Verslag eerste gespreksavond over veldinstallaties van zonnepanelen Datum: 2 oktober 2013 Locatie: Cultuurhuis Pleiade te Doorn Aantal deelnemers: 26 deelnemers + 3 raadsleden + 4 ambtenaren + 3 x Bureau ZET
Inleiding wethouder Tim Verhoef Tim Verhoef trapt de bijeenkomst af met de mededeling dat het Intergovernmental Panel on Climate Change in haar meest recent rapport de conclusie trekt dat klimaatverandering uiterst waarschijnlijk het gevolg is van menselijk handelen. Hier ligt dan ook een opgave die iedereen zich mag aantrekken. De wethouder geeft vervolgens een toelichting op de klimaat- en energieambitie van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De ambitie is een klimaatneutrale gemeente in 2035. In de praktijk vertaald als: in 2035 willen we binnen de gemeentegrenzen evenveel duurzame energie opwekken als we gebruiken. Als we in 2035 al het stroomgebruik duurzaam binnen onze gemeentegrenzen willen opwekken is nodig: - zo’n 95 megawatt (MW) aan windmolens, of - zo’n 150 hectare aan zonnepanelen nodig (dat is paneeloppervlakte), of - zo’n 36 MW aan biomassacentrales. Als we alle stroom duurzaam opwekken met zonnepanelen, dan is zo’n 150 hectare aan paneeloppervlak nodig. Een eerste grove inschatting van het dakpotentieel voor zonnepanelen geeft aan dat maximaal zo’n 45-50% daarvan op daken gerealiseerd kan. Er zijn op dit moment al initiatieven en vragen vanuit de samenleving over veldinstallaties van zonnepanelen. Er is behoefte aan dienstverlening vanuit de gemeente. De afweging voor het al dan niet willen plaatsen van zonnepanelen en of dat een rendabel/ interessant project is, ligt bij de initiatiefnemers. Aan ons als gemeente is de vraag: wil je dit mogelijk maken in je ruimtelijke plannen, vergunningen etc. En waar je dat wilt, hoe kan je dat ook zo makkelijk mogelijk doen, zodat het voor initiatiefnemers een aantrekkelijke optie is? Het vraagstuk omtrent het mogelijk maken van veldinstallaties vraagt om een zorgvuldige afweging tussen verschillende waarden. De insteek van het college is dat het nodig is voor het behalen van de klimaatambitie. Hoewel elke uitkomst vandaag mogelijk is, is het zeker niet vrijblijvend. Geen zonnepaneelambities in het buitengebied betekent een grotere opgave op andere sporen van duurzame energieopwekking. Naast duurzame energieopwekking hechten we echter ook aan andere waarden een groot belang: landschap, natuur en cultuurhistorie zijn voor de gemeente van zeer grote betekenis. De vraag die centraal staat is hoe je deze verschillende duurzame waarden in balans houdt en daar een goede afweging tussen maakt. De uitnodiging aan de aanwezigen is om mee te denken en te praten, om samen te komen tot een kader waarmee we goed kunnen reageren op initiatieven van burgers en zorgvuldige afwegingen tussen enerzijds duurzame energie en anderzijds natuur, landschap, cultuurhistorie etc. mogelijk maken.
Inleiding Susan Martens (Bureau ZET) Bureau ZET is gevraagd het participatieproces te begeleiden. - De gemeente zoekt naar de balans tussen de noodzaak voor duurzame energieopwekking en duurzame initiatieven op dat gebied enerzijds en het behouden van cultuurhistorische en natuur- en 1
-
-
-
landschapskwaliteiten anderzijds. In eerste instantie worden twee bijeenkomsten georganiseerd om met een brede groep betrokken en geïnteresseerden deze balans te verkennen. Dit is een gezamenlijke zoektocht, waarbij we de nuance opzoeken. Het zal vaak niet zwart-wit zijn. Vaak zullen we spreken over hetgeen we zien/ gaan zien als er veldinstallaties van zonnepanelen gerealiseerd worden. Houd in gedachten dat je niet alles ziet: schone lucht en onafhankelijkheid van de energiepolitiek van andere landen zie je niet; bijdrage aan de lokale economie zie je niet; dat een veldinstallatie bijdraagt aan instandhouding van een landgoed en voorkomt dat aan een monument zelf ‘gemorreld’ wordt zie je niet. Het is een nieuw onderwerp. Veel van kennisontwikkeling en de gedachten- en beeldvorming moet nog plaatsvinden. Veel effecten zijn nog onbekend. Soms zullen we putten uit de ervaringen in andere landen. Deze eerste bijeenkomst is vooral bedoeld om uit te wisselen en samen een eerste verkenning uit te voeren: wat leeft en speelt er? Zijn er algemene uitgangspunten waarop we elkaar kunnen vinden?
