Verslag themaonderzoek kwaliteit kleine opleidingen Algemene gegevens Instelling: ROC Rivor Opleiding: 94490, Gezel Glaszetter, niveau 3, BBL. Locatie Poppenbouwing 3b, Geldermalsen Opleiding: 93440, Bedrijfsautotechnicus, niveau 2, BOL. Locatie Franklinstraat 1, Tiel. Datum bezoek: 22 en 24 april 2014 Naam inspecteurs: Maud Leistra, Ike Overdiep, Sietske IJtsma
Inleiding De Inspectie van het Onderwijs voerde in april 2014 in het kader van een themaonderzoek naar de kwaliteit van kleine opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs, een onderzoek uit bij uw instelling. Het themaonderzoek heeft als hoofddoel eventuele risico’s voor de kwaliteit van kleine opleidingen in beeld te brengen. Meer uitgebreide informatie over het onderzoek ontving u reeds via de aankondigingsbrief (ref 4216146-v1/05EA/MB). Het onderzoek wordt uitgevoerd bij opleidingen in de sector Techniek. Alle bekostigde instellingen waarbij in de eerste helft van 2014 een onderzoek naar de Staat van de Instelling wordt uitgevoerd en die kleine opleidingen in de sector Techniek verzorgen zijn in het onderzoek betrokken. Naast het onderzoek op locatie voeren wij een statistische analyse van de opbrengsten en de studenttevredenheid uit. De resultaten hiervan worden uitsluitend opgenomen in het eindrapport. De openbare eindrapportage met daarin de resultaten van het onderzoek verschijnt naar verwachting eind 2014. Er wordt in deze eindrapportage niet op naam gerapporteerd. Dit verslag van het themaonderzoek naar de kwaliteit van de opleidingen Gezel Glaszetter en Bedrijfsautotechnicus, is bedoeld als schriftelijke terugkoppeling van onze bevindingen. Wij maken dit verslag niet actief openbaar. Onderstaand komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan bod: 1. Onderwijsproces 2. Kwaliteitsborging
1
3. Bedrijfsvoering 4. Macrodoelmatigheid Ad 1. Onderwijsproces. De inspectie heeft zich voor het beoordelen van het onderwijsproces gebaseerd op een selectie van indicatoren uit het Toezichtkader bve 2012. Het gehele kader is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl. Onderstaand treft u het oordeel op deze indicatoren en de onderbouwing ervan. Ad 2. Kwaliteitsborging. Voor het onderzoeken van de kwaliteitsborging hebben wij ons eveneens gebaseerd op het waarderingskader. Omdat de opzet van het onderzoek beperkter is dan bij een onderzoek naar de Staat van de Instelling geven wij geen oordeel op de aspecten uit het waarderingskader. Wel gebruiken wij de aspecten en portretten als basis voor het onderzoek, waarbij we specifiek nagaan hoe de kwaliteitsborging voor de kleine opleiding(en) is geregeld. Onderstaand beschrijven wij onze bevindingen op aspectniveau. Ad 3 en 4. Bedrijfsvoering en macrodoelmatigheid. Onder bedrijfsvoering verstaan wij hoe de kleine opleiding is opgezet en wordt uitgevoerd c.q. de organisatorische aspecten rondom het aanbieden van kleine opleidingen. Gespreksonderwerpen rond het thema macrodoelmatigheid zijn onder meer het opleidingenportfolio, het regionale aanbod (van dezelfde opleiding) en de aansluiting op de arbeidsmarkt. Onderstaand wordt weergegeven wat ten aanzien van deze onderwerpen is besproken.
Bevindingen Onderstaand geven wij eerst van de opleidingen Gezel Glaszetter en Bedrijfsautotechnicus afzonderlijk onze bevindingen ten aanzien van het Onderwijsproces. De onderwerpen kwaliteitsborging, bedrijfsvoering en macrodoelmatigheid beschrijven wij daarna voor de twee opleidingen gezamenlijk.
