Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
15
Verhalen over vroeger
Historische jeugdliteratuur en geschiedenisonderwijs Toelichting De titels in de titellijst bij hoofdstuk 15 sluiten aan bij de ontwikkeling van het tijdsbesef in het algemeen, en van het historisch besef met betrekking tot de geschiedenis van Nederland in het bijzonder. Behalve van het kernbegrip historisch besef is ook uitgegaan van het kernbegrip beeldvorming en van wat in hoofdstuk 15 een ‘tijdreisopzet’ wordt genoemd: door middel van een reis door de tijd ontstaat een beeld van (de ontwikkeling van) verleden tot heden. De lijst bevat zowel fictie als non-fictie, en is verdeeld in titels voor onderbouw, middenbouw en bovenbouw. Zie voor titels die bij één specifieke periode aansluiten www.entoen.nu.
Onderbouw Rotraut Susanne Berner De vrolijke vier seizoenen. Kijk- en zoekboek (Lannoo, 2010) In De vrolijke vier seizoenen zijn de eerder apart verschenen groot formaat prentenboeken over de lente, zomer, herfst en winter gebundeld. We zien op elke twee pagina’s een landschap dan wel een deel van een stad, met hierin steeds allerlei personen, en ook dieren, die we op de pagina’s erna in hun activiteiten kunnen volgen. Zodoende maken we een reis in de ruimte en in de tijd, waarbij we van alles leren over wat er gebeurt in de stad, en wat mensen zoal doen: van werken tot boodschappen doen, een praatje maken of sporten. Er is geen tekst, met uitzondering van aanduidingen op gebouwen, zoals ‘kiosk’ of ‘snackbar’. Door de platen samen met kinderen goed te bekijken, kunnen ontwikkelingen in de tijd worden gevolgd, wat vraagt om vaardigheden als aandachtig kijken, vergelijken en relaties leggen. Bij elke persoon kan ook een verhaal worden bedacht en verteld. Je kunt de kinderen ook vragen stellen, of de kinderen elkaar vragen laten stellen, zoals: welke cadeautjes krijgt het meisje voor haar verjaardag? En waar gaat de klas naartoe? Hierna moet het antwoord in de tekeningen worden gezocht.
Virginia Lee Burton Het huisje dat verhuisde (Lemniscaat, 2002, oorspronkelijk 1973) Prentenboek over een huisje in een idyllisch landschap dat langzamerhand steeds meer ingesloten raakt door een steeds dichter bebouwde stad met steeds meer verkeer. Aanvankelijk is het huisje heel tevreden: Van zijn heuvel keek hij uit over het land. ’s Morgens zag het de zon opgaan en het zag de zon ondergaan als het avond was. De ene dag volgde op de andere, en iedere dag was net een beetje anders dan de vorige, maar het Huisje bleef hetzelfde.
1 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
Het huisje is soms nieuwsgierig naar hoe het is om in de stad te wonen, totdat er een hele stad omheen is gebouwd en het huisje de rust en stilte van het platteland mist. Gelukkig komt de achter-achterkleindochter van degene die het huisje heeft gebouwd in actie en zorgt ervoor dat het huisje verhuisd wordt. Elke tekening laat iets zien van de ruimtelijke en historische veranderingen die zich voltrekken om het huisje heen. Kinderen kunnen de veranderingen benoemen aan de hand van de toename van wegen, mensen, soorten gebouwen en soorten voertuigen. Die ontwikkeling wordt nog eens kort weergegeven op de schutbladen.
Charlotte Dematons De gele ballon (Lemniscaat, 2003) Dit tekstloze prentenboek neemt je mee op reis rond de wereld en laat behalve de verschillende gebieden en landschappen ook een stukje ontwikkeling in de geschiedenis zien: van indianen tot ridders in een burcht en van een piraten- tot een vliegdekschip. Deze historische elementen zijn naast elkaar te vinden. In de realistisch getekende wereld zijn ook sprookjesfiguren te ontdekken. In elke tekening over twee pagina’s zitten steeds vier vaste onderdelen verstopt: een blauw autootje, een boef in een gestreept gevangenispak, een fakir op een vliegend tapijt en een gele ballon. Het zoeken hiernaar dwingt tot goed kijken. Op de laatste pagina’s wordt het steeds donkerder; er wordt gesuggereerd dat de hele reis in een etmaal heeft plaatsgevonden.
Bouwina de Ridder Toen en nu. Met illustraties van Peter Nuyten (serie: De Kijkdoos; Noordhoff, 2009) In dit informatieve prentenboek uit de inmiddels klassieke serie De Kijkdoos maakt Jip met zijn oma een wandeling door de stad. Ze zien oude en nieuwe gebouwen, waarover heel wat te vertellen valt. De fotoserie die de wandeling weergeeft is een goed uitgangspunt voor een gesprek waarmee historisch besef kan worden bijgebracht. Bij de foto’s staan teksten op twee leestechnische niveaus. Het boek bevat een register. Geschikt voor kinderen van 4 tot en met 8 jaar.
Frank Tashlin & Dennis Gaens De Beer Die Geen Beer Was (Productiehuis Oost-Nederland/Literair Productiehuis Wintertuin / Theater-en dansproductiehuis Generale Oost; cd met liedjes van de theateruitvoering, 2013) Beren houden hun winterslaap en kleuters zijn vooral bezig met het ervaren van de dagelijkse tijd en bij lange na nog niet met periodiseren in het perspectief van de historische tijd. Kleuters leven in de lineaire tijd van hun gezin en hun grootouders en in de circulaire tijd van de seizoenen (zie Verborgen Talenten, p. 215 en 280.) In die circulaire tijd weet je als beer dat wanneer de bladeren aan de bomen geel en bruin worden en van de takken vallen je je verdiende winterslaap mag gaan houden. Maar dat verandert wanneer er bovenop je grot een fabriek wordt gebouwd. Als je dan uit je winterslaap wakker wordt, is er ineens geen bos en geen gras meer en zijn er ook geen bomen en bloemen meer. En word je aan het werk gezet. Dan zijn er enkel nog grote gebouwen, ploegbazen, bedrijfsleiders, Derde, Tweede en Eerste Onderdirecteuren en een Eerste Directeur die denkt in de dierentuin te kunnen bewijzen dat de beer geen 2 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
beer is, omdat hij anders wel in een kooi of in een circus zou zitten. Uiteindelijk hervindt de beer zijn identiteit en wordt hij weer de beer die een beer is. Zie ook de website http://www.debeerdiegeenbeerwas.nl/
Bette Westera en The Tjong Khing Held op sokken (Gottmer, 2012) Het cliché dat jongens stoer zouden moeten zijn en meisjes zorgzaam wordt door veel jeugdboeken steeds vaker gelogenstraft. Het mooie verhaal op rijm Held op sokken van Bette Westera met prachtige illustraties van Thé Tjong Khing speelt een verrassend spel met ditzelfde thema. Sterker nog, in dit prentenboek op rijm wordt het symbool van stoerheid bij uitstek op de kop gezet door een buitenbeentje te kiezen, namelijk een ridder met een afwijking: ‘Hij had geen baard. Die baard was blijven steken in zijn keel.’ Dit watje, ridder Roderick met alleen een baard in de keel, krijgt de assepoesterrol toebedeeld. Hij moet drakenbloed opvegen, onkruid wieden, harnassen poetsen, aardappelen schillen, groente kweken en eten koken voor zijn mannenbroeders. En hij moet dat doen in een tijd waarin er voor assepoesters zelfs geen paarden en voor andere ridders nog weinig gemechaniseerde hulpmiddelen waren: Om worteltjes te kweken en tomaten en komkommers Ze hadden zelf geen paarden en er waren nog geen brommers. ze moesten alles lopend doen, ze hadden zelfs geen fiets. En ook geen laarzen. Geitenwollen sokken, verder niets.