Inhoudelijke aftrap van het gesprek (Bureau ZET) (Bijbehorende presentatie met meer gedetailleerde inhoud is apart te downloaden op de website als bijlage 1.) - De echte inhoudelijke dialoog komt dadelijk in de subgroepen. We willen hier eerst samen de kaders van het gesprek checken. - Kijkend naar veldinstallaties van zonnepanelen dan zie je verschillende dingen: oppervlakte, hoogte of juist verdiept aangelegd, omheining, etc. Voor een goed gesprek moeten we van elkaar weten waar we het over hebben. Daartoe willen we een indeling in soorten veldinstallaties maken. Dat kun je vrij ingewikkeld maken, maar in dit stadium is het voorstel om de indeling nog simpel te houden: o Kleine installaties van 0-20 m2, vergelijkbaar met een schuurtje, kippenren of groentekas o Middelkleine installatie van 20-150 m2, vergelijkbaar met een installatie die je op het dak van een schuur kunt tegenkomen o Middelgroot: installaties van 150-10.000 m2, zoals bijvoorbeeld aangelegd bij een waterleidingbedrijf in Amsterdam of een recreatiepark in Ouddorp. o Groot: installaties groter dan 10.000 m2 (1 hectare), zoals bijvoorbeeld gerealiseerd op de voormalige vuilstort Azewijn. Vraag 1: Kunnen we voor vanavond met deze eerste indeling uit de voeten? - Het gesprek kan gaan over verschillende aspecten van veldinstallaties in relatie tot positieve en negatieve effecten: o Effecten op het landschap en de landschapsbeleving o Effecten op cultuurhistorische waarden en de beleving daarvan o Effecten op archeologische waarden o Effecten op natuur en biodiversiteit o Effecten op het milieu en klimaat o Effecten op de lokale economie Vraag 2: Is dit compleet of zijn we een iets vergeten dat we aan deze lijst moeten toevoegen? - De gemeente heeft in een eigen intern proces al aangegeven dat ze op een aantal plekken geen goede mogelijkheden ziet voor zonnepaneelinstallaties. o Grafheuvels o Engen o In het aanzicht van beschermde stads- en dorpsgezichten o Natura 2000-gebieden o Grebbelinie o Sommige groene monumenten Vraag 3: Bent u het er mee eens dat deze plekken op de ‘nee’-lijst horen? 2
Reacties op de gestelde vragen vanuit de deelnemers Vraag 1: Geven de 4 categorieën een bruikbare indeling voor de dialoog? - Neem ‘klein’ niet te klein. Rek de categorie ‘klein’ op naar het verbruik van een huishouden (bijv. een standaard gezin), dat zijn ca 20 panelen. Wanneer je aardwarmtepompen hebt, is er nog meer nodig. De pompen verbruiken 4.000 kWh per pomp per jaar (dus 8.000 samen). - ‘Middelgroot’ is een relatief begrip dat verschilt per landschapstype. Leg de grens bij de omvang die je in de landschapstypen nog kunt ‘verstoppen’. - Bij ‘groot’ hebben we het over opstellingen die zelf een nieuw landschapstype worden. Dan gaat het dus eigenlijk niet meer over inpassing. - De categorie ‘150 – 10.000’ is te ruim. Splits die op in ‘150 – 2.500’ (ca een kwart hectare) en ‘2.500 – 10.000’. Als categorie indeling voor de discussie wordt uiteindelijk voorgesteld: - Klein: 0- 40 m2 - Middelklein: 40 -150 m2 - Middelgroot: 150 – 2.500 m2 - Middelgroot tot groot: 2.500 – 10.000 m2 - Groot: > 10.000 m2 Koppel de categorie-indeling die je ontwikkelt (ook) aan een vergunningstelsel. Zorg voor een kleine categorie die vergunningsvrij is of heel licht vergunningplichtig. We besluiten dat dit een interessant onderwerp is voor de 2e bijeenkomst. In de huidige situatie worden grotere installaties al snel onrendabel omdat de prijs die je krijgt zakt wanneer de installatie groter is. De legeskosten kunnen dan net de reden