VERKENNING INTERFERENTIEGEBIEDEN BODEMENERGIE HAAGLANDEN STADSGEWEST HAAGLANDEN
30 november 2011 075925686:0.3 - Definitief B02034.000274.0100
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Inhoud 1
2
3
4
5
Inleiding ____________________________________________________________________________________________ 2 1.1
Energie in een drukke ondergrond ______________________________________________________ 2
1.2
Sturing door de overheid _________________________________________________________________ 2
1.3
Verkenning naar interentiegebieden bodemenergie ___________________________________ 2
1.4
Leeswijzer
__________________________________________________________________________________
Reguleren, ordenen en interferentie
_________________________________________________________
3 4
2.1
Wat is interferentie? _______________________________________________________________________ 4
2.2
Sturing en ordening _______________________________________________________________________ 6
Huidige en toekomstige regelgeving _________________________________________________________ 8 3.1
Actuele beleidsregels ______________________________________________________________________ 8
3.2
Het besluit bodemenergiesystemen _____________________________________________________ 8
3.3
Interferentiegebieden en regulering ____________________________________________________ 11
3.4
Beleid en toetsingskader provincie Zuid-Holland ____________________________________ 14
Vraag en aanbod in Haaglanden _____________________________________________________________ 16 4.1
Potentiële vraag naar bodemenergie ___________________________________________________ 16
4.2
Capaciteit van de bodem
4.3
Analyse vraag versus aanbod – drukte in de ondergrond ___________________________ 28
________________________________________________________________ 24
Analyse en conclusies _________________________________________________________________________ 33 5.1
Karakteristieken drukke gebieden in Haaglanden
___________________________________ 33
5.2
Conclusies _________________________________________________________________________________ 37
Colofon ________________________________________________________________________________________________ 38
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
1
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
HOOFDSTUK
1.1
1
Inleiding
ENERGIE IN EEN DRUKKE ONDERGROND De energiehuishouding is één van de belangrijke vraagstukken van de 21e eeuw. Bodemenergie en met name warmte koude opslag (WKO) is een steeds belangrijker middel om zowel een reductie aan CO2-uitstoot als een besparing op energiekosten te realiseren. Het Stadsgewest Haaglanden, een samenwerkingsverband van negen gemeenten in het westelijk deel van de provincie Zuid-Holland, heeft de ambitie om de uitstoot van CO2 in de regio te verminderen. Deze ambitie is onderdeel van het Regionaal Structuurplan. Gebruik van bodemenergie is een belangrijk element hierin, en wordt door het Stadsgewest verder uitgewerkt als onderdeel van de beleidsvisie op de ondergrond. Deze ondergrond wordt echter ‘drukker’. WKO-systemen kunnen elkaar beïnvloeden en elkaars werking verminderen. Dit wordt interferentie genoemd. WKO-systemen kunnen ook conflicteren met andere vormen van ondergronds ruimtegebruik. Het ontbreekt overheden momenteel aan middelen om hier actief in te sturen.
1.2
STURING DOOR DE OVERHEID Door de Rijksoverheid wordt het probleem van gebrekkige regie op de ondergrond erkend. Het Rijk ontwikkelt beleid om het toepassen van WKO te stimuleren. Stimuleren door reguleren, bijvoorbeeld door het creëren van een ‘gelijk speelveld’ voor systemen, het verkorten van procedures en het bieden van mogelijkheden om actief te sturen. Het Besluit bodemenergiesystemen (Besluit BE) legt dit beleid vast. Naar verwachting zal het Besluit bodemenergiesystemen op 1 juli 2012 in werking treden. Dit besluit heeft als doel om enerzijds het gebruik van bodemenergie te bevorderen en anderzijds aantasting van de bodemkwaliteit te voorkomen. Specifiek element hierin zijn ‘interferentiegebieden ’, gebieden waarvoor overheden (primair gemeenten) actief beleid kunnen ontwikkelen om toepassing van WKO te optimaliseren door deze systemen te ordenen.
1.3
VERKENNING NAAR INTERENTIEGEBIEDEN BODEMENERGIE Binnen het Stadsgewest Haaglanden zijn in toenemende mate complexe afwegingen nodig in boven- en ondergronds ruimtegebruik. De ambitie om een duurzame energievoorziening te realiseren, versterkt deze afweging. Verschillende gemeenten hebben op dit vlak ambities geformuleerd. Binnen de grenzen van Stadsgewest Haaglanden bevindt zich één van de grootste glastuinbouwgebieden van West-Europa, wat een belangrijke stempel drukt op energievraag en – aanbod.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
2
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Daarnaast zijn er verschillende stedelijke kernen met een diversiteit aan economische functies en wonen ruim een miljoen mensen binnen de grenzen van het Stadsgewest. Er is dus kans op ruimtedruk. Om het Stadsgewest Haaglanden inzicht te geven in de (potentiële) vraag naar bodemenergie en de mogelijkheden tot sturing van de overheden hierin, is het traject ‘Verkenning Interferentiegebieden bodemenergie’ doorlopen. Dit traject liep in tijd parallel met de in de vorige paragraaf beschreven ontwikkeling van beleid door de Rijksoverheid. Tijdens de verkenning zijn in december 2010 en maart 2011 tussenresultaten van de analyse besproken met het Stadsgewest, 9 inliggende gemeenten, de Provincie Zuid-Holland en ARCADIS. In diezelfde periode is door een consortium in opdracht van SKB (Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem) de ‘Handreiking Masterplannen Bodemenergie’ opgesteld. In een Masterplan kunnen overheden regels voor bodemenergie vastleggen. De Handreiking dient als hulpmiddel bij het ontwikkelen en concretiseren van een visie op de inpassing van bodemenergie in de ondergrond. Deze trajecten houden allen met elkaar verband. De verkenning in gebied Haaglanden zorgde hierdoor ook voor de inbreng van praktijkervaring bij de beleidsontwikkeling en de ontwikkeling van de handreiking.
1.4
LEESWIJZER In deze rapportage beschrijven we in Hoofdstuk 2 de achtergronden van de verkenning: wat betekent ‘interferentie’? In Hoofdstuk 3 gaan we in op de huidige en toekomstige wet- en regelgeving rondom WKO. Hoofdstuk 4 beschrijft de gebiedsanalyse voor het gebied Stadsgewest Haaglanden: waar is sprake van ruimtedruk op de ondergrond door WKO? Hoofdstuk 5 brengt de voorgaande hoofdstukken bij elkaar en beschrijft hoe de situatie in Haaglanden zich verhoudt tot de mogelijkheden die de huidige en toekomstige regelgeving biedt. In de vorige paragraaf is reeds beschreven dat deze verkenning parallel heeft gelopen met de ontwikkeling van de Handreiking Masterplannen Bodemenergie. Een aantal passages in Hoofdstuk 3 is gebaseerd op deze Handreiking. Voor de volledige Handreiking Masterplannen bodemenergie verwijzen we naar de website van SKB, www.skbodem.nl.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
3
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
HOOFDSTUK
2
Reguleren, ordenen en
interferentie 2.1
WAT IS INTERFERENTIE? Verschillen in bodemenergiesystemen Het reguleren en ordenen van bodemenergiesystemen kan nodig zijn om interferentie te voorkomen. Wat is interferentie? Hiervoor is het eerst nodig om iets meer te weten over bodemenergiesystemen. We verstaan in dit verband onder bodemenergie systemen die gebruik maken van de ondiepe ondergrond, tot enkele honderden meters onder maaiveld. Binnen deze bodemenergiesystemen wordt een onderscheidt gemaakt tussen “open” en “gesloten” systemen. Open systemen betreffen de opslagsystemen waarbij grondwater wordt gebruikt om energie op te slaan, gesloten systemen zijn de bodemwarmtewisselaars waarbij de constante temperatuur van het grondwater wordt gebruikt. Essentieel verschil tussen beiden is dat een open systeem direct de grondwaterstroming beïnvloedt, een gesloten systeem doet dat niet. Hoewel er een grote variatie in toepasbaarheid bestaat, zijn de belangrijkste kenmerken dat gesloten systemen ten opzichte van open systemen een beduidend kleinere capaciteit bezitten, en gemiddeld een wat lager rendement kennen. Door de lagere kosten zijn gesloten systemen vooral geschikt voor kleine energievragers, zoals individuele bedrijfspanden of woningen. Afbeelding 1 en Afbeelding 2 geven een indruk van een respectievelijk open en gesloten systeem.
