Verslag participatiedebat deel 2. Het werknemersperspectief Datum: Plaats: Gespreksleiding: Gastsprekers:
Participanten:
Bezoekers: Thema:
vrijdag 17 oktober 2014, 15:00- 17:00 uur De Gouden Zaal van DROOMvilla LUX, Oranjesingel 42, 6511 NW Nijmegen Cindy Cloin, journalist, gespreksleider en auteur Sascha Stoffelen – innovator bij Pluryn Erik van Aalzum – directeur participatie Driestroom Hans Terhorst – GroenWerkXL Mariama Burgers – mini job als assistent begeleider bij de Winkelsteeg Roel van Eck – oud-participant bij Bosgroep de Vennen en nu in tijdelijk dienstverband bij Staatsbosbeheer Maarten Cornelissen – participant vanuit de Wajong en kok bij DROOM! Circa 60 personen, waaronder 10 participanten, een aantal ondernemers, politici en woonbegeleiders. In het tweede deel van deze serie van vier programma’s, onderzoeken we hoe werknemers denken over de participatiewet en wat hun ervaringen zijn.Hoe kijken de werknemers aan tegen de maatregelen van de participatiewet?Willen zij wel regulier werk? Wat hebben zij nodig om te groeien? Hoe raken werknemers gestimuleerd en hoe zien zij zichzelf instromen in regulier werk?
Het debat ‘’Wat betekent werk hebben voor je?’’ Vanuit het oogpunt van de participanten komt naar voren dat het sociale aspect hier een grote rol speelt. ‘’Wij worden vaak gezien als een aparte groep’’, zo luidt het antwoord van een van de participanten. Werk hebben betekent dat je niet alleen bent, dat er mee kan worden gedaan met anderen en dat je bezig bent met de dingen waar je mee bezig wilt zijn. Erkenning krijgen voor wat je wilt en wat je doet is iets wat de participanten graag willen. Vaak wordt eerst gekeken naar wat deze doelgroep niet kan en de vaardigheden die ze juist goed beheersen worden niet gezien. Een vraag die hierbij naar voren kwam luidt: ‘’Is erkenning dan belangrijker dan het financiële aspect?’’ Duidelijk wordt, dat geld zeker een belangrijke rol speelt, maar dat erkenning de participanten méér bezighoudt. ‘’Ik verdien liever een bepaald bedrag door te werken, dan wanneer ik datzelfde bedrag zou krijgen door niks te doen’’, zo luidt een antwoord van een van de participanten. Veel mensen uit de samenleving kiezen ook voor vrijwilligerswerk, zodat ze in ieder geval het gevoel hebben dat ze erbij horen. Voor de groep die wél aan het werk is, is het lastig om aansluiting te krijgen op het eigen niveau. Het lijkt alsof er gezegd wordt :“op dit moment gaat het goed op de manier waarop je bezig bent, blijf dit maar doen”. Er wordt vaak niet de kans geboden om door te stromen en verder te ontwikkelen. Een ander beeld Wanneer werkgevers echte ervaring met participanten opdoen, werkt dit vaak als een eyeopener. Het beeld dat de werkgever over deze doelgroep heeft, neemt dan een andere vorm aan. Er wordt duidelijk dat deze mensen hard kunnen werken en bepaalde vaardigheden erg goed beheersen. Een voorbeeld uit de zaal vulde dit idee goed aan. ‘’16 jaar geleden heb ik een eigen biologisch restaurant gehad. Ik dacht dat ik werkte met personeel dat niet in ‘een hokje’ paste. Dit bleek achteraf wel het geval te zijn”. ‘’Zelf vond ik dit erg interessant. Op deze manier ben ik binnengerold in een ander bedrijf, waar ik nu manager in de dagbesteding in arbeid ben’’.
“Wat vinden jullie van de participatiewet?” Duidelijk wordt, dat aan de ene kant de participatiewet zeker gewaardeerd wordt. Het idee van een inclusieve samenleving brengt bij velen een lach op het gezicht. Misschien moeten we ons minder laten leiden door de wet, en meer door de gedachte waarom we dingen doen. De participatiewet zou in de huidige maatschappij heel normaal moeten zijn. Het is belachelijk dat er een groep is die apart wordt gezien van het geheel. Iedereen verdient een kans, maar niet iedereen krijgt die kans. Hier komt het aspect van twijfel en angst bij het woord ‘participanten’ naar boven. Veel werkgevers bieden deze kans niet aan. Dit is de andere kant van de gedachte die bij de participatiewet heerst. Het gevoel dat het een ordinaire bezuinigingsactie is speelt op, het kostenplaatje speelt een rol, vaak zijn werkgevers bang dat het ze meer kost dan oplevert wanneer ze hieraan meedoen. Wat dat betreft zou er minder naar de loonwaarden gekeken moeten worden. Quotumregeling Ook heerst er een bepaalde bezorgdheid over de nieuwe participatiewet. Het idee dat er een quotumregeling voor bedrijven wordt ingesteld, brengt een bepaalde reactie naar boven. Deze quotumregeling houdt in dat werkgevers een bepaald aantal banen moeten realiseren. Is het dan zo, dat tegen bedrijven die de vereiste aantallen nog niet hebben gerealiseerd, maar wel achter de gedachte van een inclusieve samenleving staan, ook wettelijke maatregelen genomen worden? Het lijkt alsof er vanuit Den Haag wordt gezegd, ‘’We moeten er iets mee, dus maken we er een regeltje voor’’. Helpende hand Een voorbeeld van een gedachtegang, die bij een bepaald bedrijf heerst, sprong er deze avond uit. Dit bedrijf biedt wél de kans die velen nodig hebben om verder te komen. Wanneer je iemand vraagt wat hij of zij wil bereiken, dan komen er allerlei verschillende doelen naar voren. Er wordt gekeken naar waar iemand nu staat en wat er nodig is zodat deze persoon terecht komt waar hij wil zijn. Het ene heb je natuurlijk eerder nodig dan het andere. Maar wanneer je ergens mee bezig gaat, kan dit kansen creëren op andere gebieden. Wanneer je iemand een kans biedt, helpt het deze persoon zich te ontwikkelen en mogelijk door te stromen. Doe je dit niet, dan help je mee aan het feit dat iemand waarschijnlijk blijft op de plek waar hij of zij nu staat.
