Wmo nota Gemeente Oisterwijk Een algemene visie over maatschappelijke ondersteuning
“Vertrouwen en Verbinden”
1
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
p. 3
2.
Oisterwijk als netwerkgemeente
p. 5
3.
De maatschappelijke en bestuurlijke context
p. 8
4.
Voor wie is meedoen niet vanzelfsprekend in Oisterwijk?
P. 13
5.
Hoe willen we dit bereiken: doelstellingen, uitgangspunten en speerpunten van ons beleid
p. 17
6.
Samenwerking
p. 29
7.
Proces
p. 33
8.
Samenvatting
p. 37
9.
Bijlagen
p. 38
2
Hoofdstuk 1
Inleiding
In 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd. Deze wet maakt meer nog dan in de welzijnswet van 1994, gemeenten verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van mensen, met als doel dat mensen mee kunnen doen in de samenleving, en zelfredzaam kunnen zijn. Omdat de wet in 2006 pas heel laat door de Tweede Kamer is aangenomen, heeft de gemeente Oisterwijk de wet in 2007 „beleidsarm‟ ingevoerd. Dat wil zeggen dat het bestaande beleid op het terrein van de maatschappelijke zorg zoveel mogelijk gelijk is gehouden, zodat de burgers nauwelijks iets zouden merken van de veranderingen. In 2007 is hard gewerkt aan de beleidsontwikkeling voor de Wmo. Dit resulteerde eind 2007 in de beleidsnota „zorgen voor elkaar‟, waarmee de gemeente Oisterwijk het Wmo beleid voor 2008-2011 heeft vastgelegd. Sindsdien heeft de gemeente Oisterwijk veel ervaring opgedaan met de uitvoering van de Wmo. Succesvolle projecten zoals „buurt aan zet‟ zijn toen gestart, er is beleid ontwikkeld voor de ondersteuning van mantelzorgers en nieuwe taken zoals het verstrekken van huishoudelijke hulp zijn ingevoerd. In regionaal verband zijn er afspraken gemaakt over de opvang van verslaafden, daklozen en slachtoffers van huiselijk geweld, en is er gewerkt aan preventief jeugdbeleid door de start van het Centrum voor Jeugd en Gezin en een betere afstemming en samenwerking met het onderwijs. De uitvoering van de Wmo in Oisterwijk wordt positief gewaardeerd in klanttevredenheidsonderzoeken die we zelf uitvoerden en van zorgaanbieders. Ook bij de landelijke Wmo Benchmark waar de gemeente jaarlijks aan deelneemt komt de gemeente Oisterwijk goed uit de bus. (Zie ook tussentijdse Wmo evaluaties). Toch kijkt de gemeente kritisch naar de toekomst. In toenemende mate ontstaat lokaal een spanning in de uitvoering van de Wmo. Decentralisatie van Rijkstaken (meestal zonder het bijbehorende budget), een toenemende vraag naar voorzieningen, en hulpvragen die ingewikkelder worden zijn enkele redenen hiervoor. Ook het besef dat de gemeente de komende jaren fors moet bezuinigen, maakt dat het noodzakelijk is om de gemeentelijke rol voor wat betreft de maatschappelijke ondersteuning, te bezien. Wij zien als gemeente echter ook kansen. De gemeente is wettelijk verplicht om eens in de 4 jaar een nieuwe Wmo beleidsnota te maken. In het nieuwe Wmo beleid, dat in 2012 moet ingaan, willen we de ervaring die landelijk en lokaal is opgedaan verwerken om de basisgedachte van de Wmo - dat iedereen mee moet kunnen doen - nog beter te gaan uitvoeren. De gemeente wil werken aan een zorgzame samenleving met aandacht voor elkaar. Een samenleving waarin mensen worden aangesproken op hun eigen kracht en verantwoordelijkheid maar zij ook in staat gesteld worden om hun eigen keuzes maken. Een samenleving waarin het weer gewoon wordt om elkaar een handje te helpen. De overheid blijft het vangnet bieden voor die mensen die het niet zelf kunnen. Bij deze uitvoering zullen de gedachten van „De Kanteling‟, en „Welzijn Nieuwe Stijl‟ leidend zijn. Hierover leest u meer in hoofdstuk 5. In deze Wmo nota staan de kaders aangegeven voor de gemeentelijke visie op maatschappelijke ondersteuning voor 2012 tot en met 2015. Hierin gaan we in op de ontwikkelingen in onze samenleving die invloed hebben op deze maatschappelijke
3
ondersteuning en geven we een omschrijving van de doelgroepen waar het om gaat. Vervolgens zullen we de gemeentelijke doelstellingen en uitgangspunten uitleggen en ingaan op de speerpunten die we voor onze gemeente willen benoemen. Tot slot zullen we ingaan op de samenwerking met de Wmo-Raad en onze partners. We sluiten af met de planning van het proces en de conclusies.
1.1
Bouwstenen
Bij de totstandkoming van deze nota zijn vier partijen op een bijzondere manier van betekenis geweest en hebben daardoor invloed gehad op het eindresultaat:
1.1.1 De Wmo-Raad De Wmo-Raad is in 2007, als uitvloeisel van de Wmo, opgericht en zij adviseert het college van B&W sindsdien gevraagd en ongevraagd over de beleidsmatige en uitvoerende ontwikkelingen van de Wmo. De Wmo-Raad is coproducent van deze nota. Hierover leest u meer in hoofdstuk 6. In dit document maken wij duidelijk hoe wij haar adviezen ter harte hebben genomen. Dit neemt overigens niet weg dat de Wmo-Raad haar eigenstandige positie behoudt en vrij is om op het uiteindelijke eindproduct te reageren. Bij de uitwerking van de Wmo visie zijn de uitgangspunten die de Wmo-Raad in haar beleidsvisie “betrokkenheid, binding en verantwoordelijkheid” heeft geformuleerd leidend:
Ontzie de kwetsbaren in de samenleving;
Vraag een naar inkomen en welvaart rechtvaardige en evenwichtige eigen bijdrage;
Bestrijd de armoede en voorkom sociale uitsluiting;
Investeer in de jeugd en biedt ze gelegenheden om een sociaal en maatschappelijk
Stimuleer alle activiteiten die een wezenlijke bijdrage leveren aan het versterken van de
Breng de zorg dichter bij de burger door kleinschaligere structuren te stimuleren en open
bewustzijn op te bouwen; sociale samenhang; de wegen naar de zorg door goede en begrijpelijke voorlichting.
1.1.2 De gemeenteraad Ook de gemeenteraad nam een bijzondere rol in in het proces. Omdat de gemeente fors moet bezuinigingen heeft zij het initiatief genomen om goed na te denken over wat de rol van de lokale overheid moet zijn in de toekomst. Hiertoe ontwikkelde zij de visie „Oisterwijk 2030‟. Hierin geeft zij onder andere aan dat Oisterwijk een sociaal sterke gemeente moet zijn, waar ruimte is voor jong en oud en specifieke doelgroepen. Zij benadrukt hierbij het belang van het behoud van sociale samenhang, het omzien naar elkaar en het oog hebben voor kwetsbare mensen. Vervolgens heeft de gemeenteraad een kerntakendiscussie gevoerd. Hieruit kwam onder andere naar voren dat zij kiest voor een vangnet voor de meest kwetsbaren die het echt nodig hebben, maar dat zij ook verwacht dat diegenen die een eigen verantwoordelijkheid kunnen dragen, die ook nemen. Voor de totstandkoming van de Wmo nota heeft de gemeenteraad een raadswerkgroep ingesteld. De raadswerkgroep heeft meegedacht over het proces. Dit heeft onder andere geresulteerd in een zeer goed bezochte informatiebijeenkomst voor gemeenteraadsleden, waarbij we de kaders hebben geschetst van de kanteling, maar tegelijk de kwetsbare praktijk
4
hebben belicht met een casusvoorbeeld van MEE 1. Vervolgens hebben gemeenteraadsleden deelgenomen aan een workshop over verschillende scenario‟s voor de gemeentelijke rol bij de Kanteling. Hierover is een commissiediscussie gevoerd wat uiteindelijk tot een raadsbesluit heeft geleid, waarin de gemeenteraad zich heeft uitgesproken voor een netwerkgemeente.
1.1.3 De Rekenkamer De Rekenkamer heeft een onderzoek uitgevoerd naar de doelmatigheid en effectiviteit van het Wmo beleid in de gemeente Oisterwijk. Zij heeft daarbij ook aanbevelingen voor de toekomstige uitvoering van de Wmo gedaan. Voor dit onderzoek heeft zij een interviewronde gehouden en interactieve bijeenkomsten georganiseerd met vertegenwoordigers van vrijwilligers- en cliëntenorganisaties, de Wmo-Raad, professionele zorg- en welzijnsorganisaties, de gemeenteraad en de interne organisatie. Dit leidde onder andere tot een normenkader dat het College heeft overgenomen. In deze Wmo visie laten wij zien hoe we de aanbevelingen hebben verwerkt. Aanbeveling van de Rekenkamer: Ga primair uit van de eigen mogelijkheden van burgers om maatschappelijk te participeren en belemmeringen die zij daarbij ondervinden weg te nemen. Geef ruimte aan initiatieven en oplossingen van mensen zelf.
1.1.4 Maatschappelijke organisaties Tot slot hebben ook onze maatschappelijke partners meegedacht: in individuele gesprekken en in een speciaal hiervoor georganiseerde bijeenkomst op 12 juli. Wij zijn blij te mogen constateren dat het belang van het onderwerp wordt gedeeld en dat de bereidheid om mee te denken groot is. De organisaties herkennen zich in het geschetste kader, en hebben kansen en bedreigingen genoemd voor de uitvoering hiervan. Daarnaast hebben zij aanbevelingen voor de gemeente geformuleerd. In deze Wmo visie gaan wij hier nader op in. Op 12 juli is er met de organisaties nagedacht over de belangrijkste thema‟s voor de komende periode. Dit heeft geleid tot de titel van dit document: “vertrouwen en verbinden”. Meer hierover leest u in hoofdstuk 5. Op basis van al deze inbreng hebben wij deze visie opgesteld. Wij hopen hiermee recht te doen aan alle inbreng die hiervoor geleverd is.
1
organisatie die mensen met een beperking adviseert en ondersteunt
5
Hoofdstuk 2
Oisterwijk als netwerkgemeente
In deze nota presenteert de gemeente Oisterwijk haar toekomstvisie op maatschappelijke ondersteuning. De kern van deze visie vormt de wens om Oisterwijk van de huidige situatie, die kan worden omschreven als een krachtige en rechtmatige gemeente, toe te laten groeien naar een netwerkgemeente2. De keuze voor een netwerkgemeente is tot stand gekomen na meerdere discussies met de gemeenteraad over scenario‟s voor de gemeentelijke rol in de Wmo3. Na een voorbereidende workshop heeft zij in een commissiediscussie haar eerste gedachten uitgesproken over het voorkeursscenario. Dit is uitgewerkt in een raadsvoorstel en op 7 juli vastgesteld. Ook de Wmo-Raad heeft hier haar visie over gegeven4. Ook haar aanbeveling is om in Oisterwijk in te zetten op een netwerkgemeente. Dit kan volgens haar echter niet worden bereikt zonder eerst de voorwaarden daartoe zeker gesteld te hebben. Voorwaarden voor een netwerkgemeente volgens de Wmo-Raad5: 1. Rond het (kwetsbare) individu is er sprake van een netwerk van familieleden, buren, vrienden die bereid zijn te helpen daar waar het individu er niet meer op eigen kracht uitkomt; 2. In wijken en buurten bestaat sociale samenhang, een samenhang die het ontstaan van een netwerk bevordert; 3. Het netwerk in bredere zin bevat ook de hulpverlenende instanties (maatschappelijk werk, Centrum Jeugd en Gezin, enz.); 4. Dit netwerk moet laagdrempelig aanwezig en beschikbaar zijn en de weg er naar toe moet voor het individu duidelijk zijn; 5. Dit impliceert ook in het netwerkscenario een gemeente die bereid is te blijven investeren ten behoeve van de tot standkoming van sociale samenhang in buurten en wijken en in professionele hulpverlenende instanties.