Deze ridders, voor veel jongens misschien de eerste historische held die ze leren kennen, leefden namelijk in de middeleeuwen, dus in een tijd waarin ridders niet alleen draken en andere ridders verslaan, of prinsessen bevrijden uit benarde situaties, maar meestal ook baarden hadden. En het lijkt er even op dat alle jonkvrouwen (ze staan in de rij voor een handtekening van hun held die weer het riddertoernooi won) juist vallen voor de heldhaftige, gebaarde riddersoort. Totdat op een dag een schone jonkvrouw komt eten, en niet wil weten wie de draak versloeg of naar huis toe sleepte, maar wie toch die verrukkelijke drakenballen maakte. Deze jonkvrouw heeft haar held gekozen: de zorgzame Roderick, de ridder zonder baard en misschien ook wel de ontwerper van prinsessenjurken voor meisjes.
Middenbouw
Marion van de Coolwijk e.a. Het grote Rijksmuseum Voorleesboek (Rijksmuseum & Rubenstein, 2013) Met verhalen van: Marion van de Coolwijk, Arend van Dam, Fred Diks, Imme Dros, Bibi Dumon Tak, Pieter Feller, Thijs Goverde, Hans Hagen, Sylvia Vanden Heede, Marjolijn Hof, Vivian den Hollander, Rindert Kromhout, Sjoerd Kuyper, Joke van Leeuwen, Ted van Lieshout, Koos Meinderts, Mirjam Oldenhave, Francine Oomen, Joke Reijnders, Daan Remmerts de Vries, Jan Paul Schutten, Harmen van Straaten, Edward van de Vendel, Kaat Vrancken, Jacques Vriens. Met schilderijen van onder meer Rembrandt, Vermeer, Jan Steen, Metsu, Avercamp en Breitner.
3 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
Het rijksmuseum in Amsterdam is weer geopend, dat zal waarschijnlijk niemand ontgaan zijn. Bij elk schilderij dat in het rijksmuseum hangt wordt doorgaans iets verteld over schilderkunstige kenmerken van het schilderij, over de schilder, het genre en vaak ook over de tijd waarin je het moet plaatsen. Verder wordt nog iets verteld over de objecten op een schilderij, wanneer de schilder leefde, dat het gaat om olieverf op doek en wanneer een schilderij is aangekocht. En vaak wordt er gewezen op de moraal achter verschillende objecten (een boek staat bijvoorbeeld voor wijsheid). Maar je kunt ook, zegt de achterflap van het boek, je fantasie loslaten op een schilderij en daar zelf een verhaal bij verzinnen. Dat deden 25 Nederlandse en Vlaamse kinderboekenauteurs. Zij kozen een kunstwerk uit het Rijksmuseum en schreven daar naar eigen inzicht een verhaal bij. Op de site van het rijksmuseum https://www.rijksmuseum.nl/ staat bijvoorbeeld bij ‘Stilleven met kazen’ https://www.rijksmuseum.nl/nl/search/objecten?q=Stilleven +met+kazen&p=1&ps=12&ii=0#/SK-A-4821,0 van Floris van Dijck: Soort bij soort liggen vruchten, brood en drie kazen op een met kostbare damasten kleden bedekte tafel. De illusie van echtheid is verbluffend: het tinnen bord dat uitsteekt over de tafelrand lijkt tastbaar dichtbij. De Haarlemse schilder Floris van Dijck behoort tot de pioniers van de Hollandse stillevenschilderkunst.
Jan Paul Schutten kiest bij dit stilleven voor het perspectief van Valentijn van Dijck, de zoon van de schilder. Die heeft zich onder de tafel verstopt waar zijn vader allemaal lekkere dingen had neergelegd om een stilleven te gaan schilderen. Maar Valentijn heeft honger, hij neemt een stukje kaas, drinkt een glas wijn (en nog een), neemt een hap van het brood, eet een halve appel, wat druiven en een noot. Hij krijgt ook nog de hik, en als zijn vader dan terugkomt, krijgt hij het gevoel dat hij alles heeft bedorven, maar het tegendeel blijkt waar. Joke van Leeuwen vraagt zich bij ‘Meisje in een witte kimono’ van Breitner af waarover het meisje in kimono zoal ligt te mijmeren al die tijd dat ze stil moet poseren voor de schilder. Voor een schilder dat op doek heeft, verstrijkt er immers heel wat tijd. Koos Meinderts verplaatst zich bij ‘Oude Vrouw in gebed’ (ofwel ‘Het gebed zonder eind’) van Nicolaas Maes in een achterkleinkind dat haar overgrootmoeder altijd zag bidden en dan wilde weten waarom ze dat deed en nog heel veel meer. Hans Hagen laat zijn romanfiguur Jubelientje bij het schilderij ‘Portret van een meisje in het blauw’ van Johannes Cornelisz. Verspronck de universele ervaring ondergaan dat je, vanuit welke hoek je ook kijkt of waar je ook staat in de zaal, steeds het gevoel hebt dat dit meisje je aankijkt. Het contrast tussen de zakelijke museale toelichting en de verhalende interpretaties is groot. De verhalen maken de raadsels van de schilderijen nog groter en stimuleren je om je te identificeren met de schilders, hun modellen of hun opdrachtgevers. Stuk voor stuk zijn het verrassende varianten op het bestaande museumbezoek aan het Rijksmuseum, dankzij de gevarieerde en innovatieve inbreng van een keur aan Nederlandse jeugdauteurs.
