen respecteren
P
Je verantwoordt dat: t je volgens de beroepscode handelt t je volgens de ethische maatstaven van de organisatie handelt t je eerlijk en betrouwbaar bent t je discreet met gevoelige zaken omgaat t je verschillen tussen zorgvragers accepteert en respecteert t je duidelijk verbaal en non-verbaal communiceert zodat: t je bewuste keuzes maakt en standpunten inneemt over de wijze waarop je omgaat met de zorgvragers en hen respectvol benadert bij de persoonlijke zorg.
KOMPAS
11
1.3
Beoordelen
Een beroepsprestatie, verantwoordingsverslag en assessmentgesprek kunnen ontwikkelingsgericht (O) of kwalificerend (K) worden beoordeeld3. Wat dit precies betekent, lees je in hoofdstuk 2 en 3. Een proeve is altijd kwalificerend.
Zoals bij de uitleg van de beroepsprestatie/proeve, het verantwoordingsverslag en het assessmentverslag al is aangegeven, is voor ieder onderdeel van de methodemix een beoordelingslijst uitgewerkt. In de beoordelingslijst lees je welk werkproces en welke competenties met componenten en beoordelingscriteria bij elkaar horen. De beoordelingscriteria vind je in de kolom ‘Prestatie-indicatoren’. Daarnaast staan in de beoordelingslijst een overzicht met bewijsstukken, de cesuur en ruimte voor onderbouwing van de beoordeling. Deze opzet en het gebruiken van de beoordelingslijst worden je hieronder verder uitgelegd.
Een competentie wordt beoordeeld binnen een werkproces aan de hand van prestatie-indicatoren.
3
Je school kan er voor kiezen om deze delen van de methodemix óf ontwikkelingsgericht óf kwalificerend aan te bieden. In het examenplan van je school staat dit vermeld.
12
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
a.
Prestatie-indicatoren
Hieronder zie je een voorbeeld uit de beoordelingslijst van een beroepsprestatie. Let in de beoordelingslijst in de kolom van de prestatie-indicatoren op de tekst: ‘Dit betekent dat: …’. Hier lees je welk gedrag je moet aantonen. Daarna volgt ‘zodat: …’. De tekst die hier vermeld staat, gaat uit van het gewenste effect of het gewenste gevolg van je gedrag. Prestatie-indicatoren worden beoordeeld met ‘aangetoond’ of ‘niet aangetoond’. Dit wordt in de kolommen naast de prestatie-indicatoren ingevuld.
nd ng e nie toon d ta an ge to o
ica
aa
Pre
sta t
ie-
ind
nd fic ere Kw ali
Co
mp
- c ete om nti e po ne s nte n
to
ren
Fragment uit de beoordelingslijst van een beroepsprestatie
Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden E
Samenwerken en overleggen
–
anderen raadplegen en betrekken afstemmen proactief informeren
– –
b.
P
Je verantwoordt dat: t je indien wenselijk andere zorgverleners inschakelt t je regelmatig met hen overlegt t je alle betrokkenen volledig informeert t je tijdig belangrijke zaken meldt zodat: t er een professionele samenwerking bestaat rondom de persoonlijke verzorging.
Bewijsstukken
In de beoordelingslijst van de beroepsprestatie zie je ook bewijsstukken staan. Bewijsstukken zijn tastbare resultaten uit beroepsprestaties of een proeve. Bij ieder resultaat en specifiek bewijsstuk zie je direct aan welk werkproces en welke competentie dit bewijsstuk gekoppeld is. Een van de resultaten is altijd een ingevulde beoordelingslijst van de totale beroepsprestatie of proeve. Dit is in de beroepsprestatie en de proeve aangegeven met A. De letters B., C. etc. zijn de specifieke bewijsstukken waarmee je de specifieke opdrachten binnen een beroepsprestatie of proeve aantoont. Met het werken aan een specifiek bewijsstuk word je uitgedaagd tot verdieping.
KOMPAS
13
Voorbeeld bewijsstukken Bewijsstukken Kwalificerend A.
De ingevulde beoordelingslijst van deze beroepsprestatie.
Specifieke bewijsstukken:
Werkprocessen
Competenties
B.
Twee bijgestelde zorgplannen.
1.1 1.10
H-J-K-M Q
C.
De rapportage van de uitgevoerde zorg.
1.1 1.10
J-K-M E
Hierin verschilt de beoordelingslijst van de beroepsprestatie of proeve met die van het verantwoordingsverslag en assessmentgesprek. Dit komt omdat je verantwoordingsverslag of je assessmentgesprek al hét resultaat en bewijsstuk is waarmee je de gevraagde competenties binnen het werkproces aantoont. Samengevat: de beoordelingslijst van een beroepsprestatie of proeve heeft betrekking op de totale uitvoering in de praktijk. Dit is altijd aangegeven met de hoofdletter A. Specifieke bewijsstukken (B., C. etc.) hebben betrekking op een bepaald onderdeel binnen de beroepsprestatie of proeve.
c.
Cesuur
Het begrip cesuur betekent de grens tussen een voldoende en een onvoldoende. In het geval van je beoordeling worden de begrippen ‘aangetoond’, ‘niet aangetoond’ en ‘boven de norm aangetoond’ gebruikt. In de beoordelingslijsten zie je onderaan in het kopje cesuur staan.
De competentieontwikkeling binnen de werkprocessen is op het vereiste beheersingsniveau aangetoond. Dit houdt in dat je, wanneer je alle prestatie-indicatoren in de betreffende beoordelingslijst hebt aangetoond, minimaal voldoende hebt gescoord. De beoordelaars beargumenteren hun beoordeling. Dit gebeurt onder het kopje ‘Onderbouwing van de beoordeling’. Zie daarvoor een fragment uit een beoordelingslijst die hierna afgebeeld staat.
14
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Fragment uit een beoordelingslijst ‘Onderbouwing van de beoordeling’ Onderbouwing van de beoordeling Algemeen:
Als de student een of meerdere competenties binnen een werkproces boven de norm heeft aangetoond, onderbouw dit dan hier. Geef tevens aan waar dit betrekking op heeft: Praktische uitvoering
Werkprocessen
Competenties
A.
Specifieke bewijsstukken B. C.
Bij ‘aangetoond’ zit je gemiddeld op een voldoende. Het is ook belangrijk om te weten of je een of meerdere onderdelen uit de methodemix (heel) goed hebt uitgevoerd. Bijvoorbeeld wanneer je in een beroepsprestatie meer hebt aangetoond dan in de beoordelingslijst van je geëist wordt. In dat geval heb je ‘boven de norm’ gepresteerd. Dit kan ook betrekking hebben op een specifieke opdracht. De beoordelaars schrijven dat ook op onder het kopje ‘Onderbouwing van de beoordeling’. Zie het voorbeeld op de volgende bladzijde. Dat dit in de beoordelingslijst staat, is stimulerend voor je verdere competentiegroei. Het is ook belangrijk als je wilt doorstromen naar een vervolgopleiding. Je kunt daarmee aantonen dat jij je op sommige gebieden (heel) goed ontwikkeld hebt.
KOMPAS
15
Voorbeeld van een ingevulde onderbouwing van de beoordeling ‘boven de norm’ Algemeen:
… werkt nauwgezet, heeft daarbij aandacht voor de beleving van zorgvragers bij het uitvoeren van een verpleegtechnische handeling. In de beoordeling heeft zij alle gevraagde competenties binnen de werkprocessen laten zien. Als de student een of meerdere competenties binnen een werkproces boven de norm heeft aangetoond, onderbouw dit dan hier. Geef tevens aan waar dit betrekking op heeft: Praktische uitvoering
Werkprocessen
Competenties
A.
Specifieke bewijsstukken
1.3
B.
T
Bij het uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden toont … aan dat ze de protocollen kent. Ze geeft collega’s die de handelingen niet op de juiste wijze uitvoeren constructieve feedback en komt uit zichzelf met verbetervoorstellen. C.
Het kan natuurlijk gebeuren dat het je NIET lukt om de vereiste prestatie-indicatoren uit de methodemix aan te tonen. In dat geval kun je met je beoordelaar(s) of assessor(en) afspreken hoe je dit alsnog aantoont in: t een volgende beroepssituatie of simulatiesetting Je neemt de totale opdracht of specifieke opdracht(en) mee naar een volgende beroepssituatie of simulatiesetting. t een aanvullende opdracht Stel dat je een gedeelte uit de beroepsprestatie of het verantwoordingsverslag onvoldoende hebt aangetoond. Door een aanvullende opdracht krijg je de kans om het vereiste gedrag alsnog aan te tonen. De verschillende mogelijkheden hangen af van de mate waarin je iets niet hebt aangetoond en van de examenregels binnen je school.
16
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
1.4
Borgen van de resultaten
Bij het competentiegericht leren is de zelfsturing van jou als student een belangrijk aspect van je leerproces. Om de ontwikkeling van je leerproces te volgen, zijn er verschillende instrumenten. Eén daarvan is de monitor. Hierin staan per fase alle onderdelen met bewijsstukken, gekoppeld aan de kerntaken, werkprocessen en competenties. Je kunt de monitor gebruiken als een individueel student-volginstrument. Jij en je begeleiders registreren in de monitor in welke mate je leerproces vordert of stagneert. Je kunt de monitor bij je opleiding opvragen. Van de monitor zijn er papieren en digitale versies beschikbaar. In de digitale versie is het mogelijk om cellen aan te klikken met toelichtende informatie.
Fragment uit de monitor
Het borgen van resultaten wil zeggen: vastleggen van je resultaten. Het hulpmiddel om je resultaten te borgen is de kwalificerende competentiescoretabel. Het hele opleidingstraject is in de competentiescoretabel vastgelegd in ijkpunten die gekoppeld zijn aan de kwalificerende onderdelen in de methodemix. Deze tabel vult zich geleidelijk op basis van de resultaten van je competentieontwikkeling. Positieve resultaten in relatie tot toenemende competentieontwikkeling over de totale opleiding zullen uiteindelijk leiden tot de kwalificatie voor het beroep, het ‘diploma’. Dit betekent dat je in alle fasen de vastgestelde competenties binnen werkprocessen met de kwalificerende scores R, P of T hebt aangetoond. Hierover lees je meer in de hoofdstukken 2 en 3. Je kunt de competentiescoretabel bij je opleiding opvragen. Er is een competentiescoretabel op papier en digitaal. De digitale versie geeft je meer informatie met behulp van een rood linkje in sommige cellen. De extra links gelden met name voor opleidingen met certificeerbare eenheden.
KOMPAS
17
Voorbeeld een fragment uit de kwalificerende competentiescoretabel
1.5
Portfolio
Een portfolio is een verzamelmap met bewijsstukken. Met deze bewijsstukken toon je aan wat je geleerd hebt en wat je beheerst. Een portfolio kan een handmatige of een digitale map zijn. De vormgeving van je portfolio is afhankelijk van jouw school. Een portfolio dat je gebruikt om te laten zien wat je geleerd hebt, heet een ontwikkelingsgericht portfolio. Een portfolio dat je gebruikt om te laten zien wat je beheerst, heet een kwalificerend portfolio. Met een kwalificerend portfolio toon je aan dat je de vereiste werkprocessen en competenties in de beroepspraktijk bewust en bekwaam kunt uitvoeren.
18
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
2
Ontwikkelingsgerichte en kwalificerende beoordeling
In de beoordelingslijsten staan prestatie-indicatoren. Prestaties zijn gedragingen. We zeggen wel eens: ‘Het is een hele prestatie om dat werk op tijd af te krijgen, of om zo lekker te koken voor een groep, of om het kind, zorgvrager of cliënt zo goed te ondersteunen’. Indicatoren zijn aanwijzingen. Een aanwijzing is richtinggevend: de kant die je het beste op kunt gaan. Prestatie-indicatoren in de beoordelingslijsten zijn aanwijzingen in de richting van het vereiste gedrag. Door de prestatie-indicatoren weet jij als student van tevoren hoe je in werkprocessen dient te handelen; welke kant je op moet gaan om het gewenste resultaat in de praktijk te bereiken; welk competent gedrag er in beroepssituaties van je geëist wordt. Voor de beoordelaar of assessor is een beoordelingslijst met prestatie-indicatoren onmisbaar om je goed te kunnen beoordelen. Als je bij de beoordeling te horen krijgt dat je in de richting komt van het vereiste gedrag, dan toon je ontwikkeling aan. In dat geval is er een ontwikkelingsgerichte score. Voldoe je helemaal aan het vereiste gedrag, dan is er sprake van een kwalificerende score. Dan heb je het vereiste eindgedrag bereikt. De begrippen ontwikkelingsgerichte score en kwalificerende score staan hieronder nog wat preciezer uitgelegd. Een beroepsprestatie is ontwikkelingsgericht of kwalificerend. Een proeve is altijd kwalificerend. In de beoordelingslijsten kun je zien of een beroepsprestatie kwalificerend of ontwikkelingsgericht is door de letters R of r, P of p en T of t.
