KONINKLIJK OUDHEIDKUNDIG
GENOOTSCHAP TE AMSTERDAM
(i)uhrr hrsOrtitting ttau
attuning Wiltrin III.
VERSLAG OVER DEN JARE 1805.
7
6EDRUKT BIJ GEBROBDERS BINGER, TE AMSTERDAM-.
rec O,'rq-
VERSLAG
VAN DEN START DES GENOOTSCHAPS, DOOR DEN VOORZITTER UITGEBRA_GT IN DE ACHTSTE ALGEMEENE VERGADERING. OP MAANDAG 23 APRIL 1866. • _______,_ ...,29____Q___
MIJNE HEEREN I
O nze middeneeuwsche vaderen hadden hunne biechtboekskens, kleine schriften in populairen toon gesteld, die zij aanwendden als hulpmiddel tot bevordering hunner zelfkennis en tot verhooging hunner bewustheid aangaande de bestemming van hun leven. Wanneer het hun ernstig streven was tot eene ontwikkeling te komen, die van hun eigenaardig standpunt eene gezonde en vruchtbare mogt geacht worden, strekten zij, minstens eenmaal in het jaar, de hand uit naar een van die schriften, opdat zij er door voorgelicht werden bij hun conscientieus onderzoek naar hetgeen zij tot dusverre binnen de sfeer van hun persoonlijk en huiselijk, hun maatschappelijk en kerkelijk leven geweest waren, en naar hetgeen zij volgens de idee van dat viervoudig leven zijn en worden moesten. Toen ik mij voorbereidde tot de pligtsvervulling, mij door onze wet voor dezen avond voorgeschreven, en mijn oog liet gaan over het bundeltje verslagen, door mijne voorgangers van jaar tot jaar van de geschiedenis en handelingen onzes genootschaps gegeven, — toen ik ze aandachtig doorbladerde, hopende iets van de kunst dier voorgangers te mogen afzien — toen kwam mij de vermelde zede onzer voorgeslachten onwillekeurig voor den geest; deze verslagen schenen mij biechtboekskens van
4 eigenaardige soort, ons toegereikt ten leidraad bij de beantwoording van de vraag der zelfbeproeving, wat wij als leden van onze vereeniging ieder voor zich en alien gezamenlijk tot heden voor haar waren en deden, en wat wij er in de toekomst voor wezen en doen moesten. 1k heb den ernstigen raad, dien deze opstellen, zonder woorden welsprekend, mij toebragten, niet klein geacht en poogde mij dien te nutte te maken. Moge ook mijn verslag u en mij en alien leden van ons genootschap, in onze qualiteit als zoodanig, een hulpmiddel zijn tot verhoogde zelfkennis en tot klaarder bewustheid onzer roeping, die beiden evenzeer noodig zijn voor den intellectuelen als morelen mensch, evenzeer noodig voor corporation als voor individuen! Bij het onderzoek naar den algemeenen staat van ons gezelschap gedurende het afgeloopen jaar doet zich het eerst de vraag voor, of onze krachten door versterking van ledental vermeerderd zijn? Het verheugt mij een toestemmend antwoord te mogen geven. Van onze oprigters heeft slechts den, de heer J. D.
LODEESEN, zich
aan ons onttrokken, en zulks
wegens hoog geklommen jaren. Van onze eereleden werd ons een door den dood ontnomen, de rijksarchivaris
BAKHUIZEN VAN DEN BRINK, de
man van zoo zeer zeldzame gaven. Daarentegen wonnen wij vier eerele's Gravenhage, A. W. FRANKS te Londen, M. A. DOGNE te Luik en A. CRABE te Brussel. Ons tweetal den aan, de heeren R. J.
THORBECKE te
donateurs werd een drietal door de dankbare hulde, die wij den heer G. H.
