Verslag tweede gespreksavond over veldinstallaties van zonnepanelen Datum: 15 oktober 2013 Locatie: Cultuurhuis Pleiade te Doorn Aantal deelnemers: 33 deelnemers + 1 raadslid + 1 wethouder + 4 ambtenaren + 3 x Bureau ZET Ongeveer 50% is er deze avond voor het eerst, de andere helft was er ook op de eerste avond.
Inleiding door wethouder Tim Verhoef Tim Verhoef leidt de bijeenkomst in: zonnepanelen zijn nodig om de klimaatdoelstellingen te halen, niet alleen op daken, maar ook in velden en tuinen. Verschillende initiatiefnemers hebben de gemeente al benaderd met de vraag wat er mogelijk is en onder welke voorwaarden. We merken als gemeente dat het nodig is hiervoor beleid met heldere richtlijnen te ontwikkelen zodat niet over iedere individuele aanvraag opnieuw nagedacht moet worden. Om tot een goed voorstel aan de gemeenteraad te komen organiseert de gemeente twee avonden voor burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties uit de gemeente. Twee weken geleden was de eerste avond. Die avond was er op gericht om te inventariseren waar de belangrijkste gesprekspunten zitten. Op deze avond gaan we over die punten verder in gesprek. Eén van de conclusies van de eerste avond was: gemeente maak er serieus werk van! Kijk naar wat er nodig is om zonnepanelen in velden en tuinen te realiseren. Maar wel met respect voor landschappelijke en ecologische waarden op de Heuvelrug, in het Kromme Rijngebied en in de Gelderse vallei, die de kracht van de gemeente Utrechtse Heuvelrug vormen: niet alles kan overal. Wat wel kan, en dat is ook het doel van de gemeente, is om initiatiefnemers sneller te woord te staan en duidelijkheid te geven over hun plannen. Susan Martens van Bureau ZET zal net als de vorige keer de avond leiden en de drie discussiepunten die centraal staan op deze avond toelichten.
Terugblik op de vorige bijeenkomst en wat gaan we vanavond doen (Susan Martens Bureau ZET) (Bijbehorende presentatie met meer gedetailleerde inhoud is apart te downloaden op de website als bijlage 1.) - Het gaat om een gezamenlijke zoektocht tussen de noodzaak voor duurzame energieopwekking en behoud van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische kwaliteiten, een genuanceerd verhaal. - Vorige keer is gesproken over welke schaalcategorieën je kunt onderscheiden (van klein tot heel groot) en over de mogelijke positieve en negatieve effecten van veldinstallaties van zonnepanelen op de omgeving. - Rode draden uit de discussie: positieve grondhouding om kansen te benutten; kleine installaties makkelijk maken; vooral zorg om het landschap; vragen over natuur(wetgeving)en locaties waar je vooral geen zonnepanelen wilt zien. - In relatie tot natuur was een van de discussies of Natura 2000-gebieden en EHS onder hetzelfde regime moeten vallen, of dat zij verschillend benaderd kunnen worden. - Vanavond willen we een slag dieper komen rond ‘het mogelijk maken’ en ‘onder de juiste voorwaarden’. We gaan in drie groepen uiteen: o ‘Kleine’ installaties voor (particuliere) huishoudens o Installaties voor eigen gebruik van bedrijven in buitengebied o Spelregels en voorwaarden voor zonnepaneelvelden groter dan 1 ha. - In de groepen bespreken we de pro’s en contra’, proberen tot spelregels en voorwaarden te komen. 1
-
Na vanavond zal nog een vertaalslag nodig zijn op juridisch gebied en passend binnen nationaal beleid.
