deel
Pathologie
2
opdrachten
hoofdstuk 6 Opdracht 1: Oefening potjeslatijn Vertaal onderstaande termen met behulp van kader 6.2 zo letterlijk mogelijk.
prognose
diagnose
heteroanamnese
autoanamnese
microscoop
gastro-enterologie
retinitis
iatrogene morbiditeit
encefalitis
pathologie
pathogeen
Zet nu naast de letterlijke vertaling wat met deze term wordt bedoeld.
Opdracht 2: Ziekteoorzaken Lees kader 6.3 en kijk naar figuur 6.2; ga na welke mogelijkheden jij als hulpverlener in je toekomstig werkveld hebt om iemands draagkracht te verhogen en welke mogelijkheden er zijn om de draaglast te verminderen. Je kunt daarbij gebruikmaken van een casus uit je stage. Als je geen voorbeelden hebt, kun je misschien gebruikmaken van een casus van een medestudent.
Opdracht 3: Preventie van ziekte Wat kan de rol van een hulpverlener zijn bij de preventie van ziekte?
Opdracht 4: Toets je kennis van genetica Lees paragraaf 6.2 (Erfelijkheid en ziekte) en beoordeel de volgende stellingen. 1 Een gezond echtpaar kan geen kinderen krijgen met een erfelijke ziekte.
☐ juist
☐ onjuist
☐ soms, als...
Opdrachten bij deel 2 van Medische kennis voor hulpverleners –
1/10
2 Als een echtpaar een kind met een erfelijke ziekte heeft gekregen, is de kans erg klein dat zij nog een kind met dezelfde ziekte krijgen.
☐ juist
☐ onjuist
☐ alleen als...
3 Erfelijke kenmerken kunnen een generatie overslaan.
☐ juist
☐ onjuist
☐ alleen als...
4 Als neef en nicht samen een kind krijgen, is de kans op een kind met erfelijke afwijkingen groter dan normaal.
☐ juist
☐ onjuist
☐ alleen als...
5 Door een grote dosis röntgenstraling kunnen erfelijke aangeboren ziekten ontstaan.
☐ juist
☐ onjuist
☐ alleen als...
6 Door een grote dosis radioactiviteit kunnen niet-erfelijke aangeboren afwijkingen ontstaan.
☐ juist
☐ onjuist
☐ alleen als...
7 Als een man met hemofilie trouwt met een gezonde vrouw, kan een kind uit dit huwelijk geen hemofilie hebben.
☐ juist
☐ onjuist
☐ alleen als...
8 Een gezond echtpaar wenst kinderen. De zus van de vrouw heeft een zoon met spierdystrofie van Duchenne. De kans dat dit echtpaar een kind met deze ziekte krijgt, is nihil.
☐ juist
☐ onjuist
☐ alleen als...
Opdrachten bij deel 2 van Medische kennis voor hulpverleners –
2/10
9 Als een man met PKU en een gezonde vrouw een kind krijgen, is er een kans van 1 op 4 dat het kind PKU heeft.
☐ juist
☐ onjuist
☐ alleen als...
10 Erfelijke afwijkingen slaan altijd een generatie over.
☐ juist
☐ onjuist
☐ alleen als...
(Bron vraag 1 t/m 9: Docentenhandleiding bij het lespakket Erfelijkheid Nu, VSOP)
Opdracht 5: Karyogrammen • Bekijk figuur 6.8 en stel vast bij elk van de karyogrammen of het om een jongen of een meisje gaat. • Welke van de karyogrammen heeft een chromosoom te veel? • Noem een afwijking waarbij een chromosoom te veel aanwezig is.
Opdracht 6: Hielprik Noem twee van de achttien congenitale ziekten die in een vroeg stadium kunnen worden opgespoord door middel van de hielprik bij de baby. Raadpleeg tevens hoofdstuk 1.
Opdracht 7: Congenitaal en erfelijk • Is een aangeboren afwijking altijd erfelijk? Verklaar je antwoord. • Is een erfelijke afwijking altijd zichtbaar bij de geboorte? Licht je antwoord toe aan de hand van een voorbeeld.
