Vereniging " De Rotterdamse Montessorischool "
Essenburgsingel 25 – C 3021 AN Rotterdam 010 - 4775767
[email protected] www.montessoribasisschool.nl
1
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk
0 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7
Inleiding Doelen van het plan Functies van het plan Procedure voor het opstellen en vaststellen van het plan Verwijzingen Bronnen Status van het plan Evaluatie van het plan
004
Hoofdstuk
1 1.1
Onze school Huidige situatie
006
Hoofdstuk
2 2.1 2.2 2.3 2.4
De opdracht van de school De missie van de school, waar staan we voor ? De visie van de school Wat er op ons afkomt, de externe ontwikkelingen Beleidsvoornemens
007
Hoofdstuk
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
De onderwijskundige vormgeving van onze school 016 De onderwijskundige doelen 016 De huidige situatie 018 Arbeid met ontwikkelingsmateriaal 018 Nederlandse Taal – leer en ontwikkelingsdoelen 019 Nederlandse Taal – luisteren en spreken 020 Nederlandse Taal – taalschatverrijking 021 Nederlandse Taal – taalvaardigheden 024 Nederlandse Taal – schrijven en aanvankelijk/voortgezet lezen 3.8.1 Voorbereidend - , aanvankelijk – en voortgezet lezen 3.8.2 Schrijven Nederlandse Taal – grammatica 039 Nederlandse Taal – spelling 041 Engels 043 Rekenen / Wiskunde 046 Wereldverkenning 066 Beeldende vorming 074 Muzikale vorming 078 Dramatische vorming 080 Bewegingsonderwijs 081 Computeronderwijs 085 Filosofie 086 Techniek 087 Onze zorg voor de leerlingen 088
3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 3.15 3.16 3.17 3.18 3.19 3.20 3.21
2
Hoofdstuk
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
De inzet en ontwikkeling van ons personeel 102 Doelen van het personeelsbeleid Huidige situatie Nascholing Begeleiding van het personeel Evenredige vertegenwoordiging vrouwen in de schoolleiding Beleidsvoornemens
Hoofdstuk
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Overige beleidsterreinen Algemeen strategisch beleid Ons financieel beleid Ons materieel beleid Ons relationeel beleid Beleidsvoornemens
105
Hoofdstuk
6 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5
Onze zorg voor kwaliteit Doelen van kwaliteitszorg Inrichting van kwaliteitszorg Het schoolplan Het gebouw en het terrein De leerlingen De vak - en vormingsgebieden / activiteiten Instrumenten voor kwaliteitszorg
109
Hoofdstuk
7
Onze beleidsvoornemens, tabel totaaloverzicht en planning
114
Bijlage : Statuten Ver. De Rotterdamse Montessorischool 14-10-2005
3
HOOFDSTUK 0. INLEIDING
0.1
DOELEN VAN HET PLAN
De doelen van dit schoolplan zijn : - als school vaststellen wat voor de periode van 1 augustus 2011 tot en met 31 juli 2015 voor de Vereniging "De Rotterdamse Montessorischool" het onderwijskundig beleid, personeelsbeleid, algemeen strategisch beleid, financieel beleid, materieel beleid, relationeel beleid en het beleid ten aanzien van de kwaliteitszorg is en van deze beleidsterreinen een samenhangend geheel maken; - dit beleid zo vast te stellen, dat het gebruikt kan worden voor planmatige schoolontwikkeling; - voldoen aan de wettelijke verplichting te beschikken over een schoolplan.
0.2
FUNCTIES VAN HET PLAN
Dit schoolplan zal fungeren als : - uitgangspunt voor de planning per schooljaar; - verantwoordingsdocument in de richting van de landelijke overheid - intern verantwoordingsdocument
0.3
PROCEDURE VOOR HET OPSTELLEN EN VASTSTELLEN VAN HET PLAN
De inhoud van het schoolplan is bepaald tijdens een aantal teamvergaderingen, vergaderingen van werkgroepen en bijeenkomsten met het bevoegd gezag van de school. Zowel de teamleden als de bestuursleden van de school hebben gegevens aangedragen. Uiteindelijk heeft de schoolleiding er een samenhangend geheel van gemaakt. Het bestuur heeft het plan opgesteld en het ter goedkeuring aan de Commissie van Toezicht voorgelegd. Het plan is door de medezeggenschapsraad beoordeeld en de raad heeft er mee ingestemd. Voorzien van een advies van de CvT wordt het plan aan de Algemene Leden Vergadering ( ALV ) ter vaststelling voorgelegd.
4
0.4
VERWIJZINGEN
In dit schoolplan wordt o.m. verwezen naar : - de schoolgids - de klassenmap - werkroosters per groep - de jaarplanning per schooljaar
0.5
BRONNEN
Bij het maken van ons schoolplan zijn de navolgende bronnen gebruikt : - Handreiking schoolplan primair onderwijs, Janssen, B. e.a., Utrecht : Sardes - Werken aan een schoolplan primair onderwijs, Hof, L. van 't e.a., Amersfoort : CPS - Voorbeeldschoolplan met voorschriften en aanwijzingen, GCO Fryslân, Leeuwarden - Schoolwerkplan, zorgplan, jaarplannen en schoolgids van onze school. - Kerndoelen BaO en het Montessorimateriaal, EDI, Midden-Nederland.
0.6
STATUS VAN HET PLAN
Dit schoolplan is op voorstel van de schoolleiding en het team opgesteld door het bestuur van de school. De Medezeggenschapsraad heeft er mee ingestemd. Het bestuur heeft het schoolplan, voorzien van een positief advies van de Commissie van Toezicht, ter vaststelling voorgelegd aan de Algemene Ledenvergadering
0.7
EVALUATIE VAN HET PLAN
Bij het opstellen van het jaarplan zal bekeken worden of de beoogde doelen voor het dan lopende jaar zijn behaald of dat het plan bijstelling behoeft. Op deze wijze zal het schoolplan steeds actueel zijn.
5
HOOFDSTUK 1 : ONZE SCHOOL
1.1
HUIDIGE SITUATIE
Vereniging De Rotterdamse Montessorischool is een school voor algemeen bijzonder onderwijs. Het bevoegd gezag van onze school is het bestuur van Vereniging de Rotterdamse Montessorischool. Na inschrijving en toelating van een leerling wordt één ouder ( de ouder, die het inschrijfformulier ondertekend ) lid van de vereniging. Het bestuur wordt gekozen door de leden ( dus ouders van leerlingen van de school ) van de vereniging. Het bestuur moet in meerderheid uit leden van de vereniging bestaan. Vereniging de Rotterdamse Montessorischool geeft actief vorm aan de wezenskenmerken die in de onderwijswetgeving vastliggen. Die kenmerken zijn: • Open toegankelijkheid: de school is voor alle groepen toegankelijk, ongeacht hun godsdienst of levensbeschouwing; • Actieve pluriformiteit: de school geeft in het onderwijs aandacht aan alle levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden in de Nederlandse samenleving, waarbij recht gedaan wordt aan de verscheidenheid van die waarden; • Non-discriminatie: de school eerbiedigt ieders godsdienst of levensbeschouwing, wat ook betekent dat het personeel, zonder op dit punt onderscheid te maken, benoembaar is. Van de vereniging zijn de statuten als bijlage in dit schoolplan opgenomen. Het leerlingengewicht op onze school is 1. Leerlingen met andere gewichten komen sporadisch voor. Veel ouders hebben een hogere opleiding ( HBO, Universiteit ) gevolgd. Op 1 oktober 2011 bezoeken 325 leerlingen onze school. Ze worden verdeeld over 14 groepen : 4 onderbouwgroepen, 5 middenbouwgroepen en 5 bovenbouwgroepen. Wij streven naar een maximale groepsgrootte van 25 leerlingen. Het aantal aanmeldingen overtreft ieder jaar het aantal beschikbare plaatsen. Wij werken daarom met een wachtlijst en een systeem van loting. De verwachting is dat de school, in ieder geval voor de looptijd van dit schoolplan, in de huidige vorm zal blijven bestaan. De leerling - prognoses van de gemeente Rotterdam zijn voor de komende jaren stabiel.
6
HOOFDSTUK 2 : DE OPDRACHT VAN ONZE SCHOOL
2.1 DE MISSIE VAN ONZE SCHOOL, WAAR STAAN WE VOOR ? Onze school is een Montessorischool. Er zijn in Nederland meer dan 160 Montessorischolen voor Primair Onderwijs. Al deze scholen geven een eigen invulling aan de Montessoriprincipes. Daarnaast behoort onze school tot de groep algemeen (of neutraal ) bijzondere scholen. Dat geeft aan dat wij onderwijs geven op algemene grondslag, uitgaande van de gelijkwaardigheid van alle levensbeschouwelijke en maatschappelijke stromingen. De missie van onze school is als volgt samen te vatten :
De Rotterdamse Montessorischool is een veilige school, waar sfeer in het algemeen en optimale leerresultaten van iedere leerling afzonderlijk hand in hand gaan. Respect voor elkaar is daarbij een absolute voorwaarde. De bevordering van zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfdiscipline zijn inherent aan de Montessorimethode.
2.2 VISIE VAN DE SCHOOL De ideeën van Maria Montessori zijn de uitgangspunten van ons onderwijs. Daarnaast hechten wij veel belang aan de sfeer op onze school. Sfeer en resultaat zijn in onze ogen twee onlosmakelijke elementen. De school moet een veilige omgeving bieden waar de kinderen met plezier naar toe gaan. Het is een voorwaarde om tot optimale leerresultaten te komen. Om deze veilige omgeving te kunnen bieden is er – op alle fronten – aandacht voor het individuele kind. Zowel op het gebied van de leerstof als op het gebied van de sociaal – emotionele ontwikkeling. Er wordt gekeken en geluisterd naar het kind, zodat bij gesignaleerde problemen "hulp op maat" gegeven kan worden. Naast het individu is ook het sociale aspect van belang. Wij proberen een zo natuurlijk mogelijke omgeving te waarborgen, die aansluit bij de belevingswereld van onze leerlingen. Er wordt in heterogene groepen gewerkt, waarin verschillende leeftijdsgroepen bij elkaar zitten. De kinderen werken de meeste tijd individueel, naar eigen aanleg en tempo. Een vooraf besproken dag – of weekafspraak geeft in midden – en bovenbouw richting aan de activiteiten van de leerlingen. Wanneer een kind moeite heeft met het volgen van de leerstof, dan is een deel van de week een team van remedial teachers aanwezig, dat ( vaak tijdelijk ) de leerling gerichte hulp kan bieden. Door de individuele aandacht in de groep en de hulp van de remedial teachers, alsmede door een goede samenwerking tussen de intern begeleidster en het samenwerkingsverband Weer Samen Naar School, worden doorverwijzingen naar het speciaal onderwijs tot een minimum beperkt.
7
Wij willen begrippen als zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bij de kinderen zoveel mogelijk bevorderen. De Montessorimaterialen zijn zo ontwikkeld dat kinderen hiermee zelfstandig aan de slag kunnen. Ieder lokaal is zodanig voorbereid, dat er voor alle leerlingen werk te vinden is. Ons streven is erop gericht goede leerresultaten te bereiken. Hiervoor zijn goed gestructureerde methodes aangeschaft en / of vervaardigd. Een kritische toetsing van die methodes vindt voortdurend plaats. Elke vier jaar wordt een leerstofgebied door een werkgroep tegen het licht gehouden. Deze werkgroep evalueert en doet waar nodig voorstellen tot verandering. De komende vier jaren verloopt toetsing, evaluatie en eventuele wijziging van leerstofgebieden volgens onderstaand plan : 2012 – 2013 2013 – 2014 2014 – 2015 2015 – 2016
Taal, Schrijven en Computeronderwijs Aanvankelijk - en Voortgezet Lezen, Expressievakken, Filosofie Rekenen, Zorgbreedte en Bewegingsonderwijs, Techniekonderwijs Wereldverkenning en Engels
Aan het eind van groep 8 halen de kinderen bovengemiddelde resultaten op de eindtoets van het CITO ( landelijk gemiddelde schommelt rond de 535 punten ). De resultaten van de afgelopen jaren : Eindtoets 2008 : 540,7 Eindtoets 2009 : 542,7 Eindtoets 2010 : 541,0 Eindtoets 2011 : 537,8 Het aansluitend voorgezet onderwijs is over het algemeen positief over de prestaties van onze leerlingen. Wij hechten aan goede contacten met de ouders van de school. Daarom willen we een laagdrempelige school zijn. Ouders moeten naast formele contacten met de leerkrachten (verslagbesprekingen) ook tussendoor de mogelijkheid hebben het wel en wee van hun kind te bespreken, zowel met de leerkracht, als met de overig betrokkenen ( schoolleiding, intern begeleider, vakleerkracht, remedial teacher, enz.). Een kind dat zich op school ongelukkig voelt, verdient de onvoorwaardelijke steun van ouders en schoolteam. Juist in dergelijke gevallen is goed contact tussen ouders en schoolteam onontbeerlijk. In onze visie is ouderparticipatie dan ook erg belangrijk. Zowel op het pedagogische (school is een verlengstuk van de opvoeding thuis) als het didactische vlak ( ouders moeten weten hoe er op school gewerkt wordt en hoe kinderen daar worden benaderd) moet er geprobeerd worden zoveel mogelijk bij elkaar aan te sluiten. Goede omgangsvormen staan hoog in ons vaandel. Een kind mag mondig zijn. Sterker nog, het zit in ons onderwijsconcept opgesloten dat kinderen mondig worden. Wij besteden relatief veel tijd aan het leren verwoorden van een mening, het opstellen van goede vragen en het kritisch kijken naar bepaalde zaken. De mondigheid van de leerling mag echter niet doorslaan in brutaliteit. Er dient een gezagsverhouding te blijven bestaan tussen opvoeder en kind. Respect voor elkaar is hierbij een belangrijke eigenschap. Wij verwachten van allen die bij de school betrokken zijn dat dit door en voor ieder wordt opgebracht.
8
Andere gegevens, zoals personeelssamenstelling, de namen van directie, groeps- en vakleerkrachten en de situering van de school, worden in de schoolgids en in het informatieboekje beschreven ( schoolgids 1 x per 4 jaar / informatieboekje jaarlijks ) Het informatieboekje bevat informatie die voor dat specifieke jaar van belang is. Te denken valt aan vakantieroosters, namen van groepsleerkrachten en groepsleden, schooltijden, roosters, e.d. De schoolgids bevat informatie op hoofdlijnen over bijvoorbeeld de ontwikkeling en realisatie van het beleidsplan en de visie van de school. Samengevat zijn onderstaande punten van essentieel belang om vanuit onze visie onze missie te bewerkstelligen : - sfeer als voorwaarde om te komen tot presteren - leerlingen moeten zich op school veilig voelen - optimale leerresultaten door adequaat aanbod van leer- en hulpmiddelen, materialen, en – al dan niet aangepaste – methodes. - werken in heterogene groepen ( leerling vervult verschillende 'rollen' binnen de groep ) - leerlingen werken zoveel mogelijk op eigen niveau - leerlingen werken zoveel mogelijk in eigen tempo - een leerling moet uitgedaagd worden tot leren ( voorbereide omgeving ) - ieder kind is uniek en actief betrokken bij het eigen leerproces, er wordt rekening gehouden met verschillen tussen kinderen - respect voor elkaar - een kritische houding van kinderen, personeel en ouders, die bij de school betrokken zijn - grote betrokkenheid en participatie van ouders binnen de school.
9
2.3
WAT ER OP ONS AFKOMT, DE EXTERNE ONTWIKKELINGEN
Wij weten of verwachten dat de school de komende jaren met de volgende zaken te maken krijgt : 1. Implementatie van SCOL, MKVS, ESIS ( volgsystemen ) 2. Passend onderwijs, handelingsgericht werken, “Beter presteren”, referentieniveaus voor taal en rekenen, zorgprofiel……. Wat voor school willen we zijn, wat voor school kunnen we zijn. 3. Aannamebeleid ( óók in het kader van passend onderwijs ) : - wachtlijstproblematiek - groepsgrootte, uitbreiding ? 4. Personeelsbeleid : - pensionering - vervanging - arbeidsvoorwaarden, o.a. functiemix, excellente leerkrachten, enz. - Arbo / werkdruk / enz. - bapo 5. Parttime medewerkers - hoeveel gezichten voor de groep - overdracht van gegevens - verantwoordelijkheden - vergaderingen - studiedagen 6. Witte – zwarte scholen problematiek 7. Flexibele schooltijden, vakanties, enz. 8. Filosofie 9. Financieel beleid, bezuinigingen 10. Toename publieke verantwoordingstaak en bestuurlijke vernieuwing, ( o.a. Commissie van Toezicht ) 1. Implementatie van SCOL, MKVS, ESIS a en B. In de vorige planperiode is de SCOL ( Sociale Competentie Observatie Lijst ) ingevoerd. Het is nu zaak de SCOL en de daarbij behorende methode ‘Kinderen en… hun sociale talenten’, ( inclusief groeps – en individuele handelingsplannen ) te implementeren in de dagelijkse onderwijspraktijk. In de onderbouw is een start gemaakt met het MKVS ( Montessori Kind Volg Systeem ), terwijl in de midden en bovenbouw ESIS als volgsysteem wordt gehanteerd. In deze planperiode wordt de doorlopende lijn in het kindvolgsysteem vastgesteld. 2. Passend Onderwijs, handelingsgericht werken, Beter presteren, referentieniveaus voor taal en rekenen, zorgprofiel. Landelijk en gemeentelijk worden aan de school steeds wisselende eisen gesteld. Passend onderwijs, waarvan de feitelijke invoering in augustus 2013 moet plaatsvinden, legt het schoolbestuur de verantwoordelijkheid op om elke, schriftelijk, aangemelde leerling een passend onderwijsaanbod te bieden en waar nodig het onderwijs op de (zorg)leerling af te stemmen. Voor dit ingrijpende vernieuwingsproces is het noodzakelijk dat alle betrokkenen een stem moeten krijgen en in het bijzonder de leerkrachten. Zij moeten immers straks over de juiste competenties beschikken om passend onderwijs in de eigen onderwijspraktijk vorm te geven. Binnen Rotterdam vindt intensief overleg plaats tussen de scholen en de beide Samenwerkingsverbanden ( Weer Samen Naar School – Rotterdam Noord en Zuid ).