Gezel glaszetter Dit studiejaar zitten er in de opleiding Gezel Glaszetter drie studenten. Eén rondt binnenkort de opleiding af, twee zijn dit studiejaar begonnen. Het grootste deel van het jaar werken de studenten vier dagen bij het leerbedrijf en gaan zij één dag naar school. In de winterperiode gaan zij meer naar school. De opleiding wordt verzorgd in een pand waarin ook het samenwerkingsverband is gevestigd. Het is de bedoeling dat op korte termijn alle opleidingen van de Academie voor Ambacht en Technologie – met uitzondering van de autotechniek - in dit pand les zullen krijgen en de drie ‘bijbehorende’ samenwerkingsverbanden ook in het pand zijn gevestigd. Streven is dan ook het onderwijsproces voor al deze opleidingen gelijk te trekken. Dat geeft meer ‘massa’ om alle kleine opleidingen op een verantwoorde manier te kunnen blijven aanbieden.
2
Aspect 1.2 Maatwerk 1.2.1 Differentiatie
V
De studenten in deze naar verschillende dimensies samengestelde groep (zie onder bedrijfsvoering), werken zelfstandig de lesstof door. Dat geldt zowel voor de vaktechnische als voor de generieke vakken. De docent begeleidt bij vragen, en stuurt op basis van zijn voortgangsregistratie. Versnelling is mogelijk, en komt ook regelmatig voor bij de Glaszetters. Vertragen kan ook als dat noodzakelijk blijkt.
Aspect 1.3 Didactisch handelen 1.3.1 Interactie
V
De studenten werken zelfstandig de lesstof door. Voor de vaktheorie betreft dat drie modules/mappen. De docenten hebben goed in beeld waar de studenten zijn. Zij helpen bij vragen en sturen op de voortgang, gevraagd en ongevraagd.
1.3.2 Ondersteuning en begeleiding leeractiviteiten
V
Wij observeerden een les vaktheorie/praktijk en een les Nederlands. De docenten begeleidden de studenten bij het zelfstandig werken. Studenten hadden voldoende gelegenheid om vragen te stellen. De studenten zijn tevreden over deze werkwijze en leren veel wat ze in de praktijk daadwerkelijk kunnen gebruiken, zo vertelden zij in het gesprek.
1.3.3 Feedback op leeractiviteiten/leerresultaten
V
Voor de vaktheorie werken de studenten een map door met theorie en opdrachten. Als ze een onderdeel hebben afgerond maken ze een formatieve toets. De docent gebruikt daarvoor ‘oude’, maar wel geactualiseerde toetsen. De studenten kijken deze toets zelf na aan de hand van een antwoordmodel. Aan de hand daarvan bekijkt de docent vervolgens of op onderdelen extra uitleg of oefenen nodig is. Toetsen van de generieke vakken worden nabesproken en studenten krijgen tijdens de les gericht feedback.
Aspect 1.4 Leertijd 1.4.1 Benutting
V
Het dagprogramma is afgestemd op de doelgroep. Hoewel deze studenten feitelijk de praktijk tijdens het bpv-bedrijf doen en alleen op school zijn voor de vaktheorie en de generieke vakken, is er ook ruimte voor oefenen in de praktijkruimte, omdat dat volgens de docenten beter bij hen past qua leerstijl: a) ze kunnen niet de hele dag stilzitten; en b) ze moeten de theorie direct aan de praktijk kunnen koppelen.
1.4.2 Werkdruk
V
De studenten ervaren wat de opleiding betreft geen werkdruk. Het feit dat veel van hen het ook sneller kunnen doen dan de twee jaar die ervoor staat bevestigt dat beeld. Vraag is wel of dan de nominale studieduur reëel is geschat, of dat het niveau van de opleiding wellicht wat aan de lage kant is.
