VERSLAG Permanente Werkgroep Kansengroepen Halle-Vilvoorde Dinsdag 13 januari 2015

Vragen naar Tel E-mail

Jan Creten 02 255 92 75 [email protected]

VERSLAG Permanente Werkgroep Kansengroepen Halle-Vilvoorde – Dinsdag 13 januari 2015 NAAM ORGANISATIE/GEMEENTE AANWEZIG Ben Debognies ACV Eva D’Hauwer ACV Diana Minten ABVV Wendy Moons ABVV Hilde Rimbaut ACLVB Bart Moens VOKA Sam Bruynickx Televil Marian Van Buggehout Televil Jan Smits IN-Z Dimitri Van Gansen Groep Intro Leen Geldof VDAB Carl Van Den Eynde VDAB Greet Van Beneden CBE Halle-Vilvoorde Els Bockstael Vilvoorde Sien Raskin Provincie Vlaams-Brabant Miet Lamberts HIVA Jan Creten ERSV/RESOC HV AFWEZIG MET KENNISGEVING Hilde Van Beckbergen Pronatura/Econet Katrien Denecker VDAB Guido Ebraert Pluspunt vzw Willemijne Linssen Vokans Babs Roex Joblink Sara Heyvaert Den Diepen Boomgaard Mieke Frans Provincie Vlaams-Brabant Jo Uytterhoeven GTB Vlaams-Brabant Leen Gilles Admin. Werkgelegenheid Katleen Craenen Consortium Volwassenenonderwijs In Tanja Streulens Stad Halle Sofie Deleu Gemeente Dilbeek Annemie Van Uytven ERSV/RESOC HV Plaats: VDAB Vilvoorde, Witherenstraat 19, 1800 Vilvoorde Uur: 10u Ben Debognies (ACV) zit de vergadering voor.

1. Goedkeuring en opvolging verslag PWK-vergadering 18 november 2014 Het verslag wordt goedgekeurd. Verdere opvolging 3D Ondernemen en MVO Platform: Sien Raskin stelt het idee voor om voor om alle initiatieven die de samenwerking tussen sociale en reguliere economie stimuleren en werken rond tewerkstelling van kansengroep in het reguliere arbeidscircuit te bundelen in 1 platform. Concreet betekent dat dat het MVO-platform en 3D ondernemen-platform zouden samengevoegd worden. Tot nu toe zaten in het MVO-platform enkel de werkgeversorganisaties. Voor de werkgeversorganisaties is het van belang dat MVO blijft voorop staan. Tegelijk staan ze er ook wel voor open om meer te werken rond samenwerking tussen sociale en reguliere economie. Indien het 3D-logo zou gebruikt 1



worden voor alle initiatieven in dat kader, dan is het voor de werkgeversorganisaties wel van belang dat er een duidelijke afbakening is van wat wel en niet onder deze noemer van 3D ondernemen kan geplaatst worden. Zij geven tevens aan dat de tijd die zij in het (nieuwe) platform kunnen steken beperkt is. Zij zien vooral heil in een éénmalig evenement. Daarvoor zijn er verschillende ideeën momenteel. Qua samenstelling willen ze vooral dat de werkgeversorganisaties samenkomen. Eventueel kan er ook één vertegenwoordiger vanuit sociale economie aansluiten, al zijn ze van mening dat de Provincie deze rol kan opnemen. Reacties: - Jan Smits geeft aan dat dit een interessante piste kan zijn. Als IN-Z zijn er daaromtrent wel niet direct activiteiten gepland. - De vergadering gaat akkoord met het voorstel. Uitvoeringsbesluiten maatwerkdecreet en decreet LDE: eerste reacties De nieuwe uitvoeringsbesluiten van het maatwerkdecreet en decreet LDE zijn gekend. Bij de sociale economie-organisaties wordt gepolst naar een eerste reactie: - Dimitri Van Gansen geeft aan dat de middelen die voorzien worden zowel voor de begeleiding van de doelgroep als om te werken aan doorstroom van doelgroepwerknemers te beperkt zijn. - Volgens Sam Bruynickx komt er meer nadruk te liggen op POP’s. Het is onduidelijk wat dit teweeg zal brengen. - Carl Van Den Eynde geeft aan dat VDAB klaar is om te werken met het nieuwe ICFinstrument. Er zal gaandeweg wel nog bijsturing nodig zijn. Het zoeken naar een goede toeleiding van kandidaten zal immers van groot belang zijn. - Jan Smits stelt dat er toch ook nog veel onduidelijk is. De SINE-maatregel wordt afgeschaft of, in het geval van lokale diensteneconomie, ‘ingekanteld’. Het is echter onduidelijk wat die inkanteling betekent en of er al dan niet iets nieuws komt voor de huidige SINE-maatregel. Voor IN-Z gaat het over een serieuze financiële aderlating, indien er voor SINE geen alternatief is. Conclusie: de voorzitter vraagt om de ontwikkelingen mbt het nieuwe maatwerkdecreet en decreet LDE 2 keer per jaar goed op te volgen, zodat er tijdig een signaal kan gegeven worden, indien nodig.