10
Uiteindelijk zal er in overleg met de scholen een dekkend onderwijsaanbod moeten worden geboden aan alle leerplichtige leerlingen in de gemeente. Het is van belang dat de afzonderlijke scholen een duidelijk profiel opstellen, zodat hun plaats in het geheel van het aanbod straks helder is. Wij geven aan het opstellen van dit (zorg)profiel in deze planperiode een hoge prioriteit. Het zorgprofiel geeft antwoord op de vraag “Wat voor school kunnen we zijn, wat voor school willen we zijn? “ Binnen dit zorgprofiel kiezen wij voor de werkvorm ‘handelingsgericht werken’ ( zie ook ons zorgplan, hfdst 3.21 ) Waar nodig zullen leerkrachten zich extra scholen om kinderen met een bepaalde zorgvraag, die past binnen ons zorgprofiel, adequaat te kunnen begeleiden. Beter Presteren is een meerjaren – onderwijs - verbeterplan van de gemeente Rotterdam. In het schooljaar 2010-2011 hebben wij ingetekend op het deelplan ‘Denken, Voelen, Doen’ . Het was een – gesubsidieerde – start van het filosofieonderwijs op onze school. Filosoferen met kinderen is vanaf deze planperiode ( 2011-2015) vast onderdeel van ons curriculum. Referentieniveaus voor taal en rekenen. De interne werkgroepen ‘Rekenen’ en ‘Taal en lezen ‘ beoordelen aan de hand van de referentieniveaus of ons onderwijsaanbod nog actueel voldoet. Waar nodig vindt bijstelling plaats. 3. Aannamebeleid, wachtlijst, groepsgrootte,uitbreiding. De invoering van passend onderwijs kan invloed hebben op ons aannamebeleid en de wachtlijstproblematiek, loting. Het is zaak daar de vinger aan de pols te houden en de ( wettelijke ) ontwikkelingen goed te volgen. Er wordt overleg gevoerd met de andere Rotterdamse Algemeen Bijzondere Scholen, die dezelfde problematiek kennen/ verwachten. In de wens de groepsgrootte te beperken tot maximaal 25 leerlingen komt vooralsnog geen verandering. In de onderbouw wordt deze grens overigens al enkele jaren, met name naar het einde van het schooljaar, niet gerealiseerd ( = overschreden ). Uitbreiding behoort, gelet op de huidige gebouwensituatie, niet tot de mogelijkheden. Het blijft spijtig dat we aangemelde kinderen van overtuigde Montessori-ouders geen plaats kunnen bieden wegens ruimtegebrek ( We plaatsen ca. 11 leerlingen per kwartaal. Broertjes, zusjes van al geplaatste leerlingen hebben daarbij voorrang. Gemiddeld moeten we per kwartaal 12 – 14 leerlingen en hun ouders teleurstellen ). 4. Personeelsbeleid. De leeftijdsopbouw van ons team is van dien aard dat aan het eind van deze planperiode, dan wel gedurende de volgende planperiode ( 2015-2019 ) een kwart van de leerkrachten wegens pensionering zal vertrekken. Het is zaak daar tijdig op in te spelen. Daarbij denken we aan scholing en inwerkprocedures. Het vinden van vervangers voor zieke / afwezige leerkrachten is in toenemende mate een punt van zorg. Montessoribevoegde invallers zijn nauwelijks te vinden. Ook speelt de duur en de intensiteit van de vervanging een belangrijke rol. Wanneer vervanging niet extern geregeld kan worden, worden leerlingen verdeeld over meerdere groepen. Het instrument van de functiemix, waarbij meer leerkrachten in hogere salarisschalen kunnen worden benoemd, is in de vorige planperiode door een werkgroep uitgewerkt. Er zijn nieuwe functieomschrijvingen gemaakt voor bestaande functies ( bijv. bouwcoördinator ) en er zijn nieuwe functies aan de organisatie toegevoegd ( bijv. coördinator taal en lezen ). In deze planperiode volgen leerkrachten scholing en worden de functies ( en de bijpassende salariëring ) effectief. De ontwikkelingen op gebied van prestatiebeloning ( excellente leerkrachten ), die in het onderwijsveld nauwelijks op steun kunnen rekenen, houden we uiteraard in de gaten.
11
Door zorgvuldig taakbeleid en het inzetten van bapo-uren ( voor oudere werknemers ), door het aanstellen van een ARBO preventiemedewerker, enz. proberen we de werkdruk van onze leerkrachten te beperken. De regeldruk, registratieplicht, prestatiedwang, enz,enz,die van buitenaf wordt opgelegd ( of sterk wordt gevoeld) neemt echter steeds toe. 5. Parttime medewerkers. Ons team bestaat voor een deel uit parttime medewerkers. Deze zijn soms belast met taken rondom de groepen, soms ook vormen zij een duo met een andere leerkracht en is het duo verantwoordelijk voor een groep ( parttime groepsleerkrachten ). Het is ons streven nooit meer dan twee gezichten in één groep te plaatsen. Goede gegevensoverdracht is onontbeerlijk en de leerkrachten moeten daarin veel tijd investeren. Door het voeren van taakbeleid worden de rechten en plichten van de parttimer helder in kaart gebracht. 6. Witte – zwarte scholen problematiek ( segregatie ) De problematiek rond de 'witte en zwarte' scholen heeft al geruime tijd onze aandacht. Binnen het team, het bestuur en de medezeggenschapsraad is/ wordt daar met regelmaat over gesproken. Onze school wordt – in verhouding - nauwelijks door allochtone leerlingen bezocht. Van het aanmeldingstraject wordt door allochtone ouders – in verhouding - matig gebruik gemaakt. Het individuele intakegesprek is inmiddels vervangen door groepsgesprekken met meerdere geïnteresseerde ouders, hetgeen heeft geleid tot een lichte toename van het aantal aanmeldingen van allochtone leerlingen. De landelijke politiek maakt de problematiek rond de segregatie niet langer tot speerpunt van beleid. Op gemeentelijk niveau hebben we nog geen wijziging in de aanpak opgemerkt. Zoals uit onze doelstelling blijkt staan we als school open voor iedereen. Vanwege de enorme over-inschrijving ( zie hierboven onder 3 ) voeren we geen actief wervingsbeleid. 7. Flexibele schooltijden, flexibele vakanties, vakantiescholen. Op verschillende scholen zijn pilots van start gegaan rond bovenstaande thematiek. Via vakbladen en pers blijven we op de hoogte van de ontwikkelingen. Er zijn geen plannen ons bij een pilot aan te sluiten. 8. Filosofie Filosofie is een nieuw, uitdagend vakgebied, waar we met veel inzet aan werken. Met meer dan gemiddelde belangstelling volgen we de ontwikkelingen op dit terrein. We zoeken ook de raakvlakken met de andere vakgebieden. Het nieuwe vakgebied en de wijze waarop wij het aanbieden past uitstekend bij ons streven mondige leerlingen af te leveren, die respectvol met elkaar en met anderen omgaan ( zie ook blz. 8, onderaan ) 9. Financiën, bezuinigingen. In tijden van crisis zal ook de Rotterdamse Montessorischool niet voorbij kunnen gaan aan de gevolgen van de bezuinigingen. Door goed bestuur beschikken we over een buffer en zorgen (nood) maatregelen van overheidswege ( landelijk, gemeentelijk, deelgemeentelijk ) niet direct voor ‘paniek’. De overheid vergoedt de scholen bijvoorbeeld al jaren te weinig voor de materiele kosten ( energie, schoonmaak, enz. ) en sinds enkele jaren ook voor de personele kosten ( 5 % ). De invoering van de functiemix schrijft zij dwingend voor, maar een deel van de rekening wordt bij de school neergelegd. De (deel)gemeente kan ‘zomaar’ besluiten bepaalde subsidies niet langer te verstrekken, enz. De financiële positie van de school vraagt o.a. daardoor om voortdurende oplettendheid van het bestuur en de schoolleiding.
12
10. Toename publieke verantwoordingstaak en bestuurlijke vernieuwing Aan het begin van deze planperiode is een nieuw orgaan aan de schoolorganisatie toegevoegd. Het betreft de Commissie van Toezicht, voortvloeiend uit de Code Goed Bestuur, die voorschrijft dat bestuur en toezicht op een school gescheiden moeten zijn. In overleg met de Commissie van Toezicht moeten we een modus vinden om de toegevoegde waarde ook daadwerkelijk te realiseren. De Commissie van Toezicht ( CvT ) bestaat uit minimaal 3 en maximaal 7 leden, die door de Algemene Ledenvergadering worden benoemd en wel zodanig dat de commissie in meerderheid uit leden van vereniging De Rotterdamse Montessorischool (RMS of de Vereniging) bestaat en in minderheid uit personen die geen lid zijn van de vereniging. De CvT heeft tot taak namens de ALV toezicht te houden op de verwezenlijking van de grondslag en de doelstelling van de vereniging. Bij de vervulling van haar taak richt de CvT zich naar het belang van de vereniging en de school. De CvT staat het bestuur met raad en daad terzijde, fungeert als klankbord en kan het bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren. De CvT houdt voorts toezicht op het functioneren van het bestuur en het naleven door het bestuur van de voor de vereniging en de school geldende wettelijke verplichtingen Het volledige reglement van de CvT ligt op school ter inzage en /of is te downloaden via de website ( www.montessoribasisschool.nl )
13
2.4 BELEIDSVOORNEMENS Met de visie, de bijbehorende consequenties en de missie, de komende jaren richting geven aan (nieuwe) activiteiten. De bestaande activiteiten bij de geplande evaluatie aan de visie en missie toetsen ( zie ook hoofdstuk 6 ). Personeelsbeleid : -
Integraal Personeelsbeleid ( IPB), een beleid dus in samenhang. IPB draagt ertoe bij dat medewerkers, met behulp van het bestuur en het schoolmanagement, blijvend zorg en aandacht besteden aan hun professionele ontwikkeling, zodat zij een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van de doelen van de school en het onderwijs. Blijvende aandacht voor kwaliteit en kwaliteitsverbetering en het blijven inspannen om een goed antwoord te vinden op de veranderende omstandigheden is een noodzakelijkheid binnen het onderwijs. Daarnaast levert IPB een bijdrage aan de gewenste ontwikkeling dat het werken in het onderwijs uitdagend, interessant en aantrekkelijk genoeg is om medewerkers aan te trekken en te behouden. Om het aanbod van goed gekwalificeerd en gemotiveerd personeel voor nu en in de toekomst veilig te stellen, zal men dus meer dan voorheen aandacht moeten schenken aan individuele ontplooiingsmogelijkheden en loopbaanwensen. In een platte organisatie, zoals een school nog veelal is, zal het idee van verticale gerichtheid van loopbanen plaats moeten maken voor het gezichtspunt dat een loopbaan een beweging in allerlei richting betekent: verbreding en verdieping. Wellicht binnen, maar ook wel buiten de eigen schoolorganisatie. Zeker nu er op korte termijn weer sprake zal zijn van een krappe arbeidsmarkt, moet optimaal gebruik gemaakt worden van de menselijke factor binnen de totale organisatie en moet de school een aantrekkelijke werkomgeving zijn en blijven. Tenslotte zijn en blijven de mensen in de organisatie het kapitaal van die organisatie.
-
Functiemix Het doel van de invoering van de functiemix is: - het bieden van loopbaanmogelijkheden in het leraarsberoep: je hoeft geen directeur meer te worden om meer te gaan verdienen ( invoering LB en LC functies ) - het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs door het formuleren van zwaardere functie-eisen aan LB-leraren, waarbij onder meer het criterium ‘opleiding’ wordt meegewogen in samenhang met het samenstel van werkzaamheden en verantwoordelijkheden ( zie functieomschrijvingen in onze regeling “Functiemix”, die op school ter inzage ligt ) - het aantrekkelijker maken van het leraarsberoep; hiervoor zijn ook de andere maatregelen in het “Convenant leerkracht” ( OCW, 2008 ), het verkorten van de salarislijnen en de uitloopschaal bedoeld. Op onze school is in januari 2011 daadwerkelijk een begin gemaakt met de invoering van de functiemix, nadat eerder de regeling in team, bestuur en medezeggenschapsraad uitvoerig was besproken en vastgelegd. We streven naar de percentages, zoals die in de regeling van de overheid, zijn voorgesteld. De volledige regeling ligt op school ter inzage.
14
Schoolorganisatie : De beleidsvoornemens ten aanzien van de schoolorganisatie zijn: -
reageren op externe ontwikkelingen ( zie hoofdstuk 2.3. ) klassenverkleining bestendigen samenwerking met collega-scholen implementatie van ESIS A en B implementatie van het MKVS ( Montessori Kind Volg Systeem )
Ten aanzien van het onderwijskundig beleid streven wij naar : -
uitbreiding van het doelmatig gebruik van de computer in ons onderwijs het doelmatig gebruik van digitale schoolborden bevorderen n.a.v. de activiteiten van de verschillende werkgroepen het onderwijsaanbod verbeteren, vernieuwen nieuwe methodes en werkvormen doelmatig invoeren sociaal – emotionele ontwikkeling van leerlingen blijvend in kaart brengen ( SCOL ) en planmatig bevorderen ( methode “Kinderen en hun sociale talenten ) gebruik remediërende ICT materialen bevorderen doelmatig onderhouden van het pestprotocol structureel invoeren van filosofie / filosoferen met kinderen in ons curriculum aansluiten bij de referentieniveaus, zoals die voor rekenen en taal door de inspectie zijn vastgelegd medewerking verlenen aan onderzoeken op allerlei terreinen, indien wij daar als school, als groep of als leerkracht/leerling beter van worden , dan wel als aannemelijk kan worden gemaakt dat het algemene belang ermee gediend is verdere verkenning van de mogelijkheden van opbrengstgericht / handelingsgericht werken binnen de theorie en praktijk van het Montessorionderwijs.
Materieel beleid De Dienst Stedelijk Onderwijs Rotterdam, wil het eigendom van de schoolgebouwen decentraliseren. Dit opent perspectieven, maar vraagt ook om grote nauwkeurigheid en goede planning. Het materieel beleid in de planperiode richt zich op: Energiebeheer. Klimaatbeheersing in beide schoolgebouwen. Meubilair vervangen in midden – en bovenbouw.
15
HOOFDSTUK 3: DE ONDERWIJSKUNDIGE VORMGEVING VAN ONZE SCHOOL
3.1. DE ONDERWIJSKUNDIGE DOELEN Onze onderwijskundige doelen zijn in de eerste plaats de doelstellingen zoals die in artikel 8 van de Wet op het Basisonderwijs zijn omschreven : artikel 8 : 1. 2. 3. 4.
Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen. Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling en op het ontwikkelen van de creativiteit, op het verwerven van de noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden. Het onderwijs gaat er mede van uit dat de leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving. Ten aanzien van leerlingen die extra zorg behoeven, is het onderwijs gericht op individuele begeleiding die is afgestemd op de behoefte van de leerling.
Het basisonderwijs, bestemd voor kinderen vanaf vier jaar, is dus verplicht zich te richten op: - de emotionele ontwikkeling - de verstandelijke ontwikkeling - het ontwikkelen van de creativiteit - het verwerven van de noodzakelijke kennis - het verwerven van sociale vaardigheden - het verwerven van culturele vaardigheden - het verwerven van lichamelijke vaardigheden. De koppeling van de emotionele ontwikkeling aan de sociale vaardigheden levert ons de term sociaal-emotionele ontwikkeling op, waaronder wij verstaan dat de kinderen leren omgaan met elkaar en met anderen. Aspecten van deze sociaal-emotionele ontwikkeling zijn : a. samenwerken, samen spelen, samen kunnen delen en hulpvaardig zijn b. respect hebben voor elkaars mening en inbreng c. elkaar de ruimte geven om zelfontdekkend bezig te zijn d. het kunnen oplossen van conflictsituaties e. het kunnen inleven in gevoelsituaties f. anderen accepteren en respecteren in hun anders zijn g. een gevoel van saamhorigheid. De verstandelijke ontwikkeling. De school tracht vaardigheden als kritisch vermogen, zelfredzaamheid en solidariteit te stimuleren. Kennis is deels resultaat van eigen ervaringen, deels overgedragen. Door het aanbieden van kennis worden de leerlingen voorbereid op de veranderende maatschappij. De school begeleidt de leerprocessen van de kinderen en geeft er vorm aan.
