VERSLAG JAARLIJKS BEZOEK BIJ GRAFISCH LYCEUM ROTTERDAM
Inspectie van het Onderwijs Definitief rapport Breda, 12 september 2007
VASTSTELLING VERSLAG Dit verslag bevat de weergave van het jaarlijks bezoek dat de inspectie op 17-4-2007 aan Grafisch Lyceum Rotterdam bracht. Dit verslag is vastgesteld op 12 september 2007 door mevr. A.E.W. Nooij, coördinerend inspecteur van het onderwijs.
Tijdens een jaarlijks bezoek presenteert de inspectie aan het management van de instelling de uitkomsten van een risicoanalyse. Deze is uitgevoerd op grond van verantwoordingsinformatie van de instelling en van haar eigen gegevens. Daarvoor is ten eerste samen met de Auditdienst en CFI bepaald in welke mate zich risico's voordoen op het niveau van de instelling als geheel op de terreinen governance, continuïteit, rechtmatigheid en kwaliteit. Ten tweede heeft de inspectie op basis van documenten bepaald welke risico's zich voordoen bij de instellingsonderdelen op de terreinen governance en kwaliteit. De analyse heeft geleid tot een voorlopig toezichtarrangement, dat wil zeggen een overzicht van waar wel en waar geen onderzoek plaats zal vinden. Bij bve-onderdelen waar geen risico gesignaleerd wordt, dan wel waar een mogelijk risico in voldoende mate beheerst wordt, vindt geen kwaliteitsonderzoek plaats. Bij bve-onderdelen waar wel een risico gezien wordt dat bovendien onvoldoende beheerst wordt, vindt een kwaliteitsonderzoek plaats. Ook kan een kwaliteitsonderzoek naar een aspect bij de gehele instelling plaatsvinden. Voor de onderdelen met vo-onderwijs kan het onderzoek bestaan uit een jaarlijks onderzoek (in de vorm van een bureauonderzoek of door een bezoek aan de vo-school), dan wel uit een periodiek kwaliteitsonderzoek. Dit voorlopige toezichtarrangement wordt bij het jaarlijks bezoek besproken. Voorts bespreekt de inspectie bij het bezoek de ontwikkeling van de governance van de instelling. Waar dat relevant is, besteedt de inspectie aandacht aan verbeteracties die voortvloeien uit eerder inspectieonderzoek. Na bespreking van het voorlopige toezichtarrangement tijdens het jaarlijks bezoek, stelt de inspectie het definitieve arrangement vast.
3
INHOUDSOPGAVE VASTSTELLING VERSLAG ............................................................................... 3 1 INLEIDING ................................................................................................... 7 2 ONTWIKKELING VAN GOVERNANCE BIJ GRAFI SCH LYCEUM ROTTERDAM ........................................................................................................................ 9 3 TOEZICHTARRANGEMENT ........................................................................ 13 3.1 Overzicht ........................................................................................... 13 3.2 Instellingsonderdeel bve: Afdeling MBO ............................................. 13 3.3 Instellingsonderdeel vo: Grafisch Lyceum Rotterdam vmbo............... 14 3.4 Instellingsbreed onderzoek naar kwaliteitsaspecten............................ 14 4 AFSPRAKEN .............................................................................................. 15
5
