Verwerkingsrichtlijnen ® Brick Buitengevelisolatiesystemen
Inhoudsopgave
Inleiding
1 : Voorbehandeling van de ondergrond . .... 4
In deze uitgave vindt u de verwerkingsrichtlijnen voor REDArt Brick® buitengevelisolatiesystemen met gevelstenen afwerking.
2 : Plaatsing van de profielen . ..................... 5 3:P laatsing van de ULTRA isolatieplaten............................................ 7 4:H et aanbrengen van het wapeningsnet en de bekledingsmortel......................... 11
Meer informatie over deze en andere ROCKWOOL producten vindt u op www.rockwool.nl.
Zorg ervoor dat u altijd beschikt over de meest recente versie van de verwerkingsrichtlijnen en relevante technische productbladen. Werk enkel met de producten en / of onderdelen behorende tot het REDArt Brick gevelisolatiesysteem.
6
5 : De afwerklaag . ...................................... 13 5
3
2
1
1
Ondergrond
2
REDArt Brick Isolatieplaat
3
REDArt Brick Lijm- en wapeningsmortel
4
Gevelstenen afwerking
5
Hoekprofiel met wapeningsnet
6
Isolatie ankers voor mechanische bevestiging
4
2
3
1. Voorbehandeling van de ondergrond 01
01
Reiniging van de ondergrond
De ondergrond dient droog, vlak en draagkrachtig te zijn, vrij van stof, algengroei en overige verontreinigingen. Een vervuilde ondergrond kan de hechting van de lijmmortel en ULTRA isolatieplaat verminderen. De ondergrond onder hoge druk met water (Fig. 01) of mechanisch (bijvoorbeeld met behulp van een staalborstel) reinigen. Indien nodig kan de ondergrond worden gereinigd met een algenreinigingsmiddel.
03
Steigers
n Aanbevolen wordt vrijstaande steigers te gebruiken en (bij voorkeur) geen steigers die worden bevestigd aan of in de te isoleren ondergrond. Hierdoor hoeft u achteraf geen steigergaten en andere onderbrekingen te herstellen. n De steiger moet over de volle hoogte van de gevel worden geplaatst. De breedte moet minimaal 1 m zijn. De steigerslagen moeten om de 2 meter worden aangebracht. n De steiger moet aan de bovenzijde waterdicht zijn afgedekt met witte licht-doorlatende of transparante zeilen die ten minste doorlopen tot en met de bovenste steigerslag.
n O neffenheden >10 mm eerst herstellen met egalisatiemortel.
02
n I ndien de bestaande spouw niet geïsoleerd is, met behulp van een endoscoop de spouw en spouwankers inspecteren. Is de spouw wel voorzien van isolatie, dan dient er een aantal stenen uitgehakt te worden om te controleren of de spouwankers in goede conditie zijn (niet gecorrodeerd of beschadigd). Zijn de spouwankers beschadigd, dan dienen na overleg met de constructeur renovatie-spouwankers te worden aangebracht, volgens beoordelingsrichtlijn URL 40.01. n B eplanting, schuttingen en andere obstakels verwijderen.
02
Inspectie van de ondergrond
n C ontroleer de ondergrond op oneffenheden en losse delen. Bestaande, gepleisterde ondergronden controleren op blazen en losse delen met een hamertest (Fig. 02). Deze dienen te worden verwijderd alvorens het oppervlak te egaliseren met een egalisatiemortel. n O m de vlakheid te bepalen dient deze opgemeten te worden middels het spannen van een metselkoord langs de bestaande gevel. Oneffenheden < 10 mm kunnen geëgaliseerd worden door verlijming van de isolatieplaten met puntrand verlijming.
4
n I n geval van optrekkend vocht, een strook DPC folie in de muur aanbrengen ter plaatse van het basisprofiel. n B estaande pleisterlagen rond raam- en deurstijlen verwijderen, zodat het isolatiesysteem goed op de ondergrond kan hechten. Ook geverfde oppervlakken moeten worden gecontroleerd. Loszittende verfdelen verwijderen en de ondergrond grondig reinigen.
