Verslag Expertmeeting Adolescentenstrafrecht Datum bijeenkomst Tijdstip Locatie
: 11 december 2014 : 13.00 – 17.00 uur : Vergaderzaal 7, Boothstraat 7 te Utrecht
Inleiding Expertmeeting Adolescentenstrafrecht Op donderdag 11 december heeft ForCA in samenwerking met de sectordirectie JJI en de beleidsdirectie DJJ van het Ministerie van Veiligheid en Justitie een Expertmeeting over het Adolescentenstrafrecht (ASR) georganiseerd. De Expertmeeting was een follow-up van de Expertmeeting in het najaar van 2013. De doelstelling van de Expertmeeting was om een jaar later te kijken naar de stand van zaken met betrekking tot het Adolescentenstrafrecht (ASR). Wat heeft de invoering van het ASR voor de professionals en adolescenten betekend? En hoe ziet het eruit vanaf 2015? De deelnemers waren ongeveer 120 medewerkers van organisaties zoals Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s), het Openbaar Ministerie, het Ministerie van Veiligheid en Justitie, de Jeugdreclassering, Reclassering (3RO), de Raad voor de Kinderbescherming, NIFP, universiteiten en advocatenkantoren. De dag werd voorgezeten door Wikke Monster, strafrechtadvocaat te Amsterdam. Zij opende de dag met een kort welkomstwoord. Daarna werd het programma vervolgd met de volgende onderdelen: Martijn van Dam – Ministerie van Veiligheid en Justitie Martijn van Dam, projectleider Adolescentenstrafrecht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, heeft een algemene terugkoppeling gegeven over het afgelopen jaar: waar stonden we ten tijde van de vorige expertmeeting, wat is er in de tussentijd gebeurd en hoe/door wie? Wat is daarvan het resultaat (waar staan we nu)? Martijn benoemt dat het doel van de implementatie zich niet richtte op het doen toenemen van het aantal gevallen waarin artikel 77c (jeugdstrafrecht) werd toegepast bij 18- tot 23-jarigen maar dat het ging om het bevorderen van de afweging of het jeugdstrafrecht of het volwassenenstrafrecht beter past bij de ontwikkelingsleeftijd van een individuele jongvolwassene. Hij vertelt dat toen hij met collega’s aan het project begon in het najaar van 2013, de datum van inwerkingtreding nog voorzien was op 1 januari 2014. Na zich een aantal dagen verdiept te hebben in het wetsvoorstel en de implicaties daarvan voor de praktijk werd geconcludeerd dat enkele maanden onvoldoende zou zijn om een goede implementatie vorm te geven. Uiteindelijk is er daarom voor gekozen om de datum van inwerkingtreding op 1 april 2014 te stellen. Het projectteam heeft vervolgens samen met de projectgroep ASR (beleids- en managementvertegenwoordigers van de betrokken keten-organisaties) de gehele implementatieopdracht als het ware ‘in stukjes geknipt’, door de wijzigingen te vertalen in thema’s, zoals ‘De wijzigingen in de GBM’ en ‘Inpassen ASR in ZSM en adviesproces’. Per thema werd vastgesteld wat er nodig zou zijn voor implementatie en wie daarbij betrokken zouden worden. In de aanloop naar 1 april en voor een deel ook nog in de periode daarna zijn werkafspraken gemaakt op de verschillende thema’s. De gedurende het implementatieproject gemaakte afspraken vormen de basis voor een werkbare praktijk. Nu het project van het Ministerie van Veiligheid en Justitie als zodanig wordt afgerond eind december 2014, zijn de ketenorganisaties aan zet. De inbedding van de gemaakte afspraken in de praktijk is nog niet voltooid. Er zal in 2015 ook nog een aantal keren een klankbordgroep ASR bij elkaar komen, met daarin vertegenwoordigers van de diverse ketenorganisaties. Ook een vertegenwoordiger van de beleidsafdeling van het Ministerie van Veiligeheid en Justitie zal daarbij aangehaakt blijven.
