Delta nr. 17 21 mei 2013
Lijst Bèta versus Oras
verkiezingen studentenraad achtergrond
reportage
interview
graduate school
schaliegas rallyrijder leo van der eijk OVERSCHAT
english pages inside see page 28
8 Delta nr. 17
21 mei
2013
Het is goed dat er bij de studentenraadverkiezingen maar twee partijen meedoen: bij drie of meer deelnemers zou het lastig worden om een strijd uit te beelden. Deze twee sportieve dames zijn gelukkig ongeveer even sterk, want je wilt natuurlijk als fotograaf geen voorkeur laten blijken voor Oras of Lijst Bèta. (Fotograaf Sam Rentmeester)
REAGEER!
12
www.delta.tudelft.nl
colofon
Delta is het informatie- en opinieblad van de TU Delft, verzorgd door een journalistiek onafhankelijke redactie.
Redactie Frank Nuijens (hoofdredacteur) - @franknu, Katja Wijnands - @kwijnands, Dorine van Gorp - @dorinevangorp, Saskia Bonger - @sbonger, Tomas van Dijk - @tomasvd, Carlijn Remmelzwaal - @c_remmelzwaal, Connie van Uffelen - @connievanu, Jos Wassink - @joswashere Medewerkers aan dit nummer Jorinde Benner, Kerry Dankers, Willemijn Dicke, Auke Herrema, Job Hogewoning, Damini Purkayastha, Molly Quell, Ionica Smeets, David Smit, Jimmy Tigges, Robert Visscher Foto’s Sam Rentmeester, Hans Stakelbeek
Bladconcept en vormgeving Maters & Hermsen, Leiden Lay-Out Liesbeth van Dam, Saskia de Been Redactie-adres Universiteits-bibliotheek, Prometheusplein 1, 2628 ZC Delft, 015 278 4848, delta@ tudelft.nl Advertenties H&J Uitgevers, 010 451 5510,
[email protected] Druk Deltahage, Den Haag Oplage 8.000 Jaargang 45 ISSN 2213-8838 Meld je aan voor de wekelijkse nieuwsbrief op de website. Meer informatie op: www.delta.tudelft.nl/colofon
cover
interview
STUDENTENraadsverkiezingen
rallyrijder
22 en 23 mei zijn de verkiezingen voor een nieuwe studentenraad. Studenten kunnen kiezen tussen Oras of Lijst Bèta. De levens van de twee lijsttrekkers blijken perfecte weerspiegelingen van de filosofieën van de partijen.
Werktuigbouwstudent Leo van der Eijk (21) is een talentvol rallyrijder. ”Of ik wedstrijd kan gaan rijden op internationaal niveau hangt niet alleen af van mijn snelheid, maar ook van mijn uitstraling.”
16
28
Delta 18 verschijnt op dinsdag 3 juni
VERDER reportage
english pages
graduate school
A BEACH GUIDE
Go of no go? Dat is een van de belangrijke momenten in het leven van een promovendus. De graduate school moet er voor zorgen dat promovendi minder vaak uitvallen en binnen vier jaar promoveren.
It seems nicer is upon us, so if you’re looking for a way to soak up the sun before it disappears again, check out our Survival Guide on local beaches.
Column Kort nieuws Sport Campuslife Partyspotters Job de kok Achtergrond Bachelor Column Apps Boeken Kriep Desgevraagd Science Survival Guide Talking Point
04 05 06 07 15 15 20 23 25 25 26 27 27 29 30 31
Delta Gebruikt u wel eens breuken? Moet u boeken lezen? De Amerikaanse socioloog Michael Handel vroeg duizenden Amerikanen welke vaardigheden ze nodig hadden in hun dagelijkse werk. Het goede nieuws: 94 procent van de ondervraagden doet nog iets met wiskunde. Het slechte nieuws: 78 procent van de werknemers komt niet verder dan optellen, vermenigvuldigen en andere basisschoolstof. Meer dan de helft van de ondervraagden zegt overigens wel regelmatig een compleet boek te lezen voor hun werk. Zijn al die uren wiskunde op de middelbare school en daarna dan nergens goed voor? Zitten die arme pubers voor niets urenlang met cosinussen te prutsen? Tijdens mijn studie heb ik trouwens ook van alles geleerd dat ik nooit zal gebruiken, zoals een klein honderdtal vakken over partiële differentiaalvergelijkingen. En wat was eigenlijk de laatste keer dat ik een integraal nodig had? Deze week dacht ik na over wat ik nog gebruik van mijn studie. Iemand vroeg me namelijk of ik geloof dat zelfstudie een volwaardig alternatief is voor een academische opleiding. Op zich is wiskunde bij uitstek geschikt als vak om op eigen kracht te bestuderen. Je hebt geen laboratorium nodig met vloeibaar helium en hoeft geen experimenten te doen met proefpersonen. Je koopt een stapel boeken, maakt een heleboel sommen, volgt voor sommige vakken een online cursus en klaar ben je als wiskundige. Maar het is lastig om op die manier een goede wiskundige te worden. De laatste beroemde autodidact was de in 1920 overleden Indiase wiskundige Srinivasa Ramanujan. Hij bewees honderden nieuwe resultaten, maar het was nogal lastig om die onder de aandacht van andere wiskundigen te krijgen. Ramanujans werk was nogal onconventioneel en hij schreef het allemaal niet op de gebruikelijke manier op. De taal van je vakgenoten is dan ook één van de handigste dingen die je leert tijdens een studie. Welke woorden gebruik je? Hoe schrijf je een resultaat op? Welke dingen laat je weg als details, wat is belangrijk om te vertellen zodat anderen je werk begrijpen? Daarnaast krijg je tijdens een studie een gevoel voor de hiërarchie binnen je vakgebied. Welk onderzoek is hot volgens collega’s en subsidieverstrekkers? (Daar moet je je verder vooral niets van aantrekken, maar het is wel handig om te weten.) Verder vertellen goede docenten je al snel tien keer meer dan er in het boek staat en leer je het meeste als je zelf een som uitlegt aan een medestudent. Maar het allerbelangrijkste van een studie is misschien wel dat je een samenhangend curriculum krijgt aangeboden. Zo krijg je een stevige basiskennis. Als autodidact kun je alleen de vakken kiezen die je interessant vindt. Als je complete onderwerpen overslaat, zal je bepaalde elegante oplossingen later nooit ontdekken. Het ploeteren op minder aantrekkelijke vakken levert daarnaast heel andere vaardigheden op. Het doorzettingsvermogen dat nodig was om partiële differentiaalvergelijkingen III af te maken, had ik op eigen kracht nooit ontwikkeld. Dát zijn nou dingen die je later nog elke dag gebruikt in je werk, al kun je dat nooit eens invullen op een enquête.
Ionica Smeets is TUalumnus (wiskunde), wetenschapsjournalist en onderzoeker bij Publiek Begrip van Wetenschap in Leiden.
TU Delft Studentenuitzendbureau Stud organiseert Studucation: een dag vol trainingen zoals beleggen, snellezen, netwerken en personal branding. Op 27 mei kunnen studenten voor slechts vijf euro twee trainingen volgen van professionele bedrijven en trainers en een professionele foto laten maken voor hun LinkedIn profiel. Stud-bestuurders Maud Brands en Harm Houwink leggen uit.
1 Elke technische student zou dergelijke cursussen moeten volgen.
ja
2 Deze trainingen zijn alleen te volgen op de trainingsdag.
ja
3 Je moet een hele dag college missen om bij Studucation te zijn.
ja
4 Na de trainingen krijg je een certificaat.
nee
5 “Op vraag 1. Wij organiseren deze dag om onze uitzendkrachten en TU-studenten de mogelijkheid te bieden zichzelf breder te ontwikkelen. Zo kunnen ze zichzelf naast hun studie of werk bekwamen op persoonlijk vlak, zoals op assertiviteit, improvisatie en beleggen. Deze trainingsdag helpt de TU-studenten zichzelf dus nog aantrekkelijker te maken op de arbeidsmarkt.” Inschrijven voor Studucation kan tot en met 24 mei op www.studucation.nl
28.300 Jarenlang is er gewerkt aan de verzameling foto’s, dia’s, kaarten en filmpjes in de TU Delft Beeldbank, voorheen de multimedia repository, die op het moment van schrijven 28.300 beelden telde. Nu de gebruiksvriendelijkheid in orde is en de omvang groot genoeg, is voor de universiteit het moment gekomen om ermee naar buiten te treden. Studenten en medewerkers kunnen nu zelf beelden toevoegen aan de collectie, al gaat er vóór publicatie nog wel een kritisch redactioneel oog overheen. Een groot deel van de collectie is gratis te gebruiken. beeldbank.tudelft.nl
Tweets
(Foto: Carlijn Remmelzwaal)
columnIONICASMEETSNIETNODIG
4
Kort Meer en uitgebreider nieuws op
www.delta.tudelft.nl Basisbeurs Studentenvereniging Virgiel vierde de afgelopen weken haar 115-jarig bestaan met feesten en een musical. Die laatste trok bijna duizend belangstellenden. Onder begeleiding van een professioneel team zetten Virgilianen het stuk ‘Spring Awakenings’ op de planken. Geen vederlichte, blije musical, maar eentje met zware thema’s als seksualiteit, puberteit, misbruik en abortus. De studenten hebben maandenlang aan het stuk gewerkt. Nu zijn ze ‘een beetje in een zwart gat gevallen’, vertelt Marta Meijer van de lustrumcommissie. “Heel raar, maar gelukkig is alles goed vastgelegd.” (Foto: Sam Rentmeester)
Wie je moet kennen Drie Delftse hoogleraren zijn op 26 april benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw: prof.dr.ir Teun Klapwijk, prof. Bruno Ninaber van Eyben en prof.dr.ir. Marcel Stive. Supergeleidingsexpert Teun Klapwijk (Technische Natuurwetenschappen) beschreef in 1982 samen met Greg Blonder en Michael Tinkham de BlonderTinkham-Klapwijktheorie, een model dat wetenschappers helpt om supergeleidende eigenschappen van nieuwe materialen te bepalen. Ook is hij bekend voor zijn bijdragen aan
de Herschel Space Telescope en het sterrenkundig observatorium Atacama Large Millimeter Array in Chili. Bruno Ninaber van Eyben, hoogleraar design (Industrieel Ontwerpen) heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling en het imago van het vakgebied industrieel ontwerpen. Brede bekendheid verwierf hij als ontwerper van de laatste guldenserie uit 1980 en van de Nederlandse zijde van de euro.
Marcel Stive, hoogleraar kustwaterbouwkunde (Civiele Techniek en Geowetenschappen) is adviseur voor veel projecten die de zwakke schakels in de Nederlandse kust moeten versterken. Hij zat onder meer in de tweede Deltacommissie (‘commissie Veerman’) die in 2008 advies uitbracht over hoe Nederland veilig(er) te maken tegen overstromingen. Een bekend concept van Stive is de Zandmotor, het opgespoten zandeiland voor de kust van Kijkduin dat door erosie de rest van de kust moet voeden met zand.
Mogelijk blijft de basisbeurs deels overeind voor technische masterstudies. Dat staat in het Techniekpact tussen overheid, onderwijsinstellingen, werkgevers, werknemers en studenten. De Delftse studentenvakbond VSSD is tevreden. “Zo worden bètastudenten niet onevenredig hard geraakt door het afschaffen van de basisbeurs.” www.delta.tudelft.nl/26684
Klinische technologie
Samen met de universitair medische centra van Rotterdam en Leiden ontwikkelt de TU Delft een nieuwe bacheloropleiding: klinische technologie. De opleiding zal onder meer worden gegeven vanuit de faculteit 3mE en is gericht op innovatieve oplossingen voor medische problemen. De eerste studenten moeten in september 2014 starten. www.delta.tudelft.nl/26674
Witte week
In de nieuwe curricula van bachelorvakken moeten deadlines komen. Die moeten voorkomen dat studenten te weinig voorbereidingstijd hebben voor tentamens. Dat vindt de studentenraad. Sommige faculteiten hebben nog wel een witte week (zonder colleges), anderen niet meer. De raad vindt dat er maximaal één week moet zitten tussen het eind van een vak en het bijbehorende tentamen. www.delta.tudelft.nl/26653
Studiedip
De TU doet niet mee aan experimenten met een bindend studieadvies in het tweede studiejaar, maar er zijn directeuren onderwijs die daar wel voor voelen. Dat zei collegelid Anka Mulder onlangs in een vergadering met de studentenraad. Die laatste is fel tegen een bindend studieadvies in het tweede jaar, ook al hebben veel studenten dan last van een studiedip. www.delta.tudelft.nl/26640
IN THE SPORTLIGHT Huifei Jin (China) Specs
1.68 mtr Gewicht
62 kilo Geboortejaar 1985
‘Bokken’: zwaard van hout, met zelfde gewicht, vorm en lengte als een metalen zwaard. De aikidobewegingen zijn afkomstig van het vechten met een zwaard. In de lessen wordt soms met het zwaard geoefend om de dynamiek van je bewegingen te verbeteren.
studie: Promotie electrical power engineering
sport: Aikido, de jongste van de traditionele Japanse vechtkunsten
sportzaken ‘Gi’: wit pak, zoals het ook bij andere Japanse vechtkunsten wordt gedragen.
Laag scorend vermogen Volop spanning bij diverse voetbal- en hockeyploegen in deze periode, waarin over promotie en degradatie beslist wordt. En hoe deed de TUploeg het eigenlijk bij de Batavierenrace?
‘Obi’: zwarte band met daarop haar naam en het woord aikido in Japanse tekens geborduurd.
andere sporten: Zwemmen, yoga Sterke punten (volgens leraar): “Zij beweegt goed vanuit het centrum van haar lichaam, om zoveel mogelijk energie op te pakken van de aanvaller en die vervolgens te sturen. Dat is vooral voor vrouwen belangrijk, maar eigenlijk voor iedereen die aikido doet. Vanuit je centrum werken in plaats vanuit je kracht. Zij heeft bovendien een goede houding en techniek.” Zwakke punten: “Soms ben ik bang. Dan doet mijn lichaam niet wat mijn geest wil.” Blessuregevoeligheid, lichamelijke zwakheden: “Bij aikido raak je niet snel geblesseerd, iedereen gaat heel oplettend met elkaar om.” Hoogtepunten/ prijzen: “In december heb ik mijn zwarte band in aikido gehaald.” Waarom zou je aikido doen? “Het is niet alleen fysiek, maar ook spiritueel. Je leert je lichaam en geest met elkaar in overeenstemming te brengen. Min of meer meditatie in beweging, en je geest die daardoor tot rust komt.”
