Verslag bijeenkomsten wijkorganen Van opvang naar wonen Koen van Bremen en Sasja Biesma De bijeenkomsten vonden plaats op: 1 oktober in Stadsdeel West, 6 oktober in Stadsdeel Centrum, 13 oktober in Stadsdeel Zuid, 15 oktober in Stadsdeel Oost en 20 oktober in Stadsdeel Noord. Aanwezig waren vertegenwoordigers van alle wijk- en dorpsraden.
Dit verslag geeft een weergave van vijf bijeenkomsten met wijk- en dorpsraden. Het betreft een verslag op hoofdlijnen en geen woordelijke weergave.
0. Vooraf: Stand van zaken en vervolg In oktober zijn vijf bijeenkomsten geweest met alle wijk- en dorprsraden. Gedurende de maand oktober en tijdens deze bijeenkomsten, is besloten de zoektermijn naar locaties te verlengen. De reden is dat wij iedereen voldoende tijd willen bieden om locaties aan te dragen. Ook willen wij zoveel mogelijk locaties in het keuzetraject meenemen om zodoende tot een zorgvuldige afweging te komen. De laatste bijeenkomst met de wijkorganen was bovendien pas op 20 oktober. De deadline van de zoektocht is daarom van 31 oktober verschoven naar 30 november 2009.
De maanden december tot en met maart worden benut om alle locaties zorgvuldig tegen het licht te houden. Het locatie advies van de Taskforce (met alle projectpartners) zal naar verwachting in april gereed zijn. Met dit locatie advies kan het college daarna een locatie besluit nemen.
1. Inhoud / agenda In de bijeenkomsten is dezelfde agenda gehanteerd. In dit verslag komen al deze punten achtereenvolgens aan de orde:
Waarom woonvoorzieningen voor dak- en thuislozen?
Wie zijn de toekomstige bewoners?
Hoe ziet een woonvoorziening er uit?
Locatiekeuzetraject
Omgevingsbeheer
De vragen, opmerkingen en advies die tijdens de bijeenkomsten zijn gemaakt, zijn opgenomen aan het eind van het verslag. Een deel van de vragen, met name met betrekking tot het informeren van omwonenden, zijn daarnaast al in het verslag zelf opgenomen.
1
2. Waarom woonvoorzieningen voor dak- en thuislozen? In Enschede is een grote groep mensen al jaren dak- of thuisloos. Zij verblijven op straat, in de opvang, bij vrienden of familie of in kamers van particuliere kamerverhuurbedrijven. Doordat zij geen stabiel dak boven hun hoofd hebben, verergeren hun problemen. Zij komen dan ook vaak niet in aanmerking voor een woning. Bovendien kan een groot deel van deze groep ook niet volledig zelfstandig wonen. Daardoor blijven zij steeds terugvallen op straat en in de opvang. Er ontbreekt een woonvoorziening waar deze groep wel terecht kan om te wonen. Aan de hand van de woonladder is dit inzichtelijk gemaakt:
Doordat er onvoldoende beschermde woonvoorzieningen voor dak- en thuislozen zijn, valt deze groep steeds terug op de opvang, straat of marginale verblijfsituaties. Zelfstandig wonen is voor het grootste deel van deze groep een brug te ver. In woonvoorzieningen kunnen zij onder speciale condities wonen en krijgen zij de juiste begeleiding. Hierdoor stabiliseren zij en kan de hulpverlening veel efficiënter ingezet worden. De overlast in de stad neemt af en het aantal bedden in de opvang kan naar verwachting minder worden.
De gemeenteraad heeft de ambitie vastgesteld om de komende jaren in totaal tien woonvoorzieningen voor deze doelgroep te realiseren. Inmiddels zijn twee voorzieningen gerealiseerd en zijn ook twee locaties aangewezen. Het betreft de woonvoorzieningen aan de Hengelosestraat en de Dr. Coppesstraat/Spechtstraat en de locaties Oosterkerk en Leliestraat/Minkmaatstraat. Er wordt de komende jaren nog gezocht naar zes locaties.
