Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL
[email protected] www.onderwijsinspectie.be
Verslag over de doorlichting van Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde Hoofdstructuur so
directeur adres telefoon fax e-mail website/URL adres adres adres
Instellingsnummer 37853 Instelling Vrij Landelijk Instituut Patrick VANSTEENBRUGGE Geert VAN BEVER Hoogstraat 20 - 9700 OUDENAARDE 055-33.46.80 055-33.46.82
[email protected] http://www.vlio.be Bestuur van de instelling 972083 - VZW Katholiek Secundair Ond. Oudenaarde te OUDENAARDE Hoogstraat 30 - 9700 OUDENAARDE Scholengemeenschap 113316 - SGKSO Vlaamse Ardennen te OUDENAARDE Hoogstraat 30 - 9700 OUDENAARDE CLB 115048 - Vrij CLB Zuid - Oost - Vlaanderen te OUDENAARDE Burgschelde 7 - 9700 OUDENAARDE
Dagen van het doorlichtingsbezoek 21/02/2011, 22/02/2011, 23/02/2011, 24/02/2011, 25/02/2011 Einddatum van het doorlichtingsbezoek 25-02-2011 Datum bespreking verslag met de 15/03/2011 instelling Samenstelling inspectieteam Inspecteur-verslaggever Herman Ros Teamleden Reginald Leper Marjan Meulewaeter Karel Vlieghe Deskundige(n) behorend tot de nihil. administratie
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
1
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ........................................................................................................................ 3 1.
SAMENVATTING ....................................................................................................... 5
2.
FOCUS VAN DE DOORLICHTING ............................................................................ 6
2.1
Vakken/structuuronderdelen in de focus................................................................... 6
2.2
Procesindicatoren of -variabelen in de focus ............................................................ 6
3.
KENMERKEN VAN DE SCHOOL .............................................................................. 7
4.
VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN? ....................... 8
4.1 Chemie en fysica in de tweede graad TSO in de studierichting Lichamelijke opvoeding en sport............................................................................................................ 8 4.2
Fysica in de derde graad ASO in de studierichting Sportwetenschappen ................. 9
4.3
Lichamelijke opvoeding en sport in de derde graad ASO Sportwetenschappen ....... 9
4.4
Project algemene vakken in tweede en derde graad BSO...................................... 11
4.5
Wiskunde in de derde graad TSO .......................................................................... 12
5.
BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT? .................................................. 14
5.1
Personeelsbeheer .................................................................................................. 14
5.2
Professionalisering ................................................................................................. 14
5.3
Materieel beleid ...................................................................................................... 14
5.4
Welzijn ................................................................................................................... 14
5.5
Curriculum.............................................................................................................. 14
5.6
Begeleiding ............................................................................................................ 14
5.7
Evaluatie ................................................................................................................ 15
6.
ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL.................................................................. 16
7.
STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL ........................................................ 18
7.1
Wat doet de school goed?
7.2
Wat kan de school verbeteren? .............................................................................. 18
7.3
Wat moet de school verbeteren?............................................................................ 18
8.
ADVIES.................................................................................................................... 19
9.
REGELING VOOR HET VERVOLG ......................................................................... 19
2
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
INLEIDING Dit verslag is het resultaat van de doorlichting van uw instelling1 door de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap. Zij deed dit in het kader van haar opdracht zoals bepaald in het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009. Tijdens een doorlichting gaat de onderwijsinspectie na of de instelling de erkenningsvoorwaarden respecteert, of de instelling op systematische wijze haar eigen kwaliteit bewaakt en of de instelling zelfstandig de tekorten kan remediëren. De onderwijsinspectie maakt gebruik van de mogelijkheid om het toezicht op de erkenningsvoorwaarden betreffende hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid afzonderlijk uit te voeren. Dit impliceert dat het advies in dit verslag betrekking heeft op alle erkenningsvoorwaarden behalve de voorwaarden die het welzijnsbeleid betreffen (hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid). Het referentiekader dat de onderwijsinspectie gebruikt bij een doorlichting is opgebouwd rond de componenten context, input, proces en output: • context: de omgevingskenmerken en de kenmerken van administratieve, materiële, bestuurlijke en juridische aard die de instelling karakteriseren • input: kenmerken van het personeel en van de leerlingen of cursisten van de instelling • proces: initiatieven die een instelling neemt om output te realiseren, rekening houdend met haar context en input • output: de resultaten die de instelling met haar leerlingen of cursisten bereikt. De doorlichting bestaat uit drie fases: het vooronderzoek, de doorlichtingsbezoeken en de verslaggeving. Tijdens het vooronderzoek selecteert de onderwijsinspectie leergebieden en procesindicatoren of procesvariabelen die het inspectieteam onderzoekt tijdens de doorlichtingsbezoeken. Tijdens de doorlichtingsbezoeken verzamelt het inspectieteam bijkomende informatie via observaties, gesprekken en analyse van documenten. Het resultaat van de doorlichting is het doorlichtingsverslag. Het doorlichtingsverslag eindigt met een advies dat betrekking heeft op de volledige instelling of op één of meerdere structuuronderdelen van de instelling. De onderwijsinspectie kan drie adviezen uitbrengen: • een gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de verdere erkenning van
de instelling of van structuuronderdelen • een beperkt gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen als de instelling binnen een bepaalde periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het advies • een ongunstig advies: het inspectieteam adviseert om de procedure tot intrekking van de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen op te starten. Enkel bij een ongunstig advies adviseert de onderwijsinspectie of de instelling zelfstandig de vastgestelde tekorten kan remediëren.
1
Instelling: onderwijsinstelling of CLB (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 11°). Onderwijsinstelling: een pedagogisch geheel waar onderwijs georganiseerd wordt en waaraan een uniek instellingsnummer toegekend is (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 13°).