4 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
Arend van Dam Lang geleden… De geschiedenis van Nederland in vijftig voorleesverhalen. Met illustraties van Alex de Wolf (Van Holkema & Warendorf, 2007) Vijftig korte verhalen vormen samen een beeld van Nederland, van de tijd van de hunebedden tot en met het heden. Elk verhaal begint met ‘Lang geleden […]’ en eindigt met ‘En zo […] is het echt gebeurd’, om de feitelijkheid te benadrukken. De verhalen vormen een aantrekkelijke eerste kennismaking met de geschiedenis van Nederland. Deze bundel kan door middel van voorlezen goed gebruikt worden als introductie op de geschiedenislessen in groep 5. Achter in de bundel is een geïllustreerde tijdsbalk van zes pagina’s te vinden, die ook op een losse poster is afgedrukt. De illustraties, die soms humoristisch zijn, ondersteunen de tekst en geven een goed tijdsbeeld. De bundel is zelf te lezen vanaf ongeveer 8 jaar. Arend van Dam kreeg er een Zilveren Griffel voor. Ook verkrijgbaar als luisterboek.
Arend van Dam Overal en ergens… Op reis door Nederland in vijftig voorleesverhalen. Met illustraties van Alex de Wolf (Van Holkema & Warendorf, 2009)
In vijftig korte verhalen wordt een reis door de provincies van Nederland gemaakt. Elk verhaal begint steeds met ‘Overal in ons land […]’, waarna een kort verhaal volgt met een kind als hoofdpersoon. Met elk verhaal komt de lezer iets te weten over karakteristieke plaatsen, zoals dorpen, dijken, havens, polders, meren, gebouwen en bollenvelden. Er zijn verhalen over bijvoorbeeld de Deltawerken in Zeeland, de bollenvelden in Zuid-Holland, de Amsterdamse grachtengordel en de droogmaking van de Beemster in NoordHolland. Enkele verhalen sluiten aan bij vensters uit de geschiedeniscanon, namelijk die over de grachtengordel van Amsterdam, het planetarium van Eise Eisinga, de gasbel en het schilderij ‘De aardappeleters’ van Vincent van Gogh. Op de bijgevoegde poster staat de kaart van Nederland waarop alle van een verhaal voorziene plaatsen staan aangegeven. Door middel van voorlezen kan deze bundel een goede introductie zijn op zowel aardrijkskunde- als geschiedenislessen over Nederland in groep 5. De bundel is zelf te lezen vanaf ongeveer 9 jaar.
Bovenbouw
Kristien Dieltiens & Carl Cneut Het leven van Caspar Hauser ontraadseld (De Eenhoorn, 2012) Woutertje Pieterseprijs 2013 Kaspar Hauser heeft meer raadsels achtergelaten dan dat er feiten over hem bekend zijn. Volgens Kristien Dieltiens staat het vast dat hij tot zijn achttiende gevangen heeft gezeten in een kleine donkere ruimte, dat hij is vrijgelaten op een plein in Neurenberg, dat er een poging tot moord op hem is gedaan en dat hij ten slotte is vermoord in Ansbach. Deze feiten alleen al spreken al eeuwen tot de verbeelding van velen: taalgeleerden vroegen zich af wat zo’n langdurig geïsoleerd bestaan in een donkere ruimte betekent voor iemands taalontwikkeling, en de dichter Slauerhoff verbeeldt hem in het gelijknamige gedicht op de plaats waar hij alleen kon zijn: In het halfdonker een kleine kluis bij de dood, daar ben ik thuis.
5 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
Hij zet die tijd af tegen de entree in de wereld van dag en nacht blootgesteld worden aan ‘getallen, woorden (..) geboorten en moorden’ en kiest dan voor de Kaspar Hauser die alleen maar terug wil naar toen: Zitten op den hollen steen,
Met het stille paardje spelen, met hem dood en duister delen. Kristien Dieltiens heeft zich daarentegen niet neer willen leggen bij deze uitzichtloze situatie en is op zoek gegaan naar meer klaarheid over deze jongen die jaren opgesloten zat en die toen hij op Pinkstermaandag 1828 op een plein in Neurenberg aan het publiek getoond werd, nauwelijks bleek te kunnen lopen of praten. Zij wilde uit naam van alle andere kelderkinderen meer te weten komen over het lot van zulke kinderen. Daarvoor verdiepte ze zich niet alleen opnieuw in het leven van Kaspar Hauser maar bedacht ze ook het fictieve personage van Manfred, een jongen die zich met een hazenlip staande moest zien te houden aan de onderkant van de samenleving . Beide levens weet zij op mysterieuze wijze met elkaar te verbinden. Weliswaar komt dat wel de spanning van het boek ten goede, maar de historische achtergrond van deze historische roman raakt daarmee nogal uit beeld. Tegelijk gaat de verknoping van beide levens ten koste van de onderlinge samenhang tussen het gereconstrueerde leven van Kaspar Hauser en het verbeelde leven van Manfred. De eerste op feiten gebaseerde reconstructie steekt immers mager af tegen de tweede verzonnen geschiedenis. Kennelijk leidt feitelijke reconstructie van een leven tot meer beperkingen dan het verzinnen van een leven. Bovendien krijgt het boek met de diverse bijfiguren rondom beide hoofdpersonages en hun soms misdadige plannen meer en meer trekken van een misdaadverhaal of een detective. Daardoor wordt het boek meer een whodunit dan een verhaal waardoor je meer empathie krijgt voor een volwassen kind dat met rust gelaten wil worden zoals Slauerhoff dat zag.
Diverse auteurs en illustratoren Van tijd tot tijd (Delubas, 2011) In deze bundel is bij elk van de vijftig vensters van de cultuurhistorische canon, verdeeld over tien tijdvakken, een verhaal opgenomen. Daarnaast vindt de lezer extra informatie over de tijd waarin het verhaal speelt in de vorm van een korte introductie op het verhaal. De zes auteurs die verantwoordelijk zijn voor de verhalen hebben hun sporen verdiend op het gebied van historische verhalen voor de jeugd en werkten mee aan de serie Terugblikken van Delubas, met losse verhalen bij de canon. De bundel is zeer geschikt om voor te lezen in de klas. Kinderen vanaf ongeveer 11 jaar kunnen de verhalen zelf lezen. Het boek bevat kaarten, foto’s, getekende illustraties en een tijdlijn. Achter in het boek is een extra hoofdstuk toegevoegd met tips en suggesties voor boeken, websites en een dagje uit.