1 INLEIDING 1.1 De instelling Grafisch Lyceum Rotterdam (GLR) is een vakinstelling voor onderwijs in de branche grafische communicatie en media. De vakinstelling biedt middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs aan in twee organieke eenheden op twee locaties. Bij het mbo zijn 3279 deelnemers ingeschreven en er wordt voor 444 leerlingen voortgezet onderwijs verzorgd in alle leerwegen van het vmbo. De raad van toezicht (rvt) bestaat uit vijf leden. Het werken volgens het raad van toezicht-model is pas recent in gang gezet. Het college van bestuur (cvb) bestaat uit drie personen. Het geeft leiding aan vijf afdelingsdirecteuren mbo, de directeur vmbo, de bureaus Onderwijsorganisatie, Onderwijsontwikkeling & Kwaliteit en aan een viertal ondersteunende en facilitaire diensten. De zelfstandige onderwijseenheden (Basisjaar Vormgeven; Printmedia, Mediamanagement en Graphic office; Digitale media en Sound & Vision Technology; Grafisch Vormgeven; IT media) zijn verantwoordelijk voor voorbereiding, uitvoering en resultaten van het door het cvb vastgestelde beleid. Bij het jaarlijks bezoek is de inspectie uitgegaan van een organisatiestructuur waarin twee organieke eenheden bestaan. Voor de risicoanalyse en het toezichtarrangement zijn de volgende instellingsonderdelen onderscheiden; 1. mbo 2. vmbo
1.2 De risicoanalyse Jaarlijks in oktober vindt voor alle bve-instellingen een risicoanalyse plaats door de Auditdienst, CFI en de Inspectie van het Onderwijs. Hiervoor is gebruik gemaakt van externe verantwoordingsdocumenten van de instelling waaronder het jaarverslag, CFI-gegevens en een vragenlijst. De uitkomsten bepalen mede de volgorde waarin de instellingen in het kalenderjaar daarna geplaatst worden voor de volgende stap in de analyse. In het najaar van 2006 heeft als overgang een voorlopige analyse mede een rol gespeeld bij het bepalen van de volgorde.
7
In januari 2007 is een risicoanalyse bij de organieke eenheden van Grafisch Lyceum Rotterdam (GLR) uitgevoerd. Hiervoor is informatie van de instelling opgevraagd die betrekking heeft op de interne en externe verantwoording. De volgende, van de instelling ontvangen verantwoordingsdocumenten zijn hierbij gebruikt: • jaarverslag Grafisch Lyceum Rotterdam 2005; • jaarverslag VMBO 2004-2005; • verslag Zelfevaluatie 2005-2006; • organogram en organisatiemodel GLR; • periodieke management informatie; • rapportage audit t.a.v. het nieuwe leren op GLR; • tevredenheidsonderzoek ten aanzien van de bpv MBO; • deelnemerstevredenheid onderzoek MBO. Op basis van de informatie van Grafisch Lyceum Rotterdam en de bij de inspectie aanwezige informatie is bovengenoemde risicoanalyse opgesteld. Hierbij zijn de volgende kernonderwerpen onderzocht: 1. het beheersings- en verantwoordingsniveau (governance) bij de organieke eenheden; 2. het interne rendement; 3. de tevredenheid van de deelnemers ; 4. de toegankelijkheid van het onderwijs; 5. eventuele signalen van ernstige problemen. Daarnaast zijn de volgende onderwerpen bij de analyse betrokken: resultaten van het KCE-onderzoek, eerdere kwaliteit, ontwikkelingen bij het personeel, de inschrijvingen en de opleidingen en ten slotte mogelijke grote veranderingen in de organisatie en het management. 1.3 Het jaarlijks bezoek Tijdens het jaarlijks bezoek op 17 april en 28 juni 2007 bij Grafisch Lyceum Rotterdam sprak de inspectie met: • voorzitter van de raad van toezicht; • college van bestuur; • afdelingsdirecteuren mbo; • directeur vmbo. Naaraanleiding van het bezoek op 17 april is aanvullende informatie door de instelling verstrekt. De uitkomsten van deze informatie is besproken op 28 juni. Besproken zijn: • de ontwikkeling van de governance van de instelling; • de uitkomsten van de risicoanalyses, met aandacht voor zwakke punten bij organieke eenheden die over het geheel genomen niet als risicovol gezien worden; • het daaruit voortvloeiende toezichtarrangement.
