NVL
Verwijzingsprotocol naar de lactatiekundige NVL
Auteurs: drs. Valerie Corver, c.b.-arts, Thebe JGZ Bernadette Rijpert, wijkverpleegkundige JGZ, Thebe Riannne van Mierlo, wijkverpleegkundige JGZ, Thebe Isabelle Velders, wijkverpleegkundige JGZ, Thebe Marian Takken, zorgmanager kraamzorg, Thebe Hanneke de Cock, verloskundige Tannet Rosendal, verloskundige Hennie Groot Roessink, lactatiekundige IBCLC, Thebe JGZ, NVL Martijn Weug, lactatiekundige IBCLC, Thebe JGZ, bestuurslid NVL Marga Wapenaar, lactatiekundige IBCLC, voorzitter NVL Elly Krijnen, lactatiekundige IBCLC, penningmeester NVL
In samenwerking met: drs. Anke Reumkens, Hogeschool van Utrecht Adriënne de Reede, Stichting Zorg voor Borstvoeding drs. Karin van Drongelen, Voedingscentrum Jacqueline Kasdorp, Zorgverzekeraar VGZ
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding 4 2. Verwijzingscriteria naar de lactatiekundige in de kraamperiode 5 3. Stroomdiagram verwijzing naar de lactatiekundige in de kraamperiode 8 4. Verwijzingsformulier voor de verloskundige naar de lactatiekundige 9 5. Verwijzingscriteria naar de lactatiekundige 10 6. Stroomdiagram verwijzing naar de lactatiekundige 14 7. Verwijzingsformulier naar de lactatiekundige 15 8. Lactatiekundig verslag (overdracht voor andere zorgverleners) 16
3
Inleiding De Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen (verder te noemen NVL) heeft, naar aanleiding van de pilot bij Thuiszorgorganisatie Thebe (verder te noemen Thebe) en Zorgverzekeraar VGZ (verder te noemen VGZ) het door Thebe ontwikkelde indicatieprotocol aangepast, zodat deze landelijk toepasbaar zijn, met als doel lactatiekundige zorg te vergoeden. Als onderdeel van deze aanpassing zijn de basiskwaliteitseisen lactatiekundige zorg ontwikkeld, zodat kwaliteit van geconsulteerde lactatiekundigen gewaarborgd is. Doelstelling Uitgangspunt is dat de begeleiding van borstvoeding in de reguliere gezondheidszorg wordt uitgevoerd: verloskundige, verpleegkundige, kraamzorg en de jeugdgezondheidszorg (verder te noemen JGZ). VGZ stimuleert het professionaliseren van het borstvoedingsbeleid door het belonen van de kraaminstellingen die het WHO/UNICEF Zorg voor Borstvoedingscertificaat hebben behaald. Soms kunnen problemen met betrekking tot de borstvoeding niet worden opgelost en is verwijzing naar een lactatiekundige noodzakelijk. Om te voorkomen dat de verwijzing willekeurig zal gebeuren, is er voorafgaand aan de pilot door twee werkgroepen een verwijzingsprotocol voor de JGZ en Kraamzorg ontwikkeld, in samenwerking met de NVL, het Voedingscentrum (verder te noemen VC), de Hogeschool Utrecht (verder te noemen HU), de Stichting Zorg voor Borstvoeding en Zorgverzekeraar VGZ.
Consult Als in dit verwijzingsprotocol wordt gesproken over een consult dan bedoelen wij hiermee het “face to face” contact tussen een zorgvrager en een lactatiekundige. Alleen bovengenoemde consulten komen na het hanteren van het verwijzingsprotocol voor vergoeding in aanmerking.
Elly Krijnen, IBCLC, bestuurslid NVL
december 2006
4
5.
4.
3.
2.
1.
Nr.
