Verslag van een geologische excursie naar Simonszand (oostelijke Waddenzee) op 21 september 2013. Bert van der Valk1 en Albert Oost2
Met de Stichting Verdronken Geschiedenis is per ms Boschwad een bezoek gebracht aan twee locaties op Simonszand (fig. 1): 1. noordelijke locatie, noordrand van de nieuwe doorbraakgeul (Szd-N), 2. zuidelijke locatie, zuidrand van de nieuwe doorbraakgeul (Szd-Z). De beide locaties worden gescheiden door een nieuwe doorbraakgeul die sinds de winter 2011/2012 het wantij van Simonsplaat in tweeën deelt. Daardoor zijn aan beide zijden van de geul eroderende profielen zichtbaar. Deze profielen zijn bekeken (niet echt geologisch opgenomen).
Figuur 1 - De twee onderzoekslocaties Szd-N en Szd-Z.
Locatie Szd-N, noordelijk deel, noordrand van de nieuwe doorbraakgeul De doorbraakgeul erodeert de huidige zuidpunt van de oostelijke kant van Simonszand. Langs de punt en langs de lange kant zijn paralelle opeenvolgende lagen zand (meest zeer fijn tot fijn, geschat: 125-180 mμ) en klei zichtbaar (fig. 2). De kleilagen zijn lateraal behoorlijk continu, d.w.z. ze veranderen weinig van karakter en ze zijn gescheiden door zandlagen. De hele sequentie is laaghoekig gelaagd, met hele flauwe helllingen. Uitzondering hierop vormt een pakket dat onder een wat grotere hoek (ca. 20 graden) de andere pakketten aansnijdt en zelf weer is afgedekt door sub-horizontale afzettingen. Sommige kleilagen zijn sterk bioturbaat doorgraven met wormgangen en tweekleppige schelpdieren; andere kleilagen zijn glad. Lokaal zijn nylon draden gevonden en vers plantenhaksel dat duidt op een relatief jonge leeftijd van de afzettingen (in verband met het nylondraad zeg ná 1965). De erosie aan de geulkant verloopt trapvormig; dat komt door de afwisseling van klei- en zandlagen.
1 2
Geoloog, werkzaam bij Deltares, Utrecht. Email:
[email protected] Geomorfologg, werkzaam bij Deltares, Utrecht. Email:
[email protected]
1
Figuur 2: Locatie Szd-N, noordelijke deel, noordrand van de nieuwe doorbraakgeul: gestapelde kleizandafwisseling met niveau’s van tweekleppigen in levenspositie. Ver op de achtergrond resideert een groep zeehonden. Foto: Bert van der Valk.
Figuur 3: Simonszand kijkend naar het oosten, 1982: een luwtegebied is aanwezig zuidelijk van de zandrug; de Eilanderbalg (het zeegat op de voorgrond) ligt nog sterk westelijk. De loop van het zeegat in 2012 is ongeveer aangegeven met de olijfgroene balk. Luchtfoto Rijkswaterstaat.
Gezien de hoogteligging en de bioturbatie is het geheel geïnterpreteerd als intergetijde plaat- of geulrandafzettingen, gevormd rond het wantij in beschutte condities van het voormalig eiland Simonszand (zie figuur 3). Het pakket met de sterkere hellingshoek wordt geïnterpreteerd als een intergetijdepriel. De ritmiek van zandige en kleiige afzettingen is waarschijnlijk een seizoensritme: klei in de zomerperiode en zand in de winterperiode. Dit ritme is o.a. bekend uit de Oosterschelde (Roggeplaat – pers. obs.) en wordt ook gevonden in binnenbochten van geulen in beschutte condities. Na 1982 werd door ZO-waarts uitbochten van de Eilanderbalg het westelijke deel van het eiland
2
Figuur 4: Overzicht uitbochten van de Eilanderbalg 1988-2007 over ca 2,5 km (door H. Olff, Rijksuniversiteit Groningen)
Figuur 5: Luchtfotobeeld: 1999 (H. Olff, RU Groningen)
3
Figuur 6: Satellietopname (Formosat-2, 2m resolution) 6 april 2013, 10:19 u; H. Olff, RU Groningen Groningen
opgeruimd waarbij meer oostelijk gevormde afzettingen onder luwe beschermde condities vrijkwamen (fig. 3-6). Langs de randen van de plaat is recentelijk een zeer lage (ca. 20 cm) strandwal langs de plaatranden opgeworpen door de oplopende golven bij opkomende vloed (met blaasjeszand). Uiteraard komt dat doordat met hoogtij de golven nu zand dwars op de geulrand omhoog voeren. Tweekleppigen die in de afzetting werden aangetroffen zijn: Strandgapers (Mya arenaria3) - veel doubletten met opperhuid in lage dichtheden en losse schelpen; ook zeer grote exemplaren tot 12,5 cm lengte, wat maximaal is). Ook in levenspositie. Kokkels (Cerastoderma edule) - zeer veel doubletten met periostracum (‘opperhuid’) en ligament, soms in hoge dichtheden; ook als losse schelpen). Ook in levenspositie. Platte slijkgapers (Scrobicularia plana) - doubletten met opperhuid in lage dichtheden, ook als losse schelpen). Meeste in levenspositie. Grote strandschelp (Mactra cinerea) - alleen losse kleppen, meest blauw verkleurd. Amerikaanse zwaardschede (Ensis americanus, syn. Ensis directus4) - weinig doubletten met en zonder ‘opperhuid’, soms in bosjes verspoeld en platliggend in het sediment, soms in levenspositie in lage dichtheden, onderin in de afzettingslagen. Amerikaanse boormossel (Petricola pholadiformis5) - enkele doubletten in levenspositie.
