ruimtelijke onderbouwing
Vernieuwbouw Prins Hendrikstraat Van Arckelstraat, Drunen procedure 19.1 juncto 19.4 WRO
6 december 2007
ruimtelijke onderbouwing
Vernieuwbouw Prins Hendrikstraat Van Arckelstraat, Drunen procedure 19.1 juncto 19.4 WRO
terinzagelegging ex art. 19a.4 WRO verklaring van geen bezwaar GS vrijstellingsbesluit B&W vrijstelling onherroepelijk
6 december 2007 werknummer 05806003
-i -
INHOUD
1. 2.
3.
4.
5.
6.
7. 8. 9. 10. 11.
blz. Inleiding............................................................................................................1.1 Beschrijving van het project (projectprofiel) .....................................................2.1 2.1 Inleiding ...................................................................................................2.1 2.2 Kadastrale situatie ...................................................................................2.1 2.3 Bouwplan .................................................................................................2.2 2.4 Verkeer en parkeren ................................................................................2.3 2.5 Beplanting................................................................................................2.4 2.6 Bebouwingsstolp......................................................................................2.5 Vigerend beleid ................................................................................................3.1 3.1 Provinciaal niveau....................................................................................3.1 3.2 Regionaal niveau .....................................................................................3.2 3.3 Gemeentelijk niveau ................................................................................3.3 Ruimtelijke onderbouwing project (gebiedsprofiel) ..........................................4.1 4.1 Wijdere omgeving ....................................................................................4.1 4.2 Directe omgeving.....................................................................................4.2 4.3 Toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen ..................................................4.2 4.4 Ruimtelijke effecten project......................................................................4.3 Milieuaspecten .................................................................................................5.1 5.1 Bodemkwaliteit.........................................................................................5.1 5.2 Wet geluidhinder......................................................................................5.2 5.3 Wet luchtkwaliteit .....................................................................................5.3 5.4 Besluit externe veiligheid inrichtingen......................................................5.3 5.5 Brochure Bedrijven en milieuzonering .....................................................5.3 Waarden...........................................................................................................6.1 6.1 Archeologie en cultuurhistorie .................................................................6.1 6.2 Flora en fauna..........................................................................................6.2 Waterparagraaf ................................................................................................7.1 Belemmeringen ................................................................................................8.1 Economische uitvoerbaarheid..........................................................................9.1 Motivering vrijstelling......................................................................................10.1 Procedure.......................................................................................................11.1
Bijlage: principeuitspraak College van burgemeester en wethouders, d.d. 23-10-2006 bouwplan (separaat) notitie Waterhuishoudingsplan, Grasveld Civiele Techniek, Beek en Donk, d.d. 29-08-2007
werknr. 05806003
05806003 AFB.indd
plangebied
schaal 1:25.000 topografische situatie
afb. 1.1
05806003 RO.doc/0712
1.
1.1
INLEIDING Voorliggend rapport bevat de ruimtelijke onderbouwing voor een procedure ex artikel 19.1 juncto artikel 19.4 WRO ten behoeve van vernieuwbouw met 16 woningen op de hoek Prins Hendrikstraat - Van Arckelstraat te Drunen in de gemeente Heusden. De topografische situatie is weergegeven op afbeelding 1.1. Aanleiding De aanleiding voor het volgen van deze procedure vormt het verzoek van Stichting Woonveste aan het college van burgemeester en wethouders tot medewerking aan bovengenoemd initiatief. Het college heeft besloten hieraan in principe medewerking te willen verlenen. Zie bijgevoegde brief d.d. 23 oktober 2007.
05806003 AFB.indd
plangrens schaal 1:1000 kadastrale situatie
afb. 2.1
2.1
05806003 RO.doc/0712
2.
BESCHRIJVING VAN HET PROJECT (projectprofiel)
2.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt het feitelijke project beschreven. Stichting Woonveste is eigenaar van het complex met 34 woningen aan de Prins Hendrikstraat te Drunen. Het complex is omstreeks 1980 gebouwd. De woningen voldoen niet geheel meer aan de huidige wooneisen. Woonveste is voornemens dit complex te vernieuwen. De vernieuwingen omvatten: deels verbetering bestaande woningen; deels vervanging van 9 woningen door 16 appartementen. Voorliggend project behelst de nieuwbouw, en omvat: de bouw van 16 woningen; herinrichting buitenruimte.
2.2
Kadastrale situatie De kadastrale situatie is op afbeelding 2.1 weergegeven. Het plangebied omvat de kadastrale percelen, gemeente Drunen, sectie H: perceelsnummer
oppervlakte
eigendom
2037 (gedeeltelijk)
1990 m²
Stg. Woonveste
2298 (ged.)
1560 m²
Gemeente Heusden
De oppervlakte van het plangebied bedraagt ca 3550 m2.