2
3. Wie zijn de toekomstige bewoners? Onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL voert sinds tien jaar een monitor daklozen en verslaafden uit voor de gemeente Enschede. Voor deze monitor worden bestanden opgevraagd van de maatschappelijke opvang, de verslavingszorg, de politie, Jarabee en de sociale dienst. Daarnaast heeft onlangs een onderzoek door INTRAVAL plaatsgevonden in Enschede naar problematische harddrugsgebruikers. Dit betrof een onderzoek voor het Trimbos-instituut, waarbij naast bestanden van de verslavingszorg ook 50 leden van deze doelgroep zijn geïnterviewd tijdens een uitgebreide veldwerkperiode. Ten slotte is in oktober 2009 de eerste meting van de Overijsselse dak- en thuislozenmonitor opgesteld voor WOON, provincie en centrumgemeenten. Deze eerste meting heeft INTRAVAL samen met I&O Research opgesteld en uitgevoerd. De hieronder genoemde aantallen daklozen, thuislozen en dreigend daklozen zijn afkomstig uit deze drie bronnen.
Aantallen In 2008 zijn in Enschede ruim 1.100 unieke personen bekend bij de maatschappelijke opvang, de verslavingszorg, de politie en Jarabee. Het gaat hierbij om personen die op de een of andere manier hulp nodig zijn van deze instellingen en/of met de politie in aanraking zijn gekomen. Dit betreffen met andere woorden niet alleen de dak- en thuislozen, maar zij bevinden zich wel onder deze 1.100 personen. Zo zijn er minimaal 190 daklozen uit de registraties te achterhalen. Dit zijn personen die in de nachtopvang hebben overnacht, op straat slapen of in zeer wisselende omstandigheden de nachten doorbrengen. Verder bevinden zich onder de 1.100 personen minimaal 300 opiaatverslaafden (het gaat hierbij om heroïne en/of methadon dat als vervanging voor heroïne wordt voorgeschreven), waarvan een deel dakloos is. Het minimumaantal daklozen is de afgelopen jaren enigszins afgenomen, terwijl het minimumaantal opiaatverslaafden stabiel is gebleven. Uit de Overijsselse dak- en thuislozenmonitor is daarnaast op te maken dat zich in Enschede minimaal zo’n 325 thuislozen bevinden: personen die langdurig in opvangvoorzieningen als sociale pensions of 24-uursopvang verblijven. Ook degenen die wel een relatief stabiele woonsituatie (bijvoorbeeld kamerhuur) hebben, terwijl zij aangewezen zijn op dagopvangvoorzieningen of anderszins omdat zij zichzelf zonder deze contacten en (lichte) begeleiding niet staande kunnen houden vallen onder de thuislozen. Verder zijn er in Enschede in 2008 zo’n 160 dreigend daklozen: personen die uit hun huis zijn/worden gezet en gedetineerden waarvan na hun ontslag niet zeker is of zij over een woonruimte kunnen beschikken.
3
Kenmerken doelgroep De groep personen waarvoor momenteel beschermde woonvormen worden gezocht, is vaak afkomstig uit Enschede of verblijft hier al jaren. Zij zijn gemiddeld rond de 40 jaar oud. De gemiddelde leeftijd van deze groep is de afgelopen jaren gestegen. Het betreft voornamelijk mannen (zo’n drie kwart). De reden waarom ze dakloos en/of verslaafd zijn ligt veelal in de jeugd. Zij hebben moeite om zich zelf staande te houden, hebben onvoldoende capaciteiten om problemen het hoofd te bieden en worden soms gekenmerkt door een psychiatrische problematiek. Ook is er (inmiddels) vaak sprake van lichamelijke problemen. Van deze groep wordt in dit opzicht vaak gezegd dat zij vanaf hun vijftigste levensjaar als bejaard kunnen worden gezien. De verslaving leidt bovendien tot veranderingen in de hersenen, waardoor het lerend vermogen afneemt (de ontwikkeling staat bij wijze van spreken stil vanaf het moment dat veelvuldig harddrugs en alcohol wordt gebruikt) en het heel moeilijk is om in het geheel geen middelen meer te gebruiken. Degenen die middelen gebruiken, gebruiken meestal meerdere middelen: heroïne, cocaïne en alcohol in grote hoeveelheden. Heroïne werkt als een verdovend middel waardoor lichamelijke pijn en