Wat heeft aikido je gebracht? “Ik ben zekerder geworden, en mentaal sterker. Dat is een van de doelen: sterker in het leven staan. In de dojo oefen je het omgaan met conflicten in een veilige omgeving. Het is de bedoeling dat je de daar geleerde principes kan inzetten, ook in stressvolle situaties.” (JT) ‘Hakama’: zwarte broekrok van samoeraikrijgers, diende ter bescherming van de benen van de ridder te paard. De zeven vouwen (vijf voor en twee achter) staan voor de zeven deugden van de samoerai.
Foto: Sam Rentmeester
Ambities? “Na de eerste graad van de zwarte band wil ik graag de volgende graden halen. Nu begint pas het echte werk aan de principes. Ik ken nu alle technieken, de aanvallen zullen scherper worden.”
Vooraf hoopte selectiecommissaris Wouter Hordijk nog op de aanmoedigingsprijs voor het team dat het best vooruit was gegaan sinds de vorige editie van de Batavierenrace. Maar de TU-equipe die eind april aan de start van de estafetterace van Nijmegen naar Enschede verscheen moest met een tiende, tevens voorlaatste plaats in het prestigieuze universiteitsklassement genoegen nemen. Schrale troost was dat het onder dezelfde paraplu lopende, grotendeels Delftse team van S.N.O.T. als tweede eindigde in het algemeen klassement. Hoewel ook dat een teleurstelling kan zijn geweest na de zege van vorig jaar. Erop of eronder, dat is de prangende vraag voor zowel het hoogste vrouwen- als herenteam van Ariston’80. Beide voetbalploegen debuteerden het voorbije seizoen in de derde klasse. Na het verstrijken van de reguliere competitie moeten ze echter allebei extra wedstrijden spelen om zich op het net verworven terrein te handhaven. De vrouwen begonnen sterk, zegt captain Diana Pereira: “We stonden zelfs vierde, maar na de winterstop hebben we een soort vrije val gemaakt.” Oorzaak? “We hadden last van een laag scorend vermogen. Dat lag niet aan de voorhoede, het was meer een team-ding.” De beslissingswedstrijd om lijfsbehoud tegen het gelijk geëindigde Soccer Boys werd helaas na de deadline voor deze Delta afgewerkt. De voortekenen waren in elk geval ongunstig: in de reguliere competitie verloor Ariston’80 tweemaal van de vrouwelijke Soccer Boys. De heren hebben een hele cyclus voor de boeg, als het meezit. Eerst moeten zij een halve beslissingscompetitie met twee andere clubs overleven om niet rechtstreeks te degraderen. Als dat lukt wacht de nacompetitie, waarin door vier clubs gestreden wordt om twee plekken in de derde klasse. Wordt vervolgd. De hockeycompetities verkeren dezer dagen eveneens in de beslissende fase. Bij het ter perse gaan van deze Delta lagen de Dopie-dames, mede door een cruciale zege op concurrent Westland, op kampioensen dus promotiekoers in de derde klasse. Goede kans dat de prestigieuze clash tussen Virgiel en het Corps in ere wordt hersteld, want de DSHC-vrouwen konden ondanks een overwinning op de laatste speeldag hun plek in de eerste klasse niet vasthouden. Mogelijk spelen beide teams dus volgend seizoen in de tweede klasse. Wie ze daar niet zullen tegenkomen zijn de vrouwen van de pas zesjarige open studentenvereniging Scoop Delft. Zij promoveren na een prachtseizoen zonder enige nederlaag als de nummer twee van de ranglijst naar de derde klasse. De mannen van Scoop staan overigens troosteloos onderaan in de laagste afdeling voor standaardteams. Tips?
[email protected]
Delta
7
TU Delft
campuslife Regels voor buiten lunchen De zon laat zich weer vaker zien en wat willen studenten en TU-medewerkers dan? Lekker buiten op de campus lunchen. Dat is echter wel aan regels gebonden. Dat ondervond medewerker Dennis van Gerwen bij de faculteit Industrieel Ontwerpen. “Al jaren mag je daar niet je dienblad, bord en bestek mee naar buiten nemen”, zegt hij. “De arme middageter ziet zich dus gedwongen alle gereedschappen bij de afwasbalie achter te laten en met blote handen zijn pasverworven etenswaren naar buiten te dragen.” Dat noemt Van Gerwen ‘op zijn zachtst gezegd: bijzonder onpraktisch.’ Dus probeerde hij het toch met zijn dienblad. Een beveiliger blokkeerde direct de draaideur. “We zaten vast en hij zei: kom terug, dat zijn de regels.” Van Gerwen zegt best te begrijpen
dat mensen soms hun spullen na afloop niet opruimen. “Maar zet dan een karretje buiten voor de dienbladen.” Jos Schulte, accountmanager van Sodexo bij de TU: “Bij de aula hebben we een kar staan.” Maar hij ziet wel voor zich dat ‘iedereen bestek en borden achterlaat, waar
‘De student laat rotzooi achter, niet Sodexo’ Sodexo vervolgens op wordt aangesproken’. “Dan is het: Sodexo laat rotzooi achter. Maar nee: de student laat rotzooi achter.” “Het is niet mijn beleid om mensen bij de deur tegen te houden, maar er verdwijnt veel bestek. Daarom is deze regel ingesteld door de TU, niet op verzoek van Sodexo. Ik wil zoveel mogelijk disposables, zodat mensen naar buiten kunnen.” De regel wordt wat Schulte betreft aangescherpt: er is genoeg wegwerpmateriaal dus moet het ser-
Buiten lunchen met dienblad mag, maar dan wel met wegwerpservies. (Foto: Tomas van Dijk)
vies binnen blijven. “Je dienblad mag wel mee naar buiten, wij gaan aan het eind van de middag rond om plateaus op te halen.” Maar hoe verhouden die disposables zich met het duurzame imago dat de TU wil uitstralen? “De disposables waarmee wij werken zeker de bruine – zijn biologisch afbreekbaar”, zegt Schulte. “Dat is
het minst belastbaar voor het milieu. We zijn er met zijn allen nog niet uit wat beter zou zijn. Thuis zou een bord misschien vier, vijf jaar meegaan, maar zo werkt het bij een universiteit niet. Het is beter het belegde broodje te pakken en meteen op te eten.” (CvU) www.delta.tudelft.nl/ 26676
‘Die eerste ontmoeting moet je kunnen blijven oproepen’
Frank Meester:”Liefde overkomt je.” (Foto: Frank Meester)
Filosoof Frank Meester was woensdagavond 15 mei één van de sprekers op het Veritas Forum ‘Het hart van de liefde, what is love?’ in de aula. “Veel mensen zijn op zoek naar de ware, naar gemakkelijke liefde. Staar je je daarop blind, dan wordt het niks.”
Wat is liefde?
kost om een relatie goed te houden?
“Dat is een moeilijke vraag. Proust heeft veel eenzijdige liefdesrelaties beschreven. Hij laat zien dat liefde iemands persoonlijkheid kan veranderen. Een bedeesde heer verandert in een jaloerse man, die de vrouw op wie hij verliefd is bespiedt. Liefde heeft te maken met jaloezie. Die twee horen bij elkaar. Maar dat is maar één onderdeel. Liefde is moeilijk te omschrijven.”
“Ik heb vrienden, even oud als ik, die nog steeds met liefde bezig zijn zoals ze dat tijdens hun studententijd waren. Veel mensen zijn op zoek naar de ware, naar gemakkelijke liefde. Staar je je daarop blind, dan wordt het niks. Er is altijd wel een ander te vinden die nog mooier, liever of beter is.”
Een andere vraag die het Veritas Forum stelde was: maakt liefde gelukkig?
“Natuurlijk lukt het niet met iedereen. Die eerste ontmoeting, die begintijd samen, die moet je allebei kunnen blijven oproepen. Het is een spel om het goed te houden. Daarbij zijn er in iedere relatie momenten dat je echt weer voor elkaar moet kiezen. Doe je dat niet, dan gaat het over.”
“Altijd ligt de nadruk op het begin van een relatie, op verliefdheid. Maar pas daarna begint het echt. Onherroepelijk kom je ellende tegen. Hoe ga je daarmee om, hoe blijf je trouw aan de liefde? Niet aan je partner, maar aan de liefde. Je kunt immers samen hebben afgesproken dat je vreemd mag gaan. Dat trouw blijven kost moeite, maar doordat je elkaar steeds beter leert kennen, ga je wel steeds beter bij elkaar passen. Aristoteles zegt: het doel van het leven is gelukkig te worden. Het hebben van een grote liefde kan daarbij zeker helpen.”
Hoe vaak moet een student op zijn gezicht gaan om erachter te komen dat het moeite
Dus als je maar volhoudt, dan kun je met je eerste liefde oud worden?
Is liefde maakbaar? “Dat gaat te ver. Liefde overkomt je. In het trouw blijven aan de liefde zit wel een zekere vorm van maakbaarheid, al blijft die gering. Je bent immers met zijn tweeën en er kan altijd een ongeluk gebeuren, of iets anders onverwacht. Het leven is niet maakbaar.” (SB)
Verkiezingsprogramma Oras
• Onderwijskwaliteit voorop • Behoud van de RAS-maanden is essentieel • De juiste werkplek voor elk vak • Flexibeler onderwijs • Een sport- en cultuurcentrum naar jouw wens • Meer ruimte voor ondernemerschap in het onderwijs • Een campus waar je graag wilt zijn Oras heeft nu zes zetels en hoopt er na verkiezingen zeven te hebben.
Delta
Tekst: Saskia Bonger Foto’s: Sam Rentmeester
9
TU Delft
Levenslessen van lijsttrekkers Studenten mogen 22 en 23 mei stemmen voor een nieuwe studentenraad. Bij de keuze tussen Oras of Lijst Bèta gaat het om nuanceverschillen. Oras zet naast onderwijs als vanouds in op de persoonlijke ontwikkeling van studenten, Lijst Bèta denkt dat dat laatste vanzelf gaat als het eerste goed is geregeld. De levens van de twee lijsttrekkers blijken perfecte weerspiegelingen van beide filosofieën.
O
ras-lijstrekker Annelot Wartna woont in een flat in de Spoorzone. Vanaf de galerij zijn de kale vlaktes van het spoorproject te zien. Binnen is het keurig opgeruimd. De woonkamer wordt gedomineerd door een enorme tv. Ze deelt het huis met drie andere bouwkundestudentes. “Het is hier prima wonen”, zegt ze als we zitten. “Hier woont alles door elkaar: allochtone gezinnen, jonge stellen, ouderen, verder geen studenten.” Wartna is vierdejaars student bouwkunde. Op één vak na heeft ze haar bachelor, maar met of zonder papiertje, ze was nooit van plan meteen een masteropleiding te beginnen. Ze loopt nu vier dagen in de week stage bij ANA-architecten in Amsterdam. “Ik ben 21 jaar. Ik wil mijn master pas kiezen als ik mezelf meer heb geleerd. Je moet er weloverwogen aan beginnen.” Eerst kwam Oras er tussendoor.
Ze werd gevraagd zich kandidaat te stellen. “Ik denk dat ze mij vroegen, omdat ik ben wat Oras is. Ik train negen keer per week voor het roeien, haal goede cijfers en wil naast mijn studie andere dingen leren. Als ik ergens aan begin, dan ga ik ervoor.” Wartna’s dagindeling onderstreept dat. Nu ze stage loopt, staat ze om 6.30 uur op en ligt ze er om 24.00 uur weer in. Ze reist op en neer naar Amsterdam en begint om 18.00 of 18.30 uur aan een anderhalf uur durende training bij Laga. Daarna schuift ze geen pizzaatje in de oven, maar kookt ze een gezonde maaltijd en zit ze om 21.30 uur aan tafel. Meestal mét haar vriend, student luchtvaarten ruimtevaarttechniek en net als Wartna wedstrijdroeier bij Laga. Roeien doet Wartna nu drie jaar intensief. “Het is zo gaaf: met een ploeg hard trainen, omdat je iets wilt bereiken. Als dat lukt, is dat onbeschrijflijk. Roeien is best gecompliceerd. Het is een teamsport,
maar tegelijk is het heel individueel. Heel veel factoren spelen mee. Doe ik het goed, doen we tegelijk hetzelfde? Zo niet, dan kom je niet vooruit.” Oras vergt intussen steeds meer tijd: lunchvergaderingen, inwerken, kennismaken. “Je ziet veel mensen, dat is intensief. Soms wil het wel eens draaien voor mijn ogen.” Vorig jaar werd Wartna ook gevraagd voor Oras, maar toen was roeien nog te belangrijk voor haar. Met spijt in het hart zei ze nee. “Nu besef ik dat er nog meer is in het leven en dat ik dat mis.” In haar eerste studiejaar stemde Wartna zelf niet voor de studentenraad. “Ik was behoorlijk passief, had een vwo 7-mentaliteit: alleen maar ontvangen, niet verder denken. Daarna werd ik steeds actiever. Ik ging nadenken over vakken en me interesseren voor de keuzes die de universiteit maakt.” Wartna was nooit iemand die haar tijd verdeed. Vanaf haar achtste speelde ze viool, later altviool. Ja-
renlang speelde ze in het Almeers Jeugd Symfonie Orkest. “Dat was zo’n leuke tijd. Stel je voor: je bent met zeventig man. Ieder speelt zijn eigen partij en op een gegeven moment komt alles samen. Kippenvel.” Toen Wartna naar Delft kwam, stopte ze met het orkest. Even, want ze had zoveel heimwee dat ze er een jaar aan vastplakte. “Daarna was het klaar en ging ik wedstrijdroeien, dat slokt zoveel tijd op.” De studente wist op de basisschool al dat ze architect wilde worden. “Mijn vader interesseerde zich altijd voor architectuur, het was deel van mijn opvoeding. Ik wil woonhuizen ontwerpen. Een woning is heel belangrijk voor mensen. Het lijkt me heel bevredigend als je een huis kunt ontwerpen dat echt bij mensen past. De crisis? Als ik iets wil, dan doe ik het. Lukt het niet, dan komt er wel iets anders op mijn pad.” >>
Visie Annelot Wartna 2020: Compleet ontwikkeld persoon Als Annelot Wartna moet zeggen hoe het academisch onderwijs eruit moet zien in 2020, blijkt ze de lijn van de Oras-campagne zo door te kunnen trekken. “Ten eerste zitten dan de juiste studenten bij de juiste studies. Verder draaien studenten niet alleen maar hun vakkenprogramma af, maar geven ze
er zelf richting aan. Ze kunnen de theorie linken aan wat ze belangrijk vinden in het leven. Natuurlijk is theorie altijd anders dan werkelijkheid, maar het helpt studenten om meer en vaker real life-projecten te doen. Ook is er ruimte voor andere manieren om jezelf tot een goede afstudeerder én een compleet ontwikkeld persoon te maken. Het be-
lang daarvan wordt niet meer onderschat. Iedereen kan zich zonder obstakels verbreden met besturen, commissies, stages, buitenlandervaring of studentenprojecten; studenten kiezen datgene waar ze zichzelf in kwijt kunnen. Uiteindelijk moeten studenten gaan werken en bedrijven zien veel meer in mensen die ervaring hebben in de echte wereld.”