De kern van de Oisterwijkse netwerkgemeente is de aanwezigheid van een sterk sociaal netwerk waarin alle burgers (met of zonder beperking) elkaar actief helpen en ondersteunen. Daarom wil de gemeente de maatschappelijke betrokkenheid van burgers vergroten waardoor er een meer rechtvaardigere en socialere samenleving ontstaat, waarin de zorg voor elkaar, het zich verbonden voelen met elkaar en voor elkaar verantwoordelijk zijn centrale elementen vormen. Betrokkenheid, binding en verantwoordelijkheid zien wij dan ook als centrale pijlers in de Wmo6. De gemeente kiest er daarom voor om stevig in te zetten op het bevorderen van de sociale samenhang in buurten en wijken zodat de netwerken tussen burgers onderling worden versterkt. Daarnaast zet de gemeente specifiek in op het bevorderen van netwerken rond kwetsbare burgers, waarin burgers, professionals en de overheid naast elkaar acteren, zoals 2
De genoemde begrippen „krachtige, rechtmatige en netwerkgemeente‟ zijn ontleend aan de notitie „scenario‟s voor de invulling van de kanteling van de Wmo 2020‟, SCIO Consult, oktober 2010 en nader uitgewerkt voor de Oisterwijkse situatie in de commissienotitie van 28 april 2011 en het raadsvoorstel van 7 juli 2011.. 3 Zie hiervoor de commissienotitie van 28 april 2011 en het raadsvoorstel van 7 juli 2011 4
Zie advies Wmo-Raad ‟ontwikkelen beleidsvisie Wmo‟ d.d. 26 april 2011
5
idem Zie hiervoor ook de beleidsvisie van de Wmo-Raad „betrokkenheid, binding en verantwoordelijkheid‟ d.d. 9 februari 2010 6
6
dit bij voorbeeld bij maatschappelijke steunsystemen gebeurt7. Op die manier ontstaat er een stevig vangnet voor die burgers die het (tijdelijk) niet redden om zelf of met ondersteuning van hun sociaal netwerk mee te doen en zelfredzaam te zijn. Om de omslag van een situatie waarbij burgers die zich bij een probleem in eerste instantie tot de overheid wenden, naar een situatie waarbij burgers bij een ondersteuningsvraag in eerste instantie in hun eigen netwerk gaan zoeken naar een oplossing te bewerkstelligen dienen burgers, maatschappelijke instellingen en de overheid op een andere manier samen te gaan werken. We willen als gemeente veel meer inzetten op ondersteunen en mogelijkheden creëren voor mensen om zelf dingen te doen, dan dat we de zorg overnemen. Dat vraagt om een andere houding van alle partijen. Zo verwachten we van burgers dat ze bij een ondersteuningsvraag in eerste instantie samen met hun sociale netwerk naar een oplossing gaan zoeken, in plaats van zich bij de overheid te melden. Van professionals verwachten we dat ze vraaggerichter werken en „erop af‟ gaan, en ook bij de gemeente zelf als overheid moet een hele omslag ontstaan waarbij maatwerkoplossingen centraal staan, en we waar nodig de regierol op ons nemen om ervoor te zorgen dat er niemand buiten de boot valt.
7
Een maatschappelijk steunsysteem is een netwerk van personen, diensten en voorzieningen dat ondersteuning biedt aan kwetsbare mensen met psychische en/of psychiatrische problemen, zodat ze zo zelfstandig mogelijk kunnen leven en volwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen.
7
Hoofdstuk 3
De maatschappelijke en bestuurlijke context
Afgelopen decennia is er veel veranderd in de samenleving. Door een toenemende welvaart en de verdere ontwikkeling van de verzorgingsstaat leven de mensen individualistischer en zijn de sociale structuren, die van oudsher aanwezig waren in onze gemeenschap, afgebroken. Daarom is meedoen niet meer vanzelfsprekend, en moet de gemeente, samen met burgers en maatschappelijke organisaties, extra inzetten om die structuren weer op te 8 bouwen zodat er weer sociale samenhang ontstaat in de buurten en wijken : een voorwaarde om een echte netwerkgemeente te worden. Er zijn de laatste jaren twee verschuivingen waar te nemen in deze context: de verschuiving van taken van de landelijke naar de lokale overheid en een verschuiving waarbij de verantwoordelijkheid voor het welzijn en de gezondheid van burgers van de overheid naar het individu wordt overgedragen: waar in tijden van de opbouw van de verzorgingsstaat de boodschap aan burgers was dat de overheid zorgde voor het welzijn van de burgers, is daar nu een kentering waar te nemen waarbij de overheid de verantwoordelijkheid voor het eigen welzijn weer terug wil leggen bij het individu en zijn sociale omgeving. Hier ontstaat wel een spanningsveld met de geschetste maatschappelijke ontwikkelingen; immers, in een individualiserende samenleving waar mensen het druk hebben met hun eigen zaken is hulp bieden aan een naaste niet altijd een vanzelfsprekendheid. De laatste jaren zijn er in het landelijke en lokale beleid bewegingen ontstaan die deze verschuivingen mede in gang zetten. Die bewegingen ontstaan om verschillende redenen: landelijk én lokaal is de overheid ervan overtuigd dat inwoners erbij gebaat zijn als de samenleving weer toegroeit naar een situatie waarin mensen zorg dragen voor elkaar, en er maatwerk-oplossingen geboden worden om mensen optimaal te ondersteunen bij hun hulpvragen op het gebied van meedoen en zelfredzaam zijn. Verder is kostenbeheersing een belangrijke motivatie, omdat de kosten voor de Wmo als de gemeente niet ingrijpt door allerlei oorzaken sterk toe zullen nemen en voor gemeenten onbetaalbaar worden.
3.1
Landelijke ontwikkelingen
De landelijke overheid kiest er voor om steeds meer taken naar de lokale overheden te decentraliseren. De achterliggende gedachte daarbij is dat de lokale overheden veel dichter bij hun burgers staan, en veel beter weten wat die nodig hebben. De overheid heeft daarnaast een sterke behoefte om de explosief stijgende kosten voor de AWBZ beheersbaar te maken. Eén van de manieren om dit te doen is de taken van de AWBZ terug te brengen naar die taken waar de AWBZ voor bedoeld was: de onverzekerbare zorg. Daarom heeft het Rijk de ondersteunende en activerende begeleiding hervormd en deels uit de AWBZ gehaald, en is de huishoudelijke hulp aan de gemeente overgedragen. De komende jaren gaat het Rijk hier nog veel verder mee. Het huidige kabinet heeft besloten om binnen een aantal jaren uitvoering te gaan geven aan een drietal grote transities, waarvan er twee direct onder de Wmo vallen, en de derde sterke raakvlakken heeft met de Wmo. Bij alle transities is er sprake van een rijksbezuiniging: de gemeenten krijgen in de toekomst minder geld voor de uitvoering van deze taken. De drie transities worden hier kort toegelicht. Meer specifieke informatie over Oisterwijk volgt in hoofdstuk 5.
8
Voor meer analyses van de veranderingen in de samenleving: zie adviezen Wmo-Raad: „Betrokkenheid,
binding en verantwoordelijkheid‟ en „wijkraden: de weg naar sociale cohesie?‟
8
3.1.1 Begeleiding en dagbesteding Het voornemen is dat de AWBZ functie „dagbesteding en begeleiding‟ wordt overgedragen aan de gemeenten. Momenteel gaat het landelijk om ongeveer 180.000 personen, en tussen de 2 en 3 miljard aan AWBZ middelen. Vanaf 2013 worden gemeenten verantwoordelijk voor de nieuwe cliënten, vanaf 2014 voor alle cliënten (dus ook de bestaande).
3.1.2 Jeugdzorg Alle taken die samenhangen met de zorg voor jeugdigen (de provinciale jeugdzorg, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering, de jeugd geestelijke gezondheidszorg en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugd) worden overgeheveld naar de gemeenten en gebundeld tot één wet. De doelstelling van de regering hierbij is (aldus het regeerakkoord) onder andere dat de stijgende vraag naar gespecialiseerde zorg teruggedrongen wordt door „hulp dichtbij‟ eerder en sneller in te zetten.
3.1.3 Eén regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt: De Wet Werken naar Vermogen Het kabinet wil dat er één regeling komt voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt die erop gericht is zoveel mogelijk mensen te laten werken naar vermogen. Het Rijk wil hier minder geld aan uitgeven, en bezuinigt daarom op de WSW, Wajong en de reintegratiemiddelen. De regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt wordt uitgewerkt door de afdeling Sociale Zaken van de gemeente. Er zijn belangrijke raakvlakken met de Wmo: beiden gaan over het creëren van mogelijkheden om mee te doen (middels betaalde arbeid of op een andere manier). De doelgroepen die zijn (deels) hetzelfde. Daarom worden beide wetten integraal opgepakt.
3.2
Regionale ontwikkelingen
De acht gemeenten uit de regio Midden Brabant zijn verenigd in het samenwerkingsverband ROM (Regio Overleg Midden Brabant). Op ROM niveau wordt er zowel bestuurlijk als ambtelijk overlegd over de Wmo. De gemeente Oisterwijk is voorzitter van het ROM MO (Maatschappelijke Ontwikkelingen). Daarmee heeft de gemeente Oisterwijk een spilfunctie bij de ontwikkeling van de regionale samenwerking op dit terrein. In het ROM MO wordt gewerkt aan een strategische visie. De centrale opgave die de regiogemeenten in deze visie willen uitwerken is het vormgeven van de omslag van verzorgingsstaat naar een „civil society‟. Ofwel: de verschuiving van publieke naar private verantwoordelijkheid. De AWBZ transitie is het eerste project dat de regiogemeenten binnen deze strategische visie gezamenlijk willen oppakken. Ook voor de transitie Jeugdzorg zijn dergelijke afspraken gemaakt. De inzet van het ROM MO is dat de opgave van de strategische visie van MO wordt opgenomen in de „werkagenda‟. In de werkagenda staat de opgave voor de gehele regionale samenwerking in „Midpoint‟, het gebied van de 8 Midden Brabantse gemeenten, uitgewerkt.
9
De basis hiervoor is de regionale strategische visie, een economisch georiënteerd samenwerkingsprogramma, waarin het begrip „social innovation9‟ centraal staat.
3.3
Oisterwijkse ontwikkelingen
In Oisterwijk heeft de gemeenteraad in het licht van de bezuinigingen en het overhevelen van taken van de landelijke naar lokale overheid, nagedacht over hoe zij de gemeente Oisterwijk ziet in 2030 en wat haar kerntaken zijn als lokale overheid. „De coalitie wil een rechtvaardige en doelmatige uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Steeds meer mensen doen daarop een beroep, ook vanwege de bezuinigingen van de rijksoverheid. Voor de periode na 2011 ontvangt de raad van het college tijdig voorstellen over de herijking en actualisering van het Wmo beleid met als doel financieel en maatschappelijk rendement. De Wmo-Rraad wordt daar nadrukkelijk bij betrokken‟. (citaat uit het coalitieakkoord „Meer met minder‟).
Met de visie 2030 wordt gekozen voor het motto: „Oisterwijk, parel in het groen‟. De kwaliteiten van Oisterwijk worden in vijf leidende thema‟s uitgelegd: -
Duurzame kwaliteit Duurzaam groen Kracht en identiteit Sociaal sterk Bedrijvig Oisterwijk
Onder sociaal sterk verstaat de gemeenteraad het volgende: „Gerichtheid op evenwichtige samenstelling bevolking, een hierop afgestemd woningaanbod, met ruimte voor jong en oud en specifieke doelgroepen. Het behoud van sociale samenhang, het omzien naar elkaar en het oog hebben voor kwetsbare mensen‟. Hierin vinden we verschillende aanknopingspunten voor de visie op maatschappelijke ontwikkeling. De visie 2030 was uitgangspunt voor de kerntakendiscussie die de gemeenteraad vervolgens heeft gevoerd. In de kerntakendiscussie is nagedacht over welke taken de gemeenteraad belangrijk vindt, en waar de raad mogelijkheden ziet tot versobering. De uitkomsten van de kerntakendiscussie vormden de basis voor de perspectiefnota 2011, waarin hiervan een concrete vertaling werd gegeven. Voor de Wmo zijn de belangrijkste uitkomsten: de gemeenteraad kiest voor een vangnet voor de meest kwetsbaren die het echt nodig hebben, maar zij verwacht ook dat diegenen die een eigen verantwoordelijkheid kunnen dragen, die ook nemen. Het laatste vertaalt zich onder andere in het vaker vragen van eigen bijdragen, en een bezuiniging op de individuele voorzieningen. Verder wordt er bezuinigd op subsidies. Mantelzorg en vrijwilligerswerk worden ontzien, omdat de gemeenteraad vindt dat we dat nu
9
Social innovation: Social Innovation in de negen gemeenten rond Tilburg is „het scheppen van nieuwe
zakenmodellen en marktmechanismen in een gemeenschap van uiteenlopende belanghebbenden‟. Het gaat altijd om sociaal-economische vernieuwingsprojecten in samenwerking tussen ondernemers, onderwijs en overheid op regionaal niveau. (zie www.midpointbrabant.nl)
10
juist moeten versterken om ervoor te zorgen dat mensen meer zelf met mantelzorgers en vrijwilligers kunnen oplossen. In de perspectiefnota staat het volgende opgenomen dat van belang is voor de ontwikkeling van het nieuwe Wmo beleid: De komende jaren maken we met de Wmo de omslag van een verzorgingsstaat naar een civil society. We willen de zelfredzaamheid en participatie stimuleren en informele netwerken en sociale structuren optimaal benutten. Als resultaat verwachten we dat daardoor een groter deel van de burgers geen beroep zal doen op een individuele voorziening. Hierbij staan de conceptuele lijnen van de „Kanteling‟ en „Welzijn nieuwe stijl‟ centraal. We gaan uit van een breed aanbod van collectieve voorzieningen, die ons op de langere termijn in staat stellen om de uitgaven voor de individuele voorzieningen te beperken.
