Verslag Vergadering:
Workshop protocollen en registratie
Datum:
17 oktober 2014
Locatie:
Wilhelmina Kinderziekenhuis, Utrecht.
Aanwezigen:
Zie deelnemerslijst achterin verslag
Notulist:
Marjolein Poels, Onderzoeker GCMN
Opening en mededelingen Martijn Heringa opent de workshop. De workshop is een vervolg op drie eerdere workshops van de commissie registratie en protocollen van het GCMN (voorheen RCU). Deze workshop zijn gehouden op 4 oktober 2013 (workshop protocollen), 31 januari 2014 (workshop registratie) en 20 juni 2014 (workshop protocollen en registratie). Er zijn twee mededelingen. Marieke Hesseling-van Driel zal door Judith Snijders worden vervangen in de commissie registratie en protocollen. Marjolein Poels zal na vandaag door Yvonne Salfischberger (regiocoördinator GCMN) worden vervangen voor het organiseren en notuleren van de workshops. OCHTENDPROGRAMMA REGISTRATIE Stand van zaken De verbetering van de registratie is hard nodig. Anne Marieke Schiere licht toe dat er per jaar ca. 180.000 records voorkomen in de registratie. In ca. 17.000 van de gevallen zegt de LVR-1 iets anders dan de LVR-2. Dit geeft duidelijk aan hoe groot het probleem is. Tijdens de workshop op 31 januari 2014 is een top 10 gemaakt van belangrijke velden waarop registratieverschillen bestaan. Hier zijn we tijdens de workshop van 20 juni mee aan de slag gegaan en zullen we vandaag mee verder gaan. Op basis van de drie verschillende datasets voor registratie (LVR 1- LVR 2- LNR) is een nieuwe PRN dataset opgezet. Dat heeft eenheid van taal opgeleverd, maar deze dataset is erg groot (ca. 450 velden) en daardoor onpraktisch. Daarom wordt er nu gewerkt aan een kerndataset. De Commissie Perinataal Webdossier (PWD) van het CPZ is begonnen met het opstellen van een “woordenboek” behorende bij de nieuwe kerndata-set. In deze commissie zijn alle beroepsgroepen vertegenwoordigd en wordt samengewerkt met Nictiz. De commissie zal, met de hulp van een focusgroep van praktisch werkzame beroepsgenoten, een voorstel doen voor aangescherpte definities van de sleutelvelden voor de kerndataset, zodat deze ook kan aansluiten bij bijv. bij Peridos en de PSIE registratie. De CPZ zal de kernset met het PWD woordenboek als toelichting aanbieden aan de beroepsgroepen. Daarna volgen aanpassingen aan de softwarepakketten. Dit is een doorlopend proces.
Geboortezorg Consortium Midden Nederland
[email protected]
1
Tijdens de workshop wordt de vraag gesteld wat de invloed is van de commissie registratie en protocollen van het GCMN en wat er gebeurt met de resultaten uit de workshops. Martijn Heringa heeft met Eric Hallesleben afgesproken dat de bevindingen en adviezen zullen worden aangeleverd bij de commissie PWD. Dit kan via Anne Marieke Schiere bij de redactieraad van het PWD. Daarnaast is het goed om hierover nadere afspraken te maken tussen het GCMN en PRN, zodat er ook daadwerkelijk iets gebeurd met het werk dat hier verricht wordt (ACTIEPUNT). Er is sterke behoefte om iemand uit de commissie PWD uit te nodigen voor een toelichting bij de volgende workshop. (ACTIEPUNT). Onze workshop verklaart zich bereid als klankbord mee te lezen met de focusgroep PWD, als duidelijk is wat er met de inbreng gedaan wordt. De 4 variabelen die we vandaag bespreken zitten sowieso in de kerndataset, deze bestaat uit ca. 60-70 items. Anne Marieke Schiere zal de velden van de kerndataset voor de volgende