2. Doorstroom van sociale naar reguliere economie a. Voorstelling studie ‘Naar duurzame doelgroepwerknemers in de reguliere economie’ - Toelichting door Miet Lamberts (HIVA)

tewerkstelling

van

Voor de hele toelichting: zie powerpointpresentatie. Dit onderzoek leidt tot volgende conclusies en aanbevelingen: 1. Een grote investering: compensaties als ‘trigger’ voor tewerkstelling van doelgroepwerknemers Tewerkstelling van doelgroepwerknemers vraagt een grote investering van de werkgever. We stellen vast dat het kunnen gebruik maken van kosteloze (inwerk)stages en van de kosteloze expertise van sociale economie organisaties van groot belang is voor de betrokken werkgevers. Ook financiële tegemoetkomingen -het gaat hierbij vooral om ‘doelgroepkortingen’ of tussenkomsten in de loonkost- maken het voor de organisaties 2



mogelijk om doelgroepwerknemers aan te werven en hen begeleiding en eventueel opleiding aan te bieden. Het is dan ook van belang dat het beleid sterk inzet op de bekendmaking van deze financiële incentives, en organisaties de weg hiernaartoe wijst. Aanbevelingen: - Hoewel deze informatie beschikbaar is op verschillende websites, lijkt het toch belangrijk dat werkgevers op een meer proactieve manier ingelicht worden over de verschillende mogelijkheden en dat het aanvragen van deze incentives zo laagdrempelig mogelijk gemaakt wordt (bv. door administratieve vereenvoudiging). 2. Bedrijven aanmoedigen in te zetten op doelgroepwerknemers, specifiek ook voor de invulling van knelpuntvacatures Het is belangrijk om werkgevers te wijzen op de mogelijkheden van het inzetten van doelgroepwerknemers om knelpuntvacatures in te vullen. We stelden immers vast dat verschillende organisaties doelgroepwerknemers aanwerven, en hen op de werkvloer verder opleiden en begeleiden, in plaats van de moeilijke zoektocht naar de onmiddellijk inzetbare kandidaat verder te zetten. In plaats daarvan wordt ervoor gekozen om kandidaten die niet onmiddellijk inzetbaar zijn, een aangepaste functie aan te bieden en/of zelf op te leiden en te begeleiden in de organisatie. Een grote meerwaarde voor de werkgever is dat op deze manier de doelgroepwerknemer alle kennis en ervaring opdoet binnen de organisatie, van collega’s en leidinggevenden. Het vergt extra tijd en investering, maar de lagere kost (via stages of financiële tegemoetkomingen) om deze werknemers tewerk te stellen (en eventueel de externe begeleiding die men krijgt van externe organisaties) kan dit compenseren. Na deze inwerkperiode draait de doelgroepwerknemer bovendien op een volwaardige manier mee in de organisatie. Werkgevers en organisaties kunnen via deze weg knelpuntvacatures invullen, op een manier waarbij de continuïteit van de dienstverlening of productie niet in het gedrang komt doordat een functie lange tijd openstaat. Door hierop te wijzen kunnen mogelijk meer werkgevers en organisaties over de streep getrokken worden om de stap te zetten. Aanbevelingen: - gerichte informatie- en sensibiliseringcampagnes opzetten naar organisaties en sectoren die kampen met een hoog aandeel knelpuntvacatures, waarbij het invullen van deze vacatures als voornaamste voordeel van tewerkstelling van doelgroepwerknemers naar voor geschoven wordt. Belangrijk hierbij is dat werkgevers worden gewezen op de voordelen die voor hen het belangrijkst zijn: het vinden van goede, sterk gemotiveerde en loyale medewerkers; - het (blijven) investeren in en aanbieden van (sectorale) opleidingstrajecten voor doelgroepwerknemers, specifiek gericht naar knelpuntvacatures; - aangeven van wat nodig is (en welke instrumenten er ter ondersteuning bestaan) om de tewerkstelling ook succesvol en duurzaam te maken en deze instrumenten afstemmen op doelgroepwerknemers; - het delen van succesverhalen van sectoren en organisaties waar dit effectief geleid heeft tot een snelle en goede invulling van knelpuntvacatures. 3. Sociale economie en reguliere economie samenbrengen Organisaties die samenwerken met de sociale economie krijgen een belangrijke mate van ondersteuning door de sociale economie organisaties (toeleiding en begeleiding). Uit verkennende interviews met sociale economie organisaties blijkt echter dat zij het moeilijk hebben om een samenwerking met werkgevers aan te gaan, en meer nog, om hen te bereiken. Omgekeerd zijn vele werkgevers uit de sector niet op de hoogte van het bestaan en werking van de organisaties in de sociale economie. Het water lijkt (te) diep. Het beleid kan dan ook samenwerking tussen sociale en reguliere economie stimuleren en faciliteren.