problemen worden vergeten. Cocaïne is een opwekkend middel, waardoor kortstondig een gelukzalig gevoel ontstaat. Met name het alcoholgebruik leidt regelmatig tot overlast voor de overige stadsbewoners. De hulpverlening en de politie hebben (gezamenlijk) in Enschede diverse maatregelen en voorzieningen voor de (verslaafde) daklozen gerealiseerd. Een belangrijke ontbrekende schakel zijn woonvoorzieningen waar het gebruik van middelen is toegestaan. De eerste ontwikkelingen op dit gebied, zoals aan de Hengelosestraat waar 24 cliënten van Tactus over een eigen woonruimte kunnen beschikken, lijkt tot goede resultaten te leiden. Het kunnen beschikken over een eigen, veilige plek, waar het gebruik van middelen niet tot een sanctie leidt, geeft rust voor deze bewoners. In gesprekken met daklozen zelf wordt dan ook regelmatig aangegeven dat hun droom ‘huisje, boompje, beestje’ is. Voor een deel van hen zal dit echter zonder begeleiding niet haalbaar zijn.
4. Hoe ziet een woonvoorziening er uit? De woonvoorzieningen bestaan uit ongeveer 24 woningen. Deze woningen zijn circa 40 tot 50 m2 groot. Iedere woning beschikt over een eigen woonkamer met keukentje, een slaapkamer, een toilet en een badkamer. De woningen hebben een eigen voordeur in het complex. In een woonvoorziening is vaak één of een aantal gemeenschappelijke ruimten. De woonvoorziening heeft bij voorkeur een
4
buitenruimte, bijvoorbeeld een binnentuin. Voorbeelden van deze woonvoorzieningen zijn de reeds gerealiseerde woonvoorzieningen aan de Hengelosestraat (Tactus) en de Dr. Coppesstraat (Zorggroep Manna).
5. Locatiekeuzetraject Het locatiekeuzetraject is in een aantal stappen vastgelegd. Belangrijk is dat een zorgvuldige afweging plaats vindt welke locaties geschikt zijn. De gemeenteraad heeft daarom in de nota “Van opvang naar wonen” locatiecriteria vastgesteld waaraan alle locaties getoetst worden.
Het locatiekeuzetraject start met het zoeken van locaties. Alle inwoners van Enschede zijn opgeroepen locaties aan te dragen. Woningcorporaties, stadsdeelmanagers, gemeentelijk grond- en vastgoedbedrijf zijn ook actief benaderd met de vraag locaties te zoeken. In de bijeenkomsten zijn de wijk- en dorpsraden eveneens gevraagd of zij willen mee zoeken naar mogelijk geschikte locaties. Een deel van de wijkorganen heeft aangegeven mee te willen zoeken naar mogelijke locaties. Een deel heeft aangegeven dit niet te willen. Afgesproken is dat de wijk- en dorpsraden de locaties via de stadsdeelmanager aandragen.
0. Voorbereiding
1. Locaties zoeken
2. Locaties beoordelen
Harde eisen Criteria
3. Locatie advies
Financiële toets
4. Locatie besluit
5. Informeren
6. Omgevingsbeheer
5
De zoektocht naar locaties wordt afgerond met een groslijst van locaties. Deze groslijst zal nadat het gehele locatiekeuzetraject is doorlopen, openbaar worden gemaakt, zodat inwoners van Enschede kunnen zien waarom een locatie wel of niet geschikt is bevonden.
De aangedragen locaties worden beoordeeld in drie stappen. Allereerst worden locaties getoetst aan harde eisen. Mag er gewoond worden op de locatie? Is de locatie beschikbaar? Is de locatie groot genoeg om de woonvoorziening te realiseren? Na deze toets vallen alle locaties af die niet voldoen aan de harde eisen. De overgebleven locaties gaan door naar de tweede stap. Alle overgebleven locaties worden in deze tweede stap getoetst aan afwegingscriteria. Het doel is alle informatie die van belang is voor een zorgvuldig locatiebesluit in beeld te brengen. Omdat geen enkele locatie op alle criteria ideaal zal scoren, is het belangrijk een afweging te kunnen maken tussen de verschillende criteria. Voorbeelden van deze afwegingscriteria zijn: de bruikbaarheid van de locatie/het pand voor een woonvoorziening, de beheersbaarheid van een woonvoorziening op de desbetreffende locatie (met advies van de politie) en de bereikbaarheid van de locatie.
