Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen
NL.IMRO.1730.ABdorpsstr74zuidlv-0301
Projectgebied
Situatie Dorpsstraat 74 Zuidlaarderveen
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Huidige en beoogde situatie 2.1 Beschrijving van het projectgebied, huidige situatie 2.2 Geldende planologische situatie 2.3 Beoogde situatie
3. Planologische toets 3.1. Provinciaal en gemeentelijk beleid 3.2. Waterhuishouding 3.3. Archeologie 3.4. Ecologie 3.5. Verkeer 3.6. Luchtkwaliteit 3.7. Bedrijven en milieuzonering 3.8. Externe veiligheid 3.9. Bodemkwaliteit 3.10. Economische uitvoerbaarheid
3
1. Inleiding Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld voor het verlengen van de jongveestal, fase 2, op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen. Het bouwplan is ingediend door de maatschap Mulder. Met de realisering van het bouwplan is het mogelijk de bedrijfsvoering te verbeteren. De bebouwing sluit aan op een inmiddels vergunde jongveestal die bestaande bebouwing vervangt. Het perceel valt onder de rechtswerking van het bestemmingsplan “Kleinere kernen” en heeft de bestemming “agrarisch”. Het bouwplan is strijdig met het vigerende bestemmingsplan “Kleinere kernen” omdat deels buiten het bebouwingsvlak wordt gebouwd. Met deze procedure voor afwijken van het bestemmingsplan wordt vergunning verleend aan het bouwplan. Deze ruimtelijke onderbouwing moet in het licht van deze afwijking worden geplaatst. Het beoogde gebruik van de gronden wijkt niet af van de oorspronkelijke situatie en ook het aantal woningen blijft gelijk. De gemeente ziet zich gesteld voor de vraag of de beperkte overschrijding van het bebouwingsvlak past binnen een goede ruimtelijke ordening.
Op grond van artikel 2.12, lid 1, sub a onder 3 WABO kan het college omgevingsvergunning verlenen aan het afwijken van het bestemmingsplan.
4
2. Huidige en beoogde situatie 2.1 Beschrijving van het projectgebied, huidige situatie Het project voorziet in het verlengen van de jongveestal, fase 2, op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom van het wegdorp Zuidlaarderveen Op de navolgende luchtfoto is het plangebied rood omkaderd.
Het dorp Zuidlaarderveen kenmerkt zich door lintbebouwing met een aantal agrarische bedrijven in dit lint. 2.2 Geldende planologische situatie Het plangebied omvat het perceel Dorpstraat 74 in Zuidlaarderveen. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Kleinere kernen”, vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Tynaarlo op 27 april 2010 en onherroepelijk geworden op 22 maart 2011. Binnen dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming “agrarisch”. De gronden zijn onder andere bestemd voor agrarische cultuurgrond, groenvoorzieningen, en openbare nutsvoorzieningen.
5
. Met betrekking tot het bouwen geldt ondermeer dat de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd. Het project past op dit onderdeel niet binnen de bouwregels. Deze ruimtelijke onderbouwing moet in het licht van deze afwijking worden geplaatst. Het beoogde gebruik van de gronden wijkt niet af van de oorspronkelijke situatie. De gemeente ziet zich gesteld voor de vraag of de beperkte overschrijding van het bouwvlak past binnen een goede ruimtelijke ordening.
6
2.3 Beoogde situatie In de beoogde situatie wordt op de noordzijde van het perceel een jongveestal gebouwd. Met het project wordt de beschikbare ruimte optimaal benut en is sprake van een compacte logische indeling van de bedrijfsgebouwen.
Aan de noordzijde van het projectgebied staat een woning. Er is in de aanvraag slechts sprake van het verlengen van een jongveestal. Het project is “milieuneutraal” uitgevoerd. Het aantal dieren neemt niet toe.