n De steiger moet zijn voorzien van trappenhuizen, met maximale tussenafstanden van 40 m. n Opgangen moeten buiten de steiger worden geplaatst en moeten worden afgeschermd. n Muurafstand in overleg met de verwerker i.v.m. de maatvoering van het systeem. Sterk aanbevolen wordt de steiger pas te verwijderen als de laatste laag van het afwerksysteem voldoende is uitgehard en gedroogd. NEN Steigers moeten voldoen aan de geldende normen, bijvoorbeeld NEN-EN 1004 voor rolsteigers opgebouwd uit geprefabriceerde onderdelen en NEN-EN 12810 voor gevelsteigers vervaardigd van geprefabriceerde onderdelen.
n De steiger moet zijn voorzien van regenwerend gaas/netten tot aan straatniveau. De netten moeten verticaal aan de buitenkant van de steiger worden geplaatst. De netten moeten in de winterperiode regen en wind voor 90 % tegenhouden, in de zomerperiode voor 60 %.
2. Plaatsing van de profielen 04
Bevestiging van de profielen
n De sokkelprofielen worden gemonteerd vóór de plaatsing van de isolatieplaten. n Deze mogen niet onder en moeten minstens 15 cm boven het maaiveld worden bevestigd (tenzij anders gespecificeerd).
n De profielen met een onderlinge afstand van 3 mm laten aansluiten met behulp van verbindingsstukjes. n In- en uitwendige hoeken op verstek afzagen (Fig. 04). Let op dat de profielen niet afbreken. 04
n Bevestig de sokkelprofielen met slagpluggen met een maximale onderlinge afstand van 30 cm waterpas aan de ondergrond, eventueel uitvullen met opvulstukjes (Fig. 03). 03
n D e maten van de gevel controleren aan de hand van de koppen- en lagenmaat. Aan de hand van de nieuwe afmetingen weer de koppen- en lagenmaat bepalen voor de gevelstenen. De informatie over de gevelstenen kunt u opvragen bij uw steenleverancier.
5
3. Plaatsing van de ULTRA isolatieplaten 05
Afdichting van de ondergrond
n Het REDArt Brick systeem is bedoeld om een gevel te isoleren en te bekleden. Kozijnen dienen waterdicht in de gevel gemonteerd te zijn d.m.v. Fiberband. Ook dakrandaansluitingen dienen waterdicht aangesloten te zijn. Kozijnen kunnen beter terugliggend in de gevel worden uitgevoerd zodat er een neggekant ontstaat. Met kozijnen die in de gevellijn of daarbuiten zijn geplaatst loopt u meer risico op lekkages. n Aansluitingen met waterslagen en kozijnen ls u het REDArt Brick systeem aansluit tegen A stalen of aluminium waterslagen en tegen kozijnen, dan moet u ervoor zorgen dat de waterslagen als gevolg van thermische werking kunnen krimpen en uitzetten. Het REDArt Brick systeem dat u aanbrengt mag daarbij niet worden beschadigd, maar u moet wel een blijvende afdichting kunnen garanderen. n Aansluitingen met schuimband ij aansluiting van het REDArt Brick systeem op B andere bouwdelen, dient u daarvoor geïmpregneerd opencellig schuimband in voorgecomprimeerde vorm te gebruiken. Breng het schuimband met enige overlap aan op alle bouwdelen. Alle bouwdelen moeten droog, schoon en vetvrij zijn. Gebruik alleen nieuw schuimband. Na de montage van de isolatieplaten moet het vooraf geplaatste schuimband gelijk liggen met de voorkant van de aansluiting. Volg nauwgezet de verwerkingsvoorschriften van de leverancier, vooral als het gaat om de voegbreedte tussen de platen en de kozijnen.
n Aansluitingen met kit
05
ls u een kit gebruikt als afdichtingsmateriaal, dan A moet de vrije ruimte tussen de gevelstenen en de constructie ten minste 5 mm zijn. Controleer voor het aanbrengen of:
Het aanmaken van de lijmmortel
n REDArt Brick lijmmortel aanmaken met zuiver water (zie verpakking voor de juiste hoeveelheid). n Meng de lijmmortel met een mixer door toevoeging van zuiver water tot een homogene, klontvrije lijmspecie. Na ca. 10 minuten opnieuw doormengen (Fig. 05).
