Verhoogde tegemoetkoming vanaf 2014 Info-fiche • december 2013 Tom de Spiegeleer, Rik Lemkens, Marijke Claes, Infocel ledenbeheer
Bijvoegsel bij CM-Informatie nr 254
De basis voor de verhoogde tegemoetkoming (VT) vindt men reeds terug in de Wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. Sindsdien is het systeem van de verhoogde tegemoetkoming stelselmatig bijgestuurd, verfijnd en uitgebreid. Vanaf 1 januari 2014 zal opnieuw een hervorming van de verhoogde tegemoetkoming in werking treden. De verhoogde tegemoetkoming zal voortaan door iedereen kunnen aangevraagd worden, en de gezinnen die kunnen aantonen dat ze inderdaad over lage inkomens beschikken zullen ervan kunnen genieten. De verhoogde tegemoetkoming komt erop neer dat de rechthebbende een verminderd persoonlijk aandeel betaalt voor zijn geneeskundige verstrekkingen. Anders gesteld : de ziekteverzekering betaalt meer terug voor personen met die verhoogde tegemoetkoming. Daarnaast heeft de verhoogde tegemoetkoming ook nog andere effecten : de rechthebbenden krijgen een extra bescherming via de sociale maf, korting op sommige tarieven van het openbaar vervoer, sociaal telefoontarief, … In sommige gemeenten worden bovendien ook specifieke lokale tegemoetkomingen toegekend. Het belang en de impact van de verhoogde tegemoetkoming op de levensstandaard van de rechthebbenden is dus niet te onderschatten. Het is belangrijk dat het bestaan van dit systeem zo ruim mogelijk bekend wordt, met als finale betrachting dat elkeen met lage inkomsten effectief van de verhoogde tegemoetkoming kan genieten. Daarom willen wij in deze bijdrage een toelichting geven over de verhoogde tegemoetkoming zoals die zal bestaan vanaf het jaar 2014.
Info-fiche • CM-Informatie nr 254 • december 2013 1. Inleiding Daar waar de verhoogde tegemoetkoming oorspronkelijk vooral bedoeld was als een maatregel om een strikt omlijnde groep personen te steunen, is ze meer en meer geëvolueerd naar een systeem dat van toepassing is voor alle verzekerden. Oorspronkelijk waren enkel weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen (WIGW) beoogd, maar die doelgroep is steeds meer uitgebreid, zodat ook bijvoorbeeld langdurige werklozen er gebruik van kunnen maken. Die veralgemening van het systeem werd in 2008 totaal door de implementatie van het omnio-statuut. Dat statuut zorgde ervoor dat alle gezinnen met lage inkomsten, ongeacht de hoedanigheid waarin ze binnen de ziekteverzekering aangesloten zijn, een hogere tussenkomst konden krijgen voor hun geneeskundige verzorging.
Tabel 1: Illustratie van verschil in persoonlijk aandeel zonder of met verhoogde tegemoetkoming Verstrekking
Zonder VT
Met VT
101076 (raadpleging geaccrediteerde huisarts) Honorarium: 24,15 euro
persoonlijk aandeel 6 euro
persoonlijk aandeel 1,5 euro
103132 (huisbezoek huisarts) Honorarium: 36,26 euro
persoonlijk aandeel 13,69 euro
persoonlijk aandeel 2,83 euro
301011 (raadpleging tandarts) Honorarium: 21,31 euro
persoonlijk aandeel 5,15 euro
persoonlijk aandeel 0 euro
Antibiotica
44,20 % persoonlijk aandeel, met maximum van 11,60 euro
26,52 % persoonlijk aandeel, met maximum van 7,70 euro
(tarieven zoals van toepassing in oktober 2013)
Het naast mekaar bestaan van de klassieke verhoogde tegemoetkoming en de omnio bleek in de praktijk echter niet ideaal. Beide systemen gaven een andere invulling aan bepaalde begrippen (bijvoorbeeld de gezinsnotie), en dat zorgde voor onduidelijkheid en slecht begrip bij de bevolking.
In de hervorming van de verhoogde tegemoetkoming worden de twee systemen samengevoegd tot één coherent systeem, waartoe iedereen toegang kan vragen. De basisfilosofie van dit systeem is dat gezinnen met lage inkomsten toegang krijgen tot de verhoogde tegemoetkoming.
