Verzekerdenmobiliteit en Keuzegedrag 2009
Er is rust op de zorgverzekeringsmarkt: 96,5% van de verzekerden blijft bij de huidige zorgverzekeraar en scherpt de polis aan Er is een stabiele mobiliteit van 3,5%. Verschillen tussen verzekeraars zijn kleiner dan voorgaande jaren. Nader onderzoek moet uitwijzen wat de kenmerken zijn van die 3,5% overstappers (leeftijd, geslacht, gezondheid, gemiddelde kosten in het jaar ervoor) en of het steeds min of meer dezelfde groep is die overstapt. In het najaar 2009 verwacht Vektis met die resultaten naar buiten te komen. Het feit dat er ook dit jaar weinig verzekerdenmobiliteit gesignaleerd wordt, kan enerzijds verklaard worden doordat de meeste verzekerden op dit moment tevreden zijn met hun huidige zorgverzekeraar (al lijkt men kritischer te kijken naar de aanvullende verzekering). Anderzijds is ook de vraag in hoeverre hier van tevredenheid gesproken kan worden. Het lijkt erop dat zorgverzekeringen weer verworden zijn tot een ‘lowinvolvementproduct’. De gemiddelde verzekerde ziet zowel qua prijs (het verschil tussen individuele jaarpremies is maximaal € 183,-) als qua product weinig verschil tussen de verschillende zorgverzekeraars. Rond collectieve verzekeringen is er nauwelijks meer groei. Net iets meer dan 60% van de verzekerden is collectief verzekerd. Ook het aantal overstappers kiest in minder grote getale voor een collectieve verzekering. Het verschil tussen de premie die voor een collectieve verzekering wordt betaald en een individuele verzekering is nu gedaald tot ongeveer 5%. Voor veel verzekerden is dat derhalve geen motivatie om over te gaan naar een collectieve verzekering. Ook het aflopen van collectiviteiten met een looptijd van 3 jaar heeft niet gezorgd voor extra mobiliteit. Er komen steeds meer verzekerden die geen enkele aanvullende verzekering hebben. Onder individueel verzekerden loopt het percentage van mensen die geen aanvullende verzekering hebben dit jaar zelfs op naar 15%. Collectief verzekerden blijven aanvullend verzekerd: 94% heeft ook dit jaar één of meerdere aanvullende verzekeringen. Op basis van dit onderzoek is niet te zeggen of de verzekerden die een aanvullende verzekering afnemen nu een verzekering met beperktere dekking hebben gekozen. Eigen risico’s worden nog steeds niet veel gekozen. Van alle verzekerden kiest 5% hiervoor, de rest beperkt het tot het verplichte eigen risico van € 155,-. Voor de komende jaren ligt het voor de hand dat het aantal overstappers naar een andere zorgverzekeraar gering zal zijn. Wel is de verwachting dat verzekerden (nog) kritischer gaan kijken naar wat voor soort polis zij hebben. De tendens dat steeds meer individueel verzekerden geen aanvullende verzekering meer nemen (of een aanvullende verzekering met beperktere dekking) lijkt zich door te zetten. De zorgverzekeraars hebben na de stelselwijziging getracht om door middel van concurrentie rondom de premie zoveel mogelijk verzekerden binnen te halen. Uit eerdere mobiliteitsonderzoeken van Vektis (jaarlijks gepubliceerd in het aprilnummer van de Zorgthermometer) blijkt echter dat de prijselasticiteit van zorgverzekeringen beperkt is. Tegelijkertijd is er weinig ruimte meer voor premieverlaging zonder verlies op Verzekerdenmobiliteit 2009
1
de basisverzekering te lijden. Te verwachten is dat er de komende jaren meer aandacht besteed zal worden aan de pakketdekking van sommige aanvullende verzekeringen en de aanvullende premie. Verder wordt verwacht dat de focus van zorgverzekeraars in toenemende mate wordt verlegd van verzekerdengroei naar het naar beneden brengen van de bedrijfskosten en het (nog) doelmatiger inkopen van zorg.
Verzekerdenmobiliteit 2009
2
Belangrijkste resultaten rondom verzekerdenmobiliteit en keuzegedrag 2009 Verzekerdenmobiliteit Als het gaat om verzekerdenmobiliteit is dit jaar net als vorig jaar rustig verlopen. Van de verzekerden is 3,5% bij de overgang van 2008 op 2009 overgestapt naar een andere zorgverzekeraar. Vorig jaar was dit ook 3,5%, bij de overgang van 2006 op 2007 was dit nog 4,5% en in het startjaar van de nieuwe Zorgverzekeringswet (2006) was dit 19% (zie figuur 1). De heftige bewegingen rondom de invoering van de Zorgverzekeringswet zijn verleden tijd.