- beide hechtvlakken droog, vetvrij en stofvrij zijn; - de ondergrond eventueel eerst moet worden voorzien van een geschikte primer. Volg altijd de aanwijzingen van de leverancier.
n Maak niet meer aan dan binnen 2 à 3 uur kan worden verwerkt en meng deze elke 30 minuten nog eens door.
n Waterslagen ij toepassing van metalen waterslagen mogen deze B niet langer zijn dan 3 meter. Dit in verband met de thermische uitzetting. De mogelijke uitzetting van (metalen) waterslagen moet in de aansluiting met de kopschotjes kunnen worden opgevangen. De aluminium waterslagen dienen uitgevoerd te worden met “dubbele” kopschotten. Bij andere materialen dienen deze altijd voorzien te zijn van een opstaande rand aan beide zijden. De waterslagen moeten aan de voorzijde een overstek hebben van ten minste 30 mm. De overstek wordt gemeten vanaf het oppervlak van de afwerking tot het punt waar de druppel valt. De eventuele koppelstukken en kopschotjes moeten met een speling van 4 mm zijn gemonteerd. De waterslagen moeten op de juiste manier zijn bevestigd daar deze behoorlijk belast worden door b.v. plaatsing van een ladder. Volg voor een juiste montage altijd de richtlijnen van de fabrikant.
06
06
n Tijdens en na het aanbrengen van de specie mag de omgevingstemperatuur en de temperatuur van de ondergrond niet lager zijn dan 5°C en niet hoger zijn dan 30°C. De specie niet aanbrengen op bevroren of ontdooiende ondergronden, of bij risico op vorst binnen de 24 uur. De aangebrachte specie beschermen tegen zon, wind en slagregen.
BELANGRIJK: Voeg na het mengen geen water meer toe aan de lijmspecie.
07
Het aanbrengen van de lijmmortel
Plaats de isolatieplaten alleen op stofvrije en draagkrachtige ondergronden. n Bij vlakke ondergronden: breng de lijmspecie aan volgens de volvlak verlijming. Gebruik hiervoor een getande spaan. Breng de lijmspecie met de getande spaan aan en verdeel deze over de gehele plaat. Het is van belang de lijmspecie goed in de plaat te drukken voor een optimale hechting op de ondergrond (Fig. 06). 07
n Bij minder vlakke ondergronden of waar egalisatie nodig is: breng de lijmspecie aan volgens de puntrand verlijming. Breng de lijmspecie worstvormig langs alle zijkanten (minimaal 50 mm verwijderd van de rand) van de isolatieplaat en minstens driemaal over de breedte aan (minimaal 40% verlijming van het oppervlak). Breng de lijmspecie aan met een laagdikte die niet dikker is dan 15 mm voor een optimale hechting op de ondergrond (Fig. 07).
Breng de lijmspecie langs de zijkanten op uniforme wijze aan om te voorkomen dat deze bij plaatsing in de voegen tussen de isolatieplaten wordt gedrukt. 6
7
08
07.01 Plaatsing van de ULTRA isolatieplaten
10
Breng de gelijmde isolatieplaat aan door deze met een schuivende beweging strak aan te sluiten op de gewenste positie (Fig. 08). Vervolgens de isolatieplaat goed aankloppen voor een vlakke aansluiting en verlijming. Lijmspecieresten die achterblijven op de ondergrond of tussen de plaatnaden naar buiten gedrukt worden verwijderen, zodat koudebruggen of scheurvorming in de afwerklaag worden voorkomen.
Start bij de plaatsing van de isolatieplaten vanaf het sokkelprofiel en werk verder naar boven. De isolatieplaten dienen altijd in verband te worden aangebracht. Op de hoeken de isolatieplaten gelijk aan de dikte van de isolatie om en om over laten steken. Dit voorkomt snijdafval (Fig. 10). Plaats geen isolatieplaten met een breedte of hoogte van minder dan 200 mm.
Bij lichte krommingen van de ondergrond kan worden volstaan met het inkepen of het verticaal plaatsen van de isolatieplaten. Inkepingen zijn alleen toegestaan aan de zijde van de isolatieplaat die op de ondergrond wordt verlijmd. 09
Maak bij sterke krommingen van de ondergrond gebruik van vormstukken met extra mechanische bevestigingen.
07.04 C ontrole of de isolatieplaten vlak zijn aangebracht
11
BELANRIJK:
Controleer tijdens voorgaande verwerkingsstappen regelmatig met een waterpas of de isolatieplaten vlak zijn aangebracht (Fig. 11).
08
Isolatieplaten die al enige minuten zijn verlijmd, kunnen NIET meer worden verplaatst, omdat de lijmverbinding dan breekt.