05806003 AFB.indd
plangrens bestaande bebouwing nieuwe bebouwing rijbaan parkeren voetpad schaal 1:1000 situering bouwplan
afb. 2.2
05806003 RO.doc/0712
2.3
2.2
Bouwplan De tekeningen met situatie, gevels en plattegronden zijn als bijlage bij dit rapport gevoegd. Op afbeelding 2.2 is de situatie weergegeven. Ter plaatse staan thans 9 woningen in één-laag-zonder-kap. Deze worden vervangen door 16 appartementen. Gebouwd wordt op nagenoeg dezelfde plaats als de huidige woningen in één, twee en drie bouwlagen. Het bestaande complex als geheel past architectonisch goed in de stedenbouwkundige omgeving. Voor de omgeving zijn geen structurele veranderingen voorzien. Een en ander was reden de nieuwbouw qua architectuur te laten aansluiten op de bestaande c.q. de te behouden bebouwing. De bestaande bebouwing wordt gekenmerkt door een morfologie (massaopbouw) van rationele bouwblokken, die zowel horizontaal als verticaal licht verspringen. Door de verspringingen is sprake van een levendige straatwand met een relatief kleine schaal. Ook is sprake van een aantrekkelijk “binnen-buitenspel”. Het te behouden deel bestaat uit overwegend twee lagen. De nieuwbouw vervangt één laag door wisselende hoogten van één, twee en drie lagen. Daardoor is sprake van een vorm van ‘superpositie’. Het complex blijft architectonisch duidelijk een geheel. Door de nieuwbouw wordt het complex op een organische wijze groter. Evenals de bestaande bebouwing krijgt ook de nieuwbouw platte daken. Ter voorkoming van een beeld van massaliteit is de hoek Prins Hendrikstraat - Van Arckelstraat open gehouden. De accenten van drie lagen liggen in het middendeel aan de Prins Hendrikstraat en op de kop aan het plantsoen aan de zuidzijde langs de Van Arckelstraat. De appartementen op de begane grond krijgen een eigen entree. Ten behoeve van de appartementen op de verdiepingen zijn twee hoofdentrees opgenomen; één aan de Prins Hendrikstraat en één aan de Van Arckelstraat. De bergingen zijn in de massa van de appartementen opgenomen. Het uitgangspunt “doorgaan met wat er aan goeds is”, heeft er ook toe geleid dat het materiaalgebruik overeenkomt met het bestaande. Met name: baksteen in beige-rood; kozijnen in gebroken wit; boeiboorden en balustrades licht grijs. Het plan is door Welstand positief beoordeeld.
05806003 AFB.indd
bestaande situatie
variant 1 situering parkeerplaatsen
variant 2
05806003 RO.doc/0712
2.4
2.3
Verkeer en parkeren Verkeer 9 woningen worden vervangen door 16 appartementen. Uitgaande van het kengetal dat een woning gemiddeld 5 à 6 voertuigbewegingen per dag levert, heeft de nieuwbouw als effect 7 x 5/6 = ca 35 à 40 extra autobewegingen per dag. Dit vormt verkeerstechnisch geen probleem. Parkeren De nieuwbouw bestaat uit appartementen. Een belangrijke doelgroep voor Woonveste vormen de senioren. Om deze reden is van gemeentewege een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per extra wooneenheid van toepassing verklaard. Dit betekent dat het plan moet voorzien in 7 x 1,5 = 10,5, derhalve minimaal 11 parkeerplaatsen. Thans zijn in de randen van het complex 33 parkeerplaatsen beschikbaar. Het nieuwbouwplan telt 48 parkeerplaatsen, derhalve 15 extra. Parkeerbalans 34 bestaande woningen 9 te slopen woningen 16 nieuwe woningen 41 woningen totaal (7 extra woningen) 22 langsparkeerplaatsen 26 insteekparkeerplaatsen (Johanna van Brabantstraat) 48 parkeerplaatsen totaal (15 extra parkeerplaatsen) Conclusie Voldaan wordt aan de parkeereisen. Situering extra parkeerplaatsen Voor de situering van de extra parkeerplaatsen zijn meerdere varianten bezien. Hierna wordt op enkele specifieke varianten nader ingegaan. (zie afbeelding 2.3). In variant 1 worden de parkeerplaatsen precies binnen het bestaande stratenpatroon gesitueerd. Dit leidt tot weinig groen langs de nieuwbouw en een door auto’s gedomineerde Van Arckelstraat. Variant 1 leidt tot stedenbouwkundige schraalheid. In variant 2 wordt de Johanna van Brabantstraat ca 3,5 m verlegd. Daarmee ontstaat ruimte voor kopsparkeren langs de Johanna van Brabantstraat. Deze straat wordt als erftoegangsweg/verblijfsgebied ingericht. Met deze oplossing krijgt de nieuwbouw aan alle zijden een “groene voet”, hetgeen een goede stedenbouwkundige kwaliteit biedt. Keuze Door de gemeente is gekozen voor variant 2 omwille van een optimalisatie van de stedenbouwkundige kwaliteit.
