LEGWIJZER TRADITIONEEL/VEROUDERD PARKET Ondervloercontrole Alvorens te starten met het leggen van een tapisvloer is het noodzakelijk de ondervloer te controleren. Gezien de complexiteit van de aangeboden ondervloeren en desbetreffende voorbehandeling hebben wij gemeend dit overzichtelijk in onderstaand schema samen te vatten. Het plaatsen van de tussenvloer De ondervloer die gecontroleerd is zoals boven beschreven dient als basis voor een tussenvloer. Deze bestaat normaal gesproken uit spaanplaatjes van 15 x 20 of 15 x 30, die door middel van lijm worden bevestigd aan de dekvloer. Soms kunnen externe omstandigheden, zoals vloerverwarming in de zandcementlaag, een andere tussenvloer vragen. Bij vloerverwarming wordt, gezien de warmteweerstand, gekozen voor een eiken mozaïekvloer. Wanneer er sprake is van een te hoog restvochtpercentage kan er gekozen worden voor een vochtscherm. Deze brengt men op d.m.v. 2 à 3 lagen primer. Na het aanbrengen van de tussenvloer wordt de vloer vlak geschuurd met K-40. Verlijmen en vernagelen van tapis Voor het verlijmen van de tapisdeeltjes is het allereerst belangrijk te weten op wat voor tussenvloer we gaan leggen: mozaïek of spaanplaat? De lengte van de nietjes (brads) hangt hier namelijk nauw mee samen. Houd er rekening mee dat de gebruikte bradtacker de brads (spijkertjes) 2 mm het houtoppervlak inschiet en je dus de lengte van de brads moet afstemmen op de dikte van de tussenvloer + de parketvloer. Geadviseerd wordt dat de brads worden verspijkerd in de lengte met een tussenafstand van ca.15 cm en in de breedte met een tussenafstand van ca. 3 cm. Kijk voor meer informatie in de Legvoorschriften Parketbranche, Praktijknormen & Aanbevelingen. Deze spijkergaatjes worden in het werk dicht gevoegd met een bindmiddel en houtstof, ook wel voegenkit genoemd. Welke lijm? De drie meest gebruikte lijmsoorten zijn: dispersielijm(watergedragen), 1 - of 2 componenten polyurethaanlijm en elastische MS - polymeer- of silaanlijm (watervrij) Dispersielijm kun je gebruiken bij zuigende ondergronden zoals tussenvloeren van spaanplaat of mozaïek op een zandcementvloer. Bij niet zuigende ondergronden wordt polyurethaanlijm of elastische M - polymeer vereist. De uitzondering is fabrieksafgewerkt (verouderd) tapis. Vaak komt daarbij olie aan de onderkant van het tapisdeeltje terecht, waardoor de water bevattende dispersielijm niet hecht. Ook bij 9 mm dikke bourgognedelen, breder dan 15 cm, is dispersielijm niet de beste oplossing. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de lijmschema’s. Jatoba en nog enkele andere harde tropische houtsoorten hechten te weinig of hebben geen zuigend vermogen, maar stoten het water in een dispersielijm juist af. Beuken, maple en robijn zijn zó gevoelig voor water dat ze bij een dispersielijm te veel gaan werken. Voor deze soorten kun je het beste een polyurethaanlijm gebruiken. Als je voor een MS – polymeer - of silaanlijm kiest: vermijd dan kantenverlijming.
Ook de kleur van de lijm is belangrijk. De goede lijmkleur is belangrijk vanwege het opdrogen van de lijm die tussen de tapisdelen uitgeperst kan worden. Deze zal niet verkleuren, dus als er lichte lijm tussen donkere deeltjes uitkomt, zal je altijd een licht streepje blijven zien. Droogtijden Dispersielijm heeft doorgaans een droogtijd nodig van ca. 36 uur alvorens je de vloer verder gaat behandelen. Een 2 - componenten polyurethaanlijm moet ca. 8 uur drogen, 1-component polyurethaanlijm, en MS - polymeer- of silaanlijmen ca. 12 uur. Dispersielijm droogt door vocht af te geven aan de vast te plakken materialen. Een 1 - component polyurethaanlijm droogt op basis van luchtvochtigheid en het restvocht in het hout en/of de dekvloer (bij weinig vocht langzame droging, bij veel vocht snelle droging) Wanneer er sprake is van veel vochtaanbod kan deze lijm gaan bruisen. Zeker bij tapis opletten! Een 2 - componenten polyurethaanlijm krijgt zijn doorharding middels vermenging van de hardercomponent. MS - polymeer- of silaanlijmen drogen globaal net als 1 - component polyurethaanlijmen. Welke lijmkam? Bij het leggen van tapisvloeren is ook de keuze van de lijmkam belangrijk. De meest gekozen lijmkammen zijn B2 of B3. Deze getallen staan voor de hoogte in millimeters van de lijmril. Als de tussenvloer niet geheel vlak is, kun je beter een hogere ril kiezen, zodat de vloer overal goed in de lijm vast komt te zitten. De grootte van de lijmkam is ook afhankelijk van de soort lijm die je wilt gebruiken. Vaak geeft de leverancier een advies welke lijmkam je moet gebruiken. Vraag daar naar als je een lijm