Afdichtingstape
Aansluitingen met niet te isoleren gebouwdelen, zoals raam- en deuropeningen dienen waterdicht te worden uitgevoerd met behulp van afdichtingstape. Deze dient ook te worden aangebracht rondom doorvoeringen zoals luchtafvoeren e.d.
07.02 Plaatsing van de isolatieplaten rondom gevelopeningen Er mogen zich geen plaatnaden rond hoeken om gevelopeningen bevinden. Isolatieplaten rondom kozijnen en deuropeningen moeten daarom altijd op maat worden gesneden. Houd tussen de isolatieplaat en de gevelopening minstens 200 mm vrij. Vermijd details waarbij kozijnen vlak in de gevel zijn ontworpen (Fig. 09). De isolatie wordt altijd overlappend over het afdichtingsmateriaal van raam- en deurstijlen aangebracht.
07.03 P laatsing van de isolatieplaten rondom hoeken
09
Kierafdichting
Kieren tussen isolatieplaten groter dan 2 mm dienen te worden opgevuld met repen steenwol (Fig. 12).
BELANGRIJK: 12
Vul eventuele kieren niet met specie omdat dit koudebruggen of scheurvorming in de afwerklaag kan veroorzaken. In geen geval de kieren vullen met PUR schuim.
8
9
48h 13
Laat de lijmmortel tenminste 48 uur drogen alvorens mechanische bevestiging toe te passen.
10
Mechanische bevestiging
4. Het aanbrengen van het wapeningsnet en de bekledingsmortel 15
De isolatieplaten worden naast verlijming ook additioneel mechanisch bevestigd.
n Maak niet meer aan dan binnen 3 uur kan worden verwerkt en meng deze elke 30 minuten nog eens door.
BELANGRIJK:
n De ondergrond dient geschikt te zijn voor de ankers. De in het REDArt Brick systeem voorgeschreven ankers kunnen worden toegepast op beton, kalkzandsteen, OSB en metselsteen. Indien de draagconstructie uit ander materiaal is opgebouwd dient er overleg plaats te vinden met ROCKWOOL. n Bevestigingsgaten worden door de isolatie in de ondergrond geboord (Fig. 13). Let op dat u het juiste type boor voor de betreffende ondergrond gebruikt. De juiste boordiepte is afhankelijk van het gekozen bevestigingsmateriaal. Boor altijd 10 mm dieper dan voorgeschreven om te voorkomen dat boormeel het boorgat blokkeert. Controleer hoeveel bevestigingspunten per isolatieplaat worden voorgeschreven. Bij 5 bevestigingspunten per isolatieplaat boort u de bevestigingspunten op de hoeken 100 – 150 mm uit de hoek naar binnen.
Voeg na het mengen geen water meer toe aan de lijmspecie. De lijmlaag dient minimaal 48 uur uit te harden voor het aanbrengen wapeningslaag.
12 16
10
Hoeken en hoekprofielen
Alvorens het wapeningsnet en de lijmmortel aan te brengen, dienen enkele geveldelen extra te worden beschermd.
Hoeken n Gebruik stroken wapeningsnet met een minimale afmeting van 30 x 30 cm. n Bij elke hoek van ramen en deuren diagonaal (45°) een extra strook wapeningsnet aanbrengen. n Deze strook aanbrengen met een dunne laag lijmspecie. Druk de specie goed in de isolatie voor een optimale hechting (Fig. 16). Extra stroken wapeningsnet dienen ook te worden aangebracht rond inbouwdozen of doorvoeren. Deze moeten de wapeningslaag daaronder met minimaal 10 cm overlappen en worden diagonaal (45°) aangebracht.
De mechanische bevestiging dient te worden aangebracht vóór het aanbrengen van de wapeningsmortel en het wapeningsnet en na het uitharden van de lijmlaag. n Plaats de plug in het boorgat tot de bovenkant van de schotel gelijk is met het oppervlak van de isolatieplaat en schroef of sla (afhankelijk van het type plug) deze vast (Fig. 14). Let op dat de plug de isolatieplaat niet insnoert en niet meer dan 5 mm onder het oppervlak van de isolatieplaat ligt. Een te diep bevestigde plug moet worden verwijderd en vervangen. Bevestig een nieuwe plug op een naastgelegen plek.
et aanmaken van de H lijm- en wapeningsmortel
n Meng een hele zak REDArt Brick Lijm- en wapeningsmortel met een mixer door toevoeging van zuiver water tot een homogene, klontvrije specie. Na ca. 10 minuten opnieuw doormengen (Fig.15).
n Waar de verticale belasting op het REDArt Brick systeem wordt overgebracht door de lijmmortel, dient de windbelasting opgevangen te worden door de isolatieankers. Daarbij mogen de ankers niet uit de draagconstructie getrokken worden en mag de isolatie niet over de ankers heen getrokken worden.