05806003 RO.doc/0712
2.5
2.4
Beplanting Op het binnenterrein staan volwassen platanen, geplant in 1980 bij de toenmalige nieuwbouw. Deze bomen geven het binnengebied een aantrekkelijke groene sfeer. Door de omvang is thans echter sprake van teveel groen en teveel schaduwwerking die afbreuk doet aan de woonkwaliteit en bezonning gebouw. Reden waarom een paar bomen zullen worden gekapt, waarbij rekening wordt gehouden met het broedseizoen.
2.5
05806003 RO.doc/0712
2.6
Bebouwingsstolp Via deze ruimtelijke onderbouwing wordt een ruimtelijke stolp vastgesteld waarbinnen het plan gebouwd mag worden. De stolp met bouwvlakken en hoogtematen is weergegeven op afbeelding 2.4. Op deze kaart zijn ook differentiatievlakken aangegeven waarbinnen uitsluitend het vermelde gebruik is toegestaan. Daarbij zijn tevens de volgende bepalingen van toepassing.
2.6.1
Bouwbepalingen 1.
Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de gebouwen mogen alleen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd; b. de bouwhoogten mogen niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven.
2.
Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak; b. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1 m mag bedragen; b. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer bedragen dan 5 m; c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
2.6
05806003 RO.doc/0712
2.6.2
Wijze van meten Bij de toepassing van bovenstaande bepalingen wordt als volgt gemeten en berekend:
2.6.3
a.
dakhelling: helling van het dak ten opzichte van de horizon;
b.
goothoogte c.q.(bouw)hoogte van bouwwerken: de hoogte in meters (uitgezonderd ondergeschikte delen, waaronder in ieder geval begrepen een schoorsteen of liftkoker) vanaf het peil;
c.
inhoud van een bouwwerk: boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d.
(grond)oppervlak van een bouwwerk: buitenwerks (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
e.
lengte, breedte en diepte bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren);
f.
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
g.
peil: 1. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
Gebruik De gebouwen en gronden mogen alleen worden gebruikt voor de in de differentiatievlakken begrepen gebruik.
05806003 RO.doc/0712
3.
3.1
VIGEREND BELEID In dit hoofdstuk wordt kort het relevante vigerende beleid met betrekking tot onderhavig project toegelicht. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op: provinciaal niveau; regionaal niveau; gemeentelijk niveau.
3.1
Provinciaal niveau Streekplan 2002 Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de streekplankaart 1 met de ruimtelijke hoofdstructuur. De ligging van het plangebied is aangeduid.
uitsnede streekplankaart 1
Het streekplan onderscheid landelijke regio’s en stedelijke regio’s. De kern Drunen behoort tot de stedelijke regio Waalboss. Onderhavig plangebied ligt binnen het bebouwde gebied van de kern. Een hoofdpunt van beleid voor de stedelijke regio’s is het voldoende bieden van ruimte voor wonen, werken en voorzieningen. Zuinig ruimtegebruik Een ander hoofdpunt in het streekplan is zuinig ruimtegebruik. citaat Het is van groot belang optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden de bestaande bebouwde ruimte (opnieuw en) beter te benutten. De provincie vindt dat het aansnijden van nieuwe ruimte in directe samenhang moet worden bezien met de mogelijkheden voor inbreiding en herstructurering. einde citaat Voorliggend plan vormt een herontwikkeling van bestaand bebouwd gebied binnen een stedelijke regio. Conclusie Voorliggend plan past goed binnen de beleidsdoelstellingen in het streekplan.
05806003 RO.doc/0712
3.2
3.2
Regionaal niveau
Uitwerkingsplan Waalboss Het provinciale streekplan is nader uitgewerkt in het uitwerkingsplan Waalboss. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart van het uitwerkingsplan.
uitsnede plankaart stedelijke regio Waalboss
Het plangebied ligt binnen de aanduiding “stedelijk gebied – herstructurering”. Voorliggend plan is een vorm van herstructurering. Het plan geeft daarmee concrete uitvoering aan genoemde planologische doelstelling. Conclusie Voorliggend plan past goed in het uitwerkingsplan Waalboss.
05806003 AFB.indd
plangrens bestemming Woondoeleinden (met bouwvlak) bestemming Groenvoorzieningen ontsluiting voetgangers schaal 1:1000 uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan
afb. 3.1
3.3
05806003 RO.doc/0712
3.3
Gemeentelijk niveau
3.3.1
Vigerend bestemmingsplan Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan Drunen-Oost, partiële herziening: vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 26-09-1980; goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 07-04-1981. Afbeelding 3.1 geeft een uitsnede van de vigerende plankaart. De ligging van het plangebied is aangegeven. Onderhavig plangebied ligt binnen de bestemming WGB, Woondoeleinden, gemengde bebouwing. De bestemmingsomschrijving luidt: citaat De op de plankaart tot “Woondoeleinden, gemengde bebouwing” (WGB) aangewezen gronden zijn bestemd voor de huisvesting van één- en tweepersoonshuishoudens, zoals bejaarden en alleenstaanden, in kleine woningen in eengezinshuis- en/of meergezinshuisvorm, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals o.a. de bij de woningen behorende privétuinen en een gemeenschappelijke tuin, alsmede voor een woongebruik in de ruime zin, van zowel de bebouwde als niet bebouwde grond. einde citaat De belangrijkste (bouw)bepalingen luiden: gebouwen zijn alleen binnen de bouwvlakken toegestaan; binnen de bouwvlakken met de ster-aanduiding mag de hoogte maximaal 6,5 m bedragen, overigens maximaal 3 m; platte daken zijn verplicht; de geblokte lijn is een aanduiding voor de ontsluiting voetgangers. Toetsing voorliggend plan 1.