zijn om een investering achterwege te laten. Je kunt als gemeente spelen met je legeskosten. Onderwerp voor de 2e bijeenkomst. Vraag 2: Missen we nog aspecten die relevant zijn in het gesprek over veldinstallaties? Aangevuld worden: - Verkeersveiligheid (i.v.m. schittering) - Direct kunnen leveren aan grotere gebruikers - Veiligheidsaspecten van de opstelling/constructie zelf - Netaanpassingen/aanpassing hoogspanningsleidingen (bij grotere installaties) - Participatiemogelijkheden voor burgers en bedrijven Algemene reacties Vraag: veldinstallaties gelden als bouwwerken. Mensen kunnen bij bezwaren daarmee altijd naar de provincie stappen. Kun je als gemeente dan wel eigen beleid hebben? Voorkom een theoretische exercitie: hoe ga je snel praktisch aan de slag met veldinstallaties? Met name het landschap is heel kwetsbaar. Er bestaat een groot risico op verrommeling. Tegelijk liggen er veel kansen in het stedelijk gebied, waar realisatie van veldinstallaties veel passender is. Zorg dat je als gemeente een totale/integrale energievisie hebt zodat je kunt sturen waar veldinstallaties gerealiseerd worden. Voorbeeld Schalkwijk/ketenbenadering.
3
Gesprek in subgroepen In de subgroepen gaan we het gesprek voeren aan de hand van flappen waarop een indeling is gemaakt van de verschillende categorieën installaties van zonnepanelen (naar omvang) en de aspecten zoals landschap, economie, milieu waarmee rekening gehouden moet worden. De oogst van de in subgroepen ingevulde flappen is te vinden in een apart document, op de website te downloaden als bijlage 2. Hier worden de belangrijkste punten en rode draden uit de subgroepen genoemd. Hoofdpunten groep 1 De post its op de flappen zijn redelijk verdeeld over de verschillende effecten die kunnen optreden, alleen over archeologie worden weinig opmerkingen gemaakt. Algemeen: - Benader het onderwerp veldinstallaties positief als gemeente. Ondersteun het, adviseer en help het plan verbeteren. - Onder de 10.000 kWh is het altijd rendabel i.v.m. de staffel. (Deel de kWh door 250 en dan heb je het aantal zonnepanelen). Zonnepanelen voor eigen gebruik zijn de beste investering die je kunt doen als particulier (rendement van ca 7%). - Installaties op het dak hebben de voorkeur, maar daar hoef je geen beleid op te maken omdat ze goedkoper te realiseren zijn dan veldinstallaties. Dus de belangen lopen parallel. - Vervang de categorie-indeling naar omvang door een indeling gestoeld op het onderscheid ‘voor eigen gebruik/ voor anderen’. - Bij ‘voor anderen’ heb je het dan bijvoorbeeld over coöperatieve initiatieven. Gemeente kan dan bijv. de vraag stellen: heeft u voor de locatie al aan het bedrijventerrein gedacht? - Kijk bij de te verwachten effecten zeker ook naar de fase waarin de panelen niet meer gebruikt worden: hoe ziet het er over 40 jaar uit? Kapotte panelen, loshangende draden etc. Neem in ieder geval een opruimplicht op. Maar daarmee ben je er waarschijnlijk niet, de RO-praktijk kent vele voorbeelden van de samenleving die met de rotzooi blijft zitten. Kleine installaties - Ook bij kleine installaties zul je naar de voorwaarden moeten kijken, maar de grote lijn is dat het bijna overal in principe zou moeten kunnen. Daarbij is er wel een voorbehoud ten aanzien van de EHS en natura 2000. Hier geldt vanuit de wetgeving al het ‘nee, tenzij – principe’. Sowieso geldt als belangrijk aandachtspunt het ‘nee, tenzij’- beleid van de provincie in de EHS (het overgrote deel van de gemeente is EHS). M.a.w. wat je op dit punt met de provincie