workshop aanleveren (ACTIEPUNT). In Leiden komt er ook een commissie protocollen en registratie met een soortgelijke aanpak. Afstemming vindt plaats (ACTIEPUNT). In Overijssel zijn ze op een andere manier ook met de registratie bezig. Contact wordt gelegd (ACTIEPUNT). APGAR-score Judith Snijders geeft een presentatie over de registratie van de APGAR-score. Een oplossing voor de registratieproblemen op dit veld zou zijn om per VSV 2-3 collega’s aan te wijzen die het voortouw nemen. De presentaties van deze en de vorige workshop kunnen gepresenteerd worden binnen het VSV om awareness te creëren en afspraken te maken over de juiste toepassing van definities. De kennisquiz kan ook gedaan worden om kennis te toetsen. Vervolgens kan gekeken worden of er verbetering is opgetreden. Deze oplossing lijkt toepasbaar en makkelijk werkbaar. Met een paar kleine stappen kan door de inzet van een paar collega’s meetbare verbetering optreden. Barbara Hafkamp is bezig met het uitzoeken van de mogelijkheden voor het ontwikkelen van een app. In het UMC worden betrouwbare en gevalideerde apps gemaakt voor zorgprofessionals. Deze app zou een ondersteuning kunnen zijn bij het scoren van de APGAR. In Deventer wordt een pilot gedaan waarbij verpleegkundigen de items opnoemen en de gynaecoloog/verloskundige per onderdeel een score geeft (vgl double check). Dit wordt vergeleken t.o.v. scores in het verleden. Deze pilot is waarschijnlijk aan het einde van dit jaar afgelopen. Hopelijk blijkt daaruit dat een betere registratie er ook toe doet. De kraamzorg zou ook de rol op zich kunnen nemen om de items voor te lezen. Mobiele telefoons zijn eigenlijk niet meer toegestaan op VK. Het groepje “APGAR-score” wordt uitgebreid met Dita Treur van RST Kraamzorg. Voor de volgende workshop zal het plan verder worden uitgewerkt en zal er een voorstel worden gedaan aan het bestuur van het GCMN (ACTIEPUNT). Start baring Joost Zwart geeft een presentatie over de registratie van “start baring”. Het groepje heeft een voorstel voor een definitie uitgewerkt, gebaseerd op de definitie in de Preventive support of labour. “Begin baring” en “in partu verklaard” zijn 2 verschillende definities die vaak met elkaar verward worden. Bij “begin baring” gaat het niet alleen om een volledig verstreken portio, maar ook om portioveranderingen i.c.m. pijnlijke contracties. De KNOV hanteert de latente fase als “begin baring”. De latente fase wordt gedefinieerd als een in toenemende mate verstrijkende portio, tot 3-5 cm Geboortezorg Consortium Midden Nederland
[email protected]
2
ontsluiting en minstens 2 contracties per 10 minuten. Concluderend lijkt portioverstrijking of portioveranderingen i.c.m. pijnlijke contracties de meest gangbare definitie voor “begin baring” te zijn. In de nieuwe dataset wordt het mogelijk om meerdere interventies te registreren die gebruikt zijn om de baring op gang te brengen. Het zou wenselijk zijn om ook datum en tijd per interventie te registreren, maar dat geeft teveel extra items. Het is belangrijk dat de interventie-opties goed omschreven worden, anders is de neiging groot om het veld “overige” te kiezen. Een belangrijk discussiepunt is wanneer er sprake is van een spontane start baring of een interventie. Met name in geval van strippen is dit onduidelijk. Op dit moment zit strippen in de PWD als interventie. Strippen e