De volkshuisvestingsdoelstelling in voorliggend plan blijft in principe onveranderd.
2.
Voorliggend bouwplan ligt voor een klein deel buiten het vigerende bouwvlak.
3.
De vigerende hoogte bedraagt maximaal 3,5 m. In voorliggend plan bedraagt de maximale hoogte 9,5 m.
4.
In de bestaande situatie is de ontsluiting voetgangers naar de Prins Hendrikstraat niet (meer) aanwezig. Voorliggend plan bevat een nieuwe voetgangersontsluiting in de oksel Prins Hendrikstraat – Van Arckelstraat.
5.
De voorgenomen verschuiving van de Johanna van Brabantstraat valt binnen de bestemming Groenvoorzieningen.
05806003 RO.doc/0712
3.4
Mate van afwijking Voorliggend plan past in hoge mate in het vigerende bestemmingsplan. Nagenoeg wordt gebouwd binnen de bestaande bebouwing. De maximale hoogte van 9,5 m wijkt echter af van de toegestane 3,5 m. Reden waarom een procedure ex artikel 19.1 WRO wordt gevolgd.
3.3.2
Toekomstig bestemmingsplan Op dit moment is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. Het voorliggende project zal hierin worden opgenomen.
05806003 AFB.indd
plangebied
wijdere omgveing
afb. 4.1
05806003 RO.doc/0712
4.
4.1
RUIMTELIJKE ONDERBOUWING PROJECT (gebiedsprofiel) Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de ruimtelijk-functionele situatie in de wijdere en de directe omgeving van het plangebied als ruimtelijke onderbouwing van voorliggend initiatief.
4.1
Wijdere omgeving Afbeelding 4.1 geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer. Het plangebied maakt deel uit van Drunen-Oost. Deze buurt is gebouwd in de periode 1955-1980. Zoals “alle” buurten van deze leeftijd is de buurt toe aan een zekere vorm van herontwikkeling. De buurt bestaat overwegend uit wonen. De Prins Hendrikstraat vormt de hoofdontsluiting. Aan de oostzijde van de buurt liggen het sportpark met sporthal en maatschappelijke voorzieningen als een middelbare school en politiebureau. Conclusie Het plangebied ligt centraal in de buurt Drunen-Oost, goed ontsloten en met voorzieningen in de omgeving.
politiebureau
sporthal
middelbare school
sport- en recreatiepark
05806003 AFB.indd
60 m
tankstation
Dillenburgstraat
Prins H
endriks tr
aat
Van Arckelstraat
W. Alexanderstra at
plangrens directe omgeving
afb. 4.2
05806003 RO.doc/0712
4.2
4.2
Directe omgeving De directe omgeving is af te lezen op de afbeelding 4.2. Ontsluiting Het plangebied is zeer goed ontsloten. De woonstraten Willem Alexanderstraat en de Van Arckelstraat sluiten direct aan op de Prins Hendrikstraat die de functie van gebiedsontsluitingsweg vervult. Zoals op veel plaatsen tegenwoordig, zijn de parkeervoorzieningen aan de krappe kant. Bebouwing en functies De bebouwing in de directe omgeving bestaat uit een menging van vrijstaande panden, twee-onder-één-kap woningen en rijwoningen. De overwegende hoogte is twee lagen plus kap. De woonfunctie overheerst. Verspreid liggen niet-woonfuncties, zoals: een brandstofverkooppunt (zonder LPG!) op ca 60 m van het plangebied; maatschappelijke functies zoals een sport- en recreatiepark met sporthal, een middelbare school en een politiebureau. Beplanting De omgeving heeft het karakter van een zogenaamde ‘tuinwijk’. Woningen met voortuinen, bomen langs de straten en een klein plantsoen aan de noordzijde en een groot plantsoen, tevens evenemententerrein, aan de zuidzijde. Stedenbouwkundige situatie Onderhavig complex speelt een zekere rol in de ruimtelijke structuur. Het complex is het grootste gebouw en vervult daarmee een oriëntatiefunctie in de omgeving.
4.3
Toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen In de omgeving zijn geen ontwikkelingen voorzien die tot (structurele) veranderingen in het weg- of bebouwingspatroon leiden.