Bovendien werd vastgesteld dat veel personen met een laag inkomen de weg naar de verhoogde tegemoetkoming onvoldoende vonden, ondanks verschillende campagnes die georganiseerd werden om het systeem bekender te maken.
Enkel de term verhoogde tegemoetkoming blijft bestaan, het Omnio-statuut verdwijnt in naam.
Daarom werd door de regering besloten om het systeem een grondige facelift te laten ondergaan, en beide systemen beter op mekaar te laten aansluiten. Het doel van de hervorming is om het systeem te vereenvoudigen en doeltreffender maken. 2
Hierna geven we de krijtlijnen van die hervorming weer.
Info-fiche • CM-Informatie nr 254 • december 2013 2. Twee toegangspoorten: met of zonder inkomensonderzoek door het ziekenfonds De verhoogde tegemoetkoming is bedoeld voor gezinnen met een laag inkomen. Het laag inkomen moet objectief vastgesteld worden. Dat gebeurt door middel van een inkomensonderzoek. Dat inkomensonderzoek gebeurt meestal door het ziekenfonds. Als er echter reeds een andere officiële instantie een inkomensonderzoek heeft uitgevoerd, kan het ziekenfonds zich in bepaalde gevallen daarop beroepen om het VT-recht automatisch toe te kennen. In een beperkt aantal gevallen is het inkomensonderzoek niet nodig, omdat uit de situatie zelf blijkt dat er geen inkomsten zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval voor kinderen die ingeschreven zijn in de hoedanigheid van niet begeleide minderjarige vreemdeling.
2.1 VT zonder inkomensonderzoek door het ziekenfonds
Ook de volgende categorieën krijgen de verhoogde tegemoetkoming automatisch: • Kinderen met verhoogde kinderbijslag wegens handicap, als zij een erkenning van ten minste 66% lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of 4 punten op de eerste pijler van de medisch sociale schaal hebben • Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen • Personen die in de hoedanigheid van wees zijn ingeschreven bij hun ziekenfonds. Zij ondergingen zelf nog geen inkomensonderzoek, maar uit hun specifieke situatie blijkt voldoende dat er geen hoge inkomens zijn. 2.1.2 Wie opent het recht ? Als het recht op verhoogde tegemoetkoming wordt toegekend, geldt dat niet alleen voor de persoon die het voordeel geniet, maar ook voor zijn partner en hun personen ten laste. Het speelt hierbij geen rol of de persoon met het voordeel een gerechtigde of persoon ten laste is.
2.1.1 Welke categorieën komen in aanmerking ?
2.1.3 Opening en verlenging van het recht
De volgende sociale voordelen zorgen voor een automatische toekenning van het VT-recht omdat er reeds een andere instantie een inkomensonderzoek deed: • Leefloon of gelijkgestelde steun OCMW ontvangen gedurende 3 volledige en ononderbroken maanden (dag op dag) • Inkomensgarantie voor ouderen (IGO) of Gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GIB) ontvangen • Tegemoetkoming gehandicapten ontvangen (integratietegemoetkoming, inkomensvervangende tegemoetkoming of tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden)
Het recht wordt geopend vanaf het moment waarop aan de voorwaarden voldaan is: • vanaf de dag na het bereiken van de drie maand leefloon of gelijkgestelde steun • vanaf de dag waarop de Inkomensgarantie voor ouderen (IGO), de tegemoetkoming voor gehandicapten (integratietegemoetkoming, inkomensvervangende tegemoetkoming of tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden) of de verhoogde kinderbijslag toegekend is • vanaf de dag waarop de inschrijving als wees of nietbegeleide minderjarige vreemdeling uitwerking kreeg.
Vanaf 2014 zal er geen automatisch recht op verhoogde tegemoetkoming meer kunnen toegekend worden voor personen die in een tijdspanne van twaalf maanden gedurende zes niet-opeenvolgende maanden het leefloon of de gelijkgestelde steun kregen. Die mogelijkheid bestond wel in het KB van 01-04-2007 betreffende de verhoogde tegemoetkoming, maar werd zelden gebruikt. De personen die voldeden aan deze voorwaarde, voldeden meestal ook aan andere voorwaarden om recht op verhoogde tegemoetkoming te hebben. Het afschaffen van deze regel zal dus amper nadelige effecten hebben.