Gesprek in subgroepen De deelnemers in de groepen hebben ongeveer een uur van gedachten kunnen wisselen. De conclusies zijn op flappen geschreven en gepresenteerd in de plenaire zaal. Vervolgens kregen de aanwezigen de gelegenheid nog opmerkingen toe te voegen aan de flappen van eigen of andere subgroepen. Hoofdpunten groep 1 – Kleine installaties van particuliere huishoudens in tuin/(achter)erfgebied (o.l.v. Harm Blanken, Bureau ZET) De meeste deelnemers aan deze groep zijn van plan om zelf zonnepanelen op eigen terrein te plaatsen of zijn daarin geïnteresseerd. Ook is er een vertegenwoordiger van de Jongerenraad Utrechtse Heuvelrug. Haar uitspraak: `Mag het dan nog niet?’ Twee vragen staan centraal in deze groep: - Moeten we regels en randvoorwaarden opstellen voor kleine installaties en zo ja, welke? - Hoe kan de gemeente het initiatiefnemers gemakkelijker maken? Ook zonnecollectoren? De vraag wordt gesteld of het alleen over elektriciteit opwekkende zonnepanelen gaat of ook over warmwater-zonnecollectoren? Antwoord is dat het tot nu toe gaat over zonnepanelen, ook omdat de aanvragen daar over gaan. Ook is het de vraag of je de collectoren op de grond kunt zetten. Aan de andere kant leveren zonnecollectoren meer energie dan panelen, dus misschien goed om hier toch aandacht aan te besteden. Voor huishoudens bieden zonnecollectoren een grote kans. Wat is een kleine installatie? Allereerst buigt de groep zich over de vraag wat ‘klein’ eigenlijk is. Moeten we dan kijken naar het maximaal aantal vierkante meter? Vorige keer is een getal van 40 m2 genoemd, maar één van de aanwezigen heeft, in plaats van een gasaansluiting een warmtepomp, die veel energie gebruikt. In dit huishouden is voor volledig ‘eigen gebruik’ waarschijnlijk zo’n 75 m2 nodig aan zonnepanelen (duurzaam want geen gebruik van gas). De meeste mensen vinden de grens liggen bij ‘eigen gebruik’, ook omdat dat desgevraagd aan te tonen is. Later komt de vraag aan de orde hoe je zou moeten omgaan met samenwerkende buren, die gezamenlijk een veld zonnepanelen willen aanleggen voor eigen gebruik, maar dan kom je tot een grootschaliger installatie. Deze vraag hebben we niet verder kunnen uitwerken. (Welke) regels en voorwaarden? In de vorige bijeenkomst is er voor gepleit om kleine installaties vergunningsvrij te maken. Afgelopen weken is uitgezocht of dat juridisch kan, maar dat is een complexe vraag. Zijn zonnepanelen op de grond een ‘bouwwerk, geen gebouw zijnde’ of kun je panelen plaatsen op een ‘loos gebouw’ of zou je zonnepanelen helemaal geen bouwwerk moeten noemen? De gemeente Deventer stelt dat het in de meeste gevallen toegestaan is om zonder vergunning panelen in grondgebonden vorm te plaatsen in het achtererfgebied, maar de gemeente Overbetuwe beweert juist van niet. De juristen van Utrechtse Heuvelrug zijn er nog niet uit. Zowel zonder vergunning als met vergunning is na te denken over eventuele spelregels en randvoorwaarden. Moeten we die willen opleggen aan kleine installaties of juist niet? Wat gaat er mis als je geen regels hebt? De meeste mensen in de groep vinden dat je kleine installaties regelvrij zou moeten laten. Een enkeling is toch bevreesd over mogelijke uitwassen: moet je die niet met enkele regels proberen te voorkomen? 2