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
3
Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het definitieve verslag informeert de directeur van de instelling leerlingen, ouders en cursisten over de mogelijkheid tot inzage. De directeur van het centrum voor leerlingenbegeleiding informeert de centrumraad. Binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst moet de directeur van de instelling het verslag volledig bespreken tijdens een personeelsvergadering. Het bestuur van de instelling of zijn gemandateerde viseert het verslag en stuurt het binnen dertig kalenderdagen na ontvangst terug naar de onderwijsinspectie en maakt eventueel melding van zijn opmerkingen. De instelling mag het verslag niet gebruiken voor publicitaire doeleinden.
Meer informatie? www.onderwijsinspectie.be en www.doorlichtingsverslagen.be
4
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
1.
SAMENVATTING
Het Vrij Landelijk Instituut van Oudenaarde heeft een driegradenstructuur met een breed aanbod van de studiegebieden Land- en tuinbouw en Sport. De school heeft drie vestigingsplaatsen en maakt voor haar sportafdelingen gebruik van externe infrastructuur. Het erkenningsonderzoek op basis van de geselecteerde vakken en studierichtingen heeft uitgewezen dat de school in voldoende mate de onderwijsdoelstellingen realiseert voor chemie en fysica. Voor PAV en wiskunde kan de leerplanrealisatie verbeteren en voor lichamelijke opvoeding en sport in de derde graad Sportwetenschappen voldoet ze niet. Voor PAV en wiskunde is de evaluatiepraktijk onvoldoende afgestemd op de leerplandoelen. Voor lichamelijke opvoeding en sport in de studierichting Sportwetenschappen komen bewegings- en persoonsgebonden leerplandoelen en een aantal specifieke eindtermen onvoldoende aan bod. Op school- en vakniveau is evenwel voldoende ontwikkelingsdynamiek aanwezig om de lacunes in de leerplanrealisatie zelfstandig weg te werken. De tekortkomingen in de leerplanrealisatie zijn in belangrijke mate terug te brengen tot een onvoldoende gerichtheid op de leerplannen. De vakgroepen bewaken onvoldoende de kwaliteit van hun curriculum met de leerplannen als referentiekader. Zij functioneren als formele structuur, maar voelen zich niet collectief verantwoordelijk voor de inhoudelijke samenhang van hun vak. De thematische werkgroepen daarentegen nemen wel hun rol op in de kwaliteitsbewaking. Zij werken doelgericht, stellen effecten voorop en volgen de resultaten op. Zij ontwikkelen veel ondersteunende instrumenten voor de leraren op het vlak van de leerbegeleiding, het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen, maar stellen vast dat het bereik van hun acties nog kan groeien. Hierin ligt een rol weggelegd voor de schoolleiding die de werkgroepen structureel ondersteunt en hun ontwikkeling stimuleert. Wil zij die ontwikkeling structureel verankeren, dan zal zij de schoolprocessen nog doelgerichter moeten aansturen en ze kaderen in een overkoepelende visie. Dat geldt zeker voor de evaluatiepraktijk die tot op heden een witte vlek is in de kwaliteitsbewaking. Wat haar logistiek beleid betreft, moet de school met de beperkte middelen vindingrijk omspringen om te beantwoorden aan de materiële vereisten van de leerplannen. Voor PAV slaagt zij daarin niet. De infrastructuur staat onder druk door de sterke aangroei van de leerlingenpopulatie vooral in de studierichtingen van het studiegebied Sport. De school kampt met een nijpend lokalentekort. Grote klasgroepen (die mede bepaald worden door keuzes bij de besteding van het pakket uren-leraar) zijn gehuisvest in lokalen die te klein zijn om activerend onderwijs te verstrekken. Het dynamische directieteam en het geëngageerde en schoolbetrokken personeel bevatten een rijke voedingsbodem voor de verdere schoolontwikkeling. Het zal erop aankomen om alle actoren te richten op gezamenlijke doelen. Uitdagingen liggen op het vlak van de evaluatiepraktijk, leerplangerichtheid, infrastructuur en uitrusting. Om de reeds op gang gebrachte ontwikkelingen een breder draagvlak te bezorgen, zal meer sturing en opvolging nodig zijn.
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
5
2.
FOCUS VAN DE DOORLICHTING
Op basis van het vooronderzoek en in het kader van een gedifferentieerde doorlichting heeft de inspectie vakken/structuuronderdelen en procesindicatoren/procesvariabelen geselecteerd voor onderzoek tijdens de doorlichtingsbezoeken.
2.1
Vakken/structuuronderdelen in de focus
VAKKEN BASISVORMING Chemie Fysica Project algemene vakken W iskunde KEUZE / SPECIFIEK GEDEELTE Graad 3 ASO Sportwetenschappen
2.2
Procesindicatoren of -variabelen in de focus
Onde rw ijs Be ge le iding Leerbegeleiding Eva lua tie Evaluatiepraktijk
6
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
3.
KENMERKEN VAN DE SCHOOL
• stijging leerlingenpopulatie voorbije vijf jaar • recente of frequente directiewissel(s) • sterke stijging van leerlingenaantal in studiegebied Sport.
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
7
4.
VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN?
