Pedagogisch kader kindercentra 4 – 13 jaar
Dagelijks werk in de buitenschoolse opvang Verslag door Liesbeth Schreuder van een discussie, gevoerd aan de hand van een vragenlijst Datum Aanwezig
8 februari 2010 16 deelnemers afkomstig van de organisaties Stichting Eigen en Wijzer (Loosdrecht en Maarssen), Kinder Service Hotels b.v., Kids First Kinderopvang (Almere), Korein (Eindhoven), 2Samen (Den Haag), Kober (Breda), Speelwerk (Meppel), Kinderpret, Kinderopvang SKAR en zelfstandig trainingsbureau. Aanwezig namens het projectteam: Liesbeth Schreuder (NJi) en Ruben Fukkink (Kohnstamm Instituut).
Doel van de discussie Overzicht krijgen van de dagelijkse werkzaamheden op de buitenschoolse opvang. Welke woorden kan je daaraan het beste geven en wat zijn de pedagogische vraagstukken die zich daarin voordoen? Bij de discussie is gebruik gemaakt van de vragenlijsten die vooraf aan de deelnemers zijn toegestuurd. De (lege) vragenlijst vind je onderaan dit verslag. 1. Lijst van onderdelen in het dagelijkse werk die respectievelijk leuk zijn; waar je goed in bent; moeilijk zijn; vervelend zijn. Leuk: •
afwisseling in het werk: met de kinderen zijn + vergaderen + organiseren;
•
contact met de kinderen tijdens het eten en drinken; proeven wat ze bezighoudt;
•
organiseren van creatieve activiteiten en buitenactiviteiten;
• kinderparticipatie: in twee weken komen alle kinderen aan bod. Waar je goed in bent: •
Flexibel de zaken uitvoeren, inspringen indien nodig;
•
Structuur aanhouden in het dagritme;
• Organiseren van themagerichte activiteiten; Moeilijk: •
Slecht-nieuwsgesprek met ouders (problemen van/met hun kind);
• Administratie en andere taken uitvoeren terwijl je ook met de groep bezig bent. Vervelend: •
Ouders zonder aandacht voor wat hun kind heeft gedaan, zonder aandacht voor de pedagogisch medewerker;
•
Teamcollega’s die niet enthousiast zijn, altijd mitsen en maren;
•
Vakantierooster rond krijgen.
1
2. Inhoud van het dagelijkse werk en de belangrijkste onderdelen daarvan. NJi heeft een rij dagelijkse werkzaamheden samengesteld. Deze lijst wordt als volgt aangevuld (in cursief): 1. halen, verwelkomen en afscheid nemen: vooral halen en verwelkomen belangrijk, start van de middag 2. zorg voor eten en drinken: op vrije middagen en in vakanties ook lunch. Soms ook warm eten. 3. persoonlijke aandacht voor ieder kind= zorg voor welbevinden: ook hulp bieden bij frustraties en ongemakken 4. aandacht voor de groep 5. aandacht voor kinderparticipatie: de mening van de kinderen 6. vrij spelen begeleiden: op weg helpen, ideeën aanreiken, materialen klaarleggen, ideeën geven, gelegenheid om niets te doen 7. buitenspelen begeleiden 8. huiswerk begeleiden: meestal individueel en op vraag van een kind. Niet structureel 9. opruimen, schoonmaken en andere verplichtingen van kinderen 10. creatieve activiteiten: niet dagelijks 11. sportieve activiteiten: niet dagelijks 12. natuuractiviteiten: niet dagelijks 13. technische activiteiten: komt niet veel voor, men mist materialen 14. toneel en muziek: niet dagelijks 10 t/m 14 vinden soms als workshops plaats, soms buiten de deur, en zeker 12,13 vaak alleen inde schoolvakanties 15. voorlezen, televisie en computer: televisie kijken is een uitzondering, alleen in vakanties. 16. uitstapjes: uitstapjes die geld kosten alleen in vakanties. 17. voorbereiden van activiteiten en overleg met de collega’s 18. Overdracht over kinderen aan ouders, school en collega’s (bij punt 1 onderbrengen) 19. Oudercontacten: participatie, informele uitwisseling, slechtnieuwsgesprekken, aparte 10 minutengesprekken. Huiswerkbegeleiding is geen belangrijke dagelijkse bezigheid, computer en televisie worden bewaard voor bijzondere gelegenheden zoals vakanties. Dit geldt ook voor uitstapjes en de meeste soorten activiteiten. Sport- en creatieve activiteiten worden wel ook dagelijks uitgevoerd. Het ingewikkelde (en leuke) van het werken in de buitenschoolse opvang is dat de vakanties, de studiedagen en de vrije woensdagmiddag zo heel anders zijn dan de schoolmiddagen: veel rustiger, het is heerlijk om zoveel tijd te hebben met de kinderen. Je leert ze dan ook veel beter kennen. Belangrijkste onderdelen van het werk zijn in de woorden van de deelnemers: •
Veiligheid creëren voor de kinderen;
•
Zorgen dat kinderen het naar hun zin hebben en zichzelf kunnen zijn;
•
Kinderen uitdaging bieden en zorgen dat ze zich ontwikkelen;
•
Open staan voor en oprechte interesse tonen in elk kind.
