Handboek Onderwijsevaluaties
Gentse Studentenraad
Inhoud Voorwoord................................................................................................................................ 3 Kwaliteitsborging aan de UGent ........................................................................................... 4 Centraal ................................................................................................................................ 4 Externe kwaliteitszorg: Accreditatie systeem ............................................................... 4 Interne kwaliteitszorg: gedecentraliseerd voor faculteiten ....................................... 5 Per faculteit........................................................................................................................... 7 Studiedag Onderwijsevaluaties........................................................................................... 10 Doelstellingen ..................................................................................................................... 10 Discussiethema‟s ................................................................................................................ 11 Communicatie opvolging resultaten voor studenten .............................................. 11 Manieren van bevragen ............................................................................................... 13 Hoe activeren van studenten? .................................................................................... 16 Andere methodes van kwaliteitsbevraging?............................................................. 18 Uitdagingen voor de toekomst ........................................................................................... 20 Bijlagen.................................................................................................................................... 21 Bijlage 1: Uitleg van de bedoeling van de middag en het programma door de dagvoorzitter, Gertjan Dewaele...................................................................................... 21 Bijlage 2: Presentatie over Kwaliteitszorg aan de UGent, met specifieke aandacht voor onderwijsevaluaties door Luc Van de Poele ................................................................. 23 Bijlage 3: Voorstelling van onderwijsevaluaties aan de KULeuven door Thijs van de Brande van LOKO ............................................................................................................................ 31 Bijlage 4: Presentatie over de onderwijsevaluaties aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur door Pieter Simons ................................ 34 Bijlage 5: Presentatie over de onderwijsevaluaties aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde door Gerald Vermeiren ............................................................................ 37 Bijlage 6: Verwelkoming voor het avondprogramma en toespraak over studenten als stakeholders van onderwijs en kwaliteitszorg door Gertjan Dewaele ....................... 42 Bijlage 7: Toespraak door Prof. Dr. Kristiaan Versluys .................................................... 46 Bijlage 8: Slides gebruikt bij het avondprogramma ...................................................... 52
Voorwoord Voor een universiteit, een instituut van kennis en ontwikkeling, is kwaliteitszorg heel belangrijk. Het geven van kwaliteitsvol onderwijs aan de grote groepen studenten die onder haar vleugels studeren is immers één van haar kerntaken. Talrijke externe commissies, rankings en internationale vergelijkingen wegen de universiteiten dan ook af aan de kwaliteit van dit onderwijs. Nog belangrijker hierbij is echter het oordeel van de studenten. Wij zijn immers de afnemers van dat onderwijs, en wij zijn het die later met ons diploma een plaats op de arbeidsmarkt en in het verdere beroepsleven willen bekomen. Daarom zijn wij een belangrijke actor in deze kwaliteitsbewaking. Louis Van Dievel, columnist bij de VRT redactie, schreef op 8 februari in een opiniestuk: "Eens per jaar krijgt hij -de professor- het warm, want dan wordt zijn “functioneren” mee beoordeeld door een studentenafvaardiging. Twee jaar geleden of zo gaf dat in Phara aanleiding tot een bitsig debat tussen Rik Torfs en een studentenvertegenwoordiger. En ook al had Rik zich toen niet kwaad mogen maken, ik gaf en geef hem wel gelijk: de macht van studenten aan universiteiten en hogescholen is veel te groot. Studenten zijn maar passanten. They know nothing." Met de georganiseerde studiedag en dit naslagwerk willen we met de Gentse Studentenraad bewijzen dat studenten wél iets weten. Door alle informatie over het kwaliteitsborgingsysteem aan de UGent te bundelen, enkele externe blikken toe te voegen en er vooral ook grondig over te reflecteren met de studenten, proberen we onze steen bij te dragen aan de uitbouw van dat kwalitatief onderwijs. En nog belangrijker, proberen we onze leden-studentenvertegenwoordigers te ondersteunen in hun plaats in dit proces.
Kwaliteitsborging aan de UGent Centraal Voor dieper in te gaan op onderwijsevaluaties specifiek, is het belangrijk om stil te staan bij het kader waarbinnen onderwijsevaluaties vallen. Onderwijsevaluaties zijn een instrument binnen de kwaliteitszorg van Universiteit Gent (UGent). Kwaliteitszorg staat voor de garandering en verbetering van de kwaliteit voor het gegeven onderwijs aan de UGent. UGent kent twee soorten kwaliteitszorg. De eerste is externe kwaliteitszorg, waarbij de Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) opleidingen van de Universiteit beoordeelt en een keurmerk (accreditatie) geeft. De tweede soort is interne kwaliteitszorg, waarbij de UGent zelf evaluaties van opleidingen en vakken uitvoert. Deze evaluaties moeten uiteindelijk leiden tot onderwijsverbetering en –innovatie. De onderwijsevaluaties zijn een onderdeel van de interne kwaliteitszorg van de UGent.
Externe kwaliteitszorg: Accreditatie systeem
Een belangrijk onderdeel van de kwaliteitszorg is externe kwaliteitszorg. Externe kwaliteitszorg wordt in grote mate verzorgt door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Zij evalueren de onderwijskwaliteit op basis van het accreditatie systeem. Dit systeem beoordeelt kwaliteit op het niveau van de opleiding; het bepaalt of een opleiding aan de gestelde kwaliteitstandaarden voldoet. In deze vorm is het een keurmerk voor de opleidingen aan de hogescholen en universiteiten. Nieuwe opleidingen worden getoetst door een commissie van deskundigen, ingesteld door de NVAO. Deze commissie toetst de nieuwe opleiding op de volgende punten: doelstellingen van de opleiding, programma, inzet van personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg en condities voor continuïteit. Alle onderdelen moeten als „voldoende‟ worden beoordeeld om accreditatie voor de nieuwe opleiding te kunnen bekomen. De erkende accreditatie is geldig twee academiejaren na een volledige doorloop van de studie. Bestaande opleidingen krijgen, na een positief oordeel, een accreditatie van acht jaar, hoewel er variatie in de duur is. Een accreditatie heeft een maximale duur van tien jaar. Een positieve accreditatie wordt toegekend na de beoordeling van „voldoende‟ op dezelfde onderdelen als de nieuwe opleidingen, behalve “condities voor continuïteit” wordt vervangen door “resultaten”.
Interne kwaliteitszorg: gedecentraliseerd voor faculteiten
De kwaliteitscontrole van de Universiteit Gent wordt gedecentraliseerd verzorgd en geïmplementeerd. Het zijn de faculteiten die verantwoordelijk zijn voor de interne kwaliteitszorg en -uitbouw aan de UGent. Zij beslissen individueel welke processen en praktijken worden geïntroduceerd en uitgevoerd. De faculteiten worden wel ondersteund door verscheidene centraal aangestuurde werkgroepen en instanties. Er zijn twee zaken die gecentraliseerd zijn ingevoerd: onderwijsevaluaties en opleidingsevaluaties, beide door studenten aan de UGent. Daarnaast zijn er nog andere instrumenten zoals de studietijdmeting en alumnimonitoren. Het Departement Onderwijskwaliteitszorg van de Directie Onderwijsaangelegenheden en de Onderwijsraad zijn centraal de belangrijke organen betreffende onderwijskwaliteit. Het Departement zorgt voor de algemene organisatie en uitvoering van interne kwaliteitszorg. De Onderwijsraad is het centrale orgaan dat als discussieforum dient, waar professoren, medewerkers en studentenvertegenwoordigers onder andere het interne kwaliteitszorgbeleid evalueren. Binnen de faculteiten zijn de aparte Kwaliteitscel Onderwijs (KCO) en Opleidingscommissies verantwoordelijk voor interne kwaliteitszorg. KCO‟s zetten systemen, procedures en instrumenten op voor de bewaking van interne kwaliteitszorg. De KCO‟s staan in functie van de verschillende opleidingscommissies voor ondersteuning en begeleiding. Ze zijn in deze hoedanigheid een kritische speler, alsmede een inspirator. Opleidingscommissies bestrijken telkens één opleiding of opleidingen die nauw aan elkaar verwant zijn. De helft moet bestaan uit zelfstandig academisch personeel en een derde moet bestaan uit studenten. De rest wordt aangevuld door assisterend academisch personeel. Het is de faculteit die beslist over de richtlijnen en doelstellingen van opleidingscommissies. Vaak geven zij advies over de opbouw van de vakken binnen een opleiding, over examinering en zijn ze een belangrijke factor binnen de interne kwaliteitszorg. Onderwijsevaluaties In het academiejaar 1993-94 voerde de UGent centraal onderwijsevaluaties voor studenten in. De evaluaties bieden studenten de kans hun mening, beoordeling en evaluatie van het verkregen onderwijs te geven. Het is het meest directe middel dat studenten tot hun beschikking hebben om hun stem te laten horen. Er bestaan verschillende onderwijsevaluaties die specifiek gericht zijn op het evalueren van een onderdeel van de opleiding. De meest voorkomende evaluatie is de algemene evaluatie van een vak binnen een opleiding. Hierbij een overzicht van de verschillende soorten onderwijsevaluaties:
Algemene vragenlijst voor een vak Masterproef Oefeningen Ontwerpvak Project vakgebonden Project vakoverschrijdend Stage
Afhankelijk van de opleiding of faculteit worden onderwijsevaluaties elektronisch of schriftelijk aangeboden. De vragenlijsten per opleidingsonderdeel zijn sinds het academiejaar 2006-07 uniform. Er wordt gevraagd naar de beoordeling van de onderwijsorganisatie, de kwaliteiten van de professor, studielast en gegeven begeleiding. De studenten hebben de kans hun evaluatie te geven over de structuur alsmede de inhoud van het opleidingsonderdeel. De data van de evaluaties wordt per faculteit geanalyseerd en verwerkt. Elke faculteit heeft zijn eigen procedure voor opvolging. Opleidingsevaluaties In het academiejaar 2009-10 zijn opleidingsevaluaties geïntroduceerd aan de UGent. Opleidingsevaluaties zijn een centraal instrument voor kwaliteitszorg; elke faculteit hanteert dezelfde vragenlijst, de evaluaties vinden allemaal op hetzelfde moment plaats en de analyses van de evaluaties gebeurd centraal door de directie Onderwijsaangelegenheden. De resultaten worden ook aangeboden aan de Onderwijsraad, ter informatie en discussie. Opleidingsevaluaties betreffen evaluaties van de volledige opleiding. Studenten die in het laatste jaar van hun respectieve studie zitten krijgen de mogelijkheid om de opleidingsevaluatie in te vullen. In mei 2010 zijn studenten die hun diploma aan het einde van het academiejaar zouden behalen, bevraagd. Het betreft hier zowel Bachelors, Masters alsmede schakelprogramma‟s. De evaluaties zullen eens per twee jaar plaatsvinden om faculteiten in de andere jaren de kans te geven een eigen opleidingsevaluatie uit te voeren, indien gewenst. Daarnaast vinden de evaluaties bij opleidingen met een te lage participatiegraad jaarlijks plaats. Opleidingsevaluaties worden elektronisch aan de studenten aangeboden. Zoals reeds vermeld worden de resultaten van de evaluaties geanalyseerd door de directie Onderwijsaangelegenheden, waarna de onderwijsdirecteuren en opleidingscommissies worden geïnformeerd. Alumnimonitor De Alumnimonitor volgt de transitie van studie naar loopbaan. Uit de resultaten kunnen conclusies worden getrokken over de loopbaanbegeleiding aan de UGent en mogelijke consequenties aan worden verbonden betreffende interne kwaliteitszorg. Het gaat hier over feedback over de opleiding in retroperspectief, namelijk na het beginnen van een carrière.