2.1
Kwalificerende score
Een kwalificerende score houdt in dat je bij de beoordeling aan de vereiste beheersingsniveau van de prestatie-indicatoren voldoet. Zoals gezegd zijn deze prestatie-indicatoren afgeleid van het kwalificatiedossier van je opleiding tot onderwijsassistent(e). Een kwalificerende score is in de beoordelingslijsten aangegeven met R, P of T. Deze letters staan voor:
Reproductief (R) gedrag – Productief (P) gedrag – Transfer (T) gedrag
KOMPAS
19
J
Formuleren en rapporteren
–
vlot en bondig formuleren
P
nd aa
ng e nie toon d ta an ge to o
ica Pre
sta t
ie-
ind
nd fic ere Kw ali
Co
mp
- c et e om nti e po ne s nte n
to
ren
Fragment uit de beoordelingslijst van een beroepsprestatie
Je verantwoordt schriftelijk dat: t je jouw bevindingen registreert en rapporteert t je de hoofdzaken van de bijzaken onderscheidt zodat: t betrokkenen te allen tijden beschikken over een kernachtige en actuele rapportage over de gezondheidstoestand van de zorgvrager.
Reproductief gedrag (R) Reproductief wil zeggen ‘nabootsing’: voordoen en nadoen. Hierbij heb je vaak instructie nodig of een rolmodel. Bijvoorbeeld de werkbegeleider die een handeling voordoet. Je voert een taak uit nadat hij je is voorgedaan, volgens voorschriften, regels en standaardprocedures. Ook een instructie op papier hoort bij reproductief handelen. Bijvoorbeeld regels, procedures en protocollen toepassen. Je verwerft praktische kennis en vaardigheden en past deze toe zoals ze voorgeschreven zijn. Productief gedrag (P) Bij productief gedrag los je problemen in de beroepspraktijk creatief op. Je bedenkt oplossingen voor nieuwe problemen. Je vraagt advies aan je begeleider of jouw oplossingen ook de juiste oplossingen zijn. Dit betekent dat je minder uitleg en structuur nodig hebt dan bij reproductief gedrag om zelfstandig activiteiten te ondernemen. Je laat zien dat je inzicht hebt in de situatie en kennis en vaardigheden uit jezelf kunt toepassen. Je bent actief. Transfer gedrag (T) Bij transfer gedrag voer je in uiteenlopende beroepssituaties je taken zelfstandig uit. Je bent in staat om met kennis van zaken de juiste vaardigheden met de juiste houding toe te passen. Je ziet verbanden en kunt deze uitleggen. Je bent proactief. Je oplossingen zijn juist, origineel en deskundig binnen de grenzen van je beroep.
20
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
2.2
Ontwikkelingsgerichte score
Een ontwikkelscore wil zeggen dat je bij de beoordeling laat zien dat je in ontwikkeling bent. Je hoeft nog niet aan de vereiste prestatie-indicatoren te voldoen. Je komt al wel in die richting. Ontwikkelscores zijn in de beoordelingslijst aangeduid met r-p-t. Stel, je wilt een kwalificerende beroepsprestatie aantonen. In de beoordelingslijst zie je R, P of T staan. De beoordelaar geeft echter een ontwikkelingsgerichte beoordeling, een r, p of t. Conclusie: je hebt de beroepsprestatie of dat deel binnen een beroepsprestatie of proeve NIET op het vereiste beheersingsniveau aangetoond. De beoordelaar onderbouwt de beoordeling. Hij vertelt je dat je ten dele het vereiste competente gedrag aantoont, maar bijvoorbeeld nog (te) veel begeleiding nodig hebt of dat je nog te weinig inzicht hebt in de praktijksituatie. Je zit bijvoorbeeld nog op p terwijl een P vereist is. Je hebt dus meer tijd nodig om je verder te ontwikkelen tot de gestelde kwalificerende score R, P of T. Bij Rr, Pp en Tt spelen nog drie factoren een belangrijke rol: t de complexiteit van de context/de beroepssituatie t de mate van zelfsturing t de mate van verantwoordelijkheid Hierover gaat het volgende hoofdstuk.
KOMPAS
21
3
De moeilijkheidsgraad
In de opdracht van de beroepsprestatie en proeve vind je het schema ´Moeilijkheidsgraad´. Waarom staat dat daar? Het maakt namelijk bij het uitvoeren van een beroepsprestatie heel veel uit hoe moeilijk of makkelijk de praktijksituatie is. Ook of je veel of weinig begeleiding ontvangt. Als je begeleider je precies voordoet hoe je dient te handelen, is het voor jou minder moeilijk. Je hoeft in dit geval zelf geen oplossingen voor problemen te bedenken. Je voert je taak dan uit op het beheersingsniveau van een Rr. Schema: MOEILIJKHEIDSGRAAD In het onderstaande schema zie je dat er rondjes gearceerd zijn. Namelijk: een open context, begeleid, uitvoering van eigen takenpakket en jouw samenwerking met collega’s. Binnen deze drie factoren voer je de opdracht in de beroepsprestatie of proeve uit. Dit schema geeft tevens de vereiste ontwikkeling aan binnen een opleidingsfase. In het begin van je opleiding is de praktijksituatie minder moeilijk en hoef je nog niet zo zelfstandig te handelen als in de latere fasen van je opleiding. Naarmate je vordert met je opleiding neemt dus de complexiteit van de praktijk toe, ben je zelfstandiger en neemt je verantwoordelijkheid voor taken toe. Dit laatste hangt af van het niveau en de inhoud van je opleiding.
De mate van complexiteit van de beroepssituatie
De mate van zelfsturing
De mate van verantwoordelijkheid voor
❍
gesloten context
❍
geleid
●
uitvoering van eigen takenpakket
●
open context
●
begeleid
●
jouw samenwerking met collega’s
❍
complexe context
❍
zelfstandig
❍
de hele zorg- en begeleidingscyclus
❍
aansturing van collega’s op hetzelfde of lager niveau
22
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
3.1
Complexiteit
Een gesloten context is een redelijk voorspelbare beroepssituatie. Je voert routinematige beroepshandelingen uit. Je volgt regels, procedures en protocollen op. Je begeleider geeft instructies en je kunt altijd op hem/haar terugvallen. Een open context is minder voorspelbaar. Er is sprake van meervoudige problematiek in de zorg- en dienstverlening. Naast het toepassen van regels, procedures en protocollen voer je niet-routinematige beroepshandelingen uit. Je bedenkt deels zelf oplossingen voor problemen. Je begeleider is op afstand aanwezig. In een complexe context is er sprake van onvoorspelbare en meervoudige problematiek in de zorg- en dienstverlening. Je bent in staat om zelf oplossingen en strategieën voor problemen te bedenken binnen de grenzen van het beroep. Je benut kennis en vaardigheden die je in andere situaties hebt opgedaan.
3.2
Zelfsturing Bij het competentiegericht leren is de zelfsturing van jou als student een belangrijk aspect van je ontwikkeling en leerproces. De sturing in de beroepsprestaties is in het begin hoog en neemt af in de latere fasen van je opleiding, respectievelijk latere beroepsprestaties of proeven.
Dit zie je in het schema ‘Moeilijkheidsgraad’. In het begin is er veel aandacht voor het aansturen van je leerproces (HOE) met gestructureerde opdrachten in een relatief laagcomplexe context (WAT). Geleidelijk neemt de sturing in de begeleiding af en wordt de context complexer. Jij en de beoordelaar kunnen met behulp van het schema ‘Moeilijkheidsgraad’ bij iedere opdracht zien of je de beroepsprestatie geleid, begeleid dan wel zelfstandig moet uitvoeren. Geleid Wanneer je een beroepsprestatie geleid uitvoert, word je individueel aangestuurd door je begeleider. Veelal werk je samen. De begeleider geeft gerichte instructie, waarna je de handeling uitvoert en nabespreekt.
KOMPAS
23
Begeleid Met begeleid wordt een coachende manier van begeleiden bedoeld. De begeleider stuurt je op afstand aan. Praktisch gezien zal er een voorbespreking zijn, waarna je de beroepsprestatie nagenoeg zelfstandig uitvoert. Je vraagt raad en advies en je kunt zo nodig tijdens en na de uitvoering terugvallen op de begeleider. Zelfstandig Bij zelfstandig handelen wordt van je verwacht dat je de beroepsprestatie of proeve zonder begeleiding uitvoert. Naderhand rapporteer je over je handelen. Je legt uit jezelf verantwoording af. De proeve is altijd kwalificerend en voer je zelfstandig uit.
3.3
Verantwoordelijkheid
Verantwoordelijkheid voor het eigen takenpakket is van toepassing op iedere student in een zorg- of welzijnsopleiding, ongeacht het opleidingsniveau. In het schema ‘Moeilijkheidsgraad’ is dit rondje daarom altijd gearceerd. Ook het rondje jouw samenwerking met collega’s zal tamelijk snel in de opleiding gearceerd zijn. Je voert de beroepshandelingen met zorg en toewijding uit en legt daarover verantwoording af aan je collega’s. Het afleggen van die verantwoording gebeurt geleid, begeleid of zelfstandig (zie boven). Aansturing en verantwoordelijkheid voor de hele zorg- en begeleidingscyclus is gearceerd bij een opleiding op niveau 3 en 4 en in een latere fase van de opleiding. Om verantwoordelijkheid voor de hele cyclus te kunnen dragen, zal de praktijk daarop geselecteerd worden. Bijvoorbeeld het begeleiden van een stagiaire of het inwerken van een nieuwe medewerker doet zich niet in iedere praktijk voor. De opdrachten in de beroepsprestaties/proeve zijn in het begin aanvang klein van opzet. Naarmate je vordert met je opleiding zijn de beroepsprestaties/proeven omvangrijker en complexer.
24
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
4
Taal- en rekenvaardigheden
Je hebt gekozen voor een talig beroep. Tijdens je opleiding luister je veel naar instructies, lees je vakliteratuur, schrijf je rapportages, voer je gesprekken en geef je presentaties. Je hebt binnen je opleiding dus veel mogelijkheden om aan taal te werken en op het vereiste taalniveau te komen. Jouw beroepsontwikkeling gaat samen met je taalontwikkeling. Ook kun je in je beroep niet zonder rekenvaardigheden. Een verzorgende mag bijvoorbeeld geen fouten maken in het berekenen van injectie(vloei)stoffen of cilinderinhoud van een zuurstofcontainer. Het belang van taal- en rekenvaardigheden voor je vakbekwaamheid is dus groot.