Opdracht 8: Het menselijk genoom in kaart gebracht Lees kader 6.4. Voorzitter Idenburg van het Verbond van Verzekeraars was ooit van mening dat genetisch onderzoek mogelijk moet zijn en dat ‘als iemand niet meewerkt aan een genetisch onderzoek, het gevolg kan zijn dat hij niet in aanmerking komt voor verzekering. Een verzekeraar zou een erfelijkheidsonderzoek moeten kunnen vragen als de antwoorden van de cliënt op het aanmeldingsformulier daartoe aanleiding geven.’ De Gezondheidsraad wil erfelijkheidsonderzoek in opdracht van een verzekeraar verbieden bij mensen die een levensverzekering, arbeidsongeschiktheidsverzekering of een pensioenverzekering wensen. Geef je mening over zo’n screening en licht deze toe.
Opdracht 9: Erfelijk belast Lees kader 6.6. Probeer antwoord te geven op de vragen die in dit kader worden gesteld. Wat is je conclusie?
Opdrachten bij deel 2 van Medische kennis voor hulpverleners –
3/10
Opdracht 10: Nog eens de emmer Vul de emmer uit figuur 6.2 met oorzaken voor borstkanker. Op welke factoren heeft iemand zelf invloed?
Opdracht 11: Nuttige micro-organismen Geef een aantal voorbeelden van situaties waarin micro-organismen voor de mens nuttig zijn.
Opdracht 12: Ziekenhuisinfecties en besmetting tijdens de les • Waarom is de kans dat je een ernstige infectie oploopt in een ziekenhuis groter dan in een collegezaal, waar je soms met meer dan tweehonderd studenten bijeen bent? • Op welke manieren kun je tijdens een hoorcollege door je medestudenten of docent besmet worden? • Om welke ziekten zal het hier vooral gaan? • Welke maatregelen kun je nemen om deze kans op besmetting tijdens de les te verminderen?
Opdracht 13: Steriele ontsteking • Geef een voorbeeld van een steriele ontsteking. • Waarom ontstaat bij een steriele ontsteking geen pus?
Opdracht 14: Beroepsziekten • Noem een aantal beroepen die de kans op het krijgen van kanker aanmerkelijk vergroten. • Tot welke instantie zou jij je wenden als je meende dat jouw werk gezondheidsrisico’s oplevert? • Zijn er in de hulpverleningspraktijk ook werksituaties die gezondheidsrisico’s kunnen opleveren? Denk hierbij niet alleen aan kanker, maar ook aan risico’s als infecties en lichamelijk trauma.
Opdracht 15: Tumor Symptomen van een kwaadaardige tumor kunnen zijn vermoeidheid en vermagering, geef een verklaring voor deze symptomen.
Opdracht 16: Cytostatica Lees de tekst bij de behandeling van kanker. • Welke bijwerkingen hebben cytostatica? • Waar moet je als hulpverlener rekening mee houden als iemand met deze medicijnen behandeld wordt?
Opdrachten bij deel 2 van Medische kennis voor hulpverleners –
4/10
Opdracht 17: Bed- en stoelgevaren De achtjarige Bob moet in verband met een meervoudige beenbreuk in tractie liggen. Hij ligt met een been omhoog. Aan dat been is via een installatie een gewicht bevestigd. Hij mag zoveel bewegen als hij wil, maar is beperkt door de tractie. De verpleegkundigen vragen jou als pedagogisch medewerker hem te helpen bij het doorademen om een longontsteking te voorkomen. • Kun je spelvormen bedenken waarmee het doorademen van Jurriaan gestimuleerd wordt? Let op dat je niet overdrijft; hyperventilatie kan leiden tot misselijkheid en duizeligheid. • Lees paragraaf 6.6.3. Wat is het verschil tussen een patiënt actief laten bewegen en passief bewegen?
hoofdstuk 7 Opdracht 18: Zuurstofarme slagader Bestudeer de grote en kleine bloedsomloop. Ken je een slagader die zuurstofarm bloed bevat?