In deze fase worden wijkfunctionarissen gevraagd om informatie over de buurt en de locatie aan te dragen. Alle wijk- en dorpsraden hebben in de bijeenkomsten aangegeven op dit moment in het locatiekeuzetraject ook betrokken te willen worden. Daarnaast adviseren de wijkorganen om ook omwonenden van een mogelijk geschikte locatie in dit stadium te informeren en raadplegen. De projectleider neemt dit advies ter overweging mee in het vervolgtraject.
Nadat alle overgebleven locaties zijn beoordeeld, wordt ten derde een financiële haalbaarheidstoets gedaan voor de meest kansrijke locaties. Is realisatie en exploitatie van de woonvoorziening op deze locatie betaalbaar?
Met al deze informatie stelt de Taskforce (met de woningcorporaties, zorgpartijen, politie en gemeente) een locatie advies op. Het locatie advies aan de portefeuillehouder doet per locatie de uitspraak: - locatie is geschikt - locatie vereist nader onderzoek - locatie is niet geschikt
6
De verantwoordelijk wethouder stelt op basis van dit advies een collegevoorstel op. Het college maakt de politieke afweging of een locatie wordt aangewezen.
Direct na het locatiebesluit worden omwonenden en overige belanghebbenden over het locatiebesluit geïnformeerd. Ook de desbetreffende wijk- en dorpsraden en de gemeenteraad worden zo spoedig mogelijk na het locatiebesluit geïnformeerd.
Een procesverslag van het locatiekeuzetraject is na de zorgvuldige communicatie met direct betrokkenen via het internet beschikbaar. Daarin kunnen inwoners van Enschede nalezen waarom locaties (on)geschikt zijn bevonden en hoe tot het locatiebesluit is gekomen. In het procesverslag kan iedereen nalezen of het locatiekeuzetraject is verlopen volgens het vooraf afgesproken traject.
6. Omgevingsoverleg Nadat een locatie is aangewezen worden buurtbewoners opgeroepen om deel te nemen aan het zogeheten omgevingsbeheer. Doel van dit omgevingsoverleg is met de betrokken partijen (onder meer omwonenden, zorgpartij, politie, gemeente, woningcorporatie) afspraken te maken over: -
eventuele aanpassingen in de directe omgeving van de voorziening;
-
hoe gehandeld wordt bij overlast;
-
de registratie en opvolging van klachten;
-
het opvolgen en monitoren van deze afspraken.
De wijk- en dorspraden hebben tijdens de bijeenkomsten aangegeven graag betrokken te willen worden bij dit omgevingsoverleg.
7. Vragen, opmerkingen en advies van de wijkorganen
•
Waar worden locaties gezocht?
Antwoord: In de hele stad Enschede, in alle stadsdelen en wijken met uitzondering van vier buurten. De gemeente zal geen locaties aanwijzen in de Bothoven (Centrum, buurt 03), de buurten Roombeek/Roomveldje en Mekkelholt (Noord, buurt 42 en 43) en een deel van Twekkelerveld (buurt 31 ten zuiden van de van Heekstraat).
7
•
Kunnen de woonvoorzieningen in bestaande gebouwen worden gerealiseerd?
Antwoord: Ja, dat kan heel goed. Zo is de woonvoorziening van Tactus aan de Hengelosestraat in een bestaand flatgebouw van Domijn gerealiseerd. Op dit moment zoeken we zowel bestaande gebouwen als kavels.
•
Waarom komen de woonvoorzieningen in de wijken?
Antwoord: Het gaat om woonvoorzieningen. De toekomstige bewoners hebben een eigen woning. Daarbij krijgen ze begeleiding om hen te ondersteunen om zelfstandig te wonen.