4.1
De taal- en rekeneisen
De laatste jaren is er maatschappelijk veel kritiek gekomen op de taal- en rekenvaardigheid van jongeren. Om die reden heeft de overheid een wet aangenomen die MBO scholen verplicht om studenten een actief lesprogramma aan te bieden en hen op taal- en rekengebied te examineren. Deze wet heet de doorlopende leerlijn Taal en Rekenen, ook wel referentieniveaus genoemd. In deze wet staan de vereiste niveaus voor Nederlands en rekenen vanaf de basisschool, (V)MBO, HBO tot universiteit. Voor het MBO gelden voor taal de niveaus 2F en 3F. De niveaus voor rekenen variëren per rekenvaardigheid en per opleiding van 1F tot 3F. In het kwalificatiedossier (KD) van je opleiding tot verzorgende zijn eveneens de eisen voor taal en rekenen vastgelegd. Dit staat hieronder vermeld. VZIG Nederlands Rekenen
lezen, luisteren, gesprekken, spreken, schrijven: 2F getallen: 2F, verhoudingen: 2F, meten en meetkunde: 1F, verbanden (in KD niet ingevuld)
Voor niveau 3 studenten die in het studiejaar 2011-2012 gestart zijn, gelden voor de taalvaardigheden Lezen en Luisteren landelijke, centrale examens (CE). Voor de taalvaardigheden Gesprekken voeren, Spreken en Schrijven gelden instellingsexamens (IE). Dit laatste houdt in dat je school examens afneemt. De school bepaalt hoe en wanneer deze taalvaardigheden worden geëxamineerd. Alle examens zijn gebaseerd op de bovenvermelde referentieniveaus. Voor de rekenvaardigheden gelden centrale examens. Je bent geslaagd voor Nederlands als je voor de vijf taalvaardigheden gemiddeld een 6 hebt behaald. Dit geldt ook voor de rekenvaardigheden4.
4
Voor rekenen zijn in het studiejaar 2010-2011 geen rekenprestaties van het Consortium beschikbaar.
KOMPAS
25
Stel dat je een 5 hebt voor Nederlands, dan kun je dit cijfer compenseren met het cijfer voor rekenen en omgekeerd. Maximaal mag je voor een van de twee vakken een 5 (niet lager) halen. Een moderne vreemde taal (Engels) is niet verplicht voor niveau 3. Studenten die willen doorstromen naar niveau 4 dienen er rekening mee te houden dat Engels voor niveau 4 wel verplicht is. Voorbeeld tabel niveau 3 Examenonderdelen gebaseerd op F niveau
Examenvorm
Resultaat
Eindcijfer
Nederlandse taal
Centraal examen (CE): lezen en luisteren
Cijfer CE (getal 1,0 t/m 10,0)
Eindcijfer 2F-niveau Nederlands (gemiddelde van CE en IE afgerond op een heel getal)
Instellingsexamen Cijfer IE (IE): (getal 1,0 t/m 10,0) gesprekken, spreken en schrijven Rekenen
4.2
Centraal examen (CE): verhoudingen, meten, meetkunde en verbanden
Cijfer IE (getal 1,0 t/m 10,0)
Eindcijfer 2F-niveau Nederlands (gemiddelde van CE en IE afgerond op een heel getal)
Het werken met taalprestaties
Je opleiding heeft een eigen lesprogramma en toetsing voor taal en rekenen. Studenten die werken met de taalprestaties van het Consortium, kunnen deze ontwikkelingsgericht en kwalificerend inzetten. Hoewel lezen en luisteren centraal worden geëxamineerd, blijft er altijd nog het vakspecifieke gedeelte over. Vandaar dat er ook voor lezen en luisteren taalprestaties beschikbaar zijn. Alle taalprestaties zijn gebaseerd op de F-niveaus. Het uitgangspunt in de taalprestaties is de integrale aanpak. Je scoort als student immers het beste wanneer Nederlands onderdeel is van alle leeractiviteiten en beroepsproducten. Op de opleiding en in de BPV lever je in feite dagelijks taalprestaties door te luisteren, te lezen, gesprekken te voeren, te schrijven en te spreken. Daarom kun je de taalprestaties goed combineren met de talige opdrachten in de beroepsprestaties/ proeve en LB-prestaties. De opleiding bepaalt hoeveel en welke taalprestaties per taalvaardigheid je inlevert om het vereiste taalniveau van de opleiding aan te tonen. Je overlegt met je begeleider over de keuze voor opdrachten en welke taalprestaties je ontwikkelingsgericht uitvoert en welke kwalificerend.
26
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
4.3
De opzet van taalprestaties
De taalprestaties zijn zo opgezet dat je deze op ieder gewenst moment binnen je opleiding kunt inzetten. Iedere taalprestatie beslaat 1 A4 met op de voorkant de typering, de opdracht en het resultaat. Je herkent de structuur omdat deze hetzelfde is als de beroepsprestaties/proeve en LB-prestaties. Op de achterzijde staat de beoordelingslijst. Dit is een fragment van de lijsten Niveaubepaling Nederlands waarop alle F-niveaus naast elkaar staan afgebeeld. Deze algemene lijst is op je opleiding verkrijgbaar en geeft na invulling een goed beeld van je totale taalontwikkeling.
4.4
De beoordeling van taalprestaties
De beoordelaar geeft op de beoordelingslijst van de taalprestatie aan: t of je de opdracht kwalificerend of ontwikkelingsgericht hebt uitgevoerd t of je aan het voorwaardelijk criterium ‘uitwerking van de opdracht is afgestemd op doel’ hebt voldaan Bijvoorbeeld: t Wanneer je de taalprestatie ‘Reflectieverslag’ inhoudelijk voldoet aan de eisen van de opleiding m.b.t. het maken van een reflectieverslag, krijg je een GO en gaat de beoordelaar naar de volgende beoordelingsstap. t Wanneer tijdens een klachtengesprek blijkt dat je niet ingaat op de klachten, krijg je een NO GO en stopt hier de beoordeling. t Na een GO gaat de beoordelaar na: – of je de diverse beoordelingscriteria hebt aangetoond – of bepaalde criteria op een hoger niveau zijn behaald. Dit gebeurt met behulp van de algemene lijsten niveaubepaling SCBO. t Dit alles resulteert in een eindcijfer.
KOMPAS
27
5
Loopbaan- en Burgerschapsontwikkeling (LB)
Binnen loopbaanontwikkeling ben je bezig inzicht te krijgen in je kwaliteiten, motieven en mogelijkheden. Dit ondersteunt je bij het maken van de juiste keuzes in je opleiding en je beroep. Burgerschap draagt bij aan je maatschappelijke betrokkenheid. Je kunt stellen dat loopbaan en burgerschap belangrijk zijn voor jou als persoon, maar ook voor het leerklimaat binnen de school en de BPV. Als je gemotiveerd bent, neem je ook meer verantwoordelijkheid voor je omgeving.
5.1
De eisen voor loopbaan en burgerschap
Voor studenten die dit jaar met de opleiding gestart zijn, gelden de kwalificatie-eisen loopbaan en burgerschap in het MBO, studiejaar MBO 2011-2012. Deze kwalificatie-eisen zijn opgedeeld in vier dimensies en loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling. De dimensies zijn: t politiek-juridische dimensie t economische dimensie t sociaal-maatschappelijke dimensie t vitaal burgerschap
5.2
Het werken met LB-prestaties
Loopbaan en burgerschap staan niet op zichzelf. Wanneer je werkt met de LB-prestaties van het Consortium, dan kun je de opdrachten in de LB-prestaties integreren in andere leeractiviteiten en prestaties, op elk gewenst moment binnen je opleiding. Dit kan zijn tijdens het werken aan een beroepsprestatie, aan een leeractiviteit voor loopbaan of burgerschap of aan een taalprestatie. Daarnaast kunnen ze ook ingezet worden in je privésituatie. Voorbeelden: t Je doet vanuit een beroepsprestatie of proeve onderzoek naar de wetgeving binnen het beroep. Je kunt op dat moment ook de LB-prestatie 2.2, opdracht C. inzetten: ‘Onderzoek welke wetgeving van belang is voor het beroep dat je gekozen hebt en de consequentie hiervan voor de keuzes die je maakt in je werk.’
28
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
t Je doet aan sport. Je kunt in het kader van vitaal burgerschap de LB-prestatie 5.2, opdracht D. inzetten: ‘Beoefen gedurende een langere periode een sport onder supervisie van een deskundige (instructeur, sportleraar, trainer).’ t De taalprestatie ‘Het schrijven van een verslag’ kun je ook gebruiken binnen de LBprestatie 4.1, opdracht A. Deze opdracht gaat over het schrijven van een recensie.
5.3
De opzet van LB-prestaties
Er zijn voor jouw opleiding 12 LB-prestaties. Deze zijn opgezet volgens hetzelfde stramien als de beroepsprestaties, proeven en taalprestaties. Iedere LB-prestatie bevat een typering, de opdracht, het resultaat en de beoordelingslijst. Het voordeel hiervan is de herkenbaarheid. Je kent de structuur en je kunt steeds dezelfde werkwijze toepassen. Iedere opdracht bestaat uit deelopdrachten waar je uit kiest. Afhankelijk van de LBprestatie zijn enkele opdrachten verplicht gesteld. Deze verplichting hangt samen met een essentieel deel van je opleiding, bijvoorbeeld het maken van een POP/PAP. Per LB-prestatie worden steeds twee bewijsstukken gevraagd. Deze twee bewijsstukken tezamen dienen alle competenties in de beoordelingslijst te dekken. Je overlegt met je begeleider welke LB-prestaties je gebruikt op welk moment binnen je opleiding. In iedere LB-prestatie is er ruimte voor een vervangende opdracht. Jij en/of je opleiding kunnen voor een andere passende opdracht kiezen. Voorwaarde is wel dat de opdracht de competenties uit de beoordelingslijst dekt. De 360 graden feedbacktest, die deel uitmaakt van het studiepakket LB-prestaties, bestrijkt nagenoeg alle facetten van het leren, van loopbaanontwikkeling en burgerschap. Door regelmatig met deze feedbacktest te werken, krijg je een goed beeld van het verloop van je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling.
5.4
De beoordeling van LB-prestaties
In de beoordelingslijst geef je aan welke bewijsstukken welke beoordelingscriteria dekken. Op die manier leer je bewust te denken vanuit competenties binnen de gestelde opdracht. De beoordelingslijst lijkt in opzet veel op die van de beroepsprestaties. Er zijn competenties en prestatie-indicatoren die verwijzen naar de dimensies binnen loopbaan en burgerschap. De beoordeling is altijd ontwikkelingsgericht. Dit komt omdat de overheid de kwalificatieeisen voor loopbaan en burgerschap wel belangrijk vindt, maar niet normerend. Iedere opleiding heeft de verplichting om aan te tonen dat studenten actief bezig zijn met hun loopbaanontwikkeling en met hun verantwoordelijkheid als burger. De LB-prestaties lenen zich hier goed voor. Ze sluiten aan op je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling.
KOMPAS
29
6
Leren-leervaardigheden
Het MBO levert je een drievoudige kwalificering op, namelijk: een kwalificatie voor het beroep, voor taal en rekenen en voor loopbaan en burgerschap. Je leert voortdurend. Altijd en overal. Het leren houdt niet op bij een zekere leeftijd. De BPV is bij uitstek de plek om het beroep te leren. Maar je leert ook in allerlei andere situaties: thuis, in je sport of hobby en het uitgaan. In een competentiegerichte opleiding staat het leren in de beroepspraktijk centraal. De manier waarop je leert (je leerstijl) is afhankelijk van je leeftijd, je leergeschiedenis, ervaringen en opleiding. Het kan zijn dat je leerstijl zich door de tijd heen wijzigt van bijvoorbeeld een doener naar een denker. Door het uitproberen van een andere leerstijl dan je gewend bent, haal je meer uit je opleiding. Samenwerken en overleggen is een belangrijke competentie binnen je opleiding. Door samen te werken leer je meer. Bovendien heb je voor een beroep gekozen waarin veel wordt samengewerkt. De aard van je werk is vaak zodanig dat er andere disciplines bij betrokken zijn. Bijvoorbeeld een arts, pedagoog, psycholoog of fysiotherapeut. Vaak werk je in een team. In dat team vindt controle en onderlinge afstemming plaats. In een team kun je elkaar stimuleren om individuele kwaliteiten en competenties goed te benutten. Samenwerken is een sociaal aspect van het leren. Door open te staan voor de verschillende invalshoeken en achtergronden van je medestudenten en collega’s, word je wijzer. Dat is verrijkend voor je persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling. In de opleiding begin je qua samenwerking niet blanco. Je hebt al veel ervaringen opgedaan met het samenwerken op je vorige school, in het gezin en met je vrienden. Misschien niet bewust, maar je hebt hier toch van geleerd. Je bouwt in deze opleiding verder aan jouw manier van samenwerken met je medestudenten en collega’s. Als je samenwerkt aan een opdracht binnen een beroepsprestatie/proeve, bewaak dan daarin jouw persoonlijke aandeel want je wordt daarop beoordeeld. Het is niet het groepsresultaat dat telt, maar het individuele resultaat.