Afbeelding 1 Voorbeeld open systeem Bron: NVOE
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
4
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Afbeelding 2 Voorbeeld gesloten systeem (bodemwarmtewisselaar) bron: NVOE
Thermische interferentie Als bodemenergiesystemen te dicht op elkaar worden geplaatst, kunnen de thermische beïnvloedingsgebieden elkaar overlappen en negatief beïnvloeden, waardoor rendementsverlies optreedt. Dit wordt interferentie genoemd. De mate van interferentie hangt samen met het type systeem. Open bodemenergiesystemen circuleren grondwater en creëren ‘koude- en warmtebellen’ in de bodem. De omvang van deze thermische beïnvloedingsgebieden hangt af van de grootte (capaciteit) van het systeem. Thermische inteferentie hoeft niet negatief te zijn. Als twee warme bellen van twee bodemenergiesystemen elkaar beïnvloeden, kunnen ze het rendement van de systemen juist verhogen. Idem voor koude bellen. De ongewenste thermische inteferentie betreft het ontstaan van mengzones van bellen met een verschillende temperatuur. Afbeelding 3 Interferentie in open systemen: warmte en koude bellen
Gesloten bodemenergiesystemen staan niet in open verbinding met het grondwater maar hebben door uitwisseling van warmte en koude wel invloed op de temperatuur van het grondwater. De beïnvloedingsgebieden zijn over het algemeen klein ten opzichte van open systemen.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
5
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Interferentie kan vooral optreden tussen open systemen onderling en in mindere mate tussen open en gesloten systemen. Dit laatste is het geval als een bodemlus van een gesloten systeem beïnvloed wordt door de ‘bel’ van een open systeem.
Afbeelding 4 Schematische weergave: interferentie tussen een open en gesloten systeem
Andere vormen van interferentie: beïnvloeding van andere bodemgebruiksfuncties Bodemenergiesystemen hebben invloed op de fysieke gesteldheid en kwaliteit van de bodem en daarmee op ander bodemgebruik. Bij de aanleg speelt vooral het verstoren van de bodemopbouw, waardoor bijvoorbeeld het bodemarchief (archeologische waarden) kan worden aangetast of afsluitende kleilagen doorboord kunnen worden, waardoor de bescherming van de onderliggende watervoerende laag wordt verminderd. Dit laatste kan van invloed zijn op de drinkwaterwinning. Bij het gebruik van bodemenergiesystemen vindt beïnvloeding vooral plaats door mogelijke verandering van grondwaterstromingen en verandering van de temperatuur van het grondwater. Grondwaterstromingen beïnvloeden de verdeling van zoet en zout grondwater en kunnen verontreinigingen mobiliseren. Temperatuurveranderingen kunnen invloed hebben op biologische en chemische processen in de bodem. Een voorbeeld daarvan is een verhoogde bacteriegroei in de bodem. Dit alles kan een bedreiging vormen voor de drinkwaterwinning. Mogelijk kunnen ook ecologische processen in natuurgebieden worden verstoord. Overigens kunnen bodemenergiesystemen ook een positieve invloed hebben op ander bodemgebruik. Open bodemenergiesystemen kunnen, wanneer ze goed geplaatst zijn, een bijdrage leveren aan het saneren van bodemverontreinigingen. Al deze invloeden noemen we ook interferentie. In het vervolg van dit rapport richten we ons primair op de beschreven ‘thermische interferentie’.
2.2
STURING EN ORDENING Thermische interferentie is ongewenst. Als er geen eisen aan bodemenergie worden gesteld, kunnen al aanwezige systemen een gebied ‘op slot’ zetten voor nieuwe bodemenergiesystemen. Uit het oogpunt van duurzaamheid en/of economische ontwikkeling kan dit ongewenst zijn. Dan is er een wens om het gebruik van bodemenergie te ordenen.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
6
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Op basis van een beeld van het huidige gebruik van bodemenergie, de verwachte ontwikkelingen daarin, de opbouw van de bodem en inzicht in de wijze waarop bodemenergiesystemen elkaar en andere bodemfuncties beïnvloeden, kan een beeld worden verkregen van de kans op interferentie. Hiervoor is een bredere kijk op het gebruik van de ondergrond nodig. Door vergunningverlening kan het Bevoegd Gezag vervolgens sturen in het gebruik van de bodem voor bodemenergie. Gemeenten en provincies hebben beiden een rol in dit geheel. Samen geven ze het beleid voor bodemenergie vorm. De sturingsinstrumenten die zij daarbij kunnen hanteren zijn:
het opstellen van beleidsregels voor de vergunningverlening;
het aanwijzen van interferentiegebieden.
In het volgende hoofdstuk lichten we deze instrumenten verder toe Wanneer kiezen voor ordenen? De volgende argumenten spelen een rol bij de overweging of ordening in een deelgebied nodig is:
ruimtedruk;
grootschalige grondwaterverontreiniging en/of gebiedsgericht beheer;
grootschalige collectieve systemen;
integratie met andere energievormen.
De beschikbare ruimte in de ondergrond voor bodemenergie, is mede afhankelijk van het ruimtebeslag door andere ondergrondse functies, zoals:
infrastructuur;
grondwaterbeschermingsgebieden;
grondwaterverontreinigingen;
In de praktijk betekent de ruimtedruk dat een initiatiefnemer niet meer vrijelijk een nieuw systeem in kan passen zonder interferentie te veroorzaken. Hoe’ drukker’ de ondergrond, hoe groter de noodzaak tot regievorming. Vroegtijdige planvorming kan bijdragen aan het creëren van mogelijkheden voor overlap van functies, waardoor ondergrondse ruimte een dubbel doel kan dienen. Zoals positieve interactie met andere bodemenergiesystemen (positieve interferentie) en andere bodemfuncties (bv. combinatie bodemenergie en aanpak verontreiniging). Naast ‘drukte’ zijn er ook andere argumenten om te reguleren:
gebiedsgericht beheer van grondwater(verontreiniging): inpassing van bodemenergie met andere functies;
collectieve bodemenergiesystemen waarbij gestreefd wordt naar een zo hoog mogelijk rendement;
het aantal (potentiële) initiatiefnemers van energiesysteem. Indien planvorming van een gebied volledig in handen van één partij, is de noodzaak tot ordening door een gemeente kleiner dan bij een situatie met veel partijen.
In hoofdstukken 4 en 5 gaan we nader in op deze factoren binnen Stadsgewest Haaglanden.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
7
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
HOOFDSTUK
3
Huidige en toekomstige
regelgeving 3.1
ACTUELE BELEIDSREGELS Beleidsregels voor open systemen Op grond van de Waterwet zijn Gedeputeerde Staten momenteel Bevoegd Gezag voor het verlenen van een vergunning voor de aanleg van open bodemenergiesystemen. De beleidsmatige keuzen die GS hanteren voor het al of niet verlenen van een vergunning worden vastgelegd in beleidsregels. Een beleidsregel die in Zuid-Holland gehanteerd wordt, is dat met het oog op bescherming van de drinkwaterwinning geen vergunning wordt verleend voor open systemen in grondwaterbeschermingsgebieden. Een andere beleidsregel die in Zuid-Holland van toepassing is, is dat in stedelijke gebieden of kassengebieden in principe geen vergunning wordt verleend voor open systemen in het eerste watervoerende pakket, om conflicten met ander gebruik van deze bodemlaag te voorkomen. Hiervan kan echter gemotiveerd worden afgeweken: zie hiervoor paragraaf 3.4. Als aan vergunningvoorwaarden wordt voldaan, verleent de provincie als Bevoegd Gezag een vergunning voor een open systeem. Met andere woorden: wie het eerst komt, wie het eerst ‘maalt’. Beleidsregels voor gesloten systemen In tegenstelling tot de open systemen zijn gesloten bodemenergiesystemen nu niet vergunningplichtig of meldingplichtig. Het Besluit Bodemenergiesystemen (BE) brengt hier verandering in. Dit wordt in de volgende paragraaf toegelicht.