•
Waarom nog meer woonvoorzieningen?
Antwoord: Op dit moment zijn er nauwelijks woonvoorzieningen met de juiste begeleiding voor mensen die een lange periode dakloos zijn (geweest).
•
Hoe verhouden de woonvoorzieningen zich tot de opvang en kamers met kansen projecten?
Antwoord: Opvangvoorzieningen zijn bedoeld om tijdelijk en in noodsituaties mensen een dak boven hun hoofd te bieden. Vanuit de opvang is het de bedoeling dat mensen zo snel mogelijk uitstromen naar een woning. Zie ook de woonladder, zoals hierboven toegelicht. Kamers met kansen projecten zijn bedoeld voor jongeren. Zij krijgen tijdelijk ondersteuning in het wonen, leren en werken, waarna de jongeren op eigen benen kunnen staan. Jongeren die in een kamers met kansen project meedraaien, zijn niet per se dakloos geweest.
•
Hoe verhouden de woonvoorzieningen zich tot de bestaande voorzieningen aan de Snuifstraat en Molenstraat?
Antwoord: Beide voorzieningen zijn opvangvoorzieningen waarbij het de bedoeling is dat men hier tijdelijk verblijft, maximaal 9 maanden en dan uitstroomt naar een woning. In de woonladder staan deze beide voorzieningen op de tweede trede. De beschermde woonvoorzieningen is de derde trede.
•
Worden er wel geschikte locaties gevonden?
Antwoord: Het vinden van geschikte locaties is lastig. Daarom roept de gemeente iedereen op om zoveel mogelijk locaties aan te dragen. De ervaring in andere steden leert dat er altijd een aantal geschikte locaties gevonden worden.
8
•
Er zijn 190 daklozen, waarom 250 wooneenheden realiseren?
Antwoord: Naast de 190 daklozen zijn er ook zo’n 325 thuislozen waarvan een deel in langdurige opvangvoorzieningen verblijft. Deze langdurige opvang is geen wooneenheid en niet bedoeld om de rest van het leven in te verblijven. Bovendien is het aantal van 190 daklozen een minimumaantal: het betreft degenen die als zodanig staan geregistreerd. Daklozen die niet ingeschreven staan bij één van de instellingen of niet bekend zijn bij de politie kunnen niet worden meegeteld. Het daadwerkelijke aantal daklozen zal, op jaarbasis, dan ook hoger liggen.
•
Is dit niet topje van de ijsberg? Realiseren we met 250 wooneenheden wel voldoende?
Antwoord: Op dit moment denken wij met 250 wooneenheden voldoende aanbod te realiseren om het grootste deel van de doelgroep te kunnen huisvesten. Een deel van de doelgroep zal niet in een woonvoorziening willen wonen. Een ander deel van de doelgroep zal uitstromen. De aantallen dak- en thuislozen worden jaarlijks gemonitord. Op basis van deze monitoring wordt de opgave waar nodig bijgesteld.
•
Waarom wijst de gemeente niet direct alle 6 locaties aan die nog nodig zijn?
Antwoord: De gemeente wil locaties aanwijzen op het moment dat precies duidelijk is voor welke subdoelgroep we een woonvoorziening realiseren. Deze informatie is nodig om een zorgvuldig locatiekeuzetraject te doorlopen. Op dit moment zijn wij in overleg met de zorgpartijen aan het kijken welke woonvoorzieningen met welke begeleiding en zorg in Enschede de komende jaren nog meer nodig zijn. Daarbij is nu nog niet bekend of iedereen zich wel op deze wijze wil laten huisvesten.
•
Doet Enschede het beter of slechter dan andere steden met het aantal mensen dat problemen heeft?
Antwoord: De problematiek in Enschede is vergelijkbaar met andere steden van dezelfde omvang.
•
Wat zijn de ervaringen elders?
Antwoord: In tal van steden in Nederland zijn de afgelopen jaren woonvoorzieningen gerealiseerd. Uit onderzoek blijkt dat dit in grote mate heeft bijdragen aan een verbetering voor zowel de bewoners zelf als de samenleving.