Verloskundige indicatie (pre- en Verloskundige interventie postnataal) De borstvoeding komt onvoldoende op - Hulpvraag verhelderen gang, bijvoorbeeld: - Eerste vragen beantwoorden - na ernstig bloedverlies - Alle interventies worden - na epiduraal anesthesie uitgevoerd volgens een - bij diabetisch mellitus borstvoedingsprotocol - na een keizersnede - Verstrekken van relevant foldermateriaal van VBN of LLL Aanlegproblemen: - Hulpvraag verhelderen - moederfactoren - Eerste vragen beantwoorden - kindfactoren - Het aanleggen van de baby - houdingsfactoren observeren - Indien de hulpvraag duidelijk is, reguliere interventies volgens borstvoedingsprotocol uitvoeren - De volgende dag opnieuw de baby aanleggen en de voedingssituatie beoordelen Kloven - Hulpvraag verhelderen - Observatie van het aanleggen - Reguliere interventies volgens borstvoedingsprotocol uitvoeren. Onverklaarbare en/of onoplosbare pijn - Hulpvraag verhelderen van moeder bij het voeden - Observatie van het aanleggen - Reguliere interventies volgens borstvoedings protocol uitvoeren Onvoldoende groei of geen groei vanaf - Wegen de vijfde dag - Naast de borstvoeding starten met bijvoeding volgens “richtlijn
Verwijzingscriteria naar de lactatiekundige in de kraamperiode
5
Indien de groei binnen twee dagen na de interventies niet duidelijk verbetert, wordt de moeder
Indien de situatie niet verbetert na één à twee dagen na reguliere interventies, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige Indien de situatie niet verbetert na één à twee dagen, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige
Indien na één à twee dagen na reguliere interventies de situatie niet duidelijk verbetert, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige
Indien de borstvoeding na de interventies niet voldoende of beter op gang komt, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige.
Moment van verwijzing
Kinderen die de borst weigeren
Aan het eind van het kraambed wordt nog gebruik gemaakt van hulpmiddelen waarbij het risico bestaat dat het borstvoedingsproces wordt verstoord.
7.
8.
bijvoeden” van de NVL (eerste keus is afgekolfde moedermelk, dit desgewenst in combinatie met kunstvoeding) - De hoeveelheid bijvoeding en het aantal keren borstvoeding noteren - Het aantal plas- en poepluiers noteren - Voedings- en rustadviezen aan moeder geven volgens een borstvoedingsprotocol Reguliere interventies volgens borstvoedings protocol uitvoeren - Adviseren volgens een borstvoedingsprotocol - Reguliere interventies volgens borstvoedings protocol uitvoeren - Verstrekken van relevant foldermateriaal - Hulpvraag verhelderen - Borstvoedingsessie bijwonen en ondersteunen Reguliere interventies volgens borstvoedings protocol uitvoeren Informatie verstrekken over de risico’s, b.v. borstontsteking, tepelkloven, spruw, onvoldoende groei, het verminderen van de
en Verloskundige interventie
Borstontsteking
(pre-
6.
indicatie
Verloskundige postnataal)
Nr.
6
Wanneer bij het afsluiten van het kraambed deze hulpmiddelen nog worden gebruikt, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige
Indien de situatie niet verbetert na één à twee dagen na reguliere interventies, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige.
De moeder wordt na reguliere interventies zonder succes in overleg verwezen naar de lactatiekundige
verwezen naar de lactatiekundige.
Moment van verwijzing
Borstvoedingsproblemen bij een meerling
Kinderen of moeders met een aangeboren, verworven ziekte of afwijking, waarbij het normale borstvoedingsproces risico loopt verstoord te worden. Kinderen met o.a.: - prematuriteit/dysmaturiteit - syndroom van Down - schisis - enz. Moeders met o.a.: - handicap aan de bovenste ledematen - status na borstoperatie - zintuiglijke stoornissen - schildklierafwijkingen - enz.
10.
11.
9.
Verloskundige indicatie (pre- en postnataal) Denk hierbij aan het gebruik van kolf, tepelhoedje, cupje, vingervoeder of borstvoedingshulpset, etc. Symptomen die kunnen wijzen op: - spruw bij de baby - candida infectie bij de moeder
Nr.
Reguliere interventies volgens borstvoedings protocol uitvoeren - Verstrekken van relevant foldermateriaal - Hulpvraag verhelderen - Eerste vragen beantwoorden - Reguliere interventies volgens borstvoedings protocol uitvoeren - Op vraag verstrekken van relevant foldermateriaal van VBN of LLL - Hulpvraag verhelderen - Eerste vragen beantwoorden - Reguliere interventies volgens borstvoedings protocol uitvoeren - Op vraag verstrekken van relevant foldermateriaal van VBN of LLL -
melkproductie en het uitgeput raken van moeder
Verloskundige interventie
7
Indien de moeder preventief wordt verwezen naar de lactatiekundige wordt de verwijzing met de moeder besproken na de 24e week in de zwangerschap.
Indien de verloskundige constateert dat de borstvoedingsproblemen niet direct oplosbaar zijn, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige.
Indien de verloskundige constateert dat de borstvoedingsproblemen niet direct oplosbaar zijn, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige.