doe je immers met een reden: om de baring op gang te brengen. Vooral voor de 1 lijn is dit een interessante registratie. Een tweede discussiepunt is wanneer een vrouw bij een eerste VT reeds volledige ontsluiting heeft. Je kan dan immers niet invullen wanneer volledige verstrijking van de portio heeft plaatsgevonden. Ook portioveranderingen kan je officieel pas vaststellen bij een tweede VT. Hierbij speelt een financiële prikkel ook een rol, aangezien declaraties samenhangen met de variabele “begin baring”. Een derde discussiepunt is de registratie van een primaire/secundaire sectio. De vraag is wat men wilt registreren: de intentie of de feitelijke situatie? De PWD is op de feitelijke situatie afgestemd. In de nieuwe dataset wordt een primaire sectio overschreven wanneer dit gepland was, maar de vrouw eerder in partu kwam. De volgende indeling zal worden gehanteerd: sectio tijdens zwangerschap besloten = primair, tijdens ontsluiting besloten = secundair, tijdens uitdrijving besloten = secundair. Joost Zwart zal contact opnemen met Eric Hallesleben om tot afstemming te komen. (ACTIEPUNT) Het groepje “start baring” zal voorafgaand aan de volgende workshop een verder uitgewerkt voorstel opstellen. Deze zal langs de commissie protocollen en registratie, de deelnemers van de workshops en de VSV’s worden gestuurd (ACTIEPUNT). Op de volgende workshop kan dan een klap op het voorstel worden gegeven. Etniciteit Het groepje “etniciteit” gaat niet verder met de uitwerking van dit veld. Er wordt al heel hard aan de definitie en beschrijving van dit veld gewerkt door anderen, bijv. in het PWD. Meelezen met hun voorstel op bruikbaarheid van de classificatie wordt wel aangeboden. Overdracht Maaike Vogels-Broeke geeft een presentatie over de registratie van “overdracht”. In 5 jaar tijd zijn er 5 verschillende datasets terug te vinden, wat duidelijk aangeeft hoe groot het probleem is. Voor nu kan het beste worden uitgegaan van PRN dataset 2.2. Voor het veld “overdracht” bestaat een lijst “reden overname”. Deze lijst is bijna identiek aan de lijst “bijzonderheden”. “Bijzonderheden” wordt gedefinieerd als: welke gebeurtenissen of constateringen het beleid hebben veranderd of beïnvloed. Dit roept veel vragen op: wat registreer je waar? Bij overname? Of bij bijzonderheden?
Geboortezorg Consortium Midden Nederland
[email protected]
3
In dataset 2.2. bestaat nu een lijst met 8 verschillende items voor diabetes. Detailniveaus leiden tot lijstjes die niet uitwisselbaar zijn. Hoe meer je wilt weten hoe minder betrouwbaar het lijkt te worden. De lijst voor diabetes zou eenvoudig verkort kunnen worden naar:
Pre-existente diabetes mellitus
Diabetes gravidarum met dieet
Diabetes gravidarum met insuline
Er blijven dan nog wel een aantal vragen over. Bij overname is het niet altijd duidelijk of je begint met e
dieet of insuline (helemaal voor 1 lijn). Wat als je begint met een dieet en later alsnog met insuline start omdat het slecht gereguleerd is? Het groepje “overdracht” zal voor de volgende workshop verder kijken naar GDM en zwangerschapshypertensie. Welke items zijn hierin verplicht, wat hoort er wel/niet in en wat hebben we nodig voor de indicatoren en de RESPECT-studie? (ACTIEPUNT). Eis is dat na de zwangerschap de vraag “was er diabetes?” met “ja” of “nee” kan worden beantwoord. Andere verwijsredenen gerelateerd aan de Big 4, o.a. vroeggeboorte en groeivertraging, kunnen later nog worden opgepakt.