16
Het ontwikkelen van de creativiteit. Creativiteit is niet alléén aangeboren, het kan ook ontwikkeld en aangeleerd worden. Het ontwikkelen van de creativiteit omvat, in ieder geval, alle vak – en vormingsgebieden. Aspecten verbonden met de ontwikkeling van de creativiteit zijn onder meer het ontwikkelen van de creativiteit in ruimere zin : zelfontdekkend bezig zijn komen met eigen oplossingen verschillende oplossingen vinden voor één probleem experimenteren het toepassen van kennis en vaardigheden in uiteenlopende situaties het ontwikkelen van creativiteit in de zin van de expressievakken. Het verwerven van de noodzakelijke kennis. In de huidige maatschappij veroudert kennis snel. Dit betekent voor de school, dat zij voor de basisleerstof moet uitgaan van de school van nu, mogelijk zelfs die van morgen. De kennis van de leerlingen moet functioneren in de samenleving van morgen. Het verwerven van culturele vaardigheden. Onder culturele vaardigheden wordt verstaan : luisteren, spreken, schrijven, rekenen, gezond gedrag en sociale redzaamheid. Daarnaast vinden wij het van belang, dat leerlingen : - zich oriënteren op de maatschappij - leren omgaan met anderen ( respect kunnen opbrengen voor andermans ideeën, meningen, overtuigingen, levenswijzen en culturen ). Het verwerven van lichamelijke vaardigheden. Het verwerven van lichamelijke vaardigheden is behalve doel op zich ook van belang voor de verstandelijke en sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Andere onderwijskundige doelstellingen van onze school zijn : - het leggen van een basis voor een vorm van voortgezet onderwijs, die past bij het niveau en de interesse van het kind; - het betrekken van ouders bij de school. Uiteraard behoren ook de kerndoelen tot de doelen van onze school. Voor wat betreft het realiseren van deze doelen verwijs ik naar de volgende paragrafen.
17
3.2 DE HUIDIGE SITUATIE In de volgende hoofdstukken wordt de huidige situatie ten aanzien van de vak/vormingsgebieden in relatie met de kerndoelen besproken. We hebben geprobeerd van ieder onderdeel aan te geven welke methode er wordt gebruikt en hoe deze zich in de praktijk verhoudt tot de kerndoelen. In ons onderwijs gebruiken wij naast het traditionele Montessorimateriaal verschillende reguliere methodes. Deze methodes worden meestal gebruikt als aanvulling op het Montessorimateriaal of er worden bepaalde onderdelen gebruikt waarvan wij denken dat zij binnen het Montessorimateriaal niet of onvoldoende aan bod komen. 3.3 ARBEID MET ONTWIKKELINGSMATERIAAL Het belang van het ontwikkelingsmateriaal is in voorgaande hoofdstukken al uitvoerig aan de orde gesteld. Het is zo'n wezenlijk onderdeel van het Montessorionderwijs, dat het te ver zou voeren dit hier uitvoerig te bespreken. In dit verband verwijzen we naar het Montessorimateriaalboek, deel 1. De materialen en de werkwijze worden hierin duidelijk beschreven.
18
3.4 NEDERLANDSE TAAL
LEER – EN ONTWIKKELINGSDOELEN.
Kerndoelen Nederlands Mondeling onderwijs 1. De leerlingen leren informatie te verwerven uit gesproken taal. Ze leren tevens die informatie, mondeling of schriftelijk, gestructureerd weer te geven. 2. De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. 3. De leerlingen leren informatie te beoordelen in discussies en in een gesprek dat informatief of opiniërend van karakter is en leren met argumenten te reageren Kerndoelen Nederlands Schriftelijk onderwijs 4. De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema’s, tabellen en digitale bronnen. 5. De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. 6. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, en bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale bronnen. 7. De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. 8. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen en kleur. 9. De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. Kerndoelen Nederlands Taalbeschouwing waaronder strategieën 10. De leerlingen leren bij de doelen onder “mondeling taalonderwijs” en “schriftelijk taalonderwijs”strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen. 11. De leerlingen leren een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijke gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen : - regels voor het spellen van werkwoorden; - regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; - regels voor het gebruik van leestekens. 12. De leerlingen verwerven een adequate woordenschat en strategieën voor het begrijpen van voor hen onbekende woorden. Onder “woordenschat” vallen ook begrippen die het leerlingen mogelijk maken over taal te denken en te spreken. Algemene doelstelling : Het bevorderen van de taalontwikkeling van het kind, zodat het in staat is gevoelens en gedachten te uiten en te ontvangen, waardoor steeds betere communicatie met anderen mogelijk wordt en zodat het in staat is informatie op te nemen en te reproduceren. Voor het bereiken van het algemene doel is onderwijs nodig in spreken, stellen, luisteren en lezen. Het taalonderwijs wordt in de regel gegeven in samenhang met de volgende nevengebieden: taalschatverrijking, dramatische expressie, aanvankelijk schrijven, spelling en grammatica.
19
Leermiddelen : Middel tot het bereiken van taaldoelstellingen is het werken met diverse leermiddelen, waaronder het Montessorimateriaal. Een overzicht van die leermiddelen en de werkwijze is te vinden in het Montessorimateriaalboek. We onderscheiden 6 deelgebieden : 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
Luisteren en spreken Taalschatverrijking Taalvaardigheden Schrijven en aanvankelijk/voortgezet lezen Grammatica Spelling
3.5 NEDERLANDSE TAAL
LUISTEREN EN SPREKEN
Doelstelling : Het kind moet leren en bereid zijn de ander te verstaan wanneer deze zijn gedachten, ervaringen en/of gevoelens sprekend bekend maakt. Het kind moet leren de taal zo te beheersen dat het sprekend de ander kan meedelen wat het denkt, voelt en/of ervaart. Werkvormen en materialen : onder- en middenbouw : klassengesprek leergesprek vertellen lk navertellen voorlezen luisteroefeningen vertel / spreekbeurten bovenbouw : klassengesprek leergesprek vertellen lk navertellen spreekbeurten gedichten luisteroefeningen
kringgesprek ( kleine- en grote kring ) poppenkast vertellen lln leeszinnen versjes dramatische expressie
kringgesprek poppenkast spelen vertellen lln krantenknipsels voorlezen liedjes dramatische expressie
20
3.6 NEDERLANDSE TAAL
TAALSCHATVERRIJKING
Doelstelling : Het kind moet zich steeds genuanceerder kunnen uitdrukken en steeds beter uitingen van anderen kunnen verstaan. Het kind leert, doordat het zijn woordenschat verrijkt en doordat het denkrelaties in taal leert uitdrukken, problemen op te lossen. Werkvormen en materialen : onderbouw : werkvormen : alles van luisteren en spreken namenlesjes sorteren rubriceren, classificeren, etiketteren taalspelletjes liedjes, rijmpjes leermiddelen : roze toren bruine trap diverse sorteerwerkjes rode stokken gekeurde cilinders kleurspoelen mozaïek gehoorkokers bellen ruw-glad materiaal geometrische laatjes geometrische figuren stoffendoosje logical blocks rubriceerlotto's figura classificeerlotto's jaargetijdenlotto’s seizoenenkleed biologisch materiaal biologische mapjes diverse biologische werkjes biologische puzzels wereldspel materiaal werelddieren materialen / werkjes boerderij geografische puzzels vertelkastje
21
platen prentenboeken poppenkast / poppenkastpoppen tekenmateriaal themakisten / hoek(en )
miniloco – taal computerprogramma taal – ik lees communicatie spel oorzaak-gevolg leesrups ( diverse ) letterkleed letterzakjes woordsorteerspel rijmwerkjes etiketteerwerkje
klankstempelkist middel-doel leeslijn werkblok / leeslijn werkschrift leeslijn spelletjes letterstempels leeslijn boekjes haal- doe woorden
middenbouw : werkvormen : alles van luisteren en spreken namenlesjes leeswerkjes sorteren rubriceren leermiddelen : 1.
soort ( classificatie )
2. 3. 4. 5.
activiteit eigenschap bezit deel-geheel
6. 7.
oorzaak-gevolg middel-doel
8.
gebeuren, worden, ontstaan
9.
substantie
10. 11.
zijn, bestaan plaats, ruimte
12.
tijd
vogel zoogdier veren haren eieren levend gebaarde jongen taaldozen van het werkwoord proeven bijvoeglijk naamwoord de boer en zijn vee de spaak van het wiel, de toets van de piano het regent – ik word nat taaldozen voorzetsel 'neem de borstel voor de gootsteen', 'neem de borstel voor de handen'. taaldozen werkwoord 'bedenk een mooi, lang woord', 'schrijf een mooi, lang woord'. taaldozen voorzetsel 'neem de driehoeken van ijzer', 'neem de driehoeken van hout'. mijn vader is tandarts in de kamer in de tuin schoolbord skelter poppenhuis zandbak taaldozen voornaamwoord
22
13.
aantal, maat
14.
vergelijking
15.
toestand
16.
waardering
woordenboek encyclopedie taalset – taalspeelwerkjes
verleden, tegenwoordig, toekomend rekenen zintuiglijk materiaal proeven bijvoeglijk naamwoord lichter-zwaarder serie voortgezette ontleding 'het vaasje is kostbaar'. taaldozen voornaamwoord 'de tekening is mooi'. alfabetiseren synoniemen tegenstellingen homoniemen
bovenbouw : zie middenbouw spreekwoorden en gezegden uitdrukkingen samenstellingen voorvoegsels achtervoegsels voegwoorden voorzetsels afkortingen leermiddelen : Taalset Montessori, groen ( gr. 6 ), blauw ( gr.7 ) en rood ( gr. 8 ) Taalboeken : - Taal Thieme - Taalopdrachten Thieme - Werken met Taal Thieme - Taalschat Thieme - Taalgebruik Thieme - Mijn Woordenschat - Plustaak taal
23
3.7 NEDERLANDSE TAAL
TAALVAARDIGHEDEN (STELLEN)
Doelstelling : Het kind moet – op niveau – in schrift kunnen weergeven wat gedacht en gevoeld wordt in een, voor anderen, leesbare en begrijpelijke vorm. Het kind moet leren zich functioneel – d.w.z. op een leespubliek gericht – uit te drukken. Het kind moet in staat zijn een gesproken of geschreven tekst of een beleefde situatie verkort weer te geven. Werkvormen en materialen : onderbouw : letters ordenen tot woorden woorden ordenen tot zinnen* zinnen ordenen tot verhalen* vragen beantwoorden* samenspraakjes * overwegend mondeling Montessori taalontwikkelings materiaal Taal activeringsprogramma "Wat zeg je ? " Fonemische map CPS Letterstempels Klankstempeldoos middenbouw : zie onderbouw, maar nu ook schriftelijk stelopdracht n.a.v. plaatjes, gedichtjes, muziek. opstel volgens opdracht opstel zonder opdracht begin, slot, kern bedenken
verslag van gebeurtenis - brief interview - dagboek samenvatting - spreekbeurt werkstuk - gedicht bovenbouw : zie middenbouw Taalset Montessori Groen – Blauw – Rood Serie C
24
3.8 NEDERLANDSE TAAL
SCHRIJVEN, AANVANKELIJK EN VOORTGEZET LEZEN.
Doelstelling : Het leesonderwijs heeft de bedoeling het kind een leeshouding te verschaffen, die het bereid maakt en in staat stelt, verschillende teksten op niveau zelfstandig aan te pakken en te verwerken. Dit veronderstelt dat het kind bekend is met het codesysteem taal-inschriftvorm en dat het dit systeem kan hanteren, alsmede dat het van de gedachten, die ermee zijn vastgelegd, kennis kan nemen. De genoemde twee aspecten zijn wel te onderscheiden, maar niet te scheiden. Met andere woorden : de leestechniek en begrip voor het gelezene gaan hand in hand. Met aanvankelijk lezen behoort het schrijfonderwijs samen te gaan. 3.8.1
Voorbereidend, aanvankelijk en voortgezet lezen.
Voorbereidend lezen. Veel van de activiteiten in de onderbouw dienen direct of indirect als voorbereiding op het latere leesonderwijs. Het zou een beetje kunstmatig zijn om alleen de sterk op taal gerichte spelletjes tot het voorbereidend leesonderwijs te rekenen. Het gaat vooral om de veelsoortige ervaring die het kind opdoet en om zijn totale ontwikkeling. De lokalen zijn voorzien van een leeshoek, een computerhoek, een themahoek, een bouwhoek, een ‘natte’ hoek. Daarnaast wordt in de onderbouw met themakisten gewerkt. In de afgelopen jaren is hierin een grote diversiteit ontstaan. Deze themakisten bevatten materialen voor het inrichten van een themahoek . Zoals : de vakantiehoek, de herfsthoek, de toverhoek, de kasteelhoek, de boerderijhoek, de politiehoek, de ziekenhuishoek, de circushoek, de schoenwinkel, de winterhoek, de piratenhoek, de bloemenwinkelhoek, de groentewinkelhoek, de planetenhoek,de Sinthoek, de huishoek, de prinsen en prinsessenhoek, de restauranthoek, de Kersthoek. de tijdkist, de meet- en weegkist, de proefkist, de fit en gezondkist, de magneetkist, de spiegelkist, de stenenkist, de land water luchtkist, de minipoppenkast. De onderbouwleerlingen ( groep 2 ) maken kennis met de schoolbibliotheek. Groep 1 / 2 beginnende geletterdheid Kinderen oriënteren zich op de functies van geschreven taal en leren de basisprincipes van het lezen en het schrijven; -‐ Taalspelletjes -‐ Voorleesactiviteiten Zo ontdekken ze dat er een relatie bestaat tussen geschreven en gesproken taal en raken ze vertrouwd met teksten; -‐ Boeken -‐ Versjes Ze herkennen functies van geschreven taal; -‐ Stempels -‐ Schrijfmateriaal Kinderen ontdekken dat er niet alleen via gesproken taal wordt gecommuniceerd maar ook door geschreven taal; -‐ Tekeningen
25
-‐ -‐
Eigen logogrammen, die ze naarmate ze ouder worden vervangen worden door letters. Ontdekken het alfabetisch schrift
Tussendoelen brengen in beeld hoe deze ontwikkeling verloopt. Tussendoel 1. Boekoriëntatie Tussendoel 2. Verhaalbegrip Tussendoel 3. Functies van geschreven taal Tussendoel 4. Relatie tussen gesproken en geschreven taal Tussendoel 5. Taalbewustzijn Tussendoel 6. Alfabetisch principe Tussendoel 7. Functioneel schrijven en lezen Deze tussendoelen vormen het kader waarbinnen de geletterdheid gedurende de kleuterperiode gevolgd kan worden. De doelen hoeven niet lineair doorlopen te worden en niet alle kinderen behalen op een zelfde moment een bepaald niveau. Er is sprake van een cyclisch proces waarbij in de klas de verschillende doelen aanbod komen en ook steeds weer terug komen.
Aanvankelijk lezen. Wanneer het kind eenmaal aan lezen toe is, kan het aanvankelijk leesonderwijs beginnen. Hiervoor moet het kind voldoen aan een aantal leesvoorwaarden, te weten: 1. Het kind moet weten wat links/rechts is, vooraan/achteraan, ervoor/erna etc. 2. Klankkennis 3. Lettervormkennis 4. Auditieve sequentie (twee of meer spraakklanken in volgorde kunnen nazeggen) 5. Betekenis geven. Met het aanvankelijk lezen kan al in de onderbouw worden gestart, mits het kind aan de leesvoorwaarden voldoet. Op onze school worden, met betrekking tot het aanvankelijk lezen, de volgende materialen gebruikt: - schuurpapieren letters (voor het leren van de losse letters) - de letterdoos (voor het leren van de letters en het leggen van woordjes) - diverse leeswerkjes (voorwerp/woord, plaatje voorwerp/woord, plaatje/zin, haalwoorden, doe-woorden) - De Leeslijn, methode voor aanvankelijk en technisch lezen. - de boerderij - leesboeken die in de klasse- of schoolbibliotheek te vinden zijn.
Uitgangspunten van de methode De auteurs beschouwen De Leeslijn als een onderwijsleerpakket voor individualiserend leesonderwijs waarbij een doorgaande lijn vanaf groep 1 wordt nagestreefd. De methode bestaat uit een ‘activiteitenlijn voor betekenisvol leren lezen’ voor zelfontdekkend leren lezen. Deze lijn is voor kinderen die grotendeels op eigen kracht leren lezen. Daarnaast is er de gestructureerde leergang De Leesweg.