3 4
Afkomstig uit Noord-Amerika, door Vikingen naar NW Europa gebracht ca. 1200. Afkomstig uit Noord-Amerika. Eerste waarneming in Waddenzeegebied 1979.
4
Mossel (Mytilus edulis) - alleen losse kleppen (weinig).
Los op de plaat liggend werden aangetroffen: Japanse oester (Crassostrea gigas6) - losse exemplaren, wel beide kleppen nog aan elkaar Halfgeknotte strandschelp (Spisula subtruncata) - losse kleppen: duidelijk afkomstig uit zee. Plaatseigen zandsteen: rond een blikje o.i.d. heeft zich zand vastgekit. In het zand vastgekit: strandgaper, kokkel, alikruik. Locatie Szd-Z, zuidelijk deel, zuidrand van de nieuwe doorbraakgeul (fig. 7) Tegen het vallen van de avond bezochten we een zuidelijker gelegen locatie die uit bijna soortgelijke afzettingen bestond, maar met nog meer schelpen. Er waren kokkelniveau’s zichtbaar waarin de kokkels mannetje aan mannetje in het zand lagen: karakteristiek voor verspoelde plaatmilieus. Er waren veel meer schelpen aanwezig dan in de eerste locatie. Ook waren er veel meer Mosselschelpen aanwezig dan in sectie 1. Dat is begrijpelijk omdat we ons een kilometer verder van zee af bevonden. De afstand veroorzaakt lichte verbrakking in het wadwater, en dat geeft mossels meer kans.
Figuur 7: Locatie Szd-Z, zuidelijk deel, zuidrand van de nieuwe doorbraakgeul: gestapelde klei-zandafwisseling met niveau’s van tweekleppigen in levenspositie. Let op de enorme dichtheden tweekleppige kokkels. De grote witte schelpen zijn losgespoelde strandgapers; een enkele strandgaper staat in levenspositie: de gele vlek links-midden onder. Foto: Bert van der Valk.
5
Afkomstig uit Noord-Amerika. Meegekomen met import van oesters naar Engeland. Sinds begin 20 e eeuw in Nederlandse kustzone aanwezig. 6 Met oesters geïmporteerd. Sinds ca. 1990 overal aanwezig in de Waddenzee
5
Interpretatie/Conclusie De stapeling en hellingshoek van de verschillenden zandige en kleiige afzettingslagen wijst op plaat- of binnenbochtgeulrandafzettingen in het intergetijdengebied. Ook de aanwezigheid van diverse soorten tweekleppigen in levenpositie wijst hierop. De schelpen van Mactra cinerea en Spisula subtruncata, typische soorten voor de Noordzeekustzone, zijn daar vandaan ingespoeld. De aanwezigheid van de exoten Ensis americanus en Petricola pholadiformis, beide in levenspositie, plantenhaksel en nylon draad in het sediment duiden op een geringe ouderdom van de sedimentafzettingen. De afzettingen zijn door uitschuring van de buitenbocht van de Eilanderbalg aangesneden. Het betreft hoogstwaarschijnlijk afzettingen gevormd in de luwte van het eiland zoals dat was rond 1982 of daarvoor. Resumerende: het betreft hier intergetijden afzettingen die gevormd zijn op het wad, als onderdeel van een getijdeplaat in de luwte van het eiland Simonszand of door de migratie van een geul (binnenbocht afzettingen boven de gemiddelde laagwaterlijn). Op grond van de waarnemingen en structuren en de luchtfoto van 1982 zijn beide verkalringen mogelijk. De afzettingen zijn vermoedelijk gevormd in de periode tussen ca. 1950 en 1990.
6