20% 18% 16%
Overstappers (in %)
14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 2005/2006
2006/2007
2007/2008
2008/2009
Jaar
Figuur 1 Percentage overstappers per jaar (bron: Vektis)
De mobiliteit is het grootst onder personen tot 45 jaar. Van de groep tot 18 jaar en de groep van 18 tot en met 44 jaar is 4,9% overgestapt, van de groep van 45 tot en met 64 jaar is 2,6% overgestapt en van de groep boven 65 jaar is slechts 1,0% overgestapt. Hierin is vrijwel geen verschil tussen mannen en vrouwen. De ontwikkeling per risicodrager1 verschilt minder sterk dan in 2008. De ontwikkeling varieert van een verlies in verzekerdenaantal van ruim 7% tot een winst van 20%. In 2008 varieerde het van een verlies van bijna 10% tot een winst van ruim 29%. De groei doet zich met name voor bij de kleinere en middelgrote risicodragers.
1
Onder risicodrager wordt verstaan dat de partij die risico draagt voor de verzekering(en) die wordt/worden gevoerd.
Een zorgverzekeraar of concern kan weer bestaan uit meerdere risicodragers. Verzekerdenmobiliteit 2009
3
Collectiviteiten en keuzegedrag Het aantal collectiviteiten is licht gegroeid van 59,2% naar 60,4%. Het percentage collectief verzekerden is in het jaar van de invoering van de basisverzekering (2006) toegenomen, maar is nu duidelijk gestagneerd rond 60% (zie figuur 2). Het aflopen van een groot aantal collectiviteiten per 1 januari 2009 heeft niet tot een substantiële toename van het aantal overstappers geleid.
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0% 2005
2006
2007 Jaar
2008
2009
Figuur 2 Ontwikkeling collectiveringsgraad 2005-2009 (bron: Vektis)
Vooral de grote risicodragers hebben veel collectief verzekerden. Kleine risicodragers (< 120.000 verzekerden) kennen een collectiviteitspercentage van gemiddeld 42%, bij de grotere risicodragers is dit gemiddeld 61%. Van de overstappers kiest 68% voor een collectieve verzekering. In 2008 was dit nog 72%. Ondanks dat er een aantal voordelen verbonden is aan een collectieve verzekering, voelt een substantieel deel van de verzekerden zich er blijkbaar onvoldoende toe aangetrokken.
Verzekerdenmobiliteit 2009
4
Aanvullende verzekeringen Het percentage verzekerden met een aanvullende verzekering (90,1%) vertoont een licht dalende trend. Bij individueel verzekerden lijkt het een trend te zijn om elk jaar iets minder vaak voor een aanvullende verzekering te kiezen (zie figuur 3). Van de individueel verzekerden heeft dit jaar voor het eerst meer dan 15% geen aanvullende verzekering.
100% 98% 96% 94% 92% 90% 88% 86% 84%
Individueel Collectief
82% 80% 2006
2007
2008
2009
Jaar
Figuur 3 Percentage verzekerden met aanvullende verzekering (bron: Vektis)
Eigen risico Net als vorig jaar hebben dit jaar alle verzekerden te maken met een verplicht eigen risico. Vorig jaar was dit € 150,- en dit jaar is dit € 155,-. Daarbovenop kan men voor een vrijwillig eigen risico kiezen, variërend van € 100,- (dus totaal eigen risico € 255,-) tot € 500,- (dus totaal eigen risico € 655,-). Vanaf 2009 kunnen zorgverzekeraars er ook voor kiezen om het verplichte eigen risico (gedeeltelijk) niet in rekening te brengen bij de verzekerde. Die veranderingen hebben er niet toe geleid dat meer of minder mensen gekozen hebben voor een vrijwillig eigen risico. Net als vorig jaar heeft 5,2% van de verzekerden een vrijwillig eigen risico gekozen. Meest gekozen bedragen zijn dan € 100,- of € 500,- (dus totaal eigen risico € 255,- of € 655,-). Collectief verzekerden kiezen iets vaker voor een vrijwillig eigen risico dan individueel verzekerden (5,4% versus 4,9%). Natura- en restitutiepolissen Zowel individueel als collectief verzekerden kiezen net als in 2008 het meest voor een naturapolis. Van de collectief verzekerden heeft 46% een naturapolis, 21% een restitutiepolis en 33% een mengvorm; bij individueel verzekerden is dat respectievelijk 64%, 19% en 17%. Dit beeld wijkt niet veel af van 2008. Toen koos van de collectief verzekerden 49% voor een naturapolis, 21% voor een restitutiepolis en 30% voor een mengvorm.