26
Bovenstaande geeft aan dat de methode zeer geschikt is voor het gebruik in het Montessorionderwijs. De methode hanteert de volgende uitgangspunten voor leesonderwijs: 1. Lezen is geen doel op zich maar een middel om informatie te galen uit geschreven taal. 2. Kinderen leren zichzelf lezen, leerkrachten stellen kinderen op hun eigen niveau in staat tot leren lezen: van ontdekkend tot gestuurd leren. 3. Leren lezen is een vervolg op leren praten: een nieuw communicatiemiddel. 4. Bij leren lezen is sprake van een doorgaande ontwikkeling met een observeerbaar verloop. 5. Leren lezen vraagt zowel kunnen als willen leren lezen. 6. Leren lezen als functionele vaardigheid vraagt om toepassing in betekenisvolle situaties. 7. Bij leren lezen bepalen de individuele mogelijkheden van kinderen het tempo van de vorderingen. 8. Kinderen leren het best en het meest door actief bezig te zijn met hun kennis en vaardigheden in alle mogelijke situaties. 9. Plezier in lezen is voor de motivatie en daarmee het leereffect erg belangrijk. 10. De leesdidactiek dient uit te gaan van de vaste koppeling van fonemen aan grafemen. Kinderen leren hiertoe eerst lezen middels de letterspellende strategie, vervolgens deze strategie verkorten, versnellen en verinnerlijken en daarna stap voor stap de afwijkingen van het fonetisch principe herkennen. 11. Leren lezen veronderstelt zowel het vlot leren lezen van woorden als van zinnen. 12. Kinderen die moeizaam leren lezen zijn kinderen die moeizaam de spellende leeshandeling verwerven of de spellende leeshandeling niet kunnen loslaten en daardoor niet tot een vlotte woordherkenning komen. 13. Dit moeizaam vererven van de leeshandeling van sommige kinderen hangt samen met verschillen in denk-, taal- en functionele ontwikkeling. 14. De leesleergang moet dus individualisering bevorderen: differentiatie mogelijk maken, direct aansluitend speciale leerhulp mogelijk maken op grond van observatie en toetsing, onmiddellijke toepassing realiseren van verworven (deel)vaardigheden in betekenisvolle situaties, leesplezier en schrijfplezier bevorderen. 15. Middels observatie en toetsing worden de eigen prestaties, de individuele voortgang van kinderen, gevolgd. Opbouw van de leergang voor onze school A Leesfasen Niveau 1 voorbereidend lezen Leesfase 1, kennismaken met geschreven taal Leesfase 2, ervaringen opdoen met geschreven taal Leesfase 3, met hulp geschreven taal gebruiken Niveau 2 aanvankelijk lezen Leesfase 4, zelf woorden maken en lezen (basisniveau) Leesfase 5, steeds moeilijker woorden lezen (AVI-niveau 1 tot en met 4) a. Eenlettergrepige woorden zonder medeklinkercombinaties. b. Eenvoudige eenlettergrepige, samengestelde en eenvoudige tweelettergrepige woorden. c. Moeilijker meerlettergrepige woorden. B Opzet per leesfase: doelstelling en instructieopzet Vanaf leesfase 4 worden er twee leergangen aangeboden. De Activiteitenlijn voor kinderen die zelfstandig kunnen leren lezen en De Leesweg, de instructieleergang voor aanvankelijk en voortgezet technisch lezen. De Leesweg is onderverdeeld in 10 instructieblokken. Elk blok wordt afgesloten met
27
tekst- en woordtoetsen zodat het gehele leerproces van elk kind op de voet kan worden gevolgd. Het basisblok valt in twee delen uiteen (a en b). In blok a worden de korte klinkers en de medeklinkers aangeboden, in blok b de lange klinkers en tweetekenklinkers. De instructieblokken 1 tot en met 9 omvatten 90 woord- of tekstspecifieke instructieaspecten. De volgorde daarvan is gekozen op grond van de leerstofordening. Hiernavolgend wordt per leesfase aangegeven de doelstelling en de instructieopzet. Voorbereidend lezen (groep 1-2) Leesfase 1, kennismaken met geschreven taal Doelstelling: • Begrijpen wat de mogelijkheden van geschreven taal zijn, aanvullend op beeldtaal en gesproken taal (betekenisgeving). Kernactiviteiten: • Voorgelezen worden en bezig zijn met prentenboeken met voorleestekst. • Geschreven taal horen en zien gebruiken en daar de betekenis van ervaren. • Activiteiten met beeldverhalen (voorlezen, erover praten). Leesfase 2, ervaringen opdoen met geschreven taal Doelstelling: • Objectivatie van taal. De samenhang begrijpen tussen gesproken woorden en geschreven woorden en daarover kunnen praten (over woorden praten los van de betekenis). Activiteiten: • Meekijken en 'meelezen' bij het voorlezen. • Woorden aan tekeningen toevoegen (nastempelen). • Zinnetjes en woorden leggen bij prenten, plaatjes en objecten. • Rijmactiviteiten met eindrijm. Leesfase 3, met hulp geschreven taal gebruiken Doelstelling: • Ontwikkelen van het fonetisch bewustzijn. Weten dat gesproken woorden zijn samengesteld uit klanken en dat deze klanken kunnen worden losgemaakt en samengevoegd. Activiteiten: • Luisteren naar de vormaspecten van gesproken taal, woorden, klankgroepen (rijmen) en klanken. • Activiteiten met eindrijm en beginrijm. • Sorteren op klank. • Eigen gesproken taal, zoals zinnen en woorden bij tekeningen, met hulp omzetten in geschreven taal en daarbij ervaringen opdoen met letters, met koppeling tussen klank en teken en met de leesrichting. Aanvankelijk lezen (groep 3) Leesfase 4, zelf woorden maken en lezen Kernactiviteiten: • Zelf zinnen en woorden bedenken en leggen, stempelen (eventueel 'tekenen'). • Lezen van eenvoudige boekjes. • Instructie krijgen met het instructiemateriaal van De Leesweg. Basisblok a Doelstelling: klankzuivere éénlettergrepige woorden bestaande uit korte klinkers (behalve c, q, x, y) en één medeklinker voor- en/of achteraan het woord direct of spellend kunnen lezen. Het woordje 'de' met de onbeklemtoonde /e/ wordt klein gedrukt aangeboden. Afsluiting: proef met zinnetjes en woorden. Basisblok b Doelstelling: klankzuivere éénlettergrepige woorden met een medeklinker voor- en/of achteraan het woord direct of spellend kunnen lezen. De onbeklemtoonde /e/ in 'de' en 'een' wordt nog klein gedrukt aangeboden. Het gaat hier om de lange klinkers, tweetekenklinkers en medeklinkers.
28
Leesfase 5, steeds moeilijker woorden lezen Kernactiviteiten: • Zelf verhaaltjes maken. • Veel stillezen met verwerking van leeservaringen • Instructie krijgen met materiaal van De Leesweg. Instructieblok 1 Doelstelling: éénlettergrepige woorden met één medeklinker voor- en/of achteraan het woord direct of spellend kunnen lezen. Herkennen van de niet-klankzuivere lettergroepen eer, oor en eur; aai, ooi, en oei; de eind -b/-d en de kort geschreven lange eindklank (ha, nu, zo). AVI Afsluiting: tekst- en woordtoets 1. Instructieblok 2 Doelstelling: eenvoudige éénlettergrepige woorden met medeklinkercombinaties voor- en/of achteraan het woord direct kunnen lezen. Herkennen van nieuwe lettergroepen: begingroep sch-; eindlettergroep -uw/-ieuw/-eeuw; lettergroepen eindigend op -ng(t), -nk(t), -ch(t). AVI 2. Afsluiting: tekst- en woordtoets 2. Instructieblok 3 Doelstelling: éénlettergrepige, eenvoudige tweelettergrepige en samengestelde woorden direct of met lettergroep-/lettergreepverdeling lezen. Nieuwe teken-klankkoppeling herkennen: i - ie. Directe rede met aanhalingstekens en dubbele punt herkennen. AVI 3. Instructieblok 4 Doelstelling: tweelettergrepige, samengestelde en eenvoudige drielettergrepige woorden direct, eventueel met lettergreepverdeling, lezen. Nieuwe klanktekenkoppeling herkennen: ig (aardig), -lijk (heerlijk), 's. AVI 4. Voortgezet lezen. Het aanvankelijk lezen is min of meer afgerond als de kinderen het niveau M3 behaald hebben. Op onze school zijn de volgende materialen aanwezig met betrekking tot het voortgezet lezen: De Leeslijn t/m het oude AVI 4 niveau • de boerderij; Nienhuis Montessori • taaldozen en opdrachten taaldozen; Nienhuis Montessori • Estafette, methode voor voortgezet technisch lezen • Goed Gelezen, methode voor begrijpend en studerend lezen • begrijpend lezen zinnen; Nienhuis Montessori • taal-speelwerkjes; Nienhuis Montessori • drukwerk • boeken: Woordgebruik Taalvaardigheid • informatieve teksten van kennisnet en wereldverkenning. • kinderboeken, bloemlezingen, gedichten en eigen teksten. • Boeken op AVI-niveau i.v.m. voordrachtslezen in kleine niveaugroepjes onder begeleiding van leerkracht, hulpouder of hogere jaarsleerling. • In dienst van andere activiteiten vinden we nog: -taalset -redactiesommen.
29
LEZEN ( Aanvankelijk lezen en voortgezet lezen ) onderbouw : werkvormen en materialen : letters leren woordjes leggen met losse letters leeswerkjes
leeszinnen
schuurpapieren letters letterdoos letterstempel doos ding/woordje plaatje/woordje woord zin haalwoorden Leeshoek, leerstofpakket 1 t/m 3
middenbouw : woordjes leren letters leren (analyse en synthese) leeswerkjes
boerderij leeszinnen leesboeken –
letterdoos ding/woordje plaatje/woordje woord zin haalwoorden doewoorden lezen uit boekjes klassenbibliotheek schoolbibliotheek
stillezen
taaldozen opdrachten taaldozen Goed Gelezen, methode voor begrijpend en studerend lezen
Estafette*
methode voor technisch lezen
Ziezo lezen
* In 2006 is in onze middenbouwgroepen de methode “Estafette” van Zwijsen ingevoerd.
30
bovenbouw : lezen uit de bibliotheek boeken Drukwerk
klassenbibliotheek stillezen Goed Gelezen, methode voor begrijpend en studerend lezen Taalboeken : - woordgebruik - taalvaardigheid
studerend lezen
Informatieve teksten - wereldverkenning
lezen in dienst van andere (taal)activiteiten
Taalboeken Taalset Groen, Blauw, Rood. Redactiesommen
voordrachtslezen
Kinderboeken, gedichten, eigen teksten, bloemlezingen.
31
Wij gebruiken de methode Estafette remediërend voor leerlingen met een leesachterstand. Daarom zijn alleen de voor ons relevante materialen aangeschaft. Voortgezet lezen m.b.v. de methode Estafette – Technisch lezen 1 Materialisatie van Estafette Estafette in een methode voor voortgezet technisch lezen, die niet gebonden is aan jaargroepen, maar uitgaat van leesniveaus. Estafette is ontwikkeld voor AVI 2 tot en met 9. De methode bestaat uit de volgende materialen: – voor de leerlingen: • 13 leesboeken; • 13 werkboeken; • Leeslogboek bewaarmap; – voor de leerkracht: • Handleiding Estafette, bestaande uit: • 1 gebruikswijzer • 13 handleidingen (bij werk- en leesboeken) • Toetsmap; – voor gebruik in de groep: • Doos met leeskaarten; • Opbergdoos met 8 audio-cd’s; • Kopieermap met kopieerbladen; • Set van 16 zandlopers; • Leeslogboek kopieermap. 2 Doelen van Estafette Kenmerken van een goede technische leesvaardigheid zijn accuratesse (correct lezen) en vlotheid (vlot lezen). Niet alleen correct maar ook vlot kunnen lezen is belangrijk voor begrijpend lezen. Vooral voor de zwakkere lezers blijft dit oefenen, zowel op woord- als op tekstniveau, een belangrijk onderwijsdoel. De differentiatie binnen de methode Estafette heeft daarom het volgende uitgangspunt: zwakke lezers krijgen veel instructie op hun eigen niveau en veel meer leertijd. Dat is precies wat ze nodig hebben om toch binnen een redelijke tijd de operationele doelen voor technisch lezen te halen. 3 Relatie met de vigerende kerndoelen (1 augustus 1998) De methode voldoet aan de huidige kerndoelen voor het basisonderwijs. De relatie met de kerndoelen staat beschreven op blz. 41van de Gebruikswijzer. 4 Uitvoering De leerstof bestaat uit acht leerstofpakketten, geordend van AVI-niveau 2 tot en met 9. De leerlingen kunnen de taken van elk leerstofpakket zelfstandig uitvoeren of met de instructie van de leerkracht als ze daaraan behoefte hebben. Om voor elke leerling te bepalen welk leerstofpakket moet worden uitgevoerd (het niveau) en op welke wijze de leerling daarmee kan werken (de aanpak), wordt gebruik gemaakt van twee toetsen: de AVI-niveau toets en de Drie Minuten Toets (DMT). Voor het werken met Estafette zijn vier verschillende aanpakken ontwikkeld. Binnen twee ervan krijgen de leerlingen veel instructie, terwijl de andere twee vooral zijn gericht op zelfstandig werken.
32
De leerstof van Estafette is niet gekoppeld aan jaargroepen. De leerlingen krijgen een leerstofpakket aangeboden dat bij hun eigen leesniveau past. De verschillen lopen door de jaargroepen heen: het is bijvoorbeeld mogelijk dat er zowel leerlingen in groep 4 als in groep 5 op AVI-niveau 5 lezen. In elk leerstofpakket is steeds een hoeveelheid leerstof van eenzelfde AVI-niveau bij elkaar gebracht en geordend. Dit maakt het mogelijk bepaalde kinderen zelfstandig te laten werken en geven de leerkracht de ruimte om de zwakke lezers de instructie te geven waar zij behoeft aan hebben. Wij gebruiken Estafette voor leerlingen met een leesachterstand ( remediërend ). Er wordt individueel of in kleine groepjes gewerkt. 5 Kwaliteitsbewaking De methode biedt de volgende voorzieningen ten behoeve van de evaluatie en de kwaliteitsbewaking van het onderwijs: • Estafette sluit goed aan bij het aanvankelijk leesonderwijs, doordat de methode start bij AVI 2 niveau of hoger; • Elke leerling krijgt een lespakket dat aansluit bij zijn eigen leerniveau (afhankelijk van AVI-niveau en DMT-resultaten); • Elke leerling krijgt een individuele aanpak die is afgestemd op zijn mogelijkheden (van veel instructie tot compleet zelfstandig werken); • Instructie wordt in kleine groepjes gegeven; • Exacte formulering van de lesdoelen en observatiedoelen in de handleiding; • Systematische evaluatie met behulp van AVI-toetsen, Drie Minuten Toetsen en Estafette-toetsen; • Leeskaarten en kopieerbladen waarin specifieke leesproblemen behandeld worden; • In de handleiding wordt verwezen naar materialen die naast Estafette gebruikt kunnen worden.
Tutor lezen. In het schooljaar 2005 – 2006 zijn we – in de middenbouw – begonnen met het zgn. tutorlezen. Leerlingen met een hoger AVI – leesniveau ( tutoren ) lezen samen met leerlingen met een lager AVI – leesniveau ( tutee ). Wat zijn de voordelen? - goed voorbeeld doet goed volgen! - doordat het kind van een hoger niveau af en toe ook voorleest, zit er meer vaart in het lezen. Dit komt het begrip van de tekst en het leesplezier ten goede. - de kinderen lezen bij het tutor-lezen in feite vier keer per week tussen de vijftien en twintig minuten hardop voor. Dit zet beslist zoden-aan-de-dijk. - niet alleen het bereiken van een hoger leesniveau is een vooruitgang; vooral de vergroting van het leesplezier is vooruitgang! Lezen leuk gaan vinden is het belangrijkst. - tutor-lezen heeft duidelijk een pedagogische meerwaarde! Het past dus ideaal in onze Montessoriaanpak, waarbij kinderen zich verantwoordelijk leren voelen voor elkaar. Deze vorm van lezen vindt niet gedurende het gehele schooljaar plaats, maar wordt ingezet naar behoefte.