KUIPER
bewezen. Van de gewone leden waren er twee die be-
dankten ; twee ontvielen ons door den dood; nieuwe zijn ten getale van zes en twintig tot ons toegetreden. Het totaal-cijfer, dat verleden jaar honderd zeven en veertig was, is thans honderd.twee en zeventig. Voorwaar geen geringe aanwinst, als wij haar vergelijken met die van vroegere jaren. Dat onze kas, die zoozeer noodig heeft gestijfd te worden, er door gebaat wordt, willen wij blijmoedig erkennen ; dat onder de toegetredenen warme vrienden van kunst en wetenschap zijn, mannen van erkende talenten, van wie wij voor ons genootschap schoone verwachtingen mogen koesteren, hoe zouden wij er ons niet in verheugen? Toch, mijne heeren, is er wat mij bij het uitspreken, u bij het hooren van ons generaal-cijfer
5 op eigenaardige wijze aandoet. Ons oudheidkundig genootschap is het eenige zijner soort in ons vaderland. Ons vaderland heeft vierdehalf millioen inwoners. Slechts honderd twee en zeventig, ja z66 weinigen van z66 velen staan opgeschreven op de lijst dergenen, die verklaard hebben mede te willen werken »tot bevordering van de kennis der oudheden als bronnen voor geschiedenis, kunst en nijverheid." Vanwaar dit bedroevend verschijnsel? Is liefde voor hetgeen wij zoo zeer minnen zeldzaam in den laude? Helaas, wij weten het, algemeen is zij niet. Maar toch, gij kent nog velen onder onze meer beschaafde landgenooten, die iets, ja veel gevoelen voor hetgeen in ons oog zoo gewigtig is. Waarom dan behooren deze niet tot onzen kring? Kan het zijn, dat er stoffelijke belemmering bestaat, daar het offer, van de leden van ons gezelschap jaarlijks gevraagd, het dubbel is van het door andere genootschappen gewoonlijk geeischte ? Is de wijze, waarop men tot het lidmaatschap komt, een gevolg van benoeming, welligt een hinderpaal voor velen, daar onze ijver tot het benoemen niet wakker genoeg is? Of zijn misschien het oogmerk, waarnaar wij streven, en de middelen, die wij aanwenden om het te bereiken, nog te weinig bekend, daar het ons ontbreekt aan een orgaan, waardoor wij kondschap mogten geven van ons willen en werken, ja zelfs aan een beredeneerden catalogus der voorwerpen, die onze verzameling van oudheden voor iederen belangstellende vruchtbaar zou kunnen maken? Ik meen, mijne heeren, dat deze en soortgelijke vragen onze overweging verdienen, omdat zij voor onze toekomst belangrijk zijn, en dat zij behooren beantwoord te worden, eer ons de dag eerier wetsherziening aanbreekt. Slaan wij het oog van ons gezelschap op onze handelingen, dan vertrouwen wij te mogen verklaren, dat onze gewone zoowel als buitengewone geenszins onbelangrijk waren. Onze zeventien vergaderingen zijn toegewijd geweest aan het hoofddoel, dat wij ons voorstelden. Nuttige mededeelingen van verschillenden aard werden gedaan, menig voortbrengsel van oude kunst en voorvaderlijke nijverheid werd ter tafel gebragt, en alle gezamelijk waren zij bevorderlijk aan onze kennis van oudheid en geschiedenis, niet zelden eene bron van aesthetisch genot, vaak aanleiding tot vruchtbare en aangename gedachtenwisseling. Zal ik het voorbeeld van vroegere verslaggevers niet volgen en u niet kortelijk herinne-
6 ren, wie in ons midden met hunne bijdragen zijn voorgetreden en wat zij onder onze aandacht stelden ? Ik meen dat verzuim van de bestaande gewoonte in uw oog berispelijk zou zijn. In onze vergadering van 8 Mei 1865 gaven onze medeleden BEELS en Six ons gelegenheid eenige proeven van oude kantwerken te bewonderen, terwijl laatstgenoemde ons opmerkzaam maakte op een wetenschappelijk boek over dien tak van nijverheid en kunst, » History of lace" getiteld. De heer WILLET hood ons eenige prachtwerken over tapisserie ter beschouwing aan. De heer TILANUS besloot den avond met berigten aangaande de bekende schilderijen van het chirurgijnsgild te dezer stede. In onze bijeenkomst op 12 Junij las ons medelid HOFDIJK een tweetal tafereelen, die ons episoden uit den vrijheidskrijg tegen Spanje en karaktertrekken onzer vaderen van dit tijdsgewricht schetsten. De heer Six deed vervolgens mededeelingen over eene in Engeland verschenen biografie van Wedgwood, en over een antiquarisch berigt betreffende de te Namen bewaarde kroon van den keizer des Latijnsch-byzantijnschen rijks van de dertiende eeuw. Op den avond van den 10den Julij onderhield de heer MULLER de vergadering met een verslag zijner bevindingen bij het be-