9
In de woonvoorzieningen krijgen zij de begeleiding en zorg die zij nodig hebben. Doordat de mensen niet langer op straat zwerven, neemt de overlast af.
•
Wat is een kwetsbare groep?
Antwoord: Een kwetsbare groep bestaat uit personen die op de een of andere wijze begeleiding behoeven bij het wonen en soms bij overige dagelijkse handelingen zoals administratieve zaken of dagbesteding. Er zijn meerdere subcategorieen, zoals personen met een lichamelijke en/of psychische handicap, psychiatrische patienten, maar ook dak- en thuislozen en verslaafden kunnen voor een deel als kwetsbare groep worden gezien.
•
Wat is het verschil tussen dakloos en thuisloos?
Antwoord: Mensen die dakloos zijn hebben letterlijk geen dak boven het hoofd en slapen bij vrienden en kennissen, in de nachtopvang, in leegstaande gebouwen of in openbare ruimten (portieken, fietsenstallingen) of op straat). Mensen die thuisloos zijn hebben geen zelfstandige woonruimte. Ze wonen bijvoorbeeld tijdelijk in voorzieningen binnen de maatschappelijke opvang, in pensions of bij een kamerverhuurder.
•
Geef duidelijkheid over de doelgroep die gehuisvest wordt op een locatie.
Antwoord: Dat wordt zo goed mogelijk gedaan. Voordat de zoektocht naar locaties start, stellen de projectpartners en het college van B&W vast voor welke doelgroep een locatie wordt gezocht. Tijdens de locatiezoektocht werken de zorgpartij en de gemeente de doelgroep verder uit.
•
Wil een dakloze wel onderdak?
Antwoord: Naar schatting zo’n 99% van de daklozen wil graag onder dak. Er zullen altijd enkelingen zijn die er voor kiezen om buiten te slapen of op plekken waar zij niet te maken hebben met bemoeienis van anderen of hulpverleners. Degenen die momenteel nog in het geheel geen onderdak hebben, passen soms niet binnen de daarvoor bestemde opvangvoorzieningen, omdat zij bijvoorbeeld de groepsdruk niet aan kunnen of bang zijn negatief beïnvloed te worden door het middelengebruik van mede-daklozen. Ook komt het voor dat zij vanwege hun gedrag niet in een opvangvoorziening kunnen functioneren en/of (daardoor) een sanctie hebben gekregen waardoor zij (tijdelijk) op straat zijn aangewezen.
10
•
Ontstaat er geen aanzuigende werking?
Antwoord: Nee, daar zal geen sprake van zijn. In de woonvoorzieningen worden mensen gehuisvest die inwoner van Enschede zijn. Zij zijn vaak al jaren dak- of thuisloos in Enschede. Mensen die bij een opvangvoorziening komen, worden aangemeld bij een loket, het CIMOT (Centrale Intake Maatschappelijke Opvang Twente). Hier wordt gekeken of deze mensen elders inschreven staan of zorg ontvangen. Is dit het geval dan worden deze mensen in overleg terug geleid naar hun gemeente van herkomst.
•
Komt er ook omgevingsoverleg bij bestaande voorzieningen?
Antwoord: Rond bestaande voorzieningen zijn vaak al lopende afspraken tussen zorgpartij, omwonenden, gemeente en politie. Mocht het noodzakelijk zijn om deze afspraken uit te breiden tot omgevingsbeheer, dan zal dat per voorziening besloten worden.
•
Waar slapen deze mensen nu?
Antwoord: Zij slapen momenteel bij de kortdurende en langdurige opvangvoorzieningen van het Leger des Heils, Humanitas Onder Dak Twente en de Wonne. Een ander deel slaapt bijvoorbeeld bij vrienden, kennissen, familie, op straat of in kraakpanden. Ook komt het voor dat (tijdelijk) een kamer wordt gehuurd bij een kamerverhuurbedrijf. Dit is echter een onzekere situatie, aangezien de huur niet altijd (op tijd) betaald kan worden, waarna een uitzetting volgt.