05806003 AFB.indd
21 maart 12.00 u
21 maart 16.00 u
21 juni 12.00 u
21 juni 16.00 u
21 december 12.00 u
21 december 16.00 u
schaduwdiagrammen
afb. 4.3
05806003 RO.doc/0712
4.4
4.3
Ruimtelijke effecten project Het complex is thans reeds een wat groter gebouw in de omgeving. Het complex vervult daarmee een zekere oriëntatiefunctie. De voorgenomen vernieuwbouw maakt het complex wat groter waardoor de herkenbaarheid van het complex vergroot wordt en daarmee de oriëntatiefunctie. De verhoging van één naar deels twee en voor twee woningen drie lagen aan de Prins Hendrikstraat, vormt een stedenbouwkundige versterking. De huidige één laag biedt (te) weinig straatwand in relatie met het ruime profiel van deze straat. Aan de Van Arckelstraat staan woningen in twee lagen met kap. De goothoogte bedraagt ca 5 m, de nokhoogte ca 8 m. Deze straat heeft het smallere profiel van een woonstraat. Reden waarom gekozen is voor een open bouwblok in de oksel van de Van Arckelstraat. De nieuwbouw krijgt een overwegende hoogte van 6,5 m. Het accent van drie lagen ligt op de hoek met de Johanna van Brabantstraat aan het plantsoen. Door de ruimte van het plantsoen ontstaat geen ongewenste vernauwing in het stedenbouwkundige beeld van de straat. De vereiste uitbreiding van het parkeren is goed opgelost door de in het plan opgenomen herinrichting van de Johanna van Brabantstraat tot autoluw verblijfsgebied. Voorliggend plan tast geen groen aan. Afbeelding 4.3 geeft een aantal schaduwdiagrammen weer in bepaalde perioden in het jaar en op bepaalde tijdstippen van de dag. Hieruit mag worden geconcludeerd dat de schaduwwerking van de nieuwe bebouwing niet leidt tot een negatieve beïnvloeding van de bestaande woningen. Conclusie Voorliggend plan wordt stedenbouwkundig aanvaardbaar geacht en kan zelfs aangemerkt worden als een stedenbouwkundige versterking van de omgeving.
05806003 RO.doc/0712
5.
5.1
MILIEUASPECTEN In dit hoofdstuk worden de milieuaspecten beschreven.
5.1
Bodemkwaliteit Door Cauberg-Huygen is een bodemonderzoek uitgevoerd: rapport “Verkennend bodemonderzoek en doorlatendheidsmetingen 16 woningen Prins Hendrikstraat en Van Arckelstraat te Drunen (gemeente Heusden)” (d.d. 21-05-2007, nr. 2007.0768-03). De relevante delen van de conclusies zijn hieronder weergegeven. citaat: “Op basis van de uitgevoerde werkzaamheden worden de volgende conclusies getrokken: de bodemopbouw tot 3,2 m-mv bestaat uit matig tot zeer fijn, zwak siltig zand. Tot 1 m-mv is de grond zwak humeus. Zintuiglijk wordt plaatselijk in de bovengrond een zwakke bijmenging in de vorm van puin en baksteen aangetroffen die kan duiden op en bodemverontreiniging. Over het algemeen wordt in de bovengrond zwakke bijmengingen met grind aangetroffen. De bovengrond is over het algemeen licht verontreinigd met PAK, minerale olie en koper. De ondergrond is licht verontreinigd met koper. In het grondwater zijn geen overschrijdingen ten opzichte van de streefwaarde gemeten. De aangetroffen verontreiniging aan PAK in de grond ter plaatse van boring 8 is te relateren aan de baksteen- en puinhoudende bovengrond. De aangetroffen lichte verontreinigingen aan PAK, minerale olie en koper op het overige terreindeel zijn niet te verklaren. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek kan naar redelijkheid worden aangenomen dat de kwaliteit van de bodem onder woningen overeen zal komen met de kwaliteit van de bodem ter plaatse van het buitenterrein. De onderzoeksresultaten vormen, ons inziens, geen belemmering voor de voorgenomen herinrichting van de onderzoekslocatie.” einde citaat Algemene conclusie De bodemkundige situatie vormt geen planologische belemmering voor het project.