gebruikt die je nog nooit eerder hebt gebruikt! Welke tacker? Voor het nagelen van de brads kunnen we kiezen uit diverse tackers, de verschillen zitten in de dikte en de lengte van de brads. Ook de kopjes kunnen verschillen. Het mooiste is om fijne bradjes (naaldjes) te gebruiken, de inslag van de spijker zie je bijna niet. Sommige houtsoorten zijn hiervoor echter te hard, zodat je het fijne bradje niet goed in het parket kunt schieten. Ook bij brede bourgognedelen, die soms iets onder spanning staan, wordt geadviseerd de “normale” brads te verwerken. Let op: Na het schieten van verouderde vloeren worden de gaatjes niet gestopt. Het is dan extra belangrijk dat je zorgvuldig en op de juiste plaats schiet! Randafwerking Standaard houden we de tapisvloer ongeveer 0,5 tot 1 cm vrij van de muren. Uitzonderingen zijn kamers en suites waar al vaste plinten aan de muur zitten. Daar leggen we het tapis strak tegen de plinten, kasten en dorpels aan. Wanneer tapis goed gelegd is, is dit systeem, vanwege de geringe houtdikte, vrijwel spanningsvrij. Er is een grote keuze aan plinten. Afdeklatten, massieve plinten, overzetplinten en MDF plinten. Vaak worden er op tapisvloeren afdeklatjes geplaatst. Momenteel is de MDF - plint in opmars. Deze is te schilderen in de kleur van de muur of kozijnen. Dat geeft de vloer een ruimer effect. Dit soort plinten zijn de afwerking van de muur naar de vloer en niet andersom! De holle of overkapplint wordt nog erg veel gebruikt, omdat deze makkelijk is te plaatsen en vanwege de kabels die er achter kunnen. Alleen de
coaxkabel en snoertjes van boxen mogen achter de plint. In verband met brandgevaar mag je nooit stroomkabels achter plinten of tussen de vloer wegwerken! Bij massieve plinten kun je kiezen voor vastlijmen en schroeven. Bij de laatste methode kun je de plint ook weer makkelijker verwijderen, nadeel is wel dat je klant tegen de schroeven aan blijft kijken. Welke schuurkorrel? Schuren doen we altijd eerst met de bandschuurmachine en daarna met de kantenschuurmachine. Dus eerst K-40/60 met de band-, daarna met dezelfde korrel met de kantenschuurmachine schuren. Zo kun je de kleine foutjes van het niet correct opbeuren van je machine wegschuren voordat je met de volgende schuurgang begint. De normale schuurvolgorde is K 40–80–120. Hiervan mag je afwijken al naar gelang houtsoort en afwerking. Bij renovaties is het belangrijk dat je weet wat voor lak of olie er op de vloer zit en hoe dik de toplaag van het parket nog is, zodat je niet door de vloer heenschuurt! Ga om krassen te voorkomen nooit hoger dan één korrel verdubbeling als je naar een volgende schuurgang gaat. Dus van 40 naar 80 en nooit direct naar 100 of 120! Teak, jatoba en maple Schuren is niet moeilijk maar je moet wel weten wat je doet! Bovendien worden de meeste adviezen vanuit eiken gegeven, maar niet alle houtsoorten zijn daarmee even goed of op dezelfde manier te schuren. Bij teak kun je meestal niet fijner schuren dan K-100, want K-120 loopt vol met de harsen in het hout (dit kan ook bij grenen gebeuren). Je schuurt dan niet meer, maar je wrijft de nerf dicht. Dit geeft een slechte hechting van de lak of olie en een mogelijke kleurverandering. Bij jatoba en maple kunnen er problemen ontstaan bij het afschuren. K-100 wordt geadviseerd bij olie, maar de krassen van K-100 zijn bij deze houtsoorten nog te zien als je gaat oliën. Oplossing is schuren tot K-120, het hout neemt dan wel iets minder olie op. Bij het afschuren van maple en jatoba kunnen er ook krassen ontstaan als je werkt met blauw schuurpapier met blijvend harde schuurkorrels. Neem in dat geval een rode band (korund). Welke richting? Of je van links naar rechts of van rechts naar links schuurt maakt niet veel uit, mits je schuurmachine goed is afgesteld. Vermeld dus als je je machine laat afstellen, hoe je gewend bent te schuren. Het is ook belangrijk dat je de schuurbanen niet meer dan 10 centimeter verschuivend neemt en dat je de baan die je heen loopt ook weer al schurende terug loopt. Bovendien moet je zoveel mogelijk in de lengterichting van de houtnerf schuren. Alleen bij het vlakmaken van een vloer schuur je onder een hoek. Schuur bij een patroonvloer zoveel mogelijk met de nerf mee. Kleine schuurkrasjes kun je altijd wegschuren met de 1 – schijf - of 3 - schijfsschuurmachine. Bij een grote visgraat van bijvoorbeeld 15 x 75 cm níet diagonaal schuren omdat je dan over het dwarse hout een “kuil” krijgt. Dit geldt ook als er op groot formaat een blokpatroon ligt. Bij deze vloeren altijd dwars over het hout schuren en daarna goed polijsten!