3



Aanbevelingen: - De Vlaamse overheid kan hier een rol spelen door sociale economie ondernemingen of koepels samen te brengen met sectoren en werkgeversorganisaties in de reguliere economie. Daarnaast kunnen succesverhalen ingezet worden om werkgevers en organisaties over de streep trekken; - werkgevers zijn niet altijd op de hoogte van de sociale economie, wie ze zijn en wat ze doen en welke rol ze kunnen vervullen. Het opzetten van acties om werkgevers op sectorniveau meer bekend te maken met sociale economie vb. als alternatief toeleidingskanaal voor (knelpunt)vacatures, kan een belangrijke oplossing zijn om geschikte kandidaten naar de sector toe te leiden. Ook de Vlaamse overheid kan dit op grotere schaal doen door informatie over de sociale economie en op welke manier deze een meerwaarde kan zijn voor werkgevers in het NEC, beschikbaar te stellen en werkgevers hiernaar de weg te wijzen; - één van de belangrijkste manieren om sociale en reguliere economie samen te brengen, is het opzetten van stages in de reguliere economie. Ook hier gaven verschillende sociale economie organisaties aan dat dit niet evident is. Nochtans is een stage een ideale manier om de brug te slaan tussen sociale en reguliere economie. De overheid moet hier dus sterker op inzetten, door dit financieel aantrekkelijk te maken voor werkgevers in het NEC en op een manier die weinig administratieve rompslomp met zich meebrengt. 4. Drempels eigen aan de sociale economie remediëren We stelden vast dat de sociale economie soms zelf een drempel kan vormen voor de overstap naar een tewerkstelling in het NEC. Er moet dan ook ingezet worden op het remediëren van drempels die eigen zijn aan de sociale economie zelf, alsook op het opzetten van een betere afstemming opzetten tussen sociale en reguliere economie, wat aangeleerde kennis en ervaring en, algemeen, werkvloeren, betreft. Aanbevelingen: - Concrete stap hiertoe is om sectoren mee te betrekken bij de uitwerking van werkvloeren/trajecten in de sociale economie, zodat deze zo realistisch mogelijk zijn. Ook kan er rekening gehouden worden met structurele knelpuntvacatures, en de vereiste competenties voor deze vacatures. Een andere concrete actie is om in de sociale economie begeleiders in te zetten met veel ervaring in het NEC, of begeleiders die zelf nog in het NEC actief zijn; - een andere mogelijke actie is om meer aandacht te voorzien voor externe werkvloeren, in de vorm van korte kennismakingsstages; - een andere drempel bestaat in het feit dat een overstap naar het NEC ertoe leidt dat, indien deze misloopt, de doelgroepwerknemer niet meer terecht kan in de sociale economie. Dit maakt van doorstroom een grote sprong in het diepe. Het standaard voorzien van een terugkeergarantie is in dit geval een goede oplossing. In samenspraak met de werkgever kan bepaald worden dat de doelgroepwerknemer gedurende een bepaalde periode de garantie heeft dat hij of zij kan terugkeren naar de sociale economie, indien de tewerkstelling langs werkgevers- of werknemerszijde wordt beëindigd. Vragen en bemerkingen: - Dimitri Van Gansen vraagt of er ook wordt gekeken naar duurzaam/kwaliteitsvol werk bij de doorstroom. Miet Lamberts geeft aan dat er enkel gekeken is naar wie aan het werk is op een bepaald moment. Dit zegt niets over de duur van de tewerkstelling. Te verwachten valt dat bij doorstroom de tewerkstelling niet altijd duurzaam is, aangezien de doorstroomcijfers dalen in de tijd. Op basis van andere studies zien we wel dat wie langer aan het werk blijft ook vaak duurzaam en kwaliteitsvol werk heeft. - Sien Raskin vraagt waarom in de cijfers rond doorstroom de beschutte werkplaatsen niet zijn meegenomen? Miet Lamberts geeft aan dat deze cijfers niet gekend waren op het moment van de studie. - Sam Bruynickx vraagt waarom er in de studie gefocust wordt op de bouw- en de zorgsector, aangezien dit geen evidente sectoren zijn om doelgroepwerknemers naar te laten doorstromen: Voor de bouwsector is een goede fysiek nodig en voor de zorgsector