7
3. Planologische toets 3.1 Provinciaal en gemeentelijk beleid De provincie Drenthe heeft in 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Het project ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf is niet strijdig met kernwaarden en kernkwaliteiten zoals die zijn geformuleerd. Kernkwaliteiten dragen bij aan de samenhang, identiteit en herkenbaarheid van de omgeving. Omdat de benoemde kernkwaliteiten niet allemaal goed te duiden zijn als factoren in het fysiek-ruimtelijk domein, werden vertaald naar indicatoren. Rust is hierbij vertaald naar stilte en duisternis. Ruimte staat voor de openheid van het landschap. Onder natuur verstaan we natuur binnen de EHS. Landschap is vertaald naar diversiteit en gaafheid van landschapstypen. Oorspronkelijkheid werd concreet gemaakt in cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden. Veiligheid staat voor sociale, externe en verkeersveiligheid. De kernkwaliteiten naoberschap, menselijke maat en kleinschaligheid zijn lastig ruimtelijk te duiden, maar zijn meegenomen in de begrippen ‘leefbaarheid’ en ‘passend bij Drenthe’. Deze beleidsdoelstelling waren al uitgewerkt in het gemeentelijk beleid zoals het bestemmingsplan Kleinere kernen. Ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik geldt dat inbreiding “boven” uitbreiding gaat. De SERladder wordt hierbij als denkmodel gebruikt. Het project zorgt er voor dat een perceel, gelegen tussen bestaande gebouwen optimaal wordt ingevuld. Daarmee kan worden gesproken over herstructurering en inbreiding. Het plan is in overeenstemming met het provinciaal en gemeentelijk beleid.
3.2 Waterhuishouding Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. Wij hebben het Waterschap Hunze en Aa's geïnformeerd over het project door gebruik te maken van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap Hunze en Aa's een standaard wateradvies afgeeft in de vorm van deze standaard waterparagraaf. Dit advies is betrokken bij de vergunningverlening. Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets in het niet noodzakelijk het waterschap te betrekken, als er met de opmerkingen gemaakt in dit document rekening zal worden gehouden tijdens de verdere uitwerking van dit plan. 3.3 Archeologie De gemeente Tynaarlo heeft een Structuurvisie Archeologie in voorbereiding. In het kader hiervan is een beleidskaart ontwikkeld op basis van de te verwachten en bekende archeologische resten. Het gebied heeft een hoge tot middelhoge archeologische verwachting (zie onderstaande kaart). De gemeente hanteert hierbij een vrijstelling voor archeologisch onderzoek als de oppervlakte van de bodemverstoring kleiner is dan 1000 m2. De uitbreiding van de stal valt binnen de marge van de onderzoeksvrijstelling. De initiatiefnemer hoeft hier geen archeologisch vooronderzoek te doen.
8
3.4 Ecologie Het projectgebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen gebieden uit de Natuurbeschermingswet 1998 betreffen het gebied Drentsche Aa en het Zuidlaardermeer. Beide gebieden liggen op een afstand van ongeveer 4 kilometer.
9
Het projectgebied grenst niet aan en maakt geen onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur. Het dichtstbijzijnde gebied dat deel uitmaakt van de EHS is het landgoed De Braak op 200 meter ten noorden van het projectgebied. Deze beschermde gebieden liggen gezien de aard van de ingrepen op een voldoende afstand van het projectgebied of ecologische relaties zijn afwezig. Er zijn geen negatieve effecten als gevolg van de ontwikkelingen te verwachten. Voor de activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1988 nodig. De voorgenomen activiteit is ook niet in strijd met het ‘nee, tenzij’- beleid uit de Nota Ruimte en de uitwerking daarvan in de Nota Ruimte en de Omgevingsvisie Drenthe 2010. 3.5 Verkeer Nu sprake is van een beperkte uitbreiding op een bestaand bedrijf is de verandering ten opzichte van huidige situatie te verwaarlozen. Op het perceel is voldoende parkeergelegenheid en ook is de verkeerstoename niet te verwachten. 3.6 Luchtkwaliteit Ook uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van belang. In het gebied komen geen bedrijven voor die de luchtkwaliteit significant beïnvloeden waarmee rekening gehouden moet worden. De luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. 3.7 Bedrijven en milieuzonering Aan de noordzijde van het projectgebied staat een woning. Er is in de aanvraag slechts sprake van het verlengen van een jongveestal. Het project is “milieuneutraal” uitgevoerd. Het aantal dieren neemt niet toe. 3.8 Externe veiligheid In of nabij het projectgebied komen geen categoriale inrichtingen voor die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen. 3.9 Bodemkwaliteit Alvorens met de bouw wordt begonnen, dient onderzoek naar verontreiniging van de bodem en het grondwater plaats te vinden. Dit wordt als voorwaarde aan de vergunning toegevoegd. 3.10. Economische uitvoerbaarheid De bouw wordt door de aanvragers gefinancierd.
10