33
BEGRIJPEND LEZEN Voor dit specifieke onderdeel van het voorgezet lezen, hebben we in het schooljaar 2010 – 2011 de vernieuwde methode "Goed Gelezen" van Malmberg aangeschaft. Voortgezet lezen m.b.v. de methode Goed Gelezen - Begrijpend en studerend lezen Samenstelling: De methode bestaat voor de leerkracht per leerjaar (groep 4-8) uit een handleiding en een kopieermap. Voor de leerlingen is er een leerlingenboek, bakkaarten met antwoordenboekjes, toetsboekjes (verbruiksmateriaal)en een luister-cd. Daarnaast zijn er additioneel aanvullende leskaarten voor goede en zwakke lezers. Doelstellingen en uitgangspunten In de handleiding wordt vermeld dat Goed Gelezen! BSL zowel voldoet aan de kerndoelen voor Nederlandse Taal van 1998 als de nieuwste kerndoelen van 2005. De auteurs gaan voor Goed Gelezen! BSL uit van de volgende doelstelling: "Het lezen en leesgedrag stimuleren met het oog op meer en beter lezen. Goed lezen is nodig om informatie te kunnen verzamelen en verwerken. Het belangrijkste aspect van goed leren lezen is wel dat kinderen plezier krijgen in het lezen van boeken". De methode kent een aantal hoofddoelen te weten: letterlijk begrip, ordenend begrip, afgeleid begrip en oordelend begrip. Daarnaast zijn er binnen Goed Gelezen! BSL doelen voor samenwerkend leren: kinderen uitdagen tot actief en constructief leren, stimuleren tot onderlinge interactie, verschillen tussen kinderen benutten als kansen om van elkaar te leren en een bijdrage te leveren aan het realiseren van een goed pedagogisch klimaat. In de handleiding wordt van iedere les zowel het hoofddoel als het lesdoel aangegeven. Voorbeelden van lesdoelen zijn: 'leren ordenen en classificeren' en 'het verschil tussen feiten en meningen vaststellen'. In het leerlingenboek staat aan het begin van elk blok een overzicht (OCTO) met de lesdoelen die SLO-analyse Goed gelezen! BSL 3 Titel Goed Gelezen! Begrijpend en studerend lezen in het betreffende blok aan de orde komen. In de methode-infobrochure van Goed Gelezen! BSL worden de belangrijkste kenmerken van de methode geformuleerd: "afwisseling tussen instructielessen (boekles) en verwerkingslessen (bakles), variatie in instructielessen door middel van directie instructie en ontdekkend leren, toepassing van leesstrategieën op teksten uit andere vakken, de toepassing van het drie stappenmodel voor het aanleren en automatiseren van leesstrategieën, verschillende differentiatiemogelijkheden, gebruik van digitale toetsen, zelfstandig uit te voeren computerlessen en aandacht voor vormgeving". Binnen de methode wordt voor het leesproces gebruik gemaakt van het hierboven genoemde stappenmodel bestaande uit drie fasen: vóór het lezen, lezen en ná het lezen. Deze drie stappen hebben in de lay-out van de leerlingenboeken een specifieke kleur ('voor het lezen' is oranje; 'lezen' is blauw en 'na het lezen' heeft een groene kleur). Ieder blok in het leerlingenboek begint met een soort samenvatting door middel van een figuur met acht armen ('OCTO') met informatie die in het betreffende blok aan de orde komt. Goed Gelezen! BSL heeft aandacht voor het samenwerken tussen leerlingen waarbij deze samenwerken in heterogeen samengestelde groepen. 3. In welke kerninhouden worden de kerndoelen in de methode uitgewerkt? Toelichting Om aan te kunnen geven op welke wijze methoden de kerndoelen concretiseren is door SLO een nadere uitwerking van de kerndoelen in kerninhouden (indicatoren en specificaties) gemaakt. Bij de uitwerking is ook de tekst van de karakteristiek bij het vakgebied meegenomen. De vijf kerndoelen die relevant zijn voor begrijpend en studerend lezen zijn door SLO vertaald in zes indicatoren en vervolgens verder uitgewerkt in (deel)specificaties. Er is getracht deze zo zorgvuldig mogelijk te formuleren. Deze uitwerking is gemaakt in overleg met de Inspectie van het Onderwijs. Overzicht van aangetroffen kerninhouden In de tabel is aangegeven welke specificaties in de methode Goed gelezen BSL aan de orde komen.
34
Legenda: A = analyseresultaat ■ = aanwezig ◘ = gedeeltelijk aanwezig □ = afwezig n.v.t. = niet van toepassing Domein B Schriftelijk taalonderwijs Kerndoel Indicator SLO Specificatie SLO A 4.1.1 Kennis hebben van informatieve teksten en/of bronnen. 4.1.2 Kennis hebben van instructieve teksten en/of bronnen. 4.1.3 Gericht naar informatie zoeken. 4.1.4 Het selecteren van informatie. 4. De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema's, tabellen en digitale bronnen. 4.1 Achterhalen van informatie in informatieve en instructieve teksten. 4.1.5 Gebruik maken van leesstrategieën. 6.1.1 Informatie ordenen bij instructieve teksten. 6.1.2 Informatie ordenen bij systematisch geordende bronnen. 6. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale. 6.1 Ordenen van informatie en meningen. 6.1.3 Feiten van meningen onderscheiden. 7.1 Informatie en meningen vergelijken. 7.1.1 Kritisch lezen. 7.1.2 Informatie en meningen met elkaar vergelijken. 7.2.1 Teksten op waarde (betrouwbaarheid) beoordelen. 7. De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. 7.2 Informatie en meningen beoordelen. 7.2.2 Vormen van oordeel. 9. De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. 9.1 Het ontwikkelen van een positieve leesattitude. 9.1.1 Positieve leesattitude. 10.1.3.1 Herkennen. 10.1.3.2 Verwoorden. 10.1.3.3 Gebruiken. 10. De leerlingen leren bij de doelen onder 'mondeling taalonderwijs' en 'schriftelijk taalonderwijs' strategieën te herkennen, te verwoorden, te gebruiken en te beoordelen. 10.3 Leesstrategieën. 10.1.3.4 Beoordelen. ■ 4. Welke leerinhouden komen aan bod, op welke manier gebeurt dat en is er samenhang? Welke leerlijnen komen aan bod? Goed Gelezen! BSL bevat leerstof voor de domeinen begrijpend en studerend lezen. Volgens de auteurs gaan begrijpend en studerend lezen in de hogere groepen in elkaar over. In groep 4 beginnen de teksten op AVI 2-niveau. In Goed Gelezen! BSL is ook een leerlijn voor begrijpend luisteren te vinden die verweven is met de reguliere lessen. Vanaf groep 6 is er een leerlijn samenwerken in de methode uitgewerkt.
35
3.8.2
SCHRIJVEN
Doelstelling : Onder schrijven verstaan we het vastleggen van gedachten in grafische tekens. Het doel van het schrijfonderwijs is de leerlingen een duidelijk leesbaar, behoorlijk verzorgd en vlot geschreven persoonlijk handschrift mee te geven. Om dit doel te bereiken hebben we in de onderbouw gekozen voor de 'methode' Schrijfdans van R. Oussoren - Voors en in de midden/bovenbouw voor Pennenstreken, uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Kleuterschrijven/ : Voorbereidend schrijven
De doelstelling van Schrijfdans ( deel 1 ) is om met behulp van muziek, rijmpjes, spelletjes en muziek- en fantasietekeningen een vloeiend en gezond verbonden handschrift voor te bereiden door het combineren van grofmotorische- en fijnmotorische bewegingen in de lucht en op papier. De ruimtelijke blik op papier wordt geoefend door met beide handen te werken, eventueel het papier te vouwen. De afwisselende ritmes en tempi van muziek stimuleren het kind tot aanpassing van schrijfsnelheden. De bewegingen in de ruimte en op papier worden symmetrisch uitgevoerd, met beide handen. Dit is bevorderlijk voor het evenwichtig functioneren van onder andere oren, ogen en de beide hersenhelften. Schrijfdans beoogt hiermee ook een verbetering van de algehele lichamelijke en geestelijke conditie gedurende de schooldag en het uitblijven van frustraties en krampachtigheid bij het uiteindelijke schrijfproces.
Voor een uitgebreide beschrijving van het programma verwijzen we naar de map "Schrijfdans", die in de onderbouwgroep aanwezig is. Bij het kleuterschrijven wordt tevens gebruik gemaakt van onderstaande materialen. Montessorimateriaal : - cilinderblokken - bruine trap - kleurspoelen - ruw/glad materiaal - sorteerwerkjes - kastje met geometrische figuren - aankleedrekken - schuurpapieren schrijfletters
- roze toren - rode stokken - gewichtsplankjes - stoffendoos - het geheimzinnige tasje - geometrische lichamen - voelzakjes - schoenpoets / koperpoets
De beschrijving van bovenstaande materialen is te vinden in het boek Montessorimateriaal, deel 1. Overige werkvormen :
- schenkwerkjes - schepwerkjes - schrijven in zand - natte kwast - zeefwerkjes - krijtbord(jes)
36
Aanvankelijk- en Voortgezet Schrijven. Voor het aanvankelijk - en voortgezet schrijfonderwijs maken we gebruik van de methode "Pennenstreken" van Zwijsen. Doelstellingen van Pennenstreken. Groep 3 ( fase 2 = Aanvankelijk schrijven ) - aanleren en inoefenen goede schrijfhouding, papierligging en potloodhantering - bevorderen arm-, hand-, en vingermotoriek - bevorderen oog - handcoördinatie - aanleren en inoefenen schrijfpatronen - aanleren en inoefenen letters - aanleren en inoefenen cijfers - aanleren leestekens - aanleren en inoefenen verbonden schrift - leren schrijven op en tussen liniatuur Groep 4 ( fase 2 = Aanvankelijk schrijven ) - schrijven met goede schrijfhouding, papierligging en potloodhantering - bevorderen arm-, hand-, en vingermotoriek - inoefenen verbonden schrift - aanleren en inoefenen hoofdletters - aanleren en inoefenen hoofdletters in verbonden schrift - cijfers schrijven - leestekens schrijven - leren schrijven tussen liniatuur Groep 5 ( fase 3 = Voortgezet schrijven ) - schrijven met goede schrijfhouding, papierligging en potloodhantering - bevorderen arm-, hand-, en vingermotoriek - automatiseren van omzetting van kleine letters in hoofdletters - schrijven van cijfers en leestekens - schrijven van lange woorden - leren schrijven tussen aangegeven liniatuur Groep 6 ( fase 3 = Voortgezet schrijven ) - schrijven met goede schrijfhouding, papierligging en potloodhantering - automatiseren van het schrift - schrijven tussen aangegeven liniatuur - schrijven tussen liniatuur van 7,5 mm - schrijven van cijfers en leestekens - schrijven van lange woorden - kennismaken met het temposchrijven - kritisch leren beoordelen van eigen handschrift en dat van anderen Groep 7 ( fase 3 = Voortgezet schrijven ) - schrijven met goede schrijfhouding, papierligging en potloodhantering - automatiseren van het schrift - schrijven tussen liniatuur van 7,5 mm
37
- aanleren en inoefenen van blokschrift - schrijven van cijfers en leestekens - schrijven van lange woorden - schrijven op tempo - kritisch leren beoordelen van eigen handschrift en dat van anderen Groep 8 ( fase 3 = Voortgezet schrijven ) - schrijven met goede schrijfhouding, papierligging en potloodhantering - kunnen schrijven in een goed leesbaar en op tempo geschreven handschrift - schrijven tussen liniatuur van 7,5 mm - schrijven van lange woorden - inoefenen en toepassen van het blokschrift - schrijven op tempo - kritisch leren beoordelen van eigen handschrift en dat van anderen De einddoelstelling van Pennenstreken is : teksten kunnen schrijven in een acceptabel tempo en in een goed leesbaar handschrift. Het is van belang om voor de start van het aanvankelijk schrijfonderwijs zorgvuldig vast te stellen wat de voorkeurshand van de leerling is. Een eventueel hulpmiddel daarbij is het observatieformulier links/rechts. Bij elke Pennenstrekenles zijn aandachts – en observatiepunten aangegeven, om kinderen met schrijfproblemen adequaat hulp te kunnen bieden ( korte-termijnevaluatie ). In de handleidingen van Pennenstreken is bij alle lesbeschrijvingen remediëring opgenomen. De remediëring gaat in op de problemen die bij de observatie zijn gesignaleerd. Voor de beschrijving van de lessen verwijzen we naar de Handleidingen, die in de groepen aanwezig zijn.
38
3.9 NEDERLANDSE TAAL
GRAMMATICA
Doelstelling : Het kind moet zich steeds meer bewust worden van een goed mondeling en schriftelijk taalgebruik. Het grammatica onderwijs dient tevens het spellingonderwijs, daarbij ondersteund door zinsontleding en woordbenoeming. Werkvormen en materialen : onderbouw : geen activiteiten middenbouw : lidwoord zelfstandig naamwoord bijvoeglijk naamwoord voegwoord voorzetsel telwoord
leren met behulp van 'de boerderij'.
lidwoord zelfstandig naamwoord bijvoeglijk naamwoord telwoord werkwoord voorzetsel bijwoord voornaamwoord : persoonlijk aanwijzend bezittelijk voegwoord tussenwerpsel
Taaldozen (Montessori) Opdrachten bij taaldozen Proeven Taalsymbolen
vragenspel
Pijlendoosjes Pijlenbord
bovenbouw : alle woordsoorten benoemen (zie middenbouw) hulpwerkwoord voltooid deelwoord koppelwerkwoord voornaamwoord : - onbepaald - vragend - betrekkelijk
Taalsymbolen Taaldozen Onderstrepen in taaldooskleuren Taalset Montessori Groen, Blauw, Rood : G.A. kaarten Serie ontleedzinnen
39
abstract/concreet zelfstandig naamwoord zinsontleding : onderwerp gezegde, werkwoordelijk, naamwoordelijk persoonsvorm lijdend voorwerp meewerkend voorwerp bijwoordelijke bepalingen ( + soortnaam) bijvoeglijke bepaling bijstelling
Pijlendoosjes Pijlenbord Ontleedbord Serie ontleedzinnen Taalset Montessori Groen, Blauw, Rood : G.B. zinnen Taalboeken : Eenvoudig Zinsontleden - Thieme Zinsontleding - Thieme Taalregelschrift
40
3.10 NEDERLANDSE TAAL
SPELLING
Doelstelling : Het doel van het spellingonderwijs is het aanleren van een correct woordbeeld. Spellingonderwijs heeft een dienende functie t.o.v. het stellen. Voor spelling hanteren we de ‘leerlijn spelling’, die is gebaseerd op de spellingwijzer van het APS en door de 1ste Montessorischool Hoofddorp is bewerkt. Vervolgens hebben twee Rotterdamse montessorischolen – in overleg met het CED – verfijningen aangebracht en zijn er nieuwe materialen ontwikkeld. Het resultaat van al deze inspanningen heeft geleid tot een goed bruikbare ‘spellinglijn’ . Jaarlijks worden kaarten aangepast en, waar nodig, gecorrigeerd. Er zijn 5 blokken, A t/m E. Binnen een blok is geen hiërarchie, een kind kan best iets maken uit een ander blok. Er zijn 45 kaarten ( A/B/C 1 – 30 middenbouw, C/D/E 21 –45 bovenbouw ). De spellinglijn kan de F serie in de bovenbouw helemaal vervangen, maar de F – serie kan er ook naast gebruikt worden. De spelling van de werkwoorden is een aparte lijn, die ook start met een A – blok. Daarin wordt gebruik gemaakt van rode werkwoordendoosjes in de middenbouw en van de E – serie in de bovenbouw. Ieder spellingprobleem heeft een eigen kaart. Het kind maakt een begindictee. Wanneer het kind fouten gemaakt heeft, pakt het kind de eerste opdrachtkaart. Op de voorkant van de kaart staat wat het kind allemaal kan doen, op de achterkant staat een voorbeeld van een lesje. De leerkracht geeft het lesje en het kind maakt een selectie van de oefenstof. Tot slot gaat het kind werken in zijn eigen spellingboek, maakt het kind het einddictee en eventueel herhalingsstof. Iedere 5de kaart is een mixkaart; dit is de herhaling van eerder aangeboden stof en sluit af met een mixdictee. Naast de genoemde spellinglijn gebruiken we onderstaande werkvormen en materialen, waarvan sommige in de spellinglijn zijn geïntegreerd : onderbouw : geen activiteiten
middenbouw : verdelen in lettergrepen hoofdletters leestekens afkortingen spelling onveranderlijke woorden
lettergreep-series
spellingwerkjes taalset
ui – eu – oe s–z v–f spellingkaarten
spellingschrift
twee of meer medeklinkers
41
achter elkaar sch – schr – cht ng – nk
dictee
aai – ooi – oei uw – ieuw – eeuw aar – ier – er ver – be – ge ij – au ei – ou ig – lijk – heid verkleinwoorden raam – ramen stam – stammen mond – monden fuif – duiven huis – huizen
Rekkenwerkjes taalset Taaljournaal
aardrijkskundige namen Ambrasoft : ‘ Woorden totaal’
bovenbouw : herhaling van middenbouw
spelling van werkwoordsvormen in de o.t.t. o.v.t. regelmatig o.v.t. onregelmatig v.t.t. v.v.t. o.t.t.t. o.v.t.t.
Taalset Montessori, Groen, Blauw, Rood : D – serie F – serie B – werkjes Dictees
Taalset Montessori, Groen, Blauw, Rood : E - serie E - werkjes Taalregels Stencils Taalboeken : Werken met het werkwoord, Thieme Taaljournaal
Ambrasoft : ‘Woorden totaal’ .