De moeder wordt in overleg verwezen naar de lactatiekundige.
Moment van verwijzing
Stroomdiagram verwijzing naar de lactatiekundige in de kraamperiode Borstvoedingsvragen in de kraamperiode van ouders en kraamverzorgende*
Vraag komt bij de Verloskundige
Kraamorganisatie De organisatie beantwoordt de vraag volgens borstvoedingsprotocol
De kraamzorgorganisatie verwijst naar de lactatiekundige***
1 De verloskundige beantwoordt zelf de vraag volgens een borstvoedingsprotocol 2 De verloskundige overlegt met een collega of met de lactatiekundige 3 De verloskundige verwijst naar de lactatiekundige met behulp van het verwijzingsformulier**
De lactatiekundige brengt een huisbezoek bij de cliënt
1. De lactatiekundige rapporteert en verwijst terug naar de verloskundige en het consultatiebureau, middels het overdrachtsformulier. 2. Aan de ouder wordt een kopie van het overdrachtsformulier opgestuurd.
*
Dit stroomdiagram is ook van toepassing prenataal bij kinderen of zwangeren met een aangeboren of verworven ziekte (zie nr. 1 verwijscriteria) ** Verwijzing naar aanleiding van criterialijst en door middel van verwijzingsformulier *** Het kraamcentrum heeft voor verwijzing altijd overleg met de verloskundige
8
Verwijzingsformulier voor de verloskundige naar de lactatiekundige Naam Adres Postcode Telefoon Verzekering Verz.nr.
Naam baby Geboortedatum Zwangerschapsduur Geboortegewicht Laagste gewicht Laatste gewicht/datum
Aan: ……………………………… (naam lactatiekundige naar wie verwezen wordt) Gegevens bevalling Duur: ……………………………………….… uren Uitdrijving: …………………………….… minuten O Thuis O Poliklinisch O Klinisch, indicatie: ……………………………… O Duur opname: ……………………………dagen O Verloskundige: ………………………………….. O Specialist: ……………………………………….. O Kleur vruchtwater: …………………………….. O Placenta: ………………………………………… O Apgarscore: ……………………………………..
O O O O
Hoofdligging Stuitligging Spontaan Kunstverlossing: Vacuüm Tang Keizersnede
Bijzonderheden: …………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… Reden verwijzing: prenataal / postnataal (omcirkel) O Kind drinkt niet goed aan de borst O Tepelproblemen: ……………………………….. O Borstvoeding komt onvoldoende op gang O Onvoldoende groei vanaf dag vijf O Ziekte/aangeboren afwijking kind …………… ………………………………………………………… O Ziekte/aandoening moeder ……………………. …………………………………………………………
O O O O O O
Aanlegprobleem Borst weigeren Borstvoedingsprobleem bij meerling Onverklaarbare/onoplosbare pijn Aanhoudend gebruik van hulpmiddelen Dreigende borstontsteking
O Anders ……………………………………………. …………………………………………………………
Toelichting / bijzonderheden: ………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Verwezen door: ……………………………………..
Verloskundigenpraktijk: ………………………………….
Adres verloskundigenpraktijk: …………………………………………………………………………………………….. Telefoonnummer: …………………………………………………………………………………………………
Datum: ………………………………………..
Handtekening: ……………………………….…
9
3.
2.
1.
Nr.
(pre-
Definitie: onvoldoende groei, meer dan 7% afgevallen, de zuigeling is niet terug op het geboortegewicht na twee tot drie weken
Failure to thrive
Oriënterend huisbezoek of indicatieconsult: - Hulpvraag verhelderen - Het aanleggen van de baby observeren - Indien de hulpvraag duidelijk is, interventies volgens borstvoedingsprotocol uitvoeren - Na twee tot drie dagen telefonisch contact met de moeder om een eerste inschatting te maken of de gegeven adviezen adequaat zijn Oriënterend huisbezoek of indicatieconsult bij JGZ-verpleegkundige: - Hulpvraag verhelderen - Eerste vragen beantwoorden - Indicatieconsult bij de c.b.-arts, of het kind wordt besproken in de nabespreking van het c.b. - Alle interventies worden uitgevoerd volgens een borstvoedingsprotocol - Verstrekken van relevant foldermateriaal van VBN of LLL - Indicatieconsult bij c.b.-arts - Naast de borstvoeding starten met bijvoeding volgens “richtlijn bijvoeden” van de NVL, afgekolfde moedermelk of kunstvoeding - Na twee tot drie dagen wegen, de
en Verloskundige interventie
Definitie: de zuigeling kent een trage groei (minder dan 80 gram per week). Maar de zuigeling is binnen de drie weken terug op het geboortegewicht
De langzaam groeiende zuigeling
Pijn bij het voeden
Verloskundige indicatie postnataal) Aanlegproblemen: - moederfactoren - kindfactoren
Verwijscriteria naar de lactatiekundige jeugdgezondheidszorg
10
Indien de groei binnen twee tot drie weken na de interventies niet duidelijk verbetert, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige
Indien de groei binnen twee weken na de interventies niet duidelijk verbetert, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige
Indien na één of twee dagen de situatie niet duidelijk verbetert, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige
Moment van verwijzing
Borstontsteking
Symptomen die kunnen wijzen op: - spruw bij de baby - candida infectie bij de moeder
5.