Het onderzoek naar het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden levert voor de geselecteerde vakken/structuuronderdelen volgende vaststellingen op:
4.1
Chemie en fysica in de tweede graad TSO in de studierichting Lichamelijke opvoeding en sport
Voldoet
Vaststellingen • Voor chemie volgt de school het leerplan D/2001/0279/021 waarin één lesuur per week wordt aanbevolen. De school richt twee lesuren chemie per week in. De leerlingenproeven zijn nipt voldoende in aantal en vaak van een te laag niveau. De vakgroep benadert het vak overwegend kwantitatief met een overdreven aandacht voor bepaalde leerstofonderdelen. Ze introduceert bij de oefeningen een moeilijkheidsgraad die het leerplan niet vraagt. Deze aanpak van het leerstofaanbod past niet in een leerlijn naar de derde graad toe. De lage scores voor het vak chemie kunnen deels verklaard worden door deze elementen. Daarnaast spelen ook een aantal contextfactoren mee: veel personeelswissels in de tweede graad, grote lesgroepen, onstabiele leerlingenstroom en regelmatige lesuitval. 2 • De verschillende leerplanonderdelen voor fysica komen in voldoende mate aan bod. De eindleerstof van het tweede leerjaar van de tweede graad wordt eerder oppervlakkig aangeboden. Er gaat minder aandacht naar onderzoekend leren. De leerlingenproeven zijn voldoende, maar de verslaggeving blijft beperkt tot het invullen van instructiebladen. De wiskundige benadering van het vak fysica primeert boven de experimentele en kwalitatieve benadering. De aandacht om voorbeelden en opdrachten beter af te stemmen op de leefwereld van de leerlingen kan versterkt worden. De aanzet om bepaalde opdrachten via BZL3-opdrachten aan te bieden, is lovenswaardig. • De leraren geven geregeld inhaallessen en remediëringen. Daarnaast zijn er op het gebied van leerbegeleiding waardevolle initiatieven zoals de introductie van de OVUR4methode en het gebruik van het elektronisch leerplatform. • De wetenschapslokalen zijn zeer verzorgd en voldoen aan de minimale materiële vereisten uit het leerplan. Er is voldoende materiaal voor demonstratie- en leerlingenproeven. Door het toenemend aantal leerlingen kan de school niet alle wetenschapslessen in een wetenschapslokaal roosteren. Vooral in de studierichting Lichamelijke opvoeding en sport worden veel wetenschapslessen gegeven in een gewoon leslokaal. Dit weegt op het didactisch comfort van de vaak beginnende leraren. Het doceren overweegt. Deze werkvorm sluit minder aan bij de leerstijl van deze leerlingen. • De leerlingenevaluatie sluit niet optimaal aan bij de leerplandoelstellingen. Zowel voor chemie als fysica worden sommige onderdelen te diepgaand bevraagd. Er is wel aandacht om de vraagstelling gevarieerd te houden en te peilen naar kennis, inzicht en toepassingen. De evaluatie van de leerlingenproeven is eerder productgericht en niet altijd transparant.
2
D/2001/0279/018. BZL: Begeleid zelfstandig leren. 4 OVUR: Oriënteren, verifiëren, uitvoeren en reflecteren. 3
8
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
4.2
Fysica in de derde Sportwetenschappen
graad
ASO
in
de
studierichting
Voldoet
Vaststellingen Tijdens de doorlichtingsweek bleek de titularis voor het volledige schooljaar vervangen door een interimaris. • De vakgebonden leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd. Er
•
•
•
•
•
•
gaat minder aandacht naar de realisatie van de specifieke eindtermen (in het bijzonder onderzoekscompetentie) en de gemeenschappelijke eindtermen (onderzoekend leren/leren onderzoeken, wetenschap en samenleving, attitudes). Het aantal leerlingenexperimenten is niet conform het leerplan5. Vorig schooljaar heeft de vakgroep heel wat inspanningen gedaan om dit tekort aan te pakken. Naast infoverzameling rond demonstratie- en leerlingenproeven werd ook didactisch materiaal aangekocht. Er is een aanzet om de opdracht meer open te formuleren. Leerlingen krijgen een introductie in Excel om de meetgegevens m.b.v. ICT te verwerken. Bij de leerlingenproef rond magnetisme wordt het zelfstandig leren aangemoedigd. Deze initiatieven verzekeren het wegwerken van het tekort aantal leerlingenexperimenten in de toekomst. Globaal komen de verschillende leerplanonderdelen in voldoende mate aan bod, de eindleerstof wordt veeleer oppervlakkig behandeld. Zo gaat er minder aandacht naar de onderdelen ‘trillingen en golven’ en ‘fundamentele wisselwerkingen’. Dit kan deels verklaard worden door het ingroeien van de leraren in het profiel van deze studierichting. De realisatie van de onderzoekscompetentie is voor verbetering vatbaar. De opdracht rond energiecentrales van vorig schooljaar is al een stap in de goede richting. Er worden kansen gemist tijdens het projectuur. De leerbegeleiding is vooral gericht op remediëring. Daarnaast zijn er waardevolle initiatieven zoals de introductie van de OVUR-methode en het gebruik van het elektronisch leerplatform. Het wetenschapslokaal fysica voldoet aan de minimale materiële vereisten uit het leerplan. Er is voldoende materiaal voor demonstratie- en leerlingenproeven. Iets meer aandacht voor moderne meetapparatuur6 (interface en sensoren) kan de experimentele benadering van het vak fysica ten goede komen. De leerlingenevaluatie is transparant, verzorgd en afgestemd op de leerinhouden. Ze sluit nog niet optimaal aan bij de leerplandoelstellingen. De vraagstelling is gevarieerd en de opgaven peilen naar kennis, inzicht en toepassingen. Bij het evalueren van de leerlingenproeven overweegt productevaluatie.