bereikt, bepaalt in belangrijke mate het speelveld en de uitkomst: of het bijna overal (onder goede voorwaarden) of bijna nergens kan. - Het verschil binnen de groep zit hem meer in de invalshoek van de deelnemers (voorzichtig & zorgvuldig versus enthousiast & doorpakken), dan in de afwegingen die gemaakt worden. Middelgrote installaties - Hier zit veel meer discussie tussen twee extremen: ‘gooi elk derde veld vol met zonnepanelen’ versus ‘dat kan bijna nergens in de gemeente’. Grote installaties - Denk aan de boer: veldinstallaties kunnen een onderdeel van het agrarische bedrijfsmodel gaan worden. Daar moet je mogelijkheden voor creëren. Over de nee-lijst: - Grafheuvels. Daar moet je inderdaad geen zonnepanelen plaatsen. Hier is geen discussie over.
4
N2000 - Uitzoeken wat de effecten zijn en welke natuurtypen kwetsbaar zijn, bijv. in natte schraallanden niet. - Voor installaties nabij bebouwing in N2000 (bijv. op erven) kun je een uitzondering maken. EHS - Wat voor N2000 geldt, moet ook voor de EHS gelden zijn sommigen van mening. Hierover zijn de meningen echter verdeeld. Overige natuur - Denk ook aan ‘natuur buiten de EHS’, weidevogelgebieden. Zeer zorgvuldig kijken naar effecten. Engen - Sommige groepsleden zijn van mening dat het hier wel moet kunnen. Beschermd dorpsgezicht - Nee! Geen discussie over. Hoofdpunten groep 2 Er is een patroon te vinden in de geplakte post-its. Er zitten veel geeltjes in het vak algemeen, bij economie, bij landschap en bij de categorie kleine installaties. Bij economie en bij kleine installaties worden vooral de positieve kanten van installaties benoemd. De zorg omtrent de negatieve effecten is vooral gericht op het landschap. De vrees is vooral dat verrommeling ontstaat (ook door kleine installaties) en door het plaatsen van grotere installaties het totale karakter van het landschap verandert. Het gedeelde vertrekpunt in de groep is echter dat veldinstallaties mogelijk gemaakt moeten worden. ‘Geef het een kans’ is de oproep aan de gemeente, stimuleer initiatiefnemers. Het gevoel is heel anders dan bijvoorbeeld ten aanzien van windmolens, waarvan men echt vindt dat het niet past. Voor zonnepanelen geldt: we willen het, maar niet ten koste van…. Vooral het aanleggen van kleinere installaties moet veel eenvoudiger worden. Het is onzin dat je een schuur zo mag zetten in je tuin en dat je voor panelen een omgevingsvergunning nodig hebt. Je moet de categorie ‘klein’ ook echt ‘klein’ houden en dan vergunningsvrij maken. We bespreken dat ‘klein’ niet alleen bepaald wordt in relatie tot het aantal panelen, maar ook in relatie tot de perceelgrootte. Zijn daar niet al richtlijnen voor, bijvoorbeeld in termen van een percentage van tuin of erf dat je vergunningsvrij mag bebouwen? Daarnaast zouden er criteria kunnen komen, of ze zijn er misschien al, voor bijvoorbeeld schittering, hoogte, etc. Grotere installaties liggen wat gevoeliger. Zou er niet gekozen moeten worden voor een paar plekken waar dat kan en mag, in plaats van dat er op verschillende plekken velden vol gelegd worden? Voor landschappelijke inpassing zijn zichtlijnen en structuur van het landschap van belang. Een idee is om niet per perceel een percentage aan te geven dat vol mag komen met panelen, maar omdat per gebied te doen, waarbij je rekening houdt met de gebiedskarakteristieken. Praktisch zou dat nog wel eens lastig kunnen zijn, omdat je dan ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ en rechtsongelijkheid krijgt. Een aantal mensen vraagt zich af of een zonnepaneelakker eigenlijk wel lelijker is dan een maïsakker? Zonnepanelen zijn eigenlijk alleen lelijk van de achterkant. Goed ingepast kan zo’n blauw veld ook een rijke kleurschakering en een poëtische schoonheid hebben. Een deelnemer merkt op dat zonnepaneelvelden waarschijnlijk altijd tijdelijk zullen zijn. Gezien de technische ontwikkeling ziet onze energievoorziening er over 40 jaar sowieso heel anders uit. 5