14
11
17
Hoekprofielen n Hoekprofielen worden vol en zat in de specie gesteld. n Controleer of het hoekprofiel vlak en in het lood is geplaatst (Fig. 17). n Als het hoekprofiel niet standaard voorzien is van een wapeningsnet, adviseren wij deze aan te brengen in een losse strook van 15 cm.
11
5. De afwerklaag 18
13
et aanbrengen van de lijmspecie en H het wapeningsnet
Het aanbrengen van de gevelstenen 21
n Tijdens en na het aanbrengen van de specie mag de omgevingstemperatuur niet lager zijn dan 5°C en niet hoger zijn dan 30°C. Deze mag niet worden aangebracht bij risico op vorst binnen 48 uur.
De koppenmaat n De gedeclareerde maatvoering van de toe te passen gevelbakstenen kunt u opvragen bij de fabrikanten, Daas baksteen, Engels baksteen en Wienerberger.
n De lijmspecie aanbrengen in een laagdikte van ca. 5-6 mm met behulp van een spaan (Fig. 18).
n In de voorbereidingsfase is het aan te raden een proefstuk (met de bakstenen uit de te leveren productie) op te zetten voor de bepaling van de koppenmaat.
n Vervolgens het wapeningsnet inbedden. Controleer voor aanvang of het isolatiemateriaal vrij van stof en loszittende delen is.
De lagenmaat
Wapeningsnet 19
n Er mag alleen gebruik worden gemaakt van het REDArt Brick wapeningsnet. Dit i.v.m. de bestandheid tegen veroudering door de alkalische werking van de mortel.
Voor de afwerking met gevelstenen kunt u binnen het REDArt Brick systeem kiezen uit een zeer omvangrijk assortiment van de fabrikanten;
n Deze wordt gelijkmatig aangebracht in de natte specie.
n Daas Baksteen
n Oneffenheden dienen te worden voorkomen of gladgestreken. n ROCKWOOL wapeningsnet is elke 10 cm voorzien van een rode band. Breng het wapeningsnet over het gehele geveloppervlak en bij elke hoek van gevelopeningen met een overlap van minstens 10 cm aan (Fig.19).
BELANGRIJK: Het wapeningsnet niet direct op de isolatieplaten, maar ingebed in de lijmspecie aanbrengen (Fig. 20). 20
Gebruik geen sponsbord. Gebruik voor het uitvlakken van het oppervlak GEEN extra laag lijmspecie, deze zal tijdens het uitharden loslaten. Laat de wapeningslaag tenminste 48 uur uitharden, alvorens de gevelstenen aan te brengen.
n Wienerberger n Engels Baksteen Geschikt zijn de gevelstenen die vallen binnen de onderstaande classificatie (volgens tabel 5 uit BRL 1007); n IW (initiële wateropname) klasse II (0,5-1,5kg/m².min) n IW (initiële wateropname) klasse III (1,5-4,0Kg/m².min) n Vorstklasse F2 (C) of F2 (D) Gevelstenen dienen een minimale breedte te hebben van 20 mm.
14
Bepaling van de lagen- en koppenmaat
Gevelafmeting n Door het aanbrengen van het isolatiepakket krijgt het gebouw een andere maatvoering. Dit heeft hoofdzakelijk gevolgen voor de horizontale afmetingen. Deze maten dienen opgemeten te worden. n De neggekanten dienen tijdens het ontwerp opnieuw bepaald te worden vanwege het opgebrachte isolatiepakket. Houd hier rekening met de afmetingen van de hoekstenen. Muuropeningen n Afhankelijk welke detaillering er wordt toegepast bij kozijnen en muuropeningen veranderen ook deze afmetingen. Ook deze afmetingen moeten opnieuw worden bepaald.