10
Delta
TU Delft
‘Ik doe liefst alles tegelijk’
L
ijst Bèta-lijsttrekker Veerle Steenhuisen (20) is derdejaars studente technische aardwetenschappen, of mijnbouw zoals iedereen het noemt. Haar studie vindt ze ‘fantastisch’, vertelt ze aan de keukentafel in haar studentenhuis achter het station, dat ze deelt met twee jongens. Het aanrecht is leeg, de deur naar het balkon staat open. De houten balustrade lijkt niet meer genoeg te hebben aan wat schuren en verven. Terug naar de studie waar Steenhuisen vol van is. Het is te merken dat ze vorig jaar in de promotiecommissie van haar opleiding zat. Ze kan de voordelen van haar studie rap oplepelen. “Mijnbouw is gevarieerd en je komt op plekken waar je anders niet komt: 1400 me-
ter ondergronds in een zoutmijn bijvoorbeeld. Het is een drukke, veeleisende studie, maar het is precies wat ik zocht. Wij hebben wis-, natuur- en scheikunde, geologie, praktijkgericht onderwijs, je leert steensoorten herkennen. De opleiding is kleinschalig, waardoor er een goede sfeer hangt. Iedereen, inclusief de docenten, kent elkaar. Zo stimuleer je elkaar enorm.” Het eerste semester van dit studiejaar wilde Steenhuisen desondanks even naar adem happen in een meer relaxte omgeving. “Dus heb ik een minor gedaan in Portugal. Het niveau is daar lager, maar ik heb toch veel geleerd, vooral sociaal en cultureel.” Wat Steenhuisen in Portugal ook leerde, is dat ze toch gelukkiger is als ze wel veel te doen heeft. “Daar
lag de lat niet zo hoog, ik kon veel uitgaan. Maar ik merkte dat ik beter functioneer door druk en stress. Altijd heb ik alles tegelijk willen doen, omdat ik zoveel leuk vind. Op het gymnasium in Rotterdam deed ik zes talen, plus de technische vakken en biologie.” Inmiddels is ze als vanouds druk met twee projecten, waarvoor ze hele dagen op de faculteit is. Ook gaf ze bijles analyse aan eerstejaars studenten. “Dat is voor mij als een hobby, zo leuk vind ik het als het lukt om iemand iets te leren. Ik help mensen graag.” Na de verkiezingen en voor de zomer rest alleen nog Steenhuisens bachelor-eindproject, waarvoor ze drie weken veldwerk gaat doen in de Apennijnen. “In Italië gaan we met vijf studenten in een huisje zitten en breukpatronen analyseren. Heel interessant.” Bergen spreken Steenhuisen niet alleen aan omdat ze mijnbouw studeert. In Delft werd ze lid van klimvereniging Yeti. “Ik doe veel alpinisme. Dat is lopen over gletsjers en klimmen, je leert touwtechnieken en word je bewust van gevaren en risico’s. Afgelopen zomer hebben we veel geoefend op wat er mis kan gaan. Klimmen is relatief gevaarlijk als je niet weet wat je doet. Het past bij me. Met mijn ouders heb ik in de vakanties altijd rondgereisd en wild gekampeerd.” De studentenraad lijkt daarbij vergeleken minder avontuurlijk.
Steenhuisen staat desondanks te trappelen. “Aansturen op een positieve manier, luisteren, tot compromissen komen, deadlines halen. Heel leuk allemaal.” Na de studentenraad wil Steenhuisen verder met een master op haar faculteit. “Ik neig naar de geofysicakant. Dat je data van de ondergrond in een bepaald gebied verzamelt. Die verkoop je aan mijnbouw-, olie- of civiele bedrijven. Er zijn heel goede baankansen.” De arbeidsmarkt heeft Steenhuisen vorig jaar zomer al van dichtbij gezien, toen ze stage liep bij het Duitse energiebedrijf RWE, dat de bruinkoolmijnen in het Ruhrgebied exploiteert. “Er zijn daar enorme gaten met gigantische machines erin. Aan de ene kant wordt het gat verder afgegraven, aan de andere kant wordt het weer opgevuld.” Klinkt vervuilend. “Ja, dat begrijp ik. Maar die grondstoffen gaan er hoe dan ook uit, want er is nog geen volledige vervanging gevonden voor fossiele brandstoffen. Dat gaat heel langzaam. Aan ons mijnbouwers de taak om de laatste restjes verantwoord uit de bodem te halen.” <<
stem.tudelft.nl
Visie Veerle Steenhuisen 2020: Motiverende leeromgeving Het ideale academische onderwijs in 2020 van Veerle Steenhuisen is kort samen te vatten: studenten studeren op hun eigen manier in een motiverende en uitdagende leeromgeving. Het klinkt niet verwonderlijk als het programma van Lijst Bèta, de partij waarop Steenhuisen vanaf haar eerste studiejaar
stemde. “Vakevaluaties worden meer en beter uitgewerkt, zodat er echt naar de ervaringen van studenten kan worden geluisterd. Daarnaast kan iedereen op zijn eigen manier studeren, of dat nu is door boeken te lezen, colleges te volgen of collegerama terug te kijken. Met iedere manier kun je precies dezelfde stof tot je nemen. Tijdens hun studie
komen studenten gemotiveerde docenten tegen, die weten hoe ze hun kennis moeten overdragen. Oefenopgaven zijn digitaal, studenten krijgen gerichte feedback op hun fouten, ze hebben contact met alumni en bedrijven, want dat geeft richting. Zo kan iedereen uiteindelijk zijn eigen weg vinden.”
Verkiezingsprogramma Lijst Bèta • Docenten professionaliseren • Betere informatievoorziening • Betere voorlichting • Duidelijkere doelen in de studie • Gestructureerde verbetering van vakevaluaties • Minder verplichtingen, meer motivatie • Studiebarrières wegnemen Lijst Bèta heeft nu vier zetels en gaat voor vijf.
12
Delta
TU Delft
‘ik zie mezelf als merk’ Volgend jaar denkt hij er klaar voor te zijn; het rally-wk. Student werktuigbouwkunde Leo van der Eijk (21) is een van de jonge talenten van de Nederlandse Autosport Federatie.
Tekst: Tomas van DIjk Foto’s: Sam Rentmeester
Delta
13
TU Delft
WROOOAAAAR… Het geluid aan boord van de rallywagen van Leo van der Eijk is oorverdovend. Met honderdveertig kilometer per uur stuurt de coureur zijn Chevrolet Kalos over een smal kronkelig bospaadje. ‘Tweehonderd rechts, 22 snij’, roept een kleine tengere dame naast hem plots. De student steekt zijn duim op. Hij heeft zijn navigator goed verstaan. Twee seconden later grijpt hij naar de handrem waarna de wagen door de bocht schuift. Van der Eijk is tevreden. Tijdens de Rallye Sulinger Land in Duitsland, begin mei, heeft hij aardig wat auto’s met meer vermogen achter zich gelaten. Hij klikt de video van een van de race-etappes, die hij net toonde, weg en opent een overzicht met eindscores. “Van de 138 gestarte auto’s ben ik als 86ste geëindigd. Zeker gezien het feit dat ik twee keer een lekke band reed, is dat helemaal geen slechte score. En kijk, ik heb snellere auto’s achter me gelaten, zoals deze Citroën C2R2. Met zijn opgevoerde 1600 cc motor, is die veel sneller dan mijn Kalos met 1400 cc.” De jonge rallyrijder is naar eigen zeggen klaar voor de volgende stap in zijn sportcarrière; de overstap naar de sterkere Nissan 350Z. Als hij zich ook in die wagen kan bewijzen, dan ligt het jeugdwereldkampioenschap rallyrijden in het verschiet. Dat is waar Van der Eijk door de Nederlandse Autosport Federatie (Knaf) voor wordt klaargestoomd. Sinds vorig jaar is de Delftse student officieel een jong talent (een zogenaamde Knaf Talent First Rally) van deze sportfederatie. De Knaf begeleidt en sponsort hem. Een andere belangrijke partner van Van der Eijk is het Deltion College in Zwolle, dat voor onderwijsdoelstellingen een rallyteam heeft opgezet.
Gaat het nog spannend worden, de plaatsing voor het jeugdwereldkampioenschap? “Ik heb twaalf concurrenten die al rijden in de Nissan 350Z. Dus ja, dat wordt spannend. Of ik wedstrijd kan gaan rijden op internationaal niveau hangt overigens niet alleen af van mijn snelheid, maar ook van mijn uitstraling.”
Maar zelf heb je nooit aan autocrossen in weilanden gedaan? “Nee. We hadden wel zo’n auto in de schuur waar ik op mijn veertiende in mocht gaan rijden. Maar toen ik veertien werd, konden we een rallycrossauto kopen met hulp van een sponsor. Dat is toch net even een iets serieuzere klasse. Het eerste jaar was ik best nerveus. Ik had nog nauwelijks ervaring met autorijden. Ik had een beetje gereden met mijn moeders Peugeot 106. (lacht) Ik schakelde een keer mis tijdens de eerste wedstrijd. Maar aan het eind van het seizoen heb ik zelfs gewonnen van Kevin Abbering (een rallyrijder die voor Volkswagen rijdt, red.) Hij heeft me aangestoken om mee te doen aan het Knaf Talent First.”
Voordat je door het Knaf geselecteerd werd als jong talent reed je rallycross in een Mini. Hoe was dat? “De Mini had een stuk minder vermogen dan de meeste andere auto’s. Standaard leverde hij 110 pk. Na onze aanpassingen werd dat 210 pk. Meer was er niet uit het motortje te halen. Ik heb er geen kampioenschap mee binnengehaald. Maar in de regen scoorde ik altijd het best. Als het nat is, moet je veel meer het voetje beheersen en dan gaat het wat minder om het vermogen. Ik kon als geen ander net tegen het grippunt aan rijden. We reden per ronde een seconde weg op de nummer twee. Dat is best rap. Normaal zit er maar tweetiende verschil tussen de nummer een en twee. Voor aanvang van de wedstrijden deed ik de regendans.”
Wat voel je tijdens een race? Hoezo speelt uitstraling een rol?
“Plezier, voldoening, spanning.”
“Deze sport kost ontzettend veel geld. Je moet dus gesponsord worden en de sponsors moeten zich in jou herkennen. Jij bent het plaatje. Ik beschouw mezelf daarom op rallyvlak niet echt als persoon, maar als merk.”
Wat maakt deze sport zo geweldig, is dat de lucht van de benzine?
Wat houdt dat in? “Dat betekent bijvoorbeeld dat ik niet de ene keer strontchagrijnig over de finish kom en de andere keer als een lachend vogeltje. Ik moet altijd hetzelfde uitstralen. Ik ga altijd met een glimlach over de finish, mensen moeten mij aan mijn vrolijkheid herkennen.”
Hoe is jouw liefde voor de autosport ontstaan? “Auto’s hebben me altijd gefascineerd. Op mijn tweede kreeg ik een elektrische auto, een soort jeep, waar ik nooit uit wilde. We hadden een kleine tuin waarin ik net een rondje kon draaien. En dat deed ik dan ook. Eindeloos rondjes rijden. Ik viel achter het stuur in slaap. Mijn vader deed aan autocrossing, daar kreeg ik ook wat van mee. Voordat de race begon, mocht ik bij mijn vader op schoot achter het stuur en dan reden we stukjes over het weiland.”
‘Coureurs overleven de allerergste crashes’
“Nee, en ook niet het geluid. De controle hebben over snelheid is geweldig. En dan het liefst ook nog als je net over de grens gaat; dat je de auto in bedwang houdt op het moment dat hij begint te glijden.”
Maar dan heb je per definitie toch geen controle meer? “Echt wel. Kijk maar naar dit videootje van toen ik net vijftien was en ik mijn eerste meters drifting deed in Zandvoort. (Start een video waarop te zien is hoe hij als jong knulletje strakke rondjes draait in een personenauto in overstuur met slippende banden en enorme rookontwikkeling). Hier steek ik mijn handje uit het raam om het moeilijker te maken. Driften doe je op het gas. Als je meer gas geeft, verlies je grip en gaat de achterzijde van je auto glijden. En op het moment dat je minder gas geeft en dus meer grip krijgt, keert je kont weer naar binnen. In principe kun je dus sturen met het gaspedaal. Tijdens rally’s is dat heel belangrijk. Als je bijvoorbeeld een bocht moet maken op een punt waar de weg van gravel overgaat op asfalt, is het slim >>
14
Delta
TU Delft
‘Een bachelor in drie jaar is voor mij niet te doen. Gelukkig steunt de TU mij’
Houd je nog wel tijd over om te studeren? “Het is lastig. Ik moet goed plannen. Als derdejaars student werktuigbouwkunde ben ik nu bezig met mechatronica projecten uit het tweede jaar. Behalve dat ik aan topsport doe, ben ik ook dyslectisch. Een bachelor in drie jaar is voor mij niet te doen. Gelukkig steunt de TU mij.”
om voor de bocht al zijwaarts aan te komen zetten. Want als je op het asfalt – waar geheid gravel op ligt - nog moet draaien, dan vlieg je uit de bocht.”