Aspect 1.5 Leeromgeving 1.5.2 Materiële voorzieningen
V
De opleiding wordt aangeboden in het gebouw waar ook het samenwerkingsverband is gevestigd met haar praktijkruimtes. Omdat de ontwikkelingen in de schilder- en glaszettersbranche snel gaan, is de lesstof (c.q. het kwalificatiedossier) vrijwel nooit geheel actueel is. De verantwoordelijk docent houdt actief in de gaten via de Glasbond of extra stof kan/moet worden aangeboden. Aanvullend, actueel lesmateriaal wordt dan via de Glasbond verstrekt. Dit bevordert naar onze opvatting een goede uitvoering van de opleiding.
3
Aspect 1.7 Studieloopbaanbegeleiding 1.7.1 Informatievoorziening
V
Wij ontvingen de Studiewijzer Glaszetter & Gezel Glaszetter. De informatie over de inhoud en examinering van de opleiding, evenals over praktische zaken als ziekmeldingen, extra begeleiding en kosten is compleet en duidelijk. De studenten krijgen daarnaast via de docenten de benodigde informatie over werken met het materiaal van het Kenniscentrum, de bpv etc.
1.7.2 Studieloopbaanbegeleiding
O
De studieloopbaanbegeleiding vindt informeel plaats tijdens de wekelijkse schooldag. De voortgang van de studenten wordt geregistreerd in een systeem dat de docent zelf heeft opgezet (excel). Studenten krijgen hiervan een uitdraai als ze achterstanden hebben; studenten die op schema liggen krijgen alleen op eigen verzoek een uitdraai. Voor de studenten waarmee de inspectie sprak betekende dit dat zij zelf geen idee hadden waar ze op dat moment in hun studie waren, maar dat ze wel wisten dat ze op schema lagen. Dat gemaakte afspraken in het kader van de studieloopbaan niet worden vastgelegd maakt deze informele vorm van begeleiding kwetsbaar. Mocht de docent uitvallen dan zal de overdracht problemen opleveren. De SLB-er kan een beroep doen op de Trajectbegeleider die verbonden is aan de Academie voor Ambacht en Technologie. Deze wordt ingeschakeld bij veelvuldig verzuim of bij stagnering van het leerproces en kan indien nodig ook andere zorg of maatschappelijk werk inschakelen. De docenten geven aan dat dit ontlastend kan werken voor de SLB-ers en dat bovendien ‘vreemde ogen dwingen’. Het heeft geleid tot een afname van VSV in de techniek.
Aspect 1.9 Beroepspraktijkvorming 1.9.1 Voorbereiding studenten en bedrijven
V
Voor de drie studenten die nu in de BBL-opleiding zitten geldt dat zowel de deelnemers als de bedrijven worden voorbereid op de BPV door de docent van de instelling: de studenten hebben een direct werkverband, en niet via het samenwerkingsverband. De gezel glaszetters hebben geen bpv-kaarten of opdrachten maar werken de laatste drie à vier maanden van hun opleiding aan twee geïntegreerde opdrachten die het feitelijke proces volgen zoals het in een bedrijf gaat. De eerste anderhalf jaar (of zoveel korter als ze sneller door de theorie gaan) wordt ‘gewoon’ meegewerkt binnen het bedrijf. Wanneer de student toe is aan de opdrachten wordt gedrieën (bedrijf, student, ROC) afgestemd wat de student moet doen en hoe dit kan/past binnen het bedrijf. De instelling organiseert jaarlijks een leermeestersavond. De opdracht(en) die in de bpv moeten worden uitgevoerd worden dan toegelicht. De leermeesters volgen een training via het Kenniscentrum. Desondanks vinden sinds kort ook vanuit het ROC gesprekken plaats met de leermeesters waarin zij bevraagd worden op hun kwaliteiten om studenten te beoordelen. De instelling neemt daarmee duidelijk haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de opleiding als geheel.
1.9.2 Plaatsing
V
Voor de BBL-opleiding Gezel Glaszetter is een baan een vereiste. Vervangende (simulatie)opdrachten in de praktijkruimte van het samenwerkingsverband biedt onvoldoende mogelijkheid om echt goed de vaardigheden te leren. Bovendien zijn niet alle aspecten op school in de praktijkruimten te oefenen. De studenten zijn zelf verantwoordelijk voor het zoeken van een werkplek.