30
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Afhankelijk van de school en de opleiding die je volgt, werk je vaak of minder vaak in een werkgroep (of peergroep). In je werkgroep bespreek je met elkaar hoe jullie graag met elkaar willen samenwerken. Samenwerken staat niet op zichzelf. Je werkt samen naar een resultaat toe. In de leerprestatie ‘Samenwerkend leren’ wordt expliciet van de werkgroep gevraagd om regels voor de samenwerking te formuleren en van daaruit een samenwerkingscontract op te stellen. Ook het bijhouden van een logboek is gangbaar. Een logboek is handig voor de samenwerking. Daarin is bijvoorbeeld opgenomen: een samenwerkingscontract, een overzicht van leerdoelen van de leden van de werkgroep en afspraken voor werkoverleg. Dit schept duidelijkheid. Met het gebruik ervan weet iedereen waar men aan toe is. Je kunt ook een persoonlijk logboek bijhouden. Wanneer je op gezette tijden opschrijft hoe je gehandeld hebt in bepaalde situaties, kun je bij de reflectie op je eigen handelen hier gemakkelijk op teruggrijpen.
6.1
Reflecteren, evalueren en verantwoorden volgens de STARRT-methode
Het gebeurt vast wel eens dat je impulsief reageert op een situatie. Dat wil niet zeggen dat je niet eerst nadenkt voordat je iets doet, maar dat je handelt op basis van emoties. Of dat je reageert vanuit een vooringenomen standpunt of overtuiging zonder dat je dit zelf in de gaten hebt. Bijvoorbeeld een collega met wie je samenwerkt loopt vast en voordat je het goed en wel beseft, heb je zijn taken overgenomen. Door terug te kijken op de situatie krijg je meer kennis over jezelf en over de manier waarop je gehandeld hebt.
Reflectie is terugkijken op eigen ervaringen om daarvan te leren.
KOMPAS
31
Reflecteren hoort bij competentiegericht leren. Je kijkt terug op je competentieontwikkeling. Op hoe je bijvoorbeeld werkt, welke keuzes je daarbinnen maakt, welke vaardigheden je inzet en hoe dat voelt. Door te reflecteren onderzoek je jouw manier van handelen en ook hoe je reageert op een bepaalde situatie en welke gevoelens dit teweeg brengt. Reflectie kun je onderverdelen in: 1. Reflectie op je persoonlijk functioneren. Bij deze vorm van reflecteren kijk je vooral terug op wie jij bent, wat je motivatie en je doelen zijn. Dit kan je helpen bij je persoonlijkheidsontwikkeling. 2. Reflectie op beroepsmatig handelen. Je kijkt terug op je methodisch handelen. Je onderzoekt wat het effect is van jouw handelen in de praktijk en de methoden die jij inzet. 3. Reflectie op je handelen als burger in de maatschappij. Hier gaat het om de invloed van de maatschappij op jouw handelen en omgekeerd. Deze drie vormen van reflectie zijn niet altijd duidelijk van elkaar te onderscheiden; de ene vorm hangt nauw samen met de andere. Het draait bij reflectie in ieder geval altijd om jou. Je kunt op verschillende manieren reflecteren. Even tussendoor op je werk, op school of op weg naar huis. Je kunt er ook bewust mee bezig zijn in een reflectiegesprek met je begeleider, een studiegenoot of collega. Het kan je bijvoorbeeld helpen bij het maken van je Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). Schriftelijk reflecteren helpt je om met enige afstand op je handelen terug te kijken. Door een logboek bij te houden en een reflectieverslag te schrijven, vertraag je als het ware je denkproces, en neem je de tijd om rustig terug te kijken en na te denken over je handelen. Een paar tips: t reflecteer op een methodische manier, bijvoorbeeld de STARRT-methode t reflecteer niet alleen op probleemsituaties, maar ook op succeservaringen t gebruik feedback van anderen om vanuit dat gezichtspunt te reflecteren
32
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Evalueren en verantwoorden van je handelen Reflecteren gaat vooraf aan het evalueren en verantwoorden van je handelen. Door te evalueren verantwoord je jouw handelen. Verantwoorden van je handelen is een belangrijk aspect van de methodemix. Het gaat er dan om of je het werk goed of juist niet goed hebt gedaan. Je beoordeelt de resultaten van je acties. Vragen die dan aan de orde zijn: t Heb ik juist gehandeld? t Wat ging goed, wat niet? t Vanuit welke visie, waarden en motieven heb ik gehandeld? t Stemt mijn handelen overeen met het beeld dat ik van mijzelf heb? t Welke waardering geef ik mijn handelen? Verantwoordingsverslag Het evalueren en verantwoorden van je handelen kun je evenals reflecteren tussendoor doen. Maar ook gericht door middel van het schrijven van een verantwoordingsverslag. Het verantwoordingsverslag is een onderdeel van de methodemix. Door het verantwoordingsverslag te maken, neem je de tijd om op een afstand terug te kijken op je handelen in de beroepsprestaties of de proeve en er een oordeel over te geven. Zoals gezegd heeft verantwoording reflectie in zich, maar het gaat verder. Het gaat dan om de kernvraag: heb ik goed of juist niet goed gehandeld? Je onderzoekt en interpreteert je ervaringen en handelen in de beroepspraktijk. Je betrekt hierin de achtergrond van de keuzes die je hebt gemaakt. Je beoordeelt de kwaliteit van je handelen in (beroeps)situaties. Door dit op te schrijven leg je gericht verantwoording af aan jezelf en aan anderen. In de methodemix zijn er beoordelingslijsten voor het verantwoordingsverslag. Hierin staan werkprocessen en competenties genoemd. Die zijn richtinggevend voor de verantwoording. De STARRT-methode De STARRT-methode is een hulpmiddel om te reflecteren. Je kunt de methode ook goed gebruiken bij het maken van je verantwoordingsverslag.
KOMPAS
33
STARRT
Wat is kenmerkend aan de situatie? t Waar en wanneer was het? t Wie waren erbij? t Welke middelen/materialen had je tot je beschikking? t Welke onverwachte gebeurtenissen deden zich voor?
Hoe ga je dit toepassen?
Wat was je taak?
t Wat ga je in de toekomst
t Welk doel wilde je bereiken?
veranderen?
t Welke rol had je? t Welke verantwoordelijkheid/ bevoegdheid had je?
Welke acties heb je ondernomen? t Hoe heb je het aangepakt? t Welke middelen en materialen heb je hierbij gebruikt? Welke reflectie levert dit op?
t Wat dacht je en voelde je hierbij?
t Waar ben je trots op?
t Met welke bedoeling heb je zo
t Wat wil je verbeteren?
gehandeld?
Wat was het resultaat? t Hoe zag het resultaat eruit? t Welke feedback heb je gekregen van klant, collega’s, leidinggevende?
34
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
6.2
Het maken van een POP /PAP
Het persoonlijk opleidingsplan, het POP, en het persoonlijk activiteitenplan, het PAP, geven sturing aan je leerproces. Het POP kan betrekking hebben op persoonlijke leervragen en beroepsinhoudelijke leervragen. Het PAP is afgeleid van het POP en kan betrekking hebben op persoonsgerichte leeractiviteiten en op vakinhoudelijke leeractiviteiten. In je POP/PAP schrijf je op wat jij wilt leren tijdens de beroepsprestatie/proeve. Wanneer je een opdracht combineert met taal, rekenen of loopbaan en burgerschap neem je dit ook op in je POP/PAP. In je POP schrijf je jouw leerdoelen op. Wat zijn leerdoelen? t dingen die je wilt weten, maar nog niet weet (kennis) t dingen die je wilt doen, maar nog niet kunt (vaardigheden) t de manier waarop je met mensen omgaat en om wilt gaan (houding) Formuleer een leerdoel concreet. Bijvoorbeeld volgens SMART. Dat wil zeggen: Specifiek Meetbaar Acceptabel Realistisch Tijdsgebonden Voorbeeld van een SMART-leerdoel: Ik wil over een maand rustig voor de lesgroep staan tijdens een presentatie. Dat zie je aan mijn ontspannen houding, de rustige toon van mijn stem en de manier van reageren van de lesgroep doordat ze geïnteresseerd zijn en vragen stellen. Bij de eerste stap in de Wegwijzer, het ‘oriënteren’ bekijk je wat je moet doen, met welke resultaten en waar je op beoordeeld wordt. In je POP schrijf je: t wat jouw leerdoelen of leervragen zijn bij de opdrachten in de beroepsprestatie of proeve, maak daarbij onderscheid in kennis, vaardigheden en houding t bij welk werkproces en bijbehorende competentie(s) deze leerdoelen horen t je motivatie om aan deze competenties te werken Bespreek je POP met je begeleider.
KOMPAS
35
Als je een GO van je begeleider hebt, maak dan je planning in je persoonlijk activiteitenplan (PAP). Gebruik daarvoor de vijf W’s: t Wat ga ik doen op het gebied van kennis, vaardigheden en houding? Raadpleeg de competentiewijzer t Waar? In welke context? Praktijk? School? t Wie zijn er bij betrokken? t Wanneer ga ik dit doen? Hoelang? t Welke hulpmiddelen en materialen heb ik daarbij nodig? Welke afspraken zijn nodig? Bespreek je PAP met je begeleider. Verwerk de feedback. Is je begeleider tevreden met je POP en je PAP? Vraag dan een ‘GO’. Vraag bij een ‘NO GO’ om advies voor verbetering. De vormgeving van het POP en het PAP verschilt per opleiding.
WAT
POP
WAAR WIE WANNEER WELKE
36
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
PAP
6.3
De Wegwijzer
Iedere beroepsprestatie/proeve, taalprestatie, LB-prestatie bestaat uit: t een typering t de opdracht, die vaak uit deelopdrachten bestaat t het resultaat met bewijsstukken t de bijbehorende beoordelingslijst Op deze manier weet je wat je moet doen, welk resultaat erbij hoort en waarop je beoordeeld wordt. De Wegwijzer is een hulpmiddel om aan prestaties en de proeve te werken. De Wegwijzer bestaat uit vijf stappen: 1. Oriënteren 2. Plannen 3. Uitvoeren 4. Controleren 5. Reflecteren
t Waar gaat deze fase over? Welke beroepsprestaties/proeve? t Wat zijn de afspraken die hierover gemaakt zijn op school en in de praktijk? t Combineer je de beroepsprestaties/proeve met een taalprestatie of LB-prestatie? t In welke beroepscontext voer je de beroepsprestaties of de proeve uit? t Wat wordt er van je gevraagd in de prestaties of de proeve? t Om welke bewijsstukken gaat het? t Welke kennis, vaardigheden en houding heb je nodig om de prestatie(s) of proeve uit te voeren? Raadpleeg de competentiewijzer. t Formuleer leervragen en leerdoelen in je persoonlijke opleidingsplan, je POP. Dit kunnen persoonlijke en beroepsinhoudelijke leervragen en leerdoelen zijn. Voorbeeld van een persoonsgericht leerdoel: Ik wil in deze fase van mijn opleiding in de BPV in een teamoverleg mijn eigen mening duidelijk en overtuigend onder woorden brengen. Voorbeeld van een beroepsinhoudelijk leerdoel: Ik kan in deze BPV een kringgesprek in de klas voeren volgens de regels van mijn praktijkschool. t Bespreek je POP met je begeleider. KOMPAS
37
t Schrijf een persoonlijk activiteitenplan, je PAP. Je PAP kan betrekking hebben op persoonsgerichte leeractiviteiten en op beroepsinhoudelijke leeractiviteiten. t Je verwerkt de vijf W’s in je PAP. – Wie? – Wat? – Waar? – Wanneer? – Welke? Dit betekent dat je een plan maakt: wie doet wat, waar, wanneer en met welke hulpmiddelen en begeleiding? t Als je een GO hebt, ga je door naar stap 3.
t Je werkt aan de prestaties of proeve volgens plan. t Controleer regelmatig of je volgens plan werkt. t Je vraagt regelmatig feedback aan de begeleider en medestudenten. t Je stelt zo nodig het plan en de uitvoering bij.
t Controleer of je volgens plan heb gewerkt. t Controleer of je bewijsstukken aan de beoordelingscriteria voldoen. t Ga na of je de verkregen feedback hebt verwerkt. t Evalueer met je begeleiders en medestudenten/collega’s. t Verzamel je bewijsstukken in je portfolio.
t Je reflecteert op de uitvoering van de beroepsprestaties/proeve, eventueel in combinatie met taal, rekenen of loopbaan en burgerschap. t Je reflecteert op je rol en de keuzes die je gemaakt hebt tijdens de uitvoering. t In het assessmentgesprek reflecteer je op de gegeven werkprocessen en competenties in de beoordelingslijst. In de volgende leerprestaties: ‘Hoe leer ik?’ en ‘Samenwerkend leren’ vind je een uitwerking van de Wegwijzer. 38
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
6.4
Aan de slag met leerprestaties
Een positieve houding tegenover leren is een belangrijke succesfactor op weg naar je diploma. Hieronder staan twee leerprestaties met opdrachten, bewijsstukken en een beoordelingslijst. Deze ondersteunen je bij je leerproces.
a.