Het gaat ook wel eens mis. Vorig jaar belandde je in de slootkant. Is het een gevaarlijke sport? “Nee, rallyrijden is tegenwoordig veiliger dan op de openbare weg rijden. Dat komt door de kooiconstructie, helm en zespuntsgordel. Ik ben op het racecircuit van Spa een paar jaar geleden gecrasht. Er ging iets mis in het onderstel van de auto. Bij een bocht ging ik rechtuit in de bandenstapel; van 150 kilometer per uur naar nul in vier meter. Dat deed pijn aan mijn sleutelbeen en mijn zak, maar ik had verder niets.”
Maar langs dat racecircuit staan geen bomen. “Coureurs overleven de allerergste crashes. Ook tegen een boom. Er storten ook wel eens auto’s in een ravijn. Van de auto’s blijft dan weinig meer over, maar de coureurs stappen er doorgaans zonder een schrammetje uit. Maar goed, uiteindelijk gebeurt er in iedere sport wel eens wat.”
Hoeveel tijd steek je in deze sport? “Het is een topsport. Ik probeer vijf à zes uur per week fysiek te trainen; hardlopen, fietsen, roeien. Ik train ook mijn buik- en rugspieren om tijdens het rijden een goede balans in het lichaam te kunnen houden. Daarnaast ben ik veel bezig met pr. Contacten onderhouden met sponsors, media en vrienden kost veel tijd.
En af en toe rijd je nog een stukje? “Ik heb het afgelopen jaar acht wedstrijden gereden en daar komen nog wat trainingen en testritten bij. Ik denk dat ik in een jaar ongeveer vijftien weekenden aan het rijden ben en tien weekenden naar wedstrijden ga om te kijken en contacten op te doen.”
Wat wil je uiteindelijk doen met je studie werktuigbouwkunde? “Na mijn bachelor wil ik in Eindhoven de master automotive doen. Of in Delft, als tegen die tijd hier ook zo’n master is. Ik wil me richten op de ontwikkeling van het onderstel of op het motorische gedeelte van personenauto’s. Werken aan waterstofauto’s lijkt me interessant. Ik zit ook niet voor niets bij het TU raceteam Forze, dat een wagen heeft dat op waterstof rijdt. De olie raakt op, dus we moeten toch op wat anders gaan rijden.” <<
CV Leo van der Eijk (1992) kreeg de autosport met de paplepel ingegoten. “Vanaf mijn geboorte ben ik al bezeten van auto’s.” Zijn vader deed aan autocrossen en als klein jongetje mocht hij op diens schoot voor aanvang van de wedstrijd rondjes rijden over het parcours. Op zijn dertiende jaar is hij serieus begonnen in de autosport, door te starten in de Ford RST junior Cup op het Eurocircuit in Valkenswaard. Op zijn zeventiende is hij mee gaan doen aan de Super 1600 klasse in de Rally-Racing. Afgelopen jaar heeft hij de talentenjacht van de autosportfederatie Knaf gewonnen. Hij hoopt met de hulp van deze sportclub een coureur van wereldniveau te worden. Tevens is Van der Eijk derdejaars student werktuigbouwkunde en maakt hij deel uit van raceteam Forze hydrogen racing Delft.
Wat: Zomerfestival Waar: Sport & Cultuur Wanneer: vrijdag 31 mei prijs: Van €15 (voorverkoop) tot €20 (aan de deur) PARTYPROGNOSE:
9
15
party spotters
Summer in DELFT City Met Armin van Buuren op Koningsdag en de bevrijdingsfestivals nog vers in het zonnige geheugen, durven we eindelijk een beetje te vertrouwen op de lente. En, beter nog, ons te verheugen op de zomer – lekker vroeg ingeluid door het Zomerfestival. Weer of geen weer: het Zomerfestival op het terrein van Sport&Cultuur is een onmisbaar evenement in je agenda. Hoe geweldig is het dat je eigen universiteit doodleuk artiesten als Handsome Poets, Miss Montreal, Trauma Helikopter en Qeaux Queaux Joans laat optreden? Parkpop is er niks bij, en dan bestaat het publiek voor het grootste deel nog uit collega-studenten ook. Ons partyspotters plaatst het wel voor een dilemma. Een feest begint pas wanneer wij er zijn, en wij betalen niet voor een kaartje. (We geven wel veel rondjes.) Maar zonder braaf in de voorverkoop gescoorde tickets over de hekken klimmen, voelt toch een beetje tacky, in eigen huis. Als broodroof van onze beste vrienden. Even overwegen we ons op te geven voor de voorronde van de Beste Delftse Singer-Songwriter in Café de V, om als één van de drie winnaars vervolgens gewoon op te treden op het Zomerfestival. Maar hoewel één van ons beiden best toon kan houden en de ander het niet eens zo gek doet op piano, hebben ook wij grenzen. Dit feestje laten we graag over aan de pro’s, hoogstpersoonlijk geselecteerd door Mattanja Joy Bradley – je weet wel, uit de finale van die allerleukste tv-contest ‘De beste singer-songwriter van Nederland’. We kopen dus een kaartje. Vijftien euro in de voorverkoop (we zijn te laat voor early bird-tickets): moet kunnen. We schrijven deze rubriek niet voor niets twee keer per maand. Het allermooiste aan het Zomerfestival: muziek, kunst, theater en wetenschap komen zo prachtig samen. Een soort Lowlands in het klein. En zelfs aan kinderen is gedacht. Wetenschappelijke experimenten (tot 26 mei staat er een wetenschappelijke pop-up store aan Hippolytusbuurt 4 in aanloop naar het festival), lichtshows en theater op het Loungeplein; en dat allemaal gewoon op onze eigen TU. Je vraagt je bijna af waarom je nog investeert in Lowlands. O ja. Daar komen Franz Ferdinand en Tom Odell. En ons feesthart moet wel gevoerd blijven: zelfs na 18 augustus duurt het nog héél lang tot het volgende Zomerfestival. (JB) www.zomerfestival.tudelft.nl www.facebook.com/zfdelft
Afhaaldrama Toen ik begon met deze column, zag ik het helemaal voor me. Een jaar lang zou ik me wijden aan het uitproberen van afhaalrestaurants in Delft. Geen keuken gespaard, geen gerecht onbeproefd. En als een culinaire Mozes zou ik de zee van slechte tenten doen splijten en jullie de weg naar de culinaire hoogstandjes laten zien. Niets was echter minder waar. Mijn zoektocht naar de beste afhaalmaaltijd liep uit in de zoektocht naar de minst slechte afhaalmaaltijd. Overal in Delft lijken de afhaalrestaurants overspoeld met goedkope producten voor te hoge prijzen. De hongerige Delftse student laat zich maar al te graag uitbuiten door de pluriform aanwezige baggertenten. Om te beginnen bij de meest voor de hand liggende: shoarma. In mijn eerste jaar zou ik hebben gekozen voor Döner King. Toen smaakten zijn broodjes nog ergens naar. Maar helaas, ook hij is weggevallen in een symfonie van oude knoflooksaus en droge shoarma. Er was geen enkele tent waar ik niet nog drie dagen erna met een smerige smaak in mijn mond aan de pot gekluisterd zat. De volgende stap in mijn reis door de negen cirkels van de culinaire hel, bracht mij bij de Chinese restaurants. Toen ik bij de derde tent op rij exact dezelfde pang sit kreeg, werd pijnlijk duidelijk dat er niks vers aan was. Mijn zoektocht werd ondertussen wanhopig. De easy Thai, ondertussen al weg, was het dieptepunt. Toen ik er langs fietste, zag ik tot mijn schrik dat er louter magnetrons in dit restaurant stonden. De Indiase keuken in Delft is voor de zwakke magen onder ons ook niet echt een aanrader. Zelfs de maaltijdsalades van C1000 stelden teleur met rauwe pasta en rauwe aardappelen. De enige lichtpuntjes in de duisternis kwamen van twee bekende bronnen. Toen ik mezelf verslagen Verkade op de Brabantse Turfmarkt in sleepte, zag ik dat ook zij opwarmmaaltijden hadden. Wantrouwend, edoch vastberaden, ging deze door de test. En warempel, een smaakvolle, niet dure maaltijd. Ook op Il Tartufo, met een maaltijd voor twee voor 30 euro, was qua smaak en hoeveelheid niks aan te merken. Een mooi en leuk alternatief voor uit eten gaan. Afhaalrestaurants van Delft, schaam u. Diep en diep onvoldoende!
Met geslepen messen, Job Hogewoning
De graduate school: iedereen blij? De graduate school moest er voor zorgen dat promovendi minder vaak uitvallen en binnen vier jaar promoveren. Zo’n anderhalf jaar na de start blijken promovendi het een verbetering te vinden en lijkt het met de gevreesde betutteling van hoogleraren mee te vallen.
‘P
romovendi missen structuur’ bleek uit een enquête aan de TU Delft in de zomer van 2011. Bijna de helft van de 891 promovendi die de vragenlijst invulden, had geen opleidings- en begeleidingsplan. Een kwart ervoer onvoldoende mogelijkheden om trainingen te volgen vanwege het ontbreken van een opleidingsbudget of toestemming van hun begeleiders. En een op de vijf was ontevreden over de manier waarop de supervisie was georganiseerd. Harde cijfers, die dienden als nulmeting bij de start van de eerste drie facultaire graduate schools in september 2011. Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI), Bouwkunde en Industrieel Ontwerpen (IO) beten toen het spits af, de andere faculteiten volgden in januari 2012. Door betere begeleiding en scholing moeten de graduate schools er nu voor zorgen dat promovendi minder vaak uitvallen en
binnen vier jaar promoveren. Een derde had ten tijde van de enquête namelijk vertraging en één op de acht daarvan vond dat dit lag aan de begeleiding.
Database De graduate schools draaien inmiddels een tijdje en promovendi blijken nu al behoorlijk tevreden. Filip Biljecki, promovendus bij onderzoeksinstituut OTB, is er zelfs ‘meer dan positief over’. “Als ik zou moeten kiezen tussen het oude en het nieuwe systeem, kies ik voor het nieuwe.” Biljecki, afkomstig uit Kroatië, deed bij de TU zijn master geomatics en reageerde op een vacature voor promotieonderzoek naar 3D city modelling bij OTB. Twee maanden na zijn aankomst in juli 2012 volgde een formeel intakegesprek bij de TU Delft graduate school, met controle van zijn paspoort en diploma’s en registratie in het nieuwe promovendi volgsysteem DMA (doctoral monitoring application). Dit is een database waarin promovendi
informatie moeten invullen over hun te volgen onderwijsvakken, behaalde certificaten, bijgewoonde conferenties, hun promotieovereenkomst en hun go/no go-moment. De promotor krijgt hiervan bericht en moet een en ander accorderen. Doet hij of zij dat niet bijtijds dan volgt een e-mail van de graduate school. Biljecki vindt het een simpel en duidelijk systeem. “Ik maak het plan, ik kies de cursussen en mijn begeleider moet het goedkeuren.” Na uiterlijk drie maanden moet dit plan met werkafspraken uitmonden in een phd agreement, een soort aanstellingsovereenkomst. Vóór de komst van de graduate school was er alleen een intake bij de dienst human resources (personeelszaken) met formulieren voor pensioen en verzekering, zegt Ken Arroyo Ohori. Hij is promovendus ‘oude stijl’, voorzitter van promovendivereniging Promood en kamergenoot van Biljecki. Verder kwam er voorheen alleen informatie uit de R&O-gesprekken. “Die zouden voor iedereen moeten plaatsvinden, maar in de praktijk >>
Filip Biljecki (links) en Ken Arroyo Ohori.
‘Ik maak het plan, ik kies de cursussen en mijn begeleider moet het goedkeuren’
3mE
65
LR
36
gebeurde dat voor de meest groepen promovendi niet”, zegt Arroyo Ohori. “Met de graduate school is het allemaal ergens geregistreerd: het is een soort contract dat de promovendus beschermt. En de voortgang wordt bijgehouden, dat is een grote verbetering.” Een andere verbetering is volgens Arroyo Ohori dat iedere promovendus in de graduate school nu een mentor heeft. Die kan helpen bij problemen, bijvoorbeeld met een promotor of dagelijks begeleider. Biljecki zegt dat hij daar tijdens de intake niets over heeft gehoord. “Ik heb al twee begeleiders en een promotor, een vierde persoon zou te veel zijn. Ik zou er niet zo snel naar toe stappen. Een promotie is als een huwelijk: er zullen compromissen zijn van beide kanten.” Toch heeft OTB in beginsel een mentor voor alle promovendi samen, zegt Henk Visscher. Hij is directeur van de graduate school van Bouwkunde, waar OTB onder valt. “Wij zien het mentorschap als iets dat verder van je afstaat, in beginsel heb je contact met je dagelijks begeleiders.”
BK
37
Start up
CiTG
80
EWI
115
volgen nu de graduate school 452 promovendi
IO
27
TNW
72
TBM
20
Na de intake volgt binnen een half jaar een verplichte ‘start up’-cursus als introductiebijeenkomst. De eerste paar keren in 2012 betrof het een driedaags programma bij het strand. “Ik leerde er niks”, zegt Jonas Teuwen, promovendus bij EWI. “Veel verschillende onderwerpen werden heel kort behandeld.” Hij volgde een verouderde cursus die vooral was toegespitst op buitenlandse studenten, licht Erica Radelaar van HR Talent toe. “Het
ging over culturele aspecten, zoals de manier van omgaan met je promotor. Het programma bestond uit 24 modules en de samenhang was weg. Mensen verveelden zich. Het enige wat promovendi leuk vonden, was aan de bar hangen.” Sinds september is er een nieuw programma. “De stof op dag één en twee betreft zelfreflectie: wie ben ik als promovendus in deze organisatie en welke verwachtingen zijn er”, zegt Radelaar. “Op dag drie gaat het over wetenschappelijke integriteit. Het sociale element is gesneuveld, we kiezen voor meer kwaliteit.” Hoewel Arroyo Ohori namens Promood graag het sociale aspect weer terug wil, was Biljecki tevreden. “Het was een snelle training over de organisatie van de universiteit, promotieonderzoek en doctoraal onderwijs.”