Deze ambities gaan gepaard met een versobering van de Wmo. Er zal ingezet worden op de meest noodzakelijke voorzieningen. Voorzieningen zullen (nog) meer inkomensafhankelijk gemaakt worden; voor mensen met een laag inkomen geldt het nieuw te vormen participatiefonds10 als vangnet. Op alle subsidies wordt bezuinigd. Dit geldt voor zowel de professionele als de vrijwilligersorganisaties. Alleen de subsidies met betrekking tot mantelzorg en vrijwilligerswerk worden hiervan ontzien. Het college heeft aangegeven dat zij met de voorgenomen bezuinigingen op subsidies het signaal wil geven dat we naar een fundamentele andere werkwijze willen toegroeien. We willen niet alleen inzetten op doelmatigheid en efficiëntie, maar vooral ook op nieuwe manieren van samenwerken. Concreet worden de volgende bezuinigingen op de Wmo voorgesteld: -
Alle subsidies met uitzondering van die voor mantelzorg en vrijwilligerswerk11 worden met 30% verminderd (10% per jaar in 2013, 2014 en 2015); Op de individuele voorzieningen wordt een bedrag oplopend tot 225.000 euro in 2015 bezuinigd; Er wordt een extra investering gedaan van € 20.000 euro om het vrijwilligerswerk en mantelzorg te versterken12.
Dit levert het volgende meerjarenbeeld op van de totale Wmo begroting13: 2011 € 4.405.240
2012 € 4.536.771
2013 € 4.332.030
2014 € 4.233.030
2015 € 4.012.030
10
Het participatiefonds wordt ingesteld om participatie mogelijk te blijven maken voor mensen met een minimum inkomen. Voor de concrete invulling wordt een plan uitgewerkt. 11 Alleen de budgetten die onder de themasubsidies „ondersteunen van mantelzorgers‟ en „vrijwilligerswerk‟ vallen worden bij deze bezuiniging ontzien. Op alle overige beleidsregels wordt wel bezuinigd, ook als deze activiteiten worden uitgevoerd door vrijwilligersorganisaties. 12 Hiermee sluit het college aan bij aanbeveling 5 van de Rekenkamer en het advies van de Wmo-Raad over mantelzorg. 13 Dit is de voorlopige meerjarenbegroting, na de begrotingsbehandeling in november 2011 zal deze pas definitief zijn. De genoemde bedragen kunnen dan ook nog veranderen.
11
Doordat het beschikbare budget de komende 4 jaar aanzienlijk zal afnemen, is het extra belangrijk dat de gemeente vanuit de nieuwe visie keuzes gaat maken. Bij alles wat de gemeente doet zullen we de kritische vragen moeten stellen: wat draagt dit bij aan de doelstellingen die we met elkaar willen bereiken? Hoe kunnen we beter en effectiever sturen op kostenbeheersing? Om dit te verbeteren neemt het college de aanbeveling van de rekenkamer hierover over. Hierbij spreken we de ambitie uit om, conform aanbeveling 8 van de Rekenkamer, te komen van gegevens tot beleidsinformatie, waarmee we beter willen kunnen sturen op toekomstige (financiële) ontwikkelingen.
12
Hoofdstuk 4
Voor wie is meedoen niet vanzelfsprekend in Oisterwijk?
Vanuit de gedachte dat iedereen mee doet in onze Oisterwijkse samenleving behoort iedere inwoner van de gemeente tot de doelgroep van de Wmo. Immers, als het gaat om de leefbaarheid in buurten en wijken te bevorderen, dan vraagt dat iets van álle buurt- en wijkbewoners. Ook speelt in toenemende mate het sociale netwerk van familie, vrienden en buren een rol bij de maatschappelijke participatie van mensen met een beperking. Iedere inwoner wordt dus aangesproken om ook hier een bijdrage aan te leveren. De gemeenteraad heeft onder andere in haar kerntakendiscussie uitgesproken dat de overheid moet zorgen voor een vangnet voor kwetsbare mensen die het écht niet redden zonder ondersteuning van de overheid. Wie zijn deze mensen, en wat bepaalt hun beperkingen bij het meedoen in de samenleving? Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden. Immers, de mate waarin beperkingen worden ervaren is mede afhankelijk van de omstandigheden waarin iemand leeft. Niet iedereen met een geestelijke of lichamelijke aandoening ervaart meteen beperkingen bij het meedoen en zelfredzaam zijn, en andersom geldt dat er ook allerlei andere factoren kunnen zijn, zoals het leven in armoede of het ontbreken van een sociaal netwerk die kunnen maken dat iemand een ondersteuningsvraag heeft. Aanbeveling uit onderzoek MEE14: kwetsbare mensen leven vaak geïsoleerd en zijn daardoor geen echte wijkbewoners. Betrek deze mensen meer bij de activiteiten in hun wijk. Dit vergroot hun sociale netwerk én hun eigenwaarde!15
Wat kunnen we wel zeggen?
4.1
Doelgroepen
4.1.1 Ouderen De bevolkingssamenstelling kan een indicatie geven van de behoefte aan ondersteuning die mensen ondervinden. Typerend aan de Oisterwijkse bevolkingssamenstelling is de sterke vergrijzing. Er wonen relatief veel ouderen in de gemeente, en de komende jaren zal dit zeer sterk gaan toenemen.
14
Vrije tijd in de gemeente Oisterwijk, MEE, juli 2011
15
Een van de aanbevelingen uit het onderzoek naar vrije tijdsbesteding van mensen met een beperking in de gemeente Oisterwijk, MEE, 2011 p. 13
13
Bevolkingsprognose voor de gemeente Oisterwijk
Bron: provincie Noord-Brabant
Ouderen hoeven niet per definitie kwetsbaar te zijn. Veel ouderen redden het prima. Wel stijgt het risico op beperkingen sterk als mensen ouder worden, zeker als ze boven de 70 zijn. Voor een sterk vergrijzende gemeente zoals Oisterwijk is het aantal ouderen daarom wel van belang. Veel ouderen krijgen te maken met lichamelijke beperkingen of psychische problematieken zoals dementie. Prognose aantal dementerenden en hun mantelzorgers in de gemeente Oisterwijk
Aantal dementerenden Aantal mantelzorgers
2010
2020
2030
2040
373
495
622
721
1.118
1.486
1.866
2.164
Bij deze aantallen dient 25% extra opgeteld te worden om een schatting te krijgen van de totale groep mensen met dementie, inclusief die mensen bij wie de diagnose nog niet is vastgesteld en de mensen met lichte dementie. Landelijke schattingen laten meer dan een verdubbeling zien van het aantal dementerenden in 2050. (Gezondheidsraad, 2002). Bron: provincie Noord Brabant
Ouderen kunnen kwetsbaar zijn omdat ze een laag inkomen hebben en zodoende weinig (kunnen) deelnemen aan sociale activiteiten, of eenzaam zijn als zij hun partner of andere naasten hebben verloren. Maar ouderen kunnen ook bijdragen aan de kracht in de samenleving. Net die oudere generatie heeft vaak wat meer tijd maar vooral ook meer levenservaring en kennis, die zij kunnen inzetten voor de samenleving. In het ouderenbeleid is het activeren van deze zilveren kracht daarom een speerpunt!
14
4.1.2 Jongeren Ook voor jongeren geldt: jong zijn op zich betekent niet dat je kwetsbaar bent. Maar elk kind heeft recht op een gezonde en veilige jeugd, recht op ontplooiing en ontwikkeling van zijn talenten. Over het algemeen gaat dat goed. Een kleine groep heeft (soms) lichte ondersteuning nodig om het zelf te kunnen doen, en een nog kleinere groep heeft te maken met een dusdanige problematiek dat geïndiceerde gespecialiseerde hulp nodig is. Hier moeten we samen voor zorgen.
4.1.3 Mensen met lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen Het hebben van een beperking is een belangrijke reden waarom mensen problemen kunnen ervaren bij het meedoen en zelfredzaam zijn. Deze beperkingen kunnen lichamelijk (bijvoorbeeld niet kunnen lopen of blind/slechthorend zijn), verstandelijk (een laag denkvermogen) of psychisch (bijvoorbeeld schizofrenie, manisch depressief, angststoornis) van aard zijn. Zoals eerder gezegd: het hebben van een dergelijke beperking betekent niet automatisch dat iemand daardoor problemen ervaart met meedoen. Maar de ervaring leert dat dit wel vaak het geval is. Voor deze doelgroepen is veel ondersteuning geregeld via de AWBZ. De laatste jaren zien we een verschuiving van verantwoordelijkheden van de AWBZ naar de Wmo, en zien we dat er minder of geen ondersteuningsmogelijkheden vanuit de AWBZ beschikbaar zijn voor mensen met een lichte aandoening. Om in beeld te krijgen wat de participatiebehoefte van deze mensen in Oisterwijk is, heeft MEE in samenwerking met de Twern een onderzoek gedaan onder inwoners met een beperking. De conclusies uit dat onderzoek zullen meegenomen worden in de vormgeving en uitwerking van het Wmo beleid.
4.1.4 Mensen met een laag inkomen Onder de groep mensen met een laag inkomen zijn relatief veel mensen met een ondersteuningsvraag bij het meedoen of zelfredzaam zijn. Deze mensen kunnen bij voorbeeld financiële beperkingen ondervinden (als je weinig geld of schulden hebt kun je niet of beperkt deelnemen aan activiteiten, wat een sociaal isolement tot gevolg kan hebben). Ook is er vaak sprake van een combinatie van beperkingen, waarbij een laag inkomen één van de factoren is. Daarom vinden we het belangrijk om in deze nota de verbinding met de Wet Werk Bijstand (WWB) en in de toekomst de Wet Werken naar Vermogen (WWnV) te leggen.
4.2
Transities AWBZ en Jeugdzorg: nieuwe en zwaardere doelgroepen
De gemeente verwacht een toename van kwetsbare burgers die het zonder ondersteuning nét niet redden. Door de AWBZ maatregelen van de afgelopen jaren is de ondersteuning voor mensen met een lichte beperking, met somatische of psychosociale klachten gestopt. Ook kunnen mensen alleen nog maar ondersteuning krijgen om de zelfredzaamheid te bevorderen, niet om te helpen met participeren. De komende jaren worden er meer taken gedecentraliseerd. Met name door de transitie van de begeleiding zal dit effect worden versterkt. Soms redden deze mensen het prima, met ondersteuning uit hun eigen netwerk. De gemeente houdt er echter rekening mee te houden dat er ook mensen zijn die het niet vanzelfsprekend allemaal zelf kunnen doen. Die groep zal in toenemende mate een beroep
15
doen op gemeentelijke voorzieningen. Het is een uitdaging om, binnen de financiële mogelijkheden, voor deze groep de passende ondersteuning te organiseren. Door de pilots voor de gezinscoach en bemoeizorg heeft de gemeente Oisterwijk gezien dat er een toename is van multicomplexe probleemsituaties in gezinnen en een toename aan mensen in probleemsituaties die zorg vermijden. Het nieuwe beleid moet ook een antwoord geven hoe de gemeente, samen met maatschappelijke organisaties, met deze situaties om dient te gaan. Maatschappelijke partners zeiden hierover: Wij hebben zorgen over burgers in een kwetsbare situatie. Hebben zij wel een sociaal netwerk? Durven zij wel om hulp te vragen? Kunnen zij hun vraag wel zelf formuleren? Zorg voor een goede indicatiestelling en heb realistische verwachtingen van wat deze doelgroep zelf kan doen!16
Tot slot: ook mensen met een beperking (van welke aard dan ook) hebben talenten. De samenleving is nog veel te weinig gewend om ook kwetsbare mensen te betrekken en aan te spreken op wat ze wel kunnen. Een van de aandachtspunten voor de toekomst is dan ook om de talenten van alle wijk- en buurtbewoners in te zetten om de sociale samenhang te bevorderen. Dit is een aanbeveling die naar voren komt uit het onderzoek van MEE maar die ook op de Wmo avond door de maatschappelijke organisaties is gedaan.
16
Een van de uitspraken die gedaan is door maatschappelijke organisaties op de Wmo avond op 12 juli 2011
16
Hoofdstuk 5 5.1
Hoe willen we dit bereiken? Doelstellingen, uitgangspunten en speerpunten van ons beleid
Doelstellingen
De Wmo is een brede participatiewet. Het doel van de wet is ervoor te zorgen dat iedereen mee kan doen in de samenleving, dus ook mensen met een beperking. De gemeente krijgt daarmee de verantwoordelijkheid om beleid te maken op negen prestatievelden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
leefbaarheid en sociale cohesie jeugd informatie en advies mantelzorg en vrijwilligerswerk participatie van mensen met een beperking individuele voorzieningen maatschappelijke opvang verslavingszorg openbare geestelijke gezondheidszorg.
In de vorige Wmo nota „Zorgen voor elkaar‟, stonden deze negen prestatievelden centraal. In deze visie kiest de gemeente in overleg met de Wmo-Raad hier bewust niet meer voor: wij willen inzetten op een integrale benadering, het verbinden van de doelen van de verschillende prestatievelden. Daarom laten we de prestatievelden los en wordt de ambitie verwoord in de volgende drie doelstellingen17.