De evaluatie gebeurt op initiatief van de afdeling studie- en loopbaanadvies, in samenwerking met de directie Onderwijsaangelegenheden en de KCO‟s van de verschillende faculteiten. De resultaten worden na analyse aangeboden aan de verschillende opleidingscommissies als informatiebron. Ook worden de resultaten binnen de Onderwijsraad besproken. De doelgroep van de Alumnimonitor zijn afgestudeerden met een Belgische nationaliteit die 1 jaar in het bezit zijn van hun Masterdiploma. De evaluatie moet om de twee jaar worden uitgevoerd. Daarnaast staat er een vervolgevaluatie gepland, die data moet verzamelen van alumni die drie jaar in het bezit zijn van een Masterdiploma. De eerste evaluatie is gehouden onder alumni die in 2008 hun Masterdiploma behaalden. Studietijdmeting Studietijdmetingen zijn metingen die de studielast per opleidingsonderdeel in uren voor studenten meet. De informatie die hier uit wordt gehaald heeft gevolgen voor de interne onderwijskwaliteit; niet alleen wordt de studielast gemeten, maar het wordt ook zichtbaar waar onderwijsvernieuwingen kunnen worden toegepast voor efficiëntie en kwaliteitsverbetering. Studietijdmetingen worden veelal gebruikt ter voorbereiding van een externe visitatie (zie externe kwaliteitszorg) en voor het samenstellen van het curriculum. De informatie van de studietijdmetingen geeft indicaties of een programma te zwaar of te licht is voor de student. Sinds het academiejaar 2010-11 worden studiemetingen allemaal elektronisch afgenomen en verwerkt. In 2002 is besloten om studietijdmetingen centraal te ondersteunen. Als gevolg hiervan is in de periode 2004-2006 centraal een overschakeling geweest van retroperspectieve studietijdmeting naar een meer prospectieve studietijdmeting, die als meer betrouwbaar wordt beschouwd. Bij een prospectieve proef worden tien groepen van studenten ad random geselecteerd. Elke groep registreert twee weken van de studie. Per half uur kunnen ze in die weken bijhouden welke leeractiviteit ze doen, met wie, waar, met welk hulpmiddel en voor welk opleidingsonderdeel. Voor studies met minder dan 70 studenten en voor bloken examenperiodes worden andere termijnen en groepen gehanteerd. Uiteindelijk zouden de resultaten van de studietijdmeting al dan niet moet leiden tot een verandering van de ECTS en de studiefiche.
Per faculteit Zoals reeds vermeld is kwaliteitszorg aan de UGent in grote mate gedecentraliseerd. Faculteiten hebben een grote mate van onafhankelijkheid bij het invullen van
kwaliteitszorgprocedure. Dit houdt in dat regels per faculteiten verschillen inzake onderwijsevaluaties, opvolging en verwerking. Er is een grote verscheidenheid in redenen en regels wanneer een onderwijsevaluatie wordt gehouden, waarin geen directe rode lijn te vinden is. Wel is er een algemene trend in procedures rondom onderwijsevaluaties te identificeren. Die is als volgt: ruwe resultaten van de evaluaties worden naar de docent en een evaluatiecommissie gestuurd. De evaluatiecommissies bestaan meestal uit geselecteerde leden van de KCO en zijn ook bekend onder de naam „bureaus‟ of „subcommissies‟. De commissie stelt een voorlopig rapport op dat aan de docent wordt gestuurd. Hierna worden het voorlopig rapport en het commentaar van de docent besproken door de KCO, en tezamen vormen deze drie elementen het definitieve verslag. Afhankelijk van de faculteit wordt dit verslag teruggekoppeld naar de onderwijsdirecteur of opleidingscommissie. Meestal heeft een negatieve beoordeling een gesprek met de onderwijsdirecteur tot gevolg. Additionele instrumenten kwaliteitszorg Naast onderwijsevaluaties en andere centrale kwaliteitsinstrumenten kunnen faculteiten er voor kiezen om andere instrumenten voor kwaliteitsmeting in te zetten. Focusgroepen, ter aanvulling op onderwijsevaluaties, zijn bij sommige faculteiten mogelijk. Bij de Faculteiten van Letteren en Wijsbegeerte, Economie en Bedrijfskunde en Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen zijn focusgroepen, op aanvraag van de KCO of opleidingscommissie, mogelijk. De Faculteit Rechtsgeleerdheid heeft, in aanloop naar de visitaties, ook alumni-evaluaties, waar focusgroepen ook een onderdeel van zijn. De Faculteit Psychologie & Pedagogische Wetenschappen hanteerten ook enkel focusgroepen bij visitaties. De Faculteit Politieke & Sociale Wetenschappen is aan het overwegen om focusgroepen in te stellen. De KCO van de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur maakt, naast de individuele rapporten, ook een algemeen rapport over evaluaties voor de hele faculteit. Bij de Faculteit Diergeneeskunde wordt gebruik gemaakt van een studentenforum, waar studenten extra input kunnen leveren betreffende de onderwijsevaluaties. De Faculteiten Wetenschappen, Bio-ingenieurswetenschappen en Farmaceutische Wetenschappen hebben geen additionele instrumenten. Afwijkingen in opstellen rapport en bespreking Hoewel de procedure voor onderwijsevaluaties hierboven beschreven veelal de praktijk is bij de faculteiten, zijn er bij sommige faculteiten afwijkingen. Zo wordt bij de Faculteit Rechtsgeleerdheid het verslag opgesteld door de onderwijsdirecteur, in plaats van door een aparte commissie. Het evaluatierapport bij de Faculteit Diergeneeskunde, Bioingenieurswetenschappen, Politieke & Sociale Wetenschappen en Psychologie & Pedagogische Wetenschappen wordt door een beleidsmedewerker van de KCO opgesteld.
Bij de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen wordt het verslag naar een onderwijsevaluatiecommissie gestuurd, die bestaat uit de onderwijsdirecteur, de voorzitters van de opleidingscommissies, de ombudsman, de vertegenwoordiger van het deelkader docenten/hoofddocenten, een AAP-lid, de beleidsmedewerker van de KCO en twee studentenvertegenwoordigers. Deze commissie is uitgebreider dan bij andere faculteiten. Bij de Faculteit Farmaceutische Wetenschappen stellen de onderwijsdirecteur en de beleidsmedewerker van de KCO samen de voorlopige rapporten op. Bij bespreking van de rapporten heeft de KCO een gestructureerde opvolgingsmodule, waar drie keuzes bestaan. Optie 1 is enkel een schriftelijk rapport,optie 2 een aanvulling van een gesprek met de onderwijsdirecteur en optie drie een additioneel gesprek tussen de docent en de leden van de KCO, waar een klachtendossier van studenten wordt besproken. Opvolging en actiepunten Faculteiten hanteren veelal andere vormen van opvolging van actiepunten die na evaluaties zijn gevormd. De Faculteiten Wetenschappen, Letteren & Wijsbegeerte, Psychologie & Pedagogische Wetenschappen en Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen hebben geen aparte mechanismen om opvolging van actiepunten te monitoren. De Faculteit Rechtsgeleerdheid, Economie en Bedrijfskunde, Diergeneeskunde, Bio-ingenieurswetenschappen, Farmaceutische Wetenschappen, Politieke & Sociale Wetenschappen en Ingenieurswetenschappen & Architectuur hebben dit wel; bij een negatieve evaluatie wordt er in de opvolgende evaluatieronde een extra onderwijsevaluatie van de docent gehouden.