Cursussen Met dat doctoraal onderwijs begint een promovendus in de graduate school zodra de phd agreement is goedgekeurd. De cursussen variëren in duur van een halve dag tot drie dagen. Er zijn 45 studiepunten mee te verdienen. Vijftien voor cursussen algemene vaardigheden als presenteren, solliciteren en het opzetten van een onderzoek. Vijftien voor praktische vaardigheden zoals het begeleiden van een afstudeerder, het geven van een presentatie op een conferentie of het werven van fondsen. En vijftien voor vakinhoudelijke scholing. Die laatste is voor Biljecki nog wel een probleem: Bouwkunde biedt geen specifieke cursussen in zijn vakgebied. Directeur Henk Visscher zegt er nog aan te werken. “Ons aanbod blijft een beetje achter. Andere faculteiten maken gebruik van externe onderzoeksscholen, maar voor de meeste disciplines bij Bouwkunde zijn die er niet zo. En wat wij ontwikkelen voor de gehele faculteit moet een beetje breder zijn. Als Biljecki elders inhoudelijke vakken kan vinden, kan hij die volgen.” Dit schetst tevens de situatie van vóór de gra-
Tekst: Connie van Uffelen Foto’s: Sam Rentmeester Illustraties: Auke Herrema
Delta
19
TU Delft
Is de graduate school betuttelend? duate school: promovendi die aan een onderzoeksschool waren verbonden, konden vaak mooie cursussen volgen. “Voor sommige promovendi was het niet toegestaan om cursussen te volgen, omdat het tijd kostte of te duur was”, zegt Arroyo Ohori. “Nu zijn promovendi altijd in staat cursussen te volgen. Dat is fijn.” Biljecki heeft er al vijf gedaan: de verplichte ‘start up’ cursus, netwerken, presentatie van een onderzoek en twee cursussen over lesgeven. Die laatste twee vond hij van goede kwaliteit. Over netwerken wist hij eigenlijk al veel. “Het zou goed zijn als iemand had geadviseerd over de cursusinhoud. Verder mis ik cursussen over financiën en (project)management.” Tentamens heeft hij niet gehad. Die zijn wel verplicht bij mastercursussen. Biljecki had soms huiswerk, maar dan niet als voorwaarde voor zijn certificaat. Nadeel vindt Biljecki dat promovendi nu weer studenten zijn. “Wij promovendi zijn eigenlijk onderzoekers met diploma’s. De graduate school framet ons als studenten. Dat is raar als promovendi dertig jaar zijn of werkervaring hebben. Zij zijn junior onderzoekers of medewerkers. Wij zijn hier om te studeren, niet als student maar als medewerker.” Een duidelijke verbetering is dat er in de graduate school 7500 euro is vrijgemaakt voor cursussen en conferenties, vindt Arroyo Ohori. Voorheen, vertelt hij, mochten sommige promovendi naar geen enkele conferentie, omdat er geen geld voor was. Het bezoeken van conferenties is voor hem en Biljecki geen probleem. “Dat komt niet zo zeer door de graduate school, maar doordat wij in een goede groep zitten met voldoende financiering”, zegt Arroyo Ohori.
Go/no go Een half jaar na de start, zo luidt de aanbeveling binnen de graduate school, is het goed als promovendi hun voortgang bespreken in een review meeting met de promotor en dagelijks begeleider. Vooral ook met het oog op het na-
derende go/no go-moment (met een externe deskundige), negen tot vijftien maanden na de start. De invoering van dit strikte go/no go-moment is volgens Arroyo Ohori een ‘flinke verbetering’. “In het verleden was er de neiging om dat moment ‘ergens in het traject’ te hebben, zonder veel druk. Nu moet je na een jaar wel een goed plan hebben. Dat betekent dat begeleiders er na een jaar echt bij betrokken moeten zijn.” Overigens horen promotors, begeleiders en hun promovendi binnen de graduate school op regelmatige basis contact met elkaar te hebben. Ook strikt na elk jaar om resultaten te bespreken. Om promovendi het gevoel te geven dat ze er niet helemaal alleen voor staan, zouden ze binnen de graduate school een netwerk vormen, was het plan. Volgens Arroyo Ohori lukt dat nog niet overal. Er is wat discussie binnen faculteiten over de vraag wiens verantwoordelijkheid dat netwerk is: die van de promovendi of van de facultaire graduate school?
Community Volgens Stella van der Meulen, coördinator van de graduate school, organiseren inmiddels alle facultaire graduate schools evenementen die deels sociaal en deels inhoudelijk van aard zijn waardoor er een phd community ontstaat. Bij Bouwkunde bijvoorbeeld nam directeur Visscher het initiatief tot een promovendiraad, een soort lokale afdeling van Promood. Tot slot volgt de promovendus vanaf drie jaar na de start een verplichte module over loopbaanontwikkeling, om na vier jaar daadwerkelijk te promoveren. Promovendi die de universiteit verlaten, krijgen een exitinterview om te kijken waar ze tegenaan liepen. Daarin komen de belangrijkste vragen terug uit de enquête die als nulmeting diende. Dan valt meer te zeggen over de vraag of de TU met dit striktere schema van de graduate school haar doelen heeft bereikt: minder uitval en promoveren binnen vier jaar. <<
-
Hoogleraren plaatsten twee jaar geleden kanttekeningen bij de komst van de graduate school: is die niet betuttelend? Blijft de promotor wel eindverantwoordelijk? Wordt de graduate school geen administratief monster? Prof.dr.ir. Lucas van Vliet, hoogleraar beeldanalyse bij Technische Natuurwetenschappen (TNW) was er niet gerust op, maar ervaart de graduate school niet als ‘administratief monster’. “Promovendi dienen zelf het volgsysteem in te vullen, wij hoeven alleen maar te accorderen. Dat deden we bij de verslagen van de jaargesprekken bij TNW allang.” Daarom ervaart hij de graduate school ook niet als aantasting van zijn autonomie. “Beslissingen moet je zelf nemen: je moet je niet verschuilen achter de graduate school en de graduate school moet je niet dwingen om bepaalde beslissingen te nemen. Als er al druk zou ontstaan, moet je die weerstaan. Als hoogleraar ga je over je eigen promovendi. De eindverantwoordelijkheid heb ik nog steeds.” Wel plaatsen hij en anderen vraagtekens bij het nut van de start up-bijeenkomst van drie dagen. “Daar horen ze niet iets wat ze al niet wisten”, zegt Van Vliet. Erica Radelaar van HR Talent hoorde soortgelijke geluiden (zie hoofdverhaal). Een aantal hoogleraren vond doctoraal onderwijs niet nodig, omdat promovendi dat voorheen al deels op de faculteit kregen. Radelaar: “Er was weerstand bij begeleiders over cursussen persoonlijke ontwikkeling. ‘Werk jij maar aan je onderzoek’, zeiden ze tegen promovendi. Maar zelforganisatie, communicatie en persoonlijk leiderschap zijn belangrijk. We krijgen nu van promovendi te horen dat het zo nuttig was voor hun zes maandengesprek of voor een conferentie.”
20
Delta
TU Delft
‘Jammer, maar schaliegas lijkt niet de oplossing voor ons energieprobleem’ (Jos Wassink, wetenschapsredacteur van Delta)
21
De impact van schaliegas wordt overschat, zegt geoloog J. David Hughes. Er mogen grote reserves zijn, maar om de winning ervan op peil te houden zijn ieder jaar meer boorputten nodig. Dat betekent: boren tegen de klippen op. Ten koste van water, omgeving en atmosfeer. Vooral economen raken opgewonden van schaliegas. Ze zien het ‘nieuwe gas’ als een comeback voor de olie- en gassector en als de brandstof voor de 21ste eeuw. Ze kijken daarbij naar de Amerikaanse gas boom die het aandeel van schaliegas in de totale Amerikaanse gasproductie opdreef van twee procent in 2000 tot bijna veertig procent nu. Economen trekken opgaande lijnen graag door naar de toekomst. Zo schreef economieredacteur Maarten Schinkel op 18 december 2012 in NRC Handelsblad: ‘De VS zijn door al deze nieuwe technieken hard op weg zelfvoorzienend te worden in energie – wellicht al in 2020’. En daar houdt het niet mee op, want schaliegasvoorraden liggen over de hele wereld verspreid en dus voorziet Schinkel ‘een vloed van energie, het einde van de schaarste en het begin van zelfvoorziening in de belangrijkste gebieden. De geopolitieke gevolgen kunnen enorm zijn: het einde van het Russische staatsmodel, van Europa’s energieafhankelijkheid, van de dominantie van de gebeurtenissen in het Midden-Oosten voor de rest van de wereld. Het is te veel om op te noemen.’ Een heerlijke nieuwe wereld dankzij het alom aanwezige schaliegas. We moeten het alleen nog even winnen. En dat gaat van hupsakee. De klassieke winning richt zich op poreus gesteente waarin in de loop van miljoenen jaren koolwaterstoffen (olie en/ of gas) zijn opgeborreld vanuit onderliggende brongesteenten. Maar schaliegaswinning richt zich op de brongesteenten zelf. Eenmaal op diepte wordt de laag schalie of kleisteen horizontaal aangeboord, met explosieven opengebroken en met zand en chemicaliën opengehouden zodat de koolwaterstoffen met het spoelwater naar boven kunnen komen.
Nieuw geluid In Europa wordt tot nu toe alleen nog maar gepraat over schaliegas, en daarbij beginnen zich twee kampen af te tekenen. De voorstanders voeren argumenten aan als energie-onafhankelijkheid (Engeland en Polen tegenover Rusland), lagere CO2-uitstoot dan bij kolenstook en innovatie binnen de olie- en gaswinning. Tegenstanders wijzen op vervuiling van drinkwaterreserves en oppervlaktewater zoals die in de Verenigde Staten hebben plaatsgevonden, toenemende aardbevingen, verwoesting van het landschap en in de atmosfeer ontsnappend aardgas dat een sterk broeikaseffect heeft. Nog voordat de winning begonnen is, zijn de meningen al net zo gepolariseerd als destijds (1981-1983) bij de brede maatschappelijke discussie over kernenergie.
Dit voorjaar klonk er in die weinig verrassende discussie opeens een nieuw geluid. Dat kwam van de Canadese geoloog J. David Hughes, die in opdracht van de Canadese overheid een inventarisatie heeft opgesteld van het Canadese potentieel aan schaliegas. De afgelopen tien jaar heeft hij daarvoor de Amerikaanse schaliegaswinning op de voet gevolgd. Dat resulteerde in zijn rapport ‘Drill, Baby, Drill’ dat in februari gepubliceerd werd. De ondertitel vraagt: Luiden onconventionele brandstoffen een nieuwe periode van energieovervloed in? Anders dan veel economen denkt Hughes van niet, en in het rapport laat hij zien waarom.
Terugval Wat je niet hoort over het Amerikaanse schaliegaswonder, is dat de productie vorig jaar ondanks veel nieuwe putten niet gestegen is (stabiel op 700 duizend kubieke meter per dag). En evenmin dat het succes ongelijk verdeeld is. De drie beste gebieden leveren tweederde van de productie. De andere 27 gebieden leveren de rest. Hughes heeft voor de meest productieve gebieden de inspanningen en de productie in kaart gebracht, en komt tot de slotsom dat in verreweg de meeste velden de productie sneller afneemt dan dat er putten bij geboord (kunnen) worden. Neem het succesvolle Haynesville in Texas, dat vanaf nul in 2007 uitgroeide tot de grootse producent binnen de VS in 2011. De productie groeide tot begin 2012 evenredig met het aantal putten, dat toen de 2700 al had bereikt. Nieuwe putten boren is de enige manier op de productie op gang te houden omdat de productie van elke bestaande put snel inzakt. Na één jaar bedraagt de productie in Haynesville nog maar 32 procent van de initiële productie, na twee jaar 16 en na drie jaar 8 procent. Over het hele veld zakt jaarlijks de productie met 52 procent in, zo laat Hughes zien. Bij de twee andere productieve gebieden van de VS, Barnett in Texas en Marcellus in Pennsylvania, is de jaarlijkse teruggang in productie 30 respectievelijk 29 procent. De enige manier om de productie op gang te houden is nieuwe putten en gangen te boren. Als, zoals in Haynesville, de jaarlijkse productie met 52 procent terugloopt, moet je er jaarlijks ook 52 procent van de capaciteit bijzetten om de productie op peil te houden. Voor Haynesville betekent dat 774 nieuwe putten per jaar (de helft van de 1550 putten die er in referentiejaar 2011 actief waren), voor Barnett 1507 en voor Marcellus 561 nieuwe putten. Vorig jaar zijn er in die gebieden 810, respectievelijk 1112 en 1244 putten bijgekomen, waarop Hughes concludeert dat alleen Marcellus nog groei vertoont, terwijl de andere twee topgebieden de neerwaartse koers hebben ingezet. Het zal inmiddels duidelijk zijn waar de titel van het rapport (‘Drill, Baby, Drill’) vandaan komt, en wie de winnaars van dit avontuur zijn. Over de hele VS zijn dit jaar 7641 nieuwe putten nodig om de productie van schaliegas op het huidige peil te houden. Dat kost zo’n 42 miljard dollar. Vorig jaar bedroegen de schaliegasbaten 32,5 miljard dollar (omgerekende gasprijs: 9,3 eurocent per >>
22
‘Er werd ook veel olie in de schalies gevonden, en dat is nu nog wel winstgevend’ kubieke meter – in Nederland 65 cent/m3). ‘Dat is minimaal 9,3 miljard dollar minder dan wat nodig is om de productie te handhaven’, concludeert Hughes. Tel daarbij op dat de sweet spots allemaal al in gebruik zijn, dus dat nieuwe putten waarschijnlijk een lagere startproductie zullen tonen. Dat maakt een groeiscenario voor het Amerikaanse schaliegas onwaarschijnlijk.