•
Het boekje van de bewoners van de voorziening van Tactus aan de Hengelosestraat geeft een goed beeld. Kunnen jullie dat niet verspreiden rondom toekomstige locaties?
Antwoord: Een goed idee.
•
Hoeveel mensen zitten in het heroïneprogramma van Tactus?
Antwoord: Er nemen 24 cliënten van Tactus deel aan het programma ‘heroïneverstrekking onder medisch toezicht’. Zij zijn hiervoor uitgebreid gescreend en dienen aan specifieke criteria te voldoen. De verstrekking vindt drie maal daags plaats. Uit landelijk onderzoek is gebleken dat deelname aan deze vorm van verstrekking positieve effecten heeft op het bijgebruik van middelen, op overlastgevend en crimineel gedrag en op de kwaliteit van leven.
11
•
Is het streven om mensen minder te laten gebruiken?
Antwoord: Het belangrijkste doel is om mensen te stabiliseren. Vaak neemt hierdoor ook het gebruik aanzienlijk af. Het is echter geen voorwaarde om begeleiding te krijgen of in een woonvoorzieningen te morgen wonen. Een uitzondering is een woonvoorziening voor ex-verslaafden, waar het abstinent blijven (het niet gebruiken van alcohol of drugs) een voorwaarde is om er te mogen wonen.
•
Waarom 24 woningen bij elkaar? Is dat niet te grootschalig?
Antwoord: Het aantal van 24 wooneenheden heeft te maken met het kunnen bieden van de juiste begeleiding. Doordat er bij de meeste woonvoorziening rond de klok een vorm van toezicht moet zijn, zijn deze voorzieningen alleen te financieren als er voldoende mensen wonen.
•
Hoe worden de woonvoorzieningen gefinancierd?
Antwoord: De woonvoorzieningen worden op verschillende wijzen gefinancierd. De woningcorporaties investeren in het vastgoed. Zij verhuren de woonvoorziening. Voor de begeleiding ontvangt de zorginstelling geld vanuit de AWBZ, of van de gemeente. Dit hangt af van de aard van de begeleiding die mensen nodig hebben. Bewoners betalen de huisvestingslasten, meestal via een eigen bijdrage in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). In sommige woonvoorzieningen betalen de bewoners geen eigen bijdrage, maar ‘gewoon’ een huursom aan de verhuurder.
•
Het is een nobel streven om zoiets op te starten maar is er ook (met name) op termijn geld voor? Wat als de financiering van de woonvoorzieningen stopt?
Antwoord: De financiering van de woonvoorzieningen kan in de toekomst veranderen, bijvoorbeeld doordat de scheiding tussen wonen en zorg verder wordt doorgevoerd in de AWBZ. Dit heeft echter geen gevolgen voor de financiering van de woonvoorzieningen: De bewoners betalen namelijk zelf al hun huisvestingslasten, bijvoorbeeld via een eigen bijdrage in de AWBZ. De begeleiding in de woonvoorzieningen zal naar verwachting ook in de toekomst gefinancierd blijven vanuit de AWBZ.
12
•
Hebben de toekomstige bewoners dagbesteding?
Antwoord: Ja, de bewoners hebben een vorm van dagbesteding, meestal buiten de deur. De aard van de dagbesteding verschilt per bewoner, vooral afhankelijk van lichamelijke en geestelijke gesteldheid.
•
Waarheen gaan mensen als het niet werkt in de woonvoorziening?
Antwoord: Met de zorgpartijen worden afspraken gemaakt over de in- en uitstroom van toekomstige bewoners. Iemand die om welke reden dan ook niet past binnen een woonvoorziening, zal in een andere voorziening worden gehuisvest. In het ergste geval is iemand (wederom) aangewezen op de opvangvoorzieningen in Enschede. Overigens gebeurt dit zelden. Zo wonen na een jaar 20 van de 24 bewoners van de woonvoorziening aan de Hengelosestraat daar nog altijd.
•
Klopt het dat een woonvoorziening na twee jaar overlast dicht gaat?
Antwoord: In het omgevingsoverleg worden afspraken gemaakt over het voorkomen én verhelpen van overlast. De wethouder heeft daarnaast toegezegd dat na twee jaar structurele en blijvende overlast van een woonvoorziening de daar gehuisveste groep elders gehuisvest zal worden en vervangen zal worden door een lichtere doelgroep.