Dit doen de pedagogisch medewerkers door: •
het bieden van structuur, groepsregels, dagritme;
•
het creëren van een goede groepssfeer en gezelligheid maken door hoekjes;
2
•
goed te luisteren, zelf open en eerlijk zijn, en ook één- op- één gesprekjes te hebben met de kinderen;
•
ontwikkelingsmateriaal tevoren klaar te leggen, activiteiten aan te bieden en voor afwisseling te zorgen;
•
zelf mee te doen met de kinderen, interactief bezig zijn;
•
extra aandacht te geven aan het halen uit school en het verwelkomen na school (een goede start van de middag is het halve werk, in het bijzonder van belang bij de kleuters);
•
kinderen inspraak en vrije keuze te geven in wat zij willen gaan doen;
•
kinderen te enthousiasmeren en op weg te helpen met hun spel en kinderen die hun draai niet kunnen vinden een beetje uit te dagen of te helpen.
Het belangrijkste principe van de buitenschoolse opvang is dat er niet alleen vrije keuze aan de kinderen gegeven wordt (“dan zijn ze alleen maar buiten”), maar dat ze er ook iets leren. 3. Pedagogische middelen in het dagelijkse werk De volgende zaken worden toegevoegd aan de onderscheiden middelen van de vragenlijst door de deelnemers(cursief) 1. Communicatie met de kinderen (luisteren, praten, ondersteunen, bemiddelen, opvoeden) 2. Organisatie van de groep (regels, dag progamma aanhouden, positieve relaties in de groep bevorderen, overzicht houden over het groepsgebeuren) 3. Spel- en activiteitenbegeleiding binnen en buiten (vrij spel begeleiden, activiteiten voorbereiden en begeleiden, buiten meer kindvolgend en binnen meer sturend) 4. Kinderparticipatie (kinderen verantwoordelijkheid en inspraak geven) en evalueren 5. Inrichting en materialen (hoeken inrichten, materialen aanschaffen) binnen en buiten 6. Observeren en kinderen volgen (signaleren problemen, ontwikkeling volgen, groepsrelaties volgen), registreren en overdragen. 7. Gericht zijn op behoeften van verschillende leeftijden Alle bovengenoemde pedagogische middelen worden volgens de deelnemers in het dagelijkse werk gebruikt. - Gevraagd wordt om binnen en buiten expliciet te noemen.
-
Inrichten en materiaalaanschaf is niet echt een dagelijkse aangelegenheid, maar wel een belangrijk middel (volgens de meesten). Kinderparticipatie gebeurt meestal als een project, maar zou eigenlijk dagelijks moeten zijn.
-
Bij observeren hoort ook documenteren/registreren, evalueren en follow-up.
-
Gerichtheid op verschillende leeftijden moet worden toegevoegd. Wellicht niet als apart pedagogisch middel maar wel als houding.