1.9.3 Begeleiding door bedrijf
V
De vinden van een begeleider (leermeester) binnen het bedrijf blijkt voor de niveau 3 opleiding lastig. De integrale eindopdrachten worden vaak afgestemd met de eigenaar/bedrijfsleider die in veel gevallen niet de leermeester is. De begeleiding vanuit school voorziet er wel in dat de bpv desondanks goed wordt uitgevoerd en studenten kunnen doen wat nodig is om een diploma te behalen.
1.9.4 Begeleiding door opleiding
V
De bpv-begeleider komt tijdens de opleiding twee keer op bezoek bij het leerbedrijf voor een competentiemeting, en één keer voor de eindbeoordeling van de bpv.
4
Bedrijfsautotechnicus De opleiding Bedrijfsautotechniek duurt twee jaar. Er zitten op dit moment twee studenten in de BOL-opleiding. Zij volgen het onderwijs samen met de studenten Autotechniek, eveneens een BOL opleiding op niveau 2. Daarmee zitten de studenten van Bedrijfsautotechniek in een klas met achttien studenten. In het eerste jaar is circa 80 procent van de opleiding gemeenschappelijk, in het tweede jaar wat minder. Aspect 1.2 Maatwerk 1.2.1 Differentiatie
V
De opleiding duurt in principe twee jaar. Studenten gaan drie dagen per week naar school en lopen twee dagen stage. Per lesdag wordt de groep in tweeën gesplitst en wordt één dagdeel besteed aan theorie en één dagdeel aan praktijk. Soms krijgt de gehele groep gezamenlijk klassikale uitleg. Naast de examens voor Nederlands, rekenen en loopbaan & burgerschap wordt de opleiding geëxamineerd met twee Proeven van Bekwaamheid. (PvB’s). Om aan deze PvB’s deel te kunnen nemen moeten de theorietoetsen voldoende zijn en 75 procent van de BPV-beoordelingen moet voldoende zijn (waaronder in elk geval de laatste beoordeling). De toetsen kunnen door het hele jaar worden afgelegd en Loopbaan en Burgerschap kan eerder worden afgerond. Als ook de BPV beoordelingen voldoende zijn, kunnen studenten dus eerder hun opleiding afronden. Dit komt volgens de studenten in de praktijk ook daadwerkelijk voor.
Aspect 1.3 Didactisch handelen 1.3.1 Interactie
V
De leeractiviteiten zijn gestructureerd. De theorie- en praktijklessen zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd, theoretische onderdelen komen korte tijd later terug in de praktijk of vice versa. Het is studenten helder aan welke opdracht of taak zij werken. De geobserveerde les liet voldoende interactie zien tussen docenten en studenten. Studenten werkten individueel aan een opdracht die vervolgens klassikaal werd nabesproken en die na de meivakantie ook in de praktijk zal worden uitgevoerd. De gesproken studenten van de opleiding geven aan dat de docenten goed kunnen uitleggen, maar dat het soms erg onrustig is in de klas. Wat hen betreft mogen de docenten strenger zijn en daarin ook meer één lijn trekken. Een aandachtspunt voor de locatie is dan ook de (her)bevestiging van algemene huisregels.
1.3.2 Ondersteuning en begeleiding leeractiviteiten
V
De docenten begeleiden studenten groepsgewijs of individueel en beantwoorden vragen. Hiermee vergewist de docent zich ervan of studenten de stof doornemen en begrijpen. Doordat de docenten allemaal betrokken zijn op het vakgebied van (bedrijfs)autotechniek, kunnen zij actuele vragen goed beantwoorden of stof aantrekkelijker maken door te refereren aan de (toekomstige) beroepspraktijk. Studenten gaven tijdens het gesprek aan dat zij de begeleiding adequaat vinden.
1.3.3 Feedback op leeractiviteiten/leerresultaten
V
Er zijn korte lijnen. De vakdocent ziet de studenten 2.5 dagen per week en studenten krijgen feedback op de leervorderingen. Toetsen van de generieke vakken worden nabesproken en studenten krijgen tijdens de les gericht feedback.