Studiedag Onderwijsevaluaties Doelstellingen “UGent is een label dat staat voor kwaliteit en durven denken” staat vermeld op de website van de UGent. Hiermee geeft de universiteit al meteen aan dat kwaliteit een belangrijk aspect is van het onderwijs aan de instelling. Een belangrijk onderdeel van die kwaliteitszorg, die de UGent zo hoog in het vaandel draagt, zijn de onderwijsevaluaties. Ze geven de studenten de kans hun mening over het onderwijs kenbaar te maken. De studenten zijn namelijk de afnemers van het onderwijs aan de instelling en zien de kwaliteit van dat onderwijs in de praktijk.
Ondanks de belangrijke rol en voordelen van de onderwijsevaluaties, ook voor studenten, is er weinig animo onder de studenten om deze evaluaties in te vullen. Dat heeft verschillende grote gevolgen. Allereerst zorgt het voor een daling van representatie van de evaluaties, waardoor de wel verkregen informatie niet als significant wordt beschouwd. Ten tweede zorgt een lage participatiegraad voor een tekort aan input voor de verbetering van de lessen. Vakken kunnen niet worden bijgestuurd wegens een tekort aan feedback, waardoor toekomstige studenten van het vak dezelfde problemen zullen tegenkomen, met negatieve consequenties voor de kwaliteit van het onderwijs tot gevolg.
Studentenvertegenwoordigers, zowel algemene als die in de faculteitsraden, hebben een belangrijke rol in het verhogen van de participatiegraad. Zij zijn immers de schakel tussen de studenten en de universiteit zelf en hebben directe kanalen om de studenten te bereiken. Verschillende faculteiten en studentenvertegenwoordigers hebben al initiatieven genomen om studenten te motiveren, maar er zijn ook faculteiten die hier nog geen activiteiten voor hebben gepland.
De GSR wil faculteiten en studentenvertegenwoordigers graag motiveren en helpen om hun rol in de problematiek van de participatie in onderwijsevaluaties op te nemen. Daarom organiseerde de GSR een kennismiddag waar ideeën en praktijk konden uitgewisseld worden en problemen besproken konden worden. Dat gebeurde ten eerste door middel van presentaties, die de rol van de onderwijsevaluaties in de kwaliteitszorg en ook het aandeel dat de studenten hierin spelen moesten verduidelijken, hier en elders in Vlaanderen. Vervolgens konden meningen uitgewisseld worden rond de discussietafels, die rond vier thema‟s georganiseerd werden. De GSR beoogde hiermee de studentenvertegenwoordigers te versterken in hun rol. Het uiteindelijke product van de
studiedag is dit handboek onderwijsevaluaties, dat een bundeling van de problematiek en good practices vormt. Studentenvertegenwoordigers uit alle faculteiten kunnen hierop terugvallen.
Discussiethema’s Na de presentaties in de namiddag, werden de studentenvertegenwoordigers uitgenodigd om deel te nemen aan de discussietafels. Ze werden verdeeld in vier groepen, die rond evenveel tafels over een bepaald thema discussieerden. Na twintig minuten werd er doorgeschoven op zo‟n manier dat iedereen in een andere groep en bij een nieuw thema terechtkwam. De samenvatting van de gevoerde discussies worden in dit hoofdstuk per thema samengevat.
Communicatie opvolging resultaten voor studenten Inleiding
De communicatie over de resultaten van de onderwijsevaluaties of de opvolging ervan is tot op heden geen belangrijk aspect van de onderwijsevaluaties. Als gevolg daarvan wordt er in sommige faculteiten helemaal niets gecommuniceerd, in andere via de studentenvertegenwoordigers en heel uitzonderlijk komt er een algemeen rapport op de KCO website. Over het algemeen kan er dus gesteld worden dat de studenten nooit actief geïnformeerd worden over wat de onderwijsevaluaties opleveren of tewerkstellen. Of meer communicatie al dan niet een oplossing zou kunnen bieden voor de lage deelnemersaantallen aan de evaluaties, wordt in de onderstaande paragrafen besproken.
Discussiepunten en reacties
Een eerste vraag die rijst bij dit onderwerp is of dat soort communicatie naar de studenten toe wenselijk is en wat de mogelijke effecten ervan kunnen zijn. Hier werd door de aanwezigen eerst de kanttekening gemaakt dat niet enkel de resultaten gecommuniceerd moeten worden, maar dat het uitleggen van het doel en de werking van de evaluaties minstens even belangrijk is. Vervolgens werden de mogelijke effecten ervan besproken. Er werd aangehaald dat de communicatie van de resultaten en het gevolg dat eraan gegeven wordt een motiverend
effect kan hebben op de studenten. Als er niet gecommuniceerd wordt, kunnen de studenten het gevoel krijgen dat hun deelname nutteloos is. Er is ook een controle-effect; de legitimiteit van de evaluaties wordt hierdoor verhoogd, wat dan weer als effect kan hebben dat meer studenten willen deelnemen. Ten slotte werd er ook een mogelijk negatief effect genoemd, namelijk de stigmatisering van lesgevers met een iets negatievere evaluatie. Of dat effect er al dan niet zal komen, hangt sterk af van wat er juist gecommuniceerd wordt. Dat was meteen ook het volgende discussiepunt.
Daarbij was de vraag, indien communicatie wenselijk is, wat er dan juist gecommuniceerd moet worden. Zijn het de resultaten van de evaluaties, en/of de gevolgen die eraan gegeven zullen worden? Moet dat algemeen gebeuren (dus anoniem) of gedetailleerd? Ook hierbij werd gevraagd de mogelijke effecten van de verschillende aanpakken te bespreken.
Met betrekking tot de inhoud van wat gecommuniceerd moet worden, waren de aanwezigen het er over eens dat dat zowel de resultaten als het gevolg dat eraan gegeven wordt, samen gecommuniceerd moeten worden. Het heeft niet veel nut enkel de resultaten openbaar te maken. Er werd ook voorgesteld het deelnemersaantal mee te delen –om zo de legitimiteit te verhogen- en het verslag misschien toe te spitsen op specifieke opmerkingen die de studenten maken in de evaluaties – om zo het gevoel dat de evaluaties nuttig zijn te vergroten-. Wat dan weer de manier waarop er gecommuniceerd moet worden betreft, liepen de meningen meer uiteen. Een paar aanwezigen vonden dat het voldoende is de algemene trends te communiceren, om zo stigmatisering te voorkomen. Dat kan bijvoorbeeld door per jaar een overzicht te geven in plaats van per vak. Anderen vonden dan weer dat een rapport per vak (maar zeker niet per professor) de privacy niet schendt en dus moet kunnen. Een alternatief is de keuze te laten aan de professoren wat er al dan niet openbaar zal gemaakt worden, waarbij natuurlijk het risico bestaat dat vaak enkel positieve opmerkingen zullen meegedeeld worden en de studenten nog steeds het gevoel zullen hebben dat er niet rekening werd gehouden met hun mening. Een ander idee was een lesgever proberen te vinden die bereid is zijn resultaten (zowel positieve als negatieve) kenbaar te maken. Ten slotte werd er ook nog voorgesteld om de communicatie op een ludieke manier te laten verlopen, bijvoorbeeld door het uitreiken van een oorkonde aan de professoren. Op die manier kan het iets aantrekkelijker gemaakt worden voor de studenten.
Op de vraag via welke kanalen die eventuele communicatie dan zou moeten verlopen, kwamen er vele antwoorden. Dat het elektronisch moet gebeuren, daar was iedereen het over eens. Sommigen stelden voor het via e-mail te doen, anderen dan weer via Minerva en er kwam ook een voorstel de evaluatie van het vak in de ECTS-fiche op te nemen. Er werd echter bemerkt dat dat problemen kan geven als het vak van lesgever verandert. Ook over door wie de communicatie moet gebeuren, was men het niet eens. Dat kan op centraal niveau gebeuren of op facultair niveau (via de opleidingscommissies en/of de studentenvertegenwoordigers).
Ten slotte werd de transparantie van het verwerkingsproces nog besproken. Enkele studentenvertegenwoordigers vonden dat dat proces nu al transparant genoeg verloopt voor de studenten die er interesse in hebben. Anderen dan weer vonden het heel moeilijk dat proces transparant te laten verlopen, maar denken dat de studenten sneller zullen deelnemen indien de werking en het doel op voorhand duidelijk toegelicht zouden worden.
Conclusies
De aanwezigen waren het er over eens dat meer communicatie over de onderwijsevaluaties wenselijk is. Daarbij vinden ze niet enkel het openbaar maken van de verbeteringen belangrijk, maar ook duidelijke uitleg over het doel en de werking van de evaluaties kan een positief effect hebben. De studenten worden hierdoor geresponsabiliseerd en zouden meer gemotiveerd zijn om deel te nemen. Het meedelen van de resultaten echter is een delicate kwestie. Een mogelijk negatief effect van te gedetailleerde informatie is de stigmatisering van professoren. Voor- en nadelen moeten hierbij dus nauwkeurig afgewogen worden.