Begeleiding Vanuit de participanten komt naar voren, dat door veel organisaties, die opkomen voor de doelgroep, goede en persoonlijke begeleiding wordt aangeboden. Persoonlijke begeleiding is ook een must. Je kunt de mensen uit deze doelgroep niet op dezelfde manier helpen. Ieders krachten en beperkingen liggen ergens anders. Je moet kijken naar wat voor diegene helpt en je daarop focussen. Vaak wordt ook gezegd tegen zij die begeleiding zoeken, ‘neem een Wajonguitkering.’ Maar dit willen de meesten niet, omdat dit voor anderen een negatief beeld schept. “Hoe begeleid je en in hoeverre laat je dit los?” ‘’Het is soms een wankel evenwicht of je genoeg begeleid. Zelf laat ik mij niet leiden door de standaardnormen. Ik begeleid waar dat nodig is. Ook al kan iemand iets zelf, wanneer er om begeleiding wordt gevraagd dan geven we dat’’. Aldus een van de werkgevers. Begeleiding is cruciaal. Maar een groot deel van de begeleiding is slecht. Als je kijkt naar reintegratiebedrijven, ze willenvaak maar één ding: Snel mensen plaatsen en geld krijgen. Vanuit het publiek is te merken dat het sommigen erg hoog zit. ‘’Ik wordt begeleid, en dat is heel waardevol. Maar over het algemeen wordt er teveel begeleid ‘op papier’. Stop met dat papierwerk! Geef nou eens aan dat het te ver gaat. Kom op voor je baan en voor je cliënten. In Den Haag moeten ze zich schamen!’’ “Is het mogelijk om mensen meer regie te geven en minder ‘op papier’ te helpen?” Aan de ene kan is het een kwestie van houding en gedrag. Er zijn mensen die zelf de regie in handen nemen, en gaan kijken voor een baan. Dan moet je niet altijd zeggen: “nee, ik ga met je mee”, maar juist die mensen zelf laten gaan. Daar zitten wel kanttekeningen aan. Je kunt een gedeelte van de regie alleen overhandigen aan hen die zich er ook echt voor in willen zetten. Maar zij moeten dan zelf ook een deel van het papierwerk regelen, en dat kunnen velen niet.
Afsluiting De participanten willen niet onderkend worden aan het geheel van de samenleving. Er moeten kansen gecreëerd worden zodat zij zichzelf kunnen laten zien. Deze kansen worden tot nog toe niet in voldoende mate geboden. Het blijkt dat er bij vele werkgevers een negatief beeld leeft, als het gaat om het helpen van deze doelgroepdoor middel van participatie. Dit beeld zou aangetast moeten worden, want, zo blijkt uit ervaring, wanneer er echte ervaring plaatsvindt tussen werkgever en participant, valt het op dat dit mensen zijn die echt willen en goede vaardigheden bezitten.
Toegift: Enkele opvallende uitspraken van participanten en werkgevers deze avond ‘’Ik heb een baan van een jaar aangeboden gekregen door Staatsbosbeheer. Het voorgaande jaar waren ze tevreden over mij!’’ ‘’Ik weet wat ik kan, waar ik naartoe moet. Toch is er vaak het idee ‘een Wajonger kan niet hoger dan een bepaald niveau.’’’ ‘’Ik krijg heel goede en persoonlijke begeleiding.’’ ‘’Er wordt gekeken naar wat je niet kan, en niet naar wat je wel kan.’’ ‘’Ik heb 85 mensen in dienst, waarvan 2/3 uit de doelgroep komt. We hebben een verzuimpercentage van 1,6%.’’ ‘’Wij denken niet aan winstmaximalisatie, wel aan wat iemand kan, daar ligt onze focus.’’ ‘’De ultieme vorm van participatie is werk.’’ ‘’Ik heb iemand aangenomen waarvan anderen zeiden, ‘hoe kun je dat nu doen, die komt niet opdagen.’ De eerste 20 keer was dit zo. Nu is hij leidinggevende en elke ochtend om 7 uur aanwezig. Je moet de mensen een kans geven’’