3.2
HET BESLUIT BODEMENERGIESYSTEMEN Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu werkt momenteel aan het Besluit bodemenergiesystemen, dat naar verwachting medio 2012 in werking treedt. Het Besluit bodemenergiesystemen heeft een tweeledig doel. Het is enerzijds gericht op het stimuleren van de toepassing van bodemenergie, met het oog op het leveren aan een bijdrage aan de doelstellingen voor energiebesparing en CO2-reductie. Anderzijds is het gericht op bescherming van de bodem. Het stimuleren van de toepassing van bodemenergie krijgt vorm door het waar mogelijk verkorten van procedures voor vergunningverlening, het bieden van instrumenten waarmee interferentie kan worden voorkomen en een certificeringsysteem dat gericht is op het optimaal laten functioneren van bodemenergiesystemen. De bescherming van de bodem wordt geëffectueerd door een set van algemene regels die op alle bodemenergiesystemen van toepassing zijn.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
8
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Stimuleren gaat hand in hand met reguleren, want bij een ongebreidelde groei van de toepassing van bodemenergie, zou deze ontwikkeling onherroepelijk vastlopen. Het uitgangspunt is dan ook: ‘ja, mits’. Er moet zoveel mogelijk ruimte komen voor bodemenergiesystemen, maar daar zijn wel voorwaarden aan verbonden en soms zijn er beperkingen. Het Besluit BE zelf is vooral een regulerend instrument; het stimuleren zit ook in andere zaken als voorlichting, handreikingen en ICT-ondersteuning. En wat erg stimulerend werkt is dat bodemenergiesystemen de kosten voor de energievoorziening verminderen. Het Besluit bodemenergiesystemen is geen zelfstandig besluit; het wijzigt vijf bestaande besluiten, te weten: het Activiteitenbesluit (Ab), het Besluit omgevingsrecht (Bor), het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi), het Waterbesluit (Wb) en het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Het Besluit bodemenergiesystemen oogt daarmee ingewikkeld, maar uiteindelijk is dit voor de gebruiker de meest heldere optie. Een initiatiefnemer voor een bodemenergiesysteem hoeft zich maar bij één loket te melden. In deze paragraaf wordt kort uitleg gegeven over de elementen uit het Besluit bodemenergiesystemen waar de gemeenten en provincies als Bevoegd Gezag mee te maken hebben. Algemene regels Op alle bodemenergiesystemen is een set algemene regels van toepassing, of ze nu wel of niet vergunningplichtig zijn. Deze regels zijn gericht op bescherming van de bodem en hebben betrekking op de energiebalans, de retourtemperatuur, voorkomen van interferentie, de circulatievloeistof, buitengebruikstelling en monitoring. Deze uniforme regels zijn opgenomen in diverse besluiten, afhankelijk van het type systeem (open of gesloten) of het al of niet onderdeel zijn van een inrichting volgens de definitie van de Wet milieubeheer. Het Bevoegd Gezag heeft de mogelijkheid om af te wijken van een aantal algemene regels of deze aan te vullen, door maatwerkvoorschriften vast te stellen. Hiermee kan worden ingespeeld op specifieke lokale omstandigheden. Zo kan het Bevoegd Gezag bijvoorbeeld maatwerkvoorschriften stellen ‘ter voorkoming van interferentie tussen bodemenergiesystemen of anderszins ter bevordering van het doelmatig gebruik van bodemenergie’ (art. 3.16g Activiteitenbesluit en art. 3.29 Blbi). Het Activiteitenbesluit en het Besluit lozen buiten inrichtingen bevatten rechtstreeks werkende regels. Het Waterbesluit bevat instructieregels; die zijn pas van toepassing als de provincie deze heeft opgenomen in de Watervergunning voor open systemen. GS hebben de mogelijkheid af te wijken van de instructieregels met het oog op het inspelen op specifieke lokale omstandigheden. Dit is vergelijkbaar met de maatwerkvoorschriften. Meldingen gesloten systemen Op alle nieuwe gesloten systemen – zowel de kleine als de grote – is een meldingplicht van toepassing. Bij de melding moet een aantal gegevens worden verstrekt: contactgegevens van de initiatiefnemer; een situatieschets met een schaal van ten minste 1:1.000 waarop de ligging van het systeem en het thermisch invloedsgebied is aangegeven en de diepte van het systeem.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
9
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
De bestaande gesloten systemen hebben geen meldingplicht. Omdat het wel relevant is om te weten waar alle systemen zitten, wordt vrijwillige melding gestimuleerd. Systemen die gemeld zijn genieten bescherming tegen mogelijke interferentie met nieuw te plaatsen systemen. Wanneer een vergunning vereist is voor gesloten systemen is de melding onderdeel van de vergunningaanvraag. Daarbij moeten dezelfde gegevens worden verstrekt als bij een melding. Vergunningverlening gesloten systemen Voor de installatie van grote gesloten systemen (> 70kW) en voor kleine gesloten systemen (< 70kW) binnen interferentiegebieden is een beperkte omgevingsvergunning van B&W op grond van de Wabo vereist. Het is een beperkte vergunning omdat de keuze alleen maar betrekking heeft op het wel of niet toekennen van een vergunning. Bepalend voor deze keuze zijn de beleidsregels die B&W hebben vastgesteld. B&W kunnen dus bewust kleine gesloten systemen vergunningplichtig maken door een gebied bij gemeentelijke verordening aan te wijzen als ‘interferentiegebied’. Er worden dan beleidsregels opgesteld die betrekking hebben op de interferentiegebieden en beleidsregels voor de vergunningverlening aan grote gesloten systemen buiten de interferentiegebieden. Het criterium voor de ordening van systemen binnen interferentiegebieden is uitsluitend het doelmatig gebruik van de potentie van de bodem om energie te leveren. Ter voorkoming van interferentie wordt daarbij gezocht naar een optimale onderlinge ordening van open en gesloten systemen, waarbij ook een voorkeur kan worden uitgesproken voor een van beide systemen. Hierbij gaat het niet alleen om de mogelijkheden die de bodem biedt, maar ook om de vraag naar bepaalde type systemen. Ook provincies hebben in bijzondere gevallen de mogelijkheid om interferentiegebieden aan te wijzen, bijvoorbeeld bij grote gemeentegrensoverschrijdende gebieden. B&W blijven echter ook dan Bevoegd Gezag bij de vergunningverlening voor gesloten systemen. Vergunningverlening open systemen Op grond van de Waterwet zijn Gedeputeerde Staten Bevoegd Gezag voor het verlenen van een Watervergunning aan open systemen. Het besluit Bodemenergiesystemen verandert hier niets aan. Dit besluit brengt wel een wijziging aan in het Waterbesluit, waardoor het mogelijk wordt dat GS in plaats van de nu gangbare ‘uniforme openbare voorbereidingsprocedure’ van de Algemene wet bestuursrecht, de kortere ‘reguliere procedure’ kunnen hanteren. Dit kan een stimulans betekenen voor de installatie van open systemen. Als een gemeente een Masterplan voor de ondergrond heeft opgesteld, kan dit de toepassing van de korte procedure bevorderen, omdat de gewenste belangenafweging al heeft plaatsgevonden binnen de visieontwikkeling in het masterplan en de daarmee samenhangende beleidsregels. GS hebben de mogelijkheid om kleine open systemen (< 10 m 3/h) vrij te stellen van vergunningverlening. Deze vrijgestelde open systemen hebben wel een meldingplicht.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
10
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Lozingen Bij boorwerkzaamheden tijdens de aanleg van een bodemenergiesystemen komt afvalwater vrij (boorspoeling). Ook bij het schoonpompen van de bron en bij periodiek onderhoud van open systemen moet afvalwater worden geloosd. Voor het lozen van afvalwater zijn verschillende mogelijkheden: op het riool, op oppervlaktewater of terug in de bodem. De keuze hangt af van de lokale omstandigheden en of het om aanleg of onderhoud gaat. De bij bodemenergie betrokken partijen werken aan een notitie met afwegingscriteria en voorkeursopties. Voor het lozen op de riolering kunnen maatwerkvoorschriften op grond van het Activiteitenbesluit worden vastgesteld of maatwerkvoorschriften bij een ontheffing van het lozingsverbod van de Wet milieubeheer. De gemeente is meestal Bevoegd Gezag. Voor het terugbrengen van afvalwater in de bodem worden over het algemeen ook maatwerkvoorschriften vastgesteld op grond van het Activiteitenbesluit of het Besluit lozen buiten inrichtingen. Voor het lozen op oppervlaktewater is een watervergunning van de waterbeheerder nodig (Rijk, waterschap of provincie). Besluitvorming over lozingsroute moet bij voorkeur gekoppeld worden aan de besluitvorming over de keuze en uitvoering van het bodemenergiesysteem. Het lozen van afvalwater vormt een onderdeel van de totale milieugevolgen van het systeem, waarover besluitvorming integraal dient plaats te vinden. Hierdoor kan vanuit een integrale beschouwing een duurzame oplossing worden gekozen en gaat er geen tijd verloren door een afzonderlijke discussie over lozingen achteraf. Wanneer een masterplan wordt ontwikkeld met betrekking tot duurzaam gebruik van bodemenergie, is aandacht voor de lozingsproblematiek reeds in de beginfase van de visieontwikkeling van belang.
3.3
INTERFERENTIEGEBIEDEN EN REGULERING Samenwerking gemeente en provincie In de interferentiegebieden die het Besluit Bodemenergie noemt, komen veelal bevoegdheden van provincie en gemeente samen. Een gemeente is in een interferentiegebied vergunningverlener voor gesloten systemen. In deze gebieden kunnen ook open systemen worden aangelegd; daarvoor is de provincie Bevoegd Gezag.
Regulering betekent niet
Overigens moet worden opgemerkt dat in gebieden waar alleen open systemen worden
per se
geordend niet noodzakelijkerwijze sprake is van een interferentiegebied. Als het niet nodig
interferentiegebied
is om kleine gesloten systemen vergunningplichtig te maken, dan is het niet noodzakelijk om een interferentiegebied aan te wijzen. In de interferentiegebieden zullen de provincies geen gebruik maken van de mogelijkheid om kleine open systemen vrij te stellen van vergunningverlening. Gemeente en provincie zullen samen een visie moeten ontwikkelen op de gewenste onderlinge ordening van open en gesloten systemen. Dit kan inhouden dat er voorkeuren uitgesproken worden voor bepaalde typen systemen (open of gesloten, collectief of individueel). Tevens kunnen uitgangspunten voor horizontale en verticale ordening (welke bodemlagen en watervoerende pakketten wel en niet gebruiken) worden opgesteld. Gemeenten en provincies zullen de daarmee samenhangende beleidsregels voor gesloten en open systemen op elkaar af moeten stemmen.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
11
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Gemeenten zullen over het algemeen het initiatief nemen voor het opstellen van een visie en het aanwijzen van interferentiegebieden, maar provincies hebben de mogelijkheid om proactief op te treden en vanuit hun eigen bevoegdheden kaders op te stellen die mede sturend zijn voor de invulling van het gemeentelijke beleid voor bodemenergie. In alle gevallen komt het aan op goed overleg tussen beide partijen. Samenvattend gaat het bij het ordenen van bodemenergiesystemen om drie zaken:
Het vormen van een visie op het gebruik van bodemenergie, met aandacht voor de ambitie van het Bevoegd Gezag en de gewenste ordening van systemen, in relatie tot ander ondergronds en bovengronds bodemgebruik.