4.3
Lichamelijke opvoeding Sportwetenschappen
en
sport
in
de
derde
graad
ASO
Voldoet niet
Vaststellingen • De nieuwe studierichting Sportwetenschappen beschikt op het ogenblik van de doorlichting niet over specifieke eindtermen (SET) en een overeenstemmend leerplan. Momenteel hanteert zij de SET van ASO Sport en het leerplan van Wetenschappen-
5
Leerplan D/2006/0279/058: minimum vier leerlingenexperimenten of onderzoeksopdrachten (gesloten en/of open) naar keuze. 6 Zie leerplan D/2006/0279/058: minimale materiële vereisten 37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
9
sport7. Dit gegeven en de vastgestelde ontwikkelingsdynamiek in de school zijn de argumenten om de onvoldoende leerplanrealisatie niet te sanctioneren met een beperkt gunstig advies. Een groot aantal bewegingsgebonden eindtermen (ET), SET en leerplandoelen i.v.m. het ontwikkelen van motorische competentie en een gezonde en veilige levensstijl wordt in voldoende mate gerealiseerd. De voorziene sportdisciplines worden aangeboden. Het keuze-uur wordt door de school ingevuld als uitbreiding van leerinhouden. Het wordt niet gebruikt als verdieping of als middel tot leren overleggen en kiezen8. De leerplandoelen i.v.m. zelfstandig werken9 en reflecteren over bewegen10 krijgen een impliciete invulling. De attitudegebonden leerplandoelen11 zijn te weinig concreet uitgewerkt. Leerlijnen voor de bewegingsgebonden doelen ontbreken. De persoonsgebonden leerplandoelen i.v.m. het ontwikkelen van zelfconcept en sociaal functioneren12 krijgen geen volwaardige invulling. Leerlijnen en evaluatiecriteria hiervoor ontbreken. De instructie is voornamelijk bewegingsgerelateerd en de werkvormen zijn overwegend leraargestuurd. De leerplandoelen i.v.m. samenleving13 en onderzoekscompetentie14 worden onvoldoende gerealiseerd. De school volgt de aanbeveling van het leerplan niet om leerlingen een documentatiemap/sportmap te laten invullen. Hierdoor laat zij kansen liggen die kunnen bijdragen tot zelfstandig, reflecterend en onderzoekend leren en tot het integreren van ICT in het leerproces. Het naschoolse bewegings- en sportaanbod en de meerdaagse extramurale sportactiviteiten (natuursporten en ski) verbreden en verdiepen het curriculum. Positief is dat ook andere vakken deel uitmaken van het extramurale sportaanbod. De participatiegraad aan en het studiesucces in hoger onderwijs volgen in grote lijnen de Vlaamse referentiecijfers. De lessen verlopen meestal in een taakgericht en veilig (fysiek en emotioneel) leerklimaat. Er is een goed contact tussen leraren en leerlingen. De remediëring is niet gestructureerd, maar leraarafhankelijk. De school richt vier aaneensluitende lestijden sportpractica in (zie verder). Dit is niet in overeenstemming met de aanbeveling van het leerplan om de sportpractica evenwichtig te spreiden over de hele schoolweek. De leraren hanteren voornamelijk leraargestuurde werkvormen. Er zijn aanzetten om ICT te integreren in het leerproces. Voor het extramurale skiaanbod bestaan vakafspraken in verband met talenbeleid. De validiteit van de evaluatiepraktijk is zwak. Er bestaan weinig gezamenlijke evaluatieafspraken. Behalve voor de kwantitatieve evaluatiecriteria bepaalt elke leraar afzonderlijk de evaluatie-inhouden, de observatiepunten en de evaluatiecriteria. Het vakoverleg heeft voornamelijk betrekking op organisatorische onderwerpen; inhoudelijke onderwerpen komen weinig aan bod. De vakgroepwerking is gebaseerd op betrokkenheid en vakinhoudelijke deskundigheid. De school beschikt niet over voldoende eigen sportinfrastructuur. Zij wijkt hiervoor uit naar goed uitgeruste externe sportinfrastructuur. Keerzijde van deze optie is een
•
•
• •
•
• • •
•
•
•
•
7
Leerplan D/2006/0279/027. ET 24. 9 ET 3, 4, 5, 6. 10 ET 7 en 8; SET 8. 11 ET 14, 15, 21 en 22. 12 ET 23, 24 en 25 en SET 13. 13 SET 17 en 18. 14 SET 19, 20 en 21. 8
10
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
onevenwichtige spreiding van de lestijden, temeer omdat aan de sportinfrastructuur geen leslokalen verbonden zijn. De leermiddelen volstaan.
4.4
Project algemene vakken in tweede en derde graad BSO
Voldoet
Vaststellingen • Het leerstofaanbod is gebaseerd op maatschappelijk relevante thema’s die echter niet altijd even doelgericht worden behandeld als middel om leerplandoelen te realiseren. Afgaande op de evaluatiepraktijk worden de leerinhouden een doel op zich. De leerstof komt overwegend uit themaboekjes met vooraf geformuleerde en afgebakende leerinhouden die jaar na jaar gebruikt worden. Sommige hebben hun actualiteitswaarde verloren of leiden tot het ongebreideld uitdiepen van een thema met een verlies aan motivatiespanning bij de leerlingen tot gevolg. Er doet zich evenwel een ontwikkeling voor naar een projectmatige aanpak die beter aansluit bij het studieprofiel en de leefwereld van de leerlingen. Daarin liggen kansen voor een meer op vaardigheden en attitudes gericht curriculum dat nauwer aansluit bij de specificiteit van het studiegebied Land- en tuinbouw. • Binnen de taalvaardigheidscomponent ligt de nadruk op spelling en woordenschat, terwijl de mondelinge en schriftelijke vaardigheden mondjesmaat geoefend worden. Er wordt wel bewust gewerkt aan de attitude om talige hulpmiddelen te gebruiken. Vanuit PAV worden de leerlingen ook ondersteund in de talige aspecten van hun GIP15. De nog sterk aanwezige invuldidactiek is echter niet bevorderlijk voor de taalontwikkeling van de leerlingen. • De leerplandoelen m.b.t. functionele rekenvaardigheid komen voldoende aan bod in de tweede graad, zij het niet altijd in een functionele context. In de derde graad wordt op die basiskennis te weinig voortgebouwd om de rekenvaardigheden naar een hoger verwerkingsniveau op te tillen. In het derde leerjaar van de derde graad worden sommige thema’s aangewend om functionele toepassingen te integreren. • Ondanks de onvoldoende aanwezigheid van ICT-infrastructuur in de lokalen waar PAV onderwezen wordt (de term ‘vaklokaal’ zou in deze context misplaatst zijn), slagen de leraren erin om de doelstellingen m.b.t. informatieverwerving en -verwerking grotendeels te realiseren. Doordat zij daarvoor moeten uitwijken naar computerlokalen waarin de lessen PAV één lesuur per week geroosterd worden, is de integratie ervan in de behandeling van de thema’s niet altijd functioneel. • Het domein tijd- en ruimtebewustzijn komt uitvoerig aan bod, maar wordt doorgaans opgevat als parate kennis en niet als middel om de leerlingen maatschappelijk vaardiger en zelfredzamer te maken. Bij de behandeling van een aantal historische en maatschappelijke onderwerpen wordt gekozen voor een hoeveelheidsdidactiek die hun relevantie m.b.t. de te realiseren leerplandoelen ondersneeuwt. • De doelen m.b.t. maatschappelijk en ethisch bewustzijn krijgen een enge invulling. Een aantal functionele leerinhouden (bijv. bankieren, gezinsbudget, verkenning van maatschappelijke voorzieningen) komen slechts zijdelings aan bod. Doorgaans ontbreekt ook de inkleuring volgens de eigen regio. • Het OVUR-principe is ingeburgerd in het PAV-curriculum, maar de reflectiefase wordt te zelden aangeboord om doelen m.b.t. organisatiebekwaamheid te realiseren en te evalueren. • Er is voldoende aandacht voor de actualiteit, maar die wordt niet altijd doelgericht verbonden met de doelen van PAV. Zij krijgt in overdreven mate de status van leerstof. De verwerking is leraarafhankelijk en wordt niet verticaal opgebouwd.