Bij opening wordt het recht op verhoogde tegemoetkoming onmiddellijk toegekend tot het einde van het jaar dat volgt op de opening van het VT-recht. Daarna wordt dat recht van jaar tot jaar verlengd, voor zoverre in het voorgaande jaar aan dezelfde voorwaarden als voor opening voldaan werd. Als daar niet aan voldaan is, leidt dat tot een stopzetting van het recht.
Hoewel bij het inkomensonderzoek voor de tegemoetkoming voor gehandicapten een belangrijk deel van het inkomen van de partner niet in beschouwing genomen wordt (abattement), is ervoor geopteerd om toch het automatisch VT-recht te laten bestaan als het sociaal voordeel effectief ontvangen wordt. Hier wordt dus enigszins afgeweken van het basisprincipe dat het lage inkomen de determinerende factor is voor de verhoogde tegemoetkoming, om op die manier de gehandicapten een extra steun te geven. 3
Info-fiche • CM-Informatie nr 254 • december 2013 2.2 VT na inkomensonderzoek door het ziekenfonds 2.2.1 Wie komt in aanmerking? Iedereen die denkt in aanmerking te kunnen komen voor de verhoogde tegemoetkoming, kan daarvoor een aanvraag indienen bij zijn ziekenfonds. Dat ziekenfonds zal dan een inkomensonderzoek doen, waarbij rekening gehouden wordt met het inkomen van de gerechtigde die de aanvraag deed, zijn partner (gehuwd, wettelijk samenwonend, of aangeduid als ‘levenspartner’) en hun respectievelijke personen ten laste. Als de persoon die de aanvraag doet evenwel een persoon ten laste is, wordt rekening gehouden met het inkomen van die aanvrager, zijn gerechtigde, de partner van die gerechtigde en alle andere personen ten laste. Het grensbedrag waartegen de gezinsinkomens moeten afgewogen worden is vastgelegd op 15 986,16 euro, verhoogd met 2 959, 47 euro per bijkomend gezinslid. Deze bedragen zijn gelinkt aan index 114,97 (basis 2004 = 100), en volgen de index op dezelfde wijze als de pensioenen. Ook welvaartsaanpassingen voor de pensioenen worden gevolgd. De actuele bedragen zijn dus reeds geëvolueerd. In beginsel gebeurt een inkomensonderzoek over een volledig kalenderjaar: het jaar dat de aanvraag voor de verhoogde tegemoetkoming voorafgaat. Het grensbedrag bestaat dan uit het rekenkundig gemiddelde van het grensbedrag dat van toepassing was in elk van de twaalf maanden van dat jaar. Wie zich echter in een stabiele (inkomens)situatie bevindt, kan gebruik maken van een beperkte referentieperiode van één maand. Het inkomstenonderzoek zal dan enkel rekening houden met het inkomen van desbetreffende maand, en dat vergelijken met het grensbedrag dat in die maand van toepassing is.
4
• eenoudergezinnen • arbeidsongeschikten of gecontroleerde werklozen die gedurende minstens één jaar ononderbroken arbeidsongeschikt of volledig werkloos zijn geweest (belangrijke nieuwigheid is dat periodes van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid onderling gecombineerd kunnen worden om tot twaalf maanden te komen). De situatie waarin zij zich bevinden, worden beschouwd als een indicator van het feit dat er stabiele en lage inkomens zouden zijn. Meestal zijn deze personen als dusdanig gekend door het ziekenfonds, en worden zij ook door het ziekenfonds uitgenodigd om na te gaan of ze in aanmerking zouden komen voor de verhoogde tegemoetkoming. 2.2.1.2 Opening en verlenging van het recht Voor wie de verhoogde tegemoetkoming aanvraagt in 2014, wordt het jaarplafond van de inkomens vastgelegd op 16 965,47 euro, verhoogd met 3 140,77 euro per bijkomend gezinslid (bedragen van toepassing sinds 01-09-2013, en onderhevig aan index- en welvaartsaanpassingen). Als uit het inkomensonderzoek (zie verder) blijkt dat het grensbedrag niet bereikt is, zal voor alle gezinsleden het VT-recht geopend worden vanaf de maand waarvan het gezinsinkomen onderzocht is. Daarop is echter een uitzondering voorzien: als de aanvraag werd ingediend binnen de drie maanden na het ontstaan van de indicator, dan wordt het recht geopend op de eerste dag van de maand waarin de indicator (zie punt 2.2.1.1) is ontstaan. Op die manier wordt vermeden dat een persoon waarvoor het ziekenfonds pas met vertraging verneemt dat zijn situatie dermate gewijzigd is dat hij in aanmerking komt voor de beperkte referentieperiode, zijn recht op verhoogde tegemoetkoming slechts met vertraging zal zien ontstaan.