2
Of het adolescentenstrafrecht en de implementatie daarvan een succes is, zal het komende jaar duidelijk moeten worden. Dan zal ook meer zicht komen op de cijfers, bijvoorbeeld hoe vaak artikel 77c wordt toegepast in een vonnis. Aldo Janse de Jonge - Ministerie van Veiligheid en Justitie De centrale vraag die Aldo Janse de Jonge (implementatieadviseur projectteam Adolescentenstrafrecht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie) de deelnemers voorlegde was: resulteren de transitie Jeugdzorg en het ASR nu vooral in risico’s of in kansen? Bij aanvang van de presentatie waren de meningen van de deelnemers hierover fifty-fifty verdeeld. In het vervolg van de presentatie heeft Aldo stilgestaan bij de consequenties van de transitie en het ASR. Na de transitie jeugdzorg (die per 1 januari 2015 realiteit zal worden) wordt de gemeente namelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdreclassering en de jeugdhulp. De inwerkingtreding van het adolescentenstrafrecht brengt met zich mee dat de gemeenten dan ook verantwoordelijk worden voor de jeugdreclassering en jeugdhulp voor jongvolwassenen die volgens het jeugdstrafrecht worden veroordeeld. Per leeftijdsgroep zijn de gevolgen op het werkproces en de rolverdelingen daarbinnen uitgelegd. Daarna zijn de risico’s en kansen voor het toepassen van ASR geïnventariseerd. De belangrijkste risico's bleken: - je weet niet wat er is ingekocht door gemeenten; - het opnemen van een beschrijving van de benodigde hulp in een juridische beslissing is cruciaal, maar gebeurt niet altijd; - er is sprake van onbekendheid over ASR bij gemeenten en zorgverleners; - toepassen jeugdstrafrecht met VR: lastiger om aanvullende hulp te organiseren. Gelukkig werden er ook genoeg kansen benoemd: - de toeleiding naar hulp wordt eenvoudiger; - er is geen sprake van een eigen risico; - specialistische hulp wordt mogelijk georganiseerd in een landelijk arrangement. Na afloop van de presentatie werd de deelnemers opnieuw gevraagd of de transitie Jeugdzorg en het ASR nu vooral in risico’s of in kansen resulteren. De meningen van de deelnemers bleken onveranderd: nog steeds zag ongeveer de helft vooral kansen, de andere helft vooral risico’s. Intermezzo: FILM De dialoog tussen een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) en een Penitentiaire Inrichting (PI) wordt ingeleid middels een kort interview met een 22-jarige jongen die in Forensisch Centrum Teylingereind heeft gezeten. De jongen kijkt tevreden terug op zijn tijd in deze JJI: hij heeft een behandeling en een mentor gekregen, en daardoor goede dingen geleerd en een diploma gehaald. Hij blikt terug op een best wel gezellige en positieve tijd, waarin hij ook veel heeft gelachen. “Ik gun het mensen om in een JJI in plaats van een PI te zitten”, is zijn boodschap. Dialoog tussen JJI en PI De eerste dialoog werd gehouden tussen Rob Smit (GZ-psycholoog in het Psychomedisch team van de PI Veenhuizen) en Tamara Pultrum (hoofd behandeling van JJI Juvaid in Veenhuizen). In de dialoog stonden de verschillen tussen een PI en een JJI en de doelgroepen die zich in beide typen inrichtingen bevinden centraal. Wanneer is een individuele adolescent nu beter af in een PI en wanneer in een JJI? Welke praktijkvoorbeelden hebben we daar al van gezien?