6 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
Frits van Oostrom e.a. De canon van Nederland: de vijftig vensters voor kinderen (Amsterdam University Press, 2009) In dit boek worden de vijftig vensters uit de Nederlandse geschiedenis beschreven voor leerlingen in het basisonderwijs vanaf 10 jaar. Het boek kan ook gebruikt worden door leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs, en tevens door leerkrachten, pabostudenten en ouders. Bij elk venster is een tijdsbeeld te vinden, een tekst over de betekenis van de gebeurtenis of de historische figuur en illustraties in kleur. Onder aan de bladzijden loopt een tijdsbalk mee. Achter in het boek is per venster een verklarende woordenlijst te vinden. Daarnaast zijn er verwijzingen en extra informatie te vinden over mogelijke museale uitstapjes, jeugdboeken en websites, zodat elk kind letterlijk dan wel figuurlijk op ontdekkingsreis kan gaan door de geschiedenis van Nederland. De canon van Nederland heeft een eigen website: www.entoen.nu.
Rob Ruggenberg IJsbarbaar (Querido, 2011). De Jonge Juryprijs 2013 en Vlag en Wimpel Griffeljury 2012 In de zomer van 1625 ligt in Amsterdam een jongen met vastgebonden armen en benen op een roodgeverfde houten snijtafel in een kleine collegezaal. Een hoogleraar-chirurgijn presenteert hem aan zo’n twintig studenten en aan zijn collega’s als een barbaar die door Nederlandse zeelieden is meegebracht. Dat barbaarse bestaat eruit dat zijn lichaam bestand is tegen extreme kou. Als de medische wetenschap weet te achterhalen hoe Nederlandse soldaten daar ’s winters even immuun voor kunnen worden, dan kunnen ze ook de Spanjaarden effectief bestrijden. En dan onderbreekt een collega hem: ‘Ik geloof dat uw experiment de benen neemt.’ Dit hoofdpersonage dat de kleinerende naam Nunôk of kleintje kreeg, wordt in de winter van 1612 in Groenland geboren als een scharminkel waar geen hap spek aan zit. Er is hongersnood en men wil hem aanvankelijk offeren. Onder leeftijdsgenoten geldt hij als pispaal en als hij dagelijks de gezamenlijke poepdoos moet legen ook nog eens als de poepjongen. Zo krijgt hij eelt op zijn ziel en maakt hij van elk nadeel zijn voordeel. Honden die vechten om drollen als ze nog dampen, weet hij aan zich te binden door daar rekening mee te houden. Van Umik, zijn vader, leert hij jagen en vissen, kruiden onderscheiden voor velerlei gebruik en omgaan met de Moeder der Zee. Zo leert dit kleine scharminkel al vroeg voor zich zelf op te komen. Wanneer plotseling matrozen van een Nederlands schip aan wal komen, roven ze niet alleen de mooiste huiden maar nemen ze ook Umik en Nunôk mee als bezienswaardigheid. Aan boord moet Nunôk opnieuw de vijandige sfeer tegen hem zien te overwinnen. Dat doet hij met zijn vakmanschap als zeeman door eerder dan wie ook vanuit het kraaiennest steeds weer vaargeulen te vinden tussen de eilanden en ijsbergen door. En dat doet hij door zijn dode vader terug te geven aan de Moeder van de zee, een ritueel dat als het zeemansgraf ook in hoog aanzien staat bij de bemanning van Nederlandse schepen. Op de kermis weerstaat hij een beer. In de Hofvijver in Den Haag schiet hij een meeuw uit de lucht en eet die, tot vermaak van de prinselijke hofhouding, rauw op. En als proefpersoon wekt hij bij medici hoop op spraakmakende experimenten. Maar ondanks al zijn succes met zijn diverse optredens wil hij maar een ding: terug naar Groenland. Die terugreis kan hij als harpoenier gaan maken. Opnieuw moet hij zich bewijzen en de concurrentie van twee andere harpoeniers zien te overwinnen. En opnieuw 7 van16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
wordt hij eerst steeds niet geloofd. Dat je eerst een walvisjong en daarna de moeder moet doden en niet omgekeerd gaat regelrecht in tegen de conventie onder de Nederlandse walvisvaarders. Maar als ze toch binnen de kortste keren meer walvissen treffen dan ooit, roept dat wantrouwen op en beweert men dat er duivels achter hem staan. Dit weet deze geharde overlever allemaal te doorstaan. Intussen is er zoveel walvistraan verworven door het koken van walvisspek dat de schipper tegen de belofte in hem niet naar zijn eigen streek terug wil brengen. Bij die laatste beproeving raakt hij zijn bewustzijn kwijt. Uit de epiloog van het boek blijkt echter dat hij zijn geliefde Orpa heeft teruggevonden, dat hij de beste angakok (sjamaan) is geworden en dat hij verhalen kan vertellen als geen ander.
Rob Ruggenberg Manhatan (Querido, 2010) De Publieksprijs Kinderboekwinkel 2010 en de Publieksprijs Brabantse Letteren 2011 Het verhaal speelt in 1642 in Manhattan in de tijd dat New York nog Nieuw-Amsterdam heette. Het gaat om drie personages die een vaderfiguur zoeken en ook vinden, maar met verschillende problemen. Die drie personages staan voor de slaven uit Afrika, de slaven uit Noord-Amerika (Indianen) en de slaven uit Nederland (het lompenproletariaat). Samen gaan ze op zeker moment in verzet, maar voor het zover is moeten we hen eerst leren kennen. Peye, een van de hoofdpersonen in dit boek, zegt de zoon te zijn van Willem Kieft. Dat hoorde hij van de pooier van zijn moeder die bij hem in de schuld stond: ‘Waarom ga je het niet bij je vader halen? Bij Willem Kieft?’ Als Peye zijn moeder vraagt wie Willem Kieft is, schrikt ze en zegt ze ‘Ik….Nee…Ik weet niet wat je bedoelt…Waarom vraag je dat? Zei die kerel dat?´ ‘Ja. Hij zei dat Willem Kieft mijn vader is.’ ‘Dat liegt hij!’
Peye steekt zijn hand in een gat op de plaats waar de planken waren weggebroken als bergplaats voor het geld dat zij daar had verstopt. Hij vond iets kleins, ronds en hards, keek er niet naar en liet het in zijn broekzak glijden. Later bleek het een kleine, zilveren ring met een vogel erop net zoals op het voorname koopmanshuis van de familie Kievit aan de Oude Zijde: Die gekuifde vogel in het wapen boven de deur was natuurlijk een kievit. Hij leek sprekend op de vogel op de kleine zilveren ring. Dat kon geen toeval zijn.