Het, indien nodig, aanwijzen van interferentiegebieden.
Het opstellen van beleidsregels voor de vergunningverlening aan nieuwe bodemenergiesystemen.
Dit zijn de elementen die de gemeente in overleg met de provincie in een masterplan bodemenergiesystemen kan uitwerken. Het Masterplan Bodemenergie Het masterplan is geen verplichte planfiguur, de ordening van bodemenergiesystemen kan ook in andere kaders worden uitgewerkt, zoals in een structuurvisie of een bestemmingsplan voor de ondergrond. Het masterplan heeft ook geen juridische status; beleidsregels zullen nog bij aparte verordening moeten worden vastgesteld en de opgenomen beleidskaarten hebben niet de status van een bestemmingsplan. Toch is het masterplan een nuttige planfiguur, met name om gezamenlijke visievorming van gemeente en provincie gestalte te geven en de beleidsregels van beide partijen op elkaar af te stemmen. De diverse elementen hieruit kunnen vervolgens worden opgenomen in het ter beschikking staande juridische instrumentarium (verordeningen en desgewenst bestemmingsplannen). Interferentiegebieden
Binnen de gebiedsgrenzen van het Masterplan kunnen extra beleids- of ordeningsregels
zijn gebieden waar alle
worden geïntroduceerd in aanvulling op de uniforme regels uit het besluit BE. Ruwweg
gesloten systemen
kunnen drie verschillende situaties worden onderscheiden met een toenemende mate van
vergunningplichtig zijn
sturing:
gebieden waar alleen de uniforme regels gelden uit het Besluit BE;
gebieden met aanvullende regels voor open systemen (Waterwet) en/of grote gesloten systemen (variërend van maatwerkvoorschriften tot dikke vergunningen voor open systemen);
Interferentiegebieden, ofwel gebieden waar ook alle gesloten systemen aanvullend worden gereguleerd.
Voor gebieden van de eerste categorie hoeft niets aanvullend te worden geregeld bovenop het Besluit BE. De tweede categorie betreft gebieden waar het nog niet nodig is om kleine gesloten systemen vergunningplichtig te maken, maar waar wel behoefte is aan de regulering van open systemen of grote gesloten systemen. Er worden bijvoorbeeld niet of nauwelijks kleine gesloten systemen verwacht, of de kans op interferentie met of tussen kleine gesloten systemen onderling is gering. Feitelijk zijn de gebieden waar anno 2011 al masterplannen van kracht zijn, dergelijke gebieden.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
12
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
De administratieve last voor gemeenten voor gebieden uit de tweede categorie is lager dan voor de interferentiegebieden, omdat geen vergunningplicht voor kleine systemen wordt geïntroduceerd. Ook is de drempel voor initiatiefnemers van kleine systemen lager. Dit is een stimulans voor bodemenergie. Omdat in deze gebieden sprake is van een ambitie voor wat betreft de efficiënte benutting voor bodemenergie, worden deze gebieden soms ook wel ambitiegebieden genoemd. Interferentiegebieden worden aangewezen als er behoefte is aan de vergunningplicht voor kleine systemen. Die behoefte doet zich naar verwachting vooral voor als interferentie dreigt met open systemen. Kleine gesloten systemen moeten dan gereguleerd of geweerd kunnen worden om de plaatsing van efficiëntere open systemen mogelijk te maken. In het algemeen is ook ordening van de open systemen binnen interferentiegebieden nodig. De provincie zal daarom in overleg met de gemeente specifieke beleidsregels opstellen voor open systemen in interferentiegebieden. Onder de basisbescherming van het besluit BE is geregeld dat een systeem niet zodanig interferentie met een eerder geïnstalleerd systeem mag hebben dat het doelmatig functioneren kan worden geschaad. Dit houdt in dat in die situatie kleine gesloten systemen de ondergrond plaatselijk ‘op slot kunnen zetten’ voor toekomstig gebruik van bodemenergie. Als bij de keuze voor ordening is gekozen voor alleen open systemen, of een duidelijke verticale splitsing tussen open en gesloten systemen, dan moet de inpassing van kleine gesloten systemen kunnen worden geregeld, en dan is een vergunningplicht voor deze systemen noodzakelijk. Ofwel: als een interferentiegebied wordt aangewezen, dan kunnen systemen (zowel open als gesloten) worden geweerd, of kunnen ze worden beperkt in omvang of diepte, zodat afstemming met andere systemen wél mogelijk is. Als meerdere, dicht bij elkaar gelegen kleine gesloten systemen worden gerealiseerd bestaat het risico dat negatieve thermische interferentie (koude accumulatie) optreedt. Deze situatie kan zich voordoen als meerdere grondgebonden gebouwen individueel worden voorzien van energie door gesloten bodemenergiesystemen. Ook dit kan een reden zijn voor het toewijzen van een interferentiegebied. KANTTEKENINGEN DIE PLEITEN VOOR TERUGHOUDENHEID BIJ HET AANWIJZEN VAN EEN INTERFERENTIEGEBIED
Tot het van kracht worden van het besluit BE zijn/waren locaties van gesloten systemen niet bekend. Het aantal bekende incidenten van negatieve interferentie is desondanks beperkt. De schaalgrootte van de problematiek rondom negatieve interferentie tussen gesloten en open systemen lijkt zich dan ook te concentreren op de vergunbaarheid en in mindere mate op energetisch rendement.
Bij de invulling van ordening voor zowel gesloten als open systemen is het niet makkelijk om in een en dezelfde bodemlaag exclusief ruimte te reserveren voor een van beide systemen. De kans is reëel dat door het exclusief toewijzen van ruimte juist minder efficiënt bodemgebruik ontstaat.
In gebieden waar open systemen vanuit technische overwegingen alleen kunnen worden gerealiseerd in diepere watervoerende pakketten, én minder diep gelegen watervoerende pakketten wel geschikt zijn voor gesloten systemen, kan een natuurlijke scheiding ontstaan in het verticale vlak tussen open en kleine gesloten systemen. In deze situatie biedt het aanwijzen van een interferentiegebied geen meerwaarde.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
13
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
3.4
BELEID EN TOETSINGSKADER PROVINCIE ZUID-HOLLAND De Provincie Zuid-Holland anticipeert in haar beleidsvisie Ondergrond Ruimtegebruik op de ontwikkelingen die aanleiding geven tot het Besluit Bodemenergiesystemen. De beleidsvisie van de provincie sluit aan op de rijksbeleidsvisie "Duurzaam gebruik ondergrond" die op 9 april 2010 door het kabinet is vastgesteld. Uitgangspunt van de rijksvisie is dat er in beginsel geen belemmering is om het gebruik van de ondergrond toe te staan, mits de functies van de ondergrond voor de samenleving behouden blijven. De provincie Zuid-Holland ondersteunt deze lijn, waarbij voor de afweging tussen het benutten en het beschermen van de ondergrond de provinciale opgaven en belangen uitgangspunt zijn. Beleidskeuzes hierin die betrekking hebben op WKO-systemen zijn:
Voor toepassingen in de ondergrond die gebruik maken van of effect hebben op het regionaal watersysteem, zoals open WKO-systemen, ontwikkelt de provincie een integraal afwegingskader. De ruimtelijke dimensie van dit te ontwikkelen afwegingskader wordt verankerd in de Provinciale Structuurvisie en indien van toepassing in het Provinciale Waterplan.
Gelet op de mogelijke interferentie van functies in de bovenste ondergrondlaag met het gebruik in de laag eronder (rondom de 1 ste en 2de watervoerende pakketten) en met het bovengronds gebruik, worden ook deze functies in het provinciale afwegingskader betrokken, voor zover daarvoor nog geen afwegingskaders of procedures bestaan. Gelet op de rol van de gemeenten ten aanzien van deze functies wordt de beleidsontwikkeling hiervoor afgestemd met het beleid van de betreffende gemeenten.
De provincie kiest voor het actief stimuleren van de toepassing van warmte- en koudeopslag en voor het bieden van experimenteerruimte voor hoge temperatuuropslag. Een beleidskader hiervoor wordt expliciet opgenomen in het integrale afwegingskader.