Als het gezinsinkomen lager is dan het toepasselijke grensbedrag wordt het recht op verhoogde tegemoetkoming toegekend.
Eens geopend blijft het recht op de hogere terugbetaling vervolgens bestaan zolang er geen wijziging is in de inkomensof de gezinssituatie (zie verder) die ertoe leidt dat het inkomen te hoog is voor de verhoogde tegemoetkoming.
2.2.1.1 Referteperiode van één maand
2.2.2 Referteperiode van 1 jaar
Volgende personen kunnen van een beperkte referentieperiode genieten: • gepensioneerden • wie in aanmerking komt voor een inschrijving als mindervalide • weduwen/weduwnaars • personen die een invaliditeitsuitkering ontvangen; • ambtenaren die in disponibiliteit geplaatst zijn en de ziekteperiode bedraagt minstens één jaar • militairen die tijdelijk, maar minstens één jaar uit hun ambt zijn ontheven wegens ziekte
Voor wie zich niet bevindt in een situatie zoals beschreven in punt 2.2.1.1, zal een referteperiode van 1 volledig kalenderjaar gebruikt worden. Het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de aanvraag zal onderzocht worden. Wie bijvoorbeeld in 2014 de verhoogde tegemoetkoming aanvraagt, zal ze enkel kunnen krijgen als het inkomen voor het jaar 2013 lager is dan 16 743,70 euro, verhoogd met 3 099,72 euro per bijkomend gezinslid.
Info-fiche • CM-Informatie nr 254 • december 2013 Bij dat inkomensonderzoek wordt rekening gehouden met alle gezinsleden, volgens de situatie zoals ze bestaat op het moment van de aanvraag. Als het inkomensonderzoek resulteert in een positieve beslissing, zal het recht op de verhoogde tegemoetkoming toegekend worden vanaf de eerste dag van het kwartaal waarin de aanvraag gebeurde.
2.3 Verloop van een aanvraag voor verhoogde tegemoetkoming Als een persoon de verhoogde tegemoetkoming aanvraagt, worden daarbij de volgende stappen doorlopen: Stap 1: Een lid gaat naar het loket en vraagt VT aan. Op een aanvraagformulier wordt zijn gezinssamenstelling ingevuld, samen met de datum van de aanvraag en de referentieperiode die wordt gehanteerd. Het lid moet deze aanvraag ondertekenen. Stap 2: Vanaf dat moment (datum aanvraag) heeft het gezin 2 maanden om: • De verklaring op erewoord met betrekking tot de inkomsten in te vullen • Alle bewijsstukken toe te voegen Uiteraard is het ook mogelijk om beide stappen tegelijkertijd te nemen. Op de verklaring op erewoord moet elk gezinslid het volgende verklaren: • Over welke types inkomsten hij beschikte tijdens de referentieperiode (de juiste inkomstentypes moeten aangekruist worden) • Of zijn inkomen op moment van de ondertekening van de verklaring op erewoord al dan niet gestegen is tegenover de referentieperiode • Of hij al dan niet een aanslagbiljet van de inkomstenbelasting ontvangt (indien ja dan moet dit toegevoegd worden) • Datum + handtekening Voor elk type inkomen dat werd aangekruist, moet een bewijsstuk met het bedrag van dit inkomen toegevoegd worden. Stap 3: Wanneer alle nodige stukken bijgevoegd zijn, berekent het ziekenfonds het totale gezinsinkomen en vergelijkt dit met het plafondbedrag. Als het gezinsinkomen lager is dan het
plafondbedrag, dan wordt het VT-recht toegekend. Als het gezinsinkomen gelijk aan of hoger is dan het plafondbedrag, dan wordt geen VT-recht toegekend. Betrokkenen worden op de hoogte gebracht van de beslissing van het ziekenfonds.