Opdracht 19: Spataderen • Hoe zou het komen dat staand werk het ontstaan van varices (spataderen) in de hand werkt? • Waarom zou lopen de gevolgen van spataderen verminderen?
Opdracht 20: Moeheid Waarom is iemand die bloedarmoede heeft, moe?
Opdracht 21: Met de shock vrij Willem van Dop werd aangereden door iemand die door rood licht reed. Zijn vriend André zei: ‘Gelukkig kwam hij met een shock vrij.’ Wat klopt er niet in de opmerking van André? Leg uit waarom.
Opdracht 22: Amandelen knippen Waarom gaat men tegenwoordig minder snel over tot het verwijderen van neus- en keelamandelen?
Opdracht 23: Auto-immuunziekten Lees van paragraaf 7.3.2 het stukje over auto-immuunziekten. • Wat zijn volgens jou de risico’s van de preventie van auto-immuunziekten door middel van medicijnen die de afweer van het lichaam remmen? • Noem een ziekte waarbij de afweer van het lichaam tekortschiet.
Opdracht 24: Relatie oor-neus Kijk naar figuur 7.8 en beantwoord de volgende vragen. • Waarom is het beter om bij middenoorontsteking neusdruppels te geven dan oordruppels? • Waarom ontstaat er soms open neusspraak na verwijdering van de neusamandel?
Opdrachten bij deel 2 van Medische kennis voor hulpverleners –
5/10
Opdracht 25: Titia Verhoef Hanna is vier jaar. Haar moeder klaagt dat ze zo ongehoorzaam is de laatste tijd. Ze is voortdurend verkouden. Ook is ze snel geïrriteerd en ongehoorzaam. Op school kan ze de eenvoudigste opdrachtjes van de meester niet uitvoeren. De meester raadt het gezin aan contact op te nemen met de Riagg. Aan welke lichamelijke afwijking zou je ook kunnen denken bij de problemen van Hanna?
Opdracht 26: Afgewerkte lucht Bij het geven van mond-op-mondbeademing blaas je jouw ‘afgewerkte’ lucht in het slachtoffer. Geef een argument waarom dit toch zin heeft.
Opdracht 27: Wiegendood Lees paragraaf 1.4.1. Hoe komt het dat het inademen van ‘afgewerkte’ lucht (rebreathing) tot de dood kan leiden?
Opdracht 28: Emfyseem • Emfyseem komt voornamelijk bij mannen voor. Kun je dit verklaren? • Er zijn mensen die menen dat over enkele decennia er evenveel vrouwen als mannen aan emfyseem zullen lijden. Wat zou daar de verklaring van kunnen zijn?
Opdracht 29: Vul de emmer Annemarie heeft astma sinds haar achtste jaar. Sinds kort woont ze op kamers in een oud vochtig huis. De studie valt haar zwaar. Thuis vertelt ze dit niet. Sinds kort gebruikt ze de anticonceptiepil. In oktober nemen de klachten toe. Haar medicijnen zijn op, maar ze heeft nog geen huisarts. Vooral bij het fietsen heeft ze het te kwaad. Haar medestudenten vinden dat ze zich ‘drukt’ en nemen haar dat kwalijk. Vul de emmer uit figuur 6.2 met factoren die het ontstaan van de aanvallen van Annemarie bevorderen. Welke factoren kun je uit de emmer verwijderen, en hoe zou je dat doen als je een medestudent van Annemarie was?
Opdracht 30: Nagels en haren Waarom doet het knippen van nagels en haren geen pijn?
Opdracht 31: Niet té schoon • Waarom is het niet raadzaam de huid dagelijks te wassen met bacteriedodende zeep? • Kun je situaties bedenken waarin het gebruik van deze zeep wel zinvol is?
Opdracht 32: Zwemverbod Mag iemand met constitutioneel eczeem zwemmen? Licht je antwoord toe.
Opdrachten bij deel 2 van Medische kennis voor hulpverleners –
6/10
Opdracht 33: Moord via het oor Lees kader 7.1. Als we aannemen dat de vader van Hamlet een gaatje in zijn trommelvlies had, beschrijf dan de weg die het gif heeft afgelegd voordat het in de bloedbaan kwam.