MIDDAGPROGRAMMA PROTOCOLLEN Stand van zaken Naar aanleiding van de vorige workshop is het verzoek gekomen om een overzicht op de GCMNwebsite te plaatsen van alle beschikbare VSV-protocollen. Hier hebben Tiel en Apeldoorn al op gereageerd, waarvoor dank. Het zou fijn zijn wanneer de andere VSV’s ook een overzicht aanleveren (ACTIEPUNT). De protocollen zelf worden niet op de website geplaatst. Het overzicht dient om te laten zien waar welke protocollen beschikbaar zijn en hoe die opgevraagd kunnen worden, zodat men van daaruit met die hulp van anderen een eigen protocol kan opstellen. In verschillende VSV’s zijn de regioprotocollen van deze workshop voorbesproken. Regioprotocol Diabetes Gravidarum Daphne Voormolen bespreekt het concept regioprotocol diabetes gravidarum. Naar aanleiding van de vorige workshop is de lay-out aangepast en zijn de zorgpaden compleet gemaakt. Er zijn nog een aantal discussiepunten: Definitie macrosomie. Macrosomie wordt verschillend gedefinieerd in de regio. Macrosomen komen ook
veel
in
andere
zwangerschappen
voor
en
de
literatuur
gaat
maar
zelden
over
diabeteszwangerschappen. Het is beter om een percentiel aan te houden voor de definitie in plaats van een vast gewicht. Dat heeft te maken met verschillende wijzen van bepalen (echo antenataal en wegen na de geboorte). De NVOG houdt de P95 curve aan, terwijl Mosos alleen P90 of P97 aangeeft. De volgende voorwaarde wordt tijdens de workshop vastgesteld voor een oGTT: overwegen vanaf FAC P90 of een groeiversnelling. De professional kan beoordelen wat dat is; krapper afbakenen met scherpere criteria is voor de praktijk niet goed werkzaam.
Geboortezorg Consortium Midden Nederland
[email protected]
4
Verschillen in streefwaarden. De NIV richtlijn geeft concrete streefwaardes voor de glucose dagwaarde, de NVOG houdt deze ook aan. Het nuchtere afkappunt is gelijk of onder de 5.3 mmol/L (capillair). Capillair is de 1-uur waarde 7.8 en de 2-uur waarde 6.7. Glucosecontroles bij de neonaat. Voor de volgende workshop zal een kinderarts worden uitgenodigd om hier een presentatie over te geven, bijv. Anne van Kempen uit het AMC die de hypo-exit studie heeft gedaan. (ACTIEPUNT). Centraal staat de vraag of bloedsuiker contriole bij het kind nodig is na (goed met dieet gereguleerde) GDM bij een normaal geboortegewicht. e
Begeleiding van GDM met dieet in de 1 lijn. De volgende voorwaarde wordt tijdens de workshop vastgesteld voor terugverwijzen naar de 1
e
lijn: overwegen tot FAC max P97 en zonder
groeiversnelling. De plaats van bevalling bij GDM met dieet verschilt in de regio tussen mogelijk thuis of minstens BD poliklinisch. e
Inge Evers geeft een presentatie over terugverwijzing GDM naar de 1 lijn in Amersfoort. In Amersfoort e
e
is er sprake van shared care: 1 en 2 lijns zorg o.b.v. de Zorgstandaard Nederlandse Diabetes Federatie e
e
(NDF). Na de diagnose GDM in de 1 lijn wordt naar de 2 lijn verwezen voor minimaal 1 consultatie. Vervolgens worden vrouwen met GDM met dieet en geen macrosomie EFW
controles terugverwezen naar de 1 lijn. Zij krijgen iedere 4 weken een groeiecho en hebben iedere 2 weken contact met een diabetes verpleegkundige. Zij mogen thuis bevallen. Vrouwen met GDM met e
dieet en macrosomie en vrouwen met GDM met insuline worden overgenomen door de 2 lijn. In 2012 en 2013 waren er 368 zwangerschappen met de diagnose GDM in Amersfoort. Hiervan is 16.1% bevallen in de eerste lijn. Er was geen schouderdystocie, 1x sprake van>P97.7, 1x P95-97.7 en 4x P9095. e
Rebecca van Gils geeft een presentatie over terugwijzing GDM naar de 1 lijn in Apeldoorn. In Apeldoorn worden boven de P95 neonatale glucosecontroles gedaan (thuis of in het ziekenhuis). Van de 159 vrouwen met een afwijkende oGTT is 11.9% thuis bevallen, 15.1% in het verloskundig centrum e
en 73% in de 2 lijn. Er was 1x sprake van een moeizame schouderontwikkeling, maar geen dystocie. Regioprotocol dreigende vroeggeboorte en preventie vroeggeboorte Janine Boon presenteert de nieuwe versie van het regioprotocol dreigende vroeggeboorte. De wijzigingen worden ter plekke doorgevoerd. Het regioprotocol preventie vroeggeboorte wordt voor de eerste keer besproken en ter plekke aangepast. Voor de definitie van ‘relevante vroeggeboorte in de voorgeschiedenis’ hanteert de NVOG in de richtlijn uit 2007: onder de 34 weken. Apeldoorn volgt de VIL: 2x <= AD 37 wkn, of 1x <= 34 weken in de voorgeschiedenis. Deze laatste definitie zal worden opgenomen in het regioprotocol. Tevens zal er in het regioprotocol onderscheid gemaakt worden tussen 3 subgroepen: ernstige prematuren < 24 weken, <= 34 weken en <= 37 weken. Er komt opnieuw een consultatie ronde bij alle VSV’s (ACTIEPUNT), daarna zal - bij voldoende overeenstemming - het concept worden doorgeleid naar het GCMN bestuur als advies vanuit de Cie P&R.