Leerprestatie: ‘Hoe leer ik?’
Typering Ben je meester over je eigen leerproces? Ongetwijfeld zeg je hier ‘Ja’ op. Maar hoe? Welke manieren van leren zijn geschikt voor jou? Leer jij met veel muziek of heb je absolute stilte nodig? Wat is jouw leerstijl, en werkt die altijd goed? Door ook eens een andere leerstijl uit te proberen, haal je meer uit je opleiding.
De opdracht Kies uit onderstaande lijst twee opdrachten.
A. Doe een leerstijltest. Bekijk de uitkomst. Wat klopt volgens jou en wat niet? Leg dit uit. B. Zoek op wat leeropvattingen zijn. Maak een overzicht van jouw leeropvattingen. Bespreek jouw leeropvattingen met enkele groepsgenoten. Maak van de bespreking een samenvatting.
C. Doe met enkele groepsgenoten onderzoek naar verschillende leervaardigheden. Kies vijf leervaardigheden uit. Organiseer in een subgroep, per leervaardigheid, een workshop. Evalueer over de effectiviteit van de leervaardigheid.
D. Zoek twee leervaardigheden op die jij niet beheerst. Je oefent deze leervaardigheden en maakt een schema met daarin de voor- en nadelen die deze leervaardigheden voor jou hebben. Geef ook aan of je deze leervaardigheden in de toekomst gaat gebruiken.
E. Voor de hele groep. Ieder maakt een collage van zijn/haar leergeschiedenis. Dit doe je door allerlei materialen te verzamelen over jouw leren en de resultaten daarvan tot nu toe. Denk hierbij ook aan dingen die je buiten school hebt geleerd. Zoals een certificaat van een club, een rijbewijs. Schrijf bij elk onderdeel op wie of wat jou heeft geholpen om dit te behalen. Bijvoorbeeld een leuke leraar, die goed kon uitleggen. Of een spannende opdracht in een gemotiveerde groep. Presenteer je collage in je groep. Maak gezamenlijk een overzicht waarin alle onderdelen staan die geholpen hebben om goede resultaten te behalen.
F. Vervangende opdracht.
KOMPAS
39
Het resultaat De opdracht levert twee bijbehorende bewijsstukken uit onderstaande lijst op. Raadpleeg de beoordelingslijst. Denk eraan dat de bewijsstukken de werkprocessen en competenties afdekken. Noteer de letters die overeenkomen met je bewijsstukken in de juiste kolom van de beoordelingslijst.
A. Leerstijltest met becommentarieerde uitkomst hiervan. B. Overzicht met je leeropvattingen met een samenvatting van de bespreking over leeropvattingen.
C. Bewijs van de workshop met de evaluatie op effectiviteit. D. Twee leervaardigheden met een schema, waarin voor- en nadelen zijn opgenomen en een conclusie over toekomstig gebruik van de leervaardigheden.
E. Een collage over je leergeschiedenis en een overzicht van de groep met onderdelen die geholpen hebben om een goed resultaat te behalen.
F. Vervangend bewijsstuk. Aanvullende bewijsstukken – – Neem de bewijsstukken op in je portfolio.
40
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Naam beoordelaar
Bewijsstukken
Opleiding/Cohort Beoordelingslijst Leerprestatie: Hoe leer ik? Kompas 2011
Competenties Prestatie-indicatoren
- componenten
Je inventariseert geschikte manieren van leren N
Onderzoeken
– –
informatie achterhalen open staan voor nieuwe informatie
O
Creëren en innoveren
–
vernieuwend en creatief handelen
t
Dit betekent dat: t je informatie verzamelt (eventueel met anderen) over verschillende manieren van leren zodat: t je een overzicht hebt van verschillende manieren van leren.
t
Dit betekent dat: t je andere leervaardigheden dan voor jou gebruikelijk zijn, uitprobeert zodat: t je nieuwe leervaardigheden ontwikkelt om je leerdoelen te bereiken.
Je kiest bij de situatie en bij jou passende manieren van leren M Analyseren –
t
Dit betekent dat: t je bij het selecteren van een geschikte manier van leren rekening houdt met de situatie en met jouw persoonlijke kenmerken
verbanden leggen zodat: t je leeractiviteiten goed aansluiten op de situatie en jezelf.
A
Beslissen en activiteiten initiëren
– –
beslissingen nemen verantwoordelijkheid nemen voor eigen beslissingen en activiteiten
p
Dit betekent dat: t je een onderbouwde keuze maakt voor geschikte manieren van leren zodat: t je manieren van leren aansluiten bij je leerdoelen en je verwachtingen hiervan.
Naam beoordelaar
Naam student
Functie beoordelaar
Studentnummer
Datum
Datum
Handtekening beoordelaar:
Handtekening student:
niet aangetoond
Datum
aangetoond
Naam student
bewijsstuk(ken) Letter
Beoordelingslijst
Uitwerking van de leerprestatie ‘Hoe leer ik?’ volgens de Wegwijzer
Lees de typering, de opdracht en het resultaat. Weet je waar het over gaat? Vertel dit in eigen woorden. Zoek de woorden van de opdracht op die je niet begrijpt. Geef antwoord op de volgende vragen. t Wat is een werkproces? t Wat is een competentie? t Wat is een prestatie-indicator? t Wat is een leerstijl? t Hoe kun je een leerstijltest maken? t Wat zijn leeropvattingen? t Wat zijn leervaardigheden? t Wat wordt er bedoeld met leergeschiedenis? t Wat betekent motivatie? t Wat betekent zelfvertrouwen? t Welke kennis heb je nodig om de opdrachten te maken? t Welke vaardigheden heb je nodig om de opdrachten te maken? t Welke houding heb je nodig om de opdrachten te maken? t Aan welke leerdoelen ga je werken? t Welke twee opdrachten wil je gaan doen? t Is het mogelijk om de opdrachten te doen? Overleg dit met je begeleider. Wanneer de opdrachten niet gedaan kunnen worden, overleg dan met je begeleider over een vervangende opdracht. Maak van je leervragen en leerdoelen een persoonlijk opleidingsplan, je POP. Zoek uit: wie je beoordeelt, waar, wanneer en hoe je wordt beoordeeld. Wanneer je goed op de hoogte bent waar deze leerprestatie over gaat, dan kun je naar de volgende stap. Doe dit in overleg met je begeleider.
Noteer de letters die overeenkomen met je bewijsstukken in de juiste kolom van de beoordelingslijst. Zo weet je waarop je beoordeeld wordt. En weet je zeker dat alle beoordelingscriteria aan bod zijn gekomen. Maak per opdracht een persoonlijk activiteitenplan, je PAP. 42
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Geef per opdracht aan: t Wat je gaat doen. t Waar, in welke context je de opdracht uitvoert. t Wie er bij betrokken zijn. t Wanneer je de opdracht uitvoert. t Welke hulpmiddelen je gebruikt. Vragen die je kunnen helpen om je planning te maken van opdracht A. t Welke leerstijltest ga je doen en wanneer? t Waar haal je een leerstijltest vandaan? t Wie geeft je je feedback? t Wanneer lever je de bewijzen in? Vragen die je kunnen helpen om je planning te maken van opdracht B. t Waar kun je vinden wat leeropvattingen zijn? t Welke leeropvattingen heb je nu? t Hoe wil je jouw leeropvattingen bespreken in de groep? t Wanneer lever je de bewijzen in? Vragen die je kunnen helpen om je planning te maken van opdracht C. t Welke vijf leervaardigheden kies je? t Wie kan je helpen bij het geven van een workshop? t Hoe kun je op effectiviteit van de leeractiviteit evalueren? t Wanneer wordt de workshop gegeven? t Hoe betrek je de effectiviteit van de leervaardigheid in de workshop? t Wanneer lever je de bewijzen in? Vragen die je kunnen helpen om je planning te maken van opdracht D. t Welke twee leervaardigheden kies je? t Wie kan je helpen bij het oefenen van de twee leervaardigheden? t Welk bewijsstuk maak je over deze opdracht? t Wanneer lever je de bewijzen in? Vragen die je kunnen helpen om je planning te maken van opdracht E. t Wat wil je opnemen in je leergeschiedenis? t Welke afspraken maak je met de groep over het maken van de collage? t Hoe wil je de presentatie vormgeven? t Hoe maak je in de groep een gezamenlijk overzicht? t Wanneer lever je de bewijzen in? Als jij en je begeleider tevreden zijn over de planning, dan ga je naar de volgende stap. KOMPAS
43
Je voert je plan uit. Wanneer de planning veranderd moet worden, dan pas je de planning aan. Je kunt hierbij denken aan een afspraak die niet door is gegaan. Je houdt gedurende de uitvoering een logboek bij. Zo ben je steeds op de hoogte van de stand van zaken. Je logboek kan gebruikt worden om je bewijzen te ordenen. Je logboek is ook een belangrijke bron om te controleren en te reflecteren. Zorg ervoor dat je alle bewijzen hebt.
Geef antwoord op de volgende vragen: t Heb je alle bewijsstukken verzameld? t Voldoen jouw bewijsstukken aan de prestatie-indicatoren in de beoordelingslijst? Als jij en je begeleider tevreden zijn, doe dan je bewijzen in je portfolio. Ga naar de volgende stap.
Geef antwoord op de volgende vragen: t Heb je volgens jouw planning gewerkt? t Wat heb je geleerd van het maken van de opdrachten? t Wat kun je hiervan in de toekomst gebruiken? t Ben je tevreden over jouw behaalde resultaten? t Ben je tevreden over de manier waarop je de resultaten hebt behaald? t Heb je verbeterpunten? t Heb je uit deze leerprestatie leerdoelen die je mee wilt nemen naar een volgende leeractiviteit? t Bespreek samen met je begeleider wat je met je leerdoelen gaat doen.
44
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
a.
Leerprestatie: ‘Samenwerkend leren’
Typering Yasmine zegt over haar opleiding: ‘Op school werken we veel in groepjes. Soms vind ik dit leuk, maar niet altijd. Voordat we de taken verdelen, wil ik eerst weten wat de opdracht inhoudt. Niet alle groepsgenoten willen dit. Zij gaan al direct aan de slag, terwijl ik nog niet begrijp wat precies de bedoeling is. Een andere keer is het heel gezellig en leer ik mijn groepsgenoten goed kennen. Ook kan ik van hen leren.’ Samenwerken is belangrijk in je toekomstige beroep. Je werkt samen met groepsgenoten, collega’s en mensen uit je doelgroep. Samenwerken kan lastig zijn. Een collega of klasgenoot is niet hetzelfde als een vriend of vriendin. Soms klikt het, soms klikt het niet. Wanneer het niet klikt, moet je toch samenwerken. Wanneer je dat kunt, ben je professioneel bezig. Samenwerken krijgt daarom veel aandacht binnen je opleiding, zowel op school als tijdens je BPV.
De opdracht A. Bedenk samen een activiteit die voor iedereen interessant en uitdagend is. Voer deze activiteit met elkaar uit. Bewaak je eigen aandeel hierin. Evalueer het product en het proces.