Opdracht 34: Buikpijn 1 Francien is een verstandelijk gehandicapte vrouw van 25 jaar. Ze woont in een gezinsvervangend tehuis. Vanmorgen schreeuwde ze van de pijn. Ze is motorisch zeer onrustig en grijpt naar haar buik. Ze heeft diarree. Het ene moment heeft ze pijn, het andere moment kijkt ze rustig naar de tv. • Heeft ze een koliekpijn of een appendicitispijn? Leg uit waarom je dat denkt. • Wat is er mogelijk met Francien aan de hand?
Opdracht 35: Buikpijn 2 Meneer Ovink klaagt over buikpijn in de rechteronderbuik. Hij wil niet met elk pijntje naar de arts. Hij beweegt weinig en loopt voorovergebogen. Lopen doet hem pijn. Hij ziet wat bleek. • Wat is er mogelijk met meneer Ovink aan de hand? Heeft hij koliekpijn of appendicitispijn? Leg uit waarom je dat vindt. • Wat raad je hem aan?
Opdracht 36: Geel 1 Thea is een meisje van vijftien met het syndroom van Down. Elke middag komt ze naar een activiteitencentrum. De laatste keer zag ze wat geel. Haar moeder meldt dat haar ontlasting ontkleurd was en dat ze geen eetlust heeft. Wat zou Thea mankeren? Geef bij alle opties de consequenties voor haar aanwezigheid op het activiteitencentrum.
Opdracht 37: Geel 2 • Wat is het verschil in besmetting tussen hepatitis A en B? • Geef voor beide ziekten tips om besmetting te voorkomen.
Opdracht 38: Rare pijn Leg aan de hand van figuur 7.23 uit waarom de pijn bij appendicitis niet altijd in de rechteronderbuik zit.
Opdracht 39: Vezelrijk Bij een spastische darm wordt vezelrijke en vetarme voeding aangeraden. Geef een voorbeeld van vetarme en vezelrijke maaltijden voor ontbijt, lunch en warme maaltijd. Gebruik zo nodig paragraaf 22.11.2.
Opdracht 40: Moonface Lees de tekst bij de ziekte van Crohn. Zoek in het boek op wat de bijwerkingen van corticosteroïden zijn. Waar moet een hulpverlener op bedacht zijn bij mensen die deze medicijnen krijgen?
Opdrachten bij deel 2 van Medische kennis voor hulpverleners –
7/10
Opdracht 41: Tyfus Marie Lees kader 6.10. • Leg uit hoe Mary tyfus kon overbrengen terwijl zij en haar vriend gezond waren? • Zoek in het boek op waarom men Mary’s galblaas wilde verwijderen als voorwaarde voor haar invrijheidstelling. • Als jij in de tijd van Mary Mallon voorlichting over tyfus had moeten geven en alleen dit leerboek ter beschikking had, welke adviezen zou je dan hebben gegeven om deze ziekte te voorkomen en te behandelen?
Opdracht 42: Gewassen plas Waarom moet ten behoeve van urinekweken om vast te stellen welke bacteriën zich erin bevinden, de urine altijd steriel worden opgevangen?
Opdracht 43: Hoe meer hoe beter Twee medestudenten van je gebruiken iedere dag multivitaminepreparaten. Ze gebruiken dagelijks driemaal de aangegeven dosis, omdat ze aan krachttraining doen. Het teveel wordt toch weer uitgeplast, zeggen ze. Hebben de meisjes gelijk? Licht je antwoord toe.
Opdracht 44: Dropverslaving Jannie Schaak is zwanger. Ze heeft een dropverslaving. De verloskundige heeft bij de laatste controle gezegd dat ze minder zout moet gebruiken. Ze is overgegaan op zoutloze drop. Lees kader 7.11 en leg uit waarom ze de drop beter helemaal kan laten staan.