Een aantal mogelijke regels passeren de revue: - Hoogte: moeten we een maximale hoogte aangeven? Hoeveel dan? Er moeten grasmaaiers onder door kunnen, eventueel grazende schapen of kippen. 2 meter hoog zou genoeg moeten zijn. 4 meter wordt echt te hoog gevonden. Overigens is de hoogte afhankelijk van de hellingshoek en de positionering van de panelen: rechtop (portrait) of liggend (landscape). Rechtop vraagt om minder oppervlakte. Een andere norm die wordt genoemd is de hoogte van de haag of de bomen die om het veld heen staan. Als de panelen (iets) lager zijn dan de groene omheining is het goed. Er zijn ook mensen in de groep die pleiten om de hoogte los te laten, dus geen begrenzing aan te geven: voorbeeld wordt gegeven van met de zon meedraaiende zonnepanelen op een hoge pilaar, die mooi in het landschap kan worden ingepast en minder oppervlakte vraagt. Conclusie is uiteindelijk: ‘situationeel inpassen’, afhankelijk van locatie. - Zichtbaarheid: de groep kan zich er wel iets bij voorstellen dat de panelen niet (hinderlijk) zichtbaar moeten zijn. Bijvoorbeeld vanaf een recreatieve route of de openbare weg of de buren die vanuit de bovenverdieping op de panelen kunnen kijken. Men vraagt zich tegelijkertijd af hoe erg het is als de panelen zichtbaar zijn. Wandelaars die er langs lopen, is dat erg? Er wordt gezegd: “Na een jaar zie je niet eens dat zo’n paneel er staat, het is gewoon geworden, net als met destijds antennes en schotels op daken”. Openbare weg? Misschien dat schittering een probleem kan opleveren voor buren of verkeer, maar verder? Folie tegen de schittering is dan misschien een oplossing, maar heeft dat effect op de opbrengst? Zonnepanelen in de voortuin in de bebouwde kom wordt lastiger gevonden; als de tuin groot genoeg is, is met een haag de zichtbaarheid wel te verminderen. - Percentage bebouwing van perceel: bij vergunningvrije gebouwen is vaak een voorwaarde dat het perceel tot een maximumpercentage mag worden bebouwd. Is dat ook het geval bij zonnepanelen? De aanwezigen vinden dat je dit los moet laten: in het ergste geval bedekt iemand zijn tuin 100% met panelen. Wie heeft daar dan last van? Je mag je tuin ook 100% asfalteren of betegelen, dat is een stuk minder duurzaam dan 100% zonnepanelen. Pleidooi om zonnepanelen niet als bouwwerk te behandelen. - Hoe zit het met zonnepanelen aan de gevel? Ook vergunningsvrij? Hoe kan de gemeente het initiatiefnemers makkelijker maken? We hebben hier niet heel veel tijd aan kunnen besteden, maar genoemd zijn: - Zo min mogelijk regels en voorwaarden - Subsidie voor collectieve initiatieven, zoals in de gemeente Utrecht bij zonnepanelen op daken, als inwoners met meer dan x partijen samenwerken. - Informatiepunt voor burgers, soort consumentenbond voor keuze zonnepanelen. Opgemerkt wordt dat de energiecoöperatie Heuvelrug Energie (Hé) ambities heeft om informatie te verstrekken. - Noem zonnepaneel geen ‘gebouw’ of ‘bouwwerk’. Na de plenaire presentatie zijn de volgende briefjes geplakt op de flap: - Zichtbaarheid afhankelijk van de hoogte! Niet vrij dus - Aanvraag naar gemeente snel regelen: binnen 14 dagen antwoord: een ja van de gemeente bij kleine installatie. - Houd rekening met toekomst van meer warmtepompen/meer stroomgebruik en minder gas. Ook collectoren promoten. Maar als je dak te klein is voor PV en collectoren dan toch veldopstelling nodig. - Wel bouwvergunning m.b.t. eisen bestemmingsplan. APV → bomenverordening. - In toekomst meer warmtepompen. Dus particulier gebruik wordt dan al snel 15.000 – 20.000 kWh per jaar! Warmtepomp is elektrisch en duurzaam! - Geen legeskosten want dat verpest de businesscase!