8
2 ONTWIKKELING VAN GOVERNANCE BIJ GRAFISCH LYCEUM ROTTERDAM De instelling onderschrijft de ontwikkeling naar governance en de maatschappelijke doelstelling die hieraan ten grondslag ligt. De organisatie bevindt zich momenteel in een fase waarin het functioneren als interne toezichthouder als beginnend kan worden gekenschetst. De oude structuur waarin was voorzien in een stichtingsbestuur samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemersorganisaties met vergaande bevoegdheden, is in 2005 aangepast. Taken en bevoegdheden van het oude stichtingsbestuur zijn overgedragen aan de rvt en aan het nieuw gevormde college van bestuur. De verantwoordelijkheden van de leden van het cvb en de onderlinge verdeling van portefeuilles is afgesproken en vastgelegd. In beginsel werkt de raad volgens de uitgangspunten van de Governance Code BVE. Aan de aanpassing van statuten en reglementen wordt gewerkt. De leden van de raad zijn min of meer tegelijkertijd aangetreden en er is geen vastgesteld rooster van aftreden. De rvt stelt het strategisch beleid vast op voorstel van het cvb. Dit geldt ook voor de begroting en de jaarrekening. De raad is content met de gezonde financiële situatie gebaseerd op een efficiënte personele en materiele bedrijfsvoering. Naast interne toezichthouder ziet de raad voor zichzelf een belangrijke rol weggelegd als sparring partner voor het cvb. Bij de samenstelling van de raad en bij de keuze van de leden is hiermee rekening gehouden. De leden zijn afkomstig uit de wereld van de media, communicatie en onderwijs. Met enige regelmaat heeft de raad overleg met de ondernemingsraad en met de instellingsaccountant. Naar eigen mening is de raad voldoende onafhankelijk van het cvb voor de informatievoorziening en kan ze haar toezichthoudende taak naar behoren vervullen. Beoordeling van de kwaliteit van de prestaties De instelling werkt sinds 2002 met een kwaliteitszorgsysteem. Jaarlijks vindt een zelfevaluatie plaats aan de hand waarvan de gemeten kwaliteit wordt beoordeeld. Externe auditors van een collega-vakschool zijn betrokken bij de zelfevaluatie. De kwaliteitszorgcyclus start in de onderwijsafdelingen. Men benoemt thema's, leidt resultaatgebieden af en vertaalt deze in prestatie-indicatoren. Uitgevoerde activiteiten worden gemeten en beoordeeld. Vervolgens worden verbeteractiviteiten in gang gezet. De thema's zijn met name gericht op het primaire proces en zijn afgeleid van het waarderingskader van de inspectie van het onderwijs. Onderdeel van de metingen zijn tevredenheidsonderzoeken bij deelnemers en bpv-bedrijven. Het cvb heeft de beleidscyclus niet gekoppeld aan het kwaliteitszorgsysteem en de verantwoordingscyclus is niet zichtbaar. Er zijn geen managementovereenkomsten met de afdelingsdirecteuren gesloten. Het is niet duidelijk wat het aandeel moet zijn van elk van de afdelingen afzonderlijk bij het behalen van de instellingsbreed afgesproken prestatie-indicatoren.
9
Hoe er op de te behalen prestatie wordt gestuurd is niet in transparante processen zichtbaar. Dit geldt ook voor de beoordeling van de bereikte resultaten. Een voorbeeld daarvan is de sturing op en beoordeling van de opbrengsten. De organieke eenheid vmbo legt in een eigen (intern) jaarverslag verantwoording af over de kwaliteit. Ook hier geldt dat sturings- en beoordelingsprocessen weinig transparant zijn. Verantwoording tegenover de omgeving De instelling legt in het Jaarverslag 2005 verantwoording af over ontwikkelingen en bereikte resultaten. Dit verslag wordt actief openbaar gemaakt. De organieke eenheid vmbo legt in een eigen jaarverslag verantwoording af op basis van de in het voorafgaand jaar gestelde doelen voor leerlingbegeleiding, taalbeleid, onderwijs, personeel,organisatie en kwaliteitszorg. Het verslag is bestemd voor intern gebruik. In