Opdracht 45: Candida • Zoek in het boek op bij welke ziekten candida-infecties van de vagina voorkomen. • Is candida-infectie van de vagina altijd een aanwijzing voor een onderliggende aandoening? • Hoe is zo’n infectie te voorkomen en te behandelen?
Opdracht 46: DES-zoon Een jongen die geboren wordt na een zwangerschap waarin de moeder hoge doses DES gebruikt heeft, heeft geen kans op afwijkingen als gevolg van dit hormoon. Is deze bewering juist of onjuist? Motiveer je antwoord.
Opdracht 47: DES-dochter Wat kunnen de gevolgen zijn voor een vrouw wier moeder tijdens de zwangerschap DES heeft gebruikt?
Opdrachten bij deel 2 van Medische kennis voor hulpverleners –
8/10
Opdracht 48: Waarom niet bij mannen? Lees de tekst van paragraaf 7.8. Waarom kan schade die is ontstaan tijdens de embryonale periode, wel invloed hebben op de eicellen van het vrouwelijke embryo maar niet op de zaadcellen van het mannelijke embryo?
Opdracht 49: Waar blijft het allemaal? Bij de sterilisatie van de man wordt de zaadleider op het niveau van het scrotum onderbroken. Veel mensen vragen zich of er dan nog sperma geproduceerd kan worden. Wat gebeurt er met het sperma en de zaadcellen bij de gesteriliseerde man? Beantwoord deze vragen met behulp van paragraaf 7.8.4.
Opdracht 50: Rugpijn • Wat is het verschil tussen spit en hernia? • Wanneer zou je iemand aanraden naar de arts te gaan met rugpijn?
Opdracht 51: Klerenkast toch niet sterk? Hoe kun je verklaren dat mensen die veel aan krachttraining doen en daardoor enorme spierbundels hebben, niet sterk hoeven te zijn?
Opdracht 52: Traktatie Op de club wordt getrakteerd op chocoladerepen. Willem, van wie je weet dat hij diabetes heeft, slaat de traktatie niet af, ondanks jouw waarschuwing. Hij meent dat hij wel wat meer insuline zal spuiten. Heeft hij gelijk? Leg uit waarom.
Opdracht 53: Waar is de suiker? Leg uit waar zich bij een onbehandelde diabetes de meeste glucose bevindt, in de lever, in de spieren of in het bloed? Licht je antwoord toe.
Opdracht 54: Niet aanspreekbaar Wat moet je doen als iemand met diabetes een hypo heeft?
Opdracht 55: Hij moest toch beter weten Een dementerende bewoner van het verpleeghuis is handtastelijk tegenover de vrijwilligsters. Vroeger was hij een keurige heer, volgens de verzorgende. • Wat is hier waarschijnlijk aan de hand? • Heeft het zin om de bewoner te confronteren met zijn onaangepaste gedrag? Licht je antwoord toe.
Opdracht 56: Trek die jas even aan Mensen met stoornissen in de motorische schors hebben vaak last van versterkte reflexen. Kun je dit verklaren?
Opdrachten bij deel 2 van Medische kennis voor hulpverleners –
9/10
Opdracht 57: Sympathisch/parasympathisch • Wat is het effect van het sympathisch deel van het zenuwstelsel op de pupil van het oog, de productie van spijsverteringssappen, de darmperistaltiek en het hartritme? • Er zijn geneesmiddelen die het parasympathische deel van het zenuwstelsel stimuleren. Welk effect zal zo’n middel hebben op de hartslag, de pupil van het oog en de insulineproductie?
Opdracht 58: Von Recklinghausen Je draagt zorg voor een pupil die lijdt aan de ziekte van Von Recklinghausen. Je merkt dat ze in toenemende mate leer- en gedragsproblemen krijgt. Ook haar prestaties tijdens de sportles gaan achteruit. Wat zou hier aan de hand kunnen zijn?
Opdracht 59: Wat is hier aan de hand? Geef bij de verschillende symptomen uit paragraaf 7.12 aan wat er volgens jou aan de hand zou kunnen zijn.
Opdrachten bij deel 2 van Medische kennis voor hulpverleners –
10/10