Manieren van bevragen Inleiding
Tot het academiejaar 2006-2007 werden de enquêtes voor de onderwijsevaluaties opgesteld per faculteit. In dat academiejaar vond echter een uniformering van de enquêtes op
centraal niveau plaats. De bevraging bestaat sindsdien uit een twintigtal stellingen waarmee de studenten zich op een vijfpuntenschaal al dan niet akkoord kunnen verklaren. Op het einde van de bevraging krijgen de studenten de kans om in open vragen nog bijkomende positieve en negatieve feedback te geven en suggesties te formuleren. De bevraging verloopt in sommige faculteiten elektronisch, in andere schriftelijk. Naar aanleiding van een nota van de faculteit FEA, werd er op 15 februari op de onderwijsraad beslist een werkgroep op te richten om de vragen van de enquête kritisch te bekijken. Zowel de inhoud als methodologie zullen daar besproken worden. Op de studiedag kregen de aanwezigen al de mogelijkheid om over de manier van bevragen te reflecteren.
Discussiepunten en reacties
Eerst en vooral werden de voor-en nadelen van zowel schriftelijke en elektronische enquêtes besproken. Er is gebleken dat bij schriftelijke enquêtes het deelnemersaantal groter is. Dat komt omdat het bereik groter is en de studenten meer druk voelen om de evaluaties in te vullen. De studenten zijn ook gemotiveerder als ze de vragenlijst tijdens de lesuren invullen in plaats van thuis elektronisch. Naast meer respons levert het dus ook uitgebreidere antwoorden op. Aan de andere kant is schriftelijke bevraging echter niet haalbaar in grote groepen, bijvoorbeeld in bachelorjaren van 700 á 800 studenten. De verwerking vraagt overigens altijd veel meer werk dan bij een elektronische ondervraging. Ten slotte bestaat ook het gevaar dat men bij het verplicht invullen geen eerlijke antwoorden geeft, of zich laat beïnvloeden door de medestudenten, wat dan weer een verkeerd beeld geeft. De respons mag dan wel groter zijn, maar de antwoorden zijn misschien minder representatief dan bij een elektronische bevraging. Hoewel de elektronische evaluaties dus duidelijk een kleinere participatiegraad als gevolg hebben, zijn er ook verschillende voordelen. Zoals reeds gezegd werd, gebeurt de verwerking sneller. Het is bovendien ook een goedkopere manier van evalueren. Voor wat betreft de studenten, is dit een flexibelere manier van evalueren; men kan de vragenlijst invullen wanneer en waar men wilt en er op verschillende moment aan voortwerken. De antwoorden zullen ook persoonlijker zijn, aangezien beïnvloeding van medestudenten hier minder zal zijn dan in een leslokaal. Naast het reeds genoemde neveneffect, hebben de elektronische enquêtes ook als nadeel dat de studenten zich minder moreel verplicht voelen om deel te nemen. Ook het tegengestelde komt echter voor, namelijk dat niet-reguliere studenten de enquête elektronisch invullen en verkeerde informatie geven, wat niet mogelijk is als men de vragen in de les laat invullen.
Beide vormen hebben dus zowel hun voor- als nadelen, de aanwezigen kwamen dan ook tot de conclusie dat of men al dan niet elektronisch evalueert, zou moeten afhangen van de faculteiten want die keuze is sterk afhankelijk van de context. Centraal zouden beide mogelijkheden moeten voorzien worden.
Naar aanleiding van die conclusie werd er ook gediscussieerd over de noodzakelijkheid van het uniforme evaluatiesysteem. De vraag werd gesteld of dat systeem nuttig is gebleken, of dat het beter lijkt terug te keren naar een facultair systeem? De studentenvertegenwoordigers vinden dat een centrale format zeker wenselijk is, maar dat de flexibiliteit van voorheen moet behouden worden. Dat kan bijvoorbeeld door middel van een format waarvan een deel algemeen is, een deel afhankelijk is van het soort vak en een derde deel afhankelijk van de faculteit. Zo zou de uniformiteit behouden worden maar is er ook de mogelijkheid te personaliseren.
Vervolgens werd er over gegaan tot het bespreken van de vragen. Dekken de huidige vragen de lading, of zijn ze eerder een populariteitspoll? Welke is de informatie die men uit de evaluaties wilt halen? Sommige aanwezigen bemerkten dat het moeilijk is te vermijden dat de populariteit van de vakken wordt gemeten. Anderen wierpen tegen dat de vragen opgesteld worden door methodologen, en dat het gevoel dat het hier om een populariteitspoll gaat misschien eerder een misleidend buikgevoel is.
Ten slotte werd ook het moment van evaluatie besproken. Dat is nu bij veel opleidingen eind mei, omdat alle studenten dan nog via hun Minerva-account te bereiken zijn. Maar de evaluaties van de vakken van het tweede semester zijn dan nog niet achter de rug, waardoor niet alle vragen beantwoord kunnen worden. De studentenvertegenwoordigers gaan akkoord dat de meerwaarde van de antwoorden die men na de examens verkrijgt, opweegt tegen een eventuele kleinere respons op evaluaties na de examens. De leerresultaten vormen namelijk een belangrijk onderdeel van de onderwijsevaluaties en bij een evaluatie in mei kunnen die voor het tweede semester nog niet beoordeeld worden.
Conclusies
Over het algemeen lijken de studentenvertegenwoordigers tevreden over de huidige onderwijsevaluaties, zeker wat betreft de aard van de vragen. Over de uniformering zijn er echter nog wat bedenkingen. Zo komt men tot de conclusie dat een uniform format zeker nuttig is, maar dat variatie afhankelijk van de faculteit en het soort vak ook gewenst is. Ook
de keuze tussen het elektronisch of schriftelijk evalueren moet op facultair niveau gemaakt worden, vindt men. De ideale combinatie is er dus een tussen een centraal opgesteld format, met flexibiliteit voor de faculteiten zelf. Ten slotte suggereerden de aanwezigen nog dat de onderwijsevaluaties idealiter plaatshebben na de examens van de te evalueren vakken.
Hoe activeren van studenten? Inleiding
Over het algemeen hebben de onderwijsevaluaties heel lage deelnamecijfers. Om de representativiteit en waarde van de evaluaties te verhogen, zouden er veel meer studenten aan moeten deelnemen. Ook voor de bruikbaarheid van de resultaten is dat cruciaal, er is namelijk een minimumrespons nodig om een gevolg te kunnen geven aan de onderwijsevaluaties. Bij vakken met meer dan 45 studenten gaat dat over 30%, indien er minder studenten voor een bepaald vak ingeschreven zijn, ligt dat percentage nog hoger. Die percentages worden spijtig genoeg niet altijd gehaald. De redenen en mogelijke oplossingen voor die lage participatiegraad worden in onderstaande paragraaf besproken.
Discussiepunten en reacties
Om tot een oplossing te kunnen komen, is het belangrijk eerst het probleem duidelijk te definiëren. Daarom bespraken de studentenvertegenwoordigers eerst de mogelijke redenen voor de schijnbare desinteresse van de studenten. Een eerste reden die aangehaald werd, is de lengte van de enquêtes. Sommige aanwezigen denken dat de evaluaties meer respons zouden krijgen indien ze korter en krachtiger zijn. Ook de e-mails zouden niet bondig genoeg zijn. Anderen reageerden echter dat het lage deelnamecijfer niet aan de lengte van de enquêtes ligt, maar wel aan de overbevraging van sommige groepen studenten sinds de bevragingen online gebeuren. Er zou meer rekening moeten gehouden worden met de verdeling van de enquêtes tussen de verschillende studentengroepen. Ten slotte werd er ook nog opgemerkt dat goede vakken vaak niet geëvalueerd worden omdat men het niet nodig acht en dat er soms te veel tijd ligt tussen het vak en de bevraging.
Vervolgens brainstormden de aanwezigen over mogelijke strategieën om de deelname te verhogen (sommige van de ideeën werden reeds getest en succesvol bevonden). De genoemde ideeën zijn op te splitsen tot een deel die bestaan uit een beloningsstrategie en
een deel die structurele strategieën, in dit geval een verbetering van de communicatie, beter vinden. In het kader van een beloningsstrategie werd verwezen naar de presentatie die Thijs van de Brande, voormalig ondervoorzitter van LOKO, over de onderwijsevaluaties aan de KULeuven eerder die dag gaf. Daar werd het behalen van de 50% participatiegraad namelijk verbonden aan het vrijgeven van de locatie en het tijdstip van de kaartenverkoop van een populair event. Een van de aanwezigen dacht er bijvoorbeeld aan de kaartenverkoop van de Dies Natalis fuif op dezelfde manier aan de onderwijsevaluaties te koppelen. Ook de samenwerking met de studentenvereniging om reclame te maken blijkt zowel aan de KULeuven als bijvoorbeeld aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur een succes te zijn. Daar stellen de studentenvertegenwoordigers een budget ter beschikking van VTK om promotie te voeren voor de onderwijsevaluaties. Andere studentenvertegenwoordigers dachten echter dat de studenten niet zozeer beloond, maar eerder geresponsabiliseerd moeten worden. Dat zou op langere termijn meer vruchten afwerpen dan belonen. Responsabilisering brengt namelijk een mentaliteitswijziging teweeg, belonen niet. Responsabilisering kan vooral verwezenlijkt worden door een betere communicatie. De studenten weten nu meestal namelijk niet wat het nut is van de onderwijsevaluaties. Het geven van feedback is dus cruciaal indien men de mentaliteit wil veranderen.