Geboortezorg Consortium Midden Nederland
[email protected]
5
Regioprotocol Langdurig Gebroken Vliezen Anne den Boogert heeft een eerste voorstel gemaakt voor een regioprotocol langdurig gebroken vliezen en geeft hierover een presentatie. In het regioprotocol zal onderscheid worden gemaakt tussen prematuur gebroken vliezen (onder de 37 weken) en aterme gebroken vliezen langdurig/niet langdurig (boven de 37 weken). Er zijn verschillende discussiepunten voor dit protocol, o.a. diagnostiek e
e
e
en overlap en samenwerking tussen de 1 , 2 en 3 lijn (verwijsindicaties, vervoer, terugverwijzing, partusbegeleiding). Op de volgende workshop zal meer tijd gereserveerd worden voor de behandeling van deze discussiepunten en dit regioprotocol. Voor de volgende workshops is het bij de bespreking van de protocollen nuttig om ook kinderartsen bij de discussie te betrekken. Zij zullen worden uitgenodigd. De regioprotocollen diabetes gravidarum, dreigende vroeggeboorte en preventie vroeggeboorte zullen n.a.v. deze workshop verder aangepast worden (ACTIEPUNT). Afsluiting Aanstaande 21 november 2014 is de jaarbijeenkomst van het GCMN. Deze bijeenkomst vindt plaats in het Meander MC in Amersfoort. Alle deelnemers van de workshop zijn hiervoor van harte uitgenodigd en kunnen zich opgeven bij Yvonne Salfischberger:
[email protected]. Janine Boon zal tijdens deze bijeenkomst een presentatie geven over het regioprotocol vroeggeboorte (ACTIEPUNT). Inge Evers zal samen met Daphne Voormolen een presentatie geven over het regioprotocol diabetes gravidarum (ACTIEPUNT). Er staan drie nieuwe workshops gepland voor 2015. Op vrijdag 16 januari, vrijdag 22 mei en vrijdag 16 oktober. Schrijf het in de agenda! (ACTIEPUNT). Alle deelnemers worden hartelijk bedankt voor hun aanwezigheid en input.
Geboortezorg Consortium Midden Nederland
[email protected]
6
Deelnemerslijst Erik van Beek
Gynaecoloog
Nieuwegein
Janine Boon
Gynaecoloog
Diakonessenhuis
Anne den Boogert
Anios
Diakonessenhuis
Mirjam Buter-van Ede
Informatiemedewerker
UMC Utrecht
Anne van Dijk-Blom
Verloskundige
Leusden
Marijke Doeve
Informatiemedewerker
UMC Utrecht
Saskia Dorrepaal
Verloskundige
Verloskundigenpraktijk Doula
Inge Evers
Gynaecoloog
Amersfoort
Rebecca van Gils
Verloskundige
Apeldoorn
Barbara Hafkamp
Klinisch verloskundige
UMC Utrecht
Martijn Heringa
Gynaecoloog
UMC Utrecht
Monique van Hoorn
Klinisch verloskundige
Woerden
Monique Hovestad
Verloskundige
Ochten
Marieke van Iersel
Verloskundige i.o.