2.4 inkomensonderzoek Bij het inkomensonderzoek wordt rekening gehouden met het bruto belastbaar inkomen dat bestond in de toepasselijke referentieperiode, vóór elke aftrek of vermindering. Volgende inkomens worden meegeteld om het bruto belastbare inkomen te bepalen: bedrijfs- en beroepsinkomens, roerende en onroerende inkomens, pensioenen, ziekte- en invaliditeitsvergoedingen, werkloosheidsuitkeringen, onderhoudsgeld (alimentatie) … Daarenboven worden ook een aantal bijzondere inkomsten of bedragen meegerekend. Dit is bijvoorbeeld het geval voor: • het geïndexeerd kadastraal inkomen van het woonhuis dat de aanvrager-eigenaar betrekt (vrijstelling van 1250,00 euro, verhoogd met 208,00 euro per persoon ten laste en voor de samenwonende echtgenoot of levenspartner en diens personen ten laste (bedragen van toepassing voor 2013)) • inkomsten verworven in het kader van pensioensparen of analoge verzekerings- of spaarvormen; • inkomsten van roerende of onroerende goederen; • buitenlandse inkomsten, vrij van aangifte in de personenbelasting. De bruto-inkomsten uit een zelfstandige beroepsbezigheid worden fictief vastgesteld op 100/80 van het netto-belastbaar beroepsinkomen uit die activiteit. Bepaalde inkomens moeten evenwel niet worden aangegeven, zoals de wettelijke kinderbijslag, tegemoetkomingen voor personen met een handicap en beroepsinkomsten van kinderen (bv. uit vakantiejobs van studenten) indien ze voor die periode nog recht hebben op kinderbijslag. Voor alle inkomsten moeten ook bewijsstukken toegevoegd worden. Volgende bewijsstukken moeten meegebracht worden: • Recentste aanslagbiljet van de personenbelasting, • Loonfiches, • Strookjes of rekeninguittreksels van alle pensioenen (ook buitenlandse), • Strookjes, rekeninguittreksels, bewijsstukken van rente, extralegaal pensioen, arbeidsongeval, beroepsziekte, • Bewijzen van uitbetaling van groeps- en levensverzekeringen, pensioensparen, 5
Info-fiche • CM-Informatie nr 254 • december 2013 • Aanslagbiljet onroerende voorheffing met opgave van het kadastraal inkomen, • Bewijsstukken van roerende goederen (kapitalen, aandelen ...), • Bewijsstukken van alle andere inkomsten (uitbetaling werkloosheidsvergoeding, eindejaarspremie, vakantiegeld, onderhoudsgeld …). Het ziekenfonds maakt op basis van die bewijsstukken een berekening, die al dan niet zal leiden tot een opening van het recht op de verhoogde tegemoetkoming. Als het inkomen dat verrekend wordt naar een jaarbasis lager is dan het toepasselijke grensbedrag, zal de VT kunnen toegekend worden. Als het inkomen echter minstens even groot is als dat grensbedrag, zal de verhoogde tegemoetkoming niet kunnen toegekend worden. Als de inkomenssituatie van het gezin naderhand verslechtert, kan uiteraard een nieuwe aanvraag voor verhoogde tegemoetkoming ingediend worden.
2.5 Stopzetting van het recht op verhoogde tegemoetkoming Het ziekenfonds moet voortdurend een aantal controles uitvoeren. De bedoeling van de controles is na te gaan of de inkomstensituatie van het gezin is gewijzigd. Enkel op basis van een van deze controles kan het VT-recht stopgezet worden. Er zijn drie verschillende soorten controles, die hieronder toegelicht worden.