•
Hoe zorg je voor een goede handhaving? Afspraken met politie zijn niet genoeg. De wijkagenten zeggen nu al onvoldoende tijd te hebben.
Antwoord: Door goede afspraken te maken in omgevingsbeheer en elkaar daar op aan te spreken. In een beheergroep zitten buurtbewoners, de politie, de zorgpartij, de corporatie en de gemeente. Deze groep spreekt onder andere af hoe te handelen bij overlast. De handhaving van de afspraken wordt gemonitord in deze groep. Met de politie zijn afspraken gemaakt over hun inzet in omgevingsbeheer. Deze afspraken zullen in het omgevingsbeheer rond een beoogde woonvoorziening (her)bevestigd worden.
•
Op welke manier kunnen buurtbewoners meepraten? Weten omwonenden pas na het locatiebesluit dat een woonvoorziening er komt? Advies van de wijk- en dorpsraden: informeer omwonenden op het moment dat er nog geen besluit is genomen en er nog daadwerkelijk mee te praten valt.
13
Antwoord: Een waardevolle suggestie. Wij beraden ons de komende periode op dit advies van de wijkorganen. In Leeuwarden is met veel succes gekozen om vroegtijdig buurtbewoners te informeren over een mogelijke locatie. In de huidige Enschedese aanpak is er vooralsnog voor gekozen de buurt te raadplegen via wijkfunctionarissen en wijkraden. Aan hen wordt tijdens de locatietoets informatie gevraagd over de buurt en de geschiktheid van de locatie. De buurtbewoners worden direct geïnformeerd nadat een locatie door het college is aangewezen. De reden is dat heel veel locaties zullen afvallen en dat wij geen onnodige onrust rond locaties willen veroorzaken.
•
Wat is de rol van de gemeenteraad ten opzichte van het locatiebesluit?
Antwoord: De gemeenteraad heeft in de nota “Van opvang naar wonen” op 22 juni de kaders vastgesteld waarbinnen het college op zoek gaat naar geschikte locaties. Het college is daarmee verantwoordelijk voor het locatiebesluit. De gemeenteraad toetst of het college op een verantwoorde en zorgvuldige wijze uitvoering geeft aan de door de raad vastgestelde kaders. Als voor een locatie een herziening van het bestemmingsplan nodig is, stelt de raad stelt deze herziening van het bestemmingsplan vast.
•
Waarom geven jullie niet meer publiciteit aan de komst van de woonvoorziening en geven jullie meer uitleg over de doelgroep?
Antwoord: Wij zullen dit meenemen in de het verdere project. Een intensieve en continue communicatie is inderdaad van groot belang.
•
Wanneer worden locaties openbaar? Wanneer komen de locaties op de website?
Antwoord: Na het locatie besluit worden alle locaties openbaar gemaakt. In een procesverslag kan iedereen lezen waarom een locatie wel of niet geschikt is bevonden. Dan staan alle aangedragen locaties ook op de website.
•
Wanneer krijgen de wijkorganen informatie over een mogelijke locatie?
Antwoord: In de locatietoets is het raadplegen van wijkorganen en overige wijkfunctionarissen ingebouwd. Op het moment dat een aantal locaties is overgebleven die geschikt lijken te zijn, worden deze voorgelegd aan de wijkorganen. De informatie vanuit de wijkorganen wordt meegenomen in de afweging van het college om tot een locatiebesluit te komen.
14
•
Kan de gemeente het voorkeursrecht vestigen op een geschikte locatie, zodat deze niet onverhoopt verkocht wordt zodra openbaar wordt dat daar mogelijk een woonvoorziening zal komen?
Antwoord: Dat kan in sommige gevallen: Een voorkeursrecht kan gevestigd worden voor iedere niet agrarische bestemming, dus ook voor een woonvoorziening. Een voorwaarde is wel dat het huidig feitelijk gebruik moet afwijken van de toekomstige bestemming. Dit zal niet altijd het geval zijn.
15