Soest
Jeske Kooijman
Gynaecoloog
Zuwe Hofpoort
Saskia Meijer
Gynaecoloog
Apeldoorn
Guido Muijsers
Gynaecoloog
Tiel
Simone Neele
Klinisch Verloskundige
Tiel
Charlotte van Oirschot
Gynaecoloog
Tilburg
Marcella Pesie
Verloskundige
Soest
Marjolein Poels
Onderzoeker
GCMN
Judith van Reedt-Dortland
Verloskundige
Utrecht Westerkade
Martine de Ridder
Verloskundige
Geboortes & Zo – Leidsche Rijn
Marije de Ruiter
Verloskundige
UVC
Anne Marieke Schiere
Kwaliteitsonderzoeker
PRN
Judith Snijders
Verloskundige
Nieuwegein
Dita Treur
Leidinggevende kraamzorg
RST Kraamzorg
Maaike Vogels-Broeke
Klinisch verloskundige
Tilburg
Daphne Voormolen
Arts-onderzoeker
UMC Utrecht
Joost Zwart
Gynaecoloog
Deventer
Geboortezorg Consortium Midden Nederland
[email protected]
7
Actiepunten Nr. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Actiepunt Afspraken maken tussen GCMN en PRN over inbreng commissie protocollen en registratie bij commissie PWD. Uitnodigen vertegenwoordiger uit commissie PWD voor volgende workshop. Aanleveren velden nieuwe kerndataset PRN voor volgende workshop. Afstemming met commissie protocollen en registratie uit Leiden. Contact leggen met consortium Overijssel over registratie. Verder uitwerken plan APGAR-score en voorstel aan bestuur van het GCMN.
7.
Contact opnemen met Eric Hallesleben om tot afstemming te komen over de variabele “start baring”.
8.
Verder uitwerken voorstel “start baring” en langsturen bij de commissie protocollen en registratie, de deelnemers van de workshops en de VSV’s.
9.
Verder kijken naar variabele “overdracht” – voor GDMN en zwangerschapshypertensie. Welke items zijn hierin verplicht, wat hoort er wel/niet in en wat hebben we nodig voor de indicatoren en de RESPECT-studie?
10. 11.
Aanleveren overzicht beschikbare regioprotocollen Uitnodigen kinderarts voor volgende workshop protocollen. Bijv. Anne van Kempen uit het AMC die de hypo-exit studie heeft gedaan. Aanpassen regioprotocol diabetes gravidarum Aanpassen regioprotocol dreigende vroeggeboorte en preventie vroeggeboorte. Opnieuw voor consultatieronde langs alle VSV’s sturen. Presentatie verzorgen voor symposium GCMN over protocollen GDM en vroeggeboorte.
12. 13.
14
15.
Volgende workshops: Op vrijdag 16 januari, vrijdag 22 mei en vrijdag 16 oktober. Schrijf het in de agenda!
Geboortezorg Consortium Midden Nederland
[email protected]
Wie? Martijn Heringa Martijn Heringa Anne Marieke Schiere Martijn Heringa Martijn Heringa Barbara Hafkamp, Manon van Hulsen Judith Snijders Dita Treur Joost Zwart
Joost Zwart Yvonne Timmerhuis Josefien Demmer Anne Marieke Schiere Maaike Vogels-Broeke Sabine Meeuwisse Charlotte van Oirschot Saskia Meijer Gerrie van der Haar Rebecca van Gils Gwendolyn van Strien Judith Dortland Maaike Vogels-Broeke Iedereen Martijn Heringa via Floris Groenendaal Daphne Voormolen Janine Boon
Janine Boon Inge Evers Daphne Voormolen Iedereen
8