-
4. Pedagogische doelen in het dagelijkse werk 1. Veiligheid bieden aan kinderen 2. Persoonlijke competenties van kinderen bevorderen 3. Sociale competenties van kinderen bevorderen 4. Overdracht van normen en waarden Deze basisdoelen worden door iedereen erkend, al zouden sommigen ze meer in spreektaal geformuleerd willen zien. Velen willen eraan toevoegen: 5. Uitdaging en ontwikkelingsmogelijkheden bieden 3
De formulering betreffende de competenties (2 en 3) dekt dat doel niet voldoende. 5. Voorschoolse opvang Bijna alle deelnemers hebben ook ervaring met de voorschoolse opvang. Vaak worden kinderen van verschillende locatie gecombineerd. Soms zijn er wel 60 kinderen aanwezig. Het programma is als volgt: - 7.00 – 8.00 binnenkomende kinderen, meestal met hun ouders. Voor de ouders is thee en koffie. Het valt op dat veel ouders even (soms een half uur) blijven hangen. Kennelijk is het ook voor hen een prettig begin van de werkdag. Voor de kinderen is er ook thee, waarbij ze hun meegebrachte boterhammetje kunnen opeten. Ontbijt hoort niet tot het aanbod van de voorschoolse opvang. Men vindt dat ouders dit thuis moeten doen. Wellicht dat dit in sociale achterstandswijken wel gebeurt /gaat gebeuren. De pedagogisch medewerker heft alvast wat spelmateriaal klaargelegd, zoals tekenspullen, spelletjes, knutselspullen, boekjes en tijdschriften. Sommige (jonge) kinderen zijn ’s ochtends al heel actief aan het springen en dansen. Geen televisie. (NB: thuis kijken veel kinderen voor schooltijd televisie, opmerking Liesbeth). Om 8.15 wordt er opgeruimd en gaan de pedagogisch medewerkers de kinderen naar school brengen. De kleuters en groep 3 worden meestal tot in de klas gebracht, de rest naar het schoolplein. Het doel van de voorschoolse opvang is het bieden van een rustige start van de schooldag. De leidsterkind ratio 1 op 10 wordt niet zo strikt gehanteerd. Er zijn veel kinderen die alleen op de voorschoolse opvang komen en verder geen gebruik maken van de buitenschoolse opvang. Soms wordt van de pedagogisch medewerker verwacht dat ze juist tijdens de voorschoolse opvang haar administratie doet. Dat is eigenlijk niet te doen. -
6. Vakantieopvang De vakantietijd ervaren de deelnemers als een leuke tijd. Er is een draaiboek waarin activiteiten, uitstapjes en tijden staan. Kinderen hebben vaak een belangrijke stem in het vakantieprogramma. Ze denken van te voren mee over wat ze kunnen gaan doen. Op verzoek van de kinderen zelf zijn er ook dagen waarin ze niet de deur uitgaan. De pedagogisch medewerkers en de kinderen vinden het heerlijk dat er meer tijd is, zodat je bijvoorbeeld bij een kookactiviteit niet zo hoeft te haasten. Het is ook leuk om kinderen de hele dag mee te maken. Je leert ze zo veel beter kennen en er is meer tijd om te praten. Het is wel heel anders werken dan op de schoolmiddagen. Er zijn ook pedagogisch medewerkers die zo’n dag veel te lang vinden (niet in deze groep, overigens). Het vakantieprogramma komt meestal in een boekje, nieuwsbrief of prikbord terecht, zodat kinderen weten wat er die dag te gebeuren staat. Zwemmen is een geliefde activiteit, of erop uit trekken naar het bos. Soms is er een kamp (in de zomervakantie), waarbij elk kind zich voor enkele dagen kan opgeven. Grote organisaties hebben een eigen speciale centrale vakantieplanner of kopen de activiteiten in bij een extern projectbureau. De vakantieactiviteiten worden dan centraal aangeboden en kinderen van verschillende locaties worden gemixt, afhankelijk van hun inschrijving op bepaalde activiteiten. De locaties kunnen soms een beroep doen op een speciale sport- en spellentas, die dan rouleert tussen de locaties. Er komen ook wel kinderen alleen voor de vakantieactiviteiten. Maar meestal zitten de kinderen ook op buitenschoolse opvang tijdens de schooltijd.