15
GIP: geïntegreerde proef
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
11
• Een beperkt aantal ervaringsgerichte activiteiten onderbouwt de leerplanrealisatie,
maar daarbij worden de mogelijkheden in de eigen regio nog te zelden benut. De georganiseerde projecten bestrijken wel – zij het niet altijd doelbewust – een brede waaier aan vakgebonden en vakoverschrijdende doelstellingen. Daar waar de leerplandoelen geformuleerd zijn in termen van vaardigheden en attitudes, is de evaluatiepraktijk overwegend gericht op de toetsing van cognitieve elementen. Zowel in de proefwerken als in de toetsen ligt de nadruk op de reproductie van leerinhouden uit de behandelde thema’s en de actualiteit. De attitudebeoordeling is vaag, niet transparant en niet gebaseerd op een duidelijk referentiekader. Gedragsattitudes worden vermengd met vakattitudes. Een aantal factoren op schoolniveau belemmert de realisatie van de leerplannen. De ontoereikende materiële uitrusting en de grootte van sommige klasgroepen die gehuisvest zijn in krap bemeten lokalen vormen een hinderpaal voor een volwaardige realisatie van de leerplandoelen. Positief voor de leerplanrealisatie zijn de vertrouwenwekkende en motiverende omgang met de leerlingen, de gestructureerde aanpak en het schoolbetrokken engagement van de leraren. Hun professionele samenwerking in de vakgroep heeft geleid tot een inventaris van de leerstof per domein en een verticale leerlijn. Die is evenwel opgebouwd op basis van de leerinhouden in plaats van de leerplandoelen. De bereidheid tot reflectie, de openheid voor externe evaluatie en de aanwezigheid van goede praktijkvoorbeelden zijn signalen van een interne dynamiek die krachtig genoeg is om de vastgestelde tekorten zelf te remediëren. De leidraad daarvoor zal gezamenlijke leerplanstudie moeten zijn. Op schoolniveau zullen maatregelen nodig zijn om PAV van een leeromgeving te voorzien die overeenstemt met de vereisten van de leerplannen en activerend onderwijs mogelijk maakt.
•
•
•
•
4.5
Wiskunde in de derde graad TSO
Voldoet
Vaststellingen • De jaartotalen voor de basisvorming wiskunde in de studierichtingen Landbouwtechnieken, Tuinbouwbouwtechnieken en Lichamelijke opvoeding en sport liggen bijzonder laag: in het eerste leerjaar is het jaargemiddelde amper 50 % met 30 % van de leerlingen met een onvoldoende jaartotaal, in het tweede leerjaar is het jaargemiddelde 43 % met 48 % van de leerlingen die niet slagen. Deze resultaten verbazen nog meer omdat de school voor de basisvorming drie wekelijkse lestijden besteedt, hoewel het leerplan16 twee wekelijkse lestijden aanbeveelt. Deze uitbreiding wordt niet gebruikt om extra onderwerpen te behandelen. • Allerlei extramurale activiteiten zorgen ervoor dat de leerplanrealisatie voor wiskunde in de studierichting Biotechnische wetenschappen, vooral in het tweede leerjaar, onder druk komt te staan. Hierdoor werd vorig schooljaar de verplichte studie17 van ‘ruimtemeetkunde’ niet afgewerkt, terwijl wel drie keuzeonderwerpen werden bestudeerd. • In alle onderzochte structuuronderdelen is de aandacht voor het onderwerp ‘Mathematiseren van problemen’ en voor de leer-18 en onderzoeksvaardigheden19 onvoldoende aantoonbaar uitgewerkt, ook al blijkt dat hier en daar toch zeer waardevolle initiatieven worden opgenomen. Een explicieter nastreven van deze leerplandoelstellingen is noodzakelijk.