42
3.11 ENGELS Kerndoelen Engels 13. De leerlingen leren informatie te verwerven uit eenvoudige gesproken en geschreven Engelse teksten. 14. De leerlingen leren in het Engels informatie te vragen of geven over eenvoudige onderwerpen en zij ontwikkelen een attitude waarbij ze zich durven uit te drukken in die taal. 15. De leerlingen leren de schrijfwijze van enkele eenvoudige woorden over alledaagse onderwerpen. 16. De leerlingen leren om woordbetekenissen en schrijfwijzen van Engelse woorden op te zoeken met behulp van het woordenboek. Onderbouw In de onderbouw wordt incidenteel aandacht besteed aan Engels. We doen dit in de vorm van versjes en liedjes. Ook wordt er gewerkt met My First English Van Dale, een voorleeswoordenboek. Daarnaast zijn we bezig met een mogelijke uitbreiding daarop, in de vorm van een methode als Early Bird of My Name is Tom. Dit is echter nog in een onderzoekende fase. Middenbouw -De kinderen maken kennis met gesproken Engelse taal. -De leerlingen leren de uitspraak van eenvoudige Engelse woorden. -De leerlingen leren het schrijven van eenvoudige Engelse woorden. Dit alles over alledaagse onderwerpen, die aansluiten bij de leeftijd van de kinderen in de middenbouw Materiaal dat gebruikt wordt: De uitzendingen van school T.V.: Engels met Raaf. Leeswerkjes behorend bij de thema’s van de school t.v. uitzendingen. Een aantal doosjes van de taalset van Montessori met de Engelse woordjes. Werkwijze: De T.V. Uitzendingen worden klassikaal gekeken. Met de werkjes wordt individueel gewerkt. De uitspraak van de woorden wordt geoefend d.m.v. individuele lesjes. De kinderen maken een “woordenboekje” van de woorden door ze op te schrijven in het Nederlands met de Engelse vertaling erachter. Voor het vakgebied Engels is in de bovenbouw gekozen voor de invoering van de Methode "Real English – Let's do it ! ". In de afgelopen jaren is er op het gebied van Engels het een en ander veranderd. De Engelse taal is een nog grotere rol gaan spelen in het leven van jonge kinderen, waardoor de dagelijkse input die zij krijgen ( via televisie, radio, muziek en dergelijke ) is vergroot. Het instapniveau van Let's do it ! is afgestemd op deze bredere voorkennis van de leerlingen.
43
Maar ook in de taaldidactiek zijn dingen veranderd. Er is meer nadruk komen te liggen op het belang van leesvaardigheid, naast ( nog altijd de belangrijkste ) vaardigheden spreken en luisteren. Ook het zelfstandig leren krijgt steeds meer aandacht, met name de opzoekvaardigheid.Deze veranderingen zijn terug te vinden in de herziene kerndoelen voor het basisonderwijs. Real English – Let's do it ! sluit hier natuurlijk bij aan.
Overzicht van de materialen. Real English – Let's do it ! bestaat uit twee delen : deel 1 is bestemd voor groep 6/7, deel 2 voor groep 7/8. Per deel zijn er de volgende materialen : groep 6/7 :
textbook 1 workbook 1 handleiding 1 twee geluidscassettes of cd's ( 1a en 1b )
groep 7/8 :
textbook 2 workbook 2 handleiding 2 twee geluidscassettes of cd's ( 2a en 2b )
groep 7 en 8 : kopieermateriaal : hierin zijn de toetsen, het differentiatiemateriaal en enkele speelborden opgenomen. De antwoorden worden hierbij los aangeleverd. los speelbord ( set van 5 ex. ) : Popeye – spel en The London game.
De algemene doelstellingen van Real English – Let's do it ! 1. De methode is afgestemd op de Herziene kerndoelen Engels voor het basisonderwijs, zoals die beschreven zijn door het Instituut voor Leerplanontwikkeling ( SLO ). Ook is rekening gehouden met de Herziene kerndoelen basisvorming. 2. De methode is een eerste oriëntatie op het Engels, maar tegelijkertijd wordt er in de methode geprobeerd een zekere en stevige basis te leggen voor de verdere taalontwikkeling van het kind. 3. De methode legt in de eerste plaats een basis voor de ontwikkeling van communicatieve vaardigheden, maar daarnaast ook de grondslag voor een elementair grammaticaal – structureel inzicht en een voldoende woordenschat. 4. Het beoefenen van de communicatie staat in dienst van de totale ( vreemde ) taalontwikkeling van het kind. 5. De methode beoogt de ontwikkeling van een elementaire spreek-, luister-, lees-, en schrijfvaardigheid. Zowel door imitatie als door zelfwerkzaamheid. Alle vaardigheden komen aan bod. 6. De methode biedt een oriëntatie op het Engels als wereldtaal; het Engels als vreemde taal binnen ons Nederlandse taalgebied; het Engels als taal van een land en een volk dat op allerlei manieren niet zo ver van ons verwijderd is. 7. Taal en inhoud van het materiaal sluiten aan bij de eigen hedendaagse leefwereld van 10 – tot 12 jarigen, waardoor het zelfvertrouwen ( en de motivatie ) van de leerlingen ten aanzien van de lesstof wordt bevorderd.
44
Voor het specifieke activiteitenplan, alsmede voor een nadere uitwerking van de doelstellingen en werkwijze, verwijs ik naar de Inleiding van de methode, zoals deze in de handleiding is opgenomen. Reeds in groep 6 wordt er gestart met de methode Real English In groep 8 zal hierdoor meer ruimte ontstaan om te werken aan het bestuderen van Engelse boeken, Usborne Internet – linked Books. In de groepen 7 en 8 vindt toetsing plaats. Cito Me2 Engels, goep 7 en 8.
45
3.12 REKENEN EN WISKUNDE Kerndoelen Reken/Wiskunde Wiskundig inzicht en handelen 23. De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken. 24. De leerlingen leren praktische en formele rekenwiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven. 25. De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van reken- wiskundeproblemen te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen. 26. De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen, kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien en er in praktische situaties mee te rekenen. 27. De leerlingen leren de basisbewerkingen met gehele getallen in elk geval tot 100 snel uit het hoofd uitvoeren, waarbij optellen en aftrekken tot 20 en de tafels van buiten gekend zijn. 28. De leerlingen leren schattend tellen en rekenen. 29. De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. 30. De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen volgens meer of minder verkorte standaardprocedures. 31. De leerlingen leren de rekenmachine met inzicht te gebruiken. Kerndoelen Rekenen/Wiskunde Meten en meetkunde 32. De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. 33. De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur.
46
Doelstellingen en uitgangspunten bij de middelen voor de ontwikkeling van de rekenvaardigheid en het rekenonderwijs op de Rotterdamse Montessorischool. Algemene doelstelling :
Doel van het rekenonderwijs is een zo goed mogelijke
ontwikkeling van de rekenvaardigheid van het kind. Aspecten van de algemene doelstelling : onderbouw Wiskundig inzicht en handelen Ordeningsbegrippen begrijpen en hanteren Wiskundige symbolen, schema’s en modellen begrijpen en hanteren Getallen en bewerkingen Tellen en plaatsen van getallen op getallijn (ordinaal aspect van getallen ) Hoeveelheidsbesef, inzicht in getalstructuur ( kardinaal aspect van getallen ) - Optellen en aftrekken - Vermenigvuldigen en delen - Schattend rekenen - Handig rekenen Meten en meetkunde Ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijk redeneren - Meten van lengte, inhoud, gewicht , oppervlakte - Meten van tijd - Geldrekenen Middenbouw Het kunnen omgaan met getalstructuren, in het bijzonder met die van het tientallig stelsel. Het adequaat kunnen gebruiken van rekensymbolen. bovenbouw Het kunnen oplossen van rekenproblemen
47
Materialen geordend per categorie en per bouw. Categorie Oriëntatie in de ruimte
Onderbouw Zintuiglijk materiaal: -roze toren -bruine trap -rode stokken -de gekleurde cilinders - cilinderblokken
Middenbouw -gouden materiaal -kettingen
Bovenbouw
overige hulpmiddelen: kistkaarten
- binomische kubus - trinomische kubus -geometrische lichamen en plattegrond -sorteerwerkjes - geheimzinnige tasje -geometrische raam - kastje met de geometrische figuren -kaarten met de geometrische figuren - constructieve driehoeken dozen - de twaalf blauwe driehoeken - driehoekenspel Overig materiaal : -logical blocks -mozaïekdoos -eelde set -figura -scope -Eelde set -figura -systeemrijgen -tangram -formogram -ringen en stokjes -begrippendiagram -vertiblocks -Haagse bouwset -plankjes -kleine bouwblokken set -zandbak -zandtafel met materiaal - watertafel -bekers met
48
inhoudsmaten -de boerderij -constructie materiaal Overige middelen: -spelletjes -liedjes -vrij spel buiten -vouwlesjes -klim/klauter materiaal -prentenboeken Tellen
-rekenstokken -cijfers en fiches -telbakjes -schuurpapieren Cijfers -gekleurde kralenstaafjes -pindastel -gouden materiaal -kleine getalkaarten -grote getalkaarten -korte kettingen -100 bord -getalrek 1 1 – 19 -getalrek 10 – 99 -vermenigvuldig bordje -100-bord -100-strook -1000-strook
-getalrek 1 1 – 19 -getalrek 10 – 99 -1000 – ketting -100 – ketting -kralenbord -100 – bord -gekleurde kralenstaafjes -gouden materiaal overige hulpmiddelen: - kistkaarten -100 – strook -1000 – strook -Dubio -getaltrainers (Heinevetters) -computer -rekenrekje tot 20 -'klassikaal' 100ketting
-verzamelingen -computer / ik reken overige middelen: -systeemrijgen -figura -cijferpuzzel -Perlo kralenplank -mini-loco rekenen -pauwentelspel -cijferstempelspel -domino -boom-appel telspel -dierentelspel -fruit verzamelen -dobbelsteen groot
49
-dobbelsteen klein -stip/cijfer -begrippendiagram -kaboutertelspel -diverse zelfgemaakte werkjes 10-talligstelsel
Rekenkundige hoofdbewerking : optellen
-gouden materiaal
-kralenbord -lange en korte overige hulpmiddelen: ketting van 100 -gouden materiaal -tel- en rekenwerkjes -tel- en rekenspelleoverige hulpmiddelen: tjes - kistkaarten -diverse tel- en rekenwerkjes -Dubio -materiaal slangen-gekleurde kralensom voor optellen staafjes -rekenstokken -latjesbord -rekentabel overige hulpmiddelen: -gouden materiaal -fichesspel -diverse optelwerkjes, -kleine telraam o.a. M.I.O.- kaarten -grote telraam -materiaal slangen-diverse zelfgemaakte som werkjes -100 – bord, twee getallen optellen -gekleurde houten kralenstaafjes -splitsbakje -stippenspel
overige hulpmiddelen: -kistkaarten -Cijferen* -Redactiesommen* -Hoofdrekenen* -Tabellen en grafieken – 1 * Ajodakt 6/7/8
overige hulpmiddelen:
Rekenkundige hoofdbewerking : aftrekken
-diverse zelfgemaakte werkjes -M.I.O.-rekenkaarten -kistkaarten -Dubio -oefendoosjes automatiseren CED -computer -splitswerkjes -rekenstokken -grote telraam -gekleurde kralen-kleine telraam staafjes -gekleurde kralen-gouden materiaal staafjes -diverse zelfgemaakte -latjesbord werkjes -fichesspel
overige hulpmiddelen: -kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen 50
-rekentabel -gouden materiaal -gekleurde houten kralenstaafjes -stippenspel overige hulpmiddelen:
Rekenkundige hoofdbewerking : vermenigvuldigen
-gekleurde kralenstaafjes + tienen staafjes. -vermenigvuldig bord
-diverse zelfgemaakte werkjes -M.I.O.-rekenkaarten -kistkaarten -oefendoosjes automatiseren CED -computer -Dubio -x-bordje + tabel -vermenigvuldigbord -vermenigvuldigkleedje -15x15 kuiltjesbord -kralendecanoom -tafel van Pythagoras -plastic tafel van Pythagoras -gouden materiaal -fichesspel -stippenpel -kralenbord
overige hulpmiddelen: -kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen
overige hulpmiddelen:
Rekenkundige hoofdbewerking : delen
-losse kralen en bakjes (pindastel) -cijfers en fiches
-diverse zelfcontrolerende werkjes -M.I.O.-rekenkaarten -kistkaarten -computer -Dubio -deelbak -15x15 kuiltjesbord -rekentabel -fichesspel -deelbordje -gouden materiaal
overige hulpmiddelen: -M.I.O.-rekenkaarten -kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen
overige hulpmiddelen:
Breuken
-doos met verdeelde cirkels
-M.I.O.-rekenkaarten -kistkaarten -zelfcontrolerende werkjes -verdeelde cirkels -verdeelde driehoeken -verdeelde vier-
-honderddelige boog -breukenkegels -breukendoos -verdeelde cirkels 51
kanten -breukendoos
Tiendelige breuken en Procenten
overige hulpmiddelen:
overige hulpmiddelen: -breukenmateriaal bovenbouw CED -breukenmateriaal -M.I.O.-breukenserie middenbouw CED - kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen -vermenigvuldigbord tiend. breuken -grote en kleine pionnen -100 – delige boog -verdeelde cirkels overige hulpmiddelen: -M.I.O.procentenserie -M.I.O.-tiendelige breukenserie - kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen
Machtsverheffen en worteltrekken
-kralenbord -plastic tafel van Pythagoras -kralendecanoom -15x15 kuiltjesbord
-rekenkundige kubus -kubus v.d. drieterm -kubus v.d. tweeterm -bak kubussen en kwadraten -knopjesbord overige hulpmiddelen:
Veelvouden
-veelvoudenlijst A/B -veelvoudenblaadjes -lange kettingen
-M.I.O.-rekenkaarten - kistkaarten -factorenlijst -knopjesbord -15x15 kuiltjesbord overige hulpmiddelen:
Verhoudingen
- kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen -knopjesbord -15x15 kuiltjesbord -geometrisch materiaal 52
overige hulpmiddelen: - kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen -Lego overige hulpmiddelen: -100 – delige boog -breukendoos - kistkaarten -verdeelde cirkels
Grafieken, diagrammen, e.d.
overige hulpmiddelen: -M.I.O.-grafiekenserie -Wiskunde in wording, deel 11/12 - kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen Geometrie
Bewerkingen met Kalender
-geometrische lichamen en plattegrond -sorteerwerkjes - geheimzinnige tasje -geometrische raam - kastje met de geometrische figuren -kaarten met de geometrische figuren - constructieve driehoeken dozen - de twaalf blauwe driehoeken - driehoekenspel -metalen inlegfiguren -bouwmateriaal overwegend andere -tijdbalk -week- en weerkalender -verjaardags kalender -seizoenenkleed -Montessori materiaal met reeksen
-metalen inlegfiguren -mandje met geometrische lichamen
-stelling van Pythagoras -figuren met gelijke oppervlakte overige hulpmiddelen: -gradenboog - kistkaarten
overige hulpmiddelen: geometriemapjes
leermiddelen -tijdbalken -week- en weerkalender
- kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen
overige hulpmiddelen: -div. kalenders - kistkaarten
overige hulpmiddelen: -div. werkjes dagen,weken, maanden, jaargetijden 53
Romeinse cijfers
Klok
Geld
-werkbladen Romeinse cijfers
-kookwekker -analoge klok -klok met uitneembare getallen 1 – 12 getallen 13 - 24 -klokstempels -klokwerkje hele en halve uren -kwart voor -kwart over -munten -papieren geld
Meten lineair
-groeimeter -blauwe cilinders -rode stokken -cilinderblokken -duizend rol -honderd rol
Meten oppervlakte
-4 dozen met driehoeken -geometrische figuren en kaarten -kubus v.d. drieterm -kubus v.d. tweeterm -gele en groene cilinders -bruine trap -roze toren -cilinderblokken -mozaiek -tangram materiaal -bouwmateriaal -zandbak/tafel -binoom -trinoom -gekleurde cilinders -bruine trap -roze toren -cilinderblokken -schenkwerkjes -zand-watertafel + materiaal -balans -gewichtsplankjes -sjouw/trekmateriaal
Meten inhoud
Meten gewicht
-klokstempels -klokwerkjes -digitale klokwerkjes -klok met uitneembare getallen 1 – 24 -kleine klokjes -stencils kopieermap -klokkenboekjes ½ - kistkaarten
- kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen -computerprogramma -tijdtafels -chronometer - kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen
-munten -muntenstempels -M.I.O.-rekenkaarten -stencils kopieermap - kistkaarten -meetwiel -meetlint -liniaal -bordliniaal -werkbladen meten -M.I.O.-meetserie - kistkaarten -M.I.O.-rekenkaarten - kistkaarten
- kistkaarten -Eurospel -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen -herleidingstabel -M.I.O.-metriekserie - kistkaarten -metriekboekje -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen -herleidingstabel -stelling van Pythagoras -figuren met gelijke oppervlakte -oppervlaktedoos -verdeelde driehoeken -verdeelde vierkanten - kistkaarten -metriekboekje -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen
-binoom -trinoom - kistkaarten
- kistkaarten -metriekboekje -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen
-weegschaal -balans -gewichten
- kistkaarten -Cijferen -Redactiesommen 54
-wip Meten temperatuur
-M.I.O.-serie - kistkaarten -weerbord -thermometer -stoffendoos -opdrachten -kruikjes temperatuur- temperatuur meten zin -Grote Reis -watertafel -div. werkjes over het weer
-Hoofdrekenen -herleidingstabel - kistkaarten - Grote Reis -Cijferen -Redactiesommen -Hoofdrekenen
Op deze en volgende pagina's worden de verschillende Reken – en wiskunde domeinen, waarbij Montessorimaterialen worden gebruikt nog eens aangegeven. Per domein wordt de doelstelling weergegeven, het gebruikte materiaal en de methodiek. De gegevens zijn ontleend aan : Kerndoelen BaO en Montessorimateriaal, van het Educatief Dienstverleningsinstituut Midden-Nederland.