2.5.1 Wijziging gezinssamenstelling Als de gezinssamenstelling wijzigt, is er een reële kans dat ook de inkomenssituatie van het gezin wijzigt. In elk geval leidt een verandering in het aantal gezinsleden ertoe dat het toepasselijke grensbedrag verandert. Dat grensbedrag stijgt of daalt immers met een wijziging in het aantal gezinsleden. Als de gezinssamenstelling kleiner wordt, zal ook het grensbedrag verlagen, en kan het zijn dat een gezin daardoor niet meer aan de voorwaarden voldoet om de verhoogde tegemoetkoming te blijven genieten. Voorzichtigheidshalve wordt daarom het recht op de hogere tussenkomsten beperkt tot het einde van het tweede kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de verandering van de gezinssamenstelling zich voordeed. Die periode wordt de periode van ‘behoud van recht’ genoemd. De betrokken gezinsleden worden geïnformeerd over de beperking van hun rechten, en zij zullen een nieuwe aanvraag voor VT kunnen indienen. Als uit het daaropvolgende onderzoek blijkt dat het nieuwe gezin aan alle voorwaarden voldoet, zal het recht kunnen blijven bestaan. Als echter blijkt dat niet meer aan de geldende voorwaarden 6
voldaan is, zal enkel het basisrecht op terugbetaling van geneeskundige verstrekkingen kunnen blijven bestaan, zonder verhoogde tegemoetkoming. Als het gezin uitgebreid wordt, zal niet enkel het grensbedrag stijgen, maar is er bovendien een kans dat het nieuwe gezinslid ook inkomsten heeft. Ook in dat geval moet dus een nieuw inkomensonderzoek gebeuren, om te vermijden dat het nieuwe gezin ten onrechte de verhoogde tegemoetkoming blijft behouden. Ook in zulke situaties wordt dezelfde periode van behoud van recht toegekend, en kan een nieuwe aanvraag voor verhoogde tegemoetkoming gebeuren. Toch zal niet elke gezinsuitbreiding beschouwd worden als een aanleiding om het VT-recht stop te zetten. Als een kind jonger dan 16 jaar en dat voor het eerst in het rijksregister wordt ingeschreven, zich bij het gezin voegt, is de kans erg klein dat dat kind de gezinsinkomsten zal doen stijgen. Daarom wordt het VT-recht in dergelijke situaties niet stopgezet, en integendeel zelfs uitgebreid naar het nieuwe kind. Daarmee wordt vermeden dat geboortes en adopties systematisch zouden leiden tot een heronderzoek voor de verhoogde tegemoetkoming. Deze voortdurende opvolging gebeurt voor alle gezinnen met de verhoogde tegemoetkoming na inkomensonderzoek, ongeacht de referentieperiode die werd gebruikt. De voorgaande alinea’s werden geschreven vanuit het perspectief van een gezin waarin de verhoogde tegemoetkoming reeds bestond, en de gezinswijziging kan leiden tot een verlies van de VT. Ook het omgekeerde is echter waar: voor gezinnen die nog geen verhoogde tegemoetkoming hebben omdat het gezinsinkomen te hoog was, kan het gebeuren dat zij na een gezinsuitbreiding wél in aanmerking kunnen komen. Dat is het gevolg van het feit dat het grensbedrag stijgt naargelang het gezin groter wordt. Voor hen kan het dus interessant zijn om een nieuw inkomensonderzoek aan te vragen.
2.5.2 Intermediaire controle Wanneer de verhoogde tegemoetkoming wordt geopend na een onderzoek van een korte referentieperiode (1 maand, op basis van een indicator zoals beschreven in punt 2.1.1.1), dan moet het ziekenfonds in het jaar na de opening van het VT-recht nagaan of in het betrokken gezin op 30 juni van het jaar na de opening van het VT-recht nog steeds een indicator bestaat, het hoeft hier niet noodzakelijk over dezelfde indicator te gaan. Die controle moet gebeuren voor 31 augustus. Als blijkt dat er nog een indicator is, dan stopt de controle en blijft het VT-recht behouden. Als er echter geen indicator meer is, dan wordt het recht op verhoogde tegemoetkoming gelimiteerd tot het einde van het jaar, en worden de betrokkenen gecontacteerd. Zij moeten
Info-fiche • CM-Informatie nr 254 • december 2013 dan een nieuw inkomstenonderzoek ondergaan, opnieuw met toepassing van een referteperiode van één maand (hoewel er geen indicator meer is). Pas wanneer daaruit blijkt dat het plafondbedrag niet overschreden is, kunnen zij het VTrecht behouden. Als hun inkomen te hoog is of als ze niet reageren op de uitnodiging van het ziekenfonds om een nieuw inkomstenonderzoek te ondergaan, dan stopt het VT-recht dus op het einde van het jaar van de controle.
3. Proactieve detectie
2.5.3 Systematische controle via fiscus
Vanaf het jaar 2015 zullen de ziekenfondsen vanuit de Administratie van de Personenbelasting een lijst kunnen ontvangen van gezinnen waarvoor de fiscus een laag inkomen kent.
De twee voorgaande controlemechanismen worden autonoom door het ziekenfonds uitgevoerd. Voor de systematische controle daarentegen wordt beroep gedaan op fiscale informatie. Jaarlijks vraagt het RIZIV bij de Administratie voor de Personenbelasting na over welke inkomensinformatie die administratie beschikt voor alle leden van een gezin met verhoogde tegemoetkoming. Op alle vragen krijgt het RIZIV, en via dat kanaal ook de ziekenfondsen, een antwoord van de fiscus. Als uit het antwoord blijkt dat het inkomen gelijk is aan of hoger dan het VT-plafond, wordt het ziekenfonds daarover geïnformeerd. Het recht op verhoogde tegemoetkoming wordt dan beëindigd op het einde van het jaar waarin de fiscale informatie ontvangen werd. De betrokkenen worden daarover geïnformeerd, en zij kunnen indien gewenst een nieuwe VTaanvraag indienen. Ook als de fiscus (nog) niet voor alle gezinsleden betrouwbare inkomensinformatie heeft kunnen inkohieren, word het VTrecht voorzichtigheidshalve stopgezet. Het kan gebeuren dat het ziekenfonds bovenop de informatie die door de Administratie van de personenbelasting wordt geleverd ook zelf nog over bijkomende informatie beschikt via een vorig inkomensonderzoek dat het deed. Dat kan het geval zijn wanneer er inkomens zijn die vrijgesteld zijn van belastingsaangifte. Binnen het inkomensonderzoek voor de verhoogde tegemoetkoming moet ook met dergelijke inkomens rekening gehouden worden. Daarom wordt de informatie waarover het ziekenfonds beschikt steeds toegevoegd aan de fiscale informatie, en kan het zijn dat op die manier toch een overschrijding van het grensbedrag vastgesteld wordt, terwijl de fiscale informatie daar nog niet op wees. De systematische controle gebeurt voor alle gezinnen met de verhoogde tegemoetkoming na inkomensonderzoek, ongeacht de referentieperiode die werd gebruikt.
Zoals reeds eerder gesteld wil de overheid met de hervorming van de verhoogde tegemoetkoming een beter bereik van de doelgroep bekomen. De verhoogde tegemoetkoming moet zoveel mogelijk mensen met lage inkomens bereiken en helpen. De belangrijkste verwezenlijking in die richting is de proactieve detectie.
In eerste instantie zullen de ziekenfondsen daarvoor een inventaris moeten opmaken van gezinnen waarvoor er geen verhoogde tegemoetkoming is toegekend. Dat bestand zal voor het eerst begin 2015 overgemaakt worden aan de fiscus. Om echter nutteloze opvragingen te vermijden, zullen de ziekenfondsen op basis van de informatie waarover zij beschikken reeds zelf enkele gezinnen uitfilteren. Het gaat over gezinnen met: • gezinsleden met een hoge bijdragebon • Personen die ingeschreven zijn als verblijvende in België en een van de 2 hoogste bijdragen betalen (die bijdragen zijn ook inkomensafhankelijk, en wie in die bijdragecategorieën zit zal niet in aanmerking komen voor VT) • Personen die gedurende de voorbije 4 jaar reeds werden uitgenodigd om een VT-aanvraag in te dienen, maar hierop niet gereageerd hebben • Personen die gedurende de voorbije 4 jaar een VT-aanvraag hebben ingediend, maar waarvan het inkomen te hoog bleek te zijn • Personen van wie het VT-recht gedurende de voorbije 4 jaar werd stopgezet op basis van een systematische controle Na verificatie van de inkomsten door de Administratie van de personenbelasting, zullen de betrokken gezinnen in 3 groepen ingedeeld worden vooraleer een antwoord aan de VI’s wordt bezorgd: • Inkomsten te hoog voor VT • Inkomsten lager dan het VT-plafond • Onvoldoende informatie over de inkomsten beschikbaar De groep personen waarvoor het inkomen te hoog is, zal niet door de ziekenfondsen gecontacteerd worden, de groep personen met lage inkomsten wél. Voor de groep waarvoor onvoldoende informatie aanwezig is, kan het ziekenfonds zelf beslissen, eventueel op basis van bijkomende informatie als ze daarover beschikt, of het opportuun is deze mensen al dan niet te contacteren. 7
Info-fiche • CM-Informatie nr 254 • december 2013 Deze uitwisseling zal voor het eerst plaatsvinden in 2015. Daarna zal dan geëvalueerd worden wat de effecten zijn van deze uitwisseling. Indien hieruit blijkt dat op deze manier meer mensen met lage inkomsten bereikt worden, dan zal bekeken worden met welke frequentie de uitwisseling in de toekomst nog zal plaatsvinden. Er wordt gehoopt en verwacht dat door een gerichte contactname met personen met een laag inkomen het mogelijk zal worden om leden te overtuigen de verhoogde tegemoetkoming aan te vragen. De verhoogde tegemoetkoming op basis van een inkomensonderzoek moet inderdaad steeds aangevraagd worden: gezien het inkomensonderzoek voor VT ruimer is dan wat voor de personenbelasting van toepassing is, is het niet mogelijk om louter op basis van de fiscale informatie de verhoogde tegemoetkoming toe te kennen. In het inkomensonderzoek dat door de ziekenfondsen gebeurt, wordt bijvoorbeeld ook rekening gehouden met buitenlandse inkomsten die niet belastbaar zijn in België. Het VT-recht toekennen op basis van de fiscale gegevens zou er dus toe kunnen leiden dat een aantal personen met hoog (maar niet gekend door Belgische fiscus) inkomen de verhoogde tegemoetkoming krijgen.
4. Wat met de huidige omnio-dossiers ? Voor omnio wordt bij het inkomensonderzoek rekening gehouden met het volledige rijksregistergezin: alle personen die op hetzelfde adres gedomicilieerd zijn. Dat is een andere gezinsnotie dan wat binnen de verhoogde tegemoetkoming gebruikt wordt. Daar wordt rekening gehouden met de inkomsten van de gerechtigde, zijn partner (gehuwde, wettelijk samenwonende of verklaarde levenspartner) en hun personen ten laste. De notie rijksregistergezin zal vanaf 2014 dus niet meer gebruikt worden, en daarom moet de gezinssamenstelling voor de bestaande omnio-dossiers aangepast worden. Alle omniodossiers zullen moeten in overeenstemming gebracht worden met de nieuwe gezinsnotie. Als het omnio-gezin identiek is aan het gezin dat voor de verhoogde tegemoetkoming gebruikt wordt, of als het omniogezin kan verdeeld worden in meerdere gezinnen zoals bedoeld in het kader van de verhoogde tegemoetkoming, zullen betrokkenen het recht op de verhoogde tegemoetkoming krijgen en via de systematische controle blijven onderzocht worden. Als het nieuwe gezin echter een persoon bevat die op 31 december 2013 geen verhoogde tegemoetkoming had 8
via het klassieke systeem of via omnio, zal het gezin een nieuw inkomensonderzoek moeten ondergaan. Enkel als uit dat inkomensonderzoek blijkt dat het grensbedrag niet overschreden is, zal ook voor het jaar 2015 de verhoogde tegemoetkoming blijven bestaan. In elk geval zal voor het jaar 2014 de verhoogde tegemoetkoming nog van toepassing zijn.
Randinformatie Op 30-06-2013 waren er 10 969 707 verzekerden. Daarvan waren er 272 274 met omnio-recht en 1 810 962 met klassieke verhoogde tegemoetkoming. Bij de invoering van het omnio-statuut in 2008 werd verwacht dat 800 000 personen in aanmerking zouden komen voor omnio.