Op zoek naar zijn vader introduceert Peye zich aldaar als de zoon van Willem Kieft. Die directeur-generaal in Nieuw Amsterdam zou echter geen zoon hebben. Volgens een dienster lijkt hij op Catryn Davids (de naam van zijn moeder die vroeger dienstmeisje was bij de familie Kieft). De koetsier van de familie die dat hoort, reageert niet. En de oma van de familie bij wie hij zich net zo aandient stuurt hem meteen het huis uit. Hij monstert aan op een schip dat naar Nieuw Amsterdam vaart. Twee maanden later en vijf uur nadat zijn schip is vergaan en hij op het strand is aangespoeld, vindt een meisje in zijn zakken de kleine zilveren ring met het teken van een vogel erop. Die totem, denkt ze, bracht hem geen geluk, hij is dood. Maar ineens hoort ze een lichte hartklop in zijn halfbevroren lichaam. Ze gaat net zo lang naakt op hem liggen met de vacht van haar bevermantel over hen heen tot hij weer bij komt. Dan zegt ze: ’Wat 8 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
is jouw naam, ik heet Waupatukway’. Dit meisje van Indiaanse komaf heeft de broer van haar moeder als vader uitgekozen omdat ze wil: jagen, vissen, varen in een kano en raak wil schieten met pijl en boog. Dat gaat allemaal goed tot blanke kooplui zijn oom vuurwater aansmeren. De derde hoofdpersoon, Manuel, is als slaaf en wees uit Afrika in Manhattan beland. De vader die zich over hem ontfermt is een oudere pedofiel en wie zich daaraan overgaf kreeg toen de doodstraf. Manuel kan aan die straf alleen ontsnappen wanneer hij voor het gerecht onder leiding van Willem Kieft zegt dat het om gedwongen seks ging, terwijl dat niet altijd zo was. Hij doet dat toch en voelt zich een verrader. Het begint te broeien in Manhattan tussen de Indianen en de Nederlandse kolonisten. Intussen heeft Peye al een paar keer zonder succes bij Kieft aangeklopt. Peye is er als keukenhulp niet alleen bij wanneer een kamp Indianen gelaafd, gespijsd en gekleed wordt, maar ook wanneer Kieft er voor kiest om dat kamp te gaan afslachten. Zelfs vrouwen en kinderen worden vermoord. Kieft reageert pas wanneer hij een briefje krijgt met een ring, terwijl dominee Bogardus zijn beklag doet over de massa- kindermoord. Hij wordt lijkbleek bij de ring die als twee druppels water lijkt op de ring met het familiewapen die hij zelf draagt, en als hem de vraag wordt voorgelegd of hij zijn zoon wil ruilen tegen Waupatukwa. Kieft komt hen tegemoet en wil ook met Peye spreken. Hij houdt vol dat niet hij zijn vader is maar de koetsier. Maar dat dilemma is voor Peye voorbij: hij wil geen vader meer met bloed aan zijn handen maar een fatsoenlijke vader als de koetsier. Ruggenberg heeft drie personages op een historische sokkel gezet in Manhattan: een slaaf uit Afrika, een Indiaanse uit Noord-Amerika en een Nederlandse jongen uit het proletariaat in Nederland. Hun gezamenlijk verzet tegen slavernij en massamoord in Manhattan laat prachtig zien hoe feit en fictie elkaar kunnen aanvullen in deze historische romans over de slavernij. De titel, Manhatan, bevat geen spelfout maar is een bewuste keuze van de auteur. (Zie ook de bijbehorende website http://www.manhatan.nl/frames-naammanhatan. html.)
Rob Ruggenberg Slavenhaler (Querido, 2007) Libris Winkelprijs 2009 Tyn, een van de hoofdpersonen in dit verhaal, krijgt op het sterfbed van zijn vader te horen dat die na thuiskomst van een lange zeereis zowel zijn moeder als zijn zwarte dienstmeisje zwanger maakte. Om ophef te voorkomen bracht hij het dienstmeisje zo gauw mogelijk terug naar Afrika. De baby, een meisje, werd aan boord van zijn schip geboren, nog voordat haar moeder stierf. Zijn vader liet zijn halfzusje Obaa Huhuni achter bij een negeropperhoofd in het dorp Ghama aan de Goudkust. Tyn, die even oud is als zij, monstert meteen aan op een slavenschip op zoek naar zijn halfzus. Het boek kent een proloog en drie delen waarvan het eerste deel (dat speelt in november 1637 in Afrika) verreweg het langst is. Het gaat over Obaa’s ongelukkige kinder- en jeugdjaren: wees, halfbloed een lichtere huid, rood haar en zonder oorlelletjes. Haar leeftijdgenoten pesten haar en volwassenen bejegenen haar racistisch. De jager Kofi beschuldigt haar ten onrechte van diefstal, maar als hij doodziek wordt, helpt zij hem er door heen. Tyn wordt ook gepest om zijn rode haar door Jonas, zoon van de reder en leerling-stuurman. Een braslijn laat los en trekt Jonas metershoog aan zijn rechterbeen de lucht in. Dat been moet worden geamputeerd en daarvoor wordt Tyn gestraft. Aan de Goudkust leert hij snel een boekje met driehonderd woorden van buiten zodat hij kan tolken bij 9 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
het uitruilen van meegebrachte koopwaar tegen slaven die de kopers willen verhandelen in Recife in Brazilië. Voor Obaa begint het tij pas te keren als ze een tovenaar ontmaskert als een bedrieger en verkrachter. Maar als Kofi haar eindelijk vertrouwt, worden ze beiden gevangen in een slavenkaravaan. Tyn voelt zich als tolk een hele meneer, maar het brandmerken van slaven kan hij alleen verdragen omdat die zijn halfzusje zouden hebben vermoord. Tot hij dit ziet: De adem stokte Tyn in zijn keel. Het was alsof zijn vader hem aankeek. Op datzelfde moment wist Tyn ook wat dat vreemde was dat hem daarnet aan dit meisje was op gevallen. Ze had geen oorlelletjes. Obaa.
Het tweede deel speelt in december 1637 op de oceaan. Kofi en Obaa komen in beeld als slaven en Tyn als slavenjager. Ze komen in een helse storm terecht die Ruggenberg (die lang heeft gevaren) excellent weet op te roepen. Bij de ontmoeting met Tyn raakt Obaa helemaal van streek: De jongen had aan zijn oren getrokken, en die zagen er net zo raar uit als haar eigen oren. Begreep ze dit goed? Zei hij echt dat hij een zoon was van dezelfde witte man die ze als klein kind in haar angstdromen had gezien?