Aspect 1.4 Leertijd 1.4.1 Benutting
V
Er gaat geen lestijd onnodig verloren. Er is een uitvoerbaar en aaneengesloten rooster waarin zelden grote wijzigingen in optreden. Er heerst een gemotiveerd, maar wel
5
druk, klimaat en vrijwel iedereen is echt aan het werk.
1.4.2 Werkdruk
V
Studenten geven aan dat de opleiding goed te doen is, omdat de opleiding praktisch zonder huiswerk kan worden gevolgd. De werkdruk is gedurende de opleiding goed verdeeld.
Aspect 1.5 Leeromgeving 1.5.2 Materiële voorzieningen
V
Een sterk punt van de opleiding is het feit dat de locatie midden tussen de garages is gelegen in een oud (en verbouwd) garagebouw. Dat maakt de koppeling theorie en praktijk (in de werkplaats) tijdens de schooldagen ook goed mogelijk. Er werken veel oud-studenten in de naburige garages en de docenten kennen alle garagebedrijven. Voor Bedrijfsautotechniek heeft dit als voordeel dat er voor de studenten ook tijdens de schooldagen, gemakkelijk een afspraak op locatie van een bedrijfsautogarage gemaakt kan worden om zaken ook in de praktijk te kunnen zien. Dat bevordert de motivatie en de studievoortgang.
Aspect 1.7 Studieloopbaanbegeleiding 1.7.1 Informatievoorziening
V
Wij ontvingen de Studiegids. De informatie over de inhoud en examinering van de opleiding, evenals over praktische zaken als ziekmeldingen, extra begeleiding en kosten is compleet en duidelijk. De studenten krijgen daarnaast via de docenten de benodigde informatie over de bpv, examinering, etc. De studenten zijn hierdoor goed en tijdig geïnformeerd over de opleiding en de vereisten. Als zij vragen hebben kunnen zij altijd terecht bij docenten en SLB-er die zij op de schooldagen gemakkelijk kunnen benaderen.
1.7.2 Studieloopbaanbegeleiding
V
Er vindt met alle studenten een intake plaats. De informatie uit de intake wordt ingevoerd in het digitaal dossier dat voor alle betrokken docenten in te zien is. Een aandachtspunt is wel dat verschillende digitale registratiesystemen naast elkaar bestaan. Zo worden de gegevens die betrekking hebben op toetsing en examinering van het vakgedeelte vastgelegd in de digitale leeromgeving ‘It’s learning’. Studenten en docenten hebben hierdoor ook digitaal zicht op de voortgang. Nederlands en rekenen worden in andere systemen bijgehouden. Onvoldoende uitslagen van toetsen worden altijd nabesproken. De opleiding heeft voor volgend jaar als verbeterpunt geformuleerd dat er één systeem komt waarin de voortgang van het beroepsgerichte deel, Nederlands, rekenen en loopbaan & burgerschap vastgelegd wordt. De studenten hebben geregeld een voortgangsgesprek met hun SLB-er, die hen ook tussendoor aanspreekt als dat nodig is. De SLB-er kan een beroep doen op de Trajectbegeleider die verbonden is aan de Academie voor Ambacht en Technologie. Deze wordt ingeschakeld bij veelvuldig verzuim of bij stagnering van het leerproces en kan indien nodig ook andere zorg of maatschappelijk werk inschakelen. De docenten geven aan dat dit ontlastend kan werken voor de SLB-ers en dat bovendien ‘vreemde ogen dwingen’. Het heeft geleid tot een afname van VSV in de techniek.
Aspect 1.9 Beroepspraktijkvorming 1.9.1 Voorbereiding studenten en bedrijven
V
De studenten geven aan dat zij weten wat er van hun verwacht gaat worden in de BPV en welke opdrachten zij moeten uitvoeren. Zij gaven aan dat het eenvoudig was een stageplaats te vinden. Ook de bedrijven zijn goed voorbereid. Er wordt gewerkt met materiaal van STEM/ IKBI voor de beroepstaken die moeten worden uitgevoerd. De bedrijven zijn hiermee bekend.