55
A. DOMEIN VAARDIGHEDEN Doel
De leerlingen kunnen met verschillende eenheden tellen en terugtellen.
Materiaal Rekenstokken
-
Telbakjes Kistje met cijfers en fiches Gouden materiaal Gekleurde kralenstaafjes Kralenkettingen
Doel
tellen 1 – 10; koppeling hoeveelheid – telwoord idem synchroon tellen koppeling hoeveelheid – cijfer idem tellen tot in duizenden met symbolisch materiaal tellen binnen structuur met 10;aanvullen/terug naar … doortellen met vaste hoeveelheden; sprongsgewijs tellen
De leerlingen kennen uit het hoofd optel- en vermenigvuldigtafels tot tien.
Materiaal Latjesborden voor optellen en aftrekken en de rekentabellen; +/- tot 20. Vermenigvuldigbordje en de rekentabellen; tafels 1 t/m 10. Met name tabel 3 vraagt het uit het hoofd te werken. Het pythagorasbord De decanoom Methodiek De kinderen werken eerst handelend aan +, - en x op de bordjes. De verschillende tabellen nodigen het kind uit meer en meer uit het hoofd te werken, te weten: - opnoemen van tafels; - antwoordkaartjes (snel) op de sommen leggen; - antwoordkaartjes in de tabel leggen; - elkaar overhoren. Doel De leerlingen hebben inzicht in de structuur van de gehele getallen en inzicht in het positiesysteem van de decimale getallen. Materiaal Gouden materiaal Getalkaarten Fichesspel Telramen Telraamlijsten - idem Latjesborden Decimale breukendoos Decimale breukenbord
- de structuur van gehele getallen - idem - idem - idem - de structuur rondom 10 - de positie van decimalen - idem
56
Methodiek De materialen laten door hun plaats bij het gebruik en door hun eigen kleur steeds aan het kind zien wat de waarde/structuur is. Bij de lesjes wordt dan ook steeds eerst nagegaan of het kind deze kan benoemen of kan aanwijzen. Doel De leerlingen kunnen een eenvoudige, niet in wiskundige taal aangeboden probleemstelling zelf in wiskundige termen omzetten. Materiaal Kist met kuben en kwadraten; Binomische, Trinomische en Rekenkundige kubus. Deze materialen ondersteunen de overstap van het concreet werken naar het abstracte wiskundige begrip en haar formulering. Methodiek -
57
B. DOMEIN CIJFEREN
Doel De leerlingen kunnen de bewerkingen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen volgens standaardprocedures of varianten daarvan uitvoeren en deze in eenvoudige situaties toepassen. Materiaal Telramen Vermenigvuldigbord Deelbak Telraamlijsten -
+ en – procedure x procedure : procedure notatie van de procedure
Methodiek -
58
C. DOMEIN VERHOUDINGEN EN PROCENTEN
Doel
De leerlingen kunnen verhoudingen vergelijken.
Materiaal Het kuiltjesbord Breukencirkels
- verhoudingen leggen - verhoudingen zien deel – geheel Decanoom - … keer zoveel staat in verhouding tot grondhoeveelheid Meertermen en knopjesbord - machtsverheffing en worteltrekking Methodiek De kinderen maken concreet met verhoudingen kennis met het kuiltjesbord: “Verdeel….. de een krijgt er steeds 3 als de ander er 1 krijgt”. Herhaling van dergelijke activiteit leidt tot …. staat tot …. Meerdere verhoudingen naast elkaar zichtbaar maakt vergelijk mogelijk. De andere genoemde materialen maken anders soortige verhoudingen zichtbaar en te vergelijken. Doel
De leerlingen kunnen eenvoudige verhoudingsproblemen oplossen.
Materiaal Het kuiltjesbord; Het knopjesbord. Methodiek Met de genoemde materialen en de daarbij geleerde formules krijgen de kinderen verhoudingssommen uit te voeren. Doel De leerlingen begrijpen het verband tussen verhoudingen, breuken en decimale breuken. Materiaal De honderddelige boog; Breukencirkels. Methodiek De kinderen werken concreet met het materiaal en doen verschillende vergelijkordenoefeningen. Van zien en doen naar begrijpen.
59
D. DOMEIN BREUKEN EN DECIMALE BREUKEN
Doel De leerlingen kunnen breuken en decimale breuken op een getallenlijn plaatsen en breuken in decimale breuken omzetten, ook met een rekenmachine. Materiaal De honderddelige boog; Decimale breukendoos en –breukenbord. Methodiek Doel De leerlingen kunnen in eenvoudige toepassingssituaties, met gebruikmaking van modellen eenvoudige breuken en decimale breuken vergelijken, optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen. Materiaal Breukencirkels en –kegels; Decimale breukendoos, -bord en; Decimale vermenigvuldigbord; De deelbak, decimaal gebruikt; Honderddelige boog. De materialen leiden tot het bewerken volgens vaste procedures. Methodiek -
60
E. DOMEIN METEN
Doel De leerlingen kunnen klokkijken en tijdsintervallen berekenen, ook met behulp van de kalender. Materiaal De klok Methodiek De methodiek kenmerkt zich door, na het laten zien, het aan het kind vragen te stellen met betrekking tot de tijd en tijdsintervallen: - zet ‘m eens op …..; - en 20 minuten later. - De leerlingen kennen de gangbare maten van lengte, oppervlakte, inhoud, tijd, snelheid, gewicht en temperatuur en kunnen deze in eenvoudige toepassingssituaties hanteren.
Materiaal Kruikjes voor de temperatuurzin; Gewichtsplankjes; Rode- en rekenstokken en de meetlat. Methodiek Na het leren kennen van de maten van….. met het materiaal krijgt het kind opdrachten om zelf van verschillende materialen en dergelijke de “maat te nemen”. Doel De leerlingen kunnen eenvoudige tabellen en grafieken lezen en deze in eenvoudige situaties op grond van eigen metingen zelf samenstellen. Materiaal Rekentabellen als model. Methodiek -
61
F. DOMEIN MEETKUNDE
Doel De leerlingen beschikken over eenvoudige notities en begrippen, waarmee zij ruimte meetkundig kunnen ordenen en beschrijven. Materiaal De geometrische lichamen en –figuren; De constructieve driehoeken. Methodiek Na het leren kennen van de begrippen krijgt het kind activiteiten uit te voeren om gegeven en omgevingsmaterialen te ordenen en te benoemen met deze begrippen. “Op mijn tafel passen….” “Mijn tafel is ook een…..”
62
Bijlage onderbouw. Tussendoelen annex leerlijnen Leren tellen Tussendoel 1 De kinderen kennen de telrij tot tenminste tien. Methodiek De kinderen krijgen de gelegenheid dit doel te bereiken doordat er voldoende aandacht besteed wordt aan tel- , zang - en bewegingsspelletjes en aan gevarieerd opzeggen van de telrij middels bijvoorbeeld “aftikkend “ tellen of nummeren. Een en ander gebeurt in natuurlijke en betekenisvolle situaties onder meer gesitueerd in de speelzaal en in de kring. Leren tellen en rekenen (contextgebonden tellen en rekenen) Tussendoel 2 In voor hen betekenisvolle contextsituaties kinnen de kinderen aantallen tot tenminste tien tellen, ordenen, redelijk schatten en vergelijken op meer , minder en evenveel. Niveau 1 Methodiek De verbinding en integratie van de betrekkelijk losstaande kenniselementen, wordt gestimuleerd door diverse thematische activiteiten. Racespel / verjaardag / winkelen / seizoenen etc. daarin krijgt het synchroon tellen , nummeren een betekenisvolle functie bij respectievelijk het eerlijk springen, het een voor een aansteken van de kaarsen op de verjaardagstaart, het kopen van artikelen in de winkelhoek. In dergelijke gevallen wordt , net als bij het nummeren, het synchroon tellen op impliciete en natuurlijke wijze met het bepalen van aantallen verbonden. Het voldoende aandacht besteden aan dit context gebonden tellen en rekenen, via spontane, uitgebuite en vooropgezette activiteiten in de werkjes, kring, themahoek , speellokaal en buitenspel, dient het bovengenoemde doel. Object gebonden tellen en rekenen Tussendoel 3 Kinderen kunnen aantallen objecten tot tien ordenen, vergelijken, schatten en tellen. Ook zijn ze instaat bij eenvoudige erbij- en erafsituaties tot tenminste tien, in de vorm van bedekspelletjes en dergelijke, voor een passende strategie te kiezen. Niveau 2 Methodiek Door ruim aandacht te besteden aan schat- , tel- en rekenraadsels met concrete objecten die zichtbaar zijn, of ten dele zichtbaar gemaakt zijn en dus mentaal voorgesteld moeten worden, wordt het bovengenoemde doel behaalt. Er wordt goed in het oog gehouden dat het tellen van geordende en ongeordende aantallen tot vier (vijf) essentieel verschilt van het tellen van grotere aantallen die niet in een oogopslag zijn te vatten. Ook maakt het veel verschil of de te tellen objecten op rij liggen of in een overzichtelijk patroon, of dat ze ongeordend worden aangeboden. De rekenproblemen en raadsels worden spannend ingekleed, verteld en uitgebeeld in diverse vormen. De kinderen krijgen de gelegenheid de verschillende telstrategieën uit te wisselen.
63
Op weg naar puur tellen en rekenen Tussendoel 4 Kinderen kunnen benoemde aantallen tot tien telbaar representeren met bijvoorbeeld vingers, fiches, kralenstaafjes, en deze vaardigheid in toepassingssituaties van “erbij” en “eraf “ benutten. Methodiek Er wordt aandacht geschonken aan de verschillende niveaus waarop elementaire tel- en rekenopdrachten gepresenteerd en opgelost kunnen worden en de leerkracht onderkent het belang van het symboliseren met telbare tekens of cijfers in functie van de niveauverhoging naar de pure tel- en rekensituaties van dit niveau .Het behoort niet tot de doelstelling van groep 2, al zijn er wel kinderen die op dit niveau opereren. De kinderen krijgen de gelegenheid tot het werken op verschillende niveaus en worden voldoende uitgedaagd om tel- en rekenactiviteiten met hele getallen op een bij hen passend niveau op te lossen. Tevens is er voldoende ruimte voor interactie tussen kinderen onderling en tussen leerkracht en de kinderen, waarbij het taalaspect ruimschoots wordt verzorgd. De geschetste niveaus van tellen en rekenen worden niet door alle kinderen op eenzelfde wijze en in hetzelfde tempo doorlopen. Alle kleuters krijgen de ruimte om op hun eigen manier gaande weg verder te komen. Juist de gezamenlijke uitwisseling en doordrenking van eigen aanpakken kenschetst het Montessori onderwijs. De kinderen hebben de gelegenheid handige aanpakken van elkaar op te pikken, om zich steeds meer bewust te worden van het belang “handig organiseren “ van tellen- en raken steeds meer bedreven in het naar de eigen hand zetten van het tellen. Aan de leerkracht de taak de verschillende niveaus te onderscheiden en handige aanpakken in de aandacht aan te bevelen. Reflectieve vragen geven een extra impuls aan uitwisselingsmomenten. Kinderen kunnen op hun eigen manier steeds meer vertrouwd raken met handig en flexibel tellen. Daarmee is de basis voor het optelen en aftrekken voor een belangrijk deel gelegd. Eind groep 2 moeten de leerlingen tenminste tot tien kunnen tellen en deze vaardigheid toepassen bij het maken van een redelijke schatting, bij ordenen. Vergelijken en bepalen van aantallen, en het opereren ermee. Bijvoorbeeld moeten zij bij een rijmgedichtje, niet alleen rijmend maar ook rekenend tot een oplossing kunnen komen of oplossen of controleren via verschillende telprocedures. Indirecte, contextgebonden hoeveelvragen over kleine aantallen zichtbare objecten die overzichtelijk zijn geordend, worden als eerste begrepen en goed beantwoord. niveau 1 Ook vragen over schatten, ordenen, vergelijken en over “erbij“ en “eraf” die deze kenmerken bezitten zijn op dit niveau betekenisvol. Om de overgang naar objectgebonden kale tellen op niveau 2 te bevorderen, volgen we verschillende didactische paden; - starten met directe, overzichtelijke hoeveelvragen met kleine aantallen die in een blik gevat kunnen worden, dan het antwoord laten controleren en vervolgens die getallen groter maken - bij indirecte, contextgebonden hoeveel- vragen met grotere aantallen beginnen en dan de context geleidelijk naar de achtergrond brengen en meer directe hoeveelvragen stellen. - Hetzelfde geldt ook voor vragen over schatten, ordenen, vergelijken, “erbij “ en “eraf”. De overgang naar niveau 3 wordt gestimuleerd door vragen over schatten, ordenen, vergelijken , “erbij “ en “eraf” zonder zichtbare voorwerpen te laten beantwoorden en zo te stimuleren dat de kleuters met zelfbedachte representaties gaan opereren. Het levert pure getallen op, die op verschillende wijze concreet zijn voor te stellen en waarmee gevarieerd wordt gewerkt.
64
In groep 1 en 2 wordt de telrij steeds verder uitgebreid. De kinderen ontwikken geleidelijk inzicht in de verschillende betekenissen en functies van (kleine) getallen en relaties ertussen, en leren gaande weg cijfersymbolen herkennen. Deze groei in getallenwereld heet “ontluikende gecijferdheid”. Er wordt aandacht geschonken aan de verschillende aspecten van getallen. De leerkracht heeft zicht op de onderscheiden niveaus waarlangs elementair getalbegrip zich ontwikkeld. Deze ontwikkeling wordt gestimuleerd via spontane, uitgebuite en vooropgezette onderwijsactiviteiten. Het reken- en wiskunde onderwijs in groep 1 en 2 heeft een sterk geïntegreerd karakter, wat het attent zijn op geïsoleerde “gouden reken- en wiskunde momneten des te belangrijker maakt. Het voorgaande schets over begin van de leerlijn voor hele getallen is bedoeld om een duidelijk zicht te geven op de ontluikende gecijferdheid, en zodoende de groei van het elementair getalbegrip te helpen bevorderen. Beleidsvoornemen : Onderbouw - Zo vroeg mogelijk in kaart te krijgen welke leerlingen mogelijk rekenzwak zijn middels te signaleren en hulp te bieden : Zoeken we naast het MKVS rekenen-wiskunde ( signaleren, observeren, diagnosticeren, registreren ) mogelijk een COTAN Instrument . De noodzaak hiervan zijn we nog aan het onderzoeken. - Hoge verwachtingen hebben van kinderen, ook bij sterke kinderen. Hen uitdagende taken en hoge doelen stellen . - De doelen moeten realistisch zijn. - Per dag 20-30 minuten aan rekenen besteden. - Met zwakke rekenaars; voordoen - samen doen - zelfdoen - Zorg wordt planmatig uitgevoerd en geëvalueerd.
65
3.13 WERELDVERKENNING Kerndoelen oriëntatie op jezelf en de wereld: Mens en samenleving 34. De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen. 35 De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument. 36. De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger. 37. De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. 38. De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met verschillen in opvattingen van mensen. 39. De leerlingen leren met zorg om te gaan met het milieu.
Sociale redzaamheid en veiligheid Gebruikt onderwijsleerpakket Alle groepen werken ( n.a.v. SCOL gegevens ) met de methode Kinderen en hun sociale talenten, Kwintessens (Hilversum). Ter ondersteuning van de leraren staan in de personeelsbibliotheek diverse naslagwerken en bronnenboeken. Leer- en ontwikkelingsdoelen We streven er naar dat kinderen na acht jaar basisonderwijs zich de volgende houdingsdoelen hebben verworven: - leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen; - leren zich redzaam te gedragen in sociaal opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument; - hun mening durven geven en openstaan voor meningen van anderen; - contacten kunnen leggen en handhaven; - kunnen functioneren in een groep; - hulp kunnen vragen en kunnen bieden; - kunnen omgaan met eigen gevoelens en rekening kunnen houden met gevoelens van anderen - verantwoordelijkheid kunnen dragen voor eigen en andermans spullen; - kunnen omgaan met regels; - kritisch om kunnen gaan met invloeden van "buiten". - zelfstandig kunnen werken aan opgedragen of zelf gekozen taken; Aan individuele leerlingen bieden we, indien daarvoor redenen aanwezig zijn, een SOVA training aan ( Sociale Vaardigheid ). De trainingen worden door Schoolmaatschappelijk Werk Delfshaven ( SMDD ) verzorgd. Op verzoek van een groepsleerkracht of van de ouders kunnen leerlingen bij de Interne begeleider(s) worden voorgedragen voor deelname aan een training. Alle leerlingen in midden – en bovenbouw werken met het Antipestprotocol ( regels en groepsgesprekken ) en vullen jaarlijks een respectcontract in. Het contract wordt door de schoolleiding, de groepsleerkracht, de leerling en zijn of haar ouder(s) ondertekend. In alle groepslokalen, de vitrines en op de website van de school wordt periodiek een regel uit het antipest – protocol/respectcontract centraal gesteld. De onderbouw maakt gebruik van pictogrammen met hetzelfde doel: de afspraken periodiek bij de leerlingen onder de aandacht brengen.