1: bevorderen van maatschappelijke participatie Meedoen, ongeacht je beperkingen is de kern van de Wmo. De komende jaren wil de gemeente extra inzetten op het vergroten van de participatiemogelijkheden van alle Oisterwijkers. Dit kan zijn door betaalde arbeid (zo nodig met begeleiding) maar ook door maatschappelijk actief te zijn door het bieden van mantelzorg of het doen van vrijwilligerswerk. Het deelnemen aan sociale activiteiten vinden moet zeker voor de meest kwetsbare doelgroepen mogelijk blijven. 2: vergroten van de zelfredzaamheid De gemeente wil bevorderen dat mensen zelfstandig kunnen blijven wonen en functioneren. Daarom zetten we in op het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen. We willen voorkomen dat zij een ondersteuningsvraag krijgen, en als zij die krijgen, willen we bevorderen dat zij die in eerste instantie zelf, op basis van eigen kracht en met behulp van hun sociale netwerk, kunnen oplossen. 3: versterken van de kracht van de samenleving De gemeente wil de maatschappelijke participatie en de zelfredzaamheid van inwoners versterken door daarbij nadrukkelijk te kijken naar de inzet van het eigen netwerk, waar nodig aangevuld door ondersteuning met vrijwilligers. We willen een verschuiving bereiken waarbij de verantwoordelijkheid voor problemen bij participatie en zelfredzaamheid niet meer 17
Hiermee geven we gehoor aan de herhaaldelijke oproep van de Wmo-Raad om de Wmo integraal te benaderen.
17
alleen door de overheid gedragen wordt, maar dat die verantwoordelijkheid waar mogelijk teruggelegd wordt bij de persoon zelf en zijn/haar sociale netwerk. Dit vraagt om een omslag in het denken van onszelf als overheid, van onze maatschappelijke partners en van de burgers zelf. De gemeente wil daarom dat de samenleving zich meer als een „civil society‟ gaat ontwikkelen, waarbij het weer vanzelfsprekend is dat mensen meedoen en hun verantwoordelijkheid naar vermogen dragen.
5.2
Uitgangspunten: De Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl
Bij de uitvoering van het nieuwe Wmo beleid hanteren we de programma‟s „De Kanteling‟ en „Welzijn Nieuwe Stijl‟ als leidraad om te komen tot een concrete invulling. Deze beide programma‟s zijn (mede) geïnitieerd door de VNG om gemeenten te ondersteunen bij de omslag van de Wmo naar een meer op participatie gerichte uitvoering van de wet18.
5.2.1 De Kanteling De basisgedachte voor de omslag in het denken over solidariteit tussen mensen en over kwetsbare groepen en de ondersteuning die de gemeente hen biedt vinden we in „De Kanteling‟, een manier waarop gemeenten vorm kunnen geven aan het compensatiebeginsel. In de Kanteling staat niet meer het claimgerichte denken centraal (een cliënt met een bepaalde beperking heeft recht op een bepaalde voorziening) maar wordt de omslag gemaakt naar vraaggericht denken (ofwel: de gemeente onderzoekt samen met de burger wat de situatie is en zoeken naar een oplossing die past bij de beperking in de specifieke situatie van deze cliënt).
In deze figuur komt de verschuiving tot uitdrukking (bron: rekenkameronderzoek) In 2011 wordt de Kanteling verwerkt in de verordening. Een nieuwe manier van toekennen van voorzieningen is echter slechts een klein gedeelte van het proces. Om te komen tot een echte kanteling is veel meer nodig.
18
Zie voor informatie en diverse publicaties over het programma „de Kanteling‟ www.vng.nl Voor informatie
over Welzijn Nieuwe Stijl zie de publicatie Welzijn Nieuwe Stijl, ministerie van VWS, januari 2011 en bv www.movisie.nl
18
De gemeente wil bevorderen dat mensen zelfredzaam zijn en zelf keuzes kunnen maken over hoe zij hun leven willen inrichten. Als hierbij een ondersteuningsvraag ontstaat, wil de gemeente dat mensen eerst zelf in hun eigen omgeving zoeken naar een oplossing hiervoor, waar zij dit zelf niet kunnen, met ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. De gemeente zal inzetten op het versterken van ondersteuning voor mantelzorgers en vrijwilligers. Als hiermee onvoldoende mogelijkheden gecreëerd worden, wordt gekeken naar een collectieve voorziening. Dat wil zeggen: in plaats van dat iemand een indicatie krijgt waarbij hij of zij op individuele, persoonlijke grond recht op zorg heeft, kijkt de gemeente we naar de gemeentelijke voorzieningen die er al zijn. Algemene en collectieve voorzieningen zijn bijvoorbeeld: maatschappelijk werk, de dementieconsulent, de eetpunten, het vraagafhankelijk vervoer (CVV) of een maaltijdenvoorziening. Pas als het niet lukt om met een algemene of collectieve voorziening een oplossing te vinden, wordt gekeken naar een individuele voorziening. Dit kan onder meer een scootmobiel zijn, of een traplift. Als mensen een echte zorgvraag ontwikkelen, dan worden zij geïndiceerd en wordt bekeken of zij in aanmerking komen voor AWBZ zorg of zorg via de Zorgverzekeraar. De ondersteuning van de gemeente zal er in het begin op gericht zijn om mensen te begeleiden bij het zoeken van een oplossing voor hun hulpvraag. Hierbij zal de begeleiding zich meer dan voorheen richten op het zoeken van een oplossing in het eigen netwerk. Op termijn verwachten we dat mensen waar mogeljk die verantwoordelijkheid meer zelf op zich nemen, waardoor ze pas een beroep doen op de gemeente als het hen zelf niet is gelukt om de vraag in eigen netwerk op te lossen.
5.2.2 Welzijn Nieuwe Stijl Welzijn Nieuwe Stijl mag als de andere kant van de medaille van de Kanteling gezien worden. Want als de gemeente burgers en hun sociale netwerken meer verantwoordelijkheid wil laten dragen voor hun participatie, dan dient de ondersteuning van deze mensen daar ook op afgestemd te worden. Ofwel: Het welzijnswerk (in de breedte) dient haar doelgroep op een andere manier te ondersteunen. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) deed in samenwerking met de VNG en Movisie een handreiking aan gemeenten om ook deze beweging in gang te zetten: het programma „Welzijn nieuwe stijl‟. Want, zo constateren zij, de doelen van de Wmo behoren tot de kerncompetenties van welzijnsorganisaties. Er is geen andere werksoort die op vergelijkbare wijze de verbindende functie kan vervullen die nodig is om de Wmo te realiseren. De hoofddoelen van Welzijn Nieuwe Stijl zijn: 1.
Gemeenschappelijker: gemeenten hebben een visie op de doelen die ze met de Wmo willen bereiken, op de inzet van het welzijnswerk daarbij en de te bereiken maatschappelijke doelen. Deze zijn vertaald in een maatschappelijke agenda, die tot stand komt door een dialoog met maatschappelijke instellingen en burgers.
2.
Professioneler en effectiever: Deze doelstelling richt zich enerzijds op organisaties maar ook op gemeenten als opdrachtgever. Aanbieders van welzijn hebben een welzijnsaanbod dat is afgestemd op de visie van de gemeenten en de vraag van de burger. Gemeenten sturen maatschappelijke partners meer vanuit haar visie aan, wat
19
willen we bereiken? Resultaatgericht is dus niet sturen op producten, maar sturen op resultaten en waar mogelijk op maatschappelijke effecten. 3.
Efficiënter (op macroniveau): Welzijn nieuwe Stijl dringt de ingesleten gewoonte terug om voor elk individueel probleem een individuele oplossing te bieden; en om voor elke oplossing naar de overheid te kijken. In Welzijn Nieuwe Stijl staan collectieve arrangementen, vroegtijdig en preventief ingrijpen en de eigen kracht van burgers en gemeenschappen voorop. Daarmee ontstaan macro en over alle sectoren heen kostenbesparingen. Meer efficiëntie ontstaat ook als de aanbieders van maatschappelijke ondersteuning en de aanbieders van zorg meer samenwerken.
Om tot resultaten te komen gaat Welzijn Nieuwe Stijl uit van 8 bakens: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Gericht op de vraag achter de vraag; Gebaseerd op eigen kracht van de burger; Direct er op af; Formeel en informeel in de optimale verhouding; Doordachte balans van collectief en individueel; Integraal werken; Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht; Gebaseerd op ruimte voor de professional.
Welzijn Nieuwe Stijl zegt iets over hoe welzijnswerkers moeten werken. De omslag van aanbodgericht naar vraaggericht, van overnemen naar ondersteunen bij het zelf doen, is daarbij heel belangrijk. Net zo belangrijk echter is de rol van de opdrachtgever hierbij: de lokale overheid. Een verbetering van de relatie tussen gemeenten en welzijnsorganisaties en welzijnsorganisaties onderling is noodzakelijk. Het opdrachtgeverschap van gemeenten is dan ook nadrukkelijk onderdeel van welzijn nieuwe stijl. Ook in Oisterwijk dienen wij ons opdrachtgeverschap de komende jaren anders in te richten: vanuit een visie sturen op resultaten in plaats van op producten en aantallen. Aanbeveling Rekenkamer: Ontwikkel contractering nieuwe stijl.
5.3
Speerpunten
Voor de komende jaren kiest de gemeente een aantal speerpunten voor de Wmo. Deze speerpunten zijn gekoppeld aan de doelstellingen die de gemeente wil bereiken en de twee grote transities (AWBZ en Jeugdzorg) die onder de Wmo vallen. De speerpunten willen wij als gemeente samen met onze maatschappelijke partners gaan uitwerken tot concrete actieplannen. In de volgende paragrafen schetsen wij hiervoor een tijdspad.
5.3.1 Bevorderen van maatschappelijke participatie: participeren naar vermogen Algemeen Iedereen zou de kans moeten hebben om maatschappelijk te participeren. Dit kan op allerlei manieren: van sociale contacten buiten de deur, deelname aan georganiseerde activiteiten, het doen van vrijwilligerswerk tot een betaalde baan (al dan niet met begeleiding).
20
Om het vermogen van mensen om te participeren uit te drukken, hanteert de gemeente de participatieladder. Deze participatieladder is een instrument om mensen met een uitkering te ondersteunen bij het zoeken naar werk. De participatieladder kent verschillende treden, van sociale activering tot betaald werk. De afdeling Sociale Zaken van de gemeente houdt zich bezig met de begeleiding van mensen naar een betaalde baan, en zal vorm gaan geven aan de nieuwe wet werken naar vermogen. Meedoen is echter breder dan alleen betaald werk. Met de Wmo wordt bijgedragen aan de doelstellingen om mensen maatschappelijk te laten participeren, door eenzaamheid te bestrijden, door deelname aan sociale activiteiten te bevorderen, door het doen van vrijwilligerswerk of het bieden van mantelzorg, en waar mogelijk als opstap naar een betaalde baan.
De invoering van de Wet Werken naar Vermogen heeft grote invloed op participatie en reintegratie. De WWnV wordt een brede voorziening met zoveel mogelijk gelijke rechten, plichten en arbeidsmarktkansen voor mensen met een (gedeeltelijk) arbeidsvermogen die nu nog gebruik maken van de verschillende regimes van de WSW, Wet Wajong en WWB/WIJ. Wat weten we over Oisterwijk? De gemeente Oisterwijk zet nu al veel in op het bevorderen van participatie. Met de uitvoering van de WWB zijn we nadrukkelijk bezig met arbeidsparticipatie. Er worden werkmakelaars ingezet die goede relaties met de ondernemers in onze gemeente onderhouden, wat ten doel heeft om meer banen voor uitkeringsgerechtigden te scheppen. Verder zetten we met klus & dienst in op het scheppen van ontwikkelingsmogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden en vrijwilligers, die klussen in en om het huis doen voor bijvoorbeeld ouderen. Aanbeveling onderzoek MEE: zet in op meer banen voor kwetsbare burgers in de eigen gemeente. Op deze manier versterken zij gemakkelijker hun sociale netwerk in de eigen buurt of wijk.