4



moeten werknemers vaak een specifieke opleiding volgen, alvorens ze in deze sector aan de slag kunnen. Miet Lamberts specifieert dat dit op vraag van de Vlaamse Overheid was en ook omdat er in deze sectoren heel wat knelpuntberoepen zijn. Bovendien zijn er ook succesverhalen te vinden. Bepaalde andere sectoren zoals Horeca en Toerisme werden buiten beschouwing gelaten omdat het vaak gaat over vaak seizoensgebonden taken. - In de studie wordt benadrukt dat er nood is aan ondersteuning zowel voor de bedrijven als voor de doelgroepwerknemers. Samenwerking met externe organisaties wordt daarbij naar voor geschoven als een belangrijke piste om deze ondersteuning te bieden. Jan Creten vraagt over welke soort organisaties het dan gaat? Miet Lamberts geeft aan dat het gaat over GOB’s en organisaties die loopbaanbegeleiding en jobcoaching aanbieden. Voorbeelden zijn: De Ploeg, Levanto, leerwerkbedrijven, … - Greet Van Beneden vraagt of werkgevers ook niet zelf moeten investeren, bvb. in peteren meterschap. Volgens Miet Lamberts is dat inderdaad het geval. Zij moeten ook instrumenten op hun maat ontwikkelen. - Carl Van Den Eynde vraagt waarom de bedrijven er niet voor uitkomen dat zij werken met doelgroepwerknemers die met bepaalde problemen kampen. Miet Lamberts benadrukt dat bedrijven vooral niet uitweiden over de problemen zelf ter bescherming van de doelgroepwerknemers. Het is echter wel belangrijk om de andere werknemers op de hoogte te stellen dat het over mensen vanuit sociale economie gaat, zodat het verwachtingspatroon ook wordt aangepast aan wat realistisch is. - Eva D’hauwer vraagt of de bedrijven die meededen aan de studie daarna nog bereid waren om mensen uit de kansengroepen aan te werven? Volgens Miet Lamberts zijn deze succesverhalen net cruciaal om meer werkgevers aan te zetten om te werken met doelgroepwerknemers/mensen uit de kansengroepen. - Ben Debognies vraagt naar het belang van het personeelsbeleid. Vooral in kleinere organisaties is er vaak een niet-georganiseerd personeelsbeleid. Miet Lamberts geeft aan dat in kleinere organisatie het soms het minst zichtbaar was wie tot de doelgroep behoorde en wie niet. Hoe kleiner het verschil, hoe makkelijker de integratie verliep. Daarnaast stelt zij ook wel dat een open cultuur van belang is. Zowel de werkgever als het personeel moeten open staan voor mensen uit de sociale economie. De werkgever moet zijn personeel er op wijzen en waarderen voor eventuele extra inspanningen die ze leveren. Tegelijk blijkt uit de succes-cases dat dit vaak ook spontaan groeit bij de andere personeelsleden, al zijn er wel grenzen aan de draagkracht van elk bedrijf. Ben Debognies stelt dat een aangepast personeelsbeleid dus wel van belang is. Tegelijk zien we dat het huidige beleid bespaart op de loopbaan- en diversiteitsplannen. - Jan Smits vraagt met welke problemen de doelgroepwerknemers zoal kampten? Dit was divers en betrof zowel mensen in schulden, armoede, psychische problemen, een arbeidshandicap, … - Diana Minten vraagt of de overige personeelsleden op de hoogte waren van deze problemen? Dit was niet het geval, tenzij het nodig was in functie van de jobuitvoering. Wel werd er aan hen meegegeven dat het ging over mensen uit sociale economie of mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt. Ben Debognies concludeert dat: - er een grote kloof tussen sociale en reguliere economie blijft bestaan - er nood is aan ondersteuning voor zowel het bedrijf als de doelgroepwerknemer - knelpuntvacatures meer kansen bieden aan doelgroepwerknemers - bedrijven ook bewust moeten zijn van de inspanningen die het vergt en dus zeer geëngageerde werkgevers moeten zijn - stages en inwerkperiodes van groot belang zijn om de openheid voor de doelgroepwerknemers te vergroten