zoeken van eenige bibliotheken en inrigtingen van onderwijs in Engeland, waarbij ons toelichtende fotografien werden voorgelegd. Hetzelfde medelid bragt een in Engeland uitgegeven boek over caricaturen ter sprake, waarna de heer DE HOOP SCHEFFER een oud geemailleerd uurwerk ter beschouwing aanbood. Op 11 September werden wij door den heer FRANKEN in de gelegenheid gesteld eene verzameling fotografien van voorwerpen uit het germaansch museum te bewonderen. Op 26 September werd door den heer VAN DER KELLEN ter tafel gebragt een merkwaardig perkamenten HS. met miniaturen van fransche afkomst, thans in de kon. boekerij te 's Gravenhage berustende. In de vergadering van 9 October werden door den heer TILANUS eenige mededeelingen gedaan over de kunstwerken van LIOTARD, waarvan sommige, volgens gedane toezegging, ons te gelegener ure ter bezigtiging zullen verstrekt worden. Op 23 October legde de heer MULLER ons eene portefueille met zeldzame portretten voor, wier beschouwing hem en anderen aanleiding gaf tot verklarende opmerkingen. Op 13 November hield steller van dit verslag eene voordragt over de
7 vormen der verkiezing, ordening, intrede en huldiging der bisschoppen van Utrecht in de 14 de en 15de eeuw. Den 27 sten November maakte de heer
ons opmerkzaam op de onnaauwkeurigheid onzer schrijvers
WITKAMP
in hunne berigten aangaande de gebeurtenissen, die te Amsterdam plaats hadden bij de omwenteling van 1813. In de bijeenkomsten van 11 December en 8 ,Januarij schonk de heer
FRANKEN
ons gelegenheid nader
kennis te maken met de antiquarische afbeeldingen van voorwerpen nit de collectie
SAUVAGEOT.
nerde ons de heer heer
WITKAMP,
Op den avond van eerstgenoemd datum herin-
LODEESEN,
als bijdrage tot de mededeelingen van den
op 27 November gedaan, een bezoek van
NAPOLEON
Felix Meritis te dezer stede. Op 22 Januarij legde ons de beer HAMER
I in
KLINK-
eene verzameling van schetsen van zijne hand voor, vervaardigd
naar voorwerpen en afbeeldingen van voorwerpen, gewigtig wegens ouderdom, kunstwaarde en costuum, waarna de heer Six ons de »collection Louis
FOULD "
ter bezigtiging aanbood, afbeeldingen van voorwerpen, tot
het kabinet van lien naam behoorende. Den 12 d" Februarij onderhield ons de heer
CUYPERS
over eenige gedeelten der geschiedenis van de kathe-
draal van Parijs. Zijne mededeelingen werden door ter tafel gebragte afbeeldingen verduidelijkt. De avond van den aan de beschouwing van prentwerken van dat kunstgenot aan den heer
REICHELT,
ons daarbij te stale kwamen. De heer
26 sten
Februarij was gewijd
ALBRECHT DURER.
Wij dankten
wiens schriftelijke mededeelingen
SU- ASSO
reikte ons ter bezigtiging
toe eene rekenmachine van de 17 e eeuw, engelsch fabrikaat. Op 14 Maart bragten onze leden
ALBEEDINGK THIJM
en Six eene collectie getijden-
boeken en oude drukwerken ter tafel, hollandsche en andere te Parijs gedrukt, gedeeltelijk tot hunne verzameling, gedeeltelijk tot die van den heer
REICHELT
behoorende, die den twee eerstgenoemden heeren aanlei-
ding gaven tot verschillende opmerkingen, inzonderheid de geschiedenis der doodendansen betreffende. Op 26 Maart deelde de heer
WITKAMP
eenige, meestal Amsterdamsche legenden en volksverhalen mede, waarna de vergadering voorloopig kennis maakte met het model eener kerk in spitsbogen-stijl, door ons medelid CUYPERS te Wijk bij Maastricht gebouwd, welk model door de gunst van den bouwmeester thans een sieraad van ons museum is geworden. De avond van 9 April is gedenkwaardig we-