het instellingsjaarverslag zijn inhoud en omvang van de organieke eenheid vmbo bescheiden. De verantwoordingsinformatie is in het jaarverslag geaggregeerd naar instellingsniveau en de organieke eenheden verantwoorden zich niet afzonderlijk op de wettelijke terreinen en over de opbrengsten. Het verslag van de zelfevaluatie mbo wordt actief openbaar gemaakt. In het vmbo is het schoolplan niet herzien voor het jaar 2006-2007 maar wordt de voorgaande versie gehanteerd. De nieuw, per 1 augustus 2007 aan te stellen directeur zal een plan ontwikkelen voor schooljaar 2007-2008. De schoolgids van het huidige schooljaar bevat een beknopte verantwoording voor ouders en een verwijzing naar een informatiebrochure die samen met de gids aan de ouders wordt verstrekt. De instelling beschouwt de beroepenveldcommissies als externe belanghebbenden. Deze geven echter geen kwaliteitsoordelen die bij de verantwoording door de instelling worden betrokken. Verbeteringen Verbeteringen in het primair proces van het mbo krijgen voornamelijk vorm bij het thema competentiegericht leren. Het nieuwe onderwijs is in een specifieke audit geëvalueerd. Op basis van de uitkomsten van tevredenheidsmetingen worden verbeteractiviteiten uitgevoerd. Hoewel de tevredenheid van deelnemers en docenten groot blijkt te zijn, zijn voor elk van de opleidingen verbeteractiviteiten in gang gezet. Deze betreffen onder andere het verspreiden van goede praktijken en het vergroten van de afstemming tussen docenten onderling. Het jaarverslag van het vmbo bevat naast de stand van zaken ook de plannen voor verbeteringen. Intern toezicht Het college van bestuur rapporteert aan de rvt over de ontwikkeling van de instelling. Het gaat hierbij over de voortgang van de instelling op financieel gebied en over de algemene onderwijsontwikkelingen op afdelingsniveau (mbo/vmbo).
10
Het managementinformatiesysteem levert gegevens aan ten behoeve van deze rapportages. Het betreft onder anderehet percentage lesuitval mbo en vmbo, doorstroom eigen vmbo, aandeel allochtone deelnemers, omvang bedrijfscontacten, behaalde diploma's per cluster en opleiding en omvang niet uitgevoerde onderwijsactiviteiten. Het college van bestuur stelt de rvt op de hoogte van de voortgang van de bedrijfsvoering op personeel en materieel gebied. Daarnaast wordt informatie verstrekt over de kwaliteitszorg en over de resultaten van het primair proces. Voor alle informatie geldt dat de gegevens niet worden voorzien van een eigen oordeel van het cvb. Ook wordt niet duidelijk welke maatregelen zijn getroffen indien de uitkomsten niet aan doelen of ambities beantwoorden. Ook is niet duidelijk wie vervolgens verantwoordelijk is voor de realisatie van verbeteringen en wanneer deze moeten zijn bereikt. Sturing en control zijn mogelijkerwijs wel aanwezig maar zijn weinig expliciet. De verantwoording van de (afdelings)directeuren aan het college van bestuur is niet zichtbaar. Er zijn met hen geen managementovereenkomsten gesloten of resultaatafspraken gemaakt.
11
3 TOEZICHTARRANGEMENT In dit hoofdstuk wordt het toezichtarrangement van de instelling beschreven. Dit arrangement is gedifferentieerd naar de onderdelen van de instelling.
3.1 Overzicht ___________________________________________________________________________________ kwaliteitsonderzoek ___________________________________________________________________________________ Geen Wel Instellingsonderdelen KO KO ___________________________________________________________________________________ MBO
X
VMBO X _________________________________________________________________________________
Aangezien de onderzoeken plaatsvinden op grond van een vermoeden van tekortschietende kwaliteit, omvat het uit te voeren onderzoek tegelijk het nader onderzoek zoals bedoeld in artikel 11 lid 2 van de WOT.