B. Stel van tevoren met elkaar een samenwerkingscontract op. Dit doe je door: –
met elkaar groepsregels op te stellen om goed te kunnen samenwerken
–
aan te geven wat jij nodig hebt om goed te kunnen samenwerken.
C. Maak met elkaar een plan van aanpak voor de activiteit in opdracht A. Dit doe je door: –
met elkaar tot een keuze te komen voor een interessante en uitdagende activiteit
–
te onderzoeken wat er nodig is om de gekozen activiteit uit te voeren
–
de werkvolgorde en werkverdeling te bepalen.
D. Maak een verslag van het werkoverleg met je werk- of studiegroep over de organisatie en uitvoering van de activiteit in opdracht A. Dit doe je door een logboek van alle werkzaamheden bij te houden: –
de agenda’s uit te werken
–
de notulen uit te werken.
KOMPAS
45
E. Reflecteer op jouw leerervaringen van deze leerprestatie. Betrek hierin: –
jouw analyse over de rol en taken die jij hebt gehad in bovenstaande opdrachten
–
jouw sterke en zwakke kanten in de manier van samenwerken.
Schrijf een reflectieverslag volgens de STARRT-methode.
Het resultaat A. De uitvoering van de leerprestatie. Dit blijkt uit de afgetekende beoordelingslijst. B. Het samenwerkingscontract. C. Het plan van aanpak voor de activiteit. D. Verslag van het werkoverleg met agenda’s en notulen. E. Reflectieverslag. Neem de bewijsstukken op in je portfolio.
46
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Naam beoordelaar
Bewijsstukken
Opleiding/Cohort Beoordelingslijst Leerprestatie: Samenwerkend leren Kompas 2011
Competenties Prestatie-indicatoren
- componenten
Je inventariseert geschikte manieren van leren N
Onderzoeken
– –
informatie achterhalen open staan voor nieuwe informatie
t
Dit betekent dat: t je in overleg met groepsleden informatie verzamelt over samenwerking in het leren t je samen met groepsleden informatie selecteert en bespreekt op nut en doel zodat: t je groepsregels hebt opgesteld om de (leer)activiteit uit te voeren t je een samenwerkingscontract hebt voor het uitvoeren van de (leer)activiteit.
Je kiest bij de situatie en bij jou passende manieren van leren M Analyseren – –
t
verbanden leggen conclusies trekken
Dit betekent dat: t je, in overleg met anderen, geschikte leeractiviteiten kiest t je hierbij rekening houdt met de situatie, je eigen wensen en waarden t je van deze manier van samenwerken leert zodat: t je leeractiviteiten goed aansluiten op de situatie en je eigen wensen en waarden t het duidelijk is dat de gekozen leeractiviteiten juist zijn geweest en wat je de volgende keer anders gaat doen.
A
Beslissen en activiteiten initiëren
– –
beslissingen nemen verantwoordelijkheid nemen voor eigen beslissingen en activiteiten
p
Dit betekent dat: t je een leeractiviteit kiest die aansluit bij de opdracht t je verantwoordelijkheid draagt voor een goede uitvoering van de opdracht t leeractiviteiten aansluiten op je leerdoelen t jouw persoonlijke bijdrage aan de leeractiviteit evenredig en herkenbaar is zodat: t je achter de gekozen leeractiviteiten staat t je met anderen de leeractiviteit uitwerkt in de praktijk of op school t je, indien nodig, de afspraken bijstelt.
Je plant je ontwikkelingsproces en voert het uit Q
Plannen en organiseren
– –
activiteiten plannen voortgang bewaken
r
Dit betekent dat: t je samen met groepsgenoten de leeractiviteiten plant t je hierin keuzes maakt om op een goede manier het doel te bereiken t je de voortgang bewaakt in een logboek zodat: t je duidelijk hebt of je de doelen die je gesteld hebt kunt halen.
Naam beoordelaar
Naam student
Functie beoordelaar
Studentnummer
Datum
Datum
Handtekening beoordelaar:
Handtekening student:
niet aangetoond
Datum
aangetoond
Naam student
bewijsstuk(ken) Letter
Beoordelingslijst
Uitwerking van de leerprestatie ‘Samenwerkend leren’ volgens de Wegwijzer
Lees de typering, de opdracht en het resultaat. Weet je waar het over gaat? Geef het in eigen woorden weer. Zoek de woorden van de opdracht op die je niet begrijpt. Geef antwoord op de volgende vragen. t Wat is een competentie? t Op welke competenties word je beoordeeld? t Hoe kun je groepsregels opstellen? Wat wordt er bedoeld met samenwerkingscontract? t Wat is een plan van aanpak? t Wat is een logboek? t Wat is een werkoverleg? t Hoe maak je notulen? t Wat is een analyse? t Wat is een reflectieverslag? t Welke kennis heb je nodig om de opdrachten te maken? t Welke vaardigheden heb je nodig om de opdrachten te maken? t Welke houding heb je nodig om de opdrachten te maken? t Aan welke leerdoelen ga je werken? Maak van je leervragen en leerdoelen een persoonlijk opleidingsplan, je POP. Zoek uit: wie je beoordeelt en waar, wanneer en hoe je wordt beoordeeld. Wanneer je goed op de hoogte bent waar deze prestatie over gaat, ga dan naar de volgende stap. Doe dit in overleg met je begeleider.
Noteer de letters die overeenkomen met je bewijsstukken in de juiste kolom van de beoordelingslijst. Zo weet je waarop je beoordeeld wordt. En weet je zeker dat alle beoordelingscriteria aan bod zijn gekomen. Maak per opdracht een persoonlijk activiteitenplan, je PAP.
48
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Geef per opdracht aan: t Wat ga je doen? t Waar, in welke context? t Wie zijn erbij betrokken? t Wanneer? t Welke hulpmiddelen? Vragen die je kunnen helpen om je planning te maken van opdracht A. t Welke activiteit gaan jullie doen en wanneer? t Wie en wat hebben jullie hierbij nodig? t Waar gaan jullie deze activiteit doen? t Wanneer gaan jullie de activiteit doen? t Hoe zorg je voor je eigen aandeel? t Welke afspraken maak je hierover in de groep? Vragen die je kunnen helpen om je planning te maken van opdracht B. t Wat heb je nodig om een samenwerkingscontact op te stellen? t Wanneer hebben jullie de groepsregels en het samenwerkingscontract klaar? Vragen die je kunnen helpen om je planning te maken van opdracht C. t Wanneer maak je afspraken om het werkplan te maken? t Wat moet er in het werkplan komen? t Wie kan je helpen bij het maken van een werkplan? t Hoe kom je tot een evenredige verdeling van taken? Vragen die je kunnen helpen om je planning te maken van opdracht D. t Wie houdt het logboek bij? t Wie maakt de agenda’s en de notulen? t Wat moet er in de notulen staan? t Wanneer moeten de notulen klaar zijn? Vragen die je kunnen helpen om je planning te maken van opdracht E. t Welke leerervaringen heb je gehad? t Welke rol heb je hierin gehad? t Wat is de STARRT-methode? Als jij en je begeleider tevreden zijn over de planning, dan ga je naar de volgende stap.
KOMPAS
49
Je voert je plan uit. Wanneer de planning veranderd moet worden, dan pas je de planning aan. Je kunt hierbij denken aan een afspraak die niet door is gegaan. Je houdt gedurende de uitvoering een logboek bij, zodat je steeds op de hoogte bent van de stand van zaken. Je logboek kan gebruikt worden om je bewijzen te ordenen. Je logboek is ook een belangrijke bron om te controleren en te reflecteren. Zorg ervoor dat je alle bewijzen hebt.
Geef antwoord op de volgende vragen: t Heb je alle bewijsstukken verzameld? t Voldoen jouw bewijsstukken aan de prestatie-indicatoren in de beoordelingslijst? Als jij en je begeleider tevreden zijn, doe dan je bewijzen in je portfolio. Ga naar de volgende stap.
Geef antwoord op de volgende vragen: t Heb je volgens jouw planning gewerkt? t Wat heb je geleerd van het maken van de opdrachten? t Wat kun je hiervan in de toekomst gebruiken? t Ben je tevreden over jouw behaalde resultaten? t Ben je tevreden over de manier waarop je de resultaten hebt behaald? t Heb je verbeterpunten? t Heb je uit deze leerprestatie leerdoelen die je mee wilt nemen naar een volgende leeractiviteit? t Bespreek samen met je begeleider wat je met je leerdoelen gaat doen.
50
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
7
Fase-indeling van de opleiding verzorgende 2011
7.1
De opbouw
Je opleiding is opgedeeld in drie fasen. Die fasen staan hieronder in een schema afgebeeld. In dit schema lees je hoe je opleiding is opgebouwd. Fase Score
Ontwikkelingsgericht
1
Beroepsprestaties
Werkproces
Competentie
BP 1.1 Verzamelen van gegevens
1.1
Stelt (mede) het zorgplan op
d-j
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
j
BP 1.2 Beginnen met zorg
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
j-r
1.3
Voert verpleegtechnische handelingen uit t
1.5
Begeleidt een zorgvrager
d
1.7
Ondersteunt bij wonen en huishouden
l
1.8
Geeft voorlichting, advies en instructie
l
BP 1.3 Planmatig zorgverlenen 1 BP 1.4 Begeleiden bij het uitvoeren van huishouden en wonen
Kwalificerend
BP 1.5 Ondersteunen bij basisbehoeften
1.11 Evalueert de zorgverlening
j
1.1
D-H-J-K-M
Stelt (mede) het zorgplan op
1.10 Stemt de zorgverlening af
E-Q
1.5
Begeleidt een zorgvrager
C-D-R
1.7
Ondersteunt bij wonen en huishouden
L-R-T
1.11 Evalueert de zorgverlening
D-J-M
1.1
Stelt (mede) het zorgplan op
K
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
E-F-J-R
1.5
Begeleidt een zorgvrager
C-D-R
1.11 Evalueert de zorgverlening
D-J-M
De proeve is de optelsom van alle beroepsprestaties. Afsluiting CE 1*
Ondersteunen bij persoonlijke verzorging 1.1
Stelt (mede) het zorgplan op
D-H-J-K-M
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
E-F-J-R
1.5
Begeleidt een zorgvrager
C-D-R
1.7
Ondersteunt bij wonen en huishouden
L-R-T
1.10 Stemt de zorgverlening af
E-Q
1.11 Evalueert de zorgverlening
D-J-M
* Aansluitend het verantwoordingsverslag 1 en het assessmentgesprek 1.
KOMPAS
51
Kwalificerend
2
Ontwikkelingsgericht
Fase Score
Beroepsprestaties
Werkproces
BP 2.1 Vaardig in verplegingstechniek
1.3
Voert verpleegtechnische handelingen uit k - l - t
1.4
Voert partusassistentie uit (alleen kraam) k - l - t
2.1
Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep
k
BP 2.2 Omgaan met lastige situaties
1.5
Begeleidt een zorgvrager
c-d-r
1.9
Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties
e-t-v
BP 2.3 Planmatig zorgverlenen 2
1.1
Stelt (mede) het zorgplan op
D-H-J-K-M
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
E-F-J-R
BP 2.4 Uitvoeren van verpleegtechnische vaardigheden
1.3
Voert verpleegtechnische handelingen uit K - L - T
1.8
Geeft voorlichting, advies en instructie
I-L
1.9
Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties
E-T-V
BP 2.5 Begeleiden van een woongroep
1.5
Begeleidt een zorgvrager
C-D-R
1.6
Begeleidt een groep zorgvragers
C-U
BP 2.6 Omgaan met grensoverschrijdend gedrag
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
E-F-J-R
1.5
Begeleidt een zorgvrager
C-D-R
1.9
Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties
E-T-V
BP 2.7 Begeleiden bij verandering, pijn en verliesverwerking
Competentie
1.11 Evalueert de zorgverlening
D-J-M
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
F
1.5
Begeleidt een zorgvrager
C-D-R
1.9
Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties
E-T-V
1.10 Stemt de zorgverlening af
E-Q
De proeve is de optelsom van alle kwalificerende beroepsprestaties in fase 2.