6. -
-
-
-
Moment van verwijzing
11
Telefonisch overleg lactatiekundige (indien binnen de organisatie) Adviseren borstvoedingsprotocol Verwijzen naar de huisarts Verstrekken van relevant foldermateriaal Telefonisch consult met de lactatie- De moeder wordt (in overleg) kundige (indien aanwezig binnen de verwezen naar de organisatie) lactatiekundige.
Als de interventies na één week niet succesvol zijn, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige De medewerker van het c.b. kan voorafgaand aan de verwijzing telefonisch overleggen met de lactatiekundige (indien aanwezig binnen de organisatie) met De moeder wordt in overleg aanwezig verwezen naar de lactatiekundige volgens
hoeveelheid bijvoeding, de aantal keren borstvoeding en de natte luiers noteren - Voedingsadviezen en rustadviezen aan moeder geven volgens een borstvoedingsprotocol - Telefonisch overleg met de lactatiekundige (indien aanwezig binnen de organisatie) Informatie verstrekken over de risico’s, b.v. borstontsteking, tepelkloven, spruw, onvoldoende groei, etc. Aanlegadviezen geven volgens een borstvoedingsprotocol
en Verloskundige interventie
Aanhoudend gebruik van hulpmiddelen, waarbij risico’s bestaan voor het borstvoedingsproces. Met name wordt hierbij gedacht aan het gebruik van een tepelhoedje, fingerfeeding of cupfeeding, enz.
(pre-
4.
indicatie
Verloskundige postnataal)
Nr.
Moeders met o.a.: - handicap aan de bovenste ledematen - status na borstoperatie
Kinderen met o.a.: - prematuriteit/dysmaturiteit - syndroom van Down - cystic fibrosis - schildklierafwijkingen - hartafwijkingen - enz.
Kinderen of moeders met een aangeboren, verworven ziekte of afwijking, waarbij het normale borstvoedingsproces risico loopt verstoord te worden.
8.
Verstrekken foldermateriaal
van
relevant
Oriënterend huisbezoek of indicatieconsult: - Hulpvraag verhelderen - Eerste vragen beantwoorden - Eventueel telefonisch overleg met de lactatiekundige (indien aanwezig binnen de organisatie) - Op vraag verstrekken van relevant foldermateriaal van VBN of LLL
Oriënterend huisbezoek of indicatieconsult: - Hulpvraag verhelderen - Eerste vragen beantwoorden - Eventueel telefonisch overleg met de lactatiekundige (indien aanwezig binnen de organisatie) - Op vraag verstrekken van relevant foldermateriaal van VBN of LLL
-
en Verloskundige interventie
Borstvoedingsproblemen bij een meerling
(pre-
7.
indicatie
Verloskundige postnataal)
Nr.
12
Indien de JGZ-verpleegkundige constateert dat de borstvoedingsproblemen niet direct oplosbaar zijn, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige
Indien de JGZ-verpleegkundige constateert dat de borstvoedingsproblemen niet direct oplosbaar zijn, wordt de moeder verwezen naar de lactatiekundige
Moment van verwijzing
10.
Induced lactation adoptiekinderen)
(b.v.
-
bij -
-
Relactatie (opnieuw beginnen met borst- voeding) -
Hulpvraag verhelderen Telefonisch overleg met de lactatiekundige (indien aanwezig binnen de organisatie) Het verstrekken van relevante informatie, betreffende de haalbaarheid van het relacteren Hulpvraag verhelderen Telefonisch overleg met de lactatiekundige (indien aanwezig binnen de organisatie) Het verstrekken van relevante informatie, betreffende de haalbaarheid
en Verloskundige interventie
9.
(pre-
Verloskundige indicatie postnataal) - zintuiglijke stoornissen - post partum depressie - schildklierafwijkingen - enz.