Gezien het belang van WKO-opslag om klimaatdoelen te bereiken en de praktijk van toenemende vraag, heeft Zuid-Holland ervoor gekozen om de inwerkingtreding van het Besluit Bodemenergiesystemen niet af te wachten, maar een toetsingkader1 op te stellen voor de periode tot aan de verankering van bodemenergie in de Provinciale Structuurvisie interim-beleid vast te stellen. Dat beleid omvat een kader voor vergunningverlening. Primair doel van het afwegingskader is niet om verboden in te stellen, maar juist om nieuwe aanvragen van vergunningen te beoordelen op optimale benutting van de ondergrond. Dat vraagt om een planmatige benadering voor gebieden. Hiertoe benoemt de provincie de planfiguur ‘bodemenergieplan’. Een van de elementen hierin is de mogelijkheid tot het benutten van het eerste watervoerend pakket voor open bodemenergiesystemen. Volgens het Provinciale Waterplan is dat in stedelijk gebied en glastuinbouwgebied in principe niet toegestaan. Juist in die gebieden is de potentiële energievraag het hoogst, zoals ook zal blijken uit hoofdstuk 4 van dit rapport. Het interim-beleidskader van de provincie biedt ruimte om van dit principe af te wijken, mits belangen adequaat worden afgewogen.
1
Toetsingskader vergunningverlening bodemenergie, Provincie Zuid-Holland, februari 2011
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
14
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Voor WKO relevante aspecten zijn:
In milieubeschermingsgebieden voor grondwater zijn bodemenergiesystemen niet toegestaan. Dit is reeds vastgelegd in het Provinciale Waterplan.
In de Ecologische Hoofdstructuur en in de Kroonjuwelen van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur zijn bodemenergiesystemen niet toegestaan, tenzij ontheffing verleend wordt.
In ambitiegebieden is het onder voorwaarden mogelijk om in het eerste watervoerend pakket WKO systemen te realiseren. In dat geval moet in een door de gemeente opgesteld bodemenergieplan een afweging beschreven zijn, die leidt tot toepassing van bodemenergie in het eerste watervoerende pakket. In deze afweging spelen huidige en toekomstige boven- en ondergrondse functies een rol. Op basis van zo’n afweging kan worden afgeweken van de beleidsregel uit het Provinciale Waterplan.
De ambitiegebieden zijn de gebieden waar de vraag naar bodemenergie het hoogst is, de stedelijke en glastuinbouwgebieden. De provincie wil de gemeenten actief faciliteren bij het toepassen van bodemenergie binnen ambitiegebieden, onder meer door het delen van ervaring en het hierop afstemmen van het beleid. In de bijlage bij het toetsingskader concretiseert de Provincie Zuid-Holland de vereisten aan een bodemenergieplan.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
15
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
HOOFDSTUK
4
Vraag en aanbod in
Haaglanden 4.1
POTENTIËLE VRAAG NAAR BODEMENERGIE In het vorige hoofdstuk is beschreven dat de vraag naar bodemenergie één van de factoren is om te bepalen of en hoe een overheid wil sturen in benutting van de ondergrond. Voor de regio Haaglanden is de vraag naar bodemenergie in kaart gebracht. Hiervoor is gebruik gemaakt van de volgende gegevens.
Een inschatting van locaties waar nieuwbouw of grootschalige herstructurering binnen de gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland, Zoetermeer. Deze informatie is afkomstig van de gemeenten.
Inschatting van locaties waar nieuwbouw of grootschalige herstructurering plaatsvindt. afkomstig van De Nieuwe Kaart van Nederland2.
Informatie over de ligging van glastuinbouwgebieden. Deze is afkomstig uit het Regionaal Structuurplan Haaglanden (Stadsgewest Haaglanden, 2008).
Informatie over bestaande woningbouwlocaties. Deze is afkomstig uit de landelijke database met gegevens over het aantal huishoudens per postcodegebied.
Op basis van deze gegevens is het volgende ingeschat. Energievraag nieuwbouw woningbouw en kantoren In praktijk blijkt dat nieuwe WKO-aanvragen vooral afkomstig zijn van nieuwbouwprojecten of grootschalige herstructureringen van een bepaalde omvang. Daarom is aan de gemeenten gevraagd om een inschatting te geven op welke locaties binnen hun gemeente nieuwbouw verwacht wordt. Hierbij is ‘nieuwbouw’ inclusief grootschalige herstructurering op bestaande locaties, waarbij energievoorziening vervangen kan worden. Hierbij zijn op basis van recente literatuur3 de volgende kentallen gehanteerd voor energievraag: Tabel 1
Type
Eenheid
Warmtevraag / jaar
Koudevraag / jaar
Energievraag nieuwbouw
Woning
50 woningen
700 GJ
500 GJ
Kantoor
1000 m2 bruto vloeroppervlak
300 GJ
200 GJ
2
http://www.nirov.nl/Home/Projecten/De_Nieuwe_Kaart/Website.aspx
3
Zie o.a. Agentschap NL: Uniforme Maatlat voor warmtevoorziening in de woning- en utiliteitsbouw;
versie 2.2, 21 juni 2010 075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
16
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Bij deze aannames gelden enkele nuanceringen:
Voor met name woningbouw is veel informatie beschikbaar. Kentallen lopen uiteen. Energievraag is onder andere afhankelijk van type woning – zo ligt deze bij een vrijstaand huis aanzienlijk hoger dan bij een appartement.
De warmtevraag van woningen en kantoren zal afnemen in de loop van de tijd. Dit doordat vanuit de overheid hogere energie-prestaties worden vereist die o.a. bereikt worden door een toename aan isolatie. De gebruikte kentallen zijn een gemiddelde op basis van een inschatting voor de hele periode 2011-2020. De actuele gemiddelde warmtebehoefte per woning / bvo kantoor anno 2011 is hoger dan het genoemde kental.
De koudebehoefte van woningbouw in de toekomst is onzeker. Door een toename van de isolatiegraad van woningen neemt de behoefte aan koeling toe. Er is een grote onzekerheid in de mate waarin deze behoefte toeneemt. Mogelijk dat rond 2020 de gemiddelde koudevraag per woning hoger is dan de warmtevraag. De gebruikte kentallen zijn een gemiddelde dat verwacht wordt op basis van een inschatting voor de hele periode 2011-2020. De actuele gemiddelde koudebehoefte per woning anno 2011 is lager dan het genoemde kental.
Afbeelding 5 en Afbeelding 6 geven de spreiding van deze potentiële vraag over de ruimte weer.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
17
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Afbeelding 5 Potentiële warmtevraag nieuwbouw en kantoren
Glastuinbouw In de regio Haaglanden is de glastuinbouwsector een belangrijke economische sector. Deze sector heeft een belangrijke invloed op de energiehuishouding in het gebied. Een aantal glastuinbouwbedrijven maakt reeds gebruik van warmte-koude-opslag. De contouren waarin glastuinbouw zich kan ontwikkelen, zijn vastgelegd in de regionale structuurvisie. Nieuwe warmte-koude onttrekkingen zijn te verwachten binnen deze contouren, bijvoorbeeld bij renovatie van glastuinbouwcomplexen. Daarom is de kaart van de regionale structuurvisie als basis genomen voor de locatie van deze potentiële vraag.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
18
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
De omvang van de vraag naar nieuwe onttrekkingen is erg moeilijk in te schatten, omdat ook andere bronnen van duurzame energie kansrijk zijn voor sectoren met een grote energiebalans. Op enkele plaatsen binnen Haaglanden wordt momenteel het gebruik van geothermie (aardwarmte) al in praktijk toegepast. Tussen deze aardwarmte en warmtekoude opslag vindt geen interactie plaats, omdat de bronnen voor geothermie zich op veel grotere dieptes (tot enkele kilometers onder maaiveld) bevinden dan WKO-bronnen. Voor de analyse is aangenomen 10% van de glastuinbouwsector in de periode tot en met 2020 zal overgaan tot WKO-gebruik. Dit leidt tot een energievraag van 0,10 GJ/m2 glas.
Afbeelding 6 Potentiële koudevraag nieuwbouw en kantoren
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
19
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
In Afbeelding 7 is te zien dat zich hoofdzakelijk concentreert in de gemeenten Westland en Pijnacker-Nootdorp, en ook in de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Midden-Delfland aanwezig is. Afbeelding 8 geeft de optelling van de potentiële vraag naar WKO van nieuwe woningen, nieuwe kantoren en glastuinbouw weer. De potentiële energievraag van glastuinbouw concentreert zich in een beperkt aantal gebieden, maar is in die gebieden relatief groot ten opzichte van woningen en kantoren.