52
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Fase Score
Werkproces
Afsluiting CE 2
Ondersteunen bij verpleegtechnische handelingen
Kwalificerend
2
Beroepsprestaties
Competentie
1.1
Stelt (mede) het zorgplan op
D-H-J-K-M
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
E-F-J-R
1.3
Voert verpleegtechnische handelingen uit K - L - T
1.5
Begeleidt een zorgvrager
C-D-R
1.8
Geeft voorlichting, advies en instructie
I-L
1.10 Stemt de zorgverlening af
E-Q
1.11 Evalueert de zorgverlening
D-J-M
Verantwoordingsverslag 1*
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
F-R
Assessmentgesprek 1*
1.1
Stelt (mede) het zorgplan op
H
1.5
Begeleidt een zorgvrager
C
* In combinatie met de kwalificerende beroepsprestaties of certificeerbare eenheden in fase 1 en 2.
KOMPAS
53
Fase Score
3
Beroepsprestaties
Werkproces
Competentie
BP 3.1 Verdiepen in de branche
1.1
Stelt (mede) het zorgplan op
D-H-J-K-M
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
E-F-J-R
1.4
voert partusassistentie uit (alleen kraam) K - L - T
1.5
Begeleidt een zorgvrager
C-D-R
1.9
Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties
E-T-V
1.11 Evalueert de zorgverlening
Kwalificerend
BP 3.2 Professionaliseren
BP 3.3 Participeren in kwaliteit van zorg
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
D-J-M F
1.10 Stemt de zorgverlening af
E-Q
1.11 Evalueert de zorgverlening
M
2.1
Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep
K
2.3
Geeft werkbegeleiding
C
1.11 Evalueert de zorgverlening
D-J-M
2.1
Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep
K
2.2
Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
T
De proeve is de optelsom van alle kwalificerende beroepsprestaties in fase 3. Verantwoordingsverslag 2 Assessmentgesprek 2
1.10 Stemt de zorgverlening af
Q
2.3
Geeft werkbegeleiding
C
1.2
Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden
F
1.11 Evalueert de zorgverlening
54
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
M
7.2
Inhoudelijke toelichting op de fase-indeling
De opleiding Verzorgende bestaat uit 3 fasen. In fase 1 en 2 zijn zowel ontwikkelingsgerichte als kwalificerende beroepsprestaties opgenomen. Fase 3 is geheel kwalificerend. Hieronder staan allerlei gegevens en tips voor het uitvoeren van de beroepsprestaties in fase 16. Beroepsprestatie 1.1 Verzamelen van gegevens Deze beroepsprestatie gaat over het verzamelen van gegevens en het op de juiste manier rapporteren van deze gegevens. Overleg met je begeleider welke drie zorgvragers je voor deze opdracht kiest. Neem in je planning de volgende onderdelen op: lezen van de zorgdossiers, bestuderen van het gebruikte rapportagesysteem en standaardformulieren (opnameformulieren, voedingslijsten, evaluatieformulieren, signaleringslijsten) en het plannen van gesprekken met de zorgvragers. Als het niet mogelijk is om een gesprek te voeren met de zorgvrager zelf, plan dan een gesprek met een naaste van de zorgvrager. Probeer in een gesprek, naast gesloten, ook open vragen te stellen. Op die manier geef je de zorgvrager of naaste de kans eigen belevingen te vertellen. Verzamel zoveel mogelijk informatie. Let daarbij ook op non-verbale signalen. Je kunt deze opdracht combineren met het oefenen van de taalvaardigheid gesprekken voeren. Vul de standaardformulieren en het rapportagesysteem in met de door jou verzamelde gegevens. Vergelijk vervolgens dat wat jij geschreven hebt met datgene wat jouw collega’s schrijven. Let daarbij bijvoorbeeld op objectiviteit-subjectiviteit, uitgebreidheid van de rapportage, relevantie van het gerapporteerde, compleetheid, plaats in het dossier waar iets vermeld is enz. Beschrijf wat je daarbij opvalt (overeenkomsten en verschillen). Laat het verslag over de overeenkomsten en verschillen aan drie collega’s en je begeleider lezen en vraag of zij dat wat jij beschreven hebt herkennen. Vul je verslag aan met hun opmerkingen. Je kunt deze prestatie goed combineren met het oefenen in de taalvaardigheid schrijven. Deze beroepsprestatie is ontwikkelingsgericht. Dat betekent dat je de gevraagde competenties nog niet hoeft aan te tonen, maar dat je aan het leren bent. Naar aanleiding van het resultaat van deze beroepsprestatie formuleer je vervolgleerdoelen over het verzamelen en verwerken van gegevens. Neem deze leerdoelen op in je POP en PAP.
6
Een uitwerking van de beroepsprestaties in fase 2 en 3 volgen op een later tijdstip.
KOMPAS
55
Beroepsprestatie 1.2 Beginnen met zorg Deze ontwikkelingsgerichte beroepsprestatie gaat over de dagelijkse zorg voor de zorgvrager, ook wel basiszorg genoemd. Opdracht B. Hiervoor kies je, in overleg met je begeleider, drie zorgvragers. Om zoveel mogelijk te kunnen leren, kies je voor zorgvragers die zoveel mogelijk van elkaar verschillen in leeftijd, achtergrond, ziekte, stoornis, beperking en zelfzorgtekorten (voor zover dat mogelijk is op jouw BPV-plek). Formuleer leerdoelen met betrekking tot de ziekte, stoornis of beperking van iedere zorgvrager. Gebruik je leerboeken, de bibliotheek of het internet om antwoord op je vragen te krijgen. Vraag je begeleider waar je de protocollen die gebruikt worden in de zorgorganisatie kunt vinden. (Een protocol is een document dat tot doel heeft zorgverleners te ondersteunen bij het uitvoeren van zorginhoudelijke handelingen, met andere woorden het geeft aan hoe een handeling uitgevoerd kan worden. Een protocol geeft stap voor stap aan hoe iets gedaan moet worden. Een protocol wordt ook wel handelingsschema genoemd.) Lees deze protocollen door en vergelijk ze met de gebruikte protocollen op school. Zijn er verschillen? Observeer je begeleiders met behulp van de protocollen. Maak met behulp van de kennis die je hebt opgedaan over de ziekte, stoornis of beperking en levensverhaal van de zorgvrager en de protocollen een aangepast handelingsschema (protocol) voor ieder van de drie zorgvragers. In dit handelingsschema heb je de specifieke aandachtspunten voor de zorgvrager verwerkt (bijvoorbeeld als de zorgvrager een gehoorapparaat heeft, neem je in het handelingsschema voor deze zorgvrager op dat je het gehoorapparaat reinigt en indoet). Maak in jouw handelingsschema onderscheid tussen voorbereiding, uitvoering en nazorg. Voor een voorbeeld van een handelingsschema kun je kijken op: http://www.i-care.nl/assets/icare2/beeld/basisfase/handelingsschema.pdf. Leg je handelingsschema voor aan je team. Na akkoord verzorg je daarna, onder begeleiding, de zorgvragers zelf volgens jouw handelingsschema. Vraag feedback aan je begeleider. Opdracht C. gaat over mobiliteit en transfers. Bestudeer voor deze opdrachten de handleidingen/instructie van de hulpmiddelen. Begeleid daarna een zorgvrager in het gebruik van deze hulpmiddelen. Heb daarbij specifiek aandacht voor de veiligheid. Beschrijf in een verslag hoe je de zorgvrager hebt begeleid, hoe je de bestaande protocollen hebt opgevolgd en welke instructie je de zorgvrager hebt gegeven en het effect daarvan op de zorgvrager. Vraag feedback aan je begeleider en noteer deze bij je verslag.
56
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Opdracht D. gaat over voeding. Je stelt een weekmenu op voor een zorgvrager. Kies in overleg met je begeleider een zorgvrager. Stel, in samenspraak met de zorgvrager, een weekmenu op dat voldoet aan de eisen voor gezonde voeding en aan de wensen en behoeften van desbetreffende zorgvrager tegemoet komt. Als je gebruik maakt van een reeds bestaand weekmenu, geef je een toelichting op dit weekmenu waarin je aantoont dat dit menu is opgesteld volgens de schijf van vijf (zie: www.voedingscentrum.nl). De laatste opdracht van deze beroepsprestatie gaat over huishoudelijke taken. Maak hiervoor foto’s van huishoudelijke taken die je uitgevoerd hebt. Indien het niet mogelijk is om foto’s te maken, kies je voor een andere vorm van bewijs (bijvoorbeeld een beschrijving van de werkzaamheden). Huishoudelijke werkzaamheden zijn o.a: t bed opmaken t was opruimen t nachtkastje schoonmaken t douche droogmaken t tafel dekken t rolstoel poetsen t koffie ronddelen Beroepsprestatie 1.3 Planmatig zorgverlenen 1 In deze beroepsprestatie toon je aan dat je methodisch kunt werken. Dit is een kwalificerende beroepsprestatie. Daarvoor kies je twee zorgvragers waarbij je alle stappen van het plannen van zorg doorloopt. Je start met het verzamelen van gegevens (opdracht B.). In deze fase van je opleiding hoef je het zorgplan nog niet zelfstandig op te stellen. Het gaat in deze beroepsprestatie om het bijstellen van twee zorgplannen. Je controleert van beide zorgplannen of het probleem en de doelen en acties nog actueel zijn. Vervolgens actualiseer je de zorgplannen (opdracht C.). Na akkoord van de betrokkenen (zorgvrager, naaste, collega’s) voer je de zorg uit (opdracht D.) en rapporteer je de bijzonderheden in het zorgdossier (opdracht D.). Je maakt bij deze opdracht gebruik van het systeem in jouw BPV. Indien dat niet voorhanden is, gebruik je een voorbeeld van school. Vraag bij deze opdracht geregeld feedback aan je begeleider. Je kunt deze opdracht combineren met de taalvaardigheid schrijven, plan van aanpak.
KOMPAS
57
Beroepsprestatie 1.4 Begeleiden bij het uitvoeren van huishouden en wonen Voor deze opdracht kies je drie zorgvragers die je begeleidt bij een activiteit op het gebied van huishouden en wonen. Je kunt hierbij kiezen voor één activiteit met drie zorgvragers of drie activiteiten met één zorgvrager. Voorbeelden van activiteiten zijn: t versieren huiskamer i.v.m. een feestdag t appelflappen bakken t samen met een zorgvrager naar de winkel gaan om een cadeautje te kopen t samen met een zorgvrager zijn kamer opruimen en poetsen t een zorgvrager met de koektrommel laten rondgaan t zorgvragers aan tafel stimuleren om zelf op te scheppen of brood te smeren Voordat je de activiteit gaat uitvoeren maak je een plan. In dat plan beschrijf je welke voorbereiding je moet doen (o.a. welke hulpmiddelen je nodig hebt), hoe de uitvoering moet gaan verlopen en welke nazorg nodig is. Voer vervolgens de activiteit(en) samen met de zorgvrager(s) uit. Je schrijft een rapportage per zorgvrager over de uitgevoerde activiteit (opdracht C.). Overleg met je begeleider of deze rapportage in het bestaande rapportagesysteem opgenomen kan worden. In de laatste opdracht van deze beroepsprestatie interview je een mantelzorger. Nodig de mantelzorger uit. Je zorgt voor een rustige omgeving en je bereidt het gesprek goed voor door vragen vooraf op papier te zetten. Doel van het gesprek is het in kaart brengen van de draagkracht en draaglast van de mantelzorger. Maak daar een verslag van en eindig je verslag met je conclusies. Eventueel is dat verslag te gebruiken voor je taalvaardigheden Nederlands: gesprekken en schrijven.