Feestje voorbij Ook het Amerikaanse Energy Information Agency (EIA) lijkt dat te beseffen, en heeft de hoeveelheid winbare reserves met 42 procent teruggebracht. Met het huidige gebruikstempo is dat voldoende voor 24 jaar. Geen nieuwe brandstof voor de 21ste eeuw, dus. Jammer, maar schaliegas lijkt niet de oplossing voor ons energieprobleem. Zelfs al zouden we ons landschap, ons grond- en bodemwater eraan op willen offeren. Het houdt gewoon geen stand. Hughes concludeert: ‘Onconventionele brandstoffen zijn geen panacee voor een eindeloze voortzetting van het groeiparadigma. In het beste geval zijn het kostbare tijdelijke energiebronnen die de gevolgen van de teruggang in de goedkopere conventionele brandstoffen kunnen verzachten. Ze kunnen ons de tijd verschaffen om infrastructuur te ontwikkelen die nodig zal zijn om ons energiegebruik te verminderen. Maar het is een vergissing ze als game changers te zien, die ons opnieuw zullen voorzien van eindeloze stromen goedkope energie die de basis vormden onder de economische groei van de afgelopen anderhalve eeuw. Koolwaterstoffen zijn een geweldig eenmalig energiefeest geweest voor de mensheid. In 150 jaar tijd is de mensheid, in gelijke tred met het energiegebruik, van 1,2 miljard zielen in 1850 tot ruim 7 miljard uitgegroeid. De unieke eigenschappen van de fossiele brandstoffen en hun brede toepasbaarheid zullen moeilijk of onmogelijk te vervangen zijn. Helaas is het een eindige, niet-hernieuwbare grondstof, die aanzienlijke gevolgen voor het milieu met zich meebrengt, zowel in de winning als bij het gebruik. We zullen ze nog hard nodig hebben bij de ontwikkeling van een infrastructuur voor een meer duurzame energietoekomst. Het is van belang dat de planning voor die toekomst gebaseerd zal zijn op feiten, niet op wensdromen.’ Hoe zo’n duurzame infrastructuur er dan uitziet, en hoe zich zo’n drastische politieke koerswijziging zou voltrekken, daar gaat dit boek niet over. Als een goede ingenieur doet Hughes niet in getallen en feiten. << Ir. Jos Wassink is wetenschapsredacteur van Delta J. David Hughes, ‘Drill, Baby, Drill – Can Unconventional Fuels Usher in a New Era of Energy Abundance?’ Post Carbon Institute, februari 2013.
Reactie prof.dr. Stefan Luthi, hoogleraar toegepaste geologie bij Civiele Techniek en Geowetenschappen. “Schaliegas wordt gewonnen uit heel fijnkorrelige gesteenten, die rijk waren aan organisch materiaal dat in grotere diepten door de hogere temperaturen werd omgezet in aardgas. Dit maturatieproces is al heel lang bekend, en deze gesteenten worden moedergesteenten genoemd omdat ze de bron van veel conventionele aardgasvoorkomens zoals Groningen zijn. Het methaan migreert door zijn geringe dichtheid heel langzaam naar boven. Als het in een poreuze gesteentelaag terechtkomt die door een ondoorlatende (zout)laag overdekt wordt, ontstaat er een aardgasveld. Dit migratieproces is heel langzaam omdat het gas zich alleen met grote moeite uit zijn fijnkorrelige keurslijf kan bevrijden. Verder is dit proces heel inefficiënt – verreweg het meeste aardgas blijft achter in het moedergesteente. Ook dit is al heel lang bekend, maar wat niet bekend was is hoe men dit op een winstgevende manier kan winnen. Met fracking, een methode waarbij water met hoge druk in de gesteenten gepompt wordt zodat er veel scheuren ontstaan, hebben de Amerikanen dit min of meer bereikt, al moeten ook chemicaliën en zogenoemde proppants (korrels die de ontstane breuken open moeten houden) bijgevoegd worden. Fracking wordt al langer in slecht doorlatende olieen gasvelden gebruikt, alleen wordt het bij schaliegas op een nog intensievere manier toegepast. Maar door de sterk stijgende gasproductie, daalde vervolgens de regionale gasprijs in rap tempo en de boom werd slachtoffer van zijn eigen succes. Er valt nu nauwelijks nog winst te maken met schaliegas in de Verenigde Staten, en verder is ook de productie van de putten sterk teruglopend, juist omdat methaan nog steeds erg moeilijk door de schalies tot de breuken stroomt. Steeds meer putten boren is geen aantrekkelijke optie, want dit zal gauw een exponentiële vlucht nemen. Tot dit punt lijkt mij de heer Hughes dus gelijk te hebben. Maar er zijn belangrijke kanttekeningen. Ten eerste werd ook veel olie in de schalies gevonden, en dat is nu nog wel winstgevend. Verder zijn er markten waar de gasprijs tot vier keer hoger is dan in de VS, vooral Japan, en dan wordt dus export van LNG (vloeibaar gemaakt aardgas) interessant. En tenslotte zijn er gebieden met heel dikke en organisch rijke schalies die nog helemaal niet in aanmerking voor schaliegaswinning kwamen, met name in Noord-Afrika, het Midden-Oosten, en Siberië. Daardoor wordt het verhaal wat genuanceerder en is de toekomst van schaliegas moeilijk te voorspellen. Wat wij echter behoorlijk zeker weten, is dat de productie van schaliegas in Europa een kleine rol zal spelen door een combinatie van geologische, politieke en maatschappelijke factoren.”
Dr. Ruud Weijermars, directeur Unconventional Gas Research Initiative (Ugri) bij Civiele Techniek en Geowetenschappen, en Dr. Aad Correljé, energiespecialist bij Techniek, Bestuur en Management, wilden niet reageren.
De bachelor
23
Kris Riemens
Pantheon voor een prikkie De één bedenkt een onderwatergarage, de ander een nieuwe formule om de optimale koepel te berekenen. Civiele techniek is nu eenmaal een heerlijk diverse studie. Dat je daarmee in de lecture notes van je begeleider belandt en een basis legt voor een nieuwe berekening voor koepelconstructies, dat kan alleen Kris Riemens zeggen.
Onderzoek: ‘De optimale koepel’ Eindcijfer:
8
variëren in de dikte al vijftien procent minder materiaal nodig. En door alleen de vorm aan te passen, behaal je zeven procent verbetering. Het blijkt dat de hoogte van de optimale koepel ongeveer 29 procent van de breedte van de koepel moet bedragen.” En daarmee is zijn formule maar mooi de meest optimale die nu in omloop is. Beetje jammer: het is geen en-en. “Of je past de vorm aan, of de dikte. Anders draagt de koepel zijn eigen gewicht niet meer.” Riemens heeft voor het gemak wat externe invloeden buiten beschouwing gelaten voor zijn berekening – die tijdens zijn project trouwens revisie na revisie onderging. “Windbelasting, bijvoorbeeld, en eventuele wapening. Als je die meerekent, zal je koepel in de praktijk dikker moeten zijn.” De winst die zijn eindproject uiteindelijk oplevert, is dus vooral een besparing op de materiaalkosten. “Maar het betekent wel een stapje in de richting van optimalisatie. Behalve een aantal scripties over koepels die onder ‘optimaal’ iets anders bedoelden dan wat ik er in mijn scriptie onder verstond, was er nog weinig over geschreven.” Best een eer dus, dat zijn begeleider zijn berekeningen heeft opgenomen in zijn lecture notes voor het vak shell structures. Mooie basis voor vervolgonderzoek. En een Pantheon 2013. Laat de Romeinen het niet horen. (JB)
(Foto: Sam Rentmeester)
Een optimale koepel kan zichzelf dragen met zo min mogelijk materiaal. Licht, goedkoop en Hollands oerdegelijk, daar houden wij van. Toch was het zelfs ’s werelds beste bouwers nog steeds niet gelukt om die optimale koepel te berekenen. Oké, de begeleider van Kris Riemens’ bachelor-eindproject, dr.ir. P. Hoogenboom (constructiemechanica), kwam een eind in de buurt. “Maar voor zijn formule heeft hij bepaalde aannames gebruikt, waaraan je je niet per se moet houden”, zegt de student. “Zo is hij ervan uit gegaan dat de dikte van een koepel op elke plek hetzelfde is, en dat de vorm van die koepel een bolvormige kap moet zijn. Maar een andere vorm bestaat natuurlijk ook; een parabolische kap bijvoorbeeld.” Wat ontdekte Riemens (23): door de vorm of op bepaalde plekken de dikte te veranderen, kan hij minstens zo sterk zijn en heb je minder materiaal nodig. Nog optimaler, dus. Weg met het Pantheon in Rome, de Hagia Sophia in Istanbul en St. Paul’s Cathedral in Londen; allemaal onnodig dure bouwwerken – ware het niet dat ze cultureel van onschatbare waarde zijn. Nee, nee, ‘dé’ optimale koepel durft hij zijn berekening niet te noemen. Niet te ver voor de muziek uit lopen. “Maar in vergelijking met de formule van mijn begeleider, is met mijn formule voor het
24
Advertenties en Mededelingen
How do you make a lithography system that goes to the limit of what is physically possible? At ASML we bring together the most creative minds in science and technology to develop lithography machines that are key to producing cheaper, faster, more energy-efficient microchips. Our machines need to image billions of structures in a few seconds with an accuracy of a few silicon atoms. So if you’re a team player who enjoys the company of brilliant minds, who is passionate about solving complex technological problems, you’ll find working at ASML a highly rewarding experience. Per employee we’re one of Europe’s largest private investor in R&D, giving you the freedom to experiment and a culture that will let you get things done. Join ASML’s expanding multidisciplinary teams and help us to continue pushing the boundaries of what’s possible.
www.asml.com/careers /ASML
@ASMLcompany
Gezocht:
leden redactieraad Delta en Delft Integraal/Outlook Delta is het onafhankelijke nieuwsmedium van de TU Delft, Delft Integraal/Outlook is het wetenschappelijke magazine van de TU Delft dat naar alumni en externe relaties wordt verzonden. De redactieraad van Delta en Delft Integraal/Outlook controleert het redactionele en journalistieke beleid van beide uitgaven, is een klankbord voor de redactie en bespreekt de uitgekomen nummers. De redactieraad vergadert vier keer per jaar.
Voor advertenties bel met:
H & J Uitgevers Postbus 101 2900 AC Capelle aan den IJssel T (010) 451 55 10 F (010) 451 53 80 E
[email protected] Neem contact op met Hennie de Ruyter of Mireille van Ginkel voor nadere informatie.
De raad heeft negen leden. Per 1 september 2013 zijn er twee vacante plaatsen in de redactieraad, voor een student en een lid van het ondersteunend en beheerspersoneel (OBP). Journalistieke interesse is wenselijk. Lees het redactiestatuut op www.delta.tudelft.nl/redactiestatuut, in het bijzonder artikel 5. De zittingstermijn voor het student-lid is twee jaar, voor het OBPlid vier jaar. Internationale studenten en medewerkers zijn van harte welkom om te reageren, maar een goed begrip van het Nederlands is noodzakelijk. Sollicitaties en informatie voor vrijdag 31 mei 2013 bij de hoofdredacteur, Frank Nuijens,
[email protected]
Delta
media
Coachend leiderschap
22 tracks Ontwikkelaar 22 Tracks BVPlatform iPhone, Android, iPod Touch, Tablet en iPad
Prijs: € 1,79 jjjjj leuk jjjjj handig jjjjj bediening
Apps
Op zich heb je je financiën best aardig in kaart. Weet wat er maandelijks binnenkomt aan studiefinanciering en salaris van je bijbaantje, en wat eruit gaat aan huur, vaste lasten en collegegeld. Maar aan het eind van zijn geld houdt bijna elke student nu eenmaal een stukje maand over, en dat is niet handig met Pinkpop-biertjes, Beestenmarktterrasjes en zomerse tripjes in het vooruitzicht. In de app My Budgeter maak je zelf categorieën en subcategorieën aan voor je uitgaven, en hangt er een maandelijks (vast) budget aan. Vervolgens is het een kwestie van elke cent die je uitgeeft registreren. De app geeft in diagrammen of een keurige lijst een overzicht terug van waar je geld aan op gaat en hoeveel je nog te besteden hebt. Beetje jammer is dat je je vaste lasten er niet automatisch in kunt laten opnemen, dus je huur, ziektekostenverzekering en andere maandelijkse afschrijvingen moet je elke maand opnieuw invoeren. Dat kun je natuurlijk omzeilen door die kosten alvast af te trekken van je startbudget, maar een beetje knullig is het wel. Neemt niet weg dat My Budgeter de moeite waard is om te installeren. Al is het maar om te zien waar je de broekriem nog wat strakker kunt aantrekken om in je zomerbiertjes te voorzien. (JB)
my budgeter Ontwikkelaar MA Solutions platform iPhone, iPod Touch en iPad
Prijs: € 2,69 leuk jjjjj handig jjjjj bediening jjjjj
In de twaalf jaar dat ik als wetenschapper aan de TU Delft heb gewerkt, speelden cursussen geen rol van betekenis in mijn loopbaan. Ik heb wel eens een cursusje projectmanagement gedaan, maar daar bleef het dan ook grotendeels bij. Nu ik recent ben toegetreden tot het corps van de ondersteuners, zie ik opeens een woud aan mogelijkheden. Zo biedt de TU Delft een leergang academisch leiderschap; een training om R&O-gesprekken te voeren en een workshop ‘de succesvolle technicus’ en ga zo maar door. Nooit geweten dat wij grossieren in zulke mooie leergangen. Mijn baas vond dat ik wel een onsje coachend leiderschap kon gebruiken, en zo belandde ik in een landhuis in Wassenaar –wat sjieker klinkt dat het is. Op mijn kamer konden bijvoorbeeld de ramen niet open omdat zojuist een busje Polen de boel onherstelbaar had dicht geverfd. In deze cursus gaat het erom dat je niet zelf met een antwoord komt, maar dat je de ‘coachee’ helpt om zelf een oplossing te genereren. Na twee dagen oefenen kreeg ik het coachend leidinggeven al een beetje in de vingers. Eenmaal thuis vroeg mijn dochter (10) of ik de datum van haar spreekbeurt wilde verzetten op school. Mijn instinctieve reactie was om meteen te gaan bellen en mailen voor haar, maar de cursus had na twee dagen al merkbaar effect. Mijn dochter zuchtte en liet haar armen moedeloos langs haar meidenlijf bungelen. ‘Ik ben helemaal niet enthousiast over al die cursussen van jou. Vroeger regelde jij het gewoon. Nu vraag je aan mij wat ik nodig heb om het zelf te doen.’ Ik heb met veel plezier voor Delta geschreven. Na een dikke vijf jaar is het tijd voor iets nieuws. Dat het Delta en haar lezers goed moge gaan! Willemijn Dicke
columnWILLEMIJNDICKE
Strakke broekriem
King of pop Je bent op de hoogte van de nieuwste platen op iTunes, deelt de mooiste nummers op Spotify. Valt weinig meer aan toe te voegen, toch? Wel dus! In 22 Tracks geven dj’s uit Amsterdam, Brussel, Londen en Parijs per muziekgenre een continu geupdate lijst met de 22 beste nieuwste tracks. Van deep house tot disco en van techno tot tropical; elk type muziek zit ertussen – tot klassieke muziek aan toe. Die genres verschillen wel een beetje per stad; zo heeft Brussel een heuse Belpop-categorie en luister je in Parijs behalve naar gangbare pop, rock en house, naar African & Maghreb en – natuurlijk – Musique Française. Alleen maar leuk voor de diversiteit, want er zitten werkelijk pareltjes tussen die je anders nooit was tegengekomen. Dat geldt eigenlijk voor de hele app: geen betere manier om nieuwe muziek te leren kennen. Je kunt er je eigen playlist samenstellen, de nummers meteen aanschaffen of ze delen via Facebook en Twitter, en je krijgt er nog wat achtergrondinfo over de artiest bij ook. Oké, het is een betaalde app, maar 22 Tracks is elke cent driedubbel en dwars waard. Zeker als je besluit de nummers niet via de app te kopen, maar gewoon lekker te beluisteren via Spotify. (JB)
25
TU Delft
26
Delta
TU Delft
boeken Op weg naar we zien wel
Een verzameling kabels
Een jongen van 24 die de hele wereldgeschiedenis beschrijft om de huidige crisis te analyseren is gek of geniaal. Ik neig naar het laatste.