Verzekerdenmobiliteit 2009
5
Premie Gemiddeld is er in 2009 een premie betaald van € 1.056,-. Dit is inclusief gegeven kortingen vanwege eigen risico en collectiviteit; ook de betalingskorting is hierin meegenomen. In 2008 was de gemiddeld betaalde premie € 1.038,-. Collectief verzekerden betalen in 2009 gemiddeld € 1.029,- en individueel verzekerden € 1.086,-. In tabel 1 is de ontwikkeling van de gemiddelde premies van 2006 tot 2009 weergegeven. Dat de premies na 2007 lager worden, is vooral fictief door het afschaffen van de no-claim à € 255,- en door het invoeren van een verplicht eigen risico van € 150,- in 2008. Gemiddelde premies 2006-2009
Gemiddelde basispremie Gemiddelde betaalde premie Individueel Collectief Totaal 1
€
2006 1.060 €
2007 1.147 €
2008 1 1.094 €
€ € €
1.053 987 1.027
1.135 1.056 1.091
1.078 1.007 1.038
€ € €
€ € €
2009 1 1.110
€ € €
1.086 1.029 1.056
Inclusief collectiviteitskorting en eigenrisicokorting
T
Tabel 1 Gemiddelde premies basisverzekering 2006-2009 (bron: Vektis)
Collectief verzekerden betalen 5,1% minder premie ten opzichte van individueel verzekerden. Vorig jaar was dit gemiddeld nog 6,6% en in 2007 was dit 7,0% (zie figuur 4). Het kleinere verschil in premie tussen individuele en collectieve premies is een belangrijke factor waardoor de mobiliteit stabiel is geworden. Waar in eerdere jaren nog het financiële voordeel van collectieve verzekeringen een reden was om te switchen, is dit nu beperkt.
8% 7%
Verschil (in %)
6% 5%
4% 3% 2%
1% 0% 2006
2007
2008
2009
Jaar
Figuur 4 Verschil in gemiddeld betaalde premie individueel en collectief verzekerden (bron: Vektis) Verzekerdenmobiliteit 2009
6
Alle feiten van 2009 op een rij Mobiliteit •
• • •
3,5% van de verzekerden is overgestapt naar een andere zorgverzekeraar. Vorig jaar was dit ook 3,5%, in 2007 was dit 4,5% en in het startjaar van de nieuwe Zorgverzekeringswet (2006) was dit bijna 19%. 68% van de circa 576.000 overstappers heeft gekozen voor een collectieve polis. In 2008 koos 72% van de overstappers voor een collectieve polis. 1,5% van de blijvers is geswitcht van een individuele naar een collectieve polis en 0,4% van de blijvers is geswitcht van een collectieve naar een individuele polis. De mobiliteit is het grootst onder personen tot 45 jaar, namelijk 4,9%.
Collectiviteiten • • • • • •
60,4% van de verzekerden heeft in 2009 een collectief contract. In 2008 was dit 59%, in 2007 57%, in 2006 52% en in 2005 (toen de Zorgverzekeringswet nog niet was ingevoerd) was dit 29%. Bij kleine risicodragers (< 120.000 verzekerden) is 42% van de verzekerden collectief verzekerd, bij middelgrote risicodragers (120.000-400.000) en bij de grote (>400.000) is dit 61%. 94% van de collectief verzekerden en 85% van de individueel verzekerden heeft één of meer aanvullende verzekeringen afgesloten. In 2008 was dit respectievelijk 95% en 88%. Verzekerden in de leeftijdsgroep 45-64 jaar zijn relatief het meest collectief verzekerd (66% versus 60% gemiddeld). Mannen en vrouwen zijn naar verhouding even vaak collectief verzekerd. Van de collectief verzekerden heeft 46% een naturapolis, 21% een restitutiepolis en 33% een mengvorm. Bij individueel verzekerden is dat respectievelijk 64%, 19% en 17%.
Premie •
•
• •
De gemiddelde basispremie (zonder kortingen voor collectiviteiten, eigen risico’s en termijnbetaling) is in 2009 € 1.110,- per premieplichtige. In 2008 was dit € 1.094,-. De gemiddelde basispremie stijgt dus met 1%. De gemiddelde basispremie, inclusief kortingen voor eigen risico’s, collectiviteitskortingen en termijnbetalingen, bedraagt € 1.086,- voor individueel verzekerden en € 1.029,- voor collectief verzekerden. Gemiddeld is er aan collectief verzekerden een korting van 5,1% gegeven op de premie van de basisverzekering. In 2008 was dit 6,6% en in 2007 was dit 7,4%. De werkelijk betaalde premie voor de basisverzekering is gemiddeld € 1.053,-; in 2008 was dat € 1.038,-. De werkelijk betaalde premie ligt hiermee 1,4% hoger dan vorig jaar.
Gekozen polissen •
• •
Het percentage verzekerden met een aanvullende verzekering vertoont een licht dalende trend. 90,1% van de verzekerden heeft één of meer aanvullende verzekeringen afgesloten. In 2008 was dit nog 92,0% en in 2007 was dit 92,9%. Van de individueel verzekerden heeft 85% één of meer aanvullende verzekeringen afgesloten; voor collectief verzekerden ligt dit op 94%. In 2008 was dit respectievelijk 88% en 95%. Net als in 2008 heeft slechts 5,2% van de verzekerden gekozen voor een vrijwillig eigen risico. Van deze groep verzekerden heeft het merendeel gekozen voor een eigen risico van € 255,- of van € 655,-. Collectief verzekerden kiezen iets vaker voor een vrijwillig eigen risico dan individueel verzekerden (5,4% versus 4,9%).
Verzekerdenmobiliteit 2009
7