Ook maatschappelijke participatie heeft uitdrukkelijk onze aandacht. De gemeente stimuleert vrijwilligerswerk onder andere vanuit het steunpunt voor vrijwilligerswerk, dat bemiddelt tussen vraag en aanbod en vrijwilligersorganisaties adviseert en ondersteunt. Met het verplicht worden van de maatschappelijke stages hebben we een unieke kans om jongeren
21
kennis te laten maken met vrijwilligerswerk en een zinvolle bijdrage te laten leveren voor de Oisterwijkse gemeenschap. Ons mantelzorgbeleid richt zich op het ondersteunen van mantelzorgers en voorkomen dat zij overbelast raken. De laatste jaren heeft de gemeente specifiek ingezet op een sluitende keten van ondersteuning voor dementerenden en hun familie met een dementieconsulent, Alzheimercafé en ondersteuning thuis door speciaal getrainde vrijwilligers. Door de veranderingen in de AWBZ ondersteunende begeleiding heeft de gemeente extra budget vrij gemaakt voor vrijwillige thuishulp. De uitdaging voor de komende jaren ligt met name in de invoering van de Wet Werken naar Vermogen. Hiermee krijgt de gemeente meer verantwoordelijkheden ten aanzien van mensen met een beperking. Daarnaast willen we meer samenhang in ons gemeentelijk beleid creëren waardoor we alle krachten bundelen om participatie voor mensen mogelijk te maken en hen te laten stijgen op de participatieladder. Wat gaan we doen in Oisterwijk ACTIES
TIJDSPAD
Invoering WWnV
Vanaf januari 2012
Ontwikkelen uitvoeringsprogramma vrijwilligerswerk mantelzorg in relatie tot de participatieladder
en
September 2011 – juli 2012
Integrale benadering waarborgen
doorlopend
Beleidsregels subsidies herzien
Voor juli 2012
5.3.2 Bevorderen van zelfredzaamheid: de omslag van verzorgingsstaat naar civil society Algemeen Met dit speerpunt gaan we echt vormgeven aan de kanteling: de verschuiving van claimgericht naar het vraaggericht compenseren van beperkingen. Vraaggericht compenseren houdt in dat de persoonlijke situatie, de mogelijkheden en de beperkingen van de klant centraal staan. Daarbij staan behoud van eigen regie, zelfredzaamheid en het zelfoplossend vermogen van de burger voorop met ondersteuning van hun sociaal netwerk. Uitgangspunt hierbij is onderlinge solidariteit, en dat de sterkste schouders de zwaarste lasten zullen dragen. Wat weten we over Oisterwijk? De gemeenteraad heeft aangegeven dat de overheid moet zorgen voor een vangnet voor de meest kwetsbaren in de samenleving. De gemeenteraad wil brede, algemene of collectieve voorzieningen inzetten om te voorkomen dat mensen in een zodanig kwetsbare situatie komen dat zij een beroep moeten gaan doen op dit vangnet. Deze preventieve voorzieningen dienen dan ook voorliggend aan het vangnet te zijn. Daarom dient de gemeente de algemene, collectieve en individuele voorzieningen beter op elkaar af te stemmen. Deze omslag vraagt
22
een andere houding van alle betrokken partijen: de burger, de maatschappelijke organisaties én de overheid. Daar gaan we de komende periode op inzetten. De gemeente gaat het proces om individuele voorzieningen toe te kennen wijzigen door op een andere manier met toegang en vraagverheldering om te gaan. De gemeente zal de aansluiting met de algemene en collectieve voorzieningen gaan verbeteren, om ervoor te zorgen dat we gaan besparen op de individuele voorzieningen. Hierbij staat uiteraard de vraag van de burger centraal. We zullen daarvoor de algemene en collectieve voorzieningen gaan versterken. We houden er rekening mee dat dit betekent dat we meer zullen moeten investeren om dit te realiseren. Financieel gezien zal de gemeente daarom een herschikking van middelen onderzoeken. Hiermee willen we komen tot toekomstbestendige producten en nieuwe samenwerkingsverbanden. De gemeente neemt in dit proces de regierol op zich. Zij ondersteunt mensen waar nodig bij het zoeken naar oplossingen in hun eigen netwerk of verwijst hen door naar een andere partij die dat kan. Een goede afstemming over het aanbod en de activiteiten met de maatschappelijke partners is hierbij van groot belang. Het gemeentelijk Zorgloket ontwikkelen we door tot een loket dat zich vooral bezig houdt met het bevorderen van participatie19: zij wordt het voorportaal waar potentiële hulpvragen worden beoordeeld en burgers worden doorverwezen naar de best passende ondersteuningsmogelijkheid. Dit zal veel vaker dan nu een andere partij dan de gemeente zijn. Als de gemeente wel een rol heeft gaan we op huisbezoek om het gesprek met de burger over de hulpvraag aan te gaan. De cliënt is zelf probleemeigenaar, maar als er ondersteuning nodig is bij het voeren van de regie zal de gemeente die verantwoordelijkheid op zich nemen. Aanbeveling Rekenkamer: Bouw het Zorgloket om tot participatieloket.
Wat gaan we doen in Oisterwijk ACTIES
TIJDSPAD
Herinrichten proces toekennen individuele voorzieningen
voor 1 januari 2012
Invoeren van gekantelde verordening
1 januari 2012
Implementeren van gekantelde verordening
voor 1 januari 2012
Uitvoeren van gekantelde werkwijze
vanaf 1 januari 2012
Trainen van de ambtelijke organisatie: specifiek op de nieuwe werkwijze
algemeen en
Actieplan maken over afstemming tussen individuele, collectieve voorzieningen en algemene voorzieningen, inclusief financiële doorrekening
19
september 2011 – januari 2012
september 2011 – juli 2012
Wij zullen onderzoeken of hierbij een naamswijziging van zorgloket naar bv Wmo-loket wenselijk is. De Wmo-
Raad is hier groot voorstander van. Het seniorenplatform daarentegen heeft aandacht gevraagd voor de bekendheid van de naam Zorgloket die in de afgelopen jaren is opgebouwd.
23
5.3.3 Versterken van de kracht van de samenleving: Bevorderen van sociale samenhang Algemeen De belangrijkste voorwaarde voor een succesvolle netwerkgemeente is het versterken van de sociale samenhang in buurten en wijken. Deze sociale samenhang is noodzakelijk als we verwachten dat mensen iets voor elkaar en hun leefomgeving willen betekenen20. Om te komen tot een versterking van de sociale samenhang, zal de gemeente samen met haar partners en burgers eerst moeten analyseren wat daadwerkelijk bijdraagt aan deze ontwikkeling. Afgelopen jaren hebben we geëxperimenteerd met bv projecten zoals „buurt aan zet‟. Via dit project kunnen buurtbewoners een kleine financiële bijdrage krijgen om buurtactiviteiten/feesten te organiseren. De resultaten daarvan vinden alle partijen heel bemoedigend, de deelname in alle wijken is de afgelopen jaren fors gestegen. Maar het toont nog onvoldoende aan dat dit er daadwerkelijk toe leidt dat burgers meer zorgen voor elkaar als er een hulpvraag ontstaat. Aanvullend onderzoek over de succesfactoren bij het bevorderen van sociale samenhang en de bijpassende instrumenten is dan ook essentieel. Hierbij wil de gemeente gebruik maken van „evidence based‟ projecten, ofwel projecten die elders hun resultaten op hebben geleverd. Daarbij zullen we echter het karakter van de Oisterwijkse kernen niet uit het oog verliezen: Aansluiten bij de lokale behoefte zien we als essentieel bij het bevorderen van sociale samenhang. Wat weten we over Oisterwijk? De afgelopen 4 jaar heeft de gemeente de sociale samenhang in wijken en buurten vooral willen verbeteren door inzet van wijkgerichte projecten, en door als organisatie wijkgericht te werken. Met de projecten, zoals „buurt aan Zet‟ en de wijkwebsites, willen we buurtbewoners bij hun wijk betrekken. Met de oprichting van de wijknetwerken, die stevig verankerd zijn in de brede school aanpak willen we de samenwerking tussen organisaties op wijkniveau bevorderen en activiteiten op elkaar afstemmen. Het wijkgerichte werken ziet de gemeente als een belangrijk middel om de betrokkenheid en inzet van burgers bij hun leefomgeving te vergroten. De gemeente wil het wijkgericht werken nog meer laten aansluiten bij de behoeftes van de burgers. Dit vraagt een andere rol van de overheid en een andere sociale infrastructuur in de gemeenschap. Burgers krijgen een sterkere rol en de overheid zal meer ondersteunend zijn bij de initiatieven van burgers en terughoudend zijn in het zelf initiatief nemen. Hierbij dient de gemeente aan te sluiten bij de belevingswereld van de burger zelf en wat hij kan overzien. Hierbij dient de schaalgrootte van buurt en wijk in acht genomen te worden. Daarnaast willen we met de inzet van de wijkprojecten, activiteiten in wijkcentra en het wijknetwerk veel meer gaan inzetten op het betrekken van wijkbewoners in een situatie die hen kwetsbaar maakt. Dit sluit naadloos aan bij de doelstellingen van de Wmo. Momenteel vindt er, mede op verzoek van de gemeenteraad, een evaluatie plaats en wordt onderzocht hoe de effectiviteit van het wijkgericht werken verbeterd kan worden zodat het daadwerkelijk kan bijdragen aan het creëren van een netwerkgemeente. In het voorjaar van 2011 vond een uitgebreide gespreksronde plaats met de betrokken partijen over het 20
Zie ook advies Wmo-Raad over wijkraden, 22 augustus 2010.
24
wijkgericht werken nu en in de toekomst. Dit zal resulteren in een nota „ingrediënten voor een actieplan. In het najaar van 2011 wordt samen met de betrokken partijen het daadwerkelijke actieplan uitgedacht voor de periode 2012-2015. Over de wijkgerichte aanpak en de wijkprojecten ontvingen wij veel aanbevelingen: Aanbeveling onderzoek MEE: Zorg dat er in de wijkcentra ruimte is voor vrijblijvende ontmoetingen. Pleeg een extra inspanning om kwetsbare burgers toe te leiden naar de wijkcentra. Vaak staan zij al wel open voor deze doelgroepen maar blijkt de drempel toch nog te hoog. Zorgaanbieders dienen hun cliënten meer naar wijkactiviteiten toe te leiden.
Aanbeveling rekenkamer: maak wijkfoto‟s van maatschappelijke participatie.
De Wmo-Raad adviseert om sociale samenhang te versterken door in te zetten op relaties op buurtniveau, zodat de burger kan overzien voor wie hij het doet en wat de resultaten zijn. Bevorder daarom het ontstaan van buurtverenigingen of -netwerken. Zet wijkraden alleen in voor buurtoverstijgende
activiteiten.
Om
buurtbewoners
actief
te
krijgen
zou
de
gemeente
bewonersbudgetten kunnen toekennen aan buurten, waarmee de bewoners zelf bepalen wat belangrijk is in hun buurt. Waar buurtbewoners geactiveerd moeten worden om een bijdrage te leveren kan een voortrekker of buurtconciërge een rol spelen. De gemeente kan daarbij interactieve bijeenkomsten voor buurtbewoners organiseren. Betrek hierbij ook de jeugd en zet in op instrumenten die aansluiten bij hun belevingswereld, zoals bv. sociale media 21.
Deze aanbevelingen zullen wij ons ter harte nemen bij de uitwerking van het uitvoeringsplan voor het bevorderen van sociale cohesie. Wat gaan we doen in Oisterwijk ACTIES
TIJDSPAD
Analyse van succesfactoren om sociale samenhang te bevorderen
voor 1 januari 2012
Uitvoeringsprogramma sociale samenhang
januari 2012 – juli 2012
Beleidsregels subsidie aanpassen
voor juli 2012
Op basis van de gevoerde interviews en evaluaties worden de doelstellingen voor het wijkgerichte werken voor de toekomst benoemd. Dit wordt weergegeven in het voorstel „ingrediënten‟ voor een actieplan voor het wijk- en buurtgericht werken
september 2011
Doelstellingen uitwerken in een actieplan voor wijk- en buurtgericht werken
voor 1 januari 2012
21
Zie ook advies Wmo-Raad over wijkraden, 22 augustus 2010
25
5.3.4 Begeleiding (inclusief de transitie van begeleiding AWBZ) 22 Algemeen De functies begeleiding individueel en begeleiding groep voor extramurale cliënten worden gedecentraliseerd vanuit de AWBZ naar de gemeente. Per 1 januari 2013 is de gemeente verantwoordelijk voor nieuwe cliënten en vanaf 1 januari 2014 voor alle cliënten. De overheveling gaat gepaard met een bezuinigingstaakstelling van 5%. In totaal gaat het om 180.000 mensen die momenteel in Nederland begeleiding krijgen vanuit de AWBZ. Het gaat om mensen met een matige of ernstige lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychogeriatrische of psychiatrische beperking. Het doel van de begeleiding is om de zelfredzaamheid te bevorderen zodat opname of verwaarlozing kan worden voorkomen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om praktische hulp, of structuur en regie in de persoonlijke levenssfeer. Begeleiding kan zowel individueel als in groepen gegeven worden. Over de details wordt nog onderhandeld tussen het Rijk en de VNG in het kader van het bestuursakkoord, maar duidelijk is wel dat de decentralisatie geen gewone overheveling van taken betreft. De bedoeling is dat de AWBZ-functies geschrapt worden maar dat er gelijktijdig nieuwe producten worden ontwikkeld die aansluiten bij de denkwijze van de Wmo. Dat betekent dat de gemeente minder gaat werken met landelijke protocollen en meer lokaal en individueel maatwerk gaan bieden, dat er meer ruimte geboden wordt voor algemene voorzieningen en een wijkgerichte invulling daarvan, dat de eigen kracht van iemand centraal komt te staan (wat kan iemand wel in plaats van wat kan hij niet) en dat daarbij gekeken wordt mantelzorgers en vrijwilliger kunnen bijdragen. Daarnaast zullen er cliënten zijn die vanwege hun beperking gebaat zijn bij de begeleiding die zij nu hebben 1 op 1 te continueren. Het ministerie van VWS en de VNG hebben een transitiebureau ingesteld dat de overgang moet gaan begeleiden. Zij gaan gemeenten, aanbieders en cliënten voorbereiden door het informeren, faciliteren en uitwisselen van goede werkwijzen. Wat weten we over Oisterwijk23 De grondslagen voor AWBZ zorg zijn de volgende: -
Somatische aandoening/ziekte; Psychogeriatrische aandoening/ziekte; Psychiatrische aandoening/ziekte; Lichamelijke handicap; Verstandelijke handicap; Zintuiglijke handicap.
22
Informatie zoals verstrekt door de VNG en VWS op voorlichtingsbijeenkomsten over de transitie AWBZ in juni 2011 23 De bron voor deze paragraaf is de basisrapportage AWBZ gemeente Oisterwijk, CIZ, juli 2011
26
Daarbij worden de volgende zorgfuncties ingezet: Functie
Voorbeelden van zorg binnen de functie
Persoonlijke Verzorging
Hulp bij douchen, aankleden, scheren, pillen innemen, ogen druppelen of naar de wc gaan.