Ten slotte werd er besproken bij wie het initiatief hiervoor moet liggen. De aanwezigen gaven aan dat de faculteiten vaak verwachten dat de studentenvertegenwoordigers hiervoor de verantwoordelijkheid nemen, waardoor die dan vaak de dupe zijn als de targets niet gehaald worden. Men vindt dat de studenten moeten gefaciliteerd worden door de universiteit. De studenten mogen niet opgezadeld worden met de logistiek. De uiteindelijke verantwoordelijke voor het verhogen van de participatie is de instelling. Idealiter is er echter een samenwerking tussen de professoren, de studenten en de universiteit. De professoren zouden zelf bijvoorbeeld voor de gewenste feedback kunnen zorgen door terugkoppeling aan het begin van het academiejaar. Maar ook de studenten spelen een belangrijke rol. Studentenvertegenwoordigers kunnen de evaluaties dichter bij de studenten brengen door lesbezoeken. Ook samenwerking met de studentenverenigingen werd al genoemd als een succes.
Conclusies
De aanwezigen stellen twee methodes voor om de deelname te verhogen. Ten eerste denken ze aan een systeem waarbij de studenten beloond worden indien de evaluaties worden ingevuld, waardoor ze ook meer bekendheid krijgen. Ten tweede kunnen de studenten ook geresponsabiliseerd worden door een betere communicatie over het effect
van de onderwijsevaluaties. Beide strategieën vereisen een samenwerking tussen professoren, de universiteit en de studenten (waaronder zowel de studentenvertegenwoordigers als de verenigingen wordt verstaan).
Andere methodes van kwaliteitsbevraging? Inleiding
Interne onderwijskwaliteitszorg wordt aan de UGent zowel op facultair als op centraal niveau georganiseerd. Op facultair niveau betreft het hier de opleidingscommissies, de ombudsdiensten en de KCO‟s. Op centraal niveau worden vooral de onderwijs- en opleidingsevaluaties georganiseerd en opleidingen en trainingen voor de docenten. Voorts wordt ook de studietijd gemeten en wordt er bij de alumni afgetoetst over de overgang naar de arbeidsmarkt.
Discussiepunten en reacties
Eerst werd er gevraagd om te brainstormen over alternatieven naast de onderwijsevaluaties. Dat leverde een hele lijst aan ideeën op: -
Permanente evaluatie doorheen het jaar, vooral voor nieuwe proffen Externen (experten) die lessen bijwonen en zo constructieve kritiek kunnen geven. Hier zou het kostenplaatje echter een probleem kunnen vormen. Peer evaluaties tussen professoren, zodat ze good practices kunnen uitwisselen. Er is uiteraard gevaar voor vijandelijkheid tussen professoren en stigmatisering. Een shoutwall met de meningen van de studenten Opiniepeilingen Een externe evaluatie door gespecialiseerde instanties, omdat de evaluatie dan objectiever zou verlopen Toetsing van het cursusmateriaal aan het werkveld Het analyseren van de slaagpercentages, met speciale aandacht voor uitschieters naar zowel boven als beneden
Vervolgens ging men over tot het bespreken van de voor- en nadelen van enkele reeds bestaande alternatieven. Eerste op de lijst was het oprichten van focusgroepen. De aanwezigen zagen als voordeel vooral de kwaliteit van de informatie die hiermee bekomen wordt. Het is namelijk heel concrete info en de antwoorden zijn genuanceerd aangezien er
ruimte is voor discussie. Een groot nadeel is echter de praktische kant ervan; het lijkt niet mogelijk focusgroepen systematisch te organiseren. De kans is groot dat de drempel voor de doorsneestudent te hoog is en de groepen niet representatief zullen zijn voor de hele onderwijspopulatie. Ook de alumnibevragingen en het bevragen van het werkveld werden onder de loep genomen. De aanwezigen gaan ermee akkoord dat het nuttig kan zijn om te zien in hoeverre de opleiding op het werkveld is afgestemd. Er werd echter de kanttekening gemaakt dat de resultaten van de opleidingsevaluaties zeker meer moeten doorwegen. De vraag rijst of de opleidingen wel praktijkgericht moeten zijn. De studentenvertegenwoordigers kwamen tot de conclusie dat een combinatie van de huidige bevragingsmethodes met nieuwe methodes de optimale manier is om aan kwaliteitsbevraging te doen.
Conclusies
De studentenvertegenwoordigers kwamen samen tot heel wat alternatieven voor de huidige opleidingsevaluaties, maar blijven overtuigd van de efficiëntie van die laatste. Men lijkt het er over eens dat de huidige kwaliteitsbevragingsmethodes centraal moeten blijven staan, maar ze eventueel wel aangevuld kunnen worden met nieuwe methodes om extra informatie te bekomen. Alle bekomen informatie moet wel in de context van de bevraagde groep gezien worden.
Uitdagingen voor de toekomst Dat de Universiteit Gent een sterk onderbouwd kwaliteitsborgingsysteem heeft, is na deze bespreking wel duidelijk. Met de studenten willen we dan ook graag helpen aan de verdere uitwerking ervan en kijken hoe we dit nog meer kunnen optimaliseren. Alle opmerkingen, aanbevelingen en suggesties die tijdens de studiedag gemaakt zijn, zullen dan ook verder uitgebouwd en besproken worden. Met de frisse kijk die alle aanwezige studentenvertegenwoordigers ons geboden hebben op de onderwijsevaluaties, kan er veel verbeterd worden. Want ook de kwaliteit van het kwaliteitsbewakingssysteem moet omhoog, ook daar is altijd ruimte voor verbetering. De komende jaren zullen een sterke uitdaging vormen voor kwaliteitszorg in het hoger onderwijs. Dit door de omvorming van het accreditatiesysteem van een externe opleidingsvisitatie naar een combinatie van een instellingsreview en een (zeer beperkte) externe opleidingsbeoordeling. Het doel wordt niet meer de kwaliteit van elke opleiding afzonderlijk door externen te laten testen. Nu zullen de universiteiten zelf garant moeten staan voor hun kwaliteitsbewaking en dit ook elke zes jaar bewijzen aan een externe instellingsreview. Eens die review een gunstig advies geleverd heeft over de kwaliteitszorgcyclus, zoals dat heet, kan de opleidingsvisitatie sterk gereduceerd worden. Aan de UGent wordt er dan ook nu al gewerkt aan zo'n kwaliteitszorgcyclus, die alle hierboven beschreven elementen (onderwijsevaluaties, alumnibevragingen, studietijdmetingen en externe evaluaties) zal bundelen in een methodiek van opvolging, toetsing en verbetering. Als studenten willen we uiteraard graag een sterke rol spelen in het uitbouwen van deze cyclus. De op de studiedag besproken aanbevelingen kunnen hier als startpunt dienen.
Bijlagen Bijlage 1: Uitleg van de bedoeling van de middag en het programma door de dagvoorzitter, Gertjan Dewaele Beste studentenvertegenwoordigers, Als bestuurder onderwijs-intern bij de Gentse Studentenraad en organisator van deze dag wil ik jullie ook bedanken voor jullie aanwezigheid. Maar eigenlijk ook vooral voor de input die jullie gedurende deze dag zullen aanbrengen. Laat ik jullie eerst kort aan elkaar voorstellen. We zitten hier met een gemengd publiek van enerzijds facultaire studentenvertegenwoordigers, die vaak dicht bij de onderwijsevaluaties betrokken zijn en die ook de communicatie en opvolging doen. Anderzijds hebben we ook enkele gasten vanuit de andere Vlaamse hogescholen en universiteiten, die inzicht kunnen geven in hoe onderwijsevaluaties en kwaliteitszorg werken elders in Vlaanderen. Nu, laat ons ineens beginnen met een overzicht van het programma. 13.30-14.00 Welkom met broodjes 14.00-14.10 Welkomstspeech (Tijs Vogelaere, Voorzitter GSR) 14.10-14.20 Uitleg van de bedoeling van de middag en het programma (Gertjan Dewaele, Bestuurder onderwijs-intern GSR) 14.20-14.50 Presentatie over Kwaliteitszorg aan de UGent (Luc Van de Poele, Dienst Onderwijsaangelegenheden) 14.50-15.00 Onderwijsevaluaties aan de KULeuven (Thijs van de Brande, Ondervoorzitter LOKO) 15.00-15.30 Presentatie van drie facultaire studentenraden (Pieter Simons, FEA) (Gerald Vermeiren, FEB) (Ineke De Bisschop, FPSW)
15.30-17.00 Discussietafels
4 rondes van 20 minuten, waarna er gewisseld wordt van tafel. Per discussietafel wordt er een bepaald probleem rondom onderwijsevaluaties worden besproken, samen met ideeën om het probleem aan te pakken.
Onderwerpen 1) Communicatie opvolging resultaten voor studenten 2) Manieren van bevragen 3) Hoe activeren van studenten? 4) Andere methodes van kwaliteitsbevraging?
De discussiesessies zullen ook doorgaan in deze zaal, aan de vier opgestelde tafels. Ieder van jullie krijgt een nummer, nummers 1-2 behandelen eerst onderwerp 1, nummers 3-4 onderwerp 2, etc. Na 20 minuten geven we een seintje en daarna wordt er doorgeschoven. Mensen met oneven nummers gaan van 1 naar 2, van 2 naar 3, etc. Mensen met een even nummer gaan in de omgekeerde richting. Zo is er ook wat variatie in de mensen die je aan de discussietafels ziet en kan er optimaal kennis uitgewisseld worden.