5.2
05806003 RO.doc/0712
5.2
Wet geluidhinder Het onderzoek naar het verkeerslawaai is uitgevoerd door bureau CaubergHuygen: rapport “Akoestisch onderzoek nieuwbouw 16 woningen te Drunen, geluidbelasting wegverkeerslawaai” (d.d. 02-05-2007, nr. 2007.0768-02). De conclusies van het onderzoek worden hierna geciteerd. “In opdracht van Stichting Woonveste is door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. een akoestisch onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de optredende geluidbelastingen vanwege wegverkeer voor de vervangende nieuwbouw aan de Prins Hendrikstraat te Drunen. Het onderzoek is noodzakelijk omdat het bouwplan is gelegen binnen de geluidzone van de Prins Hendrikstraat en de rijksweg A59. Daarnaast liggen op korte afstand rond het bouwplan een viertal wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. Uit dit onderzoek blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Prins Hendrikstraat en rijksweg A59 de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Voor de betreffende woningen dient een hogere waarde procedure worden gevolgd bij de gemeente Heusden. Als argument kan worden aangewend dat het treffen van bronen overdrachtsmaatregelen op financiële en/of stedenbouwkundige bezwaren stuit. Daarnaast zijn reeds bron- (enkellaags ZOAB) en overdrachtsmaatregelen (geluidwal) gerealiseerd aan en naast de rijksweg A59. De berekende geluidbelasting ter plaatse van waarneempunt 5 overschrijdt de waarde van 53 dB. Het beleid van de gemeente Heusden1 geeft aan dat bij deze geluidbelastingen een nadere eis wordt gesteld aan de indeling van de woning: minimaal één verblijfsruimte aan een geluidluwe gevel. Het huidige ontwerp van de betreffende woning voldoet aan deze eis. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat de woningen geluidbelastingen, tot maximaal 51 dB, ontvangen ten gevolge van het wegverkeer op de verschillende 30 km/uur wegen. Bij de bouwvergunningsaanvraag zal er aan de gestelde geluideisen moeten worden voldaan zoals genoemd in artikel 3.1 van het Bouwbesluit 2003. Dit dient aan de hand van een aanvullend gevelisolatieonderzoek aangetoond te worden. Geadviseerd wordt om tevens de invloed van de verschillende 30 km/uur wegen in dit onderzoek mee te nemen.” Algemene conclusie Het bouwplan past in principe binnen de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Bij de aanvraag bouwvergunning moet worden voldaan aan artikel 3.1 van het Bouwbesluit 2003.
1
conform het oorspronkelijke beleid van de Provincie Noord Brabant (vóór 1 januari 2007)
05806003 RO.doc/0712
5.3
5.3
Wet luchtkwaliteit De toetsing aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 is uitgevoerd door bureau CaubergHuygen: rapport “Onderzoek luchtkwaliteit nieuwbouw 16 woningen Prins Hendrikstraat te Drunen” (d.d. 02-05-2007, nr. 2007.0768-01). De conclusie van de toetsing wordt hierna geciteerd. “In opdracht van Stichting Woonveste, is door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. een verspreidingberekening uitgevoerd ter indicering van het effect op de luchtkwaliteit, als gevolg van wijzigingen in het verkeersbeeld, door het realiseren van 16 woningen aan de Prins Hendrikstraat te Drunen. Middels CAR II zijn verspreidingsberekeningen uitgevoerd naar een zestal parameters, te weten: PM10, NO2, BaP, Benzeen, Co en SO2. Uit de resultaten ten aanzien van voornoemde parameters blijkt dat langs de beschouwde wegdelen in de jaren 2010 en 2015 in de situatie met de voorgenomen ontwikkeling van 16 woningen, geen van de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 gestelde grenswaarden worden overschreden. Geconcludeerd wordt dat er vanuit het Besluit luchtkwaliteit 2005 geen belemmering aanwezig is ten aanzien van de beoogde planontwikkeling.” N.B. In november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Algemeen kan worden geconcludeerd dat indien voldaan wordt aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 tevens aan de Wet luchtkwaliteit wordt voldaan. Algemene conclusie Voorliggend plan is niet in strijd met de Wet luchtkwaliteit.
5.4
Besluit externe veiligheid inrichtingen Op het adres Prins Hendrikstraat 70 is een brandstofverkooppunt (zonder LPG) gevestigd met een hinderafstand van 30 m. De afstand van het brandstofverkooppunt tot de nieuwe woningen bedraagt ca 60 m. In de directe omgeving bevinden zich verder geen routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen en/of objecten op basis waarvan een gevarencontour vastgesteld moet worden. Conclusie Het project is niet in strijd met het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
5.5
Brochure Bedrijven en milieuzonering Het plangebied ligt niet binnen een hindercirkel of milieuzonering van bedrijvigheid.
05806003 RO.doc/0712
6.
6.1
WAARDEN In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de (wettelijk beschermde) waarden van het plangebied.
6.1
Archeologie en cultuurhistorie Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart 2005 van de provincie Noord-Brabant weer. Onderhavig plangebied is hierop aangeduid.
uitsnede cultuurhistorische waardenkaart 2005
6.1.1
Archeologie Het plangebied ligt binnen een zone die is aangeduid met de aanduiding lage archeologische verwachtingswaarde. Conclusie Er zijn geen archeologische waarden van belang. Een nader onderzoek is niet vereist.
6.1.2
Cultuurhistorie Binnen het plangebied en directe omgeving zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Conclusie Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.
05806003 RO.doc/0712
6.2
6.2
Flora en fauna Voorliggend plan behelst een vernieuwbouw in een binnenstedelijke situatie. Het groen in de omgeving bestaat uit kort gemaaide grasplantsoenen met bomen en een binnentuin met bomen en struiken. Er is geen sprake van een bijzondere biotoop. Het plangebied is thans reeds bebouwd. Conclusie Een ontheffing van de Flora- en faunawet wordt niet nodig geacht.
05806003 RO.doc/0712
7.