1.9.2 Plaatsing
V
6
De studenten zoeken zelf een geschikte BPV-plaats. Als daar problemen mee zijn, heeft het opleidingsteam voldoende connecties om studenten alsnog op een erkend leerbedrijf geplaatst te krijgen. Van oudsher is de opleiding een BBL opleiding. Vanwege de crisis is ook gestart met het aanbieden van de opleiding in een BOL-variant. Toen is de instelling ook een eigen leerbedrijf begonnen in de werkplaats. Op dit moment wordt deze alleen gebruikt voor de praktijklessen en kunnen de studenten relatief eenvoudig een externe BPV-plaats vinden. De sector is aan het vergrijzen en moet zich voorbereiden op een hogere vervangingsvraag.
1.9.3 Begeleiding door bedrijf
V
Over de begeleiding door het bedrijf zijn de studenten tevreden. Zij worden begeleid door monteurs en krijgen voldoende gelegenheid om hun beroepstaken op de BPVlocatie uit te voeren. De BPV bedrijven moeten het STEM/IBKI materiaal invullen. De studenten merken dat zij op school goed zijn voorbereid op het werk in de praktijk.
1.9.4 Begeleiding door opleiding
V
De stagebegeleider komt gedurende de stage ten minste één keer per periode op bezoek, dus minimaal 4 keer per jaar. Dan vindt een gesprek plaats met de praktijkopleider. De docent en stagebegeleider koppelen terug aan de student wat ze hebben besproken.
Kwaliteitsborging Aspect 4.1 Sturing Ter voorbereiding op het onderzoek bestudeerden wij het Document Kwaliteitsborging voor de Academie voor Ambacht en Technologie (2012 – 2016); een document waarin een passage over het INK-model – uitgewerkt voor ROC Rivor; het Ondernemingsplan voor de Academie; de Zelfevaluatie 2012/13 en het identiteitsbewijs. De zelfevaluatie en het document Kwaliteitsborging vormen samen ook input voor het Ondernemingsplan. Daarin is de Koers voor de komende jaren beschreven waarin veel zal veranderen. De onderlinge samenhang tussen de documenten is duidelijk zichtbaar. Sturingsinformatie is beschikbaar op het niveau van de academie en indien daartoe aanleiding is zijn gegevens tot op opleidingsniveau te genereren. De continuïteit is voor de kleine opleiding(en) een risico. De onderwijsteams binnen de academie zijn zeer klein en specialistisch.
Aspect 4.2 beoordeling De onderwijskwaliteit wordt regelmatig gemonitord. Er is gekozen voor een cyclus van twee jaar. Studentevaluaties (JOB, en verdiepende interviews), evaluaties onder bpv-bedrijven etc worden systematisch uitgevoerd; er wordt gestuurd op voldoende respons. De zelfevaluatie is geschreven op het niveau van de Academie. Het bevat onder meer de indicatoren uit het waarderingskader van de inspectie. De evaluatie wordt zorgvuldig ingevuld. Aandachtspunt is wel dat de verbeterpunten niet altijd logisch voortvloeien uit de voorafgaande analyse (een voorbeeld hiervan is aspect 1.4.1 benutting: uit de evaluatie blijkt niet dat er een probleem was met het verzuim in de bbl, dat blijkt pas bij de verbeteractie).