3
Hoofdpunten groep 2 – Veldinstallaties gekoppeld aan eigen gebruik bedrijven in buitengebied (o.l.v. Susan Martens, Bureau ZET) De groep bestaat uit circa 10 deelnemers. Een aantal heeft concrete plannen om een veldinstallatie van zonnepanelen te realiseren, anderen zijn geïnteresseerd in de mogelijkheden of willen hierover meedenken. De gemeente heeft landgoedeigenaren ook uitgenodigd om deel te nemen aan deze groep omdat op landgoederen ook economische activiteiten worden ontplooid en het energiegebruik van een landgoed qua omvang eerder te vergelijken is met een bedrijf, dan met een gemiddeld particulier huishouden. In deze subgroep spreken we over veldinstallaties van zonnepanelen ten behoeve van de opwekking van energie voor het eigen gebruik door bedrijven. De verwachting is dat er in de toekomst vanuit bedrijven ook vragen gaan komen om zonnepanelen te mogen realiseren op de grond. Energiekosten zijn immers een belangrijk aspect in de bedrijfsvoering en duurzaamheid wordt steeds belangrijker. Het zal voor bedrijven niet altijd mogelijk zijn om veldinstallaties binnen het reeds aangewezen bouwvlak te realiseren. In (delen van) het bestemmingsplan bestaat nu al de mogelijkheid om in gebieden ‘agrarisch met waarden’ bouwwerken voor agrarische nevenfunctie buiten het aangewezen bouwvlak te realiseren. De vraag die je daarbij kunt stellen is: zien we energieopwekking als een agrarische nevenfunctie? En is energieopwekking ook nevenfunctie van een recreatief bedrijf? Vraag 1: Kunnen we het volgende hanteren als uitgangspunt voor het gesprek in deze subgroep: We willen het voor bedrijven makkelijker maken om met veldinstallaties van zonnepanelen energie op te wekken en tegelijkertijd waken voor verrommeling, industrialisering van het landschap etc. Dit uitgangspunt wordt door de aanwezigen gedeeld. Het moet makkelijker worden om als bedrijf je eigen energie op te wekken en daar horen inderdaad duidelijke keuzes en randvoorwaarden bij. Verder is men ook van mening dat energieopwekking ten behoeve van het eigen gebruik als onderdeel van de bedrijfsvoering gezien moet worden. Het is dus te betitelen als een nevenfunctie van een agrarisch of recreatief bedrijf. Vraag 2: Is het criterium ‘eigen gebruik’ hanteerbaar of moeten we een aantal vierkante meters/ verhouding tot perceelgrootte benoemen? Achtergrond van deze vraag is het feit dat het energiegebruik van bedrijven sterk uiteen kan lopen. Kijkend naar een melkveehouderij dan zien we dat één koe gemiddeld 390 kWh aan elektriciteit per jaar vergt. Afhankelijk van het type panelen, de opstelling en de lichtinval vereist dat circa 3-5 m2 aan panelen. Een gemiddeld Nederlands bedrijf heeft 80 koeien, dat zou dan 240-400 m2 aan panelen vereisen. In de gemeente Goeree-Overflakkee heeft een recreatiepark ten behoeve van het eigen energiegebruik een veldinstallatie gerealiseerd van 2.900 zonnepanelen op 1,3 hectare grond. Het ene bedrijf is het andere niet en het energiegebruik van bedrijven varieert enorm. De omvang van installaties voor eigen gebruik kan sterk verschillen en daarmee bijvoorbeeld ook de landschappelijke impact van die installaties. Moeten we subcategorieën definiëren? De discussie over vierkante meters en verhouding tot perceelgrootte blijkt een lastige, waar we moeilijk uitkomen en die misschien ook niet de beste aanknopingspunten biedt voor het formuleren van beleid. Een van de groepsleden stelt voor een pragmatische insteek te kiezen en te kijken naar de categorie bedrijven waarvan je als gemeente de meeste initiatieven kunt verwachten. Binnen de huidige regelgeving mogen alleen kleinverbruikers van elektriciteit ‘salderen’. (Kortweg betekent salderen dat opgewekte zonnestroom die aan het elektriciteitsnet wordt teruggeleverd, mag worden verrekend met uit het net geïmporteerde stroom.) Voor grootverbruikers is het opwekken van zonnestroom daardoor 4