Als ik het draadje van mijn internetverbinding volg, waar kom ik dan uit? In een van de beste boeken van de afgelopen jaren toont journalist Andrew Blum het fysieke internet. Een reis langs datacenters, specialisten en ontelbaar veel kabels.
Het verhaal gaat dat toen geschiedenisstudent Rutger Bregman zijn manuscript bij de Bezige Bij inleverde, hij er briefjes op had geplakt: Let op! Niet weggooien! Belangrijk! Kennelijk heeft het de betreffende
gentie bestond. Ging de vooruitgang in het begin nog langzaam (tienduizend jaar om een speer te ontwikkelen, is dat niet wat veel?), de van nature kunstmatige mens maakte zich steeds verder los van de natuur. En was het leven in de middeleeuwen nog ‘kort, hongerig en oersaai’, dan is nu het paradijs wel aangebroken. Echt, bezweert Bregman, we hebben het nog nooit zo goed gehad. En ja, er is ook waarschijnlijk nog nooit zoveel geklaagd. Nu zijn er vanaf de bankencrisis in 2008 wel wat wolken over ons paradijs gedreven, maar onze welstand blijft historisch ongeëvenaard. Het probleem is meer dat we zo gewend zijn aan groei, dat we denken dat het normaal, ja noodzakelijk is. Dat is het Angelsaksische idee van vooruitgang dat al sinds Adam Smith (achttiende eeuw) opgeld doet. Daartegenover staat het Frans/
Vorming van sterrenstelsels, ontstaan van het leven, de evolutie – Bregman pakt het vlot en vrolijk aan redacteur geholpen om over zijn vooroordelen omtrent overspannen ambities heen te stappen. Gelukkig voor ons, want het boek is inderdaad te belangrijk om weg te gooien. Bregman constateert dat toen hij geboren werd, Nederland in feite al af was: ‘Al mijn hele leven staat Nederland boven in de internationale lijstjes. Beste gezondheidszorg, veiligste verkeer, hoge inkomens, grote pensioenpotten, dalende criminaliteit en schone straten.’ In een wervelend betoog beschrijft hij hoe het zover heeft kunnen komen. En anders dan de meeste geschiedkundigen begint hij niet bij de Grieken of de uitvinding van het schrift, maar bij de Big Bang. Vorming van sterrenstelsels, ontstaan van het leven, de evolutie – Bregman pakt het vlot en vrolijk aan en komt met opmerkelijke observaties. Bijvoorbeeld dat de mens aan het eind van de laatste ijstijd waarschijnlijk slimmer was dan wij nu omdat er nog een evolutionaire druk op intelli-
Duitse of utopische vooruitgangsdenken. Bregman neemt het op voor die continentale variant nu het economische groeimodel op zijn eind begint te lopen. Maar wie het opneemt voor utopieën maakt zichzelf kwetsbaar voor kritiek: kijk eens wat er van de eugenetica is geworden, kijk eens naar de Franse Revolutie, de Eerste Wereldoorlog en de Holocaust. Al losgeslagen utopieën geen gebrek. Bregman houdt niettemin vol: zonder dromen geen vooruitgang. Voor nostalgie is hij te jong, voor cynisme te optimistisch. Bregman wil vooruit met pragmatische idealisten. Dat is het open einde van een slim, sterk en sympathiek boek. (JW)
Rutger Bregman, ‘De geschiedenis van de vooruitgang’, Bezige Bij 2013, 410 blz, € 22,90
“A series of Tubes.” Op die manier omschreef Ted Stevens, senator van Alaska, het internet in 2006. Om die uitspraak werd hij uitgelachen en belachelijk gemaakt. Internet, dat was van alles maar toch echt geen verzameling kabels. Ook wetenschapsjournalist Blum lachte destijds om de uitspraak van Stevens. Maar na twee jaar onderzoek voor ‘Tubes’ kan hij niet anders dan de senator gelijk geven. “I have confirmed with my own eyes that the Internet is many things, in many pla-
‘Internet is welhaast mystieke technologie, denk je na het lezen van Tubes’ ces. But one thing it most certainly is, nearly everywhere, is, in fact, a series of Tubes.” Deze anekdote laat goed zien hoe ongrijpbaar het internet is. Vrijwel iedereen kent het, maakt er dagelijks gebruik van en weet wat het is. Maar het accuraat beschrijven is een onmogelijke opgave. Ook Blum krijgt er door de wirwar van kabels maar geen vat op. Steeds weer vraag hij zich af wat het internet is en hoe het werkt om weer op een nieuw onderdeel van het gigantische netwerk
uit te komen, waarover hij dezelfde vragen stelt. Internet is welhaast mystieke technologie, denkt je na het lezen van ‘Tubes’. In wezen is het internet een enorm netwerk van netwerken. Om dat te laten zien, bezoekt Blum Markus Krisetya. Hij maakt wegenkaarten van het internet. En brengt in beeld wat de drukste routes zijn tussen steden, bijvoorbeeld Londen en New York. Krisetya lukt het om met zijn kaarten te laten zien wie met wie verbonden is en hoe vaak die verbinding wordt gebruikt. Zijn kaarten hangen bij veel internetbedrijven als kunstwerken aan de muur. Uiteraard gaat Blum ook op bezoek bij datacenters vol met servers. En besteedt hij veel aandacht aan de geschiedenis van internet. Nauwgezet beschrijft hij hoe het internet begon en uiteindelijk zo invloedrijk werd. Net zo belangrijk als de kabels, zijn daarvoor de mensen. Zij die het internet ontwikkelden, maar zij die het vandaag de dag in goede banen leiden. Volgens Blum is de vraag waar het internet is irrelevant. Want waar is het niet? Des te meer je over internet te weten komt, hoe complexer het lijkt. Aan het einde van het boek snap je internet nog steeds niet maar dat is zeker geen reden om ‘Tubes’ niet te lezen. Dit boek laat zo goed mogelijk zien wat het fysieke internet is. Dat het steeds verandert en afhankelijk is naar welk deel ervan je kijkt maakt het internet uiteindelijk alleen maar interessanter. (RV)
Andrew Blum, ‘Tubes’, HaperCollins, 294 p. € 17,99
Deze boeken liggen binnenkort op de leestafel in de TU Library.
Delta
27
TU Delft
Desgevraagd “Of wij ook vuurwapens printen? Haha, dat vroeg Powned ons laatst ook al”, zegt Jan Verschoor van 3Delft, een Delftse spin-off die gespecialiseerd is in 3D printen. “We hebben overwogen om er een te maken, maar de politie raadde het ons af en de bedrijven die ons de printers leveren, willen ook niet met het wapen geassocieerd worden.” De blauwdruk voor het wapen, dat uit zestien hardplastic onderdelen bestaat, is door een wikiproject van Defense Distributed tot stand gekomen en was een tijd lang gratis te downloaden. De Amerikaanse autoriteiten hebben daar nu een stokje voor gestoken. Wie nu zijn eigen blaffer wil bouwen, komt terecht bij een groot logo van het Department of State en de boodschap dat de overheid de zich de informatie tot nader order heeft toegeëigend. Logisch, want hoewel je in de Verenigde Staten op elke straathoek een wapen kunt kopen, zijn die wapens voorzien van een serienummer en worden je antecedenten enigszins nagetrokken. Bij de doe-het-zelf printwapens ontbreekt elke vorm van controle. Verschoor had het ontwerp al gezien en bestudeerd. “We wilden het printen om te laten zien wat je er zoal mee kunt, om dan vervolgens eventueel de politie
te waarschuwen voor de risico’s. Maar ik acht het waarschijnlijker dat we tot de slotsom waren gekomen dat het wel meevalt met de gevaren.” Hoewel Defense Distributed succesvol
een en ander van wapens af weet. “Ik ben geen wapenexpert, maar ik heb bij de Nationale Reserve gezeten. Ik weet hoe die dingen in elkaar zitten. Als je toch echt een wapen wilt maken, kun je beter een stuk buis en nog wat onderdelen bij de bouwmarkt kopen en daarmee aan de gang gaan.” De technologie om met metaal te printen dendert ook voort. Is dit geen gevaarlijke ontwikkeling? Over een tijdje kunnen mensen misschien hun eigen wapenfabriek beginnen in de garage. “Het klopt dat je steeds beter met metaal kunt printen”, zegt Verschoor. “Maar je zult altijd te maken hebben met thermische vervormingen van het materiaal. Die wapens zullen daardoor
‘Ik heb weinig vertrouwen in het ontwerp. Zo’n klein plastic loopje; dat is bizar onnauwkeurig’ een kogel heeft afgevuurd, is volgens Verschoor de kans groot dat het wapen in je hand ontploft. “Ik heb weinig vertrouwen in het ontwerp. Zo’n klein plastic loopje; dat is bizar onnauwkeurig. En de eigenschappen van het materiaal, een met uv-licht uitgeharde epoxy, zijn ook belabberd. Het materiaal kan de hoge druk niet goed aan en het oppervlak is te ruw.” Verschoor zegt desgevraagd dat hij het
veel nabewerking nodig hebben. Zoveel nabewerking, dat het gunstiger zal zijn om op een andere manier aan je wapen te komen.” (TvD)
Nellie van de Griend, interimdirecteur onderwijs- en studentenzaken bij de TU Delft, zegt dat de TU geen last heeft van ‘wc-fraude’. Wat denk jij?
32%
Klopt. Spieken voor vakken op de TU heeft geen zin. Hoe kun je nou spieken voor sommen?
58%
Klopt niet. Ik weet zeker dat er op de TU wordt gespiekt op wc’s.
10%
Weet ik niet. Maar de regels mogen wel aangescherpt worden. Kijk voor de nieuwe poll op de Facebookpagina van Delta. www.facebook.com/tudelta
Strip: Auke Herrema
Met een 3D-printer kun je tegenwoordig je eigen vuurwapen printen. De Amerikaanse anarchistische organisatie Defense Distributed vuurde eerder deze maand een kogel af met een plastic pistool.
28
Delta
TU Delft
Text: Damini Purkayastha Photo: Sam Rentmeester
Intellectual exchange
International students arrive at TU Delft from far and wide and they don’t always come through a traditional route. Our feature article on exchange students highlights a variety of options for studying here.
international pages
www.delta.tudelft.nl/ international-students
Quality education has never been more accessible. Especially at TU Delft. As thousands of students register this month for the firstever moocs offered by the university, we take a look at all the other ways in which TU is reaching out to students around the world. Besides the roughly 1,000 international students who enrol each year, the university has hundreds of shortterm students on campus every semester. These are exchange students who are here as part of educational programmes and bilateral agreements among universities. TU Delft is part of education networks such as the 3TU Federation, Idea League and the European Leuven network and also has bilateral agreements with universities across the world. Exchange programmes are so popular that the process has been largely decentralised. “When it comes to exchange among European universities, faculties can choose which university to partner with and how many students to exJisu Kim, Seoul National University, and Sae Saem Han, Kaist University, are exchange. They can then set up agree- change students at TU Delft. ments and guidelines accordingly. Jisu Kim, an architecture student themselves. Working with students If it’s an international agreement in other cultures, they also learn that from the Seoul National University, then of course the central office is says TU’s architecture course is coninvolved in setting up guidelines and there are different methods even in industrial design engineering. partnerships,” explains Toke Hoek, sidered among the best, so she was These experiences prepare them for the International Officer of the TPM keen on a stint here. “One big acaa future international working envifaculty. demic difference is that each course TPM host an average of 30-35 here is just 7-8 weeks long, whereas ronment.” exchange students per year. The at SMU they are 14 weeks long. For exchange students, the benefits numbers at the bigger faculties on definitely seem worth the short term Initially I was sceptical about what campus are much larger. “Last year I could learn in 7 weeks, but now I displacement. we received 55 incoming students Sae Saem Han, from Kaist University know that I’ve learnt a lot!” and sent 72 abroad,” says Janneke Saem, who says she would love to in South Korea, arrived in the NeArkesteijn, International Officer of come back and study here, has just therlands in February for a semester the Faculty of Industrial Design Engi- in Systems Engineering, Policy and one suggestion. “Because exchange students are here for such a short Management. It’s been a fun ride neering. time, it would be nice if we could but a steep learning curve. “Classes “TU Delft has always promoted inmeet our coordinators more often. are structured very differently. Here ternationalisation and we believe This will help us make the most there is a lot of emphasis on group that the university has a lot to gain of time here, get a better idea of studies, we even work on Matlab in from intellectual exchange with courses we can take, what books to groups!” she says, explaining that world class universities,” says Hoek, read and events to attend.” her academic group in class soon explaining that such partnerships became her friends as well. “Making also give the university a stronger friends was not tough at all,” she global standing. “Besides a growing recounts. number of European students, in the past couple of years we’ve also noticed an increase in exchange students from China as well,” she adds. Arkesteijn adds that “Students get to broaden their horizons and develop
‘These experiences prepare them for a future international working environment’
Delta
29
TU Delft
science First bits of quantum ICT By creating entanglement between quantum bits on distant chips, Prof. Ronald Hanson and his team have laid a basis for quantum information processing. Drawing on Hanson’s latest work, the outlines of the long elusive quantum computer are beginning to emerge. The long-lived qubits are diamond-based and housed in cryostats. Their electron-spins can
be set and read out by fibre-coupled lasers. Laser pulses can even couple distant qubits in an entangled state, a unique quantum resource for information storage, processing and communication. When two particles are entangled, their quantum states are coupled in a way physics cannot explain. Measure the state of one of the particles, and the state of the other is determined immediately. Entanglement of electron spins on different chips is a novelty.