3.2 Instellingsonderdeel bve: Afdeling MBO De inspectie ziet risico's voor de kwaliteit van het onderwijs bij dit instellingsonderdeel. Er zal daarom een kwaliteitsonderzoek worden uitgevoerd. Het college van bestuur herkent en erkent het lage niveau van de opbrengsten die zijn gerelateerd aan de door de inspectie landelijk gehanteerde normen. Inmiddels is een proces in gang gezet van een fijnmazige analyse waarin de achtergrond en de reden van het tegenvallende rendement worden meegenomen. Op basis hiervan zal een verbetertraject worden uitgezet. De opbrengsten van de niveau-2 opleidingen liggen iets boven het landelijk gemiddelde. De niveau-3 opleidingen liggen rond het landelijk gemiddelde. De branche kent geen niveau-1 opleidingen. Het gemiddelde rendement van de organieke eenheid ligt rond de 52 procent. De kwaliteitszorgcyclus beschreven in het centrale deel van dit verslag functioneert hoewel een geïntegreerde beleids- en kwaliteitszorgcyclus nog moet worden uitgebouwd. De stijging van de omvang van het personeelsbestand is het gevolg van voortdurende groei van deelnemersaantallen mbo. Nieuw aangetrokken personeel wordt voornamelijk ingezet in het primair proces. Tegen de stijging van het ziekteverzuim zijn maatregelen genomen.
Bij de overige thema's heeft de inspectie geen risico's kunnen waarnemen. 13
3.3 Instellingsonderdeel vo: Grafisch Lyceum Rotterdam vmbo Opbrengsten Voor de beoordeling van de eindexamenresultaten baseert de inspectie zich op het niveau van de gemiddelde cijfers voor het centrale examen zoals weergegeven op de opbrengstenkaarten van 2004, 2005 en 2006.
Het intern rendement van de onderbouw is onvoldoende. De instelling verklaart de uitstroom in de onderbouw vanuit het gegeven dat de school een grafisch profiel heeft en zich als (smalle) vakschool manifesteert. Bij de voorlichting en intake krijgt dit onderwerp ruime aandacht. Niettemin kiezen ouders op andere gronden voor deze school. Veel leerlingen blijken echter na verloop van tijd in de onderbouw te beseffen dat de grafische branche niet hun interesse en voorkeur heeft of hun intellectuele vermogen overstijgt. In die gevallen begeleidt de school de leerling naar een andere school. Zij onderhoudt intensief contact met deze scholen en heeft kunnen aantonen waar haar exleerlingen de opleiding vervolgen en welke resultaten worden geboekt. De cijfers van het centraal schriftelijk examen zijn in 2006 ten opzichte van 2005 verbeterd maar liggen als totaal onder het landelijk gemiddelde. Het rendement van de bovenbouw b/k en g/t heeft een niveau dat mag worden verwacht.
Kwaliteitszorg De kwaliteitszorg gaat uit van doelen die in het schoolplan zijn vastgelegd en waarvoor in het algemeen prestatie-indicatoren zijn benoemd. Tevredenheidsmetingen onder leerlingen leveren informatie op over de resultaten van ingezette verbeteractiviteiten. De school maakt niet goed zichtbaar of en op welke wijze de verbeteringen zijn gerealiseerd. Het college van bestuur herkent en erkent de onvoldoende opbrengsten.
3.4 Instellingsbreed onderzoek naar kwaliteitsaspecten Er zijn in de risicoanalyse geen aspecten aangetroffen die instellingsbreed als risico worden gezien. Er vindt daarom geen onderzoek in deze zin plaats.
14
4 AFSPRAKEN Het rendement van de opleidingen op niveau 4 van het mbo is onvoldoende, hetgeen ook door het bevoegde gezag wordt (h)erkend. Omdat geen andere signalen van substantiële risico's zijn geconstateerd, wordt volstaan met een bureau-kwaliteitsonderzoek. In een separate brief wordt op basis hiervan de kwaliteit van het onderwijs van deze opleidingen beoordeeld en het toezichtsarrangement vastgesteld. Ook bij de organieke eenheid vmbo zal naar aanleiding van dit jaarlijks bezoek in 2008 een onderzoek naar kwaliteitsverbetering worden uitgevoerd. Ter voorbereiding op dit onderzoek verzorgt de instelling de volgende documentatie en stuurt deze per 1 februari 2008 aan de inspectie: • een analyse van de opbrengsten • een overzicht van genomen maatregelen op het gebied van toetsbeleid (examens, zorg & begeleiding en schorsing & verwijdering).
15