3
Alhoewel de sprekers gevraagd zijn om de verschillen tussen hun instellingen te verkennen, starten ze hun presentatie met de boodschap dat beiden ASR toch vooral zien als kans om hun werkprocessen beter op elkaar af te stemmen. Allebei willen ze recidive verminderen en aansluiten bij de motivatie van de jongere. Er zijn verschillen in leefklimaat en autonomie, maar verder vooral veel overeenkomsten. Voor beiden staat de vraag centraal: aan welke bejegening heeft deze adolescent behoefte? De bejegening in de JJI wordt hierbij gekenmerkt door veel betrokkenheid en een zeer gestructureerde dagroutine. Sommige adolescenten ervaren dit als betuttelend. De bejegening in de PI wordt gekenmerkt door meer eigen verantwoordelijkheid en meer vrijheid in de dagelijkse routine. Sommige adolescenten kunnen hier niet goed mee omgaan. Er zijn echter ook jongeren die juist graag in een PI zitten, omdat ze daar iets meer ‘met rust worden gelaten’. Dit betreft bijvoorbeeld jongeren die ‘behandelmoe’ zijn na meerdere malen in een JJI te hebben gezeten. Omgekeerd noemen de deelnemers ook voorbeelden van jongeren van 20-21 jaar die in een PI zitten omdat zij een zwaar delict hebben gepleegd, maar juist schreeuwen soms een behandeling. Het grootste knelpunt blijkt te zijn: hoe weet je nu welke bejegening past bij welke jongere? Soms kom je daar pas achter als de jongere al binnen is, maar dan kun je niet meer switchen. Op dit moment moet de keuze tussen JJI en PI heel snel worden genomen, er zit veel tijdsdruk op. Vanuit de deelnemers wordt de suggestie gedaan: kan er in de JJI geen instroomgroep voor 18-23 jarigen komen, waar first offenders een aantal weken worden geobserveerd? Alhoewel hier wat tegens tegen worden opgeworpen (o.a.: er wordt al veel gedifferentieerd binnen JJI en PI; er wordt vanuit het OM nu al per zaak gekeken; er is vroeghulp, en dit advies wordt veelal opgevolgd) blijkt het overgrote merendeel van de aanwezigen toch vóór de invoering van een dergelijke instroomgroep te stemmen. Overhandiging eindrapport Onderzoek zorgaanbod adolescenten in JJI Hoofdonderzoekster Leonieke Boendermaker van Rijksuniversiteit Groningen presenteert de belangrijkste bevindingen van haar onderzoek naar het zorgaanbod voor 18- tot 23-jarigen in een JJI, namelijk: - 18-minners en 18-plussers lijken sterk op elkaar qua achtergrondkenmerken. - Het belangrijkste verschil tussen beide groepen is gelegen in de ontwikkelingsfase waarin ze zich bevinden, en de bijbehorende ontwikkelingstaken. - Het zorgaanbod in JJI’s is behoorlijk compleet, maar voor adolescenten is een aantal aanpassingen nodig: 1. YOUTURN: Zorg ervoor dat de profielen uit YOUTURN flexibeler kunnen worden toegepast, voeg nieuwe profielen toe omtrent voorbereiding op zelfstandigheid en pas het taalgebruik en de voorbeelden in YOUTURN aan. 2. Interventies: Er worden meerdere vergelijkbare interventies aangeboden. Moeten we gebruik maken van COVA voor volwassenen of bestaande interventies voor jongeren enigszins aanpassen? 3. Zelfstandigheid: Vergelijk de Get Smart module uit YOUTURN met bestaande interventies. Thema’s waaromtrent zorgaanbod nodig is zijn: omgaan met geld, administratie / belasting; voorbereiding op tussenstap/ fasehuis/ kamertraining 4. Uitbreiden zorgaanbod: Breid het zorgaanbod omtrent middelengebruik, seksualiteit en vormgeven gelijkwaardige (niet gewelddadige) relaties, voorbereiding op ouderschap en arbeidstoeleiding uit. Onder applaus overhandigt Leonieke het eindrapport aan Angelique Koevoets (sectordirecteur JJI) en Joop van der Vlugt (bestuurder Het Poortje jeugdinrichtingen). De digitale versie van het rapport is te raadplegen via www.hetpoortje.nu .