16
Leerplan D/2004/0279/020. Zie leerplan D/2004/0279/022. 18 Zie leerplan D/2004/0279/024 leerplandoelstelling 6. 19 Zie leerplan D/2004/0279/022 leerplandoelstelling 6. 17
12
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
• Voor
•
•
•
•
•
•
20
de bewaking van de leerplanrealisatie maakt de school gebruik van planningsdocumenten, die voor de basisvorming wiskunde wel de leerplandoelstellingen bevatten, maar toch veeleer vertrekken van de leerinhouden, zoals aangeboden in het gehanteerde leerboek. Hoewel de opdrachten in een aantal parallelgroepen verdeeld zijn over verschillende leraren, werden deze planningsdocumenten vorig schooljaar niet gemeenschappelijk opgesteld. Voor het huidige schooljaar zijn die wel gelijk. De planningsdocumenten voor de studierichting Biotechnische wetenschappen gaan uit van de leerinhouden zoals in het cursusmateriaal opgenomen. Ze bevatten geen verwijzingen naar de leerplandoelstellingen. Onvoldoende leerplanstudie leidt voor wiskunde in de basisvorming tot het veeleer slaafs aanbieden van de leerinhouden uit het leerboek, waardoor niet altijd de juiste diepgang, zoals geformuleerd in de leerplandoelstellingen en de bijhorende methodologische wenken, wordt nagestreefd. Ten gevolge hiervan is de evaluatie (zie verder) onvoldoende afgestemd op de eindtermen, het leerplanconcept en de categorieën leerplandoelen. De resultaten van de evaluatie leveren hierdoor niet de gewenste en bedoelde informatie op. Hoewel de schoolleiding oplegt om de vakgebonden attitudes voor 15 % van het dagelijks werk te laten meetellen, blijkt uit de praktijk dat hier hoofdzakelijk algemene attitudes worden beoordeeld en men onvoldoende uitgaat van de vaardigheden en attitudes uit het leerplan20. De leerplanrealisatie wordt zeker voor de studierichtingen in de basisvorming beïnvloed door de relatief grote lesgroepen. Een frontale opstelling overweegt. De onderwijsleergesprekken worden sterk gestuurd door de leraar. Hoewel de leraar alle leerlingen tracht te betrekken in dit leerproces, blijkt dat een aantal leerlingen moeilijker tot een actief deelnemen te bewegen is. De leraren verklaren een aantal zwakke resultaten door een gebrek aan studie-ijver bij de leerlingen thuis. De verwerking van de leerinhouden van de basisvorming gebeurt hoofdzakelijk via invuldidactiek. Niet alle agenda’s en leerlingennotities zijn even nauwkeurig bijgehouden, wat eveneens een invloed heeft op de studeermogelijkheden van de leerlingen. De leerlingennotities voor Biotechnische wetenschappen bestaan uit kopietjes van een handgeschreven cursus en de notities die de leerlingen hierbij maken. Een inhoudsopgave, die toelaat om een overzicht van de verschillende onderdelen te hebben, ontbreekt. Daarnaast beschikken de leerlingen ook over een leerboek. De documenten van de leerling zijn over het algemeen beter bijgehouden dan in de studierichtingen van de basisvorming. De evaluatie is opgebouwd rond dagelijks werk en examens, die beiden even zwaar doorwegen in het eindtotaal. Het dagelijks werk bestaat uit een voldoende aantal toetsen en taken en een beperkt aantal (door de schoolleiding vastgelegde) grote overhoringen. De toetsopgaven zijn niet altijd voorzien van een puntenindeling vooraf. De examens zijn zeer verzorgd opgesteld en bevatten wel een puntenindeling. Een analyse van de examenvragen leert dat die voor Biotechnische wetenschappen voldoende representatief zijn voor het leerplan. Voor de studierichtingen van de basisvorming leert deze analyse dat een belangrijk deel van de vragen peilt naar leerstof uit een vorige graad (vergelijkingen oplossen) of naar een zeer verre uitbreiding van de leerinhouden die opgenomen zijn in het leerplan. Hierdoor wordt de basisleerstof onvoldoende geëvalueerd. Uit de leerlingenresultaten blijkt bovendien dat in zeer veel gevallen het resultaat dagelijks werk meer dan tien procent hoger of lager is dan het examenresultaat. Dit geeft geen aanleiding tot een systematische leerbegeleiding, maar resulteert in enkele gevallen alleen in het aanbieden van extra oefeningen, waarop niet alle leerlingen ingaan. Het hergebruiken van identieke opgaven in opeenvolgende schooljaren, soms zelfs van integrale examens, behoort blijkbaar tot de schoolcultuur. Dit tast niet alleen de
Zie leerplandoelstellingen 1-13 (in beide leerplannen), gekoppeld aan ET 1-9 en ET17.
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
13
validiteit van die examens aan, maar wekt ook de indruk dat men de evaluatie niet aanwendt voor het beoordelen en het eventueel bijsturen van de kwaliteit van de eigen onderwijs- en evaluatiepraktijk. • De formele vakgroepvergaderingen bespreken vooral organisatorische onderwerpen en maar in beperkte mate inhoudelijke items. Omgaan met dyscalculie en de beoordeling van attitudes zijn hiervan de belangrijkste, naast de reflecties over het gebrek aan een duidelijk deliberatiekader op schoolniveau. De nascholingsgraad van de leraren wiskunde is sterk verschillend van leraar tot leraar. De vakgerichte nascholing is veeleer beperkt. • Ook al vindt de vakgroep de deliberatie te mild, toch is het aantal B- of C-attesten in de derde graad TSO niet lager dan in andere scholen. De zeer zwakke resultaten hebben dus minder invloed op de studiebekrachtiging. Deze vaststelling en de bereidheid van de vakgroep om de eigen evaluatie beter te laten aansluiten op het leerplanconcept zijn factoren die erop wijzen dat de vakgroep de tekorten zelfstandig kan remediëren.
5.
BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT?
Het onderzoek naar de kwaliteit en de kwaliteitsbewaking van de geselecteerde procesindicatoren of -variabelen levert volgende vaststellingen op:
5.1
Personeelsbeheer
5.2
Professionalisering
5.3
Materieel beleid
5.4
Welzijn
5.5
Curriculum
5.6
Begeleiding
De vaststellingen wijzen op redelijke tot sterke aandacht voor: - ondersteuning - ontwikkeling.