Verpleging
Medische hulp, zoals wondverzorging en injecties, of hulp bij zelf leren injecteren.
Begeleiding
Hulp bij het organiseren van praktische zaken in het dagelijks leven.
Verblijf
Verblijven in een verzorgingshuis.
Behandeling
Herstel of verbetering van een aandoening (bijvoorbeeld: opnieuw leren lopen na een hersenbloeding), of verbetering van vaardigheden of gedrag (bijvoorbeeld: leren omgaan met woedeaanvallen).
Kortdurend Verblijf
Logeren in een instelling voor maximaal drie etmalen per week.
AWBZ-instelling,
zoals
verpleeg-
of
In Oisterwijk ontvingen op 1 januari 2011 1.167 mensen AWBZ zorg. Landelijk gezien waren dit in totaal bijna 728.000 mensen. Aantal cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg op 1 januari 2011 in gemeente Oisterwijk per cliëntgroep. Cliëntgroep 1 januari 2010 1 juli 2010 1 januari 2011 Somatisch 0-64 jaar 50 4,3% Somatisch 65-74 jaar 66 5,7% Somatisch 75 jaar en ouder 374 32,0% Psychogeriatrisch 65 jaar en ouder 178 15,3% Psychiatrisch 0-17 jaar* 3 0,3% Psychiatrisch 18 jaar en ouder 152 13,0% Verstandelijk gehandicapt 0-17 jaar* 85 7,3% Verstandelijk gehandicapt 18 jaar en ouder 174 14,9% Zintuiglijke handicap 14 1,2% Lichamelijk gehandicapt 71 6,1% Onbekend 0 0,0% TOTAAL 1.167 100%
*
deze aantallen zijn alleen de indicaties van jongeren die door het CIZ zijn afgegeven. De cijfers van
indicaties die bureau Jeugdzorg heeft gegeven zijn niet bekend. De verwachting is dat het merendeel van de jongeren met een indicatie door Jeugdzorg wordt geïndiceerd.
27
Per 1 januari 2011 krijgen in totaal 321 mensen in Oisterwijk die extramuraal wonen begeleiding. Hiervan krijgen 190 mensen begeleiding individueel (gemiddeld ongeveer 4 uur per week), en 131 mensen begeleiding in een groep (gemiddeld 4,7 dagdelen per week). Wat gaan we doen in Oisterwijk ACTIES
TIJDSPAD
Analyse doelgroepen
september – december 2011
In gesprek met aanbieders en cliënten over de hulpvraag
september – december 2011
Afstemming regionale en lokale taken in ROM verband
september – december 2011
Ontwikkelen van nieuwe arrangementen
januari – december 2012
Borgen nieuwe arrangementen beleidsregels subsidie
in
verordening
of
Organiseren overgang bestaande cliënten (incl. eventuele herindicatie)
voor 1 januari 2013
Januari – december 2013
5.3.5 Integraal jeugdbeleid (inclusief de transitie jeugdzorg) Algemeen De gemeente heeft al een belangrijke taak op het gebied van jeugdbeleid, maar de komende jaren zal die nog veel groter worden door de transitie van de jeugdzorg. Hiermee krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid voor de provinciale jeugdzorg, de geestelijke gezondheid voor jeugd, de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugd en de jeugdbescherming. We zien hierbij een verschuiving van “recht op zorg” naar “de plicht om kinderen te ondersteunen en te stimuleren bij het opgroeien en hun ontwikkeling”. De gemeente zal dus extra moeten inzetten op de zelfredzaamheid en zelfsturing van het gezin, we zien opgroeien en opvoeden als belangrijke opdracht van de samenleving. Kinderen zijn in deze visie het sociaal kapitaal van de maatschappij. De zorg voor jeugd is een publiek belang: alle kinderen hebben het recht om gezond en veilig op te groeien. De gemeente én de maatschappelijke partners, hebben daarom de plicht om voorwaarden te scheppen en erop toe te zien dat kinderen goed en veilig opgroeien en om ouders/opvoeders op hun opvoedkundige taak te wijzen en daarin te faciliteren. Daarom wil de gemeente toewerken naar een sluitende integrale aanpak voor jongeren tot 27 jaar op alle beleidsterreinen (jeugd, onderwijs, veiligheid en sociale zaken). Daarom kijken we ook naar de WWnV, waar de wet WIJ, die de zaken rond jeugdwerkloosheid regelt, in op gaat. Wat weten we over Oisterwijk In het Jeugdbeleid zijn de laatste jaren veel ontwikkelingen geweest. In mei 2011 is, na ruim een jaar voorbereiding, het Oisterwijkse Centrum voor Jeugd en Gezin gestart. Verder worden alle zorgstructuren voor jeugd (waaronder de netwerken 12+ en 12-) beter op elkaar afgestemd en de aansturing verbeterd.
28
Er zijn afspraken gemaakt in regionaal verband om de decentralisatie van de jeugdzorg gezamenlijk op te pakken (ROM-niveau). In regionaal verband hebben de gemeenten inhoudelijke, professionele, organisatorische en bestuurlijke uitgangspunten (regionaal transitie- en actieplan regio Midden Brabant van juli 2011). Deze worden uitgewerkt in een plan van aanpak transitie dat in het voorjaar van 2012 gereed zal zijn. Uiteindelijk willen we komen tot een integrale aanpak voor jeugd tot 27 jaar waarbij verbindingen tot stand gebracht worden tussen het preventieve jeugdbeleid, onderwijs, veiligheid en de aanpak van jeugdwerkloosheid. Hier bij is de verbinding met de WWnV, waaronder straks ook de aanpak van jeugdwerkloosheid valt (nu nog WIJ) een belangrijk aandachtspunt. Wat gaan we doen in Oisterwijk ACTIES
TIJDSPAD
Uitvoeringsprogramma integraal jeugdbeleid
voor juni 2012
Aanpassen beleidsregels subsidie
juli 2012
Uitwerken uitgangspunten transitie Jeugdzorg in een plan van aanpak transitie
voorjaar 2012
29
Hoofdstuk 6
Samenwerking
In de Wet maatschappelijke ondersteuning staat dat gemeenten burgers en belanghebbenden moet betrekken bij de ontwikkeling van haar beleid. De gemeente Oisterwijk geeft hier op verschillende manieren invulling aan: 1.
Door het instellen van een Wmo-Raad die onafhankelijk en kritisch meedenkt over de voorbereiding en uitvoering van het beleid;
2.
Via de doorlopende contacten die gemeenteambtenaren hebben met maatschappelijke organisaties, cliëntenvertegenwoordigers en burgers /cliënten zelf.
In het coalitieakkoord staat burgerparticipatie als speerpunt benoemd. Daarom is het thema burgerparticipatie opnieuw onderzocht, wat heeft geleid tot de ontwikkeling en het gebruik van de „interactieladder‟. In dit hoofdstuk geven wij aan op welke manier volgens de interactieladder burgerparticipatie van toepassing is voor de Wmo.
6.1
De positie van de Wmo-Raad op de interactieladder
In 2007 heeft de gemeente Oisterwijk de Wmo-Raad ingesteld. Bij de oprichting van de WmoRaad heeft de gemeenteraad besloten dat de betrokkenheid van de Wmo-Raad bij het te ontwikkelen en uit te voeren beleid op het niveau „adviseren plus‟ van de toenmalige participatieladder diende te bevinden. Daarmee gaf de gemeenteraad aan dat zij vond dat de rol van de Wmo-Raad verder behoorde te gaan dan alleen adviseren, maar dat de Gemeenteraad uiteindelijk wel verantwoordelijk bleef om de eindafweging te maken. Bij de start van de ontwikkeling van het nieuwe beleid heeft het College met de Wmo-Raad afgesproken dat zij de nota mee mag „coproduceren‟. Dit is trede 6 van de interactieladder 24. Hiervoor is gekozen omdat we de Wmo-Raad vergaande bevoegdheid willen geven om samen met de gemeente het nieuwe beleid uit te stippelen. De uiteindelijke beslissingsbevoegdheid ligt bij het College en de Gemeenteraad. Als de gemeente afwijkt van een advies van de Wmo-Raad zal zij dit wel moeten motiveren. In het voortraject (startnotitie), en de daadwerkelijke beleidsontwikkeling is dan ook intensief samengewerkt met de Wmo-Raad. In elke vergadering van de Wmo-Raad is de voortgang besproken en heeft de Wmo-Raad hier mondeling feedback op gegeven. Daarnaast heeft de Wmo-Raad al op verschillende deelonderwerpen (zoals het voorstel over de toekomstscenario‟s) geadviseerd25. Bij de totstandkoming van de uiteindelijke tekst van deze nota heeft de Wmo-Raad actief meegedacht en gereageerd op de conceptteksten, zelfs als de reactietermijn hiervoor heel kort was. Daarmee is er daadwerkelijk gestalte gegeven aan de coproductie.
6.2
Samenwerken met maatschappelijke organisaties, cliëntvertegenwoordigers en burgers/cliënten zelf
Naast de formele vertegenwoordiging middels de Wmo-Raad hebben gemeenteambtenaren veelvuldig contact met maatschappelijke organisaties, cliëntvertegenwoordigers en burgers/cliënten zelf. 24
De interactieladder is een instrument om de participatiemogelijkheden van burgers bij de ontwikkeling van beleid vast te stellen. Zie bijlage 7 voor de volledige interactieladder. 25 Zie bijlage 2 voor een overzicht van relevante adviezen van de Wmo-Raad die voor deze nota zijn gebruikt.
30
Samenwerking met onze maatschappelijke partners en vertegenwoordigende organisaties is de essentie van de netwerkgemeente. Het draait er immers om dat er vorm gegeven wordt aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Bij de totstandkoming van deze visie zijn de maatschappelijke partners op verschillende manieren betrokken: 1.
Door individueel overleg met organisaties en betreffende beleidsmedewerkers. Zo krijgen de betreffende beleidsmedewerkers zicht op wat er speelt.
2.
Bij de totstandkoming van het rekenkamerrapport over het onderzoek naar de Wmo zijn alle externe partners uitgenodigd. Er is een bijeenkomst voor professionele organisaties georganiseerd en voor vrijwilligersorganisaties.
3.
Op 12 juli heeft de gemeente een bijeenkomst georganiseerd waarin de kaders van de visie, zoals in dit document gepresenteerd, zijn uitgelegd. Met de aanwezigen heeft er een discussie plaatsgevonden over voor- en nadelen van de Kanteling, en is nagedacht over aanbevelingen voor de uitwerkingen. Hierover leest u in de volgende paragraaf meer.
In dit proces hebben de maatschappelijke partners het college geadviseerd. Dit is trede 5 van de interactieladder. Met de keuze voor een netwerkgemeente, en de ambitie om samen met de maatschappelijke partners tot „sociale contracten‟ te komen waarin we onze gezamenlijke ambities verwoorden, spreekt de gemeente uit dat we in de toekomst óók met onze partners op het niveau van coproduceren willen opereren, en in sommige gevallen er zelfs voor zullen gaan kiezen om alleen te faciliteren.
6.3
Interactie bij de totstandkoming van deze visie
Op 12 juli is de nieuwe visie gepresenteerd aan de maatschappelijke partners. Hiervoor waren alle zorg- en welzijnsorganisaties uitgenodigd, zowel de professionele organisaties als de vrijwilligers en cliëntenraden26. Op deze avond is uitleg gegeven over de gemeentelijke kaders voor het nieuwe Wmo beleid, en was er gelegenheid voor de aanwezige organisaties om hier met elkaar en met de gemeente over van gedachten te wisselen. Op de avond is gebleken dat de richting die we met de netwerkgemeente op willen gaan, op grote steun kan rekenen onder de maatschappelijke organisaties. Er is draagvlak voor de gedachte dat mensen meer zelf verantwoordelijk worden voor meedoen en zelfredzaam zijn, en dat zij samen met hun sociale netwerk moeten zoeken naar oplossingen als zij hiermee problemen ervaren. Er werden veel eerste creatieve gedachten met elkaar gedeeld om hieraan vorm te geven, en te zoeken naar nieuwe mogelijkheden om hieraan een bijdrage aan te leveren. Er worden bijvoorbeeld kansen gezien in het inzetten op maatjesprojecten, en het organiseren van projecten op kleine schaal (buurtniveau) om ook kwetsbare mensen te betrekken bij het buurtgebeuren. De buurtorganisaties gaven aan hier graag een rol in te willen spelen. Er worden kansen gezien in het eenvoudiger en efficiënter organiseren van zorg en welzijn, om meer verbindingen te leggen en beter samen te gaan werken. Meer regie voor
26
Voor een overzicht van deelnemende organisaties zie bijlage 5
31
de cliënt werd als een voordeel gezien, maar tegelijkertijd vindt men dat de gemeente moet waken voor zorgafhankelijkheid van de cliënt ten opzichte van mantelzorgers en vrijwilligers. De aanwezigen deelden hun zorg over een aantal randvoorwaarden die nodig zijn om een echte netwerkgemeente te worden. Het streven naar sociale samenhang is erg belangrijk, maar is het wel een reële verwachting in deze tijd? Verder maken zij zich zorgen over vrijwilligers en mantelzorgers. De gemeente wil veel verantwoordelijkheid bij hen neerleggen, zijn er wel genoeg vrijwilligers en mantelzorgers om dit aan te kunnen? Een aanbeveling daarbij is om vrijwilligers voor korte klussen te werven en hierover duidelijk te communiceren. Zorgelijk is ook dat het traject samenvalt met de bezuinigingen, terwijl om deze omslag te bewerkstellingen het misschien wel nodig is om (tijdelijk) extra te investeren. De aanwezigen deden de volgende aanbevelingen aan de gemeente: een goede vraagverheldering is erg belangrijk, en afstemming tussen de verschillende manieren van vraagverheldering. Investeer in kwaliteit en maak ook gebruik van de kennis die aanwezig is bij de organisaties. Zorg voor een goede communicatie. Een cultuuromslag krijg je niet zomaar, daar is tijd voor nodig. Tot slot: maak keuzes. Er komt veel op de gemeente af, dit kun je niet allemaal tegelijk aanpakken. Kies en prioriteer, en neem de tijd om het goed te doen. Op die manier laat je zien dat je serieus met de zaken omgaat. Voor een volledige weergave van de kansen, bedreigingen en aanbevelingen zie bijlage 6.