Afbeelding 7 Potentiële warmtevraag op basis van WKO-gebruik door glastuinbouw.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
20
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Bestaande bouw
Afbeelding 8 Warmtevraag potentiële nieuwe onttrekkingen woningen, kantoren en glastuinbouw
Ook bij bestaande woning- en kantoorbouw valt gebruik van bodemenergie te verwachten. Omdat dit echter investeringen vergt, niet alleen in het energiesysteem zelf maar ook in de woning, is waarschijnlijk te veronderstellen dat slechts een beperkt deel van de bestaande woningbouw in aanmerking komt om gebruik te maken van bodemenergie.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
21
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Omdat bij bestaande bouw de woning over het algemeen minder geïsoleerd zal zijn dan bij nieuwbouw, is bij een inschatting van de omvang uitgegaan van de warmte- en koudevraag van een woning anno 2010. Dit betekent een wat hogere warmtevraag en een wat lagere koudevraag dan bij de eerder genoemde kentallen. Type
Eenheid
Warmtevraag / jaar
Koudevraag / jaar
Woning
50 woningen
1000 GJ
300 GJ
Voor de analyse is aangenomen dat 10% van de bestaande woningen overgaat op gebruik van bodemenergie. Voor kantoren is het aandeel dusdanig moeilijk in te schatten, dat dit buiten de analyse is gelaten. Afbeelding 9 geeft een beeld de warmtevraag van de bestaande bouw in het gebied Haaglanden, conform bovenstaande uitgangspunten. Hierbij geldt de kanttekening dat van enkele wijken geen gegevens beschikbaar zijn (de ‘witte vlekken’ op de kaart). De potentiële energievraag van bestaande woningen is volgens deze benadering rechtstreeks evenredig met het aantal huishoudens per hectare. Hierdoor zijn de stedelijke concentraties op het kaartbeeld duidelijk herkenbaar.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
22
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Afbeelding 9 Warmtevraag bestaande bouw Haaglanden
Doorvertaling naar ruimtelijke informatie Een energievraag per woning, woonwijk of stedelijke kern zegt op zichzelf nog niet zoveel over de impact van die vraag op de ondergrond. Daarvoor is een vergelijking nodig met:
Karakteristieken van de ondergrond. Dit lichten we toe in paragraaf 4.2.
De ruimtelijke spreiding van de potentiële energievragers.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
23
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
De ruimtelijke spreiding is in beeld gebracht door het hele gebied van Stadsgewest Haaglanden op te delen in ‘cellen’ van 25 ha, ofwel 500 bij 500 meter. Voor elke cel is de totale potentiële vraag naar bodemenergie per cel bepaald. Deze vraag per cel is dus een optelling van de in paragraaf 4.1 genoemde vragers.
4.2
CAPACITEIT VAN DE BODEM Watervoerende pakketten Bodemenergiesystemen maken gebruik van grondwater. Open systemen pompen grondwater op en infiltreren water in de bodem. Gesloten systemen wisselen warmte uit door het temperatuurverschil met grondwater. Daarom is het grondwater bepalend voor de capaciteit van de bodem. De Nederlandse bodem bestaat uit een opeenvolging van klei- en/of veenlagen en zandlagen. Klei- en/of veenlagen worden ook wel scheidende lagen of weerstand biedende lagen genoemd. Een gebruikelijke benaming voor zandlagen is watervoerende pakketten (WVP of aquifers). Bodemenergiesystemen (zowel open als gesloten systemen) worden per definitie aangelegd in een watervoerend pakket. Voor het Stadsgewest Haaglanden is met behulp van REGIS/dinoloket4 de dikte van de watervoerende pakketten bepaald. Zie Afbeelding 10 voor een voorbeeld van informatie uit REGIS. In het gebied Haaglanden is er sprake van verschillende watervoerende pakketten in de ondergrond tot ca. 200 meter diepte. De watervoerende pakketten 1a, 1b, 2 en 3 worden onderscheiden. De scheidende lagen tussen pakketten 1a en 1b, en 2 en 3 zijn echter niet overal in het gebied aanwezig. Grondwater kan zich op die locaties goed verplaatsen tussen de pakketten. Daarom worden voor de toepassing van bodemenergie watervoerend pakket 1a en 1b samen beschouwd als één systeem (WVP1), en watervoerend pakket 2 en 3 ook als één systeem (WBP 2/3). Tussen deze pakketten is in heel het gebied een scheiding aanwezig, waarvan de dikte overigens sterk verschilt. Voor de analyse is voor elke ‘cel’ van 25 ha die ook gebruikt is voor de analyse van de bovengrond, de dikte van de watervoerende pakketten bepaald. Deze zegt iets over de ‘ruimte’ die er letterlijk in verticale zin is voor bodemenergiesystemen.
4
www.dinoloket.nl
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
24
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Afbeelding 10 Schematisatie bodemopbouw
GESCHIKTHEID BODEM VOOR KOUDE-WARMTE OPSLAG: OVERIGE FACTOREN De in deze studie uitgevoerde analyse richt zich primair op het bepalen van ‘drukte’ in de ondergrond. Om de geschiktheid van een individuele locatie voor Koude-Warmte opslag te bepalen, is ook inzicht nodig in andere factoren. Voorbeelden hiervan zijn: -
De opbouw en weerstand van de deklaag, boven de watervoerende pakketten.
-
De doorlatendheid van de pakketten.
-
De grondwaterstroming. Dit is met name relevant indien deze beïnvloed wordt door onttrekkingen. In Stadsgewest Haaglanden is dit specifiek een factor bij de grote onttrekking van DSM in Delft.
-
De grondwaterkwaliteit. Specifieke aandachtspunt hierbij is ijzerrijk water. Dit kan bij contact met zuurstofrijk water putverstopping geven.
-
De thermische geleiding van de ondergrond.
-
De natuurlijke bodemtemperatuur.
Deze factoren beïnvloeden o.a. thermische invloedssfeer, kostprijs, levensduur en/of rendement van een installatie. Bij een gebiedsbrede analyse naar potenties van de bodem kunnen ze echter buiten beschouwing worden gelaten, tenzij één van de factoren dusdanig beperkend is dat grote delen van het gebied ongeschikt zijn voor bodemenergie. Dat is in Haaglanden niet het geval.
Bestaande onttrekkingen voor WKO-opslag De meest voor de hand liggende factor waardoor ‘drukte’ in de ondergrond ontstaat, is de aanwezigheid van verschillende open WKO-systemen die in hetzelfde pakket water willen onttrekken. Daarom is in de analyse van ‘beschikbaarheid’ van de ondergrond rekening gehouden met de reeds aanwezige systemen. Het bestand van de provincie Zuid-Holland geeft inzicht in de bestaande onttrekkingen van open systemen. Zie Afbeelding 11. Zoals al beschreven in paragraaf 3.1 geldt de actuele vergunningplicht enkel voor open systemen. Gesloten bodemenergiesystemen kennen momenteel geen vergunning- of meldingsplicht, en zijn daarom niet in beeld in dit deel van de analyse. Naast de locatie is de omvang van de onttrekking maatgevend voor het effect en de kans op interferentie. Op basis van de vergunde omvang van de onttrekking is een inschatting gemaakt van de ‘thermische straal’, die iets zegt over het invloedsgebied van een onttrekking.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
25
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Uitgangspunt bij de analyse is dat ter plaatse van de thermische straal van een onttrekking de hele verticale ruimte in het betreffende watervoerende pakket benut wordt voor die specifieke onttrekking, en aanwezigheid van een andere gesloten of open bron ongewenst is. Met andere woorden: er is een ‘cilinder’ die gereserveerd is voor die bewuste onttrekking. Voor elke cel van 500 meter x 500 meter hebben we bepaald hoeveel m3 is gereserveerd voor de invloedssfeer van een bestaande onttrekking. Deze ruimte is wegens kans op interferentie niet geschikt voor nieuwe WKO-systemen.
Afbeelding 11 Locaties vergunde onttrekkingen open WKOsystemen (stand van zaken begin 2011)
Grondwaterverontreiniging Een andere factor die de bodem ongeschikt kan maken, is de aanwezigheid van grondwaterverontreiniging. Een verplaatsing van een grondwaterverontreiniging door een WKO, wat aan de orde kan zijn bij open bronnen, is over het algemeen een ongewenste situatie. Dit kan een reden zijn om geen vergunning onder de Waterwet te verlenen. Door gerichte plaatsing van putten kan WKO ook een positief effect hebben op beheersing of sanering van een verontreiniging. Handleiding BOEG5 beschrijft de mogelijkheden om WKO toe te passen in en nabij verontreinigd grondwater. In deze verkenning naar ‘drukte’ in Haaglanden gaan we er echter van uit dat een WKO bij verontreiniging van grondwater niet zonder meer mogelijk is.
5
Handleiding BOEG: BOdemenergie En Grondwaterverontreiniging, het ijs gebroken (april 2010). Deze
handleiding is ook beschikbaar als interactieve pdf via www.bodemplus.nl.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
26
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Om deze invloeden te bepalen, zijn gegevens benut van de drie bevoegde gezagen in Haaglanden voor het bodembeheer: de Provincie Zuid-Holland, de gemeente Den Haag en de gemeente Delft. Van elk is nagegaan welke verontreinigingen mogelijk een belemmering vormen voor bodemenergie. Dit betreft:
Enkel mobiele verontreinigingen. Stoffen die zich niet via het grondwater verplaatsen hoeven geen belemmering te zijn. Een voorbeeld van een mobiele grondwaterverontreiniging die op diepte wordt aangetroffen is VOCL.