financieel ongunstiger; van hen zullen weinig initiatieven komen. Een kleinverbruiker heeft een elektriciteitsaansluiting van 3x 80 ampère en kan zo’n 55.000 kWh uur aan zonnestroom per jaar opwekken. Een grove berekening leert dat je daarvoor circa 1.000 vierkante meter grond nodig hebt. We kiezen er voor om die 1.000 m2 als bovengrens te nemen. In de groep wordt opgemerkt dat de meeste agrariërs geen behoefte zullen hebben aan een veldinstallatie. Over het algemeen hebben zij op hun schuren voldoende dakruimte beschikbaar en het plaatsen van zonnepanelen op daken is makkelijker en goedkoper. De aanwezigen besluiten dat we het in deze groep niet over dakinstallaties willen hebben, daarvoor hoeft niets meer apart geregeld te worden. Er wordt opgemerkt dat de gesprekken in de drie subgroepen met elkaar geen ‘sluitend’ geheel worden. De discussie in groep 1 gaat over kleine installaties. Deze groep heeft zojuist besloten te spreken over installaties tot 1.000 vierkante meter en de discussie in groep 3 gaat over installaties vanaf 10.000 vierkante meter. Er valt dus een gat tussen 1.000 – 10.000 vierkante meter. Het zal in de praktijk ook vaak moeilijk blijken om voor deze tussencategorie de business case rond te krijgen, maar desondanks is dit een aandachtspunt voor de gemeente. Vraag 3: Hoe maak je het makkelijker voor initiatiefnemers en geef je tegelijkertijd duidelijke randvoorwaarden mee met het oog op landschap, natuur en cultuurhistorie? Het gesprek wijst uit dat je randvoorwaarden zowel kwalitatief als kwantitatief kunt invullen. Kwantitatief is zojuist een uitspraak gedaan over de omvang van installaties die binnen deze categorie vallen (kleinverbruikers -> circa 55.000 kWh -> circa 1.000 m2 grond). Ook zou je een kwantitatieve grens kunnen stellen aan de hoogte. De meeste initiatiefnemers zullen kiezen voor een installatie direct op de grond in een hellingshoek van 35 graden, daarmee kom je op een hoogte van ongeveer 1 meter uit. Je zou de installaties daarop kunnen begrenzen met de uitspraak dat de omheining minimaal een zelfde hoogte moet hebben. Je zou ook voor een iets ruimere grens kunnen kiezen, bijvoorbeeld maximaal 2 meter hoogte voor installatie en omheining. Belangrijk is de notie dat omstandigheden verschillen, daarom moet er ruimte zijn voor maatwerk en zijn vooral de kwalitatieve indicatoren van belang. Het gaat dan bijvoorbeeld om de keuze voor streekeigen beplanting voor de omheining, om de wijze van landschappelijke inpassing en om keuzes omtrent de zichtbaarheid (langs snelwegen is zichtbaarheid bijvoorbeeld prima). Opgemerkt wordt dat er al heel veel vastgelegde kwaliteitscriteria zijn, gekoppeld aan gebiedstypen. Bijvoorbeeld in het landschapsontwikkelingsplan, het beeldkwaliteitsplan en in provinciale plannen. Kun je een groep van experts op basis van deze criteria niet een aantal ontwerprichtlijnen voor specifieke gebieden laten opstellen? Daarmee kun je initiatiefnemers aan de voorkant helpen om tot een goed plan te komen. De aanwezigen zijn van mening dat het voor eerste initiatiefnemers het lastigst is. Deze pioniers moeten van de gemeente een steuntje in de rug krijgen: ondersteuning bij de inpassing, een gratis vergunning (of in elk geval een stevige duurzaamheidskorting) en een korte proceduretijd. Als het over bijvoorbeeld vijf jaar makkelijker geworden is, dan zijn dit soort ondersteuningsmaatregelen wellicht niet meer nodig. Na de plenaire presentatie zijn over deze vraag de volgende briefjes geplakt op de flap: - Belangrijke vraag: gaan zonnepanelen als ‘bouwwerk’ aangemerkt worden, i.v.m. de R.O.consequenties. - Wel een bouwvergunning, zodat je kunt toetsen op kwaliteitscriteria. Onder andere welstand en inpassingseisen.