4
7. Pedagogische dilemma’s/discussies in het dagelijkse werk. Verveling en hangen Kinderen hoeven niet de hele tijd enthousiast te zijn over de buitenschoolse opvang. Dat is niet realistisch, want sommige kinderen gaan niet uit vrije wil naar de buitenschoolse opvang, maar omdat het moet. Bovendien hoort het bij een kinderleven dat de vrije tijd niet de hele tijd “leuk” is. Soms weet je even niet wat je moet doen of vind je geen geschikte speelgenootjes. De vraag voor de pedagogisch medewerker is wanneer ze dat moet laten gebeuren en wanneer ze het kind moet helpen om een activiteit te zoeken. Soms trekt het vanzelf bij als de pedagogisch medewerker met een groepsspel begint. Om te weten of je moet helpen, kun je het beste proberen aan te voelen of het kind zich naar voelt of dat hij gewoon even wil niksen en kijken naar de anderen. Je kunt ook( je af)vragen waarom een kind zich verveelt. Is er echt niets te doen? Is er geen leeftijdgenootje met wie hij kan optrekken? Zit hem iets dwars? Wordt hij misschien niet geaccepteerd in de groep? De pedagogisch medewerkers storen zich vooral aan verveling als het invloed heeft op de andere kinderen. Of als een groepje gaat lopen klieren en het spel van anderen verstoren. Sommige pedagogisch medewerkers trekken het zichzelf ook aan. Ze denken dat zij de buitenschoolse opvang niet leuk genoeg maken voor het kind. Het is niet nodig om dat te denken. Nogmaals: verveling hoort erbij; geen enkel kind heeft 100% van de tijd plezier en iets te doen. De conclusie is dat verveling bij ieder kind voorkomt en kan dienen als overbrugging naar een nieuwe activiteit. Het is voor het kind soms een rustperiode en soms een vervelende periode met een positieve uitkomst. Als je daarin te snel ingrijpt, ontneem je het kind de mogelijkheid om zelf initiatieven te leren nemen. Verveling kan ook een negatieve emotie zijn waar het kind niet uit komt. Vaak zal er dan wat anders achter zitten. Dan is betrokkenheid van de pedagogisch medewerker of een open vraag hoe het met hem gaat en of er iets gebeurd is, heel welkom bij het kind. In sommige groepen is regelmatig sprake van verveling, in andere helemaal niet. Het komt vooral voor bij de wat oudere kinderen die geen vriendje hebben in de groep. Oudercontacten Ouders hebben of nemen vaak weinig tijd voor contact met de pedagogisch medewerker. Dit vinden de deelnemers om verschillende redenen onprettig. - De ouder is dan te weinig op de hoogte over wat het kind beleeft op de buitenschoolse opvang. -
-
De pedagogisch medewerker mist zo de mogelijkheid om te overleggen met de ouders over de opvoeding of gewoon te vertellen wat het kind gedaan heeft op de buitenschoolse opvang. Soms is er ook een gebeurtenis geweest op school die de pedagogisch medewerker kan vertellen. Met name over moeilijk gedrag van een kind in de groep is overleg met de ouders gewenst. Het is voor de pedagogisch medewerker prettig om te weten of een ouder het gedrag van een kind herkent of juist helemaal niet. De indruk is dat ouders de pedagogisch medewerker het zelf laten uitzoeken met hun kind, in plaats van hen te ondersteunen en samen te werken. Als voorbeeld werd gegeven dat een kind met ADHD zijn Ritalin op de middagen van de buitenschoolse opvang niet hoefde te slikken, maar wel op de middagen thuis. Tot slot mist de pedagogisch medewerker waardering voor haar/zijn werk als ouders nooit eens even binnenkomen.
De vraag is hoe je hiermee om moet gaan. Moet je het accepteren en er geen tijd meer aan besteden, behalve als het echt nodig is voor het kind? Men vindt dat niet de oplossing. Ouders moeten aan de keukentafel over de buitenschoolse opvang kunnen praten. Niet elk kind vertelt uit zichzelf wat er gebeurd is.
5
Liever zoeken de deelnemers naar andere vormen van ouderparticipatie die wel aanslaan bij de ouders. Een centrum voor buitenschoolse opvang heeft een groot documentatiebord waarop producten van kinderen geplaatst zijn en foto’s van de activiteiten die deze week zijn geweest. De kinderen trekken de ouders daar zelf heen. En ander centrum organiseert regelmatig eindpresentaties waarin alle producten geshowd worden. Anderen hebben vooral e-mailcontact met de ouders. Dat lukt vaak heel goed. Een nieuwsbrief is ook een goed idee. En sommige centra voor buitenschoolse opvang stellen eisen aan de ouders: 10 minutengesprekken zijn een vereiste, evenals het dagzeggen van de pedagogisch medewerker als zij hun kind komen halen. Lastig gedrag We komen niet meer toe aan een uitgebreide discussie over dit punt. Velen geven aan dat dit een punt van aandacht is in de groepen en dat er niets voor geregeld is terwijl het wel steeds meer voorkomt. Is het misschien een idee om de nog niet ingevulde discussiebijeenkomst van 20 mei hieraan te besteden? Combineren van uitvoerend werk met kinderen en staftaken (administratie e.d.) Deelnemers geven aan dat administratie niet samen gaat met het werken in de groep. Deze taken gaan ten koste van de kinderen. Helaas moet het toch gebeuren en is er geen aparte tijd voor beschikbaar. Tot slot De deelnemers vonden het jammer dat er te weinig tijd was voor diepgaande discussie over pedagogische dilemma’s. Ook hadden ze graag meer uitwisseling willen hebben. Verder was men tevreden over de inhoud. Iedereen beaamt de opmerking van Ruben Fukkink dat de BSO verschillende tinten heeft, afhankelijk van de tijden waarop de opvang plaatsvindt. Het duidelijkste verschil in het dagelijkse werk zit tussen de vakantieperiodes en de schoolmiddagen. Schoolmiddagen zijn vaak kort en doordat kinderen al vanaf 5 uur vertrekken kun je niet zoveel organiseren op die middagen. Des te meer kan dat in de vakantie en het is heerlijk om dan alle tijd te hebben en goede contacten met de kinderen op te bouwen.