Enkel verontreinigingen in één van de watervoerende pakketten. In de ondiepe ondergrond (deklaag) kunnen zich verontreinigingen bevinden die niet beïnvloed worden door WKO-bronnen.
Ook van deze verontreinigingen is op basis van oppervlak een aantal m3 per ‘cel’ bepaald dat volgens deze benadering ongeschikt is voor een nieuw WKO systeem. Zie ook Afbeelding 12. Afbeelding 12 Cellen met bodemverontreinigingen die WKO systemen kunnen belemmeren.
Netto capaciteit bodem Op basis van de bovenstaande drie factoren is per cel in het grid voor zowel WVP1 als WVP 2/3 de ‘netto’ hoeveelheid beschikbaar bodemvolume bepaald door het aantal m 3 watervoerend pakket te bepalen en daar de door bestaande onttrekkingen of mobiele grondwaterverontreinigingen ‘ingenomen’ m3 vanaf te trekken.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
27
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
4.3
ANALYSE VRAAG VERSUS AANBOD – DRUKTE IN DE ONDERGROND In paragrafen 4.1 en 4.2 hebben we beschreven hoe we voor het gebied Haaglanden een inschatting hebben gemaakt van energievraag en bodemcapaciteit. Door deze twee factoren op elkaar te delen ontstaat een beeld van de ‘drukte’. In ‘drukke’ gebieden ligt het voor de hand om op z’n minst te overwegen een Masterplan op te stellen, zodat sturing kan worden gegeven aan gebruik van de ondergrond. Om de analyse te maken, hebben we per gridcel de berekende potentiële vraag naar bodemenergie gedeeld door de bodemcapaciteit. De getallen die dit oplevert zijn getallen in KJ / m3, een eenheid die op zichzelf niet zoveel zegt. Het gaat bij de kaartbeelden die we in deze paragraaf presenteren dan ook niet om de absolute getallen, maar om de vergelijking over het hele gebied. Waar is het in het gebied Haaglanden relatief ‘druk’? Daarom is per kaart het gebied opgedeeld in 8 categorieën: van ‘niet druk’ tot ‘zeer druk’. Als op een veel kleiner ruimtelijk schaalniveau wordt gekeken, kan een thermische capaciteit aan de bodem worden toegekend op basis van bodemeigenschappen en te bereiken temperatuurverschil tussen warm en koud grondwater, zodat een beeld van het ‘aanbod’ in KJ ontstaat. In het kader van deze verkenning is deze doorvertaling echter nog niet gemaakt. In Afbeelding 13 tot en met Afbeelding 16 is een beeld gegeven van de ‘drukte’. Zoals in paragraaf 4.2 is beschreven, maken we hierbij onderscheid tussen WVP1 en WVP2/3. Ook is een onderscheid gemaakt tussen de energievraag gebaseerd op die van nieuwe woningen en kantoren, en de energievraag van glastuinbouw, woningen en kantoren gezamenlijk. In paragraaf 4.1 hebben we toegelicht dat er zowel sprake is van een warmte- als koudevraag, en dat anno 2011 vrijwel altijd de warmtevraag maatgevend is voor een inschatting van de energiebehoefte. Daarom zijn de afbeeldingen gebaseerd op de warmtevraag.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
28
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Afbeelding 13 ’Drukte’ ondergrond, gebaseerd op potentiële energievraag nieuwe woningen en kantoren versus aanbod eerste watervoerend pakket
De mogelijkheid van een grote energievraag van bestaande woningbouw hebben we in deze optellingen buiten beschouwing gelaten. Deze kent een veel grotere onzekerheid dan de nieuwbouwlocaties. Bovendien zal het ordenen van bodemenergiesystemen zich primair richten op gebieden waar een ruimtelijke verandering plaatsvindt. Daarom richten we ons in de analyse van drukte op nieuwbouw en herstructurering.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
29
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Afbeelding 14 Drukte’ ondergrond, gebaseerde op potentiële energievraag nieuwe woningen en kantoren versus aanbod 2e/3e watervoerend pakket.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
30
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Afbeelding 15 ‘Drukte’ ondergrond, gebaseerde op potentiële energievraag glastuinbouw, nieuwe woningen en kantoren versus aanbod eerste watervoerend pakket
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
31
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Afbeelding 16 ‘Drukte’ ondergrond, gebaseerde op potentiële energievraag glastuinbouw, nieuwe woningen en kantoren versus aanbod 2e/3e watervoerend pakket
Uit de analyse van drukte volgen de volgende conclusies:
De glastuinbouwgebieden zijn de ‘drukste’ gebieden.
De druk op het eerste watervoerend pakket is groter dan op het 2 e/3e watervoerend pakket. Belangrijkste reden is dat het eerste watervoerend pakket gemiddeld dunner is dan het 2e/ 3e pakket. Daarnaast zijn er lokaal, met name in binnenstedelijk gebied, grondwaterverontreinigingen die invloed hebben op de beschikbaarheid van het 1 e WVP.
In stedelijke gebieden als Den Haag, Delft en Zoetermeer zijn verschillende ‘drukke’ gebieden te identificeren waar nadere analyse nodig is of ordening meerwaarde kan bieden.
In hoofdstuk 5 gaan we dieper in op deze gebieden.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
32
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
HOOFDSTUK
5.1
5
Analyse en conclusies
KARAKTERISTIEKEN DRUKKE GEBIEDEN IN HAAGLANDEN In voorgaande hoofdstukken hebben we een analyse gemaakt van het toekomstige beleidskader en de ‘drukke gebieden’ in het Stadsgewest Haaglanden. Wat betekent dit nu? Allereerst wordt opgemerkt dat de indicatie “drukke gebieden” wil zeggen dat voor deze gebieden een visie zinvol is op de toepassing van bodemenergie. Ongecontroleerde groei betekent voor deze gebieden een groot risico op negatieve interferentie en niet optimale benutting. “Druk” betekent echter nog niet dat direct een interferentiegebied moet worden aangewezen. Dat is pas nodig als een vergunningplicht voor kleine gesloten systemen noodzakelijk wordt geacht. Vooral als kleine gesloten systemen een bedreiging vormen voor de werking van open systemen, moet de aanwijzing van een interferentiegebied worden overwogen. Ook zonder toewijzing van interferentiegebieden kunnen beleidsregels worden opgesteld voor open systemen en grote gesloten systemen. In het vervolg van deze paragraaf gaan we in op een aantal gebieden in de regio waarvoor een visie zinvol is.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
33
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Grote kantoorontwikkelingen Afbeelding 17
Voorbeelden van deze ontwikkelingen zijn gebieden in Zoetermeer (Boerhaavelaan-
Impressie plan
Afrikaweg) en Delft (Technopolis). Beiden zijn in Afbeelding 13 en Afbeelding 14 als
Boerhaavelaan
‘relatief druk’ aangeduid. Te verwachten kenmerken zijn:
Vraag naar open systemen, gezien de omvang van gebouwen en de planmatige ontwikkeling.
Veelal ontwikkeling aangrenzend aan bestaande kantoor- of bedrijfsterreinen waar al WKO-systemen aanwezig zijn. Dit is bijvoorbeeld zowel in Delft als Zoetermeer aan de orde.
Combinatie van functies. In de ontwikkeling in Zoetermeer wordt zowel werken, verblijf (hotel) als wonen gerealiseerd.
Een beperkt aantal terreinbeheerders. In het plan in Delft is er sprake van één terreinbeheerder die een groot deel beheert (TU Delft). De visie op de benutting van de ondergrond kan dan ook aan deze beheerder worden overgelaten.
Bij dit type ontwikkeling liggen er kansen om te optimaliseren op positieve interferentie van open bodemenergiesystemen. Ook kan het gewenst zijn om een bepaalde vorm van verticale ordening toe te passen: bijvoorbeeld gericht sturen op plaatsing van een bron in het eerste watervoerend pakket indien plaatsing in het tweede watervoerend pakket belemmeringen oplevert. Vanwege het nut van ordening heeft een masterplan of bodemenergieplan voor dit type gebieden meerwaarde. De mate van uitwerking hangt mede af van het aantal terreinbeheerders: meer diversiteit in beheer vraagt om meer regie door de overheid. Binnenstedelijk gebied Afbeelding 18
Het centrum van Den Haag is een voorbeeld van binnenstedelijk gebied waar vraag naar
Beeld van Den Haag
bodemenergie speelt. Ook dit gebied wordt aangemerkt als ‘druk’ volgens de analyse in het vorige hoofdstuk.
Te verwachten kenmerken zijn:
Veel verschillende ontwikkelaars en partijen.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
34
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Aanwezigheid van bestaande WKO-systemen.
Kans op conflicten met ander ondergronds gebruik (bodemverontreiniging, infrastructuur).
Zowel vraag naar open als gesloten systemen.