17.00-17.30 Koffiepauze (om 17h30 begin v.h. avondprogramma)
Bijlage 2: Presentatie over Kwaliteitszorg aan de UGent, met specifieke aandacht voor onderwijsevaluaties door Luc Van de Poele
Bijlage 3: Voorstelling van onderwijsevaluaties aan de KULeuven door Thijs van de Brande van LOKO 2
Online Onderwijsevaluatie (docEval) tot online studentenbevraging over onderwijs 2006-2011 Studiedag onderwijsevaluaties - Gent – 3 mei 2011
Thijs Van den Brande – ondervoorzitter LOKO
Studiedag onderwijsevaluaties – Gent – 3 mei 2011
Versie 1.0 (2006-2007) Praktisch: • Enkel bachelors (+9 schakel, 4ma, 1manama) • 2 jaarlijkse vakken in 2008-2009 • Veel reclame door K.U.Leuven en studentenverenigingen
De vragen zijn niet optimaal en ik heb niet alles kunnen zeggen
2
3
Studiedag onderwijsevaluaties – Gent – 3 mei 2011
Versie 1.1 (2008-2009) Praktisch: • Alle opleidingen • Vragenlijsten licht herwerkt • Massa promo door de studentenverenigingen • Respons <45%
Wordt er wel iets met mijn mening gedaan? Heeft het wel zin?
3
Studiedag onderwijsevaluaties – Gent – 3 mei 2011
Versie 1.2a (2010-2011) Praktisch: • Semestrieel (kortere lijsten) • Vragenlijsten licht herwerkt • Massa promo door de studentenverenigingen (Facebook blijkt niet genoeg)
Enorme inspanningen voor 50% te halen, misschien moeten we het systeem herzien
4
3
Studiedag onderwijsevaluaties – Gent – 3 mei 2011
Wat bleef er hetzelfde? • Online bevraagd (centrale ondersteuning) • Vaste vragenlijst, door de faculteit bepaald • Slechts 1 open commentaarvak (niet altijd op actief) • Contextualisatie door de docent • Onderwijsdossier van de docent • Verwerking in vertrouwelijke commissie
5
Participatie in Leuven > LOKO AV 18 februari 2011
Onderwijsevaluatie 2.0
? 1.
Inzetten op meerdere vormen van kwaliteitszorg die structureel ingebed worden.
2.
Behoud van online studentenbevraging onderwijs als alarmbel
3.
Meer diepgaande tools nodig om de vinger aan de pols te leggen
4.
Transparantie naar studenten noodzakelijk
Bijlage 4: Presentatie over de onderwijsevaluaties aan de Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur door Pieter Simons
Bijlage 5: Presentatie over de onderwijsevaluaties aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde door Gerald Vermeiren
Gerald Vermeire Lid Faculteitsraad Economie & Bedrijfskunde Lid Kwaliteitscel Onderwijs FEB
Karakteristiek aan onderwijsevaluaties aan de FEB: Alle onderwijsevaluaties gebeuren schriftelijk op papier
Eerste week van het semester na het volgen van het geëvalueerde opleidingsonderdeel Tijdens een les Medewerker onderwijskwaliteitszorg geeft korte uitleg bij de evaluatie
In de regel om de twee jaar Jaarlijkse evaluatie indien te verbeteren punten gesignaleerd werden
Optisch formulier: ◦ ◦ ◦ ◦
Gesloten meerkeuzevragen Vijfpuntenschaal Inlezen door DICT Centrale verwerking
Vragenlijst met open vragen: ◦ Vijf kerndomeinen ◦ Zowel positieve als te verbeteren punten ◦ Verwerking op facultair niveau
Kwaliteitscel Onderwijs Studentenvertegenwoordigers worden van nabij betrokken
Lesgever krijgt kans tot reactie Focusgroep Te verbeteren punten worden opgevolgd Nieuwe evaluatie jaar nadien
Hogere responsgraad vanwege studenten Betrokkenheid student is hoger => hogere kwaliteit van input
De schriftelijke evaluatie op papier biedt volgens ons een meerwaarde, die de extra benodigde tijd en kosten rechtvaardigt
Bijlage 6: Verwelkoming voor het avondprogramma en toespraak over studenten als stakeholders van onderwijs en kwaliteitszorg door Gertjan Dewaele Geachte decanen, onderwijsdirecteurs, professoren, Geachte beleidsmakers en medewerkers van de UGent en andere Vlaamse instellingen, Maar bovenal Beste studentenvertegenwoordigers,
Als bestuurder Onderwijs-intern van de Gentse Studentenraad en als organisator wil ik u graag allen welkom heten bij deze studiedag. Of correcter, bij het avonddeel van deze studiedag.
Met de studentenvertegenwoordigers zijn we immers al een namiddag aan het werk. Over het resultaat hiervan, de tips en suggesties die uitgewisseld en de pijnpunten die aangekaart zijn, hoort u straks meer. Maar ik kan al een tipje van de sluier oplichten en zeggen dat het een uiterst boeiende namiddag was. Daarom wil ik ook alle studentenvertegenwoordigers bedanken voor hun waardevolle input en hun kritische reflecties over de onderwijsevaluaties en kwaliteitszorg in het algemeen.
Want, hoewel we als studenten slechts een vijftal jaar aan onze alma mater blijven, toch bouwen we heel snel een mening op. We worden kritisch, we denken na over de maatschappij rond ons, maar ook over de UGent zelf. Niet verwonderlijk natuurlijk, als de slogan van onze universiteit “Durf Denken” is.
En uiteraard ontsnappen onze lesgevers en onze cursussen ook niet aan die mening. Dankzij de onderwijsevaluaties kunnen we dan ook onze opmerkingen ventileren en zo ons steentje bijdragen tot de verbetering van het onderwijs. Ons oordeel over een prof is soms lovend, soms kritisch, soms constructief, maar ook soms wat ongenuanceerd. Maar ons oordeel is altijd relevant.
Wij zijn het namelijk die telkens in de les zitten en die zwoegen op de syllabi en slides. Wij zijn het die de oefeningen, practica en examens maken en die liefst ook feedback krijgen. Wij, de studenten van deze universiteit, zijn de afnemers van het onderwijs en we hebben er dan ook alle belang bij dat dit van excellente kwaliteit is.
En daarom willen we dan ook graag betrokken zijn bij het monitoren en verbeteren van deze kwaliteit. En dit op alle mogelijke niveau‟ s en fora‟s. Het belangrijkste zijn uiteraard de onderwijsevaluaties. Deze laten toe een vinger aan de pols te houden bij elke les en lesgever en input te krijgen van een grote groep studenten. Door het invullen van de enquête kan iedereen die dat wil op een anonieme manier zijn ervaringen en opmerkingen aanbrengen.
Het probleem zit hem echter in de “iedereen die dat wil”. Hoe krijgen we studenten zo ver om deel te nemen aan onze onderwijsevaluaties? Want hoewel we allemaal het belang van beter onderwijs wel inzien, zijn er heel wat studenten die toch de kleine moeite van het invullen niet nemen. Dit om diverse redenen, waaronder bijvoorbeeld de toenemende hoeveelheid enquêtes, bevragingen, etc., waardoor studenten het bos niet meer tussen de bomen zien.
De facultaire studentenraden hebben hier dan ook een belangrijke taak om de onderwijs-evaluaties bij de studenten te promoten en de studenten continu te overtuigen van het belang van deze bevraging.
Vandaag hebben we reeds heel wat good practices gehoord van de studentenraden. Ik denk dat ik dan ook terecht al deze studentenvertegenwoordigers een pluim mag geven voor de reeds gedane inspanningen! En ik hoop dat jullie allemaal deze sterke werking blijven verderzetten naar de toekomst.
Hieraan verwant is ook de terugkoppeling. Door aan de studenten te rapporteren over de evaluaties en de verbeteringen die zijn aangebracht, kunnen we hen duidelijk aantonen wat het belang van deze onderwijs- evaluaties is. Het is echter zeer delicaat om deze feedback te geven, gezien de vertrouwelijkheid van de dossiers. Deze afweging was ook een thema van de studiedag, en daarover zullen de notulisten van de discussietafels straks iets meer vertellen.
Maar het invullen van de onderwijsevaluaties is niet de enige plaats waar we betrokken willen zijn. Met monde van onze vertegenwoordigers in de diverse raden en commissies willen we als studenten ook inspraak in de verwerking van de evaluaties en het opstellen van de verbetersuggesties. Zo garanderen we immers dat onze stem gehoord wordt en gebruikt wordt om iets constructiefs mee te verwezenlijken.
Want deze verbetersuggesties zijn het sluitstuk van het hele onderwijsevaluatieproces. Met de verzamelde input en de synthese die door de KCOʼ s, mét inspraak van de studenten, is gemaakt, moeten de lesgevers, opleidingscommissies en
vakgroepen aan de slag om de pijnpunten te ontmijnen. Soms zijn dit kleine veranderingen, die snel en probleemloos aangenomen kunnen worden, maar soms kan dit zeer ingrijpend zijn en echt een vak of zelfs een opleiding grondig veranderen.
Deze aanpassingen worden natuurlijk niet altijd even vlot ingevoerd. Soms is er nog extra overleg nodig om alle randvoorwaarden af te toetsen. Of, en dat komt helaas ook af en toe voor, zijn er lesgevers die gewoonweg niet bereid zijn om mee te stappen in een proces van vernieuwing en verbetering. Mensen die beslissen dat ze goed bezig zijn, ongeacht wat vanuit KCO gesuggereerd wordt, en dan zich niet willen aanpassen.
Dit is een grote uitdaging voor de huidige onderwijsevaluaties, aangezien er nu zeer weinig mogelijkheden zijn om deze problemen op te vangen. We dienen binnen de instelling een cultuur van kritische zelfreflectie en verbetering te stimuleren, waar alle lesgevers, studenten en beleidsmakers zich achter kunnen scharen. Enkel op deze manier kunnen we echt onze kwaliteitszorg en ons onderwijs in het algemeen tot een hoger niveau tillen.