6
Vragenlijst
Het dagelijkse werk met de kinderen
Alle deelnemers aan de discussiebijeenkomst Het dagelijks werk met de kinderen, gehouden op 8 februari 2010 in Utrecht, hebben vooraf een vragenlijst toegestuurd gekregen. De ingevulde vragenlijsten zijn verwerkt in dit verslag. Het verslag van de bijeenkomst wordt gebruikt voor het schrijven van het praktijkgedeelte van het Pedagogisch kader kindercentra 4 – 13 jaar. Op basis van de invulde lijsten zijn de vragen enigszins aangepast. Ook andere teams kunnen deze bijgestelde vragenlijst gebruiken om hun dagelijkse werk in kaart te brengen. En om daarna de uitkomsten te vergelijken met de uitkomsten van deze discussiegroep.
ONDERDEEL I Belangrijkste werkzaamheden/ Overzicht werkzaamheden
1. Wat vind je de drie belangrijkste onderdelen van je dagelijkse werk met de kinderen? - ……………………… -……………………… -………………………
2. Vind je dat onderdeel terug in de onderstaande lijst? 2a. Zo ja, waar? 2b. Zo nee, waar wil je het toevoegen?
-
halen, verwelkomen en afscheid nemen zorg voor eten en drinken
-
persoonlijke aandacht voor ieder kind aandacht voor de groep
-
aandacht voor kinderparticipatie vrij spelen begeleiden
-
buitenspelen begeleiden huiswerk begeleiden opruimen, schoonmaken en andere verplichtingen van kinderen
-
creatieve activiteiten sportieve activiteiten
-
natuuractiviteiten technische activiteiten
-
toneel en muziek voorlezen, televisie en computer uitstapjes
-
voorbereiden van activiteiten
7
3. Geef aan of je nog meer belangrijke dagelijkse werkzaamheden mist in de lijst van vraag 2.
4. Geef aan welke werkzaamheden in de lijst van vraag 2 je nooit uitvoert. 4a. Waarom niet?
5. Geef aan welke werkzaamheden in de lijst van vraag 2 je niet dagelijks uitvoert.
ONDERDEEL II Pedagogische middelen en - doelen in het dagelijkse werk
• Pedagogische middelen Om dit werk goed uit te voeren heeft de pedagogisch medewerker zes pedagogische middelen ter beschikking: - Communicatie met de kinderen = luisteren, praten, ondersteunen, bemiddelen, opvoeden -
Organisatie van de groep = regels, dagprogramma aanhouden, positieve relaties in de groep bevorderen Spel- en activiteitenbegeleiding = vrij spel begeleiden, activiteiten voorbereiden en begeleiden Kinderparticipatie = kinderen verantwoordelijkheid en inspraak geven Inrichting en materialen = hoeken inrichten, materialen aanschaffen Observeren en kinderen volgen = signaleren problemen, ontwikkeling volgen, groepsrelaties volgen
Vragen over pedagogische middelen: 1. Welke pedagogische middelen/ vaardigheden heb je gedurende je dagelijkse werk steeds nodig?
2. Welke van de bovenstaande pedagogische middelen/ vaardigheden kun je moeilijk verbinden met het dagelijkse werk?
3. Wil je pedagogische middelen toevoegen?
8
• Pedagogische doelen In de Wet kinderopvang worden vier pedagogische doelen beschreven voor de buitenschoolse opvang: 1. Veiligheid bieden aan kinderen 2. Persoonlijke competenties van kinderen bevorderen 3. Sociale competenties van kinderen bevorderen 4. Overdracht van normen en waarden; socialisatie Vragen over pedagogische doelen: 4. Klopt dit met de doelen die jij hebt met je dagelijkse werk in de BSO?
5. Zou je het liever anders formuleren?
6. Zou je een pedagogisch doel willen toevoegen?
Veel plezier met het bespreken van deze vragen in jullie team!
Het Pedagogisch kader kindercentra 4 – 13 jaar wordt ontwikkeld in opdracht van Bureau Kwaliteit Kinderopvang / BKK te Utrecht door het Kohnstamm Instituut en het Nederlands Jeugdinstituut.
9