Hanson’s lab with cryostats on either side, each containing a qubit . (Photo: TU Delft)
Prof. Hanson (Quantum Transport Group at Applied Sciences) has previously demonstrated the stability on nitrogen-vacancy (NV) defect centres in diamond as well as the possibility of shielding these qubits with microwaves, the ability to read them out and the induction of entanglement of qubits on a single diamond chip. This week’s news is the macroscopic distance of three meters between entangled qubits. It’s the first time that entanglement between distant chip-based qubits has been produced and Hanson isn’t worried about the current success rate. What he sees is the future of quantum computing. Hanson writes: ‘When combined with future advances in nanofabricated integrated optics and electronics, the use of electrons and photons as quantum links and nuclear spins for quantum processing and memory offers a compelling route forward towards the realization of solid-state quantum networks.’ And down that route he steadily goes, step by step. (JW) www.delta.tudelft.nl/26620
Electrons jump between quantum dots Just days after TU Delft scientists entangled quantum bits on distant chips, another group has successfully allowed electrons to jump between quantum dots. Both groups of the Kavli Institute of Nanoscience lay a basis for quantum information processing. Researchers, led by Professor Lieven Vandersypen, have showed that they could make an electron jump between the ends of a chain of three small semiconducting islands (so-called quantum dots) without crossing the island in the middle (Nature Nanotechnology, 28 April
2013). Vandersypen’s group works with chips. In their experiment with three adjacent quantum dots, the scientists adjusted the voltage such that the middlemost quantum dot was not accessible for electrons. To their surprise they discovered that an electron could still disappear from the left dot and subsequently reappear on the right dot. That is possible due to the Heisenberg uncertainty principle, which states that energy and time cannot exactly be determined at the same time. First author Floris Braakman MSc. and colleagues also demonstrated that this process can generate superpositions: the electron is simultaneously present in both the first and the third quantum dot. “This means that the interesting physical phenomena we observe in adjacent
quantum dots also appears to occur in quantum dots that are located further away from each other”, says Braakman. The findings could have consequences for the use of a future type of quantum computer based on quantum dots. Calculations can only be performed on such computers if pairs of electrons can be brought close together. Previously this could only be realised between adjacent quantum dots. Now that it appears that electrons from more distant quantum dots can also be brought together, the scaling up to larger chains of quantum dots has become far easier. (TvD) www.delta.tudelft.nl/26671
Extreme aging
(Photo: Wikimedia Commons)
Always wanted to know what your chances are to live to 100? The answer lies in your genes, or so researchers from Leiden and Delft, who are working together in the Medical Delta program on aging, believe. They are unraveling the genetics of longevity. Led by the University of Leiden and the University of Bologna a European research consortium on aging performed the largest genome-wide linkage scan for longevity thus far. The research included 2118 sibling pairs aged between 89 and 107 years old that were enrolled in 15 study centres across 11 European countries as part of the so-called Genetics of Healthy Aging project. The research-team identified four regions in the human genome that harbour genes responsible for the long life of the siblings. For these regions the siblings shared more genetic similarity than you would expect based on Mendel’s laws of inheritance only. The fact that the siblings inherited the same beneficial genetic variants in these regions may thus have contributed to their survival. www.delta. tudelft.nl/26677
Microscopic distances
Delft researchers have made an important advancement in a new microscopic technique that is widely used in medical research. Their findings were published online in Nature Methods (28 April 20013). In microscopy the light of single fluorescent is measured in several places. This is repeated for many proteins in succession. When the data from these individual molecules is combined, the images get about ten times sharper than the standard optical resolution of 250 nanometers. Researchers have now developed a statistical technique to calculate the exact resolution. www.delta.tudelft.nl/26662
30
Delta
TU Delft
Text: Damini Purkayastha Photo: Holland Media Bank
delft survival guide Surviving the beaches If the sun is shining, you should stop reading this article and go enjoy it before the rain returns. Don’t know where to go? Here’s a look at some easy-to-access outdoor spots where you can make the most of the summer. Delftse Hout Let’s start with the one that’s in your backyard. Literally. A simple bike ride outside the city centre brings you to beautiful farmlands and polder landscapes. There are camping grounds, jogging paths, cycling lanes and countless picnic spots. You can get a real sense of Dutch polders as you cycle along and the greenery merges seamlessly with water bodies. The bike paths are carefully marked, and you can even cycle along farmlands to Pijnacker and Zoetermeer. Horse riders, bikers, cyclists, bird watchers and picnic parties all come together at the central crossing where an ice cream van is parked during the day. Make sure to stop, the ice cream is delicious. Around the main lake there are a number of activities you can choose from, nature walks, sporting activities and a host of restaurants. www.delft.nl Scheveningen Beach It’s likely that you’ve already been here. After all, the Scheveningen Beach has reportedly has one million visitors annually. But, if you haven’t, here’s some incentive. Bungee jumping. A sea museum. Sand sculptures. The beach itself can be divided into four parts - Boulevard, harbour, Northern beach and nude beach. And each section has its own attractions. ‘No beach resort is complete without a tourist train. The Boulevard Train… takes you past the famous Seinpostduin along the harbours and past the old village of Scheveningen,’ says
Scheveningen Beach has one million visitors annually. denhaag.nl. For the thrill seekers, there’s a permanent jump location at the pier which goes 60 metres down! Besides the hustle bustle of beach vendors, there are also 35 beach clubs to choose from, so we suggest you start planning. Some other popular beaches near Scheveningen are Kijkduin, Noordwijk and Katwijk. Katwijk is home to the oldest lighthouse on the Dutch coast and you can glimpse some old fishing cottages while Noordwijk is among the longest beaches in the country. scheveningenbeach.com Zandvoort Beach A free beach festival, travelling theatre by the sea and a Grand Prix parade of historic cars. This summer, the Zandvoort beach in North Holland has all this and more to over. One of the major beaches of the country, it has 30 beach clubs and a line-up of events all
through summer. “The star attraction is the beach itself. 9 kilometres long and 100 meters broad, it is known as one of the cleanest and safest beaches in the Netherlands. It carries the Blue flag (International symbol for safe and clean beaches) and the Quality Coast flag (European flag for sustainable tourism),” says Pim Huijsmans, team leader marketing and promotion, VVV Zandvoort. The numbers are staggering too. Huijsmans says that approximately 4,500,000 people visit Zandvoort aan Zee annually and the area has 950,000 overnight visitors. “Furthermore, it is the only beach in the Netherlands that can be reached by train. The Zandvoort train station is approximately 100 metres from the beach, so visitors can hop of the train, onto the beach,” he adds. www.vvvzandvoort.nl
‘It may all be flatland, but the Dutch coastline is fascinating nevertheless’
Beaches and other getaways It may all be flatland, but the Dutch coastline is fascinating nevertheless. Divided into three groups, the Wadden Islands, the coastline of North-Holland and South-Holland and Zeeland, the beaches and islands along the coast are a must-visit for anyone lucky enough to catch some sunshine in the Netherlands. In Wadden Islands, the must-visits include the Frisian island Texel where you can go camping, sailing, river rafting etc. Zeeland, which has a coastline 650 kilometres long, also sees the longest hours of sunshine in the country, 140 hours more than the rest of the country.
Delta
Talking point
Reinventing the toilet A team of scientists at TU Delft has come together to help urban informal settlements around the world get better, cleaner and more cost effective toilet systems. A collaboration between two TU Delft faculties, 3mE and IDE, the project is part of the Reinvent the Toilet initiative. Currently, it has on board Dr Jan Carel Diehl, Dr Johan Molenbroek, Anne Jansen, Gerwin Jansen and Miguel Melgarejo and eight students. Their design is aimed at creating a waste disposal system that is human-centered, improves sanitisation and is a high-tech solution in a low-tech environment. “The project started in 2011 as part of a Reinvent The Toilet competition organised by the Bill & Melinda Gates Foundation. There was a tech-push in 2012 and feasible ideas were given grants to take the work to phase two,” explains Anne. As per the Gates Foundation website, they are funding re-
search to develop ‘waterless, hygienic toilets that do not require a sewer connection or electricity and cost less than five cents per user per day.’ TU’s model uses a technology developed by 3mE that converts human waste into hydrogen and carbon monoxide through microwave technology. The energy produced is then used to maintain the microwave and other parts of the system, thus creating a selfsustaining system. “The challenge now is for us
reconditioning user behaviour far too much. Now we’re trying to find a way to use the traditional toilet system, but in a way that makes the technology effective,” he explains. This summer, the team is off to Ahmedabad to work on feasibility studies and research in local slums. “Defecation is a very personal act and it will be a challenge to ask anyone to give us live demonstrations. Especially women. But, there are a lot of cultural nuances and barriers that we need to under-
‘We call ourselves the Super Poo Team’ to find a way to incorporate that technology into a working business model, one that takes into account the constraints of densely populated slums,” explains Anne. Gerwin, the tech expert of the team, says keeping the poo dry is also big challenge. “The earlier prototype was a Diverting Loo, which meant users had to poop and pee at different ends of the toilet. But, that involved
stand before we can design the finished product,” adds Anne. Given their years of scatological study, the group talks matter-of-factly, even at meal time, about all things poo. “Of course our friends crack a lot of jokes about it. We’re used to it now. In fact, we call ourselves the Super Poo Team,” laughs Anne. (DP)
lbeek)
nostalgia
(Photo: Hans Stake
31
TU Delft
Anurag Bhattacharya, 25, moved here from Jabalpur, India, to pursue a master’s in architecture but he keeps the memories of friends from home close. Very close actually. The shirt he is wearing was created for his university team participating in a design competition. The shirt brings good memories, both of his friends and of victory, as his team won. He keeps in contact with his friends via social media, unsurprising given that he is also part of Social Media Team at TU Delft.
New Age of smartphones In the near future you will have one computer (your phone), use many (the cloud) and have less stuff. Long ago, we had no computers (yes, really). Slowly, the computer started its invasion. Initially, the computer stood alone. And then Internet happened. Soon every family member had their own computer, connected via broadband. It changed the way we talk, think, learn and live. Now the ever-connected smartphone is entering the arena and is changing the game yet again. On a normal weekday, the alarm on your phone wakes you up. An app tells you the weather and you check your notifications for email. While you have breakfast, you read up on the latest news. You get into your car, punch your destination into the phone’s navigation system and then start your favourite podcast. At the coffee machine, you meet some of your colleagues and you show them the photos on your phone of your wonderful trip to Berlin last week. Just before lunch you check your phone to see if there is a rain alert. (This is the Netherlands, after all.) Once you’ve confirmed all is clear, you go outside, eat your lunch and read a book on your phone’s Kindle app. You make some calls, check your Facebook timeline, post a photo of the TU Library covered in students, go back inside listening to your favourite tracks via Spotify. Back at home that night you answer an urgent email from a colleague. It really is the one device that enables you to create, consume, remember and connect. Instead of asking why you would use a smartphone to read a book, navigate, search the web, watch television shows, you will look back and wonder how you ever did without, how your life was without one. Soon, you will be able to find your way on campus both outside and inside of buildings. And not just directions, but also people, as you’re able to locate your friends on campus. You will also instantly see if the book you need is available, book a meeting room and find available computers. This system will integrate your social networks as well. Your smartphone is the key component. You can enter the campus, look on your smartphone and decide where you will work today and who you’ll meet. So how will these devices fit into the existing environment at TU Delft? First of all, these devices will be highly persona. As you don’t share your glasses with a colleague, you won’t share your phone. Secondly, they will be supported through community driven documentation. I believe that the first owners of these gadgets will be glad to share their experience, creating how-to’s on the go. By doing this they will not only introduce the even more personal computer to the mainstream, they will also help develop the more and more social IT experience. David Smit, ICT Relationship Manager
Do you agree or disagree with the points raised in this week’s Talking Point? Let us hear your opinion: start or join the discussion in the website’s Comments section at www.delta.tudelft.nl
Contents International
28
Intellectual exchange
29
First bits of quantum ICT
Text: Kerry Dankers Photo: Sam Rentmeester
30
See www.delta.tudelft.nl for the translation of page 16: Graduate School: everybody happy?
Surviving the beaches
LAB of... ROBOTICS
You could easily pass by the small unassuming room in the 3mE building without noticing it, but inside its glass walls, researchers are working hard on some very useful robots. The newly named TU Delft Robotics Institute is the home of Zebro (Zes Benen Robot), a search and rescue robot. Zebro can navigate through rubble and other rough terrain to search for missing people, a far cry from industrial robots preforms tasks of repetitive motion. In the TU Delft Robotics Institute, several departments collaborate to find new and creative ways to use robots. The Institute’s focuses on the new challenges faced by a more personable form of robot while keeping in mind safety, responsibility, controllability and usability. It offers a space for researchers from a variety of disciplines, ranging from mechanical engineering to computer science to collaborate. This gives the TU Delft a unique position globally when it comes to robotics. Originally from India, PhD student, Subramanya Nagreshrao, is currently writing programing algorithms for a robot arm. When explaining his work, he asks, rhetorically, “How do humans work?” He points out that we learn through observation, but robots obviously do not have that ability. “Whereas humans can learn through doing, robots must be told how to do every tiny thing.” While researchers spend much of their time in the lab in front of a computer, writing code and developing algorithms, the Institute
Subramanya Nagreshrao examines Zebro, a search and rescue robot.
offers them something special. Rather than only running his theory through simulations on a computer, Nagreshrao gets to run them straight on a robot in the lab. With the lab in such close proximity to his office, he
can easily see his work come to life. If it’s not quite right, he sees it immediately and can make the necessary changes. All within a few floors of the 3mE building on campus.
Lab of... is a new TU Delta series exploring the university labs.