12
n Indien de muuropeningen op verschillende hoogtes zitten, of als hier kleine afwijkingen in zitten, zijn deze eenvoudig op te vangen door een rollaag boven de kozijnen aan te brengen en de hoekstenen op maat te maken.
n Afhankelijk van de gevraagde lintvoeghoogte (minimaal 8 mm) zal de nieuwe afwerking met gevelstenen gerealiseerd worden. Gangbaar is een lagenmaat van 62,5 mm bij gebruik van een gevelsteen van 50 mm hoogte. Dan worden 16 lagen gevelstenen per m1 aangebracht. De lagenmaat kan variëren tussen de 58 mm en de 65 mm, afhankelijk van de gekozen gevelsteen en lintvoeghoogte. Rollagen n Met behulp van rollagen kunnen eventuele maatverschillen eenvoudig worden opgevangen. Het uitzetten van de lagen- en koppenmaat n De lagenmaat kunnen we op de profielen aftekenen. n Om de koppenmaat uit te zetten is het handig om op de isolatieplaat de lijn van de negge naar beneden af te tekenen, dat maakt het uitzetten van de koppenmaat eenvoudiger. Echter door afwijkingen en maten die geen veelvoud van de koppenmaat zijn, zullen de maten tussen muurdammen en kozijnen kunnen variëren.
15
Het aanmaken van de lijmmortel
De lijmmortel aanmaken met zuiver water, volg voor de juiste hoeveelheid de instructies op de verpakking. n Meng de lijmmortel met een mixer door toevoeging van zuiver water tot een homogene, klontvrije lijmspecie. Minimaal 3 minuten mengen met een hiervoor geschikte machine. Na ca. 10 minuten opnieuw doormengen. n Maak niet meer aan dan binnen ca. 2 uur kan worden verwerkt en meng deze elke 30 minuten nog eens door. Voeg in geen geval nog water toe na het mengen. n Tijdens en na het aanbrengen van de lijmspecie mag de omgevingstemperatuur en de temperatuur van de 13
6. Het aanbrengen van de voegmortel ondergrond niet lager zijn dan 5°C en niet hoger zijn dan 30°C. De lijmspecie niet aanbrengen op bevroren of ontdooiende ondergronden, of bij risico op vorst binnen 24 uur. De aangebrachte specie beschermen tegen zon, wind en slagregen. n Borstel de gevelstenen vrij van het eventuele zaagstof.
n Voegen uitkrabben vóór het verharden van de lijm. Na 2 dagen drogen/uitharden kunnen de gevelstenen worden opgevoegd (Fig. 24).
24
n De lijmmortel met een getande lijmkam (8x8 mm) middels horizontale banen aanbrengen op de wapeningslaag (Fig. 22). Breng niet meer aan dan verwerkt kan worden binnen de open tijd (ca. 2 uur afhankelijk van temperatuur). Er dient een laagdikte van >5 mm te worden aangebracht. 22
16
ochtigheid en verwerkingsrichtlijnen V gevelstenen
Verwerkingsrichtlijnen gevelstenen
n De lijm vervolgens handmatig aanbrengen met een lijmkam van 8x8 mm onder een hoek van 60°. Gebruik niet meer lijm dan binnen de open tijd van 10 minuten kan worden verwerkt. Breng op de achterzijde van de gevelstenen een lijmlaagje van ca. 3 mm aan en plaats deze vervolgens met een lichte schuivende / drukkende beweging (butteringfloating methode), zodat een vol vlakke verlijming ontstaat (zonder luchtinsluitingen) (Fig. 23). 23
n Raadpleeg de voorschriften van de fabrikant. Vochtigheid is na het nat zagen van de gevelsteen bepalend. Het is aan te bevelen de gevelstenen na het verzagen voldoende te laten drogen. De droogtijd is uiteraard afhankelijk van de weersomstandigheden en de omstandigheden tijdens het verzagen. De gevelstenen dienen winddroog verwerkt te worden. Afstandhouders n Om het zakken van de gevelstenen en hoekstenen tegen te gaan, kan gebruik gemaakt worden van kunststof afstandhouders. n Met behulp van wigvormige afstandhouders kan de gevelsteen gemakkelijk “aan de draad” worden gedrukt. Bij een temperatuur van ± 20 °C is een ondersteuning van ca. 10-15 minuten voldoende. Verwijderen lijmvlekken n Het verwijderen van eventuele lijmvlekken op de gevelstenen en hoekstenen is eenvoudig zolang de lijmmortel nog nat is en niet uitgehard, deze zijn met schoon water en eventueel met een nylon borstel te verwijderen. Zodra de lijm is uitgehard is alleen mechanische reiniging nog maar mogelijk. Bij bezande gevelstenen kan een mechanische reiniging de bezanding aantasten.