7.1
WATERPARAGRAAF Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van Waterschap Aa en Maas. Door Grasveld Civiele Techniek is ten behoeve van onderhavig project een Waterhuishoudingsplan opgesteld. Deze notitie is als bijlage opgenomen. In het waterhuishoudingsplan is het beleid van het waterschap nader verwoord. Betreffende de verwerking van het schone regenwater en het afvalwater concludeert Grasveld Civiele Techniek het volgende: Onderhavig bouwplan wordt voorzien van een gescheiden rioolstelsel. a. Het vuilwater zal afgevoerd worden via het bestaande rioolstelsel. b. Het regenwater wordt ter plaatse geïnfiltreerd. N.B. Overeenkomstig de eis van het waterschap mogen in principe geen uitlogende materialen toegepast worden.
05806003 RO.doc/0712
8.
BELEMMERINGEN Thans wordt een oriënterende Klic-melding uitgevoerd. Andere belemmeringen zijn evenmin aanwezig.
8.1
05806003 RO.doc/0712
9.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID De kosten van het plan komen voor rekening van Stichting Woonveste. Het plan is economisch uitvoerbaar te achten.
9.1
10.1
05806003 RO.doc/0712
10.
MOTIVERING VRIJSTELLING Het verlenen van vrijstelling is gebaseerd op de volgende overwegingen: 1.
Negen woningen die niet meer aan de hedendaagse wooneisen voldoen, worden vervangen door 16 moderne huurappartementen.
2.
De doelgroep betreft huurders van Stichting Woonveste.
3.
De afwijking van het vigerende bestemmingsplan betreft vooral de hoogte. Thans is één laag toegestaan. Het plan voorziet in een trapsgewijze opbouw naar op twee plaatsen drie lagen. Het plan is stedenbouwkundig aanvaardbaar en vormt deels een verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit.
4.
Voldaan wordt aan de vereiste parkeernormen.
5.
Er worden geen cultuurhistorische of natuurlijke waarden aangetast.
11.1
05806003 RO.doc/0712
11.
PROCEDURE Deze ruimtelijke onderbouwing doorloopt de volgende procedure: 1. 2. 3.
Terinzagelegging Verklaring van geen bezwaar GS Vrijstellingsbesluit door burgemeester en wethouders
De resultaten uit de terinzagelegging worden te zijner tijd aan het dossier toegevoegd.
Bijlage
NOTITIE Project:
16 woningen Prins Hendrikstraat te Drunen Betreft:
Waterhuishoudingsplan Opsteller en datum:
Kenmerk:
Mark Grasveld, 29 augustus 2007
G53/001/2007/N01
1. Inleiding Door de Stichting Woonveste worden 16 woningen aan de Prins Hendrikstraat in Drunen ontwikkeld. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken worden 9 woningen gesloopt. Een overzicht van de ligging van de locatie is bijgevoegd. Aan Grasveld Civiele Techniek is door de Stichting Woonveste gevraagd een waterhuishoudingsplan op te stellen. Dit waterhuishoudingsplan is opgesteld ter ondersteuning van de ruimtelijke onderbouwing. 2. Uitgangspunten Wij deze notitie opgesteld gebruikmakend van de volgende stukken: tekening situatie bestaande toestand versie 20-03-2007 van Bureau Verkuylen; tekening definitief ontwerp situatie versie 20-03-2007 van Bureau Verkuylen; rapport 2007.7068-03 versie 21-05-2007 van Cauberg-Huygen. 3. Beleid Waterschap Aa en Maas Het projectgebied valt binnen het werkgebied van het Waterschap Aa en Maas. Het Waterschap heeft in haar Beleidsnota uitgangspunten watertoets zes centrale uitgangspunten geformuleerd. Deze uitgangspunten zijn: Gescheiden houden van vuilwater en schoon hemelwater. Doorlopen van de afwegingsstappen: hergebruik, infiltratie, buffering, afvoer. Hydrologisch neutraal bouwen. Water als kans. Meervoudig ruimtegebruik. Voorkomen van vervuiling. De uitgangspunten van het Waterschap komen in deze notitie aan de orde.