5



b. Voorstelling analyse doorstroomresultaten leerwerkbedrijf Halle-Vilvoorde - Toelichting door Dimitri Van Gansen (Groep Intro/LWB Halle-Vilvoorde) Voor de hele toelichting: zie powerpointpresentatie Doorstroomcijfers Interne werkvloeren NEC +2 maanden (meer dan 2 maand aan de slag in het NEC in de periode van de nazorg)= 24 % NEC -2 maanden (voorlopig minder dan 2 maand aan de slag in het NEC in de periode van de nazorg)=18% SEC (aan de slag in de sociale economie) = 7% Totaal = 42% NEC + 7% SEC Externe werkvloeren: Nec +2 maanden = 34,8 % NEC -2 maanden = 10,8 % SEC = 10,1 % Totaal = 45,6% NEC + 10,1% SEC Belangrijkste bevindingen: - Het doorwerken en verwerven van de basisattitude en –competenties lijkt relevanter dan de werkvloer zelf. - Bepaalde beroepsrichtingen (zorg, poets, onderhoud, verkoop) scoren beter - Interne doorstroom bij sommige promotoren zoals zorginstellingen en gemeenten biedt de doelgroepwerknemers duidelijk extra mogelijkheden voor tewerkstelling achteraf. - Taal en problematische randvoorwaarden blijven het grootste obstakel voor doorstroom - Het leerwerkbedrijf Halle-Vilvoorde haalt betere resultaten dan gemiddeld in Vlaanderen ondanks de taalproblematiek waarmee veel weppers te kampen hebben Vragen en bemerkingen - Vanuit de vergadering wordt er opgemerkt dat het beleid nog meer wil inzetten op externe werkvloeren in het bedrijfsleven. De vraag is of dat ook haalbaar is. De interne werkvloeren vallen weg. De vraag is waar deze groep van mensen terecht gaan komen, die een zwakker profiel hebben. - Jan Creten geeft aan dat door de nieuwe screening deze mensen in principe terecht zouden moeten komen in maatwerkbedrijven of LDE-initiatieven als zij geen profiel hebben om op korte termijn te kunnen doorstromen naar het reguliere arbeidscircuit. Daarbij moet er wel worden opgemerkt dat er door het beleid geen extra plaatsen voorzien worden binnen sociale economie. De vraag is dan ook of zij effectief een plek gaan vinden binnen LDE of maatwerk. - Carl Van Den Eynde vraagt of de weppers die niet doorstromen ook deels aan de instroom van de doelgroep te wijten is? Dimitri Van Gansen geeft aan dat de visvijver in 2009 groter was. Jaarlijks zijn de profielen van weppers die instromen moeilijker. Deze mensen worden wel aangenomen in WEP-statuut omdat ook de bezettingsgraad financieel belangrijk is voor de promotoren, hoewel de kans op doorstroom klein(er) is.