5
-
Soms is werken in de hoogte juist landschappelijk beter, omdat er dan minder grondoppervlak nodig is. Denk aan een gemengde heg, zoals bij Zandhoeve Gooyerdijk in Doorn. Essentieel is het kennisniveau bij de gemeente voor vergunningen.
Hoofdpunten groep 3 – Spelregels en randvoorwaarden voor categorie grote installaties vanaf 10.000 m2 (1 ha) (o.l.v. Henk ten Holt, Bureau ZET) De belangstelling voor deze groep was groot met circa 15 tot 20 deelnemers. Vanwege dat grote aantal hebben we de kennismakingsronde overgeslagen. Voor de beeldvorming (waar hebben we het over?) schetst Henk ten Holt eerst de opgave waar de gemeente voor staat wanneer zij in 2035 klimaatneutraal wil zijn. Wanneer de gemeente alleen zou kiezen voor duurzame energieopwekking door zonnepanelen dan hebben we het over circa 150 hectare aan installaties op daken, in tuinen en in velden. Gesteld dat de helft daarvan op daken gerealiseerd kan worden, dan zou er nog circa 75 hectare netto nodig zijn in velden en tuinen. Bruto is daarvoor meer ruimte nodig: circa 150 hectare. Het gaat hier om globale getallen die een indruk van de opgave geven: we hebben het dus over tientallen hectares tot 2035. In de groep zijn vier vragen aan de orde gesteld. De eerste vraag: deelt men het uitgangspunt van klimaatneutraliteit door opwekking op eigen grondgebied? Het overgrote deel van de groep deelt dit uitgangspunt. Twee mensen delen dit uitgangspunt niet of plaatsen er kanttekeningen bij. Eén deelnemer stelt de vraag aan de orde: ‘waarom hier?’. We hebben het over een prachtige gemeente: waarom plaatsen we de panelen niet in Spanje of, als het in Nederland moet, in Drenthe of Twente? Een andere deelnemer is wel voorstander van energieneutraliteit maar pleit ervoor duurzame energieopwekking integraal te bekijken (integrale energievisie), er kan bijvoorbeeld veel op daken. Ook is hij van mening dat je best in regioverband zou kunnen kijken wat de beste plekken zijn om daarmee aantasting van waardevolle landschappen te voorkomen of beperken. Ook bestaat behoefte aan een beeld van de omvang van het effect: hoe groot is de impact? Wat hou je over aan waardevol landschap als je voor 150 hectare zonnepanelen ruimte maakt? Hoeveel is dat ten opzichte van het totale grondgebied? Deze inbreng wordt genoteerd en meegegeven aan de gemeente. Voor het verdere verloop van de discussie in de subgroep hanteren we ‘een energieneutrale gemeente’ als uitgangspunt voor het gesprek. Na de plenaire presentatie zijn over deze vraag de volgende briefjes geplakt op de flap: - ‘Outsourcen’, eventueel samen met andere gemeenten en de provincie. - Stimuleer als gemeente collectieve installaties en coöperatieve initiatieven. De tweede vraag: waar (in welke landschapstypen) zullen we in 2035 die grote veldinstallatie misschien zien staan? Waar zien we ze het liefst staan, waar zien we ze liever niet staan? Eerst de vraag ‘waar zien we ze het liefst staan, waar zouden we veldinstallatie verwelkomen?’. Uit de groep komen de volgende suggesties: - Langs de snelweg. - Langs de spoorlijnen. - In agrarisch gebied (voorwaarde: groen ingepast, ingepakt).
6
-
In de zomen van industrieterreinen (bijvoorbeeld het industrieterrein tussen Leersum en Amerongen). Op oude vuilstorten (Maarsbergen).