8 gens de eerste proef, toen door ons genomen, ter toepassing van ons besluit om de eerste vergadering van iedere maand aan een meer vrij verkeer en onderlinge zamenspreking der vergaderden te wijden. Die eerste proef schijnt niet kwalijk geslaagd te zijn. De gelegenheid om stoffen van verschillenden aard op ongezochte wijze in besprek te brengen en die te behandelen buiten den vorm der verhandeling, werd door vele leden dankbaar gebruikt en door den heer KAISER ten algemeenen nutte aangewend, toen hij, terugwijzende op de in de vergadering van 26 Maart door den heer WITKAMP besproken legenden en volksverhalen, eenige toen vergetene in herinnering bragt, waaruit weer mededeelingen van anderen voortvloeiden, die ons zamenzijn leerrijk en aangenaam maakten. Volgende proeven van dien aard kunnen den stempel drukken op ons besluit, en, ik twijfel er niet aan, zij zullen dat doen, zoo gevolg wordt gegeven aan den uitgedrukten wensch, dat dergelijke bijeenkomsten vooral toegewijd zullen worden aan het bespreken en verklaren van belangrijke voorwerpen, in ons museum voorhanden. Mogen velen onder ons gevonden worden, die zich met ijver tot dit goede werk aangorden, en in het algemeen het getal der leden vermeerderd worden, die hunne gaven ten onzen nutte aanwenden door ons de vruchten hunner studien mede te deelen. Uw bestuur, overtuigd dat in ons genootschap nog vele krachten besloten liggen, waarvan het hoogst wenschelijk is, dat zij nit den schijnbaren staat van sluimering, waarin zij verkeeren, opgewekt worden, heeft gemeend eene poging te moeten aanwenden, die daartoe strekken kon. Het liet v66r den verleden winter eene circulaire uitgaan, gerigt aan sommige in en buiten Amsterdam wonende leden, waarin deze uitgenoodigd werden op een bijgevoegde lijst hunne belofte neer te schrijven, dat zij in volgende vergaderingen als sprekers in ons midden zouden optreden. Die poging slaagde niet geheel naar wensch, maar toch genoegzaam om ons tot herhaling aan te moedigen. Van een anderen maatregel, die genomen werd in de hoop dat er eene meer frequente opkomst tot onze vergaderingen uit zou voortvloeijen, de aankondiging namelijk van onze bijeenkomsten en de occasioniele bekendmaking van de namen der sprekers in sommige nieuwsbladen — van dezen maatregel kunnen wij, daar hij eerst onlangs in werking trad, nog niet berigten, wat zijne gevolgen waren of wezen zullen.
9 Tot onze buitengewone werkzaamheden gedurende het afgeloopen jaar behoorde het uitzenden van een adres aan den magistraat van Haarlem, toen deze de sloping der poorten van zijne stad in overweging had genomen. Wij vereenigden ons met de commissie der koninkl. Akademie tot opsporing en bewaring van vaderl. oudheden in den wensch, dat die sloping volgens het beraamde plan niet geschieden zou, en beproefden met haar genoemden magistraat in onze overtuigingen to doers deelen. Aan ons verlangen is slechts voor een zeer klein gedeelte vervulling geschonken. Belangrijker feit voor de geschiedenis van ons genootschap was de verplaatsing onzer oudheden uit een volkomen ongeschikt en zelfs gevaarlijk lokaal naar de ruime zaal, waarin zij thans zijn opgenomen. De gevolgen van die gebeurtenis, die onze kas aanzienlijke offers kostte en zal kosten, en onzen ijverigen conservatoren op veel zorg en moeite te staan kwam, zijn al aanstonds in het oog vallend gunstig geweest. De inhoud van ons museum, door schenkingen — men zal ze u straks nader herinneren — ook in de laatste maanden vermeerderd, is eindelijk uit de duisternis aan het licht gebragt en waardoor bruikbaar geworden, en de gelegenheid, nu verworven, om wat wij bezitten voor het publiek toegankelijk te stellen, werd alras aan de oogmerken van ons genootschap dienstbaar gemaakt. Onze tentoonstelling, die op 17 September 1865 geopend werd, trok 1470 bezoekers, waarvan 805 tegen 25, en 675 tegen 10 et. de entrekaart verkregen. Gewigtig schijnt mij de opmerking van onze beide conservatoren, dat van die bezoekers de leden van den handwerkersstand, voor wie de zaal gedurende twee zondagen openstond, vooral niet de minste belangstelling voor de tentoongestelde voorwerpen openbaarden. Het welslagen dezer nuttige onderneming moet voor een goed deel toegeschreven worden aan de bemoeijingen van vermelde heeren, die zorg droegen, dat de noodige orde bij die gelegenheid volkomen bewaard bleef, en die inzonderheid op onze erkentelijkheid aanspraak hebben, omdat zij hun goeden smaak op voortreffelijke wijze dienstbaar wisten te stellen aan de plaatsing der voorwerpen, waardoor onze verzameling den aangenaamsten indruk maakte. Aan den ijver en de kennis van den beer
VAN DER KELLEN
hadden de
bezoekers daarenboven een beknopten catalogus te danken, die alien belangstellenden ten welonderrigten »wegwijzer" was.
10 Aangemoedigd door de goede resultaten van onze eerste tentoonstelling, heeft uw bestuur het raadzaam geoordeeld haar thans door eene tweede te doen volgen. Zij werd op 16 April 11. geopend, nadat zij op den 1 4den reeds bezocht was door H. M. onze geeerbiedigde koningin. Dat
ook deze expositie de belangstelling onzer stall- en landgenooten waardig is, durven wij hopen, en zulks te meer, naardien onze verzameling uitgebreid werd door een aantal voortreffelijke stukken, door onze medeleden en begunstigers Six, WILLET, BOASBERG, DUSSELDORP, DANIeLS, VAN WEST, SUASSO, VAN MINDEN, VAN DER KELLEN, KALF en WESSELING uit
hunne private collection tijdelijk in bruikleen afgestaan. Wanneer ook deze tentoonstelling gesloten zal zijn, kan ons museum zijne vroegere gestalte hernemen, voor zooverre onze conservatoren bij de plaatsing der voorwerpen geene nieuwe beginselen zullen volgen. Dat aan die plaatsing steeds eigenaardige bezwaren verbonden zijn, zoo lang onze collectie in het eerste stadium van wording verkeert en haar aanwas grootendeels gevolg van toevallige schenkingen is, niet van ruimen en systematisch geregelden aankoop, is duidelijk. Moge de tijd spoedig aanbreken, waarin onze finantiele krachten toereikend bevonden worden om ons museum meer en meer te verrijken en in dien zin te completeren, dat geen deel der vaderlandsche oudheden genoemd zal kunnen worden, dat niet behoorlijk vertegenwoordigd zal zijn. Terwijl ik dezen wensch uitspreek, kan ik niet nalaten u te herinneren, dat een onzer medeleden, wiens liefde voor ons genootschap slechts door zijne bescheidenheid overtroffen wordt, in den loop van het jaar een offer van f 300 aan onze kas heeft gebragt, waardoor onze zorgvuldige penningmeester in staat gesteld werd met goeden moed in de vervulling zijner moeijelijke pligten voort te varen. Moge dit schoone voorbeeld, door den ongenoemden vriend gegeven, velen tot navolging prikkelen, en eene welvoorziene kas de plaats onzer ledige innemen, opdat wij van alle gelegenheden, om den reeds verworven schat van antiquiteiten te vermeerderen, onbekrompen gebruik kunnen maken. Dat van die vermeerdering de toekomst van ons genootschap voor een deel afhankelijk is, betwijfelen wij niet. Rijkdom van met kennis en smaak verzamelde voorwerpen zal klimmende belangstelling verwekken ; verhoogde belangstelling de beoefening en kennis onzer va-
11 derlandsche archaeologie doen toenemen. Toch gelooven wij niet, dat eene voile beurs en wasdom onzer collectie alleen bij magte zullen zijn onze vereeniging tot het bereiken van haar ideaal op te voeren. Intellectuele krachtsontwikkeling is ons bovenal noodig, en daarbij de steun van stad en vaderland, waarop wij hoopten, zoo dikwerf ons het woord »Museum Willem I" in het oor klonk. Zal dat woord altijd een woord blijven? Kunnen wij met anderen welligt jets doen, opdat het eene daad worde ? Zoo wij ons met de vele corporation, voor wier oogmerken de verwezenlijking van het schoone plan even gewigtig is als voor ons, opmaakten als den man, en wij lieten eene stem van ons uitgaan door den lande, die de schatten van kunst en oudheid optelde, alleen te dezer stede aanwezig en door verstrooide en ongeschikte plaatsing veelal onvruchtbaar gemaakt — zoo wij, op deze schatten wijzende, tevens de vruchten optelden, die men hopen mag van eene algemeene en onder behoorlijke zorg en leiding gestelde verzameling — zou onze stem als verkondigster van waarheid niet gehoord worden, en zoo zij ook niet gehoord werd, zou zij minstens geen krachtig bewijs zijn, dat wij als leden van ons genootschap, als humane mannen, die kunst en wetenschap, geschiedenis en oudheid, vaderland en menschheid lief hebben met hoofd en hart, onze roeping waarlijk kennen en minnen ? Zietdaar, mijne heeren, nog eene vraag, een vraag ter zelfbeproeving uitgesproken, waarmede ik mijn verslag eindig, na nog een woord van dankzegging toegebragt te hebben aan onze beide secretarissen, die met onbeperkten ijver en goed beleid de belangen van ons genootschap bevorderd en mij mijne taak, ook die van dezen avond, aangenaam en ligt hebben gemaakt.
NA A M L IJ S T.
OPRICHTERS. Z. M. DE KONING. Z. K. H. DE PRINS VAN ORANJE. Z. K. H. PRINS HENDRIK DER NEDERLANDEN. Z. K. H. PRINS FREDERIK DER NEDERLANDEN. C. Becker, Amsterdam. L. M. Beels van Heemstede, » A. J. de Bull, (Bedankt.) » H. Binger, D. D. Biichler, » M. Calisch, » Henr. de Castro, Mz. » P. L. Dubourcq, » C. P. van Eeghen, Mr. A. J. Enschede, Haarlem. D. Franken, Dz., Amsterdam. » P. F. Greive, Mr. J. R. Corver Hooft, H. G. Jansen, (Bedankt.) » 3. W. Kaiser, » H. F. C. ten Kate, Mari ten Kate, (Bedankt.) » D. van der Kellen, Jr. Mr. H. J. Koenen, J. W. Kerkhoven, (Overl.) G. J. K011e, (Overleden.) )1
)1
)1
))
Amsterdam. Mr. J. van Lennep, » L. Lingeman, J. D. Lodeesen, (Bedankt.) C. F. Lurasco, Dr. S. I. Mulder, (Overl.) Fred. Muller, Ch. Rochussen, Hk. Salm, (Overleden.) Prof. J. G. de Hoop Scheffer, » Dr. P. Scheltema, (Bedankt.) » Haarlem. H. J. Scholten, J. H. Schuymer, Hzn., Amsterdam. » J. G. Schwartze, Jhr. J. P. Six, E. B. Swathe, (Overleden.) ^ Mr. P. J. Teding v. Berkhout, ^ J. A. Alberdingk Thijm, » D. J. Veegens, (Overleden.) » W. J. de Voogt, J. de Vos, Jzn., A. Willet, Mr. F. de Wildt, I)
^)
))
1)
1)
BESTUTTR. Van 1 Mei 1866 tot 30 April 1867.
Jhr. J. P. Six, President. Prof. W. Moll, Vice-President. W. J. de Voogt, Secretarissen . D. Franken, Dz.
J. W. Kaiser, Penningmeester. A. Willet, Conservators. D. v. d. Kellen, Jr.
EERELEDEN. Mr. S. Baron van Heemstra, OudMinister van Binnenl. Zalcen. Mr. R. J. Thorbecke, Oud-Minister van Binnenl. Zaken. Jhr. Mr. T. H. G. van Tets van Goudriaan, Oud-Minister van Finantien. Mr. P. P. van Bosse, Minister van Finantien. Jhr. Mr. W. Boreel van Hogelande, Oud-Commissaris des Konings in de Provincie Noord-Holland. Mr. J. Messchert van Vollenhoven, Oud-Burgemeester van Amsterdam. J. F. G. Meijer, Directeur v. h. Kon. Penning/cabinet, 's Gravenhage.
Dr. C. Leemans, Directeur v. 's Rijks Museum van Oudheden, Leiden. Dr. L. J. F. Jansen, Conservator van 's Rijks Museum van Oudheden, Leiden. Jhr. Rammelman Elsevier, ArchiLeiden. varis van Leiden, Leiden. H. C. Rogge, Dr. P. J. Vermeulen, Archivaris Utrecht. van Utrecht, Directeuren van Teylers Stichting, Haarlem. Brussel. A. Crabee, Luilc. M. 0. Dognee, London. A. W. Franks,
PONATEURS. Jul. J. Boasberg, G. H. Kuiper,
Amsterdam. ^,
W. J. Hofdijk,
Amsterdam.
GEWONE LEDEN.
A. Allel* Amsterdam. S. Backer, )) Jhr. Mr. W. E. J. Berg van Dussen Muilkerk, D. C. Berg, Jhr. P. Berg, Mr. J. J. Teding van Berkhout,
Q. Blaauw, Amsterdam. )) J. W. Pieneman Boelen, J. W. Brouwers, » A. Caramelli, n Joh. de Clercq, W. P. van Wickevoort ^) Crommelin, )) P. J. H. Cuypers,
14 F. Disch, Amsterdam. P. van Eeghen, » G. van Es, Josua van Eik, Jhr. W. J. van Eys, Mr. J. G. A. Faber, E. Fuld, C. M. van Gogh, J. Gosschalk, J. Guimond, H. N. Hart, ^ L. A. H. Hartogh, Dr. Hacke van Mijnden, A. G. Heineken, Wz., G. A. Heineken, Joh. Hilman, Mr. S. J. Hingst, 0 P. J. Ihnken, )) M. H. Insinger, J. J. Jitta, )) Josephus Jitta, H. A. Klinkhamer, J. J. Kluppel, Mr. H. J. van Lennep, Mr. W. W. van Lennep, )) )) Henrick S. van Lennep, Jhr. A. P. Lopes Suasso, S. J. Graaf van Limburg Stirum, H. Luden, )) Isaac Meulman, 1) F. H. Maschhaupt, J. H. Maschhaupt, Jr. P. A. Manus, D. C. Meijer, Jr., Prof. F. J. Domela Nieuwenhuis, 0 G. Obreen, C. Outshoorn, P. E. H. Praetorius, Th. Reichelt, )) P. Reurop, C. F. Roos, )) S. J. Roosdorp, Jhr. H. J. Rutgers van Rozenburg, 0 » W. E. Rijnbende, )) S. W. M. Rijnbende, 1)
11
))
11
)1
))
1)
J. J. A. Santhagens, Amsterdam. Dr. S. Sarphati, » Prof. C. G. Voorhelm Schneevoogt, » L. M. Schouwenburg, J. de Jong Schouwenburg, Dr. J. W. R. Tilanus, J. A. Volcker van Soelen, H Dr. D. J. Willet, » J. C. Wins, » Prof. W. Moll, 0 A. van Ysendijk Cz., » P. H. Witkamp, C. W. Bruinvis, Alkmaar. J. Kneppelhout, Arnhem. J.J.A. Baron van Pallandt » van Wester voort, n Alex. Ver-Huell, Beverwijk. J. A. Koopmans, Baron van Hardenbroek van Biljoen, Biljoen by Arnhem. Delft. C. Hoekwater, J. H van Geuns, Dieren. J. H. L. van der Schaaff, Doesburg. Mr. J. Corver Hooft, 's Graveland. » Jhr. P. H. Six, Mr. P. A. S. van Limburg 's Gravenhage. Brouwer, » Mr. J. E. Banck, Jhr. Mr. D. T. Gevers van 0 Endegeest,
.
Mr. G .Groen van Prinsterer, )) )) Ph. J. Koelman, )) M. Nijhoff, » J. B. Rietstap, Jhr. H. Steengracht d'Ois^) terland, Jhr. W. 0. von Weckerlin, )) Mr. H. 0. Feith, Groningen. Jhr. H. G. Barnaart van Haarlem. Sandvoort, » Mr. C. Fock, )) A. C. Kruseman, Jhr. L. J. Quarles van Ufford, )) J. van der Vlugt, )) J. W. Weijerman. Jhr. Mr. J. J. de Geer van Jutphaas. Rhijnhuizen,
15 Engelenberg, Brielle. Jhr.W.C.M. de Jonge van Ellemeet, Middelburg. D. Vis Blokhuyzen, Rotterdam. L. J. Stokbroo van HoogHoorn. woud en Aartswoud, H. A. van de Wall Bake, Utrecht . » W. M. J. van Dielen, Jhr. Mr. B. J. L. de Geer ), van Jutphaas, )) G. van Heukelum, )) Mr. J. Hinlopen, Jhr. Mr. E. Huydecoper van Nigtevecht,
Mr. H. Rooijaards van Utrecht. Scherpenzeel, Mr. W. J. Rooijaards van de Ham, Dr. C. C. de Ridder Dz., Mr. P. Verloren van The)1 maet, H Y. D. C. Suermondt, Vlaardingen. W. P. Drossaert, Vogelenzang. Th. Borret, Voorschoten. J. M. van Kempen, Weesp. J. Heydanus,
LUST DER VOORWERPEN, GEDURENDE HET GENOOTSCHAPPELIJK JAAR
1 8 6 5— 6 6
AAN
HET MUSEUM CESCHONKEN, DOOR
DE NAVOLGENDE HEEREN:
0 n b e k e n d e .
Een beschilderde wieg (17e eeuw). Twee rijk gemonteerde Friesche Prijs-
P. J. H.
CUYPERS . .
Model van de door dien beer gebouwde
te Brussel .
kerk te Wijk bij Maastricht. Een aarden kruikje met het wapen der
J. A. HEINEKEN .
zweepen van 1741 en 1755.
A.
CRABIE,
stad Amsterdam benevens een tegel, waarop het Leprozenhuis aldaar. G. H.
KUIPER .
J. BOASBERG . D. VAN DIJK .
Schoorsteenmantel en deur met kozijn uit 1660. Een zeldzame driedubbele zandlooper. Drie drinkglazen, waarop verschillend graveerwerk uit de vorige eeuw.
Jhr. BERG VAN DUSSEN MUILKERK. Tafel uit de vorige eeuw, waarvan het blad als boerenbedrieger geschilderd. LAMBERT .
Gevelsteen uit het huis de v e r gul d e wag en , op de Reguliers breestraat.
Prof.
Drie geemailleerde knoopen (eind vorige
P.
DOMELA NIEUWENHUIS .
KNOL .
eeuw). Koperen tabaksdoos benevens eene chatelaine.
terwijl het Museum verder vermeerderd werd door geschenken van de
17 H.H. GERARD D. VAN Es, E. KONING, LOPES SUASSO, OLTMANS, BEELS, Dr. TILANUS en een ongenoemde. Onder het aan de Boekerij geschonkene door de 1111. Jhr. Six, FR. MULLER, G. A. VAN HEUKELUM, DOGNEE, Prof. BROUWERS, LODEESEN, REUROP, J. MEULMAN, STEENBERGEN, D. BUDDING, D. FRANKEN DZ., KOENEN en VAN DER KELLEN, noemen wij :
De verschenen afleveringen van » de gedenkteekenen in de St. Pieterskerk", door KNEPPELHOUT VAN STARKENBURG; - 9 Jaargangen van de Protestantsche Kalender en de Kronijk van het Historisch Genootschap to Utrecht, (alien van den heer D. FRANKEN Dz.). Les vrais principes de l'architecture ogivale ou Chretienne de King par Lebrocquy. (H. J. KOENEN). G. A. VAN HEUKELUM, » van Sante Christoffels beelden" (v. d. auteur). l e Gedeelte van de beschrijving der bibliotheek van Tractaten en Pamfletten van Is. MEULMAN (v. d. eigenaar). DOGN E E, Verschillende archaeologische brochures (v. d. schrijver).
l e Gedeelte van het Register op het archief der stad Haarlem (Gemeentebestuur van Haarlem). Zoowel Museum als Boekerij blijven voortdurende bij leden en niet-leden ten zeerste aanbevolen. Aileen door medewerking van velen kan deze stichting aan Naar doel beantwoorden.
ƒ1465 —
Druk- en advertentie-kosten
en verlichting
ƒ2033
75
75
aflossing
84|-
ƒ2033
75
»
rekening te
»
151
113
)> 300
21J
611-
—
43
92\
72
» 263
» 171
» 967
van Renteloos
Saldo op nieuwe brengen
Batig
Diverse kleine uitgaven
voorschot
Gedeeltelijke
stelling
Onkosten van verhuizing en Tentoon-
toonstelling in November 1865 . . . . » 268
65
Lokaalhuur, schoonhouden, verwarming
ƒ
UITGAVEN. Nadeelig Saldo van vorige rekening. . .
» 300 —
Ontvangen voor Entrees tot de Ten-
plaatsing van het Museum
de kosten veroorzaakt door de ver-
Geschenk van N. N. tot bestrijding van
Contributie van de Leden
ONTVANGSTEN.
van den Penningmeester over 1865—1866.
UITTREKSEL UIT DE REKENING EN VERANTWOORDING