6.4
Vervolg
De conceptvisie wordt op de website van de gemeente gepubliceerd. Alle organisaties die bij de gemeente bekend zijn worden er actief op geattendeerd hier kennis van te nemen. Hierbij is aangegeven dat over een deel van de kaders al besluitvorming door de gemeenteraad is geweest, en dat die dus al vastliggen. Dit geldt voor de keuze voor een netwerkgemeente en het werken volgens de Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl. Organisaties kunnen schriftelijk of mondeling of mondeling reageren. De schriftelijke reacties die de gemeente vóór 20 augustus heeft ontvangen worden samen met deze nota aangeboden aan de gemeenteraad. Reacties die we later ontvangen worden nagezonden. De reacties worden inhoudelijk behandeld bij de uitwerking van de speerpunten en overig beleid.
32
Hoofdstuk 7 7.1
Proces
In deze nota presenteert de gemeente de algemene visie over maatschappelijke ondersteuning. Het is een kaderstellende nota; slechts de kaders worden vastgelegd. Deze kaders vormen de nieuwe filosofie die we centraal stellen bij alles wat we doen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, de stip aan de horizon. Veel taken die de gemeente doet continueren we, maar voor de belangrijkste ontwikkelingen van de komende jaren hebben we speerpunten geformuleerd. Doel is om deze speerpunten samen met onze maatschappelijke partners uit te werken. Voor alle speerpunten zal een actieplan/uitvoeringsprogramma opgesteld worden. Hierin zullen we verwoorden wat we concreet gaan doen, welke doelen we nastreven en wat we hiermee willen bereiken. Ook zullen we hierbij nadere inzichten geven in de financiën en het tijdspad. Waarom doen we dit nu nog niet? Allereerst staat de gemeente nog aan het beginpunt van een nieuw proces. Op dit moment zijn nog niet alle gegevens voor handen die nodig zijn om de vertaalslag naar de praktijk te maken. Daarnaast hecht de gemeente er zeer aan om die vertaalslag te maken samen met onze maatschappelijke partners. Immers: als we echt de filosofie van de Kanteling willen toepassen, zal de gemeente niet meer overal een centrale rol hebben. We willen meer verantwoordelijkheid leggen bij de burgers en maatschappelijke partners, dat start met samen bedenken wat we gaan doen. Ons doel is dan ook om op alle speerpunten een „maatschappelijk contract‟ af te sluiten waarin we afspraken met de maatschappelijke partners vastleggen. Daarom verbeelden we het proces voor de komende jaren als volgt:
DOEL 2015: netwerkgemeente
2011
2012
2013
2014
2015
GROEIPROCES: MEERJARENONTWIKKELING Vertrekpunt 2011 schets kaders, randvoorwaarden
uitwerking van de kaders ruimte om de ideeën gezamenlijk vorm te geven en leerervaring op te doen.
33
Naast de 5 speerpunten die we in hoofdstuk 5 benoemd hebben, zijn er vier overkoepelende taken: -
Sturen en handelen vanuit één centrale visie: het gaat hierbij om afstemming tussen verschillende beleidsterreinen. Training van de interne organisatie en centrale communicatie (intern én extern) maken hier onderdeel van uit.
-
Financiële sturing: één van de belangrijkste doelen voor de komende jaren is de kosten van de Wmo beheersbaar maken. Momenteel ontbreekt het ons aan mogelijkheden om te sturen op onze uitgaven. Dit is ook door de Rekenkamer geconstateerd. Wij willen aan de slag met de aanbevelingen van de Rekenkamer om dit te verbeteren.
-
Sturing op opdrachtgeverschap: als we een andere houding vragen van maatschappelijke organisaties, moet de gemeente die ook op een andere manier gaan aansturen. Welzijn Nieuwe Stijl geeft hier de handreikingen voor. Het is belangrijk dat de gemeente als subsidieverstrekker eenduidig met organisaties omgaat. Daarom is hiervoor centrale sturing nodig.
-
Sturen op beheersing van het netwerkproces: als we de netwerkgemeente vorm gaan geven gaat dit gepaard met een veranderende verantwoordelijkheid van de betrokken partijen (burgers, organisaties en gemeente). Dit proces moet aangestuurd worden. De regierol hiervoor ligt bij de gemeente. De gemeente zal ook controleren of de veranderingen het beoogde effect hebben en of de netwerkgemeente daarmee werkelijk gerealiseerd zal worden.
Samen met de maatschappelijke partners (waar we overigens ook de vrijwilligersorganisaties en vertegenwoordigers van burgers toe rekenen) gaan we de plannen verder uitwerken. Dit zal leiden tot uitvoeringsplannen die het college zal vaststellen. De gemeenteraad zal hierover geïnformeerd worden middels raadsinformatiebrieven. We stellen voor om de betrokkenheid van de gemeenteraad te borgen door jaarlijks een evaluatiemoment te houden. Naast een schriftelijke evaluatie die ter vaststelling aan de gemeenteraad wordt aangeboden willen we elk jaar een Wmo conferentie houden, waarbij gemeenteraad, Wmo-Raad, maatschappelijke partners en ambtenaren elkaar kunnen ontmoeten en kennis uit kunnen wisselen.
34
Dit schema geeft weer hoe de planning om te komen tot concrete uitvoeringsplannen eruit ziet: Sturen en handelen vanuit één visie
SPEERPUNT
financiële sturing
sturing op opdrachtgeverschap
ACTIEPUNTEN
beheersen netwerkproces
PROCES
Bevorderen van Invoering WWnV vanaf januari 2012 maatschappelijke sept 2011 – juli 2012 participatie: participeren Ontwikkelen uitvoeringsprogramma vrijwilligerswerk en mantelzorg in relatie tot naar vermogen de participatieladder
Bevorderen van zelfredzaamheid: van verzorgingsstaat naar civil society
Integrale benadering waarborgen
doorlopend
Beleidsregels subsidies herzien
voor juli 2012
Herinrichten proces toekennen individuele voorzieningen
voor 1 januari 2012
Invoeren van gekantelde verordening
1 januari 2012
Implementeren van gekantelde verordening voor 1 januari 2012 Uitvoeren van gekantelde werkwijze
vanaf 1 januari 2012
Trainen van de ambtelijke organisatie: algemeen en specifiek op de nieuwe werkwijze
sept 2011 – jan 2012
sept 2011 – jan 2012 Actieplan maken over afstemming tussen individuele, collectieve voorzieningen en algemene voorzieningen, inclusief financiële doorrekening Versterken van de kracht van de samenleving: bevorderen van sociale samenhang
Analyse van succesfactoren om sociale samenhang te bevorderen
voor 1 januari 2012
Uitvoeringsprogramma sociale samenhang
jan 2012 – juli 2012
Beleidsregels subsidie aanpassen
voor juli 2012
Op basis van de gevoerde interviews en evaluaties worden de doelstellingen voor het wijkgerichte werken voor de toekomst
september 2011
35
benoemd. Dit wordt weergegeven in het voorstel „ingrediënten‟ voor een actieplan voor het wijkgerichte werken
Begeleiding
Integraal jeugdbeleid incl. de transitie jeugdzorg
Doelstellingen uitwerken in een actieplan voor wijkgericht werken
voor 1 januari 2012
Analyse doelgroepen
sept – dec 2011
In gesprek met aanbieders en cliënten over de hulpvraag
sept – dec 2011
Afstemming regionale en lokale taken in ROM verband
sept – dec 2011
Ontwikkelen van nieuwe arrangementen
jan – dec 2012
Borgen nieuwe arrangementen in verordening of beleidsregels subsidie
voor 1 januari 2013
Organiseren overgang bestaande cliënten (incl. eventuele herindicatie)
jan – dec 2013
Uitvoeringsprogramma integraal jeugdbeleid
voor juni 2012
Aanpassen beleidsregels subsidie
juli 2012
Uitwerken uitgangspunten transitie Jeugdzorg in plan van aanpak transitie
36
Hoofdstuk 8
Samenvatting
De kern van de Oisterwijkse netwerkgemeente is de aanwezigheid van een sterk sociaal netwerk waarin alle burgers (met of zonder beperking) elkaar actief helpen en ondersteunen. Daarom wil de gemeente de maatschappelijke betrokkenheid van burgers vergroten waardoor er een meer rechtvaardigere en socialere samenleving ontstaat, waarin de zorg voor elkaar, het zich verbonden voelen met elkaar en voor elkaar verantwoordelijk zijn centrale elementen vormen. Betrokkenheid, binding en verantwoordelijkheid zien wij dan ook als centrale pijlers in de Wmo. De gemeente kiest er daarom voor om stevig in te zetten op het bevorderen van de sociale samenhang in buurten en wijken zodat de netwerken tussen burgers onderling worden versterkt. Daarnaast zet de gemeente specifiek in op het bevorderen van netwerken rond kwetsbare burgers, waarin burgers, professionals en de overheid naast elkaar acteren, zoals dit bij voorbeeld bij maatschappelijke steunsystemen gebeurt. Op die manier ontstaat er een stevig vangnet voor die burgers die het (tijdelijk) niet redden om zelf of met ondersteuning van hun sociaal netwerk mee te doen en zelfredzaam te zijn. Om de omslag van een situatie waarbij burgers die zich bij een probleem in eerste instantie tot de overheid wenden, naar een situatie waarbij burgers bij een ondersteuningsvraag in eerste instantie in hun eigen netwerk gaan zoeken naar een oplossing te bewerkstelligen dienen burgers, maatschappelijke instellingen en de overheid op een andere manier samen te gaan werken. We willen als gemeente veel meer inzetten op ondersteunen en mogelijkheden creëren voor mensen om zelf dingen te doen, dan dat we de zorg overnemen. Dat vraagt om een andere houding van alle partijen. Zo verwachten we van burgers dat ze bij een ondersteuningsvraag in eerste instantie samen met hun sociale netwerk naar een oplossing gaan zoeken, in plaats van zich bij de overheid te melden. Van professionals verwachten we dat ze vraaggerichter werken en „erop af‟ gaan, en ook bij de gemeente zelf als overheid moet een hele omslag ontstaan waarbij maatwerkoplossingen centraal staan, en we waar nodig de regierol op ons nemen om ervoor te zorgen dat er niemand buiten de boot valt. De komende jaren zetten we in op het bereiken van deze omslag. Hiervoor wil de gemeente samen optrekken met burgers en maatschappelijke organisaties, en komen tot „maatschappelijke contracten‟ waarin we onze gezamenlijke ambities vastleggen.
37
Bijlagen
1.
Begrippenlijst
2.
Overzicht relevante adviezen Wmo-Raad
3.
Aanbevelingen Rekenkamer
4.
Aanbevelingen onderzoek MEE
5.
Deelnemerslijst Wmo bijeenkomst 12 juli 2011
6.
Samenvatting uitkomsten Wmo bijeenkomst 12 juli 2011
7.
Interactieladder
38
Bijlage 1
Begrippenlijst
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
MEE
Organisatie die mensen met een beperking adviseert en ondersteunt
HV
Huishoudelijke verzorging
WWB
Wet Werk en Bijstand
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
WWnV
Wet Werken naar Vermogen
Wvg
Wet voorzieningen gehandicapten
39
Bijlage 2
Overzicht relevante adviezen Wmo-Raad27
Beleidsvisie op de WMO (9 februari 2010) Advies Wmo-Raad aan College van B&W en de fracties van de gemeenteraad over bezuinigingsvoorstellen (25 februari 2010) Advies Wmo-Raad over perspectievennota 2010 (6 juli 2010) Visie Wmo-Raad over wijkraden (22 augustus 2010) Advies Wmo-Raad over Wmo-evaluatie 2009 (29 augustus 2010) Advies Wmo-Raad over proces 'De Kanteling' in de Wmo (29 augustus 2010) Advies Wmo-Raad over het collegevoorstel over de AWBZ-pakketmaatregel (2 september 2010) Advies Wmo-Raad over het Onderzoek Leefbaarheid en Veiligheid 2010 (27 september 2010) Advies Wmo-Raad over Startnotitie Wmo nota 2012-2015 (27 september 2010) Advies Wmo-Raad over begroting 2011 gemeente Oisterwijk (28 oktober 2010) Advies Wmo-Raad over beleidsvisie Wmo (26 april 2011)
27
De hier genoemde adviezen zijn gebruikt bij de totstandkoming van deze nota. Voor een volledig overzicht van de adviezen van de Wmo-Raad verwijzen wij u naar www.Wmoraadoisterwijk.nl
40
Bijlage 3
Aanbevelingen Rekenkamer
“meebewegen waar nodig, ruimte voor de burger binnen de Wmo in Oisterwijk’ Rekenkamer, april 2011
Aanbevelingen: 1. Focus op eigen kracht en initiatief van burgers en organisaties; 2. Maak wijkfoto‟s van maatschappelijke participatie; 3. Gebruik het normenkader uit dit onderzoek als leidraad voor het nieuwe Wmo beleidsplan; 4. Bouw het zorgloket uit tot een participatieloket; 5. Investeer verder in mantelzorgers en vrijwilligers; 6. Ontwikkel contractering Welzijn Nieuwe Stijl; 7. Organiseer verbindingen binnen het gemeentelijke domein; 8. Kom van gegevens naar beleidsinformatie; 9. Breng de Wmo in de praktijk.