Onderweg weten ze met een list kapers de loef af te steken, komen de slaven zonder succes in opstand en meren ze met een gedecimeerd slavenbestand aan op de kade van Recife in Brazilië.
Het derde deel, dat speelt in februari 1638 in Brazilië, opent met Graaf Johan Maurits van Nassau die blij is met het boek waarin dominee Udemans de slavernij met Leviticus, 25, 44-46 verdedigt: Als slaven en slavinnen mag je mensen kopen uit de omringende volken, of vreemdelingen, die bij jullie wonen of de kinderen die zij in jullie land hebben gekregen. Die slaven en slavinnen zijn je eigendom, je kunt hen als erfelijk bezit aan je kinderen nalaten, zij zullen voor altijd als slaaf voor je blijven werken.
Dat stemt Graaf Maurits tot grote tevredenheid. Nu kan hij het Mauritshuis gaan bouwen en schilderijen gaan kopen: Kunst en cultuur en wetenschap, daar ging het om in het leven! Al het andere was maar bijzaak.
Tyn krijgt ontslag, Obaa en Kofi worden bij de openbare verkoop van slaven gereserveerd voor de slavenbezitter Duarta Saraiva. Obaa verzet zich met een mes tegen de verkrachting door Jonas en vanwege zijn dood worden Obaa en Tyn veroordeeld tot de dood en gered door bootsman Fried. Obaa en Tyn bereiken de slavenstad Palmares ongedeerd, dankzij Kofi, die de achtervolgers in een rituele doodsdans naar een plek lokt waar zij niet zijn. De epiloog is aan Tyn: ‘zonder Obaa zou ik zijn gebleven die ik was: een slavenhaler’.
10 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
De chronotoop in dit boek bestaat niet uit de driehoeksroute die de schepen van de West Indische Compagnie gewoonlijk aflegden: vanuit Nederland met ruilmiddelen naar WestAfrika om daar slaven te halen en die in Midden-Amerika te verhandelen tegen zout of suiker voor verkoop in Nederland). Dat laatste deel van de klassieke driehoeksroute komt er namelijk niet van, zoals al op het kaartje voor in het boek te zien valt. In plaats van dat derde deel kiest de auteur voor het als nog bij elkaar komen van Tyn en Obaa. Bovendien demonteert hij racistisch gebruik van lichaamskenmerken van een halfbloed en een volbloed door individuele biologische verwantschap in te zetten (met eenzelfde vorm van de oorlelletjes en hetzelfde rode haar). Deze antiracistische, multiculturele historische avonturenroman is een steun in de rug voor vele multi-etnische leerlingen en lezers.
Rob Ruggenberg Het verraad van Winterdunen (Querido, 2006) Vlag en Wimpel van de Griffeljury 2007 Ruggenberg situeert zijn historische avonturenromans steeds in een specifieke tijd (chronos) en op een specifieke plaats (topos). In dit boek is dat enerzijds de periode tussen de vooravond van de Tachtigjarige Oorlog en het ontzet van de stad Vlissingen door de Geuzen op 6 april 1572, en anderzijds de setting van het eiland Waterdunen in de monde van de Westerschelde tussen Vlissingen en Cadzant met het gebied daaromheen zoals een kaartje laat zien. In die streek ervaren zijn jeugdige personages (zowel jongens als meisjes) hoe ketters op brandstapels worden verbrand, hun ouders vermoord en zij zelf als slaafje verkocht aan Spaanse soldaten. Zij gaan in verzet tegen deze Spaanse onderdrukkers, vormen een guerrillabende en weten met list en bedrog, humor en toverkunst Spaanse soldaten en hebzuchtige burgers van hun voedselvoorraden te beroven. Daarbij schrikken ze er niet voor terug om wie hen in de weg staat te vermoorden. Dat leidt tot een fanatieke achtervolging door de furieuze Spanjaarden die hen dood of levend te pakken willen krijgen. Waterdunen wordt behalve hun vluchtplaats ook hun verzetscentrum en contactpunt met de Geuzen. Deze jeugdige personages die in hun ontwikkeling in de heldenfase van hun leven verkeren, worden zo geschokt in hun moreel besef en in hun persoonlijke trots dat ze wel in verzet moeten komen tegen de dagelijkse vernederingen die een kindslaaf moet doorstaan. Hun keuze voor de vrijheid kent als dynamiek dat er geen weg meer terug is en dat de vijand hoe dan ook uitgeschakeld moet worden. Dat is de ene kant van de moraal van dit verhaal. De andere kant is dat zelfs de meest fanatieke, gewelddadige en gewetenloze Spanjaard een medaillon met een afbeelding van een klein meisje om zijn hals draagt dat hem aan zijn dochtertje in Spanje doet denken. En weer een andere kant is dat in hun heroïsch verzet ook een vleugje erotiek zit, zij het dat die ontluikende en vooral hunkerende liefde zeer ingehouden tot uiting komt. Deze rijk gedocumenteerde jeugdroman verrast thematisch met het onbekende fenomeen van de kindslaaf die in verzet gaat tegen de Spaanse onderdrukkers, historisch met de unieke chronotoop van Waterdunen als haard van verzet vanwaar deze kindslaven samen met de Geuzen een belangrijke bijdrage leveren aan het ontzet van Vlissingen als eerste stad die in 1572 de kant kiest van de Prins van Oranje. Als historische avonturenroman is het een goed geslaagd voorbeeld van historische en morele verbeelding, die daarmee ook laat zien waarom hedendaagse kindslaven in verzet (kunnen) gaan.
11 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
Philip Steele Zomaar een stad door de eeuwen heen. Met illustraties van Steve Noon (Gottmer, 2005) In dit informatieve prentenboek op groot oblongformaat zien we op steeds twee pagina’s het ontstaan en de groei van een Zuid-Europese havenstad vanaf de steentijd tot en met heden. De periode-indeling volgt de grote historische tijdperken, zoals de Romeinse tijd, middeleeuwen, ontdekking van nieuwe werelden, Gouden Eeuw, industriële revolutie en de periode tussen en na de twee wereldoorlogen. Zo ontdekt de lezer in grote stappen hoe de stad zelf en het leven in de stad zich door de eeuwen heen ontwikkelen, onder meer doordat hij of zij een kijkje krijgt in de huizen en gebouwen die in doorsnede en vanuit vogelvluchtperspectief zijn getekend. Bij de illustraties staat steeds een korte informatieve tekst. Achterin worden begrippen uitgebreider toegelicht. Een zoekelement zorgt ervoor dat de lezer gestimuleerd wordt goed te kijken.