4
Dialoog tussen Reclassering en NIFP De tweede dialoog werd gehouden tussen Lieke Vogelvang (onderzoeker NIFP) en Stephany Rosheuvel (reclasseringswerker SVG). Het OM werd nadrukkelijk uitgenodigd om mee te discussiëren. Centraal stond de vraag naar de meerwaarde van het gebruik van de wegingslijst van het NIFP en het wegingskader van de 3RO zoals partijen dit in de praktijk ervaren. Vullen ze elkaar aan, leiden ze tot een synthese, of is er (op onderdelen) sprake van tegengesteldheid? De presentatie begon met de casus van een 19-jarige jongen waarover aan de ‘ZSM-tafel’ een eerste beslissing genomen dient te worden over de strafrechtelijke afdoening. Hierbij zijn beide wegingskaders van belang. De OM-indicatielijst bestaat uit 5 korte criteria (indicaties en contra-indicaties). Alhoewel de lijst zeer grofmazig is, en een indicatie als 'thuiswonend' mogelijk niet zoveel zegt, wordt de lijst ingevuld op basis van fijnmaziger informatie die door 3RO wordt aangeleverd. Het OM gaf hieromtrent aan dat de kwaliteit van de vroeghulprapporten steeds betere wordt. Er lijkt dus meer bewustzijn te zijn over het belang van de aangeleverde informatie, en de aanwezigen verwachten dat de kwaliteit van de informatie in de toekomst nog beter zal gaan worden. De discussie richt zich vooral op de vraag: de aard en ernst van het delict vormen nu een contra-indicatie voor jeugdstrafrecht, maar moet dit niet juist een indicatie zijn? De NIFP-lijst betreft een wegingslijst. De vraag die de deelnemers oproepen is echter: kun je wel een gewogen oordeel geven, als je over zeer weinig informatie beschikt? In de praktijk is de oplossing hiervoor dat items waarover geen informatie voorhanden is, niet worden ingevuld. Overigens heeft een evaluatie naar het gebruik van de NIFP-wegingslijst aangetoond dat deze behoorlijke overeenstemming over het type strafrecht dat in de casus moet worden toegepast oplevert. Er is minder overeenstemming over de specifieke op te leggen sanctie. De dialoog werd afgesloten met de conclusie dat er veel overeenkomsten zijn tussen beide wegingskaders, maar vooral het doel waarvoor ze worden ingezet is anders.
Plenaire afsluiting Expertmeeting Tijdens de afsluitende plenaire discussie werd de deelnemers enkele stellingen voorgelegd. Dit resulteerde in de volgende bevindingen: - De meerderheid van de aanwezigen is vóór méér samenwerking tussen reclassering en NIFP in een zo vroeg mogelijk stadium. - De meerderheid van de aanwezigen is het oneens met de stelling dat het OM terecht eist dat artikel 77c (jeugdstrafrecht) niet mag worden toegepast bij ernstige strafbare feiten. De persoon van de verdachte is volgens hen het belangrijkste om naar te kijken. Maar, zo geeft het OM aan, “wij moeten ook letten op het belang van het slachtoffer en de roep om vergelding”. - De meerderheid van de aanwezigen vindt dat je ook zonder wegingskader een geschikt advies kunt geven. Hierbij wordt wel opgemerkt dat het plaatsen van een verharde jongere in een JJI zowel voor de jongere zelf, maar vooral ook voor de hele groep, een negatief effect heeft. - De meerderheid van de aanwezigen vindt dat het jeugdstrafrecht als standaard toegepast dient te worden bij 18-23-jarigen. De Expertmeeting werd afgesloten met het laten benoemen van aandachtspunten voor 2015:
5
- de sluiting van JJI's (roep om Amsterbaken open te laten en een aparte JJI voor adolescenten te openen); - de PI’s meer betrekken bij het ASR (er was op de Expertmeeting slechts 1 medewerker van een PI aanwezig); - de rechterlijke macht meer betrekken bij het ASR (geen vertegenwoordiger aanwezig); - alle 18-23 jarigen meenemen in onderzoek van 3RO. De middag werd afgesloten met een drankje en een hapje waarbij de deelnemers de gelegenheid hebben benut om nog even na te praten.
6