Kennis bedrijfseconomie werkboek.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 12-08-10 / 14:44 | Pag. 7
Hoofdstuk 1
Vermogensbehoefte en financiering
Opgave 1.1
Een groothandel heeft in de maanden maart tot en met oktober € 600.000,– extra vermogen nodig. Het benodigde extra vermogen kan voor deze periode worden geleend bij een bank tegen een interest van 13,5% per jaar. Een andere mogelijkheid is een lening afsluiten bij een verzekeringsmaatschappij. Deze lening moet voor minstens een jaar worden aangegaan en de interest bedraagt 8% per jaar. Gedurende de tijd dat de groothandel het geld niet nodig heeft, kan ze het uitlenen tegen 2% per jaar. Bereken het voordeel als de groothandel het geld leent bij de verzekeringsmaatschappij.
Opgave 1.2
De betalingsvoorwaarden van een leverancier luiden: Bij betaling binnen 8 dagen na levering kan 1,5% op het factuurbedrag in mindering worden gebracht. Bij betaling na deze periode, doch uiterlijk binnen 45 dagen na levering, dient het volle factuurbedrag te worden betaald. 1. Bereken de kosten van het leverancierskrediet in een percentage per jaar, afgerond op één decimaal.
Vermogensbehoefte en financiering 7
Kennis bedrijfseconomie werkboek.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 12-08-10 / 14:44 | Pag. 8
Stel dat de onderneming bij contante betaling het bedrag moet lenen bij een bank. 2. Welk interestpercentage, afgerond op één decimaal, per jaar mag de bank maximaal rekenen als lenen bij de bank voordeliger is?
Opgave 1.3
Een onderneming staat voor de keuze de inkoop van een partij goederen voor een bedrag van € 50.000,– op één van de volgende manieren af te rekenen: — betaling binnen 2 maanden na levering zonder korting; — direct bij levering betalen met 2% korting. De onderneming kan bij een bank geld lenen tegen 2,25% per 2 maanden. De kosten voor het sluiten van de banklening bedragen € 100,–. 1. Welk bedrag moet worden voldaan bij contante betaling?
2. Wat kan de onderneming worden geadviseerd om op basis van bovenstaande gegevens te doen? Motiveer je antwoord met een berekening.
8 Hoofdstuk 1
Kennis bedrijfseconomie werkboek.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 12-08-10 / 14:44 | Pag. 9
3. Stel dat de onderneming de korting ook kan bedingen als binnen 2 weken na de levering wordt betaald. Verandert hierdoor het advies? Motiveer je antwoord met een berekening.
Opgave 1.4
Aros bv heeft bij een pensioenfonds op 1 januari 2008 een lening gesloten van € 1.500.000,–. De looptijd is 15 jaar en aflossing vindt aan het einde van ieder jaar plaats met gelijkblijvende bedragen. De interest bedraagt 3% per halfjaar en wordt telkens aan het einde van ieder halfjaar betaald. 1. Bereken de totaal te betalen interest over 2008.
2. Bereken de totaal te betalen interest over 2010.
Opgave 1.5
Een onderneming heeft op 1 januari 2003 een obligatielening gesloten van € 3.000.000,–. De looptijd van de lening is 10 jaar. Aflossing vindt plaats op basis van uitloting, met ingang van 31 december 2008, in vijf gelijke jaarlijkse bedragen. De interest is 8% per jaar en wordt steeds aan het einde van ieder jaar betaald. Vermogensbehoefte en financiering 9
Kennis bedrijfseconomie werkboek.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 12-08-10 / 14:44 | Pag. 10
1. Wat wordt bedoeld met uitloting?
2. Bereken de totale interest die betaald is op 31 december 2008.
3. Bereken de aflossing en de interest die betaald moeten worden op 31 december 2010.
Opgave 1.6
Koral heeft een 6% converteerbare obligatielening uitstaan van € 5.000.000,–. De nominale waarde van één obligatie is € 1.000,–. De conversievoorwaarden luiden: 9 converteerbare obligaties en een bijbetaling van € 250,– geven recht op 40 aandelen van nominaal € 100,– per stuk. Door obligatiehouders zijn 3.060 converteerbare obligaties bij de bank ingeleverd en de verschuldigde bedragen zijn gestort. Hiervoor zijn aandelen verstrekt. 1. Bereken de conversiekoers in een bedrag per aandeel.
2. Bereken het bedrag in contanten dat Koral per saldo heeft ontvangen.
10 Hoofdstuk 1
Kennis bedrijfseconomie werkboek.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 12-08-10 / 14:44 | Pag. 11
3. Met welk bedrag is het geplaatst aandelenkapitaal toegenomen als gevolg van de conversie?
Opgave 1.7
De conversievoorwaarden bij een converteerbare obligatielening luiden: één obligatie van € 1.000,– en een bijbetaling van € 200,– geven recht op vijf aandelen van € 100,– nominaal. 1. Bereken de conversiekoers in een percentage.
De beurskoers van een aandeel is op een bepaald moment € 400,– per stuk. De converteerbare obligatie noteert op hetzelfde tijdstip op de beurs € 1.600,–. 2. Welke koers van de converteerbare obligatie mag men bij een koers van de aandelen van € 400,– verwachten?
3. Geef een mogelijke verklaring voor het geconstateerde koersverschil.
4. Is het bij de gegeven koersen aantrekkelijk om tot conversie over te gaan? Verklaar je antwoord.
Vermogensbehoefte en financiering 11
Kennis bedrijfseconomie werkboek.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 12-08-10 / 14:44 | Pag. 12
In de leningsvoorwaarden is de bepaling opgenomen dat bij een emissie van nieuwe aandelen de conversiekoers zal worden verlaagd tot 180%. 5. Waarom is deze bepaling in de leningsvoorwaarden opgenomen?
12 Hoofdstuk 1