Finaal wil ik graag nog even ingaan op de langetermijnvisie die de Universiteit Gent heeft uitgezet in haar strategisch plan. Met de studentenvertegenwoordigers in de Onderwijsraad zijn we heel blij te merken dat er voldoende aandacht is besteed aan onderwijs en dat er gepleit wordt voor de invoering van een uniforme kwaliteitszorgcyclus. Of zoals het plan zelf als operationele doelstelling stelt: “De kwaliteit van het onderwijs wordt opgevolgd met excellentie als maatstaf en bijgestuurd via een universiteitsbreed kwaliteitsborgingsysteem.
We willen hier echter wel twee wensen bij uitdrukken.
Vooraleerst willen we dat de studentenvertegenwoordigers, de vertegenwoordigers van dé grootste stakeholders van onderwijs en kwaliteitszorg, intensief betrokken worden bij deze kwaliteitszorgcyclus. En dit niet alleen bij de goedkeuring ervan, maar ook bij het uitdenken en vastleggen ervan en bij de effectieve implementatie. Aangezien wij sterk belang hebben in een degelijk en kwalitatief sterk proces, willen we graag betrokken zijn bij het volledige traject dat deze kwaliteitszorgcyclus zal doorlopen.
Verder hopen we ook dat men bij het opstellen van deze nieuwe procedure voldoende kritisch zal durven kijken naar de bestaande onderdelen, naar de onderwijsevaluaties in hun totaliteit en naar de huidige opvolging. De invoering van de kwaliteitszorgcyclus heeft
immers niet als doel het status quo te bewaren, het doel is zonder twijfel een zo goed mogelijk systeem krijgen, dat zo accuraat mogelijk problemen detecteert en de UGent voortstuwt naar een onderwijs dat zonder twijfel excellent kan genoemd worden.
Maar hiervoor is openheid en kritische geest nodig, dus geef ik graag nog twee woorden mee aan deopstellers en beleidsmakers van de kwaliteitszorgcyclus, naar analogie met de slogan van onze universiteit: Durf veranderen!
Nu rest mij niets meer dan nog alle GSR medewerkers en bestuursleden, studentenvertegenwoordigers en sprekers bedanken die deze dag waargemaakt hebben. Waarvoor mijn dank!
Verder kan ik u nog meedelen dat deze dag geen eindpunt is. Op basis van alle informatie de discussietafels opgeleverd hebben, de input van de facultaire studentenraden en de reeds verzamelde kennis over de onderwijsevaluaties, zullen we met de Gentse Studentenraad een draaiboek onderwijsevaluaties samenstellen naar de komende generaties studentenvertegenwoordigers toe. Stay tuned dus!
En dan geef ik nu graag het woord aan de notulist van de eerste discussietafel, die kort de bevindingen van de namiddag zal toelichten.
Bijlage 7: Toespraak door Prof. Dr. Kristiaan Versluys Beste collega‟s, Laat mij beginnen met een terugblik en de situatie schetsen zoals die bestond aan onze alma mater toen ik student en later beginnend assistent was. We spreken over de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, lang voor de grote hervorming van 1991. Professoren werden toen officieel gecatalogeerd als OP (onderwijzend personeel). Naar assistenten werd verwezen als WP (wetenschappelijk personeel), waaronder een categorie van vastbenoemden, die, in slecht Nederlands, de etiketten “eerst aanwezend assistent” of (een hogere categorie) “werkleider” meekregen. Die terminologie zegt al iets over de toenmalige verhouding tussen onderwijs en onderzoek. Een prof werd in de eerste plaats gedefinieerd door zijn (en in een zeldzaam geval, haar) onderwijsopdracht. Cursussen stonden op naam van een titularis, die in alle gevallen een lid was van het OP. Naam en faam werden verworven door het uitbouwen van een zo groot mogelijk imperium aan opleidingsonderdelen. Dat was a fortiori het geval toen tot in de jaren zestig de professoren een premie kregen voor elk examen dat ze afnamen. Binnen het carrièreverloop van een prof had de lesopdracht dus een uiterst prominente rol. Maar er heerste een quasi-absolute academische vrijheid met een minimale plicht van verantwoording. In die omstandigheden waren er uiteraard schitterende lesgevers, inspirerende persoonlijkheden, legendarische proffen zelfs. Maar er werd door sommigen ook bepaald minder goed lesgegeven zonder dat enige bijsturing, laat staan sanctionering, mogelijk was. Er is sedertdien veel gebeurd en, in vergelijking, is de situatie nu weliswaar niet perfect, maar in elk geval op vele punten aanzienlijk verbeterd. Die ingrijpende veranderingen zijn toe te schrijven aan minstens drie factoren. Ten eerste, er heerst een gewijzigde tijdsgeest. Toen ik student was begin de jaren 70, waarde de geest van „68 nog rond en studentenparticipatie is in die tijd met veel gedruis afgedwongen. Het modieuze “buzz-word” toen was „contestatie‟. Dat woord is praktisch uit het hedendaags vocabularium verdwenen. Ook “studentenbeweging” wordt nog zelden gebruikt als term. Men spreekt nu van “studentenvertegenwoordiging”. De rol van de studenten is geëvolueerd van een contestatair naar een participatief
model. Van contestatie naar participatie. Je kunt dat opvatten als een recuperatie van het revolutionair potentieel van de student en als een voorbeeld van wat de filosoof Herbert Marcuse repressieve tolerantie noemt. In een late stuiptrekking van het ‟68-gevoel bekloeg de columnist Walter Pauli van De Morgen er zich onlangs over dat studenten zich hebben laten inlijven in het systeem en dat de studentenvertegenwoordigers (met name VVS, de koepelvereniging de Vlaamse Vereniging van Studenten) te nauw aansluiten bij het academisch establishment. Men kan die evolutie echter ook op een andere manier duiden als een proces van groei en rijping. Studenten nemen nu ten volle deel aan het universitair gebeuren, ze zijn een onvervreemdbaar en algemeen aanvaard onderdeel geworden van het universitair bestuur op alle echelons en ze manifesteren zich op de verschillende bestuursniveaus van vakgroep tot Raad van Beheer op een geprofessionaliseerde manier. Getuige: de nota‟s die we krijgen van GSR en de dossiers die opgemaakt worden door VVS zijn geen opruiende pamfletten meer, maar doorwrochte werkstukken, die uitblinken door kennis van zaken, door een beheersing van de techniciteit van de dossiers en door een grote sofisticatie. Samenvattend kan men zeggen dat in de loop van de laatste drie decennia de student heel wat mondiger is geworden. De studenten hebben genoeg hefbomen in handen en bezitten het feitelijk en moreel gezag om het beleid mee te bepalen en met name om, samen met andere actoren, de vraag naar kwaliteitsvol onderwijs gestalte te geven. De participatie van de studenten uit zich concreet in de onderwijsevaluaties. Die vormen een tweede verklaringsgrond voor de verbeteringen in de onderwijskwaliteit gedurende de laatste vijftien tot twintig jaar. De eerste enquêtes dateren van 1993-4. Aanvankelijk stuitte de invoering ervan op verzet en scepsis (vanuit een situatie van minimale verantwoordingsplicht bij het professorencorps). Die weerstand is grotendeels weggeëbt. Maar hier en daar valt nog te horen dat onderwijsevaluaties niets meer zijn dan een pop poll, een populariteitstest, een tevredenheidsonderzoek. Mijn (weliswaar beperkte) ervaring als onderwijsdirecteur van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte wijst in een andere richting. Wat eerst en vooral opviel bij het verwerken van de bevragingen was de algehele tevredenheid van de studenten. Ongeveer 80 percent van de opleidingsonderdelen werden getaxeerd als goed tot zeer goed. (Diezelfde trend valt ook waar te nemen in andere faculteiten.) Daarenboven getuigden de antwoorden op de enquêtes van een grote maturiteit en betrokkenheid. Een klein percentage (5%) van de
studenten maakte patent misbruik van de anonimiteit van de bevraging om weerwraak te nemen op een prof die hen niet beviel. Maar dat waren de zeldzame uitzonderingen. Mijn ervaring leert ook dat studenten zich niet laten paaien. Wie zich als lesgever op een goedkope manier populair tracht te maken, wordt snel ontmaskerd. Overdreven inschikkelijk en toegeeflijk zijn, b.v. op examens, loont ook niet : er zijn evenveel klachten over het feit dat het examen te gemakkelijk is als te moeilijk. Met andere woorden, de evaluaties geven waardevolle en grotendeels betrouwbare feedback. Wie wil, kan daar profijt mee doen. In sommige gevallen is in opeenvolgende evaluaties duidelijk merkbaar hoe bepaalde lesgevers met de opmerkingen van de studenten rekening houden en er op die manier in slagen jaar na jaar de doeltreffendheid van hun lessen te verhogen en de kwaliteit te verbeteren. Dit neemt niet weg dat een paar problemen bij het evaluatieproces blijvende aandacht vragen: - hoe de participatiegraad verhogen of in stand houden en hoe de evaluatie-moeheid bij studenten bestrijden? - hoe de formulering van de vragen adequater en transparanter maken? - hoe de verwerking (statistisch) optimaliseren? - wat te doen met lesgevers die jaar na jaar zwak scoren? - bij zwakke prestaties is het verbetertraject en de opvolging ervan adequaat en efficiënt? In de context van de discussie over de onderwijsevaluaties wordt ook soms de opmerking gehoord dat wie als examinator streng quoteert, daar nadeel van ondervindt bij de evaluaties. Studenten zijn geen onthechte monniken. Als studenten de perceptie hebben dat een examenresultaat niet in evenredigheid is met de inspanningen die ze hebben geleverd, vertaalt zich dit in een strenger oordeel voor de lesgever. Dit is een moeilijk punt. In een universitaire context moeten proffen veeleisend blijven. Dit betekent dat de lat hoog ligt en moet blijven liggen. Maar de bedoeling moet altijd zijn zoveel mogelijk studenten over die lat te tillen.