Aspect 4.3 verbetering en verankering Er is een verbeterplan opgesteld dat is gebaseerd op de zelfevaluatie. Eens per drie weken wordt de voortgang besproken. Er wordt gestructureerd bijgehouden wat reeds is gerealiseerd, wat in gang is gezet en wat nog moet gebeuren. De verbeteracties worden geprioriteerd door de directeur van de Academie. De kwaliteitszorgsyclus zoals beschreven in het Document Kwaliteitsborging (Academie voor Ambacht en Technologie 2012-2016) is verankerd binnen de Academie. Deskundigheidsbevordering van docenten vindt plaats volgens het scholingsplan en er worden studiemiddagen voor docenten in de techniek georganiseerd die zich met
7
namen richten op vergroting van didactische bekwaamheden Docenten dienen deel te nemen aan de scholingen, en een ruime meerderheid maakt daar ook daadwerkelijk gebruik van, zo blijkt uit de zelfevaluatie. Ook worden docentstages in het werkveld georganiseerd. Er is nog geen systematische aandacht voor lesbezoeken door de directeur/ coördinator, er is wel een systematiek van jaarlijkse functioneringsgesprekken. Een aandachtspunt is het concreter maken van de systematiek van de RIVOR- brede kwaliteitsborging en de algemene verbeteracties, ook voor de technieksector. Een te grote nadruk op ‘taligheid’ (‘veel papier en gepraat’) kan ertoe leiden dat de docenten van de kleine techniekteams zich onvoldoende eigenaar voelen van de verbeteracties of de te organiseren deskundigheidsbevordering.
Aspect 4.4 dialoog en verantwoording Zowel met het bedrijfsleven als met studenten en medewerkers wordt voldoende dialoog gevoerd en wordt verantwoording over de kwaliteit van het onderwijs afgelegd. Studenten worden naast de JOB-enquête bevraagd in een interview. Dit geeft ook de gelegenheid dieper in te gaan op gegeven oordelen in de JOB, wat meer inzicht geeft dan alleen de resultaten zodat gerichter noodzakelijke verbeteracties kunnen worden ingezet. Werkgevers worden betrokken bij de opleiding, met name de leerbedrijven via de leermeestersavonden, maar ook door de bevraging aan het eind van de bpv-periode. Verder zitten voor de opleiding Gezel glaszetter de verschillende samenwerkingsverbanden in het pand waarin de studenten les krijgen.
Bedrijfsvoering Organisatorische positie van de opleiding De beide onderzochte opleidingen zijn onderdeel van de Academie voor Ambacht en Technologie. Deze afdeling omvat 27 opleidingen, waarvan 16 klein. Aansturing en kwaliteitsborging vinden plaats op het niveau van de Academie.
Samenstelling van de groep/klas Gezel glaszetter: de drie studenten van de opleiding Gezel glaszetter zitten het huidig studiejaar in een groep samen met twee verwante opleidingen: de Gezel schilder en de spuiters. Het betreft studenten uit verschillende leerjaren (1 en 2) en de niveaus 2 en 3. De opleiding Bedrijfsautotechnicus heeft twee studenten in BOL en één student in de BBL. Deze BBL-student volgt de opleiding op een andere dag dan de Bol studenten . In het tweede jaar zitten geen Bedrijfsautotechnici. De eerstejaars studenten volgen het onderwijs in gecombineerde klassen met Autotechniek niveau 2. De klas bestaat uit 18 studenten en wordt op de drie schooldagen gesplitst in twee groepen die alternerend in de ochtend vaktheorie- en in de middag praktijklessen volgen. Nederlands, rekenen en loopbaan & burgerschap volgt de gehele klas gezamenlijk.
Examinering/examencommissie Er is één examencommissie voor de Academie voor Ambacht en Technologie. Zij nemen de diplomabesluiten, gebaseerd op het dossier dat aangeleverd wordt door de verificatie commissie. Deze laatste bereidt de vergaderingen voor waarin de diplomabeslissingen voor ‘hun’ studenten aan de orde zijn. De examens voor de opleidingen Gezel glaszetter en Bedrijfsautotechnicus worden ingekocht.
Aansturing kleine opleiding Aansturing geschied op het niveau van de Academie en er wordt in de aansturing geen onderscheid gemaakt in kleine en grote opleidingen.