Vervolgens de vraag ‘waar zien we ze liever niet staan?’. Deze vraag is besproken aan de hand van de vooraf opgestelde ‘nee-lijst’ door de gemeente. (NB. Deze nee-lijst betreft nog geen besluit maar is een voorstel voor de discussie). Op de nee-lijst staan vooralsnog: - Grafheuvels - In het aangezicht van beschermde dorpsgezichten - Natura 2000-gebieden - Engen - Grebbelinie - Groene monumenten Hierover bestaat niet veel discussie. De deelnemers kunnen zich hier over het algemeen goed in vinden. De ‘nee-lijst’ wordt vanuit de groep vervolgens aangevuld met EHS/Bossen. Men is overwegend van mening dat je hier geen grote installaties moet willen plaatsen. Wel lopen de meningen uiteen over de vraag of je waardevolle landschappen (bijvoorbeeld Langbroekerwetering) op de nee-lijst zou moeten plaatsen. Dit is een punt van discussie. Ten slotte is de suggestie gedaan om te werken met kansenkaarten: gebieden indelen/zoneren op basis van de wenselijkheid (bijvoorbeeld van niet wenselijk tot zeer wenselijk). Dat zou richting geven aan initiatiefnemers over de kansrijkheid van eventuele initiatieven voor grootschalige veldinstallaties. De derde vraag: waar zien we kansen voor (al dan niet tijdelijke) functiecombinaties en/of het benutten van zonnepanelen voor landschapsversterking? Voor deze vraag bleef niet veel tijd over. De volgende suggesties werden gedaan: - Combinatie met agrarische functies: als concreet voorbeeld werd genoemd het houden van scharrelkippen onder de zonnepanelen. De suggestie houdt ook verband met recente of aanstaande wetswijzigingen rond het houden van vrije uitloopkippen. - Combinatie met stortplaatsen. - Combinatie met parkeerplaatsen met elektrische oplaadpunten. Na de plenaire presentatie is over dit onderwerp het volgende briefje geplakt op de flap: - Prima, maar hoe krijgen we de initiatieven van de grond? Ten slotte de vierde vraag ‘welke spelregels en randvoorwaarden moeten we meegeven aan initiatiefnemers?’ Deze vraag is niet afzonderlijk besproken maar vormde doorlopend onderdeel van de discussie. De spelregels en randvoorwaarden die daarbij werden ingebracht zijn apart genoteerd. De volgende spelregels/randvoorwaarden zijn genoemd: - Inpakken in groen. - Verkavelingspatroon volgen (o.a. om grote installaties een kleinschaliger uitstraling te geven). - Benutten van installaties om landschappen te versterken (bijvoorbeeld zichtlijnen volgen). - Benoem de ruimtelijke kwaliteiten die je juist wel of juist niet wilt zien. - Maak gebruik van de Kwaliteitsgids landschap van de provincie Utrecht en het Landschapsontwikkelingsplan.
7
-
Bedenk hoe je om wilt gaan met het collectieve effect van afzonderlijke initiatieven op het landschap: hoe doe je dat?
Na de plenaire presentatie zijn de volgende briefjes geplakt op de flap: - De opgewekte energie moet ten goede komen van de lokale bevolking (dus niet naar NUON voor de stad Utrecht). - Ervenconsulent Landschap Erfgoed Utrecht vanaf de ideefase inschakelen. - Is het juridisch zo te regelen dat je aan een groot collectief veld meedoet als individuele burger (verrekenen energierekening)? - Juist wel in de EHS: is goedkope grond. - Leer van Duitsland!
Afsluiting door wethouder Tim Verhoef De wethouder bedankt de aanwezigen voor hun bijdrage. Hij heeft vooral geluisterd. Mooi dat we de verdieping die we zochten ook gekregen hebben. Maar het is nog niet zo makkelijk om er ter plekke de rode draden uit te halen. We gaan de komende weken kijken of we conclusies kunnen trekken voor het beleidskader. Hoe gaan we om met de verschillende groottes van veldinstallaties? Wat is klein en groot? Het is goed om te horen wat we vooral niet moeten doen. Allereerst zullen we op ambtelijk niveau gaan werken aan het raadsvoorstel. We denken op dit moment nog na over een praktische manier om de resultaten met u terug te koppelen, maar u kunt er van verzekerd zijn dat we bij u terug zullen komen.
8