Nr.
13
Indien de moeder daarom verzoekt, kan de moeder verwezen worden naar de lactatiekundige
In samenspraak met de moeder kan de JGZ-verpleegkundige adviseren de lactatiekundige te consulteren
In samenspraak met de moeder kan de JGZ-verpleegkundige adviseren de lactatiekundige te consulteren
Moment van verwijzing
Stroomdiagram verwijzing naar de lactatiekundige vanuit jeugdgezondheidszorg Borstvoedingsvragen vanaf het eerste huisbezoek
Organisatie
De organisatie beantwoordt vraag volgens borstvoedingsprotocol
Vraag komt bij de JGZ-verpleegkundige of de c.b.-arts
1. De JGZ-verpleegkundige of c.b.-arts beantwoordt zelf de vraag, volgens het borstvoedingsprotocol 2. De JGZ-verpleegkundige of c.b.-arts overlegt met een collega of met de lactatiekundige (indien aanwezig in de organisatie) 3. De JGZ-verpleegkundige of c.b.-arts verwijst naar de lactatiekundige met behulp van het verwijzingsformulier*
De lactatiekundige brengt een huisbezoek bij de cliënt De cliënt consulteert de lactatiekundige op de praktijk
1. De lactatiekundige rapporteert en verwijst terug naar de verloskundige en het consultatiebureau middels het overdrachtsformulier 2. Aan de ouder wordt een kopie van het overdrachtsformulier gestuurd
* Verwijzing naar aanleiding van criterialijst en door middel van verwijzingsformulier.
14
Verwijzingsformulier vanuit jeugdgezondheidszorg naar de lactatiekundige Naam Adres Postcode Telefoon Verzekering Verz.nr.
Naam baby Geboortedatum Zwangerschapsduur Geboortegewicht Laagste gewicht Laatste gewicht/datum
Aan: …………………………………………. (naam lactatiekundige naar wie je verwijst) Gegevens bevalling Duur: ……………………………………….… uren Uitdrijving: …………………………….… minuten O Thuis O Ziekenhuis O Verloskundige: ………………………………….. O Specialist: ……………………………………….. O Kleur vruchtwater: ……………………………..
O O O O
Hoofdligging Stuitligging Spontaan Kunstverlossing: Vacuüm Tang Keizersnede
Bijzonderheden: …………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… Reden verwijzing O Kind drinkt niet goed aan de borst O Tepelproblemen: ……………………………….. O Borstvoeding komt onvoldoende op gang O Onvoldoende groei vanaf dag vijf O Ziekte/aangeboren afwijking kind …………… ………………………………………………………… O Ziekte/aandoening moeder ……………………. …………………………………………………………
O O O O O O
Aanlegprobleem Borst weigeren Borstvoedingsprobleem bij meerling Onverklaarbare/onoplosbare pijn Aanhoudend gebruik van hulpmiddelen Dreigende borstontsteking
O Anders ……………………………………………. …………………………………………………………
Toelichting / bijzonderheden: ………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. Verwezen door: ……………………………………..
Naam verwijzer: ………………………………….…
Adres consultatiebureau: ……………………………………………………………………………………….
Datum: ………………………………………..
Handtekening: ……………………………….…
15
Lactatiekundig verslag (overdracht voor andere zorgverleners) Naam moeder Adres Postcode Woonplaats Telefoon Verz.nr.
Naam baby Geboortedatum Zwangerschapsduur Geboortegewicht Laagste gewicht Laatste gewicht/datum
Aan: …………………………………………………………………………………………………….. Hiermee wil ik je informeren dat bovenstaande ouder(s) met hun baby mij hebben geconsulteerd met betrekking tot een borstvoedingsprobleem. Het consulteren betrof: Techniek en training: O instructie en uitleg O juiste positie aan de borst O beoefening van de zuigtechniek O afkolven O opvang en bewaren van borstvoeding O anders, nl. ………………………………
Gebruikte hulpmiddelen: O elektrische kolf O voedingsspuitje O borstschelp of vormer O handkolf O borstvoedingshulpset (BHS) O anders, nl. ……………………………………
Samenvatting van het consult ……………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………….… ……………………………………………………………………………………………………………. .…………………………………………………………………………………………………………… Instructie aan de ouders ……………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………….… ……………………………………………………………………………………………………………. .……………………………………………………………………………………………………………
Lactatiekundige: ……………………………………………………………………………………… Plaats:…………………………………………………..
Datum:…………………………………
16