Er mag en er moet van de studenten een serieuze inspanning gevraagd worden. Wat je aan de unief leert, daar moet je het mee stellen voor de rest van het leven. Hier wordt het intellectueel kapitaal opgebouwd, waarop je een beroep zult doen voor de komende vijftig jaar. Je leert natuurlijk ook bij tijdens de beroepscarrière, en levenslang leren (LLL) zal steeds aan belang toenemen. Maar er komt nooit meer een periode in het leven waar men zich honderd percent van de tijd kan bezig houden met zaken bij te leren. De universiteitsjaren zijn de z.g. formatieve periode, en het zou een schande zijn die tijd te verbeuzelen. Wij als proffen hebben de taak om het maximum uit de studenten te halen en dat betekent ook gestrengheid bij examens. We worden niet verondersteld slappe koffie te serveren. Aan de andere kant leeft bij een kleine minderheid van mijn collega‟s nog steeds het misverstand dat de kwaliteit van een vak bewezen wordt door lage slaagcijfers. “Ik doceer een serieus vak, want maar 25 percent van de studenten zijn geslaagd” – dat soort van redeneringen. Als de slaagcijfers abnormaal laag zijn, moet dat een punt van zorg zijn, niet van trots. Het is een moeilijk evenwicht. Als de studenten en bloc klagen over te moeilijke examens voor een bepaald vak, dan hebben ze meestal een punt. Het wijst vaak op een discrepantie tussen de stof die aangeleverd wordt en de vragen die erover gesteld worden of tussen de stof die gedoceerd wordt en het nut ervan binnen het groter geheel van de opleiding. Maar aan de andere kant zou het een slechte zaak zijn als proffen de eisen gaan verlagen om beter uit de onderwijsevaluaties te komen. Op lange termijn is dat nefast voor de integriteit van het systeem; het tast het algemeen niveau van de opleiding aan en werkt dus ten nadele van de student. Studenten zijn zich hiervan bewust. Vandaar hun aversie voor te gemakkelijke examens. Een laatste kanttekening die ik zou willen maken bij de onderwijsevaluaties is dat het oordeel van de studenten zich soms te veel toespitst op studeerbaarheid. Dat is natuurlijk belangrijk. Maar het is niet voldoende. Naar ik verneem is het voor sommige vakken perfect mogelijk een goed resultaat te behalen zonder ooit naar de les te gaan. Er is een goede syllabus en handig studiemateriaal op Minerva. Maar de lessen hebben geen meerwaarde. Dat vind ik een verloren kans. Het lesmoment is waar men kan enthousiasmeren, de vonk doen overslaan, de plek waar men kan demonstreren (door activerende lesmethodes, maar zelfs in een ex cathedra setting) dat kennisverwerving
een gradueel en dynamisch proces is. De verwachting van de studenten mag gerust zijn dat er in de les iets gebeurt wat men door zelfstudie niet kan bereiken. De derde en laatste factor die een rol heeft gespeeld bij het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs is de invoering van de onderwijsvisitaties in 1991. Net zoals het geval is met de onderwijsevaluaties, zijn er ook blijvende nadelen aan die visitaties. Ze veroorzaken een zware planlast voor de opleidingen. Met name, het opmaken van het zelfevaluatierapport (ZER) is een tijdrovende klus. Ook zijn er soms problemen met de homogeniteit (of consistentie) van de oordelen. Sommige opleidingen worden overdreven streng gejureerd. Omgekeerd gebeurt het ook dat zwakkere opleidingen te goed wegkomen, waarbij manifeste gebreken niet opgemerkt worden of worden genegeerd. Tenslotte maken opleidingen niet altijd ten volle gebruik van de opportuniteiten die een zelfevaluatie, gevolgd door een externe beoordeling, bieden. In een bijzonder kritisch stuk over de hedendaagse universiteit schrijft de invloedrijke onderwijsdeskundige Dirk Van Damme over kwaliteitszorgsystemen: “What is meant to be an open, transparent system of peer review for improvement has been transformed inside universities into a carefully organised system of window-dressing, paper-filling procedures and reputation management.” Dit strookt niet met de praktijk in de Gentse opleidingen. Maar het is wel een feit dat veelal enkel in het zicht van de visitaties opleidingen de nodige zelf-reflectie opbrengen en de nodige veranderingen doorvoeren, om daarna voor een zestal jaren in winterslaap te gaan tot een nieuwe visitatie zich aankondigt. Om die reden werkt de Directie Onderwijsaangelegenheden, in het kader van het Institutioneel Strategisch Plan, een meerjarencyclus uit, met de bedoeling om aan de kwaliteitszorg een grotere continuïteit te verlenen. Ondanks deze problemen is het toch zo dat over het algemeen de visitaties een overwegend positieve invloed hebben op het onderwijsproces, niet in het minst omdat de opleidingen pro-actief maatregelen nemen en wijzigingen doorvoeren met die visitaties in het achterhoofd. Allerlei zaken die voordien hopeloos vastzaten, komen plots los, gezien het vooruitzicht van de externe inspectie. Men mag gerust stellen dat de opleidingsvisitaties het ankerpunt zijn van het kwaliteitsborgingsysteem. Het is de manier waarop opleidingen dankzij een onafhankelijke peer review te weten komen hoe het met hun onderwijs gesteld is, wat de sterktes zijn en waar verbetering mogelijk is. Het zijn ook de visitaties die het mogelijk maken te meten in hoeverre kwaliteitsbevorderende acties
zoals opleidingsevaluaties, studietijdmetingen, onderwijsindicatoren, onderwijsinnovatieprojecten, assistenten- en docententrainingen vertaald worden in een meer efficiënt leerproces en een hoogwaardiger leersaldo. Laat mij besluiten met de Gentste Studentenraad te feliciteren met het inrichten van deze studiedag over onderwijsevaluaties. Ik kijk uit naar de conclusies die eruit worden getrokken en ik reken op een verdere vruchtbare samenwerking.
Prof. Dr. Kristiaan Versluys Directeur Onderwijsaangelegenheden
Bijlage 8: Slides gebruikt bij het avondprogramma
Studiedag Onderwijsevaluaties 3 mei 2011
Gertjan Dewaele Bestuurder onderwijs-intern GSR Verwelkoming en toespraak
Mieke De Regt, Lies Lavens, Bas Feys en Matthias Byn Verslag discussietafels
Communicatie en opvolging resultaten naar studenten (Bas) •
Nodig! • Want: Motiverend effect Responsabilisering: besef belang
• •
• Maar: • •
maatregelen genomen worden Ook het positieve benadrukken vb ludiek met oorkondes • Mate van anonimiteit: delicate kwestie, moeilijk, meningen varieren •
Niet te persoonlijk Geen stigmatisering / heksenjacht
• Wat communiceren? • Vóór de bevraging duidelijk doel, belang en proces bij KCO toelichten • Algemene tendenzen + welke
• Via de studentenvertegenwoordigers maar met inbreng professor in kwestie en check KCO of niet te delicaat • eventueel ook kringen betrekken • Database bijhouden om evolutie te volgen? • Verwerkingsproces hoeft eigenlijk niet transparanter dan het is, behalve misschien de manier van aggregeren, als het proces op voorhand toegelicht werd
Manier van bevragen, praktische organisatie
(Matthias)
•
Schriftelijk • Pro: 90 % respons, gemotiveerde studenten (in de les) • Contra: grote werklast, verplicht invullen, beïnvloeding
•
Elektronisch • Pro: persoonlijker, minder druk • Contra: minder bereik, negeren mails
•
Tips en vragen Oprichten van focusgroepen Werkgroep rond opstellen nieuwe vragen Bij schriftelijk : wat met GIT, keuzevakken, …? Is combinatie schriftelijk en elektronisch mogelijk? (hogere deelname)
• Voorstellen • Algemeen template waarvan 30% flexibel • Onderwijsevaluaties steeds na examens (toetsing ifv ECTS)
Aanzetten van studenten tot deelname
(Mieke)
Waarom weinig deelname? • Bepaalde studentengroepen zijn overbevraagd • Enquêtes vaak te abstract, niet gekoppeld aan vak • Evaluatie vak versus Prof afwisseling! Welke acties overtuigen studenten • LOKO: OE verbinden aan evenement • Feedback: wat doet men met OE? • Beloning mag, maar responsabilisering is noodzakelijk mentaliteitswijziging! •
Succesformule: samenwerking stuvers, faculteit, KCO en Proffen!
Andere methodes van kwaliteitszorg?
Alternatieven? Permanente evaluatie Rechtsreeks aankaarten op OC’s Objectieve evaluatie door externen (niet-student)
Focusgroepen Voordelen /nadelen
Alumnibevraging Opleidingsbevragin g Werkveldbevraging
Prof. Kristiaan Versluys Directeur Onderwijsaangelegenheden Toespraak door de onderwijsdirecteur UGent
(Lies)