66
Leerstofkeuze, omvang en ordening In de groepen 1 en 2 liggen de accenten op zelfstandigheidbevordering, zelfredzaamheid en verantwoordelijkheidsbesef. Er worden lessen gegeven in “de oefeningen van het dagelijks leven”, te weten zorg voor de persoon, zorg voor de omgeving en wellevendheidlesjes (de omgangsvormen). Deze lessen zijn belangrijk voor de gewoontevorming en bevorderen de aanpassing aan de omgeving en het dagelijks leven van de groep. Voorbeelden van deze lessen variëren van ‘hoe draag ik mijn stoel’ tot ‘hoe begroet ik een kennis’. In alle groepen wordt met de methode “Kinderen en hun sociale talenten gewerkt. Er is een digitaal leerlingvolgsysteem (SCOL) dat in alle groepen wordt gebruikt. De lijsten van SCOL worden ieder schooljaar twee keer ingevuld: de eerste keer na zes weken, de tweede keer in januari. Didactische werkvormen In de groepen 1 en 2 kunnen kinderen zelfstandig aan het werk met de oefeningen van het dagelijks leven. Ook worden groepslessen gegeven. We gebruiken : kringgesprek, de werkles, spelles, dramatische vorming. In de hogere groepen integreren we de bevordering van de sociale redzaamheid in het totaal van het onderwijs door: - voordrachtsvorm, waaronder de instructie en de vertelling; - gespreksvormen, waaronder het kringgesprek, de spreekbeurt, het klassengesprek; - spelvormen, waaronder de dramatische vorming; - zelfstandig werken. Wij werken volgens de regels die ons opgelegd zijn vanuit de Arbodienst. Een aantal leerkrachten heeft jaarlijks nascholing op het gebied van EHBO of BHV. Wij werken met een incidentenprotocol. Ernstige zaken die de veiligheid of het welbevinden van betrokkenen op onze school in gevaar brengen worden genoteerd en, waar nodig, wordt actie ondernomen. Verkeer Gebruikt onderwijsleerpakket Voor ons verkeersonderwijs gebruiken we het bronnenboek Stoepie ( onderbouw ) en de methode Klaar over ( midden – en bovenbouw ), Wolters-Noordhoff en voor de leerlingen van groep 8 Proefexamens en Verkeersexamens, 3Vo of ThiemeMeulenhoff ‘Oefeningen voor het schoolverkeersexamen. Leerstofkeuze, omvang en ordening We volgen de methode zo goed mogelijk. Het werken buiten op de speelplaats en op straat kan wel eens bemoeilijkt worden door het weer of door verkeersdrukte. Betrokkenheid van ouders bij het verkeersonderwijs. Verkeersonderwijs heeft hulp van de ouders nodig, wanneer het tenminste meer wil zijn dan alleen maar kennis. Daarom wijzen we de ouders elk jaar aan het begin van het schooljaar tijdens de informatieavonden op hun verantwoordelijkheid voor de begeleiding van hun kind in het verkeer. Ook wordt in nieuwsbrieven en via de website met regelmaat gewezen op verkeersveiligheid, zoals parkeergedrag, gebruik van fietsstoeltjes, gebruik van autogordels, e.d. De leerlingen van groep 8 nemen jaarlijks deel aan het landelijke theoretische verkeersexamen en – indien de gelegenheid zich voordoet – aan een praktische verkeerstest, die in overleg met de wijkagent en met de hulp van enkele ouders wordt georganiseerd.
67
Staatsinrichting en burgerschap Ordening inhouden actief burgerschap en sociale integratie Wil een leerling een voor de pluriforme democratische samenleving een gewenste rol vervullen, dan dient deze leerling te beschikken over kennis en inzicht, uiteenlopende vaardigheden en de bereidheid om bepaald gedrag te vertonen. Leerlingen van onze school ontwikkelen dit gedrag gedurende hun leven, waarbij ons onderwijs, met ouders en de omgeving de basis legt. Actief burgerschap en sociale integratie delen wij in drie domeinen, te weten: • Democratie • Participatie • Identiteit. Bij de genoemde leerinhouden (weten, kunnen en willen) en ervaringen (binnen- en buitenschools) worden thema’s genoemd die in de genoemde groepen worden behandeld. De thema’s uit de lagere groepen komen in de regel terug in de hogere groepen; er zit een zekere opbouw in. Sommige inhouden herhalen zich in de diverse domeinen. De inhoud van staatsinrichting en burgerschap is opgenomen in het document “burgerschap”. Gebruikt onderwijsleerpakket We maken geen gebruik van een specifiek onderwijsleerpakket. Ter ondersteuning van de leraren staan in het documentatiecentrum diverse naslagwerken en bronnenboeken. We beschikken over dvd’s en videobanden. Bij een geschikt aanbod gebruiken we de schooltelevisie en maken we gebruik van het Internet. De bovenbouwgroepen kijken naar het weekjournaal. Leer- en ontwikkelingsdoelen We willen bereiken dat kinderen na acht jaar basisonderwijs: - kennis en inzicht hebben in relaties tussen individuen, in groepen en tussen groepen die van belang zijn in ons staatsbestel; - sociale vaardigheden ontwikkeld hebben, waaronder het voeren van een gesprek of discussie,het leren ontdekken vanuit welk belang iemand zijn of haar standpunt verdedigt; Leerstofkeuze, omvang en ordening De leerstof bieden we aan bij andere vakgebieden. In alle groepen komen de maatschappelijke verhoudingen op niet geplande momenten aan de orde naar aanleiding van vragen van kinderen en van de actualiteit. Didactische werkvormen De meest gebruikte didactische werkvormen zijn: - opdrachtvormen, waaronder het maken van een werkstuk, het houden van een spreekbeurt; - voordrachtsvormen, waaronder het aanbieden en lezen van boeken, ook prentenboeken, de vertelling, de instructie; - gespreksvormen, waaronder het kringgesprek; - zelfstandig werken, onder andere in het documentatiecentrum. Differentiatie We houden rekening met verschillen tussen kinderen qua belangstelling en vaardigheidsniveau. Dit komt tot uitdrukking in de inbreng van kinderen bij gesprekken in de groep en bij het maken van werkstukken.
68
Normen en waarden Gebruikt onderwijsleerpakket Wij gebruiken geen specifiek onderwijsleerpakket. Ter ondersteuning van de leraren staan er in het documentatiecentrum diverse naslagwerken en bronnenboeken. Bij een geschikt aanbod gebruiken we de schooltelevisie en het Internet. Leer- en ontwikkelingsdoelen Na acht jaar basisonderwijs willen we bereikt hebben dat kinderen zich hebben eigengemaakt hoe zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen. Leerstofkeuze, omvang en ordening Dit vakgebied komt bij andere vakgebieden aan de orde. In alle groepen komen de normen en waarden op niet geplande momenten aan bod naar aanleiding van vragen van kinderen, voorvallen in en buiten de school en de actualiteit. In groep 1 en 2 worden wellevendheidlesjes gegeven. Voorbeelden van lesjes zijn: dank u zeggen, alstublieft zeggen, met een zachte stem praten, hulp vragen, hulp bieden, iemand groeten, zich excuseren, wachten als iemand in gesprek is, de deur voor iemand openhouden, … In groep 3 tot en met 8 zal een en ander ingebed zitten in het vakgebied taal, burgerschap en de sociale redzaamheid en de kennisgebieden. Kernthema's zijn: - wat kan ik voor de ander betekenen? - wat mag ik van de ander verwachten?
Geestelijke stromingen Onze school telt verschillende nationaliteiten, al wordt de absolute meerderheid gevormd door de Nederlandse. Wij streven ernaar, dat onze leerlingen kunnen omgaan met en voorbereid zijn op samenwerking met allochtone en autochtone collega's, bazen en ondergeschikten. Het onderwerp "intercultureel samenleven" komt meermalen aan de orde tijdens lessen, maaltijden, vieringen e.d. Culturele verschillen vormen op onze school niet echt een item; er doen zich zelden spanningen voor op dit gebied. Op onze school hebben wij geen problemen met onderlinge discriminatie. Er zijn wél eens problemen met -allochtone- kinderen uit de wijk. Door onze leerlingen wordt over deze kinderen wel eens ongenuanceerd gesproken. Dit wordt door onze leerkrachten niet geaccepteerd. Gebruikt onderwijsleerpakket Wij gebruiken geen specifiek onderwijsleerpakket. Ter ondersteuning van de leraren wordt er gebruik gemaakt van het internet, SchoolTV en eventueel het documentatiecentrum. Leer- en ontwikkelingsdoelen Na acht jaar basisonderwijs willen we bereikt hebben dat kinderen kennis hebben gemaakt met culturele verschillen tussen mensen en daarvoor begrip op kunnen brengen. Specifiek bedoelen we dat kinderen op hun niveau iets weten over: christendom, islam, hindoeïsme, boeddhisme, jodendom en humanisme.
69
Leerstofkeuze, omvang en ordening Dit vakgebied komt bij andere vakgebieden aan de orde. In alle groepen komen de geestelijke stromingen op niet geplande momenten aan bod naar aanleiding van vragen van kinderen en de actualiteit. In groep 3 tot en met 8 zal een en ander ingebed zitten in het vakgebied taal en de kennisgebieden. Kernthema's zijn: - ik en de ander, onder andere buitenlanders, migranten, vluchtelingen; - mensen verschillen, onder andere kleedgewoonten, eetgewoonten, verschillen in taal; - er is altijd wat te vieren, feesten; - wat zullen ze wel denken. In groep 7 en 8 schenken we bij de kennisgebieden uitdrukkelijk aandacht aan de eerder genoemde zeven stromingen, waarbij we ingaan op: ontstaan, belangrijke personen en geschriften, verbreiding, feesten en gedenkdagen. Didactische werkvormen De meest gebruikte didactische werkvormen zijn: - opdrachtvormen, waaronder het maken van een werkstuk, het houden van een spreekbeurt; - voordrachtsvormen, waaronder het aanbieden en lezen van boeken, bijvoorbeeld prentenboeken, de vertelling, de instructie; - gespreksvormen, waaronder het kringgesprek; - zelfstandig werken, de zelfwerkzaamheid van kinderen waarbij het internet wordt gebruikt. Differentiatie We houden rekening met verschillen tussen kinderen qua belangstelling en vaardigheidsniveau. Dit komt tot uitdrukking bij gesprekken in de groep en bij het maken van werkstukken. Omgaan met het milieu Gebruikt onderwijsleerpakket In de onderbouw (groepen 1 en 2) wordt gebruik gemaakt van bronnenboeken, internet en materialen uit het documentatiecentrum Voor groep 3 tot en met 8 gebruiken we de methode De Grote Reis ( zie: ‘Kennisgebieden in samenhang’ ). In deze methode komt omgang met het milieu regelmatig ter sprake. Leerstofkeuze, omvang en ordening Wij volgen het basismodel van de methode en geven algemene lessen. Tevens maken de kinderen gebruik van het internet en het documentatiecentrum.
70
Kennisgebieden in samenhang Kerndoelen oriëntatie op jezelf en de wereld: Natuur en techniek 40. De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. 41. De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. 46. De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen en dag en nacht veroorzaakt. Kerndoelen oriëntatie op jezelf en de wereld: Ruimte 47. De leerlingen leren de ruimtelijke inrichting van de eigen omgeving te vergelijken met die in omgevingen elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer, recreatie, welvaart, cultuur en levensbeschouwing. In ieder geval wordt daarbij aandacht besteed aan twee lidstaten van de Europese Unie en twee landen die in 2004 lid werden, de Verenigde Staten en een land in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. 48. Kinderen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken. 49. De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren. 50. De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld. Kerndoelen oriëntatie op jezelf en de wereld: Tijd 51. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. 52. De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer. 53. De leerlingen leren over de belangrijke historische personen en gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis en kunnen die voorbeeldmatig verbinden met de wereldgeschiedenis.
In de groepen 1 en 2 worden de wereldoriënterende vakken aangeboden via algemene lessen, goed ingerichte aandachtstafels en werkjes in de kasten. Het betreft vooral de verkenning van de directe omgeving. Er wordt ook een begin gemaakt met de ontwikkeling van ruimte- en tijdsbesef. Belangrijke leermiddelen hiervoor zijn de tijdlijn van het jaar, dagritmekaarten, seizoenscirkel, globes, werelddelen-inlegkaart en de dieren op de wereld.
71
1 Materialisatie van De grote reis De grote reis wordt gebruikt voor de groepen 3 t/m 8 van de basisschool. De methode kent de volgende materialen: – voor de leerlingen: • groep 3: leesboek; • groep 4: leesboek; • groep 5 t/m/ 8: drie leesboeken, drie logboeken, drie antwoordenboekjes, een zoekboek en een toetsboek; – voor de leerkracht: • groep 3 t/m 8: drie reisgidsen (handleidingen); – klassikaal: • groep 3 t/m 8: dvd’s, videoband en cd’s. 2 De doelen van De grote reis De grote reis wil de kennisgebieden aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde en de educaties sociale redzaamheid, bevorderen van gezond gedrag en geestelijke stromingen in samenhang met elkaar presenteren en laten verwerken. Hierbij wil de methode onderwijs op maat bieden op zowel school-, groeps- als klassenniveau. Tevens wil ze het leren leren bevorderen en de vraagstukken uit de kennisgebieden en educaties intercultureel benaderen. 3 Relatie met de vigerende kerndoelen (1 augustus 1998) Bij de ontwikkeling van De grote reis zijn de huidige kerndoelen voor het basisonderwijs mede leidraad geweest. De exacte relatie met de kerndoelen staat beschreven in de methodehandleiding. 4 Uitvoering De grote reis is thematisch van opzet. In groep 3 t/m 5 worden per leerjaar zes thema's aangeboden: twee elk voor aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkunde. Voor de bovenbouw zijn dit twaalf thema's per jaar, evenredig verdeeld over de drie kennisgebieden. Elk thema heeft een vaste opbouw van vier onderdelen: – verhaalles; – studieles; – documentaireles; – keuzetaken. Een thema wordt geacht in drie weken te worden behandeld. De winst zit in de onderlinge samenhang van de verschillende kennisgebieden en educaties. De zaken die bij het ene gebied geleerd zijn, worden toegepast bij het andere vak; de gemeenschappelijke vaardigheden worden zo bij de verschillende vakken en educaties dieper uitgespit en leveren derhalve een groter onderwijsrendement op. 5 Plaats van ICT In de methode wordt, bij verwerking van de opdrachten, regelmatig verwezen naar websites. Tijdens de contacturen wordt veelvuldig gebruik gemaakt van het digitale schoolbord.
6 Kwaliteitsbewaking 72
De grote reis biedt de volgende voorzieningen ten behoeve van de evaluatie en de kwaliteitsbewaking van het onderwijs. – In de handleidingen staan onder de rubriek ‘gesprek’ de begrippen die in de betreffende les worden aangeboden. Voor de leerkracht is dit een instrument om te checken in hoeverre de begrippen bij leerlingen in voldoende mate aanwezig zijn. – Vanaf groep 5 kunnen aan de hand van thematoetsen zowel de kennis, de vaardigheid als de houding getoetst worden. – In de handleidingen staan suggesties die aangeven hoe leerkrachten in de verschillende leerjaren ook procesdoelen kunnen meten.
73
3.14 BEELDENDE VORMING
Kerndoelen Kunstzinnige oriëntatie 42. De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren. 43. De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. 44. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed. Handvaardigheid. Uitgangspunt bij de lessen handvaardigheid vormen de creatieve leskisten, die door een actieve oudergroep in samenwerking met het team zijn samengesteld. Er is gekozen voor drie doorlopende leerlijnen, te weten - wol - zand / klei - hout De leskisten zijn opgebouwd volgens onderstaand stappenplan : -
oriëntatie / onderzoek techniek aanbieden uitvoering / verwerking a.h.v. opdrachten / eindproduct
Tevens wordt gebruik gemaakt van lesideeën uit het Praxis – bulletin en kunnen we putten uit de lesideeën voor het basisonderwijs uit de serie Handvaardig, uitgegeven door Bekadidact/Cantecleer Het beeldend doel. Als we de leerlingen beter, intensiever en uitgebreider willen laