KONINKLIJK OUDHEIDKUNDIG GENOOTSCHAP TE AMSTERDAM.
JAARVEASLAG IN DE
EEN-EN-VIJFTIGSTE ALGEMEENS VERGADERING OP MAANDAG 7 JUNI 1909, UITGEBRACHT DOOR DEN VOORZITTER
E. W. MOES.
DIRK VAN RIJSWIJCK. Een Amsterdamsch Goudsmid en Mozaïekwerker DOOR
J. F. M. STERCK.
Met 16 afbeeldingen.
JAAPV HPS1IAA& IN DE
Ee: e:'vijÏtigste A1gemeene Vergadering, OP MAANDAG 7 JUN[ UITGEBRACHT DOOR DEN VOORZITTER
E. W. MOF S. ,c-G^^^,
1909.
^^ ^^^, ^^
^
^ ^ ^ u,
^^^M ^. /^ • _^ . _ \ í^^^^
/
^ ^
d ^
^. ,
e^^^
.^
^ ^^ ^
^
,
^
^ (
,..: .
^
^
^.
,^ ^^^^^
,
^^ y
^
^^^^ ^ ^
!^
\
^ ^^
^^ _ ^ ` `•ï^ a^ -
i^ n7^
^
f
r J
-
^ ^^•^^ ^ ^^^^ ^^ v-^ ^ ^ ^^ ^ ^•^ ^ ^^ ^^ ^ ^ ^^ ^ ^ ^ ^^ ^^^ ^ ^
^
^- ^^^
J
^^^cc^
,^,•
°1?
oest ik het vorig jaar mijn verslag aanvangen met in Uwe herinnering een droevige gebeurtenis terug te roepen, heden heb ik eenzelfde treurige plicht te vervullen. Immers 2I Augustus 1908 is onze Penningmeester D. C. MEIJER Jr., die negen-en-twintig jaren achtereen de zoo belangrijke post van beheerder van onze geldelijke middelen met een onverflauwde toewijding bekleed heeft, aan een slepende ziekte overleden. Maar niet alleen een ijverigen en zaakkundigen penningmeester hebben wij in hem verloren. Zijn ui tgebreide kennis van het verleden van Amsterdam heeft hem een plaats doen innemen onder de meest verdienstelijke historieschrijvers van onze schoone stad. In standaardwerken zoowel als in kleine geschriften heeft hij onafgebroken de resultaten van zijn veelomvattende studiën neergelegd, en op onze vergaderingen heeft hij tallooze malen ons van zijn met zorg bijeengebrachte verzamelingen mede doen genieten. Steeds stond hij vóóraan op de bres, wanneer het gold een bedreigde kunstschat te Amsterdam te beschermen. En dat zijn oog ook verder reikte blijkt wel uit het aandeel dat hij genomen heeft in de totstandbrenging van de beschrijving der Noord-Hollandsche Oudheden. Tot de door het overlijden van den Heer MEIJER opengevallen plaats in ons Bestuur werd 5 September Prof. Dr. H. BRUGMANS gekozen, terwijl de Heer J. F. M. STERCK zich bereid verklaarde als Penningmeester op te treden. Ons Bestuur was dus weder voltallig, toen wij den I gden September in een Buitengewone Vergadering het feit herdachten, dat een halve eeuw geleden ons Genootschap opgericht was. Zóó talrijk was de opkomst onzer leden en eereleden op die Buitengewone Vergadering, dat ons genootschapslokaal schier te nauw scheen om de van heinde en ver toegestroomden te herbergen. Dat ontheft mij echter thans wel van de verplichting, I*
4 een uitvoerig verslag van deze Vergadering uit te brengen, en ik meen er mede te kunnen volstaan, U in herinnering te brengen, dat ik als Voorzitter het voorrecht gehad heb, een overzicht te geven van de ontwikkeling van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap gedurende de eerste vijftig jaren van zijn bestaan. In aansluiting daarmede werd tevens door mij gevolg gegeven aan het besluit, genomen in onze Buitengewone Vergadering van 5 September, en mocht ik als herinnering aan ons gouden feest tot eereleden verklaren den Heer R. W. P. DE VRIES, die twee-en-dertig jaar lang als Secretaris ons Genootschap onschatbare diensten bewezen heeft, J. A. ROYER, den Administrateur van Kunsten en Wetenschappen aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken te 's Gravenhage, Prof. Dr. A. E. HOLWERDA, den Directeur van het Rijksmusuem van Oudheden te Leiden, Mr. S. MULLER Fz., den Rijksarchivaris te Utrecht, Monseigneur G. W. VAN HEUKELUM te Jutfaas en Monseigneur J. J. GROOT te Ouderkerk, de beheerders van het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht en van het Bisschoppelijk Museum te Haarlem, den Heer C. W. BRUINVIS, den Archivaris van Alkmaar, den Heer G. M. KAM te Nijmegen en Prof. GEORG GALLAND te Berlijn. Na afloop van deze vergadering hebben onze Ondervoorzitter en Mevr. Six van Hillegom de leden en eereleden met hunne dames in hunne prachtige huizinge aan de Heerengracht ontvangen en onthaald. Het glanspunt der gedachtenisviering werd daarna bereikt, toen aan den feestmaaltijd, dien wij, krachtdadig bijgestaan door de Heeren F. L. EDEMA VAN DER TUUK, P. SMIDT VAN GELDER Jr., J. TH. BOELEN en G. VAN ARKEL, in het Bible- HO' tel aangericht hadden, onze beschermheer Z. K. H. DE PRINS DER NEDERLANDEN, door zijne tegenwoordigheid blijk gaf van de sympathie, die ons Koninklijk Huis aan ons Genootschap toedraagt. In een toespraak uitte Z. K. H. daarbij de beste wenschen voor den voortdurenden bloei van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. Als tastbaar aandenken aan onze feestviering hebben wij den leden en eereleden een album aangeboden met twaalf reproducties in kleuren naar teekeningen van Jacobus Buys, voorstellende de twaalf maanden, hiertoe welwillend te onzer beschikking gesteld door den eigenaar den Heer P. Smidt van Gelder. In mijn vorig verslag mocht ik nog de hoop uitspreken, dat de bemoeiingen van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond, van ons Genootschap en van allen, wien het behoud van onze monumenten van kunst ter harte gaat, met zulk een goeden uitslag bekroond zouden worden, dat de Nieuwe-Zijds-Kapel voor Amsterdam behouden bleef, maar reeds spoedig daarna bleek het, dat die pogingen niet geslaagd zijn, en thans wijst een groote leegte slechts de plek aan waar een der merkwaardigste uit de middeleeuwen overgebleven gedenkteekenen van de kunstzin onzer voorvaderen gestaan heeft.
5 Wij hopen beter geslaagd te zijn, toen wij ons in den loop van dit jaar genoopt zagen, mede te werken tot het behoud van de Trouwkamer in het Stadhuis te Zwolle en van de Mariakerk te Nijmegen. Wat de laatste betreft, zoo bereikte mij zooeven liet voorstel van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen aan den Raad, waarbij zij een subsidie aanvragen tot restauratie van de kerk, welke dan ingericht zou worden tot Stedelijk Museum. Ik acht het hier niet de geschikte plaats, dit voorstel nader te overwegen, om te vragen of ioowel het ongeschonden behoud van de Mariakerk als de doelmatige opstelling van de belangrijke verzameling stedelijke oudheden er door gebaat zouden zijn, doch wil alleen met een woord van waardeering constateeren, dat de Nijmeegsche overheid tracht een zóó bijzonder bouwwerk als de Mariakerk voor het nageslacht te bewaren. Ook in de veelbesproken aangelegenheid van de gedeeltelijke demping van de Hofvijver te 's-Gravenhage hebben wij ons gemengd. Daar wij evenwel te weinig op de hoogte konden zijn van de vele plaatselijke belangen die hierbij gemoeid waren, hebben wij volstaan met het zenden van een adres van adhaesie aan de stappen, die in de residentie gedaan werden door genootschappen, wier werkkring ons een waarborg was, dat zij het beste middel aan de hand zouden doen, om een der fraaiste punten voor de hofstad te behouden. Ten slotte hebben wij ons nog niet lang geleden gewend tot het gemeentebestuur van Amsterdam met het verzoek te willen overwegen, of bij de aanstaande verbouwing van het Hoofdcommissariaat van Politie, de merkwaardige gevel van dit gebouw, eertijds het Spinhuis, behouden zou kunnen blijven. Onze vergaderingen hadden geregeld plaats en werden in den regel druk bezocht. Vaak werden, vóórdat de bepaaldelijk uitgenoodigde spreker zijn onderwerp inleidde, door verschillende leden kleine mededeelingen gedaan. 12 October gaf de Heer A. W. WEISSMAN een overzicht van het leven en de werken van den Amsterdamschen Bouwmeester Philip Vingboons. 25 October liet de Heer FRITS LUGT een aantal der merkwaardigste bladen zien uit de kort daarna door de firma Fred. Muller & Co. geveilde verzameling ornamentprenten bijeengebracht door den Heer J. A. Frederiks. 9 November hield Prof. Jhr. Dr. J. Six een voordracht over de overlevering omtrent Rembrandts prenten. 23 November leidde Dr. J. H. HOLWERDA uit Leiden ons rond door de onder zijn toezicht verrichte opgravingen aan den zoogenaamden Hunnenschans bij het Uddeler meer, waarbij het sciopticon goede diensten bewees. 14 December deelde de Heer J. F. M. STERCK ons het een en ander mede omtrent den goudsmid en paarlemoerwerker Dirk van Rijswijck en diens kunst en liet daarbij verschillende proeven van diens bedrevenheid zien.
6 I I Januari hield de Heer F. A. HOEFER uit Hattem een door lichtbeelden ver-
duidelijkte voordracht over oude begrafenisgebruiken in ons vaderland. 25 Januari hield de Heer F. ZWOLLO een voordracht over edelsmeedkunst en lichtte zijn rede toe met een aantal werkstukken uit zijn eigen atelier. 8 Februari deed de Firma R. W. P. de VRIES een aantal van de fraaiste portretten circuleeren, die als bestanddeel van de collectie A. Nijland, kort daarna verkocht zouden worden. 22 Februari gaven de Heeren J. en G. J. HONING te Zaandijk een kunstbeschouwing uit de verzameling Zaansche topographie van de Oudheidkamer te Zaandijk. 8 Maart liet de Heer E. W. MOES een aantal Nederlandsche costuumprenten zien. 22 Maart gaf de Heer C. J. GONNET te Haarlem een kunstbeschouwing uit den provincialen atlas van Noord-Holland. 26 April leidde de Heer G. M. KAM uit Nijmegen ons in gedachte rond door het door hem bijeengebrachte Museum van Romeinsche Oudheden gevonden in en om Nijmegen. Terwijl vele daartoe door hem medegebrachte voorwerpen rondgegeven en toegelicht werden, vergunden een aantal lichtbeelden ons een blik in het Museum. Rekesten in zake het behoud van monumenten van kunst en kunstbeschouwingen, zij leverden dus als voor vijftig jaar de hoofdbestanddeelen van ons jaarverslag. Gemist worden thans slechts de vele mededeelingen, die vroeger gedaan werden over de aanwinsten van ons Museum. Dat die thans ontbreken is zeer natuurlijk, immers onze voornaamste bezittingen hebben wij in bruikleen afgestaan aan het Rijksmuseum, waar, beter dan wij dat zouden hebben kunnen doen, voor het bijeenbrengen van een verzameling van oudheden en kunstvoorwerpen gezorgd wordt. Het een en ander bleef nog bewaard in ons genootschapslokaal, waar het evenwel niet de verdiende belangstelling kan vinden. Daarom hebben wij de mogelijkheid beraamd, of niet ook hiervan nog verschillende voorwerpen in bruikleen aan daarvoor in aanmerking komende verzamelingen zouden kunnen worden afgestaan. Om slechts één voorbeeld te noemen, zoo zullen een aantal oude uurwerken zonder twijfel in het onlangs hier ter stede geopende Museum voor Tijdmeetkunde meer gewaardeerd worden, dan in een vitrine in ons genootschapslokaal, waar ze nauwelijks worden opgemerkt. Om de rijke schat, die opgesloten ligt in de vele reeksen genootschapswerken in onze boekerij voor studie te ontsluiten, zullen deze gedeeltelijk overgebracht worden naar de Universiteits-Bibliotheek. Het karakter van een gesloten kring, waar slechts onze leden van onze eigendommen kunnen genieten, wordt door deze en dergelijke maatregelen zeker gewijzigd, maar dit acht ik een groote stap in de goede richting.
Kort Overzicht der Bijdragen op de Vergaderingen. --y....+IP^A
n de vergadering van 12 October 1908 gaf de Heer A. W. WEISSMAN een bijdrage over den bouwmeester Philip Vingboons. Zijn werk vindt men terug in het plaatwerk : „De afbeeldsels der voornaamste gebouwen uyt alle, die Philip Vingboons geordineert heeft", waarvan uitgaven bestaan uit 1648 (bij Philip en Joan Vingboons en Joan Blaeu), uit 1665 (bij Clement de Jonge), uit 1688 (bij Justus Danckerts) en 1715 (bij Pieter van der Aa). Hierin komt o.a. voor een ontwerp voor een stadhuis te Amsterdam. Spreker gaf een overzicht van het leven der gebroeders Philip en Justus Vingboons. De laatste was de ontwerper van liet Trippenhuis, terwijl de eerste vele huizen in Amsterdam en daarbuiten ontwierp. Het Trippenhuis is afgebeeld en beschreven in het plaatwerk : „Het Huys van Louys en Hendrik Trip", waarvan uitgaven bestaan uit 1668 en 1699. Aan de hand der afbeeldingen, in de bovengenoemde werken voorkomende, ging de spreker de verschillende huizen na, die, door Vingboons ontworpen, nog thans, zij het ook verbouwd, te Amsterdam bestaan. Naar de meening van den Heer WEISSMAN is het een der verdiensten van Vingboons, dat hij de motieven van den Palladiaanschen stijl wist aan te passen aan de hooge en smalle gevels der Amsterdamsche huizen. Bij zijn tijdgenooten stond Vingboons dan ook terecht hoog in eere en de mindere waardeering, die in onzen tijd voor zijn werk wordt getoond, is, naar spreker meent, niet gerechtvaardigd. In de vergadering van 26 October gaf de Heer FRITS LUGT een toelichting bij de door hem ter bezichtiging medegebrachte ornamentprenten uit de verzameling Frederiks. Het belang van dergelijke verzamelingen is eerst erkend, toen men, na de smakelooze en karakterlooze ornamenten uit de eerste helft der 19e eeuw, de herleving der kunstnijverheid vooral van de bestudeering van oude modellen verwachtte. Daar de kosten en het gebrek aan plaatsruimte beletselen waren om overal verzamelingen van goede modellen aan te leggen, wendde men zich tot de afbeeldingen van oude ornamenten, die in zeer vele gevallen even goede diensten kunnen bewijzen. Echter zijn de ornamentprenten meestal zeldzaam, daar zij ook ten tijde hunner vervaardiging reeds als voorbeeld werden gebruikt en dientengevolge verloren zijn gegaan of beschadigd werden. De verzameling Frederiks was hier te lande verreweg het rijkst aan dergelijke prenten. Prof. Jhr. Dr. J. Six sprak in de vergadering van 9 November over de over-
8 levering ten aanzien van Rembrandts prenten. Over ditzelfde onderwerp verscheen sedert een uitvoerig opstel van zijn hand in Oud-Holland, jaargang 1909, zoodat hier met de vermelding van het feit kan worden volstaan. Den 23en November gaf Dr. J. H. HOLWERDA JR. uit Leiden een bijdrage over de in 1908 onder zijne leiding uitgevoerde opgravingen aan het Uddeler meer. Door de verscheidenheid der aldaar gevonden voorwerpen had spreker gelegenheid een blik te doen slaan op zeer verschillende perioden van onze beschavingsgeschiedenis. Tevens vond hij gelegenheid eenig begrip te geven van de „wetenschap der spade". Deze is iets meer en iets beters dan het systeemloos opgraven en medenemen van eenige oude potjes. Zij bestaat, in het kort gezegd, hierin, dat men uit den grond afleest, wat daar eenmaal is geweest, hetgeen vooral mogelijk is geworden door de zeer ontwikkelde techniek, die in de laatste twintig jaren bij deze onderzoekingen in Duitschland is aangewend. Op deze wijze werkende kwam Dr. HOLWERDA tot de conclusie, dat de aarden wal aan het Uddeler meer, die een cirkelvormig stuk grond van omstreeks ioo M. middellijn omgeeft, de ruine is van een versterking uit den Saksischen tijd. Deze bestond uit een hooge palissade, waaromheen nog een buitenpalissade was opgericht, van de eerste door een greppel gescheiden. Het geheel was door een gracht omgeven. Deze stond in verbinding met het meer, welks waterspiegel toen 2 M. hooger stond dan thans en was dientengevolge manshoog met water gevuld. Door lichtbeelden werden de mededeelingen van den spreker toegelicht. Over dit zelfde onderwerp verscheen sedert van sprekers hand een artikel in Elseviers maandschrift. In de vergadering van i,¢ December 1908 gaf de Heer J. F. M. STERCK een bijdrage over den goudsmid en paarlemoerwerker Dirck van Rijswijck, die als bijlage bij dit verslag staat afgedrukt. De Heer F. A. HOEFER uit Hattem sprak 11 5anuari 1909 over oude begrafenisgebruiken in ons vaderland, waarbij hij uitvoerig de gebruiken in verschillende deelen van ons land en onder verschillende standen naging. Hij herinnerde in dit verband aan de Doodendansen, waarvan in het buitenland vele, bij ons te lande slechts één afbeelding te Zalt-Bommel - voorkomt. In de eerste plaats besprak hij voorts het sluiten der luiken. In sommige streken wordt, zoo aan het sterfhuis als bij de buren, slechts één der luiken voor elk venster gesloten. Bij de buren is dit dan steeds het luik aan den kant van het sterfhuis. In Limburg worden voor het huis rouwborden gezet, met emblemen van den dood, en het opschrift : „Heden ik, morgen gij". Aan de doodskleederen wordt dikwijls veel zorg besteed en ook ten aanzien van den vorm der doodkisten bestonden verschillende gebruiken. Veel kwamen vroeger voor
9 schuin toeloopende deksels, waarop de z.g. roef of raaf, waarover bij het begraven het lijkkleed werd gehangen. Ook de kleur van de kisten en van het lijkkleed verschilde plaatselijk. Het laatste was soms wit, soms ook wit met een zwarten rand. Eveneens was de lijkbaar van beteekenis. Te Workum worden nog in verschillende kleuren geschilderde lijkbaren bewaard. Ook de eigenlijke begrafenis was in verschillende deelen des lands verschillend geregeld. De eenvoudigste wijze was het lijk te dragen of op een boerenkar naar het kerkhof te vervoeren. In het laatste geval zaten de vrouwen meestal op de kar naast de kist. In de steden werden veelal sleden gebruikt, sedert het eind der 17e eeuw ook koetsen. Niet zelden werd des avonds bij fakkellicht begraven. Ten slotte gaf spreker een beschrijving der begrafenismalen. In enkele plaatsen van ons vaderland b.v. Doornspijk, Markelo en Giethoorn zijn somigedrbchvnuwotegizan. De voordracht werd door lichtbeelden, prenten en teekeningen toegelicht. In dezelfde vergadering besprak de Heer WEISSMAN het borstbeeld van Gustaaf Adolf, dat in het Huis met de Hoofden is gevonden. Het is het eenig bekende beeldhouwwerk van Hendrik de Keyser, wiens naam met het jaartal 1634 op het beeld voorkomt. Naar aanleiding hiervan geeft hij eenige levensbijzonderheden van den vervaardiger. Den 25en .7anuari gaf de Heer ZwoLLO een bijdrage over edelsmeedkunst, verduidelijkt door vele specimina, ten deele van zijn eigen werk, ten deele uit de verzamelingen van het genootschap afkomstig. Hij gaf een overzicht van de techniek van drijven en ciseleeren en wees er in het bijzonder op, hoe onjuist het streven van vele kunstenaars is, om alle sporen van de bewerking te doen verdwijnen. Integendeel kunnen juist deze sporen van bewerking er toe bijdragen om de voorwerpen een meer levend karakter te geven. Den Ben Februari bracht de firma R. W. P. DE VRIES een deel der portretverzameling Nijland ter tafel. Vele portretten, die uitmuntten door zeldzaamheid of kunstwaarde, werden rondgegeven. Bijzonder trokken de aandacht de verzamelingen van R.-K. geestelijken, predikanten, staatslieden en schilders. Prenten en teekeningen, op de Zaan betrekking hebbenden afkomstig uit de verzameling Jacob Honig Jr., werden in de vergadering van 22 Februari door de Heeren J. en G. J. HONING ter bezichtiging gegeven. De Heer J. Honing begon met een overzicht te geven van het leven van den Heer Jacob Honig Jr., die, in 1818 te Zaandijk geboren, in zijn zestigjarig leven deze verzameling bijeenbracht en wiens erfgenamen haar in 1892 aan de Zaanlandsche Vereeniging ten geschenke gaven. Het is de meest 2
volledige verzameling van Zaanlandsche oudheden, welke thans bestaat. Daarna werden eerst I 8e-eeuwsche kaarten van de Zaanstreek vertoond en vervolgens verschillende gezichten uit de Zaanstreek en prenten, die op de Zaansche historie betrekking hebben. Den Ben Maart sprak de Heer E. W. MOES over Nederlandsche kleederdrachten. Een werk over dit onderwerp bestaat eigenlijk niet, al bestaan er verschillende boeken met afbeeldingen en verklarende tekst. Veel kan men putten uit officieele stukken en
testamenten. De hoofdbron zijn echter schilderijen, teekeningen en andere kunstwerken, waarop afbeeldingen van personen in de, ten tijde van de vervaardiging gebruikelijke, kleederdrachten voorkomen en vooral de serieén afbeeldingen en modeprenten, die in verscheiden verzamelingen, o. a. in het Rijks-prentenkabinet, te vinden zijn. De Rijksarchivaris in Noord-Holland, de Heer C J. ' GONNET, gaf in de vergadering van 2 2 Maart een kunstbeschouwing, waaraan hij den titel gaf: „Zwerftocht door Noord-Holland in teekening en prent". Aanvangende met het Y voor Amsterdam gaf hij achtereenvolgens gezichten uit Waterland, Zaandam, Alkmaar, de Hondsbossche zeewering, Monnikendam, Purmerend, Hoorn, Enkhuizen, Medemblik en de eilanden ter bezichtiging, om te eindigen met Gooi- en Amstelland. In de vergadering van 25 April eindelijk sprak het eerelid van het K. O. G. KAM, over Romeinsche oudheden. Hij beschreef uitvoerig de verschil- deHrG.M lende soorten aardewerk, die hier te lande, vooral in en om Nijmegen, gevonden waren en vond gelegenheid daarbij belangwekkende mededeelingen te doen over het ontstaan van zijn verzameling. De voordracht werd toegelicht door verschillende specimina en door lichtbeelden. Op de algemeene vergadering van 7 5uni 1909 sprak Prof. M. TZIGARA SAMURCAS, Directeur van het Kunstmuseum te Boekarest, over Rumeensche volkskunst. In eene Duitsche improvisatie, door lichtbeelden opgehelderd, gaf de spreker een overzicht van de ontwikkeling van de kunst in Rumenié en besprak daarbij meer in het bijzonder de huisvlijtproducten der boerenbevolking, waaronder vooral houtsnijwerk en borduursels genoemd moeten worden. Voorts gaf hij een overzicht van de verschillende bouwkundige monumenten, die in Rumenië worden aangetroffen, welk deel der voordracht eveneens door zeer fraaie lichtbeelden werd geillustreerd.
---'4-4r -`'---'-
Verslag over de Bibliotheek. -,42,1,44-too
et verslag over de Bibliotheek kan zeer kort zijn. Behalve de gewone vervolgen van binnen- en buitenlandsche genootschapswerken ontvingen wij van verschillende leden overdrukken van belangrijke onderwerpen, in tijdschriften behandeld. Wij noemen van de Heeren Dr. Joh. C. Breen, C. W. Bruinvis, F. A. Hoefer, Dr. J. H. Holwerda, R. W. P. de Vries en W. J. van Wagtendonk. Van B. en W. van Amsterdam ontvingen wij : „Het archief der Gasthuizen van Amsterdam, bewerkt door Mr. W. R. Veder" ; van B. en W. van Schiedam : „Dr. K. Heeringa, Het oud Archief der gemeente Schiedam"; van B. en W. van Rotterdam : „Mr. R. Bylsma, Het Archief der gemeente Delfshaven"; van de Vereeniging Architectura et Amicitia, ,,Adr. Moen, De Reguliersgracht." Aangekocht werd het belangrijke boek van J. E. Elias, „De Vroedschap van Amsterdam". 2 dln en ,,J. J. Reesse, De Amsterdamsche Suikerhandel." Voorts werd door het Bestuur, in overleg met de Bibliotheek-commissie besloten, de groote seriën tijdschriften en genootschapswerken in bruikleen af te staan aan de Universiteits-bibliotheek te Amsterdam ; hierdoor wordt meer ruimte verkregen tot plaatsing van andere boeken, tot onze bibliotheek behoorende. Namens de Commissie: R. W. P. DE VRIES. 7 Juni 1909.
JAARVERSLAG VAN CONSERVATOREN.
/
# ee2erb . /
et is ons aangenaam U te kunnen mededeelen, dat de eigendommen van het Genootschap, aan onze zorgen toevertrouwd, zich in goeden toestand bevinden. Enkele voorwerpen, voorheen in 's Rijks-Museum ondergebracht en twee jaar geleden naar het Stedelijk Museum, als meer bepaaldelijk de gemeente Amsterdam betreffende, verhuisd, werden in behoorlijke vitrines geplaatst. De gevelsteenen, waarvan wij in ons vorig verslag melding maakten, zijn gereinigd en in de benedengangen van het Stedelijk Museum opgesteld. Op verzoek van den Penningmeester hebben wij, elk voor zoover de voorwerpen onder zijn beheer betreft, naar beste weten taxaties opgemaakt, welke voor eene hernieuwde brandverzekering dienst hebben gedaan. De Conservatoren,
A. PIT. C. BAARD.
2*
Aanwinsten van de Bibliotheek. Mei
1908 tot
Mei
1909.
Door geschenk. Verslagen omtrent 's Rijks verzamelingen van geschiedenis en kunst, XXX, over 1907. 's Gravenh. 1908. Van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken. Verslag van de Koninklijke Bibliotheek 1907. 's Gravenh. 1908. Van de Koninklijke Bibliotheek. Zesde Jaarverslag der Rijks-Commissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en beschrijving van de Nederlandsche Monumenten van geschiedenis en kunst. 1 Jan.-31 Dec. 1908. Van de Commissie. Oudheidkundige Mededeelingen van het Rijks-Museum van Oudheden te Leiden, III. 's Gravenh. 1909. Van het Rijks-Museum van Oudhea'en te Leiden. Verslag van het Museum van Oudheden in Drenthe over 1 908. Assen 1909. Van de Commissie. Boe Jaarverslag van het Friesch Genootschap van geschied -, oudheid- en taalkunde 1908/9. Leeuwarden 1909. Van het .Friesch Genootschap. Chronicon Conventus Buscodensis Ordinis Praedicatorum et historia Worcumiensis, auctore P. Jacobo Brouwer, bewerkt door G. A. Meyer. 's Bosch 1909. A. F. VAN BEURDEN. Het Missale van de kerk te Wijk bij Heusden. Eenige charters betreffende Almkerk en eene bijdrage tot het geslacht Spiering door Jhr. Mr. F. Beelaarts van Blokland. 's Bosch 1909. Van het Prov. Gen. van K. en W. in Noord-Brabant. Handelingen en Levensberichten van de Maatsch. der Nederl. Letterkunde te Leiden 1907/8. 2 dln. Van de Maatsch. der Ned. Letterk. Limburg's Jaarboek, XIV. 3. 4. Sittard 1909.
Van het Genootschap.
en Mededeelingen van het Historisch Genootschap te Utrecht. deel XXX. Amst. 1909. Van het Historisch Genootschap. Verslagen en aanteekeningen van het Prov. Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, 1908. Van het Genootschap. Mr. W. R. VEDER. Het Archief van de Gasthuizen te Amsterdam. Amst. 1908. Bijdragen
Van B. en W. van Amsterdam.
Mr. R.
BIJLSMA.
Het archief der Gemeente Delfshaven. Rott. 1909. Van B. en W. van Rotterdam.
14
Dr. K.
HEFRING A.
Het oud-archief der Gemeente Schiedam. Schiedam 1909. Van B. en W. van Schiedam. Van de Vereeniging Amstelodamum.
Jaarboek der Vereeniging Amstelodamum, VII. Amst. 1909. Verslag van het Archief-Museum en Bibliotheek der Gemeente Alkmaar over 1908. Alkmaar 1909. Van B. en W. van Alkmaar.
Verslag van het Museum van Oudheden te Groningen over 1908. Groningen 1909. Verslag van het Leeskabinet te Rotterdam, 1909. ADR. MOEN. De Reguliersgracht. Amsterdam 1909, met platen.
Van de Commissie. Van de Commissie.
Van de Vereeniging Architectura et Amicitia.
Van den Vereen. Zeitschrift des Aachener Geschichtsvereins, Band 3o. Aachen 1909. Van den Verein. Basel 1908/9. i . 2. Basler Zeitschrift f. Geschichts- and Alterthumskunde, VIII, Bonner Jahrbucher. Jahrbuch des Vereins fur Alterthumsfreunden im Rheinlande. Heft 117. 118. Van den Verein. Bonn 1908/9. Van de Historische Gesellschaft, aldaar. Bremisches Jahrbuch, Band 22. Bremen 1909. Cambridge Antiquarian Society : Proceedings, vol. 5o. 51. 80 Series - 4e Publications. No. 8. ii. C. W. D. Caroe, Kings Hostel, Trinity College, Cambridge 1909. - List of members 1908. H. P. Stokes, Outside the Trumpington gates before Peterhouse was founded. (8 0 Publications Van de Cambridge Antiq. Society. vol. 44.) Cambr. 19o8. Bulletijn der Maatsch. van Geschied- en Oudheidk. te Gent. XVI. 8-12. XVII. 1-3. 1908. Van de Maatschappij. Handelingen VIII. 3. Mitteilungen des Vereins fur Hamburgische Geschichte, 28 Jahrg. 1908. -- Zeitschrift XIII. 2. 1908. Van den Verein. Van de Redactie.
Neue Heidelberger Jahrbucher XVI. Heidelberg 1909. Geschied- en Oudheidkundige Kring te Kortrijk. Handelingen II. -- Bulletijn V. 3-4. VI: I. 1908/9. Van de V ereeniging. Zeitschrift des Vereins fur Lubeckische Geschichte and Alterthumskunde X. I. Mit Atlas. XI,
i
.
2.
Van den Verein.
Lubeck 1908/9. Bulletin du Cercle Archéologique de Malines. Tom. 18. Malines 1908. L. GODENNE, Malines jadis et aujourahui, avec introduction historique par A. KEMPENEER. Tom. II. Malines 1908. Van den Cercle Archéologique de Ma/ines.
Jahrbucher and Jahresbericht des Vereins fur Mecklenburgische Geschichte. Jahrg. 73. Schwerin 1908. Van den Verein.
Nordiska Museet Fataburen. Kultur-historisk Tidskrift. 1968. 1--4. Stockholm 1909. Van het iVoorsch Museum.
Compte rendu de la Commission Impériale Archéologique St. Petersbourg 1903. St. Petersbourg 1907. Bulletin de la Commission Impériale Arch é ologiq ueSt. Petersbourg. Liv. 22-24. St. Petersbourg 1907. Van de Commission Impériale d'Archéologie.
j5 E. DRAGENDORF and L. KRAUSE, Das Rostocker Weinbuch von 1382-91. Rostock 1908. Beitrage zur Geschichte der Stadt Rostock, V. r. 2. Rostock 1909. KOHFELDT, Plattdeutsche Mecklenburgische Hochzeitsgedichte aus den 17. and 18. Jahrh. G. Van den Verein fur Rostock's Alterthi {ener. Rostock 1908. Tornvánnen Meddelanden frdm K. Vitterhets Historie och Antikwitets Akademie 1907. Antikvarisk Tidskrift for Sverige XVII. 2. Stockholm 1908. Van de Kon. Akademie van Wetenschapen te Stockholm. Zeitschrift des Vereins fur Thuringische Geschichte and Alterthumskunde. N. F. XIX. 1. Jena 1909. Van den Vereen. Zeitschrift fur Vaterl. Geschichte and Alterthumskunde in Westfalen. Band 66. r. Munster 1908
Van den Verein.
Mr. Dr. S. VAN BRAKEL, Vroedschapsresolutien, sententien en notarieele acten betreffende de Noordsche Ccmpagnie. (Overgedrukt uit de Bijdr. en Meded. van het Historisch Genootschap, XXX. Amst. 1909. Van den Schrikver. Dr. JoH. C. BREEN, Topografische geschiedenis van den Darn te Amsterdam. , De juiste datum der opening van Amsterdam's eerste beursgebouw. , Geschiedenis der huizen Heerengracht 1 o met Brouwersgracht 39 en Heerengracht 68, 64 en 66. , Kroniek van Amsterdam van 1 Jan. 1907-31 Oct. 1908. (Alle overdrukken uit Jaarboek Amstelodamum, VII.) Van den Schrij ver. C. W. BRUINVIS, De gevangenissen, inzonderheid het Tuchthuis, te Alkmaar. (Niet in den handel.) 1908. Van den Schrij ver. A. H. Baron VAN HARDENBROEK VAN AMMERSTOL, Kalkzandsteen. 's Gravenh. 1908. Van den Schrijver. F. A. HOEFER, Een Nederlandsch-middeleeuwsche vesting. (Overdruk uit Elsevier's maandschrift 1909.) Van den Schrij ver. Dr. J. H. HOLWERDA, Holland 1906. (Overdruk uit „Bericht uber die Fortschritte der RomischGerman. Forschung im Jahre 1906/7".) Van den Schrijver. E. W. MOES, Frans Hals. Sa vie et son oeuvre. Traduit par J. de Bosschere. Brux. 1909. 4. Van den Schrijver. J. P. MOQUETTE, De Munten van Nederl.–Indie. Batavia 1908. Van den Schrij ver. R. W. P. DE VRIES, Levensbericht van P. van Eeghen. (Overdruk uit de Levensberichten v. d. Maatsch. d. Nederl. Letterkunde 1908.) Van den Schrijver. W. J. VAN WAGTENDONK, Een modern gebouw op een historische plek. Amst. 1908. Van den Schrij ver.
16
Door aankoop. T. E. ELIAS, De Vroedschap van Amsterdam 1573 —1795. 2 dln . Amst. 1903. J. J. REESSE, De Suikerhandel van Amsterdam van het begin der 17e eeuw tot 1813. Haul. 1908 . Nieuwe Drentsche Volksalmanak. Assen 1909. Oud Holland, 1908. De Navorscher, 1908. Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap van Munt- en Penningkunde, 1908. Nederlandsch Archievenblad, 1908.
Verslag van de Commissie voor den Atlas van Amsterdam. ...,y edurende het afgeloopen jaar kwam de Commissie weder geregeld te zamen en werden de prenten, uit de in de laatste vier jaren verschenen tijdschriften uitgeknipt en, na opgezet te zijn, van de nummers der portefeuilles voorzien, waarin we ze eerlang hopen in te ruimen. Met toestemming van het bestuur stelden wij iemand aan, om tijdens onze bijeenkomsten, de uitgeknipte prenten op te zetten. Bestond onze Commissie gedurende de laatste 2 jaren feitelijk uit slechts 2 leden, daar de Heer 't Hooft weinig tijd had, om zich aan de belangen van den atlas te wijden, reden waarom ZEd. in den loop van dit jaar zijn ontslag nam, eenigen tijd daarna waren wij zoo gelukkig in ons lid, den Heer C. H. G. de Vries iemand te vinden, die ons bij onze werkzaamheden behulpzaam wilde zijn en die wij hopen zoo aanstonds, na zijn benoeming, als derde lid onzer Commissie te mogen begroeten. Nog verheugd het ons, dat de atlas herhaaldelijk geraadpleegd werd, zoowel door leden als vreemdelingen en zoodoende gaat beantwoorden aan het doel, waarmede ze indertijd werd aangelegd. Gaan wij nu over tot het vermelden der geschenken en aankoopen, waarmede de atlas verreikt werd. Ten geschenke werd ontvangen van de Heeren : G. VAN ARKEL. Winterdienstregeling der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij, angebodrktsiencodurA.OMiJanu1876 H. G. DU CROCQ. Vier potloodteekeningen. Museum Fodor, l,Vlontelbaanstoren, Evang. Luthersche Kerk aan het Spui, Redemptoristenkerk aan de Keizersgracht. S. A. DE FLINES. Kalender voor 1909 met afbeelding der Nieuwe Kerk aan den Dam. Dr. N. J. VAN HUFFEL te Utrecht. Zeven photo's bij Johannes Leeuwenkuijl te Amsterdam, voorstellende : Arti et Amicitix, Brack's Doelenhótel, Hotel Rondeel, Hotel de la Monnaie, Statue de Rembrandt, Poste aux Lettres, Eglise Moise et Aaron, Société Zoologique, elk groot 17 1/2 bij I2 1/2 centimeter. HERM. M. J. MISSET. De Stadsbank van Leening te Amsterdam, beknopt overzicht van de inrichting der bank. 3
i8 Een achtste Kooplot in de tweede Klasse der Keizerlijke Hollandsche 11 3de loterij. Gearresteerd den 14en January 1813, No. 8704. Eindelijk Raak. SEYFFARDT. Rapport betreffende de stichting van een nieuw Societeitsgebouw voor de club Doctrina et Amicitiw. R. W. P. DE VRIES. Portret van Ds. J. H. WIERSMA. L. A. WEINRICH. Verlotingsplan der 285e en 286e Staatsloterij. 1874. Aangekocht werden : Kaart van den IJzeren Spoorweg tusschen Amsterdam en Haarlem, voltooid in I 8 39. Teekening van hoek Kloveniersburgwal en Amstel, het zoogenaamde 's Grave-
landsche Veer. Monument opgerigt ter eere der Dappere Verdedigers van de jaren 1830 en 1831. Onthuldigd den 27 Augustus 1856. Houtsnede. St. Catharinakerk, Geloof, Hoop en Liefde, Singel bij de Heiligeweg. Aquatinte. Het zeventiende -eeuwsche Marktplein op de tentoonstelling van 1887. Ets. Uitgave van F. Buffa én Zonen. De Dam met het Stadhuis in aanbouw 1656. Naar de Schilderij van Joh. Lingelbach, berustende op het Stadhuis te Amsterdam. Photo- chromo -lithographie. Panoramatisch gezicht op Amsterdam, na de voltooijing van de Nieuwe Beurs. Steendruk van H. J. Backer naar W. Hekking Jr. Amsterdam, H. Frijlink, 18 45 De Riviervischmarkt, te zien naar de Papenbrug. Teekening in kleuren door Pieter van den Berge, omstreeks 1700. (Verzameling Amst. Archief.) Photo-chromolithographie. De Stadsbanken van Leening. Serie van 18 teekeningen van Herm. M. J. Misset. Profiel van Amsterdam, gezicht in 4 bladen door Joh. Saenredam. Reproductie W. Versluys. De winkel van A. Sinkel op de Nieuwendijk. Schetsteekening in kleuren. De Montalbaanstoren. Teekening in kleuren van Herm. M. J. Misset. Het Bickersplein met de Stoom- en andere - werktuigen-fabriek van H. Jonker & Zoon, met het beeld op de poort. 2 teekeningen door Herm. M. J. Misset. Serie van 52 photographieën van de N. Z. Kapel op het Rokin. A. MOEN. De Reguliersgracht. Overgedrukt uit het weekblad Architectura 1 9. 09. Serie van 12 photogr. van de N. Z. Kapel op het Rokin. Photogr. van De Veer. De Commissie :
Mei 1909.
J. L. WILLEM SEYFFARDT. L. A. WEINRICH.
Verslag over de Numismatische Verzamelingen.
ad ik in mijn vorig verslag het genoegen talrijke aanwinsten te mogen noemen, gedurende het afgeloopen jaar is de belangstelling voor de numismatische verzameling al zeer gering geweest. Alleen van den Heer R. W. P. DE VRIES ontving ik een drietal legpenningen en zeventien stuks gedenken draagpenningen. Aangekocht zijn door mij vijf achttiende-eeuwsche penningen, uitsluitend op Amsterdam betrekking hebbende. De muntverzameling heeft een gevoelig verlies geleden. De in bruikleen gegeven provinciale Nederlandsche en eenige Europeesche munten van wijlen den Heer P. W. NOORWEGEN zijn door de erven teruggevraagd. Hierdoor zijn enkele onzer provinciale munten niet meer vertegenwoordigd, wat zeer zeker te betreuren valt. Moge een volgend verslag van eenige aanvulling melding maken. De Conservator, Juni 1909.
H. G. DU CROCQ.
AANWINSTEN. A. Legpenningen. 59 6 . Legpenning van Walcheren. Ondergang der Spaansche vloot bij kaap Finistère. Koper. 3o mM. Dugn. 3416. 1597. Rekenpenning. Gewenschte vrede. Koper. 28 mM. Dugn. 3423. 1666. Rekenpenning. KAREL II, Koning van Spanje, na den dood van Filips. Koper. 3o mM. Dugn. 4230. Geschenk van den Heer R. W. P. DE VRIES.
1
3*
20
B. Gedenkpenningen. 574. Op het verwijderen van het standbeeld van ALVA uit Antwerpen. Lood. 39 mM. van Loon. I. 178. 1600. Overwinning bij Nieuwpoort door Prins MAURITS. Koper. 54 mM. van Loon. I. 548.1. 1609. Hulp door FREDERIK III, Keurvorst van Brandenburg aan Nederland verleend. Koper. 41 mM. van Loon. III. 481. 1690. Vernieling van de Engelsche en Nederlandsche vloten op de Engelsche kust door de Franschen. Koper. 49 mM. van Loon III. 4 8 3.4. 169o. Ierland. JAMES II. Half crown van Mei. Brons. 28 mM. van Loon III. 489.1. 1702. Op het verbreken van den Rijswijkschen vrede. Keerz. met FRIEG. Lood. 34 mM. van Loon IV. 298. 1702. Mislukte aanslag der Franschen op Nijmegen. Koper. 43. mM. van Loon IV. 2 99. 1702. Inneming van Kaiserwerth, Venlo, Roermond, Stevensweerd en Luik. Koper. 36 mM. van Loon. IV. 303. 1842. Februari - omwenteling te Parijs en eenige draagpenninkjes, op 1848 betrekking 1
hebbende.
Koper. 18 47. Onthulling van het standbeeld van A. VESALIUS te Brussel. Brons. 3o mM. 1848. Nationale Vergadering te Frankfort a. M.
Tin. 47 mM. 1865. De slag van Waterloo na 5o jaren herdacht. Brons. 37 mM. Zwierzina. 38. 1865. Draagteeken als voorgaande. Tin. 40 mM. Zwierzina. 59. 1877. Vergadering van de Société Royale de Numismatique de Belgique te Maastricht. Brons. 30 mM. Zwierzina. 412. 1877. Opening Studenten Societeit „Phoenix" te Delft {na den brand). Koper verguld. 32 mM. Zwierzina. .4.30.
2I 1878. Huwelijk van Z. K. H. Prins HENDRIK der Nederlanden met H. K. H. MARIA van Pruisen. (Draagpenning.) Koper verguld. 24 mM. Zwierzina. 450. 1894. Expeditie tegen de Baliërs op Lombok. Brons. 28 mM. Zwierzina. 1090. Geschenk van den Heer R. W. P. DE VRIES. Door aankoop : 1718. Begrafenispenning van CORNELIA CLEMENTIA BARCHMAN WUYTIERS, weduwe van Zalr. den Heer CORNELIS BLEREN. geworden Moeder (= Regentes) van 't Maagdenhuis, Ao. 1692, den 27 Febr., Gest. 7 Oct. 1718. Zilver. 40 mM. Verg. Dirks Rep. III. 191. 1738. Begrafenispenning van JOHANNA ELISABETH BLEREN, vrouwe van de WERVE, huysvrouw van de Heer GODEFRIDUS CROMHOUT, Heere van de WERVE, geworden Moeder van 't Maagdenhuys te Amsterdam 1719 29 Nov. Zilver. 40 mM. Dirks, Rep. III. 640. 1748. Vijftigjarig jubelfeest van JOSEPHUS DE LONGAR als Pastoor in de R.C. Kerk het Boompje te Amsterdam. Zilververguld 40 mM. Dirks, Rep. III. 1090. 1757. Vijftigjarig huwelijk van G. HOOFT, Burgemeester van Amsterdam en H. HINLOOPEN door J. G. Holtzhey. Zilver. 49 mM. Dirks, Rep. III. 1313. 1766. Dood van PETRUS CURTENIUS, Professor in de Godgeleerdheid en Predikant te Amsterdam door C. F. Konse. Zilver 38 mM. Very. v. Loon. 397.
Jaar1jkshe Algemeens Staat van de Inkomsten en Uitgaven VAN HET KONINKLIJK OUDHEIDKUNDIG GENOOTSCHAP 1908-1909. UITGAVEN.
ONTVANGSTEN. f
Saldo in Kas I Mei 1908
248 40
Gewone Ontvangsten. Aan Contributién .f 2855,„ Rente van tijdelijk belegde gelden: Coupons Pandbrieven . . f 14o,193,124 Prolongatie-rente . . . „ 53,124 „ Zaalhuur » Restitutie Duinwater
J7 .„
270,16,-
»
3334
I24
Buitengewone On tvangsten. 77
Bijdrage uit het Museumfonds ten behoeve der Atlassen van het Genootschap I 594,3 1 uitgeloot aandeel, No. 27D, der ren1/4 telooze leening, geschonken door 25,.„ Mevr. Boas-Berg . . ..
exemplaren . . . i . ••„ Rekg. E (Twaalf Maanden) verkochte exemplaren 7 ,
45,3 0
„ „
77
61
9 31
Rekg.D(Stdnschi)verko
24,02
30,60 103,50
10 335
68,86
460,95, 23 129,292 1 37, 35
f 2 45 2 204
Feest-Jaarverslag . . . . . . • .f 747,3 0 Feestviering 50 Jaarfeest f 970,70 af restitutie v. leden . . ,, 49 0,- „ 4 1 7,70
„ 1165
Uitgaven voor de Verzamelingen. f
-. -
»
33,53 225,872
» „
185,82
»
2 5 2 ,75
7,
697 972
Uitloting van 1 Aandeel in de rentel. Geldleening
I)
I 00
Schulddelging. n
I28
6o
•
Fonds D. Franken Dz.
I 100,-
Voorwerpen, Penning- en Muntverzameling . Bibliotheek . . . . Atlas van Amsterdam Zeden en Gewoonten IT
0.65 82,65
Per Huur van het Gebouw . Belasting » Duinwater 77 Assurantie » Verlichting 7, Verwarming Concierge . TT Onderhoud meubilair en schoonhouden » Onkosten en bijdragen . . . Drukwerk, enz., Convocaties . „
Buitengewone Uitgaven.
Werken door het Genootschap uitgegeven. Rekg. B (N.-Hollandsche Oudheden) : verkochte exemplaren . . . . . f
Gewone Uitgaven.
Prolongatie Rekening. -
Verkochte Pandbrief (uitgeloot) . . Gekweekte rente
f 998.75
„
365.-
7,
1363 75
Voor belegd . 77 77
Prolongatierekening. Opgenomen v. belegging »
»
7,
77
2000, „ 1000, 7, 500,-
» 35 00
Fonds D. Franken Dz.
f 3000. „ 2000. -
. f
„
5000
Terugkoop van I Pandbrief . . . f rente „
IO20,-
Bijbetaalde
7,22
1027 22
Werken door het Genootschap uitgegeven. Rekg. E (de Twaalf Maanden)
»
11 37
f Ioo79
Saldo in Kas 3o April 1909 . f 106 94 18f
»
I22
524
654 66
f 106 94 182
BALANS 30 April 1909. DEBET. Aan
CREDIT.
KASSA .
614 66
f
.
Prolongatie-Rekening voor belegd
„ 1 5 00
voor 14 Pandbrieven Nat. Hypotheekbank, op heden te staan komende.. . . . • . • Gelden belegd in door het Genootschap uitgegeven werken Rek A (Cohier v. 1632 ) . . f 12,85 110,25 „ B (Noord-Hol. Oudheden) 77 C (Penn. Munt-Catal ). . „ 1 40,9 1 D (Stedenschennis). . . 3 0, 1 9 E (de Twaalf Maanden) . „ 10 54,47 2
„
„ 1 397 8
41
,,
„
�
1
900
^
34 8 672
„
271 o6
Fonds D. Franken Dz. bedrag I Mei 1908 . . gekweekte rente dit jaar .
n
„
f
„
EFFECTEN n
Per Rentelooze Geidleening, per resto Oud Fonds voor afbeeldingen betreffende Zeden en Gewoonten . . . . . . . f 12050,37 •
•„
„ 12408 15
357,7 8
Batig Saldo of Reserverekening bedroeg I Mei 1908 f 4224,28 af : Nadeelig Saldo der jaarrekening 1908/9 Gewone Ontvangsten . f 3334,121 Bijdragen voor aankoopen enz „ 619,31 Gewone Uitg. f 2 45 2,202
f 3953,432
Buiteng. Uitg. „ I 165.— Uitg. v/d Verzameling • . „ 6 97,972 .f 43 1 5, 18
Te kort. .
.
„
3 61 ,742
I 3862,53 i
„ 3862 532
f 1 744 1 742
Nagezien en accoord bevonden 15 juni 1909.
f 17441 74*
AMSTERDAM, 26
Mei 1909.
(w. g.) C. G. 'T HOOFT.
De Penningmeester, J. F. M. STERCK.
(w. g.) J. TH. BOELEN.
Rekening van Ontvangsten en Uitgaven van het Museum-Fonds van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap over 1908. DEBET.
1908.
I 1908.
Jan. I
Aan Saldo voorgaande rekening . . . . .f „ een losbare 3 1/2 °/° Nat. Hyp lank verwisseld in een nieuwe 4 0/0 à 98 1/ 2 °/° Juli I 4 Cps. 372 0 /0 Nat. Hyp. Bank à f 17,50 f 70, — 0 4 h 4 /u „ „ „ „ „ 20, — n 80, — f150 — Af incasso . . . . . . . „ 0,37 Dec. 31 4 Cps. 3 1 / i 0/0 Nat, Hyp. Bank à f 1 7, 5 0 „ 7 0, — 4 77 4 0/0 „ „ „ „ „ 20, — „ 80, —
Feb. i o
295
„ 20
„
Af incasso
f 1 5 0, 0 737 „
1
1 49
1
,f
5
CREDIT. Gekocht Provisie
2
Witte Kruisloten à 73 3/4 °/0 f 14,75 ,, 0,20
1 4 95
f
Mei i Per betaling aan den Heer D. C. Meyer Jr. Dec. 31 „ Saldo nieuwe rekening .
2 95 2
o5
99 26
63
49 63
609 26
AMSTERDAM, 31 December 1908.
(w. g.) J. SIX .
^
f
609 26
NAAMLIJST. .°-
Beschermvrouw Hare Majesteit de Koningin. Beschermheer Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden. OPRICHTERS. Z. M. KONING WILLEM III. Z. K. H. DE PRINS VAN ORANJE. Z. K. H. PRINS HENDRIK DER NEDERLANDEN. Z. K. H. PRINS FREDERIK DER NEDERLANDEN. (Overl.)Frankfort.
C. Becker L. M. Beels van Heemstede
»
Amsterdam.
H. Binger
» .
. ( Overl.) Abcoude.
j L. Lingeman . J. D. Lodeesen . .
»
C. F. Lurasco . .
»
»
Dr. S. I. Mulder . .
»
»
»
»
Frederik Muller .
»
A.J.de Bull . . .
»
»
N. Pieneman . . •
»
» »
M. Calisch
»
»
Ch. Rochussen . . .
»
D. D. Biichler .
Amsterdam. »
Rotterdam.
D. Henr. de Castro Mz. »
»
Hk. Salm
P. L. Dubourcq . . .
»
»
Prof. Dr. J. G. de Hoop
C. P. van Eeghen . Mr. A. J. Enschedé . D. Franken Dz. . • •
»
»
Haarlem.
Scheffer Dr. P. Scheltema.
Vésinet. Amsterdam.
H. J. Scholten . H. J. Schuymer Hzn.
» Arnhem.
J. G. Schwartze . .
» »
Jhr. Dr. J. P. Six .
»
»
E. B. Swalue . . . . Mr. P. J. Teding
»
>.
»
»
» » »
P. F. Greive Mr. J. R. Corver Hooft
» »
W. J. Hofdijk . . . .
H. G. Jansen . . . (Bedankt) Amsterdam. J. W. Kaiser . . . . (Overl) Leiden. 's Gravenhage. » H. F. C. ten Kate. Mari ten Kate . . .
»
D. van der Kellen Jr. »
»
Amsterdam.
van Berkhout
» » » »
Amsterdam. » » Haarlem. Amsterdam.' »
Prof. Dr. J. A. Alberdingk Thij m
(Overli
»
Dr. D. J. Veegens»
»
»
»
»
>>
J. W. Kerkhoven. . Mr. H. J. Koenen .
» »
» »
G. D. Kolle J. H. Lehman . .
»
»
W. J. de Voogt J. de Vos Jzn.
(Bedankt)
»
A. Willet
»
»
»
Mr. F. de Wildt
»
»
Mr. J. van Lennep (Overl.)
I)e ledenlijsten zijn opgemaakt z October 19o9.
2
5
EERELEDEN. Mr. C. Fock, Oud- Commissaris derKoningin in de Provincie Zuid-Holland. 's Gravenpage. Mr. G. van Tienhoven, Commissaris der Koningin in de Provincie Noord-Holland. Haarlem. Mr. S. A.Vening Meinesz, Oud-Burgemeester
Amsterdam.
A. W. Weissman .
3)
A. Crabée
Brussel.
Eug. M. 0. Dognée . . .
Luik.
C. W. Bruinvis .
Alkmaar.
Prof. Dr. G. Galland . . . Charlottenburg. vanAmsterd.fo
Mr. W. F. van Leeuwen, Burgemeester van
G. van Arkel
Mgr. J. J. Graaf . . Ouderkerk a/d Amstel. Mgr. G. W. van Heukelum 5'utj5haas. Prof. Dr. A. E. J. Holwerda,
Leiden.
Jhr. Mr. Victor de Stuers. . 's Gravenpage. Dr. P. J. H. Cuypers . . . . Roermond.
G. M. Kam Mr. S. Muller Fz.
Nijmegen. Utrecht.
Directeuren van Teijler's
J. A. Royer
's Gravenhage.
R. W. P. de Vries
Amsterdam.
Amsterdam.
Stichting
Haarlem
.
BESTUUR. VAN MEI 1908 TOT MEI 1909.
President. E. W. Moes, Prof. Jhr. Dr. J. Six, Vice-President. Mr. Dr. S. van Brakel, Secretarissen. Prof. Dr. H. Brugmans,
J. F. M. Sterck, Penningmeester. A. Pit, Conservatoren C. W. H. Baard,
EERELID VAN HET BESTUUR. J. Taanman.
Commissie voor het Museumfonds. E. W. Moes.
Prof. Jhr. Dr. J. Six.
4
26
Commissie van Toezicht tot instandhouding van gebouwen en voorwerpen, die belangrijk zijn voor de kennis van het leven van het voorgeslacht. G. van Arkel. C. J. Gonnet.
f A. W. Weissman.
Commissie voor de Bibliotheek. R. W. P. de Vries. Mr. N. Beets Jr.
J. L. Willem Seyffardt.
Commissie voor den Atlas van Amsterdam. J. L.
Willem Seyffardt. L. A. Weinrich.
1 C. H. G. de Vries.
Commissie voor den Atlas van Afbeeldingen betreffende Zeden en Gewoonten. J. W. Enschedé. Vincent van Gogh.
1 Dr. A. G. C. de Vries.
Commissie voor de uitgave en ondersteuning van periodieke en andere werken. R. W. P. de Vries.
j Jhr. B. W. F. van Riemsdijk.
Conservator van de Numismatische verzamelingen. H. G. du Crocq.
27
GEWONE LEDEN.
C. J. K. van Aalst . . . . Amsterdam. Prof. A. Allebé
G. H. Breitner
Amsterdam.
Evert Breman .
»
Dr. J. J. Brouwer
» » » »
C. W. H. Baard Jhr. Mr. J. F. Backer . . •
Prof. Dr. H. Brugmans . .
Mr. W. Bakker G.Gz. . . .
Dr. C. P. Burger Jr
Ch. Beels Mr. Ni c. Beets Jr. .
Hermann C. Christmann • • W. A. Churchill
J. M. M. van Belle
J. T. Cremer
J. W. H. Berden
W. P. van Wickevoort
Mr. N. P. van den Berg.
»
Crommelin
»
D. C. Berg
H. G. du Crocq
»
F. J. Bergendahl
Eduard Cuypers
»
Mr. Z v. d. Bergh
J. Th. J. Cuypers
»
Jhr. H. Teding van
W. E. van Dam van Isselt Jhr. Mr. W. G. Dedel . . Th. F. A. Delprat Arn. C. Dentz . .• •..
»
Th. C. Dentz Mr. Th. G. Dentz van Schaick
»
Berkhout Jr J. Bierens de Haan Mr. J. Bierens de Haan . Mr. W. B. Blijdenstein .
.
J. J. Blussé M. H. Boas
» »
»
J. Theod. Boelen
A. Dubourcq Mr. Chr. P. van Eeghen .
»
Prof. Dr. R. C. Boer . . • •
C. P. van Eeghen Jr.. .
»
Prof. Dr. L. Bolk
S. P. van Eeghen
»
A. Bolte Adr. Bom H. G. Bom G. Dz. Jhr. J. A. L. v. d. Bosch . D. van Bosse J. M. van Bosse Mr. Dr. S. van Brakel . •
J. E. Elias J. W. Enschedé F. Enthoven
»
Dr. Joh. C. Breen . . .
P. Smidt van Gelder Jr.
.
.
>>
»
E. van Essen . Prof. Mr. D. P. D. Fabius S. A. de Flines • J. F. Gebhard Jr
••
»
•• » » 4
^
2ó
Mr. W. F. L. Gericke . .
Amsterdam.
E. S. Labouchère
Amsterdam. »
Vincent van Gogh
»
G. W. A. van Laer
B. L. Gompertz
»
E. de Langen
»
D. S. Granaat
J. A. Langerhuizen
»
J. Gratama
Prof. Dr. 0. Lanz
»
J. H. Groenewegen
E. A. Lehmann
»
K. Groesbeek J. G. de Groot Jamin Jr..
Rud. Lehmann J. H. W. Leliman Mr. Henrick S. van Lennep K. van Lennep
»
Dr. J. H. Gunning Wz. A. J. J. Ph. Haas
» » »
G. J. A. Roeters van Lennep
»
G. Leonhard t
» »
Max Henkel
F. Lieftinck JHz F. Lugt
L. C. van Heukelom . . .
Joh. H. Lugt Pz
»
J. M. Hillesum
H. A. Matthes
»
H. C. Hintzen
A. May. . .
»
F. A. Hoeker J. W. Holman
Paul May
»
R. May
»
C. G. 't Hooft. J. D. Hooglandt G. van der Horst Hz. . .
C. B. Posthumus Meyjes . . Dr. W. Posthumus Meyjes . Dr. M. A. Mendes de Leon
» » »
Dr. H. F. R. Hubrecht. .
Anton W. M. Mensing . . .
»
M. J. Hulscher C. Huysken Mr. H. Louis Israels . • . •
Bernard F M. Mensing. . . J. ter Meulen Jr.
» »
Ch. Miseroy E. W. Moes Mr. W. K. H. Mouthaan. • Abr. Muller Hugo Muller J. J. F. F. Muller R. P. J. Tutein Nolthenius
» » » » » » »
A. Th. Hartkamp E. Heldring Dr. J. L. Heldring
F. 's Jacob G. J. Jansen Dr. C. W. Janssen G. H. Jiskoot Prof. Mr. D. Josephus Jitta Dr. N. M. Josephus Jitta . •
»
Mr. D. B. le Jolle Prof. A. J. der Kinderen . •
M. van Notten.
»
Dr. B. W. Th. Nuyens . .
»
Mgr. B. H. Klonne . . . . .
P. Nijhoff
»
Prof. Dr. D. J. Korteweg.
Mej. Dr. J. A. Nijland .
»
29
Mr. L. C. J. van Ogtrop . . Amsterdam. » M. Onnes van Nyenrode .
Mr. G. Vissering
Amsterdam. »
A. Pit Mr. J. P. Portielje
»
E. Vita Israel T. Vorstius Mr. J. R. Voute..
..
»
Mr. H. P. G. Quack . . .
»
M. P. Voute Dr. A. G. C. de Vries • •
» »
D. Rahusen
•••
»
C. H. G. de Vries
»
Mr. E. N. Rahusen Edwin vom Rath • • . .
»
Mr. S. de Vries Czn..
» »
R. vom Rath
»
R. W. J. C. van de Wall Bake
Mr. R. van Rees
» »
C. Rehbock C. D. Reich Jr Jhr. B. W. F. van Riemsdijk
»
F. G. Waller Mr. W. S. J. v. Waterschoot van der Gracht
»
A. Rehbock
»
L. A. Weinrich L. A. Weissenbruch Lz. .
» »
Mej. Ida C. J. Peelen. • • •
J. Vriesendorp . . .
A. Roelvink Mr. W. Baron Roëll . . • • C. Salm Hz .
»
»
G. Wendelaar
»
»
Joh. G. Wertheim .
»
»
Mr. W. J. M. Westerwoudt
» » »
Mr. L. M. de Jong Schouvvenburg J. L. Willem Seyffardt . R. Sequeira Jr.
»
Dr. F. C. Wieder F. J. W. Wilde
»
Prof. Dr. Jan te Winkel .
»
»
L. Serrurier
»
C. A. A. Dudok de Wit . F. L. Wurfbain . . • •
» »
Mr. J. A. Sillem
»
»
Jhr. C. C. Th. Six Prof. Jhr. Dr. J. Six
»
C. N. Wybrands Jhr. W. F. van der Wyck
»
J. J. S. R. Zimmerman . .
Jan F. M. Sterck Mr. Th. Stuart
»
W. K. F. Zwierzina. . .
»
B. C. E. Zwart
Jan Stuyt J. Taanman
»
A. M. Tromp van Holst . Amersfoort. Mr. W. E. J. Baron van . Balveren • • Arnhem. » Mr. A. C. Bondam G. J. Landweer Assen. P. N. van Doorninck . • • Bennebroek. Mevr. van Reenen-Volter . . Bergen. P. Th, van Hoorn Bloemendaal.
W. van der Tak Jhr. H. Teixeira de Mattos Mr. G. M. den Tex Dr. C. B. Tilanus .
F. L. Edema van der Tuuk J. F. Verster
» »
» » »
30 Joan H. A. Kruimel . . . . Bloemendaal. » C. N. J. Moltzer J. Ez . • • H. D. Willink van Collen. . Breukelen. P. Langerhuizen Lz. . . . . Crailoo bij Bussum. . Bussum. C. H. W. Brandt Corstius Dr. Jan Veth » Delft. J. L. Schouten Dordrecht Mr. S. van Gijn » Hidde Nijland Jhr. A. J. D. Coenen van 's Gravesloot Driebergen. Edam W. J. Kernkamp » W. Jz. Tuyn A. W. Sijthoff . . . . Feldafing bij Munchen. A. L. H. Obreen 's Graveland. » A. J. Blauw .
.
Mr. C. Bake 's Gravenhage. » Dr. Abr. Bredius » B. J. A. Bruynesteijn . . . Dr. H. J. de Dompierre de >, Chaufepié » J. A. Frederiks. . » H. Ph. Gerritsen » Dr. C. Hofstede de Groot . Mr. J. E. Henny » » Mr. W. J. Snouck Hurgronje » A. O. van Kerkwijk » Jhr. P. H. A. Martini Buys » C. H. Peters » Mr. N. G. Pierson Jhr. Mr. Th. H. F. v. Riemsdijk » » Aug. Sassen » D. F. Scheurleer Jhr. J. W. Six » .
.
W. P. van Stockum Jr.. . 's Gravenhage. A. J. P. van Strijen » . » J. W. IJzerman . H. H. Beels Haarlem. Mr. H. J. D. D. Enschedé » » C. J. Gonnet M. G. van Kalcken » » Aug. Kleine. Mr. J. D. Pasteur » Jhr. J. A. P. Repelaer van » Spijkenisse Jhr. A. W. G. van Riemsdijk » Jhr. H. H. Roëll » » P. Smidt v. Gelder » Mr. P. G. van Tienhoven. » E. Voet Jr. » Mr. J. de Vries v. Doesburgh F. A. Hoefer . . . . . . . Hatton. Jhr. Mr. F. van Ryckevorsel ' s Hertogenbosch Hilversum. Prof. P. Dupont » A. A. Ganderheijden . . . » J. W. Hanrath » J. W. F. Haverkamp . . . » Prof. Dr. J. C. Matthes . . » P. A. Pijnappel » Jhr. W. Six » C. G. M. Wertheim Dr. J. H. Holwerda Jr. . • • Leiden. Prof. Dr. G. Kalff » J. B. van Loenen » J. H. L. van der Schaaf. Mr. W. H. de Beaufort. . Lensden. Ouderkerk J. C. v. d. Loos afd Amstel. Rheden. Mr. J. C. Wurfbain Rotterdam. F. Schmidt Degener .
3I J. R. H. Neervoort van de Poll RZjsenburg. J. C. van Hattum van ElleScheveningen woutsdijk Schoten bij C. J. A. Bredius. Haarlem. Utrecht Mr. J. F. B. Baert » C. J. A. Begeer .
Jhr. J. J. de Geer v. Oudegein
»
Prof. Dr. W. Vogelsang . . Mr. A. J. van Vollenhoven. W. J. de Wilde P. de Clercq . . . W. J. J. C. Bij leveld . J. A. Laan G. J. Honig J. J. Honig
Utrecht. » » Veenwouden. Voorschoten. Wormerveer Zaandtjk. »
32
Lijst van Genootschappen en Maatschappijen WAARMEDE HET
KONINKLIJK OUDHEIDKUNDIG GENOOTSCHAP,
door het ontvangen van Verslagen en Werken, geregeld in betrekking staat.
Ministerie van Binnenlandsche 'Laken. Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris en eene beschrijving van de Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst. Koninklijke Bibliotheek, 's Gravenlaag e. » Rijks Archief, » Koninklijk Penningkabinet, Nederlandsche Oudheidkundige Bond. Gemeentebestuur van Alkmaar. »
»
»
A
» »
» »
Amsterdam. Leiden. Nijmegen.
Rotterdam. » Utrecht. » Teyler's Genootschap te Haarlem.
Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen te Middelburg. Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant te 's Hertogenbosch. Limburg's Provinciaal Genootschap voor Geschiedkunde, Wetenschap, Taal en Kunst te Roermond. Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde te Leeuwarden. Museum van Oudheden in Drenthe te Assen. » » » te Groningen. Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen te Utrecht. Historisch Genootschap te Utrecht. Stedelijke Bibliotheek te Haarlem. Bibliotheek der Universiteit te Amsterdam, Leiden, Utrecht en Groningen. Leeskabinet te Rotterdam. Dordrechtsch Museum te Dordrecht. Vereeniging Oud Dordrecht te Dordrecht.
33 Museum te Eda m . West -Friesch Museum te Hoorn. Zaanlandsche Oudheidkundige Vereeniging te ZaaJldijk. A m sterdam . Vereeniging Amstelodamum, Vereeniging Architectura et Amicitia, ^
Maatschappij Arti et Amicitiae Vereeniging Rembrandt Vereeniging Fléhité Vereeniging „Die Haghe"
^
Amersfoort. 's Gravelrhage.
A achener Geschichtsverein, Aachen. Historische and Antiquarische Gesellschaft, Basel.
Verein von Alterthumsfreunden im Rheinlande, Bomti. Historische Gesellschaft in Bremen, Bremen. Société d'Archéologie de Bruxelles. Cambridge Antiquarian Society, Cambridge. A nhaltsche Geschichtsverein, Dessau. Bergische Geschichtsverein, Elberfeld. Gesellschaft fur bildende Kunst and vaterlandische Altertumer, Emden. Maatschappij van geschied- en oudheidkunde, Gent. Verein fur Hambt rgische Geschichte, Hamburg. Redaction der Heidelberger fah rbucher, Heidelberg. Verein fur Alterthumskunde in Thuringen, Jena. Finnische A ltertums- Gesellschaft, Helsingfors. Geschied en Oudheidkundige Kring, Kortrijk. Verein fur Ltibeckische Geschichte and Alterthumskunde, Liibeck. Cercle archéologique, littéraire et artistique, Malines. Verein ftir Geschichte and Alterthumskunde in Westfalen, Munster. Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, Sint Nikolaas. Germanisches Museum, Nurnberg . Société Française d'archéologie pour la conservation et la description des monuments, Paris. Commission Impériale Archéologique, St. Petersbourg. Verein fur Rostock's Altertumer, Rostock. Mecklenburgische Geschichtsverein, Schwerin. Koninklijke Akademie van letteren, geschiedenis en oudheidkunde te Stockholm Noorsch Museum, Stockholm.
DIRCK VAN RI,JSWIJCK. Een Amsterdamsch goudsmid en Mozalekwerker.
omtijds wordt op onze kunstveilingen de aandacht getrokken door omlijste bloemtafereeltjes, gewoonlijk niet groot van omvang, maar van verre reeds schitterend door prachtige kleuren, die op een dof zwarten grond des te klaarder uitkomen. Op 't eerste gezicht meent men Japansch of Chineesch inlegwerk te zien, kunststukjes, vervaardigd van de daar inheemsche veelkleurige paarlemoerschelp ; doch een nauwkeurige beschouwing doet zien, dat die tafereeltjes, uit kleine stukjes paarlemoer vervaardigd, geen uitheemsche gewassen voorstellen, maar echte vaderlandsche bloemen en planten ; dat de geestige en losse samenstelling van die boeketten, guirlandes en andere bloemstukken geen verband houdt met de Chineesche of Japansche voortbrengselen op dit gebied, en dat men vóór zich heeft zuiver Hollandsch werk. Spoedig leert dan ook een Nederlandsche naam, dat deze geestige tafereeltjes het merk dragen van een door poorterschap en inwoning echt Amsterdamschen, maar vrijwel vergeten, I 7e-eeuwschen kunstenaar, DIRCK (of DERCK) VAN RIJSWIJCK, wiens werk, hoe bescheiden het ook oppervlakkig lijken moge, wel een nadere beschouwing verdient. Vooreerst omdat het éénig is onder de voortbrengselen der 17e-eeuwsche kleinkunst, ten tweede, omdat het door de tijdgenooten ten hoogste gewaardeerd werd. In dat bloeitijdperk was de kunstzin zoo diep in het karakter van ons volk doorgedrongen, waren er zoovelen, die hun gewoon dagelijksch ambacht als kunstwerk dreven, dat de werkman, meestal een kunstenaar in zijn vak, wilde hij, dat zijn naam op den voorgrond kwam, al door bijzondere omstandigheden moest begunstigd worden. 5
36 Vandaar dat ons zoo weinig namen van kunstenaars uit het kleine handwerk, als goudsmeden, geelgieters, ivoorwerkers, schrijnwerkers, glasblazers, enz. bewaard zijn gebleven, en het meestal een toeval is, als bij zulk een algemeene kunstvaardigheid, naast het kunstwerk ook de naam van den bewerker bekend bleef. Het eerste zou ook het geval zijn met Dirck van Rijswijck, indien hij niet bijna al zijn werkstukken met zijn naam gemerkt had, en zij wegens den opgang, dien zij onder zijn tijdgenooten gemaakt hebben, niet door verschillende dichters bezongen waren. Voordat we 's mans werk leeren kennen, willen wij eerst zijn persoonlijkheid, zijn levensgeschiedenis opbouwen uit de zeer schaarsche gegevens, die voorhanden zijn. Dirck van Rijswijck werd in 1596, vermoedelijk te Kleef, geboren, en beoefende de goud- en zilversmidskunst, die hem echter minder naam schijnt te hebben bezorgd dan zijn kunst van paarlemoerinleggen of mozaïekwerken. Het eerst vermelden de Amsterdamsche archieven zijn naam in 1622, als kooper van een graf (gemerkt H. 33) in de Zuiderkerk. Daar wordt hij genoemd Dirck Claesz. van Rijswijk. In 1637 komt hij in de Beerenstraat te wonen, naast het huis „daar 't Nieuwe Werck heeft uitgehangen" 1). Zijn buurman had dus een uithangbord, waarop de nieuwste uitleg van de stad in 1612 was voorgesteld. In de verpondingsboeken toch wordt de vergrooting van dien tijd als het „Nieuwste werk" aangeduid. (Zie De Roever, Vondels woning in de Warmoesstraat, bl. i 8.) Daar is Van Rijswijck zijn geheele leven blijven wonen, en op dat adres wordt zijn naam herhaaldelijk, als in 1648 2) en in 1679 nog vermeld ; maar de Beerenstraat blijkt niet in alle opzichten geschikt geweest te zijn, om de kunststukken van Dirck voldoende bekend te maken en veel aftrek te bezorgen. In 1642 huurt hij een „Cas" op de Beurs, No. 1o8, voor f 24.— per jaar ; in 1645-46 vernieuwt hij die huur, die in 1646 wordt betaald door Anna Maria van Rijswijck, zijn dochter, 1) die wellicht ook het vak haars vaders beoefende. Ook van Nov. 1655 tot Mei 1660 heeft hij een kas in huur, doch in 1662 had hij de huur nog over 5 jaar te voldoen. Het is niet waarschijnlijk, dat onze goudsmid zulke slechte zaken heeft gemaakt, dat hij de huur niet kon betalen ; veeleer valt aan te nemen, dat de kastjes, die op de galerij geplaatst waren, niet aan de verwachting voldeden en minder in trek kwamen, . zoodat de huurders niet al te sterk werden aangemaand tot het voldoen der huurpenningen. Onder deze „cassen" zijn te verstaan kleine winkeltjes, zooals men er, ook met denzelfden naam, vermeld en afgebeeld vindt tegen de N. Z. Kapel, vandalistischer gedachtenis, in de Kalverstraat. 1) Mr. N. de Roever, adversaria betreffende goud- en zilversmeden en juweliers, (op 't Gemeentearchief, mij welwillend door den Archivaris verstrekt.) 2) Rapiamus, Gemeente-archief, Amsterdam.
37 Op 27 Sept. 1646 doet Dirck van Rijswijck, goudsmid, den poortereed. 2) Omtrent zijn gezin bezitten wij de volgende gegevens. Behalve bovengenoemde dochter Anna Maria had onze kunstenaar een zoon, Jan Anthony, die in 1651 huwt met Fijke Schaephuysen uit Kampen. 1) Deze zoon komt 30 Juni van dit jaar uit Antwerpen, wordt plaatsnijder genoemd en doet den poortereed. 2) Uit een testament, op 5 Dec. 1661 door Dirck en zijne vrouw Jacqueline Rodriges, zij ziek zijnde, opgemaakt blijkt dat toen nog leefden hunne dochters Anna Maria, gehuwd met Johannes Waersegger, en Janneke. Hun zoon, Jan Anthony, was toen dus vermoedelijk reeds overleden. 3) Anna Maria blijkt hertrouwd met Dirck Thymensz. de Jonge, koopman van de Oost-Indische Compagnie te Batavia, en daar kort voor 1672 overleden te zijn. Althans in dit jaar geeft Dirck van Rijswijck procuratie aan Nicolaes,Verburch, Directeur Generaal van Ned -Indië, en Laurens Pit, Ordinaris Raad, om van zijn schoonzoon als erfgenaam, staat en inventaris van de nalatenschap zijner dochter te vorderen. In 1674 komt de vader met zijn schoonzoon tot een verdrag. 4) Men mag aannemen, dat Van Rijswijck zijne belangen aan uitmuntende handen heeft toevertrouwd. Blijkbaar was hij ook reeds van vroeger bekend met den Heer Nicolaes Verburch en heeft hij hem als hulde, in 1671, een zijner kunstige tafeltjes vereerd. Het is het bijzonder fraaie en met ongemeene kunstvaardigheid bewerkte exemplaar in toetssteen, het eigendom van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, dat hierbij is afgebeeld. (N°. i) Het draagt tusschen sierlijke krullen en bloemen de letters van Verburch's naam en dien naam nog eens voluit herhaald, met het jaartal 1671. Vermoedelijk is het een geschenk geweest van den dankbaren kunstenaar aan zijn beschermer voor reeds vroeger ontvangen steun. Het draagt hiervan de blijken door de opluistering aan diens naam geschonken. In 1668, op 3o Mei, is Dirck van Rijswijck getuige bij een testament van Willem en Maria van den Vondel Deze kunnen geen andere zijn dan Vondels kleinkinderen uit het huwelijk van Joost de Jonge en Aeltje van Bancken. Dit feit is des te opmerkelijker, omdat grootvader Joost van den Vondel de kunst van Dirck van Rijswijck, zooals we zien zullen, hoog gewaardeerd heeft, De oude Vondel verhuisde in 1653 naar het ,,Nieuwste werk", 6) en woonde in
1) Protoc. v. Notaris Nieuwland, Amsterd. (De Roever.) 2) Aanteek. v. J. A. Alberdingk Thijm uit de Amst. Poorterboeken. 3) Protoc. v. Notaris Hellerus, Amsterd. (De Roever.) 4) Protoc. v Notaris Gerrit Meijer, Amsterd. ( „ ) 5) Protoc. v. Notaris A. v. d. Ven. (De Roever.) 6) De Roever, Vondels Woning, bl. 18. 5
38 1664 en 1668 zeer na in van Rijswijcks buurt : „op de Prinsegraft bij de Beerestraet", bij ,,Van Veerle", „op één huis na het hoeckhuis", 1) en had zijn kleinkinderen in huis genomen. De aanleiding tot de vriendschap der beide kunstenaars ligt dus voor de hand. Wanneer we nu nog weten, dat onze kunstenaar 83 jaar oud is geworden, althans in 1679 nog leefde, 2 ligt zijn geheele levensgeschiedenis voor ons, zoover die uit de bekende archivalia valt op te maken. )
Beter leeren wij hem echter kennen in al zijne verdiensten en kunstvaardigheid, uit de getuigenissen zijner tijdgenooten en uit zijne nog bewaarde werken. Zoo schrijft Melchior Fockens in zijn „Beschrijvinge der wijdt-vermaarde koopstadt Amstelredam", in 1662, blz. 70.: „ ... wat verder in de Beere-straat hier in woont de beroemde kunstrijke Meester Dirk Rijswijk, die meer als gemeen kan in Parlemoer werken; wij hebben tot zijnent gezien een wonderlijkke, kostelijkke Tafel, gemaekt uyt een stuk van suyvere zwarte Toetsteen, rondachtkantigh, zijnde over dwars 5 voet lank; deze Tafel is met een ronden krans van Bloemen en Loofwerk, Rozen en Tulpen ingeleyd van Parlemoer, en dit zonder eenighzins 't Parlemoer met verwen behulpigh te zijn ; de Bloemen en levendige Beesjes zijn so uytnemende schoon in de natuurlijkke kleur, datse de beste Pincelen der Schilders beschamen ; 't is mijn onmogelijk de cierlijkheydt en zijn uytnementheyt ten vollen te beschrijven ; 't gesicht verdwaalt in 't beoogen van dit heerlik stuk werk, waarlik een juweel voor een Konink of Prins; deze Tafel wordt gehouden op tien duyzendt gulden, een werk-stuk diens gelijkken in de Werelt niet meer te vinden is." Dat Fockens in zijn lof volstrekt niet overdreven is, bewijst Philips von Zesen, die in 1664, in zijn Beschreibung der Stadt Amsterdam op blz. 496 (12° ed.), uitvoerig melding maakt van Van Rijswijcks werk, en zelfs in een twintigtal latijnsche verzen een merkwaardig kunststuk van hem, een achtkanten toetssteenen tafel, bezingt, welk gedicht hij ook in 't Duitsch vertaalt. Het is van belang, de passage van Von Zesen hier geheel af te drukken. „Nicht weit von diesem Hause siehet man, dicht bei der Hirsch-gasse, noch ein anderes ; darinnen allerhand Ost-Indische kostligkeiten zu kauffe : als die allerkldhresten
und teuresten Porzellanen, mancherlei Indische wunder-seltzame kleider, vergiildete, und auf eine sonderliche ahrt gemahlte schachteln, mit schild-krohten iiberzogene stábe, wie auch vielerhand mit ahrtigen bildern gezierte lakwerke, mit perlenmutter ausgelegte kástlein, und andere dergleichen fremde dinge mehr, die uns die andere welt zusendet.
1) Grafboeken, N. Z. Kapel 1664 en N. Kerk 1668. Vondels brief aan Pater Couvrechef. (Alb. Thijm, Portr. v. Vondel, 3e dr., bl. 153, Noot 8.) Ook „Op het Hof", Verspr. Verhalen, II, bl. 168. 2) Protoc. Notaris S. van der Sluys, Amsterd. 9 Januari 1679.
39 Aber Weil wir alhier die Ost-Indischen mit perlenmutter eingelegten kdstlein beruhret, so kunnen wir nicht unterlassen, des kunstreichsten Meisters in dergleichen arbeit, Dietrichs von Reiswig, zu gedenken : welcher nicht weit von hier, in der Beerengasse wohnet, and zesar aus dem Klevischen Hertzogtuhme biertig, aber die scharfsinnigen and in dieser arbeit hochgestiegenen Ginesischen Kiinstler weit iubertrift. Dan er weis, in seinen kunst- stukken, die vielerhand strahlenden farben der Perlenmutter so ahrtig an zu bringen, dasz er dadurch einem jeden tierlein, einer jeden bluhme, einem jeden blate, and was er sonsten durch perlenmutter in schwartzen tutstein abbilden wil, seine eigene natiirliche farbe giebet. Unter andern seinen kunst-stukken, siehet man itzund in seinem hause eine schwartze tutsteinerne Tafel, mit einem groszen krantze vor eingelegter perlenmutter gezieret ; welche acht -ekkicht, and funf schuhe breit ist. In dieser kostlichen Kunst-tafel spielen die Natur and die Kunst so wunderahrtig durch einander, dasz man nicht weis, welche von beyden den meisten preis darvon tráget. Die tulpen, die rosen, die zeitlosen, die glóklein, and andere bluhmen, samt dem laubwerke dieses krantzes, haben alhier, aus perlenmutter allein, ihre eigene farbe bekommen : wie auch eben also die hercm fliegenden bienlein, gold-kafer, butterfliegen, and andere dergleichen tierlein. Ja diese Tafel ist so herlich and kóstlich, dasz sie wohl verdienete in dem allerschónsten Kónigssaale zu stehen : and ihre kunstarbeit steiget so hoch, dasz sie auf etliche tausend reichsthaler gesch atzet wird. Auf eben dieselbe spieleten wir, im vergangenen Jahre, mit folgendem gedichte. COMI MENSA EPULARIS EX LYDIO LAPIDE cochleis margarittferis distincto ac coronato, arte mirabili ac insuperabili DIDERICI à RYSWYK. Quid Tripodem obryzo nitidum, Milesia, jactas ? Quid jactas Mensam, Delphice Phoebe, tuam ? Comus adest. Como Mensam RYSVICIUS offert; aurum quae superat, Delphica Mensa, tuum. Floridulo Comi stellat Diademate. Flammas concharum intextas fert Lapis Hesperius. Ut sol in ccelis umbras illuminat atras ; Sic et in hác Mensa dat Diadema diem. 6
40
Hic Caryophilli fulgent, hic Lilia candent, purpurat hic Roseus Flos, Violaque decus ; Hic rident Calthae, micat Mc Amaranthus, et omnis, quo terram pingit Flora jucunda, color. Assidet infecti genus errans, Papiliones, Musca, Cicada fugax, et Scarabaeus, Apis. Omnia cernuntur rutilare coloribus aptis, sint licet ex conchis omnia lucidulis. Sic Ars Naturam vicit ; sic Arte novella Ars veterum jam nunc vincitur Artificum. Thaleti quondam concessa est Aurea Mensa, ob Sophies summae tergeminum titulum. Ast haec obtinget solventi maxima dona. Exue Margiten, Dives avare, tuum. Was ruhmt Melesien von seinera teuren Fische? Was prahit der Gott von Delf mit seinem giildnen Tische? Der Tisch, den Reiswig hier zum Gutter-mahle schenkt, hat jenes goldes glantz, durch seinen blitz gekrankt. Er flinkert tag and nacht mit Komus Bluhmenkrantze, gleich als ein wolken-feld mit vol-besterntem glantze. Der Perlenmutter tag flicht sich in seine nacht, dadurch sie seinen stein vol schattens liechte macht, and trdgt ihm flammen zu. Gleich wie die Sonnen-strahlen das schwartze Himmels-feld mit giuldenen flammen mahlen ; so mahlt auff diesen Tisch, durch seinen frischen glantz, den ewig-liechten tag der Perlenmutter-krantz. Hier schiessen ndglein auf, hier milcht der liljen bliuhte, hier purpur gldntzt die ros' in Koniglicher giuhte ; violen gleiches fals. Hier lacht die ringelbluhm, hier strahlt die tausendschon, and was des Friihlings ruhm and schbnheit mehr erhbht. Hierneben sieht man sitzen den honigmacher-schwarm ; auch guldene Kdfer blitzen : hier schnurt die wesp' and flieg ; heuschrekken finden sich urn dieses augen-obst, das ewig helt den stich. Ob sie schon allesamt aus perlenmutter spriiszen, lest doch ein jedes stdhts dieselbe farbe schiessen,
41 die ihm nur eigen ist. So weicht Natur der Kunst, dem neuen Kiunstler auch des alten blauedunst. Der gliuks-gefischte Tisch ward Tales weisen sinnen :
doch Diesen wird alhier ein reicher dank gewinnen. Wer reich ist, sei nicht turn, and zieh die mildheit an ; so ist der zug gewis auf diesen Tisch gethan. Zoowel Fockens als Von Zesen geven in hun beschrijving duidelijk aan, dat zij een tafel gezien hebben waarop ook insecten en vlinders zijn afgebeeld. Het is van belang dit in 't oog te houden, omdat de andere groote tafel, die wij van Van Rijswijck kennen, slechts bloemen vertoont. Beide beschrijvers hebben dus de prachtige tafel gezien, die nu nog in het Nederlandsch Museum bewaard wordt. (Zie Catalogus van de Meubelen, 1907, No. 265.) Maar niemand minder dan Vondel heeft Van Rijs\vijcks kunst in een paar gedichten, even onsterfelijk als deze, bezongen en van zijn werk de liefelijkste en tevens meest nauwkeurige beschrijving gegeven, die denkbaar is. Nu was Vondel, hoe sterk ook doordrongen van den onderlingen samenhang van schilderkunst en poëzie, op het gebied der beeldende kunsten wel niet juist een kenner, maar hij, de groote taalbeheerscher, was vol bewondering voor eiken kunstenaar, die zijn materiaal wist te beheerschen, en er meê wist te woekeren zooals een Van Rijswijck deed. In April 1654 was het de „Tafelkrans voor den Heer Geeraert Hulft, Directeurgenerael in de Oostindiën, konstig van parlemoêr in een toetsteene tafel door Rijswijck gevlochten", (een andere dan Fockens en Von Zesen beschrijven,) die Vondel tot een uitvoerig dichtstuk bezielde, waarvan de verzen, die meer bijzonder het kunstwerk betreffen, hier volgen 1) OP DEN TAFELKRANS
voor den heer GEERAERT HULFT.
De dorre toetsteen, daer Natuur Geen plant in poot, noch bloemen zaeit, Als 't licht zyn eenschijn herwaert draeit, Na 's winters buien, kout en guur ; 1 ) Achtereenvolgens gedrukt in: Klioos Kraam I. 8. 1656 ; Apolloos Harp, 191, 1658 ; Poezy, 26o, 166o, Herstelde A. Harp, 191, 1663 ; Poezy, 1682, II, 365. Vondels Werken, uitg. Unger, Dl. 16 54 — 55, bl. 136.
6*
42 Die steenen gront, dus net geploegt Met konst, van RIJSwIJcKS eêle hant, Een lente baert, als vruchtbaer lant, Dat zijnen hovenier vernoeght. Hier blinckt de schoone regenboogh Van bloemen, lofwerck en festoen, Uit root en blaeu en geel en groen En gout gemengelt, in ons oogh. Wie zou gelooven, schoon men 't zwoer, Dat dit geen zomerlovers zijn, Noch bloemen, anders dan de schijn, En anders niet dan parlemoer? Hier geeft genoffel, leli, roos, Gernengt uit onderscheiden kleur, Trots Indisch velt, een lucht, en geur. Hier praelt robijn, saffier, turkoos. Hier blinckt de gout- en zilvermijn. Hier rijst de witte morgenstar. Zy voert den dagh aen op haer kar, En bootschapt ons den zonneschijn. Hier wast de blaeuwe korenbloem. Hier leght de schilder zijn pallet En rijck penseel uit zijne hant: De juwelier acht diamant, Noch dier gesteente, in gout gezet. Dees kunst schept, uit een ruwe schulp, Gesteente en tulpen, knoppen, blaên, Gesternte, en licht, en zon, en maen. Zy neemt vernis noch verf te hulp. De schilderkunst verschiet haer verf, Gelijck de maeght haer frissche jeught: De tulpen zien haer waerde en vreught Verwelckt, of schricken voor bederf: De rijp, de nevel en de mist Verstickt de tulp : een felle storm Vernielt de bloem : een bitse worm
43 Verbijt haer leven, eer men 't gist : De parlemoêrbloem, op haer' steel, Volght d' eeuwigheit, in duurzaemheit, En blijft tot dat de weerelt scheit. Waer bloeide oit eêler bloemprieel 1 En reeds zes jaar later, in 1660, had de kunstenaar op nieuw eene groote tafel in toetssteen gereed, die wederom Vondels bewondering wekte en hem deed zingen van de „Toetssteene feesttafel der Goden, bevlochten met den kunstrij cken parlemoerkrans door D. van Rijswijck", 1) waaruit ook enkele regels hier worden afgedrukt : OP DE TOETSSTEENE FEESTTAFEL DER
GODEN Men hoeft voortaen naer China niet te reizen, Te ploegen zoo veel zees, Om in Pequijns geweldige pallaizen Te spreecken den Chinees : Men hoeft het hof der zonne niet te zoecken, Door Mulciber gebout, Gelijck het straelt, uit Nasoos geest en boecken, Van gloet en hemelsch gout? De kunst, die geen Chinezen oit verstonden, Geen Mulciber bedacht, Wort by der hant in Rijswijx huis gevonden, In haere volle kracht. Hier staet de disch, het achtkant, om de Goden Uit hunnen hoogen troon Op 't ooghbancket van parlemoer te nooden. Dees bloemhof houdt een aenschyn door alle eeuwen, En weet van geen bederf. De honighby vint hier geen bloem bedorven. Zy zuight, terwijl ick rijm, Den honighdau, en vult haer holle korven Met roozengeur en tijm. 1)
Gedrukt: Eerst plano, í66o; Poezy, 1682, II, 368. Vondels Werken. uitg. Unger, Dl. 16S7-6o, bl. 2 93.
7
44 Dees veltzwarm ziet den dischbeemt noit verdorren Het leeft 'er overal Van krekel, vliegh, wywouter, goude torren, En joifren, zonder gal. De maenebloem, de starrebloemen locken Die vlugge zielen uit. De morgenstar, de korenbloem, de kloeken Ontluiken op 't geluit. De kivitsbloem, en keur van schoone tulpen, Die, als 't kameleon, Met menigh slagh van verwen zijn behulpen, Bekoren zelf de zon. Genoffel, of eenverwigh of gemengelt, Gezegent met een lucht Van nagelpoêr, in zooveel kleurs gesprengelt, Het hart verquickt, als 't zucht. Men zou kunnen veronderstellen, dat er nog een derde groote toetssteenen tafel door Van Rijswijck vervaardigd is, die nog heden bewaard wordt in het Neue Palais te Potsdam. Doch deze is naar mijn meering geen andere dan de tafel van Hulft, den eersten Raad en Directeur-Generaal van Neerl.-Indië, en opperbevelhebber over de krijgsmacht der O.-I. Maatschappij. Deze, oud-secretaris van Amsterdam, vertrok in April 16 54 naar Indië, doch sneuvelde reeds in 1656 op Ceylon, bij de bestorming van Colombo. Vóór zijn vertrek had hij zijn portret nog door Van Rijswijck in een fraaien zilveren penning laten drijven en dien aan zijn nicht Agnes Hulft ter gedachtenis vereerd. (Zie bi. 48.) Het is dus niet waarschijnlijk, dat de tafel van Hulft, door de Vroedschap van Amsterdam aan haar Secretaris vereerd, hem nog te Batavia bereikt heeft, en men mag gerust aannemen, dat zij te Amsterdam gebleven is. Maar hoe komt dit echt Hollandsche kunststuk te Potsdam ? De Heer D. C. Meyer Jr. verhaalt in zijn „Wandelingen op de Hist. Tentoonstelling van 1876", dat het een geschenk is van de stad Amsterdam aan den Grooten Keurvorst van Brandenburg, die gehuwd was met Louise Henriëtte van Oranje, de dochter van Frederik Hendrik. Het komt mij volstrekt niet onmogelijk voor, dat de tafel van Hulft, na zijn sneuvelen, te Amsterdam achtergebleven, door de Vroedschap aan Frederik Willem van Brandenburg en Louise Henriëtte is vereerd geworden, wellicht in 1657, bij de geboorte van haar derden zoon, den lateren koning Frederik. Dat de Amsterdamsche tafel met
45 insecten èn bloemen versierd is, en de Potsdamsche alleen met bloemen, komt geheel met mijn veronderstelling overeen, omdat de tafel van Hulft, volgens Vondels beschrijving, 66k geen insecten vertoonde. In elk geval was de tafel een echt vorstelijk geschenk, daar zij wegens haar kunstwaarde, toen op f 10000. geschat werd. Het wordt tijd, dat wij na al dezen lof van tijdgenooten, ook met het werk zelf van den kunstenaar wat nader kennis maken. Al was Dirck goud- en zilversmid van beroep, veel van zijn werk op dit gebied is niet bewaard gebleven, althans niet bekend. Slechts een viertal penningen, straks te vermelden, is van zijn drijfwerk met zekerheid aan te wijzen. Des te meer is bewaard van zijn mozaiek- of inlegwerk ; behalve de twee groote tafels, zijn tal van kleine en grootere kunstwerken van Dirck van Rijswijck nog overgebleven. Het Rijksmuseum te Amsterdam bezit de tafel, door Vondel in 1660 bezongen, en die wel dezelfde is als Fockens en Von Zesen in hunne stedebeschrijvingen noemen. In 1710 is deze tafel te Rotterdam (zie bl. 5o). Ook Joachim Oudaen heeft vóór 1724 een gedicht op dit kunstwerk gemaakt; van Lennep (Vondel, VIII, 12 5) noemt dit vers misschien het beste, dat Oudaen ooit geschreven heeft; hij komt hier en daar Vondel zeer nabij. In 1762 wordt de tafel weer vermeld, nu te Schoonhoven ten huize van den Heer Van der Helling, als eigendom van den Baljuw De Groet. 1) Vervolgens noemt C. Kramm het kunstwerk in de „Berichten van het Historisch Gezel-
schap" (1846) te Utrecht, als in 1825 te Delft berustende; en in 1836 vermeldt „de Algem. Kunst- & Letterbode" het in dezelfde stad bij den Heer C. van Kuyk, uit wiens nalatenschap het is overgegaan aan Mr. J. van Kuyk, vroeger Commissaris der Koningin in Drente; zijne erven gaven het stuk in bruikleen aan het Rijksmuseum, waarvoor het sedert aangekocht is. Ook in de kunstverzameling van A. D. Schinkel te 's-Gravenhage was een kunsttafel door Van Rijswijck vervaardigd, aanwezig, naar de Navorscher (18 5 2) vermeldt. Deze tafel, 4 palm, 3 duim lang en 4 palm 2 1/2 duim breed, vertoonde een gevlochten festoen met allerlei bloemen en insecten, aan een rood lint opgehouden door een gevleugelden 1 ) Wy hebben hier vooren gesproken van fraaye Kunst-Stukken, die binnen deze Stadt gemaakt zyn ; het lust ons ook nog iets te zeggen van een zeer kunstige Tafel, gemaakt uyt een stuk van zuyver zwarte Toets-steen; zynde dezelve rond agtkantig, overdwars 5 voeten lang : deze Tafel is met een ronde krans van allerley keurlyke Bloemen en Lofwerk ingeleyd van Paarlemoer, alles met zyn natuurlyke Couleuren, zonder eenigzints het Paarlemoer met Verwen behulpzaam te zyn ; de Bloemen en de verscheyden Insecten, zyn zoo uytnemende schoon, dat zy de beste Pinceelen der Schilders beschaamen ; in welkers aangenaam gezigt het oog verdwaald : waarlyk een stuk voor een Koning of Prins, wiens gelyk in de Weereld weinig te vinden is; en in den Jaare 1662 reets geschat, op Tien Duyzend Guldens ; dit over-heerlyk Stuks-Werk, schoon in deze Stadt niet gemaakt, is egter aldaar nog te zien, ten Huyze van de Heer VAN DER HFLLING, en behoort in eygendom toe, aan de Erfgenamen van den Heer Bailliuw DE GROET vervaardigt door den beroemden Kunstenaar DIRK VAN RYSWYK te Amsterdam. Pastoor Henricus van Berkum. Beschryving der stalt Schoonhoven. Gouda, 1762, p. 384 :
46 genius, die op een bazuin blaast, terwijl de einden worden vastgehouden door twee andere geniussen, op wier, waterleliën enz. met insecten, gemerkt : Dirck van Rijswijck inventit et fecit. 1 ) Onder den naam tafel heeft men echter niet altijd te verstaan een meubel om aan te zitten, doch dikwijls ook eenvoudig een bord, van marmer of andere steen, of ook een paneel van hout, tabula. Zoo werden al de kunststukjes, hier afgebeeld, tafeltjes genoemd. De fraaie ebbenhouten lijsten, die de tafels met paarlemoer in het werk van Dirck van Rijswijck zoo goed doen uitkomen, zijn, althans vóór 1659, veelal gemaakt door den Ebbenhoutwercker Willem Albertsz. Eentgens te Amsterdam. Van Rijswijck komt ten minste in dit jaar in een acte voor onder hen, die aan Eentgens geld schuldig zijn. 2) Voor zoover ik die met zekerheid kan aanwijzen, laat ik hier een opgave volgen der werken van Van Rijswijck ; I°. Tafels, die met een jaar gemerkt zijn, in tijdsorde ; 20. „ die, zonder aanduiding van het jaar, gemerkt zijn ; 3°. Zilverwerken en medaillons. 4°. Tafels, die uit beschrijvingen en inventarissen kunnen worden aangewezen, doch niet meer te vinden zijn.
zo. Met jaar: 1650. Een toetssteenen blad, in 1876 bij den heer S. W. Josephus Jitta. (Catalog. v. d. Hist. Tent.) 1653. Een hangende guirlande, paarlemoer in hout bewerkt, met kameleon en hagedis; 20 X 23 cM. t (De werken, in het bezit van den schrijver dezer studie, worden met dit teeken aangeduid.) 1654. Tafelkrans van G. Hulft (?) in toetssteen. (Potsdam, Neue Palais). 1654. In het „Griine Gewolbe" te Dresden, zaal III, No. 195 : een groote Paarlemoermozaiek, een, 1 M. hoog en o.86 cM. breed, bloemstuk, in ebbenhout; gemerkt met monogram, jaar en naam. 1660. Toetssteenen feesttafel der Goden. 1.63 M. (Nederl. Mus. Amsterdam.) 1662. Toetssteenen blad, in 1876 bij D. Franken. (Catal. v. d. Hist. Tent.)
1667. Vaas met bloemen en aapje, in toetssteen. -f- ; 19 X 23 cM. 1671. Tafeltje van toetssteen met bloemen en versierde krulletters, geschenk voor Nicol. Verburch, hier afgebeeld, No. 1, eigendom Koninkl. Oudheidk. Genootsch. aangekocht i i April 1859 uit de veiling J. Moyet, in het Huis met de Hoofden. 1 ) In „Vondel", weekblad voor het Vondelkwartier, 15 Nov. 1902 (4e Jg. No. 7) komt voor als „Vondel-herinneringen I" een artikel over Van Rijswijck (door C. Gimpel.)
a) Protoc. Notar. J. d'Amour. (Mededeeling van Dr. A. Bredius.)
47 1673. Tafeltje van toetssteen met vaas en bloemen, waarbij een papegaai, 20 1/2 X 12 cM. t Hier afgebeeld, No. 9. 1675. „Corbeille remplie de fleurs. Petit tableau intéressant en nacre de diverses couleurs incrusté en marbre noir. Signé. Encadré, Haut 0.22 M., Large. 0.24 M." Gekocht door Dr. N. M. Josephus Jitta. (Veiling Schulman 20-2 3 April 1909.) Hier afgebeeld, No. 8. 1677. Tafereeltje met boom, vogels en apen, gevolgd naar de schilderij van Melch. d'Hondecoeter in 't Rijksmuseum; 21 1/2 X 27 1/2 cM. -I- ; hier afgebeeld No. 6. 2°. Zonder aanduiding van liet jaar: I. Een achtkante tafel in ebbenhouten lijst, waarop in hout ingelegd een groote vaas, rijk met bloemen gevuld, waaromheen vlinders vliegen ; 38 X 3o cM. j-; hier afge2.
3. 4. 5. A.
B.
C.
beeld No. 5. Vierkante tafel van hout, waarop ingelegd een vaas met tulpen en andere bloemen, op den grond slak en vlinder. Dit stuk is gemerkt DvR I. AvR. S, (als monogrammen) dat is : Dirck van Rijswijck invenit, Anna of Anthony van Rijswijck sculpsit, waaruit dus volgt, dat zijn dochter Anna, of zijn zoon, hun vader in kunstvaardigheid van paarlemoerwerken evenaarde. Hier afgebeeld, No. 4, eigendom Jhr. W. Six, 's Graveland. Kleiner tafeltje in toetssteen, guirlande met insecten, eigendom Mr. A. M. A. Smits, Amsterdam. Een klein tafeltje met bloemen en insecten, (Nederl. Museum.) Een driehoekig fragment van een tafel in toetssteen, bij Jhr. Dr. J. Six, Amsterdam. 30 . Zilverwerken en medaillons. 1) 1650 Een, in zilver gedreven penning op het beleg van Amsterdam, door Willem II in 1650-1653. (van Loon, II, 34 8 (3), 349 ( 1 ). 1653 Een zilveren, gedreven penning op het sneuvelen van Maarten Harpertszoon Tromp. Gemerkt, voorzijde : I. L(ooft) DEL. D. v. RISWICK. F. Keerzijde: D. v. R. (Van Loon, II, 376.4). 1654 Een zilveren penning op Gerard Hulft, gemerkt : DV.R. (Veiling Fr. Muller, 18 —21 Maart 1907) Uniek, nergens beschreven, gewicht 58.5 gr., verkocht voor ,f 410.--. De keerzijde bevat in ovaal de volgende gegraveerde opdracht :
1 ) Als medailleur wordt Van Rijswijck ook vermeld bij Bolzenthal, Skizzen zur Kunstgeschichte d. modernen Medaillen-arbeit, 1429--1840. Berlin, 184o, bl. 229 : „D. van Riswyk produzirte in der Zeit von 1650-166o, und schliesst sich in Manier und Technik unter allen am meisten den zuerst genannten tuchtigen Meistern an. Man findet einen Dirk van Ryswik erwahnt, * und wegen seiner Schónen Arbeit, Perlenmutter in schwarzen schieferstein eingelegt, geriihmt ; derselbe lebte zu Amsterdam in der zweiten Halfte des I7ten Jahrhunderts und er scheint niemand anders, als unser Ktinstler gewesen zu sein." * v. Uffenbach, Merkw. Reisen, 1 753. (Zie hier bl. 49 )
48 0.m aen
c)f need ^oa
uyEez4jche éeherzen
le doea Ae"en insnez ge zeaa -eizi4 ae, 1d deze pennifzyZ %iaez z ezeezé, dICZZ iiaez ^Qrn
§ezazd ^ u 1654
1655 Een penningplaat met borstbeeld van Johan Maurits van Oranje. 2655. In lood. (Catal. Kon. Penningkab. No. 837.) Ander zilverwerk is niet van hem bekend. Doch zeker is veel zonder zijn naam door hem gemaakt en verkocht. (Zie Nagler, XIV, 119, over ander werk.) 1) E. Twee basreliefs van palmhout op toetssteen, gemerkt DvR., volgens opschrift Kenau Hasselaar en haar man voorstellende (? !); eigendom van het Kon. Oudheidk. Genootschap ; hier afgebeeld No. i o en I I ; in 1874 aangekocht uit de collectie A. van der Willigen te Haarlem. ¢°. Uit beschrijvingen en inventarissen. De volgende paarlemoerwerken, waarschijnlijk van Dirck van Rijswijck worden vermeld in den Catalogus der Oudheden-auctie van W. Josephus Jitta, 20 Mei 1851, p. 63. N°. 2029 I paarlemoer schilderij. Vaas met bloemen en insecten in 8 kant. ebbenhouten lijst. h. 51, br. 49 N.d. (Vermoedelijk die onder No. 5 hier afgebeeld.) als voren, h. 45, br. 40. dito „ 2030 I dito als voren, 6 kant. h. 46, br. 37. dito „ 203I I dito als voren, 8 kant. h. 38, br. 33. dito dito „ 2032 I in marmer, h. 35, br. 30. dito dito „ 2033 I hout, h. 25, br. 23. dito dito „ 2034 I als medaillon, Esau zijn regt van eerstgeboorte verdito dito „ 2035 I koopende. In den catalogus van de Hist. Tentoonst. 1876 wordt nog vermeld : Een tafelschuier met parlemoer ingelegd, eigendom van den heer S. W. Josephus Jitta en Een houten kistje met parlemoer ingelegd, van denzelfden eigenaar. Verder valt onder deze rubriek de tafel van Schinkel (zie bl. 45). Uit notariëele akten vallen nog de volgende werken van D. van Rijswijck aan D.
te wijzen :
27 Nov. 1675 erkent Dirck van Rijswijck schuldig te zijn aan Hendrik Bruynsz, zilver1
) ,,Tische and Kisten, die auf das kunstlerischste mit Elfenbein, Perlmutter, Gold and Silber eingelegt sired."
49 smid, f 100.—, en geeft hij in pand zeker stuk paerlemoerwerk in zwart ebben lijst, gewerkt in toetssteen, voorstellende een kraan en een vos met enig blomwerk rontom versiert. 1) 9 Januari 1679 stelt Dirck van Rijswijck ter verzekering van een som van f 550.—, die hij schuldig is aan Juffr. Anna de Bruyn, Wede van Jan van Teylingen : „drie stucx rariteyten, berustende ten zijnen huize : Een toetssteenen tafel met paerlemoer ingelegd. Een Vallias van toetssteen en met parlemoer ingeleyt. Een Piramus en Titsbee (sic) van deselve steen met parlemoer ingeleyt." 2) (Was in het bezit van V. d. Sande Bakhuyzen. Kramm en Immerzeel 1861. Dl. V, 1423.) Voor de waardebepaling van deze tafels door de tijdgenooten van den kunstenaar zijn deze akten van groote beteekenis. Uit „Catalogus van mijne schilderijen, met de prijzen, zo als deselve mij en mijn Broeder Zal. Mr. Matthijs Rover, bij scheidinge zijn aanbedeelt, volgens taxatie van de Makelaar Jan Pieter Zomer in 't jaar 1709 :" 3) 35. 1 stuk met ingeleide figuren van Paerlemoer, van Dirk van Rijswijk in de breete, getax. op 60 : 36. 1 dito in de hoogte van deselve, getax. op 8o : Inventaris van Petronella de la Court Wed. Adam Oortman, 1707. Amsterdam. 4) Festtonnen in Toest-steen door Rijswijck. In de reisverhalen in het begin der 1 8e eeuw, die Zacharias Conrad von Uffenbach heeft uitgegeven, (Merkwürdige Reisen u. s. w. Ulm, 1753, III, 333, 538.) en waarin deze onschatbare gegevens verstrekt over kunst en kunstenaars in Nederland, worden ook eenige werken van Dirck van Rijswijck vermeld. 5) 1) Protoc. Notaris Brouwer, Amsterdam. Van der Sluys, Amsterdam. 2) » » 3) Mededeeling van den Heer E. W. Moes. 4) Dr. A. Bredius. 5) 1710 Nov. Rotterdam. Nachmittags sahen wir bey Gerard Jonckheer, einen Silberschmiede eine ganz unvergleichlich schone Tafel, etc. Der jetzige Besitzer, Jonckheer welcher diese Tafel geerbet, hatt, halt sie noch eben so hoch. Das erste and kleinste war eira Blumenkrug mit Blumen, sehr schon vor f Boo.—. Das zweyte ein Charitas mit kinderra urn sich, nebst vielen Blumwerck, so noch schoner war, obwohlen die menschlichen Figuren nicht so wohl lassen and in dieser Arbeit gemacht werden koenen, als die Blumen. Das dritte and groszte Stuck war ganz unvergleichlich, auch selbst dem grossen Tisch in Roterdam vorzuziehen. Es stellte die Eitelkeit vor. Namlich es war ein grosser Blumenkrug, mit den unvergleichlichsten Blumen, nach ihren Farben, als waan sie lebten. Unten auf der Seite waren Todten-Kopfe, auch eine Sanduhr, welche so naturlich gecoacht war, als wenn der Sand wircklich liefe. Das schdnste aber war eine brennende Lampe, daran das Licht nicht genug admirirt werden kann. Hievor forderte Herr Wetstein zwolf hundert Gulden. Es ist gewisz dasz keine Mahlerei
5o Bij een bezoek aan Rotterdam in Nov. 1710 zag von Uffenbach bij Gerard Jonckheer, een zilversmid, de groote tafel. nu in het Nederl. Museum, en vertelt hij daarvan, dat de bezitter haar nog op 12000 gulden schatte. schrijft hij -- wie wohl das Perlenmutter „Es ist sich zu verwundern, ausgesucht und zusammen gesetzt ist, dasz es durch das Spielen der Farben, die Blumen und Insecten so natiurlich und von so vielerhand Farben vorstellet". Den 14 Febr. 1711 is von Uffenbach te Amsterdam, „zu den jungen Herren Wetsteinen, die ook eenige tafels in Commissie hebben om te verkoopen. Het zijn „unvergleichliche Stiicke". Het eerste en kleinste was een Bloernvaas met bloemen en moest 800. — gulden kosten. Het tweede, een Charitas met kinderen om zich heen, en veel bloemwerk was nog fraaier. Het derde en grootste stuk was onvergelijkelijk schoon, en wordt gesteld boven de tafel die hij bij Jonckheer in Rotterdam zag. Zij stelde de Verg ankelijkheid i) voor, n.l. een groote bloemvaas, met de heerlijkste bloemen, in kleuren als levende. Op zij beneden lagen doodshoofden en een zandlooper, die zoo natuurlijk gemaakt was, alsof het zand werkelijk liep. Het mooiste was echter een brandende lamp, waarvan het licht niet genoeg kon bewonderd worden. Wetstein vroeg hier 1200. gulden voor. Het ware te wenschen, dat deze zeer merkwaardige werken van den meester nog eens werden teruggevonden. 2) „Deze drie tafels", zoo verhaalt Uffenbach verder, „had de schoonvader van Wetstein in pand gekregen van den kunstenaar, die ze maakte, want Dirck van Rijswijck was arm en ellendig gestorven." Dat het hem niet goed ging, ondanks de hooge prijzen, die hij voor zijn tafels maakte, heeft men reeds kunnen opmaken uit de door hem op zijn werken opgenomen gelden. so schon ist, als diese Arbeit, es ist auch niemand der es mehr machen kann. Diese Stucke sind dem SchwiegerVater des Herrn Wetstein versetzt worden, wie dann der Kunstler so sie gecoacht, arm und elend gestorben. Auf den zwey erste stunde : Dirk van Ryswick, invenit & fecit. Amstelodami. Bey dem dritten aber war nur dieses zeichen V R. 1) Is de Vanitas uit de akte van 1679, hier bl. 49. 2) Een akte, 2 September 1673 voor Notaris Jacob de Vlieger opgemaakt, geeft ons de handteekening van Derck van Rijswijck te zien en doet hem tevens kennen als getuige in een aardig buurttafereeltje. Hij, goudsmid, oud omtrent 76 jaar, met Barent Dirkx Crul (die onderteekent B. D. Crullis), cassier in de Bank van Leening, oud omtrent 55 jaar, wonende in de Beerenstraat, „hebben ten versoecke van Sr. Francois Smith, apotheker, mede in de Beerenstraat, getuycht, waer ende waerachtig te syn, dat sy getuygen hebben gesien, dat door de reegen het water langs de muyren van des requirants huys loopt en in de bedstede, -- syn bedde, peulen en dekens door het water dat daer swaer invalt, meest is bedorven daerdoor groote overlast, schade ende ongemack is lydende, alsmede ook syn meubelen en goederen."
Caswg warn
51 Indien men het paarlemoerwerk tot het kunstwerk mag rekenen, waarop het m.i. het volste recht heeft, dan is Dirck van Rijswijck in zijn vak een groot kunstenaar geweest, en werd hij als zoodanig door niemand evenaard. 1 )
Niet alleen geeft hij bloemen weer uit onze vaderlandsche tuinflora, maar bovendien is de schikking dezelfde als van de bloementuilen, ruikers en festoenen op de schilderijen uit den bloeitijd onzer schilderkunst van Zegers, Marsaeus, Rachel Ruys, v. Kessel en anderen, en dus blijkbaar, evenals zoovele motieven van onze beeldende kunstenaars, ontleend aan de werkelijk vervaardigde ruikers en slingers. Meestal zijn het zware, vaak dicht aaneensluitende bloemen in het midden, omgeven als door een lossen tooi van op teêre stengels vrij loshangende grassen en bloempjes. Op sommige der bestgeslaagde tafels zien we die bloemen en aren als wiegende op hunne stelen. In eiken ruiker en elk festoen vinden we velerlei bloemen bijeen, elke soort in haar eigenaardig karakter gehouden, omfladderd en omzoemd door allerlei vlugge insecten, die in heerlijk doorschijnende tinten, vlug zijn weergegeven. Het zijn juist deze bijzonderheden in de schikking, die ons het recht geven alle gedachte aan nabootsing van oostersche kunst geheel te verwerpen, al heeft de kunst van inleggen met paarlemoer, dank zij vooral de vindplaatsen van het materiaal, in Zuidelijke en Oostelijke landen haar oorsprong. De echt vaderlandsche tulpen behooren tot de bestgeslaagde bloemen van dezen kunstenaar en juist zegt Vondel in zijn lofgedicht van 1660 : „ .... en keur van schoone tulpen Die als 't kameleon Met menigh slag van verwen zijn behulpen, Bekooren zelfs de zon".
Zooals van zijn flora de bloemen meest veel beter geslaagd zijn dan de bladeren en stengels, zoo schuilt, bij het niet altijd even juist anatomisch weêrgeven der diertjes, toch de groote bekoring in de geestige houding en de guitige kopjes ; vooral de vogeltjes, de juffertjes, de aapjes en het kameleon zijn natuurlijk en mooi van beweging. Mooie, warme partijen van paarlemoergloed brengen in de voorstellingen steeds afwisselende levendigheid, wat Vondel doet dichten, dat hier „vier door kunst uit water wort geboren." Smaakvol weet Van Rijswijck voor iedere bloem door uitgezocht, verschillend getint en geplaatst paarlemoer, het karakter, de kleur, de ronding en de
Zou deze B. D. Crullis, oud-collega van Vondel aan de bank van leening, ook in eenige verwantschap staan tot Margarita Krulis, de onbekende, aan wie de dichter op Sint Agnes, 1658 (?) een „Maeghdepalm'' wijdde bij haar intrede bij de Clarissen? (Zie v. Lennep, Vondel, VII, 687). 1 ) Zeker niet door Jan Vyscher, leerling van Dirck van Rijswijck, van wien een toetssteenplaat ingelegd met vogels van parlemoer, in het Rijksmuseum, in 't bezit is van 't Kon. Oudheidk. Genootschap.
52 teêrheid der bloembladeren te typeeren ; terwijl hij soms op bepaald meesterlijke wijze, door het ingraveeren van fijne, donkere lijntjes, bladnerven, schaduwen en oneffenheden weêrgeeft. Waar hij menschelijke figuren tracht af te beelden, slaagt hij het minst. Zijn geniussen en engeltjes zijn, volgens Uffenbach, grof en onbeholpen. Maar al de werken van onzen kunstenaar zijn niet gelijk in uitvoering en ontwerp, en het verdient opmerking, dat zijn vroegste mozaïeken niet slechts de fraaiste en meest natuurlijke kleuren vertoonen, maar dat hij daarvoor ook hout in plaats van toetssteen als ondergrond gebruikte. Het ligt voor de hand, dat deze grondstof hem op den duur niet voldaan heeft. De paneeltjes zijn dikwijls gebarsten, waardoor de paarlemoeren bloemen uitvallen. Bij de restauratie van de schitterende guirlande uit 1653, (No. 3) die om zoo te zeggen verplankt is, evenals een schilderij verdoekt wordt, had ik gelegenheid de techniek van Dirck van Rijswijck te leeren kennen. In een eikehouten plankje, of in de steen, worden in grove figuren de plaatsen uitgehold, waar de takjes en bloemen moeten komen. Deze holten worden met een dun laagje pek opgevuld, 't kan ook een soort bitume zijn, waarin dan de ruwe kant van het stukje paarlemoerschelp bevestigd wordt, en zeer vast gehecht blijft. Vooraf is een dun plankje van ebben- of palisanderhout op het eiken plankje bevestigd. Hierin zijn zeer nauwkeurig de omtrekken van elk blaadje, takje, bloempje of insect uitgesneden, zoodat zij precies om het paarlemoer aansluiten. Later worden op het paarlemoer de fijnere lijntjes en randen der blaadjes ingegrift, en met een zwarte vloeistof aangegeven. Hij gebruikte ook vaak marmer voor de tafels en balustrades, waarop hij zijn vazen afbeeldt. Toen Van Rijswijck later op de gedachte kwam om, in plaats van hout, de harde toetssteen te gebruiken, moet hij veel meer moeilijkheden te overwinnen hebben gehad. De holten zijn dan ook in de steen soms weinig nauwkeurig uitgediept, ja, soms is 't duidelijk te zien, hoe de beitel is uitgegleden of te ver gegaan. Veel van zijn latere stukken zijn van bleek getint paarlemoer en lang niet in die schitterende kleuren uitgevoerd, als zijn vroegste werken. 1) Wellicht kwamen de bestellingen zoo druk in, dat de afwerking er onder lijden moest; wellicht waren de fraai getinte schelpen niet meer zoo goed te krijgen, zeker is 't dat de kunstenaar tusschen 1650
-
1665 zijn hoogste kunstvaardigheid bereikt had, later
werkt hij naar een schilderij van d'Hondecoeter en zet er zelfs nog
iuvenit etj'ecit
onder.
1 ) Door Dr. A. Pit, Directeur van het Nederl. Museum, is de opmerking gemaakt, dat enkele mozaiekwerkjes namaak van mindere kunstenaars zouden zijn. Hij wilde daaronder ook rekenen de imitatie van d'Hondecoeters n Menagerie" (Nos. 6 en 7). Zonder nauwkeurige technische aanwijzing der gebreken, die het werk minderwaardig zouden maken, acht ik deze veronderstelling echter onaannemelijk. Het verschil met de, ook door Dr. Pit, als valsch erkende tafeltjes in het Nederl. Museum is te groot.
53 Deze man, wiens naam onder de beste beoefenaars der 17e eeuwsche kleine kunst geteld moet worden, stierf op hoogen ouderdom, zeker over 83 jaar,') in armoede en ellende. Men mag aannemen, dat hij begraven is in het graf in 1622 door hem in de Zuiderkerk gekocht. Maar zijn naam is vereeuwigd door zijn kunst. Vondel, bijna zijn gelijke in jaren, voorspelde: „De paerlemoerbloem, op haer steel, Volght d'eeuwigheid in duurzaemheit En blijft totdat de werelt scheit, Waer bloeide ooit eêler bloemprieel."
AMSTERDAM, (Mei /Nov. 1908.)
J. F. M. STERCK.
1 ) Volgens den titel van Oudaens gedicht (Zie bi. 45.) Mr. Jacob van Lennep heeft in een geestige novelle ons de werkplaats van Dirck van Rijswijck binnengeleid, en aldaar bij het bezoek van Cosmo de Medicis in 1 667 doen tegenwoordig zijn. (Mijmeringen in en over Amsterdam. Hfdst. XIX. „In dt paerlemoeren schel',". Rom. Werken, XII. 's-Gravenhage—Leiden. 1878.)
NO. I. GEDENKTAFELTJE VAN NICOLAS VERBURCH, 1671.
(In het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap.)
N. 2. „FEESTTAFEL DER GODEN", 1660.
(Nederlandsch Museum, Amsterdam.)
No. 3. TAFELTJE VAN EBBEN- EN PALISSANDERHOUT i1E1' PAARLEMOER INGELEGD, 1653. (Bij J. F. M. STERCK.)
(Bij J. F. M. STERCK.)
,
Six 's Graveland.)
GROOTE ACHTKANTE EBBENHOUTEN TAFEL MET PAARLEMOER INGELEGD.
GEMERKT : DvR. I. AvR. S. (Bij Jhr. W.
No 5.
No. 4.
EBBENHOUTEN TAFEL MET PAARLEMOER INGELEGD.
No. 7. DE MENAGERIE DOOR M. D'HONDECOETER.
(Rijksmuseum, Amsterdam.)
No 6.
'1 OE I'SST E EN EN TAFEL NAAR EEN SCHILDERIJ VAN D'HONDECOETER. (Bij J. F. M. STFRCK.)
N o.
8.
'i'OETSSTEENEN TAFELTJE, 1675.
(Bij Dr. N. M.
JOSEPHUS JITTA.)
N O.
9.
TOETSSTEENEN TAFELTJE, I 673.
(Bij J. F. M. S TERCK.)
NO. t O.
Na. I I.
IN PALMHOUT GESNEDEN PORTRETJES OP TOETSSTEEN VAN ONBEKENDEN.
(In het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap.)
A. PENNING OP HET BELEG VAN AMS I'ERDAM DOOR WILLEM II I
1650.
(Verzameling D. C. MEIJER JR., veiling R. W. P. DE VRIES.)
C. PORTRET- PENNING VAN GERARD HULFT,
1654.
(Verkocht bij FRED. MULLER & C°., 1907.)
B. PENNING OP HET SNEUVELEN VAN M. HZ. TROMP,
1653.
(Verzameling D. C. MEIJER JR., veiling R. W. P. DE VRIES.)
TYP. M. J. PORTIELJE, AMST.