Voor het volledige rapport verwijzen wij u naar de www.oisterwijk.nl
41
Bijlage 4
Aanbevelingen uit onderzoek MEE
“vrije tijd in de gemeente Oisterwijk: onderzoeksrapport ten behoeve van de gemeente Oisterwijk ter voorbereiding op verbetering van het participatiebeleid voor kwetsbare mensen binnen deze gemeente” MEE in samenwerking met de Twern, juli 2011
Aanbevelingen: 1. Kwetsbare mensen zijn geen wijkbewoners. Zet in op betrokkenheid van kwetsbare wijkbewoners bij activiteiten binnen de wijk en de buurt. Zorgaanbieders moeten de deelname aan activiteiten in de wijk en buurt actief stimuleren. Er dient aansluiting gevonden te worden bij de behoefte van de cliënt en geprobeerd te worden om die binnen de eigen gemeente te vervullen in plaats van daarbuiten. 2. Geografisch gezien hebben 3 wijken een duidelijk hoger aantal kwetsbare burgers. Heb zicht op deze verhoudingen en spring bij daar waar de verhouding uit balans raakt (en de draagkracht van de buurt hierdoor op de proef wordt gesteld). 3. Zelfstandig wonenden zijn moeilijk te bereiken. Zet nader onderzoek in om ook deze doelgroep in beeld te krijgen. 4. De meeste mensen werken buiten Oisterwijk. Voor het opbouwen van sociale contacten is het belangrijk dat kwetsbare mensen werk of dagbesteding in de eigen gemeente hebben. Neem als gemeente het voortouw om een plan te maken om de werkplekken voor kwetsbare mensen uit de eigen gemeente te vergroten. 5. Er is een grote behoefte aan ontmoeting en de meerderheid van de ondervraagden maakt geen gebruik van wijkactiviteiten. Zorg dat er in de wijkcentra ruimte is voor vrijblijvende ontmoetingen. Pleeg een extra inspanning om kwetsbare burgers toe te leiden naar de wijkcentra. Vaak staan zij al wel open voor deze doelgroepen maar blijkt de drempel toch nog te hoog. Zorgaanbieders dienen hun cliënten meer naar wijkactiviteiten toe te leiden. 6. De grootste behoefte aan vrije tijdsactiviteiten ligt in de weekenden en avonden. Zorg dat het aanbod hierop aansluit. Met name in het weekend zijn de mogelijkheden nog beperkt. 7. Kwetsbare burgers willen bij nieuwe vrije tijdsactiviteiten een vast contactpersoon en begeleiding bij de eerste bezoeken. Door deze begeleiding kan de drempel om deel te nemen aan nieuwe activiteiten weggenomen worden. 8. De vrije tijdsvraag van de ondervraagden is zeer divers. Breng daarom de individuele wens zo goed mogelijk in kaart voordat gekeken wordt naar het aanbod. Kijk ook naar wat mensen te bieden hebben, ook kwetsbare mensen hebben talenten! Maak het doen van vrijwilligerswerk ook voor hen toegankelijk. Vergroot het aanbod van eenmalige activiteiten en workshops.
42
Bijlage 5
Deelnemerslijst Wmo bijeenkomst 12 juli 2011
Overzicht van organisaties die deelgenomen hebben aan de bijeenkomst op 12 juli. Een aantal organisaties was met meerdere mensen aanwezig. -
Twern Zorgbelang Visio GGZ Breburg SSPO KBO Moergestel KBO Oisterwijk Thebe (De Vloet) Seniorenvoorlichters Catherinenberg ASVZ – locatie Vincentius Leystromen Amaliazorg Cliëntenraad Amarant (Martino) Stichting Mantelzorg Oisterwijk RIBW Midden Brabant MEE Regio Tilburg Juvans Ouderinitiatief Goed Wonen Oisterwijk Buro Maks Buurtraad Heukelom Amarant Stromenland Expertisecentrum Familiezorg Elkaar Nabij Moergestel Wijkraad Waterhoef De Belvertshoeve Contour Informele Zorg Stichting Inlooppunt en mantelzorg Ouders van ASVZ Beukendreef De Zonnebloem Oisterwijk KansPlus Ouderinitiatief Olivier Wmo-Raad Raads- en commissieleden
43
Bijlage 6
Samenvatting uitkomsten Wmo bijeenkomst 12 juli 2011
Kansen -
Maatjesprojecten bieden kansen, mits de goede keuzes worden gemaakt. Trek lering uit de ontwikkelingen van, WZSW en Klus en Dienst! Organisaties moeten meer gaan samenwerken en kunnen dan ook niet meer zo makkelijk hun eigen ding blijven doen / weg van de minste weerstand. Nu heeft de gemeente met een beperkt aantal mensen contact – er ligt een kans om veel meer de direct betrokkenen te betrekken. De cultuuromslag is zowel een kans als een bedreiging. Subsidies herverdelen – maak ruimte voor de mensen die het het hardste nodig hebben en niet alleen voor diegenen die het hardste roepen. Cliënten nemen meer eigen verantwoordelijkheid als ze dit kunnen. Dit stimuleert hun groei. Zorg direct bij huis organiseren maakt dat er korte lijntjes zijn. Vereenvoudig de werkwijzen. Weg met de bureaucratie! Er ontstaan mogelijkheden om meer te integreren op buurtniveau. Er ontstaan meer kansen tot samenwerking, verbindingen leggen en integraliteit te organiseren, daar waar het nu erg versnipperd is. Het is een kans om middelen te laten landen daar waar ze het hardste nodig zijn. Zorg voor goede indicatiestelling Mogelijkheden tot het eenvoudiger en efficiënter organiseren van zorg. Richt je op de vraag achter de vraag en maak het minder complex. De ontwikkelingen en samenhang tussen zorg en welzijn wordt versterkt. Dit vraagt wel aandacht, hierin moeten we investeren! Organisaties gaan ontschotten. De samenwerking tussen organisaties wordt gestimuleerd.
Bedreigingen -
-
-
Zorgen over burgers in kwetsbare situaties en de middengroep, hebben zij voldoende sociaal netwerk? Durven zij wel om hulp te vragen? Kunnen zijn hun hulpvraag wel zelf formuleren? Zijn deze burgers mondig genoeg? En hoe gaan we om met zorgmijders? Hebben wij niet te hoge verwachtingen van de mogelijkheden van de doelgroep? Goede vraagverheldering is noodzakelijk (door Wmo consulent of andere organisaties). Is er voldoende kennis? Voor sommige kwetsbare burgers (bv in de psychiatrie) is het nodig om andersom te redeneren: vanuit een individuele voorzieningen/begeleiding proberen om aansluiting te vinden bij algemene voorzieningen. Zijn hier straks nog mogelijkheden voor? Informatieniveau van de gemeente: er komen nieuwe taken en verantwoordelijkheden op de gemeente af. Is de gemeente hiertoe uitgerust, heeft zij de kennis in huis? Er moet een cultuuromslag gerealiseerd worden terwijl er tegelijkertijd sterk bezuinigd moet worden. Is er voldoende financiële ruimte om waar nodig te investeren? Een cultuuromslag kost tijd, hebben we dat? Er is een brede zorg dat er onvoldoende vrijwilligers zijn. Heb niet te hoge verwachtingen aan wat je in beeld kunt krijgen via de organisaties.
44
-
-
De gehandicaptenorganisaties zijn nu nog te individueel ingesteld. Is de verwachting vanuit de Wmo dat iedereen moet kunnen participeren niet simpelweg te hoog? Hebben we wel voldoende vrijwilligers? Mensen werken meer en langer, dus hebben minder tijd. Zet in op nieuwe vrijwilligers en richt je daarbij ook op andere doelgroepen (talentenbank). Trends in samenleving (individualisering, meer aan het werk) staan haaks op ontwikkeling die we beogen (meer zorgen voor elkaar). Afhankelijkheidsrelatie tussen zorgvrager en mantelzorger/vrijwilligers. Mensen hebben recht op zelfstandigheid en eigen keuze.
Aanbevelingen -
-
-
Investeer in maatjesprojecten. Deel kennis met de deskundigen uit het veld en betrek hen bij projecten. Maak gebruik van de expertise die er is en prioriteer wat je wilt oppakken (niet alles kan tegelijk). Ben hier duidelijk over. Pak belemmerende regelgeving aan als je serieus wilt dat initiatieven van burgers beloond worden! Zorg dat er voldoende tijd is, de cultuurverandering die we wensen zal jaren kosten. Betrek wijkraden bij voorlichting in de wijk over de nieuwe doelgroepen uit de AWBZ – probeer nu mensen nog begeleiding hebben bekendheid met en toeleiding naar wijkvoorzieningen te organiseren. Maak samenhangende netwerken. Vertrouw op buren met tijd. Organiseer gezamenlijke activiteiten in de wijk, bv eten of tuintjes. Betrek inwoners zelf directer, en niet alleen de mensen die je overal al tegenkomt. Benader hen persoonlijk. Richt je op deelgebieden als je nieuwe vrijwilligers zoekt en zorg voor heldere en afgebakende opdrachten en flexibele tijdsinvestering. Zoek kwetsbare groepen thuis op (via mantelzorgers en vrijwilligers), vooral de mensen die hun indicatie verliezen. Zorg dat de mensen in beeld zijn. Coördineer en schep de voorwaarde voor de cultuuromslag. Maak keuzes en stel prioriteiten; er komt erg veel af op de gemeente, waar nog niet altijd expertise voor aanwezig is. Je kunt niet alles tegelijk! Start een talentenbank, maak gebruik van talenten van de mensen, ook die mensen met een beperking! Dit draagt bij aan het wegwerken van stigma‟s. Ontwikkel beleid voor vrijwilligers Zet in op goede informatie voor en communicatie met de burger Maak het onzichtbare zichtbaar. Gesprek aan de keukentafel: zorg voor goede vraagverheldering, informeer burgers goed en geef een goede terugkoppeling zodat de status van het gesprek duidelijk is. Bundelen van krachten van organisaties Verbinden jong en oud. Kijk hierbij bv naar de mogelijkheden van ICT en zet jongeren in om ouderen hierin mee te nemen. Ga wijkgericht op zoek naar problemen én oplossingen! Geef ruimte aan vrijwilligers, zie dat als een uitdaging. Heb vertrouwen.
45
Bijlage 7
De interactieladder
Om te bepalen wanneer een beleidsproces interactief aangepakt moet worden, en de vorm en het niveau van de interactie eenduidig te bepalen, ontwikkelde de gemeente de interactieladder. Door het niveau van interactie voorafgaand aan de start van nieuwe beleidsontwikkeling te bepalen én te communiceren naar betrokkenen, zijn de verwachtingen in het beleidsproces duidelijk. De interactieladder bestaat uit 7 niveaus: Uitkomst interactieproces en mate van invloed
Mate van interactie
Rol bestuurorgaan
1. niet informeren
Het college of de raad voert Er is geen invloed van geheel zelfstandig beleid en derden en dus geen geeft hierover geen uitkomst van de interactie. informatie
2. informeren
Het college of de raad voert De uitkomst is een geheel zelfstandig beleid en geïnformeerde doelgroep. geeft hierover informatie. Indien nodig probeert het bestuursorgaan de doelgroep te overtuigen.
3. raadplegen
Het college of de raad vraagt de mening van de doelgroep over een concreet voorstel.
De uitkomst is inzicht in hoe de doelgroep over een bepaald onderwerp denkt. De uitkomst wordt ter kennisgeving opgevat.
4. adviseren
Het college of de raad vraagt een mening of advies waarbij er ruimte is voor inbreng en discussie.
De uitkomst is een advies van de doelgroep aan het bestuur over de gewenste richting. Het bestuur moet argumenten geven waarom zij het advies wel of niet overneemt. De uitkomst wordt meegewogen.
5. meebeslissen
Het college of de raad geeft de deelnemer bevoegdheid om binnen randvoorwaarden zelf beslissingen te nemen.
Vooraf is afgesproken van welke (deel)processen de uitkomsten worden meegenomen.
6. coproduceren
Het college werkt op
of de basis
raad Samen met een andere van partij komt het voorstel
46
gelijkwaardigheid met inhoudelijk en/of financieel andere partijen samen. tot stand. 7. faciliteren
Het college of de raad biedt Het bepalen van de ondersteuning zoals tijd, uitkomst is niet meer aan geld, deskundigheid of het gemeentebestuur. materiële hulpmiddelen.
47