4. Gebiedskenmerken 4.1 Bestaande verhard oppervlak Op beide locaties is bestaande bebouwing en terreinverharding aanwezig. De bebouwing en terreinverharding zijn nu aangesloten op de bestaande gemengde riolering. De bebouwing en terreinverharding is aangegeven op de tekening bestaande toestand (niet op schaal) welke als bijlage bij deze notitie is gevoegd. 4.2 Hoogteligging Beide locaties liggen in een omgeving waar reeds bebouwing aanwezig is. Binnen het plangebied wordt ook bestaande bebouwing geamoveerd. Uit het rapport van Cauberg-Huygen blijkt dat het maaiveld zich bevindt op circa 2,5 m + NAP. 4.3 Ondiepe bodemopbouw De bodem bestaat vanaf maaiveld tot 1,0 m – mv uit zeer fijn, zwik siltig, zwak humues zand. De opbouw van 1,0 m – mv tot 3,2 m – mv bestaat de bodem uit matig fijn, zwak siltig zand. 4.4 Grondwater Volgens de bodemkaart fluctueert de grondwaterstand tussen een GHG van 80 cm – mv en de GLG > 120 cm – mv. In mei 2007 is de peilbuis binnen het plangebied opgenomen. Hieruit volgde een grondwaterstand van 2,26 m – mv. De heer Mauriks van de gemeente Heusden heeft op 23 augustus 2007 telefonisch aangegeven dat de bovengenoemde grondwaterstanden overeenkomen met de waarden van nabijgelegen locaties. Wij hanteren derhalve een GHG van 1,70 m + NAP en adviseren een nader onderzoek naar de fluctuatie in de grondwaterstand in de fase voorafgaand aan de civieltechnische uitwerking. 4.5 Afwegingsstappen Voor de omgang van het schone hemelwater zijn de afwegingsstappen hergebruik, infiltratie, buffering, afvoer doorlopen. Hergebruik van hemelwater wordt niet haalbaar geacht gezien de beperkte omvang (16 woningen) van de ontwikkeling. Infiltratie van schoon hemelwater achten wij onder voorwaarden mogelijk. De ondiepe bodemopbouw is geschikt voor infiltratie. Vanuit de gedachte water als kans dient het infiltreren van schoon hemelwater bij voorkeur aan de oppervlakte te gebeuren. Hierdoor krijgt water namelijk een eigen plek binnen de gebieden, is het zichtbaar, is het te combineren met de functie van openbaar groen en kan er maximale belevingswaarde ontstaan bij de bewoners. Binnen het plangebied is onvoldoende ruimte beschikbaar om infiltratie c.q. buffering te laten plaatsvinden aan de oppervlakte bijvoorbeeld in de vorm van wadi’s. De bestaande binnenplaats is hiervoor niet geschikt vanwege de beperkte oppervlakte, de terrasfunctie voor de woningen en de aanwezigheid van bomen. Derhalve is gekozen worden voor een variant van infiltratie c.q. buffering middels ondergrondse infiltratiekratten. Indien de infiltratievoorziening (tijdelijk) niet
voldoende kan infiltreren, zal er altijd nog buffering plaatsvinden. Hierbij wordt het schoon hemelwater binnen het plangebied vastgehouden en vindt er geen versnelde afvoer plaats. Vanuit de infiltratie- c.q. bufferingsvoorziening dient er een aansluiting worden gemaakt voor de afvoer van het landelijk debiet danwel de overstort bij een extreme neerslaggebeurtenis. De locatie van de aansluiting zal in overleg met de betrokken partijen (ontwikkelaar, gemeente en Waterschap) in de fase van de civieltechnische planvoorbereiding worden bepaald. 5. Toekomstig watersysteem In het watersysteem maken wij onderscheid in de droogweerafvoer (huishoudelijk afvalwater) en regenwaterafvoer (neerslag). Deze beide rioolwaterstromen worden gescheiden gehouden in overeenstemming met de uitgangspunten van het Waterschap. Dit betekent dat er twee aparte rioolsystemen worden aangelegd. Beide systemen worden in de onderstaande paragrafen separaat beschreven. 5.1 Droogweerafvoer De droogweerafvoer (DWA) van de 16 woningen voeren wij af naar de bestaande gemengde riolering in de Prins Hendrikstraat en de Van Arckelstraat. Nadere berekeningen tijdens de civieltechnische planvoorbereiding moeten uitwijzen of de bestaande riolering voldoende capaciteit bezit om het extra afvalwater te ontvangen. Gezien de sloop van 9 woningen en de afkoppeling van schoon hemelwater verwachten wij hierbij geen problemen. 5.2 Regenwaterafvoer De keuze voor omgang met regenwaterafvoer (RWA) is beschreven in paragraaf 4.5. De keuze is gemaakt om het regenwater afkomstig van de daken en de wegen te infiltreren in de bodem. In de berekening is geen rekening gehouden met het bestaande verhard oppervlak. Binnen het plangebied dient minimaal de volgende capaciteit gerealiseerd te worden. Toekomstig verhard oppervlak (daken en verharding) : ca. 980 m2 Neerslaghoeveelheid T=10 : 27,3 mm Minimaal benodigde capaciteit : 27 m3 De minimaal benodigde capaciteit kan worden gerealiseerd door minimaal 70 m2 infiltratiekratten met een hoogte van 400 mm aan te brengen. Gezien de GHG dienen de infiltratiekratten boven met minimale dekking te worden aangebracht. Dit betekent dat de infiltratiekratten of in achterof in de voortuin moet worden aangebracht. Gezien de beperkte hoeveelheid infiltratiekratten geeft dit geen probleem. De exacte plaats en wijze van overstort van de infiltratiekratten zal in de fase van de civieltechnische planvoorbereiding worden bepaald. 6. Aandachtspunten Om vervuiling tegen te gaan dient de toepassing van uitlogende bouwmaterialen te worden voorkomen. In de ruimtelijke onderbouwing kunnen hiervoor bepalingen worden opgenomen.