In dit gebied is de kans op negatieve interferentie relatief groot, door de veelheid aan (potentiële) systemen, net als de kans dat een relatief klein systeem een gepland groot systeem ‘in de weg zit’. Ordening door een overheid kan verschillende voordelen bieden:
Streven naar bundeling van systemen, collectiviteit, waardoor effectiever gebruik van de ondergrond ontstaat.
Eventueel beperken van gesloten bodemenergiesystemen, om optimaal te kunnen indelen op de open systemen.
Dit laatste kan onder het Besluit Bodemenergie bereikt worden door het instellen van een interferentiegebied. Deze situatie vraagt om het uitwerken van een Masterplan met ordeningsprincipes. De gemeente Den Haag heeft in november 2010 een kansenkaart en synergiekaart bodemenergie laten opstellen. Dit is de opmaat naar een masterplan of de aanwijzing van interferentiegebieden. In Den Haag zou dit naar een soort vlekkenkaart kunnen leiden. In elke vlek wordt de voorkeur aangegeven voor open of gesloten systemen, of wordt misschien de toepassing vrijgegeven. Ook kan de ordening voor elke vlek afzonderlijk worden vormgegeven. Vooral in de zones rondom grote kantoren is de aanwijzing van interferentiegebieden nodig om te voorkomen dat gebieden ‘op slot’ worden gezet. Nieuw woningbouwgebied Een voorbeeld van een ontwikkeling met nieuwe woningbouw is de Westlandse Zoom in de gemeenten Westland en Den Haag. Afbeelding 19 Impressie ontwikkeling Westlandse Zoom: spreiding in de ruimte
Te verwachten kenmerken zijn:
Verspreide ontwikkeling in de ruimte en tijd, daarmee ook spreiding in de vraag naar energiesystemen.
Laagbouw, mogelijke gebruikers gesloten systemen.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
35
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Relatief weinig beperkingen in bestaand bodemgebruik.
Redenen voor een gemeente om te sturen in het gebruik van bodemenergie zijn:
Het stimuleren van duurzaam energiegebruik.
Het combineren van functies en de energiehuishouding, bijvoorbeeld restwarmte van glastuinbouw gebruiken voor woningen.
Het instellen van een interferentiegebied biedt in zo’n situatie alleen meerwaarde als het risico dreigt op warmte- of koude accumulatie. Dit doet zich voor als te veel systemen op een kleine oppervlakte worden gepland. Het risico op accumulatie daargelaten is het niet waarschijnlijk dat er redenen zijn om geen vergunning te verlenen voor gesloten systemen. Mogelijk is er wel sprake van de wens tot actief sturen op gebruik van bodemenergie, bijvoorbeeld door het verticaal ordenen van systemen. Ook in dat geval is vergunningsplicht voor kleine gesloten systemen nodig. Een masterplan of bodemenergieplan is niet per definitie noodzakelijk voor dit type gebieden. Door met de handreiking risico’s in kaart te brengen, kan relatief eenvoudig de meerwaarde van zo’n plan en beleidsregels worden beoordeeld. Glastuinbouw De grootste potentiële vraag naar bodemenergie en andere vormen van energie komt vanuit de glastuinbouwgebieden. Dit gebied heeft veel potenties voor een ‘drukke ondergrond’. De bodem is hier bij uitstek geschikt om pieken en dalen in de koude en warmtevraag op te vangen, waarbij:
de combinatie met geothermie kan worden opgezocht;
teruglevering van energie van de kassen aan het net kan worden geïntegreerd;
ordening van de ondergrond bij voorkeur wordt aangevuld met organisatie en coördinatie van de bovengrondse energiestromen.
Omdat sprake is van grootschalige systemen en een grote energievraag ligt de toepassing van open systemen voor de hand, en moet worden overwogen of de toepassing van gesloten systemen strikt moet worden geregeld om het “op slot zetten” van gebieden te voorkomen. Door meer in detail in te zoomen op deelgebieden kan wel duidelijk worden dat bijvoorbeeld het 1e watervoerende pakket gereserveerd zou kunnen worden voor gesloten systemen, en het 2e voor open systemen. Detailberekeningen zullen aan moeten geven of dit haalbaar is, of dat alle pakketten enkel open gesteld moeten worden voor open systemen, zodat daarmee de meest efficiënte bodembenutting ontstaat. Zoals al eerder aangegeven is ook bij verticale ordening vergunningsplicht nodig voor kleine gesloten systemen. Het ligt voor de hand om in de glastuinbouwgebieden over te gaan op de aanwijzing van interferentiegebieden. Gemeentegrens overschrijdende ordening Bij een gebiedsgerichte visie op bodemgebruik is het in situaties met ruimtelijke ontwikkelingen aan twee kanten van de gemeentegrens, zinvol om als twee gemeenten samen op te trekken, om optimaal gebruik te maken van de kansen op ordening. Voorbeelden binnen Haaglanden zijn het woningbouwgebied Westlandse Zoom (Westland en Den Haag), de glastuinbouwzone (Westland en Midden-Delfland) en de bedrijvenzone nabij de A4 (Rijswijk en Den Haag). Dit vraagt om het gezamenlijk formuleren van een visie, en waar zinvol het vastleggen in een masterplan.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
36
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
5.2
CONCLUSIES De analyse voor het gebied Stadsgewest Haaglanden en de wijzigingen in wet- en regelgeving leiden tot de volgende conclusies:
Door de toenemende vraag naar bodemenergie neemt de kans op interferentie toe. De plaatsing van open systemen speelt hier een cruciale rol in.
Binnen Haaglanden zijn verschillende ‘drukke gebieden’ te onderscheiden waar in de komende tien jaar een significante vraag naar bodemenergie verwacht mag worden. Dit zijn gebieden waarvoor een visie op bodemenergie nodig is. Telkens moet worden nagegaan welke voor- en nadelen ordening biedt.
Het Besluit Bodemenergie leidt tot verschillende mogelijkheden tot sturing. De één is vooral gericht op het actief ordenen van open systemen, de tweede op het ordenen door beperking van gesloten systemen. Beide situaties kunnen in Haaglanden aan de orde zijn.
In bepaalde gebieden is de kans op interferentie tussen open en gesloten systemen aanwezig, waardoor een gesloten systeem de omgeving ‘op slot’ kan zetten. Deze kans is het grootst bij gebieden met intensief ruimtegebruik met laag- en hoogbouw, waar verschillende vormen van bodemenergie rendabel kunnen zijn. Voorbeelden van dit type gebieden zijn binnenstedelijke gebieden met een gevarieerd ruimtegebruik zoals de centra van Den Haag, Rijswijk of Delft. In deze gebieden wordt het opstellen van een Masterplan met de afweging om interferentiegebieden toe te wijzen aangeraden.
In bepaalde gebieden is de verwachting dat hoofdzakelijk open bodemenergiesystemen worden gerealiseerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de glastuinbouwgebieden in Westland, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp en Leidschendam-Voorburg. Ook bij grootschalige kantoorontwikkelingen met een beperkt aantal ontwikkelaars, zoals in Zoetermeer of Delft-Zuid, is dit het geval. In deze situaties is het sturen op gesloten systemen conform de interferentiegebieden in het Besluit Bodemenergie vaak zinvol. De focus van de gemeenten en provincie ligt in deze gebieden op het stimuleren van ‘slim ordenen’ van open systemen, zodat positieve thermische interferentie ontstaat. Gesloten systemen mogen het slim ordenen dan niet verstoren. Via de planfiguur Masterplan – met én zonder toewijzing van interferentiegebieden – kunnen beleidsregels worden bepaald en doorvertaald in een verordening. In deze situatie kan de overheid stimuleren door te reguleren.
De Provincie Zuid-Holland anticipeert reeds op de wens om bodemenergiesystemen te stimuleren door te reguleren, door onderbouwd afwijken van de beleidsregel uit het Provincaal Waterplan mogelijk te maken.
Samengevat leidt dit de eindconclusie: door als overheid een op feiten en verwachtingen opgestelde visie op de ondergrond te ontwikkelen, kunnen de kansen op het optimaal benutten voor de bodem voor de energievoorzieningen toenemen. In het gebied van Stadsgewest Haaglanden zijn verschillende gebieden met elk eigen kenmerken te benoemen, waar die kansen aanwezig zijn.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
37
Verkenning interferentiegebieden bodemenergie Haaglanden
Colofon
VERKENNING INTERFERENTIEGEBIEDEN BODEMENERGIE HAAGLANDEN
OPDRACHTGEVER: Stadsgewest Haaglanden
STATUS: Definitief
AUTEUR: ir. M. Vroege ir. J.L.A. Slenders
GECONTROLEERD DOOR: ir. J.L.A. Slenders
VRIJGEGEVEN DOOR: ir. M. Vroege 30 november 2011 075925686:0.3
ARCADIS NEDERLAND BV Utopialaan 40-48 Postbus 1018 5200 BA 's-Hertogenbosch Tel 073 6809 211 Fax 073 6144 606 www.arcadis.nl Handelsregister 9036504
©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.
075925686:0.3 - Definitief
ARCADIS
38