Als invalshoeken voor de bespreking de volgende keer worden genoemd: - Met elkaar eerst helder krijgen wat je wilt bewaren en vervolgens waar je die panelen juist graag wilt tegenkomen (bijv. langs de snelweg i.v.m. je groene imago). - Vervolgens met elkaar over concrete gebieden praten. Dan wordt ook duidelijk waar je het over hebt. - Samen criteria voor hinder ontwikkelen: waar hebben we het dan over en hoe weeg je dat? Hoofdpunten groep 3 De post-its zijn geconcentreerd op het vak Algemeen/algemeen, waar ook de vraag ‘Hoe?’ aan was toegevoegd. Verder veel post-its bij Landschap, men maakt zich vooral zorgen over de effecten van veldinstallaties in de grootste categorie. Bij Natuur, Milieu, Water, Archeologie en Monumenten telkens maar 1 post-it. Bij economie wat meer, enkele gericht op financiële bewonersparticipatie. Naar aanleiding van het plakken hebben we eerst even stil gestaan bij de effecten en geconstateerd dat deze groep vooral begaan was met de effecten op het landschap. - Archeologie vond men geen punt, want geen diepe fundamenten (bv bouwen op betonblokken), op z’n hoogst voor het graven voor de leidingen. - Monumenten alleen de opmerking dat een veldinstallatie een oplossing is als je je rijksmonument niet kunt isoleren. - Rijkswaterstaat: wees beducht voor schittering en verkeersveiligheid; niet bij snelweg! Zonnecellen in geluidsschermen elders werden gestolen, daar staan nu placebo’s … - Bij landschap vond men dat je de zonnepanelen goed moet inpassen in het landschap. Goede randvoorwaarden meegeven in vergunningverlening. Initiatiefnemers vonden het geen punt om een haag of singel aan te planten (maar geen hoge populieren!), in sommige gevallen stond die haag er al. - Het gesprek ging vooral over het ‘hoe’ en het de initiatiefnemers gemakkelijker maken, bijvoorbeeld door de heel kleine installaties vergunningvrij te verklaren. - Ook gesproken over de leges. Veel initiatiefnemers vinden die hoog. Kunnen die niet kwijtgescholden worden voor het goede doel, bijvoorbeeld uit budget klimaatbeleid? Of als er dan toch leges betaald moeten worden, kunnen die dan niet worden ingezet voor natuurcompensatie, dat is een goed en begrijpelijk doel, beter dan de algemene kas van de gemeente spekken … - Een vraag was hoe de provincie Utrecht denkt over zonneweiden, dat is toch cruciaal?! - Voor de volgende keer: kunnen we niet samen nadenken over het nadenken in mogelijkheden i.p.v. in onmogelijkheden? Hoe kan de gemeente initiatieven helpen en stimuleren: out-of-the-box denken.
Afsluiting door Tim Verhoef De wethouder bedankt de aanwezigen voor hun bijdrage. Hij heeft gehoord dat veel deelnemers er voor pleiten om veldinstallaties mogelijk te maken en dat zij de gemeente aansporen om hierin concrete stappen te zetten. Het gaat daarbij vooral om de ‘hoe-vraag’. Hoe pas je veldinstallaties goed in, hoe zorg je voor een zorgvuldig proces, hoe faciliteer je initiatiefnemers. Voorafgaand aan de volgende bijeenkomst zullen we de rode draden uit deze gespreksavond afleiden en op basis daarvan een agenda opstellen om op 15 oktober verder met elkaar in gesprek te gaan.
6