8
Ontstaan en behoud kleine opleiding De opleiding Glaszetter is altijd een kleine opleiding geweest. Het studentenaantal varieert in jaarlijkse instroom van drie tot acht deelnemers. Jaarlijks wordt op basis van de instroom bekeken hoe de groepen zo geclusterd kunnen worden dat de verschillende kleine opleidingen uitvoerbaar zijn. Daarbij wordt hoofdzakelijk gekeken naar verwantschap in de inhoud van de opleiding. Ook wordt bekeken welk deel de samenwerkingsverbanden voor hun rekening kunnen nemen. Wat voor de opleiding Gezel Glaszetter ‘ontzorgt’ is dat de deelnemers over het algemeen bij een kwalitatief goed leerbedrijf zitten. Dat geldt niet voor alle opleidingen. Ook de opleiding Bedrijfsautotechnicus is altijd klein geweest en wordt in stand gehouden omdat het in potentie vanwege de vergrijzing een toekomstgerichte opleiding is. Een aantal jaren geleden is, onder invloed van de economische crisis, gestart met een BOL-variant. De opleiding kan worden aangeboden, omdat 80 procent van de kerntaken en werkprocessen overlappen met het kwalificatiedossier voor de Autotechnicus en de groepen kunnen worden geclusterd.
Budget kleine opleiding Het budget voor de Academie voor Ambacht en Technologie is niet toereikend. Dat is (o.a.) het gevolg van kleine studentaantallen en inkoop van praktijklessen. Techniek is een sector waar altijd geld bij moet, aldus de directeur, en instellingsbreed wordt dit gecompenseerd. Het aanbod van de betreffende kleine opleidingen is een bewuste keus, vanuit de maatschappelijke functie van een ROC, evenals het aannemen van leerlingen na de bekostigingsdatum. Bedrijfseconomisch kunnen deze opleidingen blijven bestaan omdat en zolang: • Er gewerkt wordt met gecombineerde klassen met verwante kwalificatiedossiers. • Er voldoende (ervarings)kennis voor het betreffende techniekgedeelte • De opleidingen zoveel mogelijk gebruik maken van gestandaardiseerd (ingekocht) materiaal Er nauwe samenwerking is met het lokale bedrijfsleven. Voor de Gezel glaszetter vervult het samenwerkingsverband hierin een belangrijke functie. Voor de Bedrijfsautotechnicus speelt de locatie (midden tussen de garages) en de onderwijslocatie (voormalige garage/werkplaats) hierin een essentiële rol • Het flankerende beleid van Rivor, gericht op het in stand houden van specifieke regionaal relevante kleine opleidingen.
Risico’s kleine opleiding Geen specifieke risico’s
Macrodoelmatigheid Regionaal (overleg over) aanbod Er wordt op regionaal niveau overleg gevoerd over het aanbod van opleidingen. De opleiding Bedrijfsautotechnicus wordt in de regio alleen door Rivor aangeboden. Via Stem/ IBKI zijn de docenten van de opleiding nauw betrokken bij de vormgeving van de inhoud van landelijke producten.
Aansluiting op de arbeidsmarkt De studenten in de BBL-opleiding gezel glaszetter moeten een baan hebben om de opleiding te kunnen volgen. Verder wordt (ook) anticyclisch opgeleid. De deelnemers oefenen dan eerst vooral in de praktijkruimtes van het samenwerkingsverband. Niet alle opleidingen zijn daarvoor echter geschikt.
9
Als stagiaires in de BOL-opleiding Bedrijfsautotechnicus goed bevallen op hun leerbedrijf, krijgen ze daar vaak een baan aangeboden. Vanwege de aanstaande vergrijzing is het arbeidsmarktperspectief voor de opleiding goed.
Samenstelling opleidingsportfolio: criteria op instellingsniveau om een opleiding te starten of te stoppen Er zijn geen vastgestelde criteria die de instelling hanteert om een opleiding te starten of te stoppen. Voor de academie voor Ambacht en technologie geldt dat de klanttevredenheid goed moet zijn, het rapportcijfer (JOB) voor de opleiding voldoende, de docenten moeten hun expertise kunnen bijhouden, het bedrijfsleven moet aangehaakt blijven: de opleidingen lenen zich namelijk veelal niet voor een BOL-variant.
Toekomstverwachting onderzochte opleiding Beide opleidingen zullen naar verwachting altijd klein blijven.
10