6



c. Voorstelling resultaten Project ‘Overweg’: doorstroom van sociale naar reguliere economie - Toelichting door Dimitri Van Gansen (Groep Intro) Voor de hele toelichting: zie presentatie. Doelstellingen: 1) Ontwikkelen van instrumenten om aan doorstroom te werken in de sociale economie 2) Beter inzicht verwerven in de reguliere economie en vice versa 3) Begeleiding naar doorstroom van doelgroepwerknemers. Ondersteuning bij het vinden van een job in het NEC Acties - Duobanen georganiseerd tussen NEC en SEC - Individuele begeleiding van deelnemers - Zoeken naar en organiseren van stages in het NEC tijdens werktijd bij Groep Intro Resultaten Qua mentaliteit: - Cultuuromslag teweegbrengen: Van ‘goed zitten’ naar ‘werken aan doorstroom’ - Zowel bij doelgroepmedewerkers als omkaderend personeel moet deze omslag teweeg worden gebracht Qua doorstroom: Sinds 2013 zijn een 20-tal medewerkers begeleid - 4 doorstromingen naar het normaal arbeidscircuit - 3 tijdens sine-tewerkstelling bij ons - 1 vlak na beëindigen contract - 2 doorstromingen komen eraan Conclusies - Zeer arbeidsintensief. - Maatwerk - Stages hebben een meerwaarde - Vaak frustrerend ( geen kansen meer krijgen omwille van leeftijd – weinig aanbod van geschikte vacatures – bij deelnemers zelf weinig motivatie) Vragen en bemerkingen: - Ben Debognies vraagt of er ook gefocust is op de ondersteuning van de werkgever in het project. Dimitri Van Gansen stelt dat er wel met jobcoaching en een inschakelingscoach werd gewerkt die de werkgever kunnen ondersteunen en zorgen voor de nodige knowhow over hoe er moet worden omgegaan met doelgroepwerknemers. - Els Bockstael vraagt of de doorstroom in het project OVERWEG duurzaam is? Dimitri stelt dat er slechts sporadisch contact is, maar dat, zover geweten, alle doorgestroomde werknemers nog aan het werk zijn. De interne inschakelingscoach is daarbij van grote waarde. - Sam Bruynickx vraagt wat er gebeurt met mensen met een SINE-contract wiens contract afloopt zonder dat zij zijn doorgestroomd. Dimitri Van Gansen geeft aan dat deze mensen hun contract wordt stopgezet. Dit wordt hen van in het begin duidelijk gemaakt. - Bart Moens geeft mee dat VOKA een project bij de provincie heeft ingediend in samenwerking met Joblink waarbij er bij werkgevers met knelpuntvacatures wordt

7



bekeken of de job niet kan opgedeeld worden in verschillende deeljobs die zouden uitgevoerd kunnen worden door o.a. mensen uit sociale economie. Dit is een methodiek uit Nederland die daar succesvol is. Er wordt daarbij vertrokken vanuit de nood van de werkgever. Welke economische meerwaarde is er voor hem. VOKA zal op zoek gaan naar bedrijven die dergelijke deeljobs willen creëren. Zo kunnen er meer mensen instromen in reguliere jobs. Miet Lamberts doet de suggestie om dit ook op sectorniveau te gaan bekijken. Ben Debognies stelt dat er ook kan bekeken worden of er geen administratieve functies kunnen gecreëerd worden om de werkdruk te verlagen. - Els Bockstael geeft aan dat er meer mensgericht moet gewerkt worden. - Jan Smits benadrukt dat er ook een probleem is van jobverdringing: door de economische crisis zijn er werkzoekenden met een hoger profiel die voor jobs met lagere jobvereisten (diploma, ervaring, …) solliciteren. d. Conclusies en gevolgtrekkingen De vergadering vraagt om op korte termijn terug te komen op deze materie, rekeninghoudend met de conclusies van zowel de HIVA-studie als het leerwerkbedrijf als het project OVERWEG. Op de volgende provinciale PWK-vergadering zal besproken worden of er daaromtrent ook een specifiek advies nodig is dat kan besproken worden op de RESOC-vergadering.

3. Varia a. Initiatieven Markant vzw: Markant vzw organiseert 2 events voor vrouwelijke ondernemers: - Ondernemers in Zicht: Gratis inspiratiecafé in Vilvoorde op 29 januari 2015 voor vrouwen die er over nadenken te gaan ondernemen - Verhoog jouw BMI: financiële opleiding voor vrouwen vanaf 20 januari b. Kalenders ‘Feesten met de buren’ 2015 Verschillende organisaties vragen een kalender ‘feesten met de buren’ 2015 met alle religieuze feestdagen van alle erkende godsdiensten. c. Vestigingsvraag IN-Z Jan Smits geeft aan dat IN-Z op zoek is naar een nieuwe vestiging voor haar hoofdzetel. Dit zou voor een 5tal mensen zijn. Suggesties zijn altijd welkom. d. Andere thema’s Er wordt gevraagd om op één van de volgende PWK-vergadering ook stil te staan bij het beleid omtrent laaggeschoolde jongeren en de uitwerking van de regierol in Vilvoorde en Halle.

De volgende vergadering zal plaatsvinden op 16 maart 2015 om 10u, in het provinciehuis in Leuven, Provincieplein 1, 3010 Leuven.

8

VERSLAG Permanente Werkgroep Kansengroepen Halle-Vilvoorde Dinsdag 13 januari 2015

Recommend Documents