Anne Millard Zomaar een haven door de eeuwen heen. Met illustraties van Anne Millard (Gottmer, 2007) In dit informatieve prentenboek op groot oblongformaat zien we op steeds twee pagina’s het ontstaan en de groei van havens, vanaf ongeveer 9000 v. Chr. De periode-indeling volgt de grote historische tijdperken, zoals de Romeinse tijd, middeleeuwen, ontdekking van nieuwe werelden, Gouden Eeuw, industriële revolutie en de periode tussen en na de twee wereldoorlogen. Zo ziet de lezer in grote stappen hoe alle aspecten van de haven door de eeuwen heen zijn veranderd, van de grootte van de haven tot en met het type schepen en het soort handel dat met deze schepen wordt bedreven. Bij de illustraties staat steeds een korte informatieve tekst. Achterin worden begrippen uitgebreider toegelicht. Een zoekelement zorgt ervoor dat de lezer gestimuleerd wordt goed te kijken. Eerder verscheen van Millard Zomaar een straat door de eeuwen heen (Gottmer, 1999). Hierin is de ontwikkeling te zien van een kleine nederzetting van jagers uit de steentijd tot een dorp, een middeleeuwse stad en een hedendaagse stad.
Jan Paul Schutten Kinderen van Amsterdam. Met illustraties van Paul Teng (Nieuw Amsterdam, 2007) Aan de hand van verhalen over kinderen uit acht verschillende tijden wordt de geschiedenis van Amsterdam verteld. Die begint zo rond 1200, toen de eerste bewoners, op de vlucht voor overstromingen elders in het land, zich vestigden op de moerassige plek waaruit later Amsterdam zou verrijzen. De hoofdpersonen zijn ofwel bedacht door de auteur, ofwel historische figuren, zoals Rembrandts zoon Titus en Anne Frank. Elk verhaal wordt voorafgegaan door een gebeurtenis uit het heden, die de aanleiding vormt om het verleden in te duiken. Elk hoofdstuk begint met een strip van vier pagina’s. Onder aan de bladzijden staan, gedrukt in een ander lettertype, allerlei wetenswaardigheden over Amsterdam naar aanleiding van bijvoorbeeld archeologische vondsten of straatnamen. En passant legt de auteur ook uit welke bronnen en vondsten historici gebruiken om de geschiedenis te reconstrueren. 12 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
Schutten kreeg voor z’n boek een Gouden Griffel. Van hem verscheen ook Kinderen van Nederland (2008).
Jan Paul Schutten Kinderen van Nederland. Met illustraties van Paul Teng (Nieuw Amsterdam, 2008) Aan de hand van verhalen over kinderen uit verschillende tijden wordt de geschiedenis van Nederland verteld. Het eerste verhaal gaat over het meisje van Yde, dat omstreeks 2000 jaar geleden in het huidige noorden van Drenthe woonde. Andere verhalen gaan over Willem van Oranje en de scheepsjongens van Bontekoe. Het laatste verhaal speelt zich tijdens de Tweede Wereldoorlog af. Al lezende krijgt de lezer een beeld van Nederland door de eeuwen heen. Elk hoofdstuk begint met een zwart-witte pentekening over twee pagina’s. Boven aan de bladzijden staat een tijdsbalk: hierop wordt met elk volgend verhaal de naam van een kind toegevoegd. De zwart-witte illustraties sluiten nauw bij de tekst aan. Achterin staat een register waarin de belangrijkste namen en gebeurtenissen uit de verhalen zijn opgenomen. Schutten en Teng maakten eerder Kinderen van Amsterdam (2007).
Hans Ulrich & Erik van der Walle De geschiedenis van Nederland. Met illustraties van Elly Hees (serie: Notendop junior; Van Goor, 2005) Anijsmelk, warme geurende anijsmelk, ik droom er elke nacht van. En ook van de zon die elke dag schijnt en die zoveel warmte geeft dat je in de schaduw moet gaan zitten. De zon heb ik al maanden niet gezien. Het is hier altijd nacht, maar onze schipper Willem Barentsz zegt dat de zon terug zal komen. Dit fictieve dagboekfragment van een jongen opent het hoofdstuk over De Gouden Eeuw, en trekt de lezer als het ware de tijd in waarin de wereld werd ontdekt en aan rijke mogendheden werd onderworpen. De auteurs hebben de geschiedenis van Nederland in negen perioden verdeeld. Elke periode openen ze met een dagboekfragment, gevolgd door informatie onder een beperkt aantal kopjes. Zo wordt de lezer door een geschiedenis van veranderingen op allerlei gebieden geleid: klimatologisch, demografisch en politiek. Het boek is toegankelijk geschreven en de lezer wordt af en toe rechtstreeks aangesproken. De tekeningen van Elly Hees sluiten nauw aan bij de tekst. Achter in het boek is een register opgenomen. Voor lezers vanaf 11 jaar.
Bette Westera Aan de kant, ik ben je oma niet! Met illustraties van Sylvia Weve (Gottmer, 2012) Twaalf bewoners van een verzorgingstehuis worden ieder geportretteerd in twee verzen: een over hoe hij of zij vroeger was en een over nu. Zoals nu steeds op de rechterpagina; zoals toen verschijnt bij omslaan pagina en uitvouwen flap. De gedichten bekken lekker, zoals vroeger die van Annie M.G. Schmidt, en laten zich dus uitstekend voorlezen. Mooi ook om met kinderen te praten over vroeger en nu. De titel is ontleend aan dit gedicht: 13 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
[…] Ze kon niet meer goed lopen, want haar heup was erg versleten. Ze kreeg een scootmobiel van de gemeente, dat was fijn. Nu kon ze zelf weer groente halen voor het avondeten. Het was een handig ding, ze mocht er zelfs mee in de trein. Ze schaakte met de buurman. Of alleen, op de computer. Ze had het naar haar zin, ze was gewend aan het verdriet. Maar als op straat een jongen zei: ‘Hé oma, mooie scooter!’, dan riep ze knorrig: ‘Aan de kant, ik ben je oma niet. Natuurlijk was ze knorrig, want ze kon geen kinderen krijgen: […] Ze vrijden elke zondag, maar Olivia werd niet zwanger. Niet na een maand of zeven, acht en ook niet na een jaar. “Geduldig zijn,” zei Kees. “Het duurt bij ons gewoon wat langer.” Ze moesten vaker vrijen en dat vond hij geen bezwaar. Dus vrijden ze een half jaar lang op zondag en op vrijdag. Maar welke dag ze het probeerden, zwanger werd ze niet. “We weten niet,” zei Kees “of het aan haar lag of aan mij lag. Dat doet er weinig toe. Het maakt niet uit voor het verdriet.”