58
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Beroepsprestatie 1.5 Ondersteunen bij basisbehoeften In deze beroepsprestatie toon je aan dat je zelfstandig basiszorg kunt uitvoeren in laagcomplexe zorgsituaties. Dit is een kwalificerende beroepsprestatie. Hiervoor kies je in overleg met je begeleider vier zorgvragers die je drie dagen zelfstandig verzorgt. Je laat in je gedrag zien dat je werkt volgende de beroepscode voor verpleegkundigen (http://www. venvn.nl/Portals/20/publicaties/20070112beroepscodeposterdef.pdf). Vraag feedback aan je begeleider over de gegeven zorg. Schrijf vervolgens een verslag over de zorg die jij gedurende drie dagen hebt gegeven aan de vier zorgvragers. Door middel van dit verslag toon je aan dat jij gewerkt hebt volgens de beroepscode en de visie van de zorgorganisatie/afdeling en de vereiste theorie. Ook dat je de zelfredzaamheid van de zorgvragers hebt gestimuleerd, rekening houdend met de cultuur en levensbeschouwing van de zorgvrager. Je betrekt in je verslag de mate van tevredenheid van de zorgvrager met jouw zorg. Mogelijk kun je dit verslag ook gebruiken voor Nederlands, taalvaardigheid schrijven. Informeer naar mogelijkheden hiervoor op jouw school. Bij de volgende opdracht houd je de vitale functies van vier zorgvragers gedurende een week bij. Het is mogelijk om deze opdracht met de vorige opdracht te combineren. Zorg dat je, voordat je aan deze opdracht begint, voldoende kennis hebt over de vitale functies. Laat in de uitwerking van je opdracht ook duidelijk naar voren komen dat je de gevonden waarden juist weet te interpreteren en dat je de juiste acties genomen hebt bij afwijkende waarden. Opdracht D. gaat over basisbehoeften van zorgvragers uit ander culturen. Kies hiervoor zorgvragers uit jouw BPV met bijvoorbeeld een andere religieuze achtergrond of van niet-Nederlandse afkomst. Als deze zorgvragers niet op je BPV-plek verblijven, overleg je met de begeleider op school over een vervangende opdracht, bijvoorbeeld door fictieve gegevens te gebruiken en op basis daarvan een casus te schrijven. Kijk bij deze opdracht niet alleen naar persoonlijke zorg en voeding, maar ook naar rituelen rondom ziekte en sterven.
KOMPAS
59
Bronvermelding Algemene opleidershandleiding 2008, Stichting Consortium Beroepsonderwijs Kompas, fase-indeling 2010, Stichting Consortium Beroepsonderwijs Leren reflecteren, www.educatheek.nl Visiedocument, Competentie-ontwikkeling in het beroepsonderwijs, dr. E. Klatter e.a. Voorbeeld van een verantwoordingsverslag, ROC Eindhoven, Zorg
60
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Bijlage: Voorbeeld van een verantwoordingsverslag Ik schrijf dit verantwoordingsverslag aan het eind van fase 1 van mijn opleiding tot verzorgende. Het gaat over de competenties F Ethisch en integer handelen in het werkproces 1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg en J Formuleren en rapporteren in het werkproces 1.5 Monitort de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied. Bij de uitwerking gebruik ik de STARRT-methodiek (situatie-taak-activiteitenresultaat-reflectie-toepassing). Wat ik moet aantonen: Werkproces 1.2 Ondersteunt bij persoonlijke basiszorg F
Ethisch en integer handelen
– – –
ethisch handelen integer handelen verschillen tussen mensen respecteren
P
Je verantwoordt dat: t je handelt volgens afspraken uit de beroepscode t je open en duidelijk communiceert t je eerlijk bent t je betrouwbaar bent t je de verschillen accepteert en respecteert tussen zorgvragers in normen en waarden, seksuele voorkeur, culturele achtergrond en levensbeschouwing zodat: t je verantwoorde keuzes maakt in een respectvolle benadering van de zorgvrager bij de persoonlijke basiszorg.
Werkproces 1.5 Monitort de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied J
Formuleren en rapporteren
–
nauwkeurig en volledig rapporteren vlot en bondig formuleren
–
P
Je verantwoordt schriftelijk dat: t je jouw bevindingen van de monitoring registreert t je daarbij de hoofd- van de bijzaken onderscheidt t je nauwkeurig en volledig de uitgevoerde behandelingen rapporteert zodat: t je verantwoorde keuzes maakt bij een actuele en kernachtige rapportage over de gezondheidstoestand van de zorgvrager en zodoende alle betrokkenen goed geïnformeerd zijn.
KOMPAS
61
Situatie Ik werk op een psychogeriatrische afdeling van het verpleeghuis Gregoria. Ik heb in mijn BPV de zorg voor mevrouw E. op me genomen. Mevrouw E. is 81 jaar en van Nederlandse afkomst. Ze is sinds 1974 weduwe met vijf kinderen. Iedere dag is er enkele uren bezoek van minimaal één van haar kinderen. Ook de kleinkinderen komen hun oma geregeld bezoeken. Mevrouw is opgenomen vanuit het verzorgingshuis met ernstige verschijnselen van dementie. Ze vertoonde bij de opname wegloopgedrag. Dit is de reden dat zij op een gesloten pg-afdeling woont. Vroeger was ze een actieve vrouw. Ze zat op een koor en deed actief mee met de spelmiddagen voor ouderen zoals scrabble en bridge. Met haar kinderen is afgesproken dat mevrouw iedere dag deelneemt aan activiteiten binnen het verpleeghuis.
Taak Mijn taak: het zelfstandig verlenen van basiszorg aan mevrouw en haar stimuleren tot activiteiten. Ik stelde, samen met een gediplomeerde collega, het zorgplan bij als de situatie daarom vroeg. Ik was contactpersoon voor de familie. Dit laatste deed ik onder supervisie van en samen met een gediplomeerde collega. Daarnaast bereidde ik de visite van de geriater voor en had regelmatig overleg over de gezondheidstoestand van mevrouw. Dit komt omdat het eetgedrag van mevrouw slecht is. Ze zit op een vaste plek aan tafel en is geen grote eter. De dames om haar heen zijn vaak onrustig en dit slaat over op mevrouw E. die dan van tafel loopt en door de gangen dwaalt. Ze is dan niet meer bereid om aan tafel te gaan. Mijn taak is om het eten en drinken van mevrouw te monitoren. Bij afnemend lichaamsgewicht en vochtbalans zorg ik dat deze weer op peil komen.
Activiteiten ’s Ochtends begeleid ik mevrouw bij de wasbeurt en het aankleden. Mevrouw heeft hierbij veel hulp nodig. Ze weet de volgorde niet meer en kan zich niet goed afdrogen. Ze is meestal tevreden met mijn hulp. Soms is ze ongeduldig en wil ze niet gewassen worden. “Schiet toch op,” zegt ze dan nogal dwingend. Het aankleden lukt haar ook niet meer goed. Ze kan nog wel zelf haar kleren kiezen, maar trekt bijvoorbeeld haar blouse verkeerd om aan en kan geen knoopjes niet meer door de knoopsgaten krijgen. Mevrouw is wel eens incontinent. Uit voorzorg krijgt ze een tena om. Dit is met de kinderen overlegd. Zij willen niet dat mevrouw naar urine ruikt. Dat is in het verleden vaak gebeurd. Het kost me veel moeite om de tena bij mevrouw om te doen. Ze verzet zich daartegen. Als ik zeg dat de kinderen dit graag hebben, werkt ze wat meer mee. Het eten en drinken is een probleem. Mevrouw zegt zelf geen trek te hebben. Met tegenzin neemt ze ´s ochtends een kopje thee en een half boterhammetje. De warme maaltijd blijft beperkt tot enkele hapjes. Zoals ik hierboven al aangaf, loopt mevrouw bij onrust van tafel en is dan moeilijk te corrigeren.
62
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3
Er is sprake van afnemend lichaamsgewicht en vochtbalans. Met de kinderen is afgesproken om dit goed te blijven bewaken, haar te blijven stimuleren om te eten en te drinken, maar verder nog geen actie te ondernemen. Dit heb ik in het zorgplan vermeld en is regelmatig punt van overleg met de geriater. De verbale communicatie van mevrouw neemt steeds meer af. Van een echt gesprek is nauwelijks meer sprake. Ze herhaalt vaak zinnen: “Hoe laat is het? Is het al zo laat? Nee toch, zo laat al? Straks komt Theo (haar overleden man) thuis. Oh, ik moet koken. Hoe laat is het?” We hebben op de afdeling afgesproken om met de beleving van de zorgvrager mee te gaan. Het zou mevrouw onrustig maken wanneer ik zou zeggen dat haar man Theo lang geleden overleden is. De activiteiten die mevrouw bijwoont, sluiten niet goed aan op wat ze vroeger deed. Ze doet niet echt mee. Ze loopt vaak rond en bemoeit zich weinig met anderen. De activiteitenbegeleidster rapporteert meestal dat mevrouw geniet van het daar zijn. Drie maanden geleden is meneer M. opgenomen. Dit was een oude bekende van mevrouw E. Ze woonden in dezelfde wijk. Mevrouw E. leefde er helemaal van op. Ze zocht meneer M. op en dan wandelden ze door de gang of zaten in de serre naast elkaar naar buiten te kijken. Dit deed mevrouw goed, waardoor ze ook weer meer at en dronk. En ook een gesprekje was weer mogelijk. Helaas is meneer M. vorige week plotseling overleden. Mevrouw E. dwaalt nu weer alleen door de gang en roept af en toe zijn naam of om Theo. Als ik dat hoor, ga ik naar haar toe en wandelen we even samen door de gang. Het is aan mevrouw te merken dat ze dit fijn vindt. Ze houdt mijn arm stevig vast. Als we bij haar stoel zijn gekomen, wil ze me niet graag loslaten. “Oh, blijf nog even zuster,” en kijkt dan op zo´n lieve manier naar me dat ik het moeilijk vind om haar alleen te laten. Gelukkig kan ik dan zeggen dat een van de kinderen die middag komt.
Resultaat Ik heb het gevoel dat mevrouw vertrouwen in mijn zorg voor haar heeft en haar kinderen ook. De kinderen komen met vragen naar mij toe en luisteren naar mijn observaties en adviezen. Ik probeer een open houding te hebben. Ook collega’s hebben vertrouwen in mij. Ik denk dit omdat ze weinig op- en aanmerkingen hebben op mijn zorg. Ik heb gemerkt dat ik veel heb gehad aan de lessen basiszorg, monitoren en rapporteren. Ook heb ik me verdiept in de omgang met dementie, belevingsgerichte zorg en de visie van de afdeling daarover. Ik heb een goed gevoel over mijn handelen, gezien de reacties van mevrouw E. van mijn collega’s en de familie van mevrouw.
KOMPAS
63
Reflectie Zoals hiervoor ik al aangaf, kijk ik met een goed gevoel terug op mijn handelen. Toen ik mijn collega’s om feedback vroeg, vertelden ze dat ze vertrouwen in mij hadden en de familie kwam ook naar mij toe met vragen. De competentie die ik hierbij vooral heb ontwikkeld is ‘Ethisch en integer handelen’. Ik ga uit van de zorgvrager, in dit geval mevrouw E. en luister naar haar en haar kinderen. Ik vraag hoe mevrouw vroeger was, wat haar interesseerde en hoe ze geleefd heeft. Daar probeer ik in mijn contact met haar op in te haken. Ik ga uit van de visie en de regels van de afdeling en mijn grenzen. Het lukte mij goed om een contact op te bouwen met mevrouw en haar kinderen. Wat ik moeilijk vond was om mijn eigen grenzen aan te geven. Ik ben geneigd om veel tijd met de zorgvrager door te brengen en daardoor mijn andere werk te vergeten. Ik vind het ook erg om het verdriet te zien. Hoewel mevrouw E. dat niet goed kon zeggen, merkte ik bij haar dat ze verdriet had om de dingen die ze niet zelf meer kon. Ook dat ze zich eenzaam voelde. Ik zou in het vervolg eerder hulp vragen aan mijn collega’s en mijn gevoelens bespreekbaar maken. De competentie ‘Formuleren en rapporteren’ wil ik ook verder ontwikkelen. Ik ben snel geneigd om van alles op te schrijven. Dan wordt het zo’n brij. Daarom laat ik mijn rapportage ook altijd door een collega nakijken.
Toepassing in een andere context De leerdoelen die ik meeneem: t aangeven van grenzen t concreet en helder rapporteren t Ik ga dit bij mijn volgende stage bespreken met mijn werkbegeleider. Verder ga ik op school alvast oefenen met het rapporteren. Ik vraag hierbij hulp aan de docent Nederlands.
64
VERZORGENDE-IG 3 - FASE 1, 2 EN 3