14
17
Voorbereiding
25
Het bevochtigen van de gevelstenen n Bij het voegen is het erg belangrijk dat de voegmortel zich hecht aan de gevelstenen, om zo een goed regenscherm te creëren. Door de geringe dikte van de voegen (20 – 23 mm) is een goede en volledige vulling erg belangrijk. Het systeem is in grote mate afhankelijk van een goede uitvoering, waardoor het waterdicht regenscherm wel of niet wordt bereikt. n Afhankelijk van de weersomstandigheden dienen de verwerkte gevelstenen wel of niet worden bevochtigd. Heeft het recent geregend, maar is door de wind de steen aan het oppervlak weer droog, dan kun u direct starten met het voegen. Is door langdurig droog weer de gevel uitgedroogd, dan de gevel “nevelen”. Hierbij dient het water niet langs de gevel te lopen. Een handvormsteen neemt meer water op dan een strengperssteen. Houd hiermee rekening tijdens het voegen. Raadpleeg de voorschriften van de steenfabrikant. n Verwijder stof- en mortelresten uit de voegen. Houd rekening met een voegdiepte van minimaal 10 mm. Aanmaken voegmortel Meng machinaal de inhoud van een zak met zuiver leidingwater (zie verpakking voor de juiste hoeveelheid). Meng minimaal 2 minuten tot een homogene massa ontstaat. Voegspecie die onvoldoende gemengd is, kan tot een mindere kwaliteit en kleurverschillen leiden.
18
Verwerking
De voegmortel is verwerkbaar gedurende ca. 2 uur (afhankelijk van temperatuur). Verwerk de aangemaakte specie boven 0 °C. Zorg, om vervuiling te voorkomen, voor roestvast stalen gereedschap. Breng de voegspecie gelijkmatig aan in de voeg en zorg voor een goede verdichting van de voeg m.b.v. een geschikte voegspijker (Fig. 25). Type gevelsteen Voegdikte waalformaat (210X50) 12 mm dikformaat (210X65) 12 mm
19
Nabehandeling
Het voegwerk dient tegen uitdroging en tocht beschermd te worden. In het bijzonder bij warm en schraal weer. Bij veel wind kan de voegmortel ook te snel uitdrogen. Dek in deze omstandigheden het voegwerk af met een plastic folie of bevochtig het voegwerk regelmatig met een waternevel. Ook dient het voegwerk beschermd te worden tegen overmatige wateropname bij langdurige regenval. Bescherming kan door het aanbrengen van een folie over het voegwerk (zorg ervoor dat de folie zich niet hecht aan het voegwerk om vlekvorming te voorkomen). Witte uitslag en kleurverschillen in het voegwerk zijn, ondanks veel aandacht voor het product en de verwerking door o.a. weersomstandigheden niet altijd te voorkomen. Omdat wij geen invloed hebben op het weer en de bouwomstandigheden is de kans op ontstaan van witte uitslag of kleurverschillen niet uit te sluiten. Wij kunnen daarom geen aansprakelijkheid voor het eindresultaat aanvaarden.
Verbruik ± 7,5 kg/m2 ± 6,5 kg/m2
15
ABFNL20, Maart 2015
Create and protect® De ROCKWOOL Group is een betrouwbare partner bij het creëren van efficiënte en esthetische oplossingen die gebouwen beschermen tegen het milieu en het milieu tegen de impact van gebouwen. De ROCKWOOL Group levert wereldwijd producten en services die het mogelijk maken esthetisch verantwoorde gebouwen te creëren die zorgen voor comfortabele woon-, werk- en leefomstandigheden.
ROCKWOOL B.V. Postbus 1160, 6040 KD Roermond Industrieweg 15, 6045 JG Roermond T: 0475 35 35 35 E-mail:
[email protected] www.rockwool.nl
Productwijzigingen zijn voorbehouden zonder voorafgaande berichtgeving. ROCKWOOL kan geen aansprakelijkheid aanvaarden voor de eventuele aanwezigheid van (zet)fouten en onvolledigheden.