Driek van Wissen Wat een land! Met illustraties van Jan Jutte (Van Goor, 2008) Beeldvorming staat centraal in deze bundel van dichter Driek van Wissen, die Dichter des Vaderlands was: Je hebt misschien nog geen idee Hoe zeventien miljoen personen In één land kunnen samenwonen, Zo’n heel klein landje aan de zee, Dan is het goed dat ik vertel Hoe in dit land achter de dijken De mensen naar zich laten kijken, Want gekke dingen doen ze wel. […]
Gebeurtenissen en verschijnselen waaraan Van Wissen een gedicht heeft gewijd, zijn onder meer de politiek, de koningin, Koninginnedag, het onderwijs en vakantie. De gedichten hebben geen titels, waardoor de tekst als één lang gedicht lijkt door te lopen. In zijn gedichten houdt Van Wissen de lezer op humoristische wijze een spiegel voor door de draak te steken met typisch Nederlandse gewoonten en tradities. Met illustraties in zwart-wit van meervoudig Gouden Penseelwinnaar Jan Jutte. Voor lezers vanaf ongeveer 11 jaar.
14 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
Wim Daniëls Over Nederlands gesproken… Het verhaal van onze taal (Kluitman, 2007) Niet alleen de aanblik van Nederland is aan verandering onderhevig, hetzelfde geldt voor onze taal. Daniëls besteedt in dit boek op luchtige wijze aandacht aan het ontstaan van het Nederlands, de geschiedenis van de taal, spelling, uitspraak en dialecten. Bij de tekst zijn cartoonachtige, humoristische zwart-wittekeningen opgenomen, vaak voorzien van tekstballonnetjes. In aparte kaders treft de lezer taalspelletjes, taalraadsels en taalweet jes aan. Met achterin een register. Voor geïnteresseerden vanaf ongeveer 11 jaar.
Désirée Raemaekers Kijk eens! Op ontdekkingsreis door Nederlandse musea (deel 1: Dutch Media Uitgevers, 2010; deel 2: Orange House, 2011) In musea heeft de geschiedenis een plaats gekregen. In twee aantrekkelijk uitgevoerde museumgidsen is veel informatie te vinden over wat er uit het verleden allemaal bewaard is gebleven. Kunsthistorica Raemaekers gaat uit van een aantal aansprekende onderwerpen en laat een selectie zien van voorwerpen en bezienswaardigheden uit respectievelijk 32 en 33 musea. Dit levert mooie, interessante en spannende verhalen op over bijvoorbeeld Vikingen, dodo’s, Vincent van Gogh, de ruimte, piraten, ridders, de VOC, elektrische apparaten en geheimschrift. In deel 1 wordt verwezen naar onder meer het Geldmuseum, Hunebedcentrum, Legermuseum, Mauritshuis, Muiderslot, Nationaal Onderwijsmuseum, Rijksmuseum van Oudheden, Space Expo, Teylers Museum en het Van Gogh Museum. In deel 2 gaat het over onder meer het Corpus - Reis door de mens, Ecodrome, Groninger Museum, Mauritshuis, Museon, Rijksmuseum van Oudheden en het Zuiderzeemuseum. De lezer wordt bij de les gehouden; hij of zij moet raden wat bepaalde voorwerpen voorstellen. De gidsen zijn rijk geïllustreerd met kleurenfoto’s en teksten in gekleurde kaders. Voor lezers van ongeveer 9 tot en met 13 jaar.
Suzanne Wouda Verschoppelingen (Ploegsma, 2012) Vlag en Wimpel Griffeljury 2013 Amsterdam, 1664. Daniël is elf jaar als de sfeer op de markt ineens sterk verandert. Er komen ineens mensen met duivelse tronies die hij toch graag wil portretteren en hij vindt steeds minder aftrek voor zijn tekenwerk. Gelukkig krijgt zijn jongere zus Saartje met haar fluit en met haar zang nog steeds passende beloningen. Er is weinig geld en gebrek aan alles. Maar de mensen raken ook wantrouwend tegenover elkaar. Rijke mensen vluchten weg uit de stad die van alle kanten begint te stinken. Op de markt treden kwakzakvers op die mensen bedotten. Op huizen komt de letter P te staan en hun ouders kunnen niet langer verbloemen dat de pest in de stad heerst. De eerste die er in hun gezin aan moet geloven is zijn jongste broertje, daarna zijn moeder en vervolgens zijn vader. Zelf komt hij in het pesthuis terecht, maar gelukkig heeft hij de pest niet onder de leden. Intussen is hij zijn blinde zusje Saartje bij een bekende van een goeie kennis zo goed als kwijtgeraakt. Daniël doet er alles aan om haar terug te vinden maar zonder hulp van derden is dat onmogelijk. Dat hij die hulp zal gaan krijgen van de dievenbende waarin hij verzeild is geraakt, valt lange tijd niet te verwachten: elke poging die hij daartoe doet, 15 van 16
Titellijst bij hoofdstuk 15 van Verborgen talenten
derden is dat onmogelijk. Dat hij die hulp zal gaan krijgen van de dievenbende waarin hij verzeild is geraakt, valt lange tijd niet te verwachten: elke poging die hij daartoe doet, loopt op niks uit. Maar ook die ruwe bolsters hebben uiteindelijk een blanke pit en zijn op zeker moment bereid om Saartje uit de klauwen van een rijke fabrikant te halen. Verschoppelingen geeft een indringend beeld van wat het betekent als in een stad de pest uitbreekt. Daarnaast laat dit verhaal zien hoe het er aan de rafelige kant van de samenleving aan toe gaat. Die grote thema’s brengt Suzanne Wouda via haar personages met veel empathie; in het eerste deel grijpt het je vaak naar de keel. Er is geen stevige band tussen beide thema’s en de titel van het boek is veel meer van toepassing op de randfiguren dan op de ten dode opgeschreven pestlijders, terwijl het deel over de pest het meest geslaagd is. Maar die kleine manco’s verhinderen niet dat je het boek in een adem uitleest. Auteur titellijst 2012: Karen Ghonem-Woets Auteur annotaties 2013: Piet Mooren
16 van 16