5.6.1
Leerbegeleiding
Vaststellingen • De leerbegeleiding is via de GOK-werking ingebed in de integrale leerlingenbegeleiding. Daaruit is een visie ontstaan, die geconcretiseerd wordt in preventieve en curatieve maatregelen. De aandacht voor de leerbegeleiding is de laatste jaren verscherpt vanuit een noodzaak: veel leerlingen met een verminderde studiemotivatie en veel tekorten bij de leerlingenresultaten. • De school heeft geen formele cel leerbegeleiding; ze zorgt wel voor heel wat structuren om de leerbegeleiding vorm te geven. De stuurgroep taalbeleid reikt initiatieven aan: instrumenten om de beginsituatie van de leerlingen in kaart te brengen, handelingsplannen voor dyslexie en het propageren van de OVUR-methode. De werkgroep begeleid zelfstandig leren (BZL) ontwikkelde veel waardevolle instrumenten om de zelfstandigheidsdidactiek in de school en het gebruik van studietips te stimuleren. 14
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
• In het eerste leerjaar is een lesuur Leefsleutels ingeroosterd. Hierin is er extra
•
•
•
•
•
aandacht voor leren leren en het opmaken van een studieplanning. Ter voorbereiding van de examens worden de leerlingen van de eerste graad (op vrijwillige basis ook voor leerlingen van de tweede en de derde graad) extra begeleid bij hun planning. De twee studieplanners (twee leraren met elk een BPT-uur) begeleiden vooral leerlingen van de tweede en de derde graad met problemen bij studieplanning. Twee keer per week wordt een inhaalstudie georganiseerd voor het inhalen van toetsen, het bijwerken van de agenda of het afwerken van remediëringstaken. Vakinhoudelijke remediëring behoort tot de verantwoordelijkheid van de individuele leraar. Een remediëringsmap en BZL-map met voorbeelden zijn ter beschikking van de leraren. Ondanks de inbreng van de schoolleiding maken niet alle leraren ernstig werk van leerbegeleiding binnen hun vak. Aspecten van leerbegeleiding worden weinig in de vakgroepen besproken. De school kent een onstabiele leerlingenstroom. Leerlingen die in een tweede of derde graad instromen kunnen gebruik maken van een inhaaltraject. De invulling en opvolging hiervan is leraar- en vakafhankelijk en wordt schoolbreed niet structureel aangepakt. De begeleiding van de nieuwe leerlingen in de eerste graad kent wel een gestructureerd begeleidingstraject. De registratie van de leerbegeleiding is versnipperd. Remediëring wordt uitgebreid geregistreerd in de leerlingenagenda. Ook het rapport wordt gebruikt als registratiemiddel. In het leerlingendossier wordt enkel bijgehouden of een leerling remediëring volgt. Een omschrijving van de diagnose van het probleem en het effect van de remediëring of inhaalles worden hierin niet geregistreerd. De informatie uit de leerlingenagenda gaat verloren bij overgang naar een nieuw schooljaar. De attitudes van de leerlingen, overwegend gedrag en inzet, worden met erg algemene codes genoteerd in het leerlingendossier. De school heeft veel leerlingen met specifieke noden (soms tot de helft van de klas). Naast de ontwikkeling van begeleidingsinstrumenten investeert de school in een duidelijke informatie naar deze groep ouders. Voor de leerlingenbegeleiding in het algemeen verloopt de samenwerking met het CLB vlot. De school heeft het effect van de begeleidingsinitiatieven tot op het niveau van de lespraktijk in kaart gebracht. Het rendement is vooral in de tweede en de derde graad veeleer aan de lage kant. Dit blijkt ook uit de resultaten van de doorgelichte vakken. Een gebrek aan sturing en opvolging, bewaking van de samenhang en koppeling aan de leerplannen belemmert de doeltreffendheid.
5.7 5.7.1
Evaluatie Evaluatiepraktijk
Vaststellingen • De school heeft uitvoerige afspraken over het organisatorische luik van de evaluatiepraktijk. De frequentie en de gewichten worden vastgelegd in een evaluatiesysteem dat differentieert naargelang van de graad en de onderwijsvorm. Ook de richtlijnen voor de administratieve afhandeling zijn duidelijk uitgeschreven. • In de B-stroom en het BSO wordt de evaluatie over de graden heen opgebouwd van een permanent en gespreid evaluatiesysteem over kleine leerstofgehelen tot een examensysteem over steeds grotere leerstofgehelen. De evaluatie in het ASO en TSO evolueert van een trimester- naar een semestersysteem. In het ASO neemt het gewicht van dagelijks werk af met de graad. • Over de inhoudelijke aspecten van de evaluatie bestaan weinig expliciete richtlijnen op schoolniveau. De inhoudsvaliditeit in relatie tot de leerplannen, de betrouwbaarheid en transparantie van de evaluatie is de verantwoordelijkheid van de individuele leraar. Gezamenlijke evaluatieafspraken op niveau van de vakgroep ontbreken. De
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
15
onderzoeken naar het studiepeil in de vakken tonen aan dat de evaluatiepraktijk algemeen te weinig aansluit bij het leerplanconcept. Voor elke rapportperiode wordt voor de attitudebeoordeling een lettercode (leef- en leerattitudes) en een cijfer (vakattitudes) toegekend. Zij maakt voor de praktijkvakken een groot aandeel van het puntentotaal uit. De attitude-evaluatie is niet steeds representatief doordat de vakattitudes onvoldoende concreet ingevuld zijn en onvoldoende onderscheiden worden van leef- en leerattitudes. De school beschikt over enkele aanbevelingen in verband met delibereren, maar niet over een deliberatiekader. Hierdoor kan zij onvoldoende de gelijkgerichtheid en de kwaliteit van haar beslissingen bewaken. De notulen en processen-verbaal van de delibererende klassenraad zijn correct en zorgvuldig ingevuld. De clausuleringen worden nauwkeurig en specifiek geformuleerd (geen onderwijsvormen, maar studierichtingen). De advisering daarentegen is zwak. Vakantietaken zijn remediërend bedoeld en de regelgeving m.b.t. de uitgestelde beslissingen wordt nageleefd. De school wijkt in haar attestering niet fors af van vergelijkbare scholen. Toch blijken voor een aantal vakken de gemiddelde resultaten op jaarbasis zeer laag. Dit gegeven heeft op vakniveau nog geen aanleiding gegeven tot zelfreflectie. De puntenverdeling voor de onderscheiden onderdelen van de geïntegreerde proef (GIP) is vastgelegd, maar de evaluatiecriteria zijn niet geëxpliciteerd. De GIP bestaat uit een aantal deelproeven die aan vakken gerelateerd zijn. Dit verzwakt het integratief karakter van de GIP.
•
•
•
•
6.
ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL
Het onderzoek naar het algemeen beleid van de school levert volgende vaststellingen op: Vaststellingen • Een recente directiewissel heeft geleid tot een ongewone constructie, waarbij twee personen halftijds directeur en halftijds adjunct-directeur zijn. De bevoegdheden van beide directeurs worden afgebakend door een duidelijke taakverdeling. De studiegebieden Sport en Land- en Tuinbouw vallen elk onder de bevoegdheid van één van de directeurs. Wat het algemeen beleid betreft, neemt de ene directeur meer de onderwijskundige beleidsdomeinen voor zijn rekening, terwijl de andere zich toelegt op de beheersmatige beleidszones. De synchronisatie tussen beide gebeurt tijdens dagelijkse overlegmomenten. Tot nog toe ging de aandacht van het nieuwe directieteam vooral naar de organisatorische component van de beleidsvoering. • Kern van de schoolcultuur is gezamenlijke verantwoordelijkheid, die vertaald wordt in een organisatiestructuur waarbij zo veel mogelijk personeelsleden bij het beleid betrokken worden. Graadcoördinatoren en thematische werkgroepen ondersteunen de schoolwerking. Voor deze beleidsondersteunende taken investeert de school een groot pakket BPT-uren of rekent zij op de goodwill van de leraren. Een intern pedagogisch begeleider coördineert de werking van de verschillende werkgroepen en is de verbindingspersoon met de directie. De ruime aanwending van uren-leraar als uren die geen lesuren zijn faciliteren de werking van de complexe schoolorganisatie (diversiteit studiegebieden en spreiding over verschillende vestigingsplaatsen), maar weegt op het pedagogisch comfort (grote klasgroepen). Deze problematiek wordt steeds acuter door de snelle toename van de leerlingenpopulatie die de draagkracht van de infrastructuur overstijgt. • De bereidheid van de leraren om bijkomende taken op zich te nemen is groot. De grote beleidsbetrokkenheid en de motiverende ondersteuning van de schoolleiding dragen bij tot het welbevinden van een sterk geëngageerd korps. Sommige kwaliteitsvolle initiatieven – zowel ontwikkeld bottom-up als top-down – geraken niet structureel verankerd op het uitvoeringsniveau omdat een overkoepelend referentiekader ontbreekt en de aansturing niet krachtig genoeg is. De onderlinge samenhang is niet 16
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
altijd optimaal en niet alle gemaakte keuzes worden breed gedragen. Ook de professionele samenwerking binnen de vakgroepen wordt niet voldoende doelgericht op het referentiekader van de leerplannen afgestemd. • Het draaiboek voor de schoolwerking is een schoolwerkplan dat vooral focust op organisatorische aspecten. Onderwijskundige doelen worden geformuleerd in een jaarlijks prioriteitenplan opgesteld op basis van een enquête bij het korps. Hierbij bleven tot nog toe een aantal schoolprocessen op de achtergrond (bijv. evaluatiepraktijk). • Het schoolbestuur is actief op een aantal domeinen, zoals financieel, logistiek en personeelsbeleid. De inrichtende macht geeft het financiële kader aan waarbinnen de school haar beleid kan voeren. De financiële beleidsmarge die de school krijgt, beperkt haar mogelijkheden om het materieel beleid op de onderwijskundige noden af te stemmen. Zo slaagt zij er niet in om voor alle vakken een uitrustingsniveau te bereiken dat beantwoordt aan de vereisten van de leerplannen. De schoolleiding krijgt geen transparant beeld van de besteding van de werkingsmiddelen. In haar personeelsbeheer is de beleidsruimte ook beperkt, maar binnen de grenzen ervan streeft zij ernaar om het beschikbare personeelsbestand optimaal in te zetten op basis van pedagogisch-didactische overwegingen. 21 • In het kader van haar interne kwaliteitszorg hanteert de school de PDCA -cyclus. Elke werkgroep past deze methode toe om haar werking te evalueren en bij te sturen. Daarvoor werd een sjabloon ontwikkeld. Van de vakgroepen wordt verwacht dat ze jaarlijks een vakinformatiedossier invullen en bijwerken. Vakoverschrijdende projecten worden geëvalueerd aan de hand van een projectfiche. De school verzamelt ook gegevens over de resultaten van haar leerlingen in het vervolgonderwijs. Het zelfevaluerend vermogen dat bij verschillende schoolactoren aanwezig is, moet echter nog gekaderd worden in een schoolbreed kwaliteitszorgsysteem. Nu verloopt de kwaliteitsbewaking binnen vak- en werkgroepen nog volgens verschillende snelheden.
21
PDCA: Plan, Do, Check, Act.
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
17
7.
STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL
7.1
Wat doet de school goed?
Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen De planmatige aanpak van de VOET / VOOD. Het taalbeleid. De zorgzame omgang met leerlingen. De structuren ter ondersteuning van de leerbegeleiding. Het engagement van het personeel. Het vakoverstijgend karakter van extramurale activiteiten. Wat betreft het algemeen beleid Het ondersteunend leiderschap. De participatieve schoolcultuur. De aandacht voor zelfevaluatie in de werkgroepen.
7.2
Wat kan de school verbeteren?
Wat betreft de erkenningsvoorwaarden De leerplanrealisatie voor project algemene vakken (PAV) in de tweede en derde graad BSO. De leerplanrealisatie voor lichamelijke opvoeding en sport in de derde graad ASO Sportwetenschappen. De leerplanrealisatie voor wiskunde in Landbouwtechnieken, Tuinbouwtechnieken en Lichamelijke opvoeding en sport van de derde graad TSO. Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen De evaluatiepraktijk. De leerplangerichtheid. De infrastructuur en uitrusting. De opvolging en effectmeting van de leerbegeleiding. De inhoudelijke invulling van de vakgroepwerking. Wat betreft het algemeen beleid Het logistiek beleid. De beleidsmatige aansturing en opvolging.
7.3
Wat moet de school verbeteren?
Wat betreft de erkenningsvoorwaarden nihil
18
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
8.
ADVIES
In uitvoering van het Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 is het advies voor erkenning GUNSTIG
9.
REGELING VOOR HET VERVOLG
Nihil
Namens het inspectieteam, de inspecteur-verslaggever
Herman Ros Datum van verzending aan de directie en het bestuur van de instelling: Voor kennisname Het bestuur of zijn gemandateerde
Patrick Van Steenbrugge Geert Van Bever
37853 - Vrij Landelijk Instituut te Oudenaarde
19