Gebruik fijn houtstof Voegen kun je in verschillende stadia van het schuurproces doen. Hierbij is het erg belangrijk dat je voor het aanmaken van de voegmassa heel fijn houtstof bij de voegenkit mengt. Het liefst schuurstof van een draaiende schuurmachine en fijner of gelijk aan K-120. Vooral met de nieuwe voegenkitten is dit heel belangrijk voor een snelle droging en zo min mogelijk krimp. Belangrijk is ook dat je de kit goed mengt met het stof. Als de voegmassa nog korrelig is, is deze niet goed, hij moet echt smeuïg zijn. Gebruik voor het aanbrengen een rvs - spatel. Voeg je met de spatel, dan kan dat na verschillende schuurgangen. Elke methode heeft plus- en minpunten: Na K-40 plus: je schuurt alles weg met de schuurgangen K-80 en 120 min: je gebruikt veel voegenkit, die door de grove structuur langzaam droogt Na K-80 plus: je gebruikt minder voegenkit, die sneller droogt doordat je fijner stof gebruikt min: spijkergaatjes vaak al vol met fijn schuurstof. Als je niet heel goed stofzuigt, hecht de voegmassa slecht of niet. Je hebt alleen nog schuurgang K-120 om de voegenkit weg te schuren Na K-120 plus: verbruik en droogtijd meest gunstig. Je hoeft alleen na te schuren met een 1 - schijf machine K-120 min: je kunt niet meer navoegen. Laat geen verdikkingen zitten, anders loopt je schuurpapier vol! Voorkom verkleuren Vaak wordt er in twee keer gevoegd, de eerste keer dun, de tweede keer iets dikker. Vergeet niet dat de voegenkit goed droog moet zijn voordat je een tweede keer gaat voegen! Tussen de twee lagen wordt niet geschuurd (of je moet na K-40 één keer voegen en na K-80 de tweede keer). Als de eerste laag niet droog is, zal de voegmassa iets donkerder blijven. Ook moet je na het voegen altijd schuren. Als er niet-volgestopte spijkergaatjes en/of naadjes zijn en je de kit niet schuurt, zal de voegmassa donkerder opdrogen. Niet alle toegestane, moderne voegenkitten werken hetzelfde, dus informeer goed hoe je met de door jou gekozen kit moet werken! ‘Navoegen’ vóórdat je gaat lakken of oliën is meestal gevaarlijk. Als je de voegmassa niet wegschuurt, krijg je een verkleuring in de afwerking.. Bourgogne Bij bourgognevloeren wordt meestal, nádat de vloer is gelegd en vóórdat er wordt geschuurd, gevoegd met een plamuurmes. Er zijn ook parketteurs die deze vloeren inpappen met de spatel en dan de v-groeven weer uitkrabben. Dit is erg omslachtig en het kan alleen goed met de kitten op alcoholbasis, omdat die ook bij dikke hoeveelheden snel drogen. Als je gewend bent bourgognevloeren met de huidige kitten te voegen met een plamuurmes, moet je eens proberen dit tíjdens het leggen te doen.
Het grootste voordeel is dat je dan niet de hele vloer in één keer hoeft te voegen maar telkens een stuk kunt doen. De droogtijd - die dus wat langer is dan je gewend was met kitten op alcoholbasis - is dan geen probleem. Je zult zien dat het steeds vlotter gaat en dat je de gaatjes niet zo makkelijk weer openschuurt. Polijsten Na het schuren met de band - en de kantenschuurmachine, moet je de vloer polijsten. Dit werd vroeger weinig gedaan, omdat de meeste vloeren toen werden gelakt en dan zie je krasjes minder dan bij wasvloeren of vloeren die worden gekleurd met olie. Het polijsten zorgt ervoor dat er overal in de vloer eenzelfde ‘schuurdraaiing’ of strepen in het hout zitten, zodat er geen verschillen tussen het schuren met de band - en de draaiingen van de kantenschuurmachine te zien zijn nadat je de afwerklaag hebt aangebracht. Polijsten doe je met K-00 (olie) of K-120 (lak). Doe je dit na K-80 dan geeft dit een minder gelijkmatig schuurbeeld. Sinds 2002 mag je niet meer werken met voegenkitten op alcoholbasis. Deze vallen namelijk onder de Vervangingsregeling Vluchtige Organische Stoffen omdat ze schadelijk zijn voor je gezondheid. De nieuwe moderne voegenkitten zijn echter zeker zo goed, maar je moet er wel anders mee werken! Houd bij het schuren altijd goed de richting van de houtnerf in de gaten. Meestal gaat voegen het makkelijkste met een spatel. Denk erom dat die van rvs is, de nieuwe voegenkitten zijn immers watergedragen! Ook plamuurmessen moeten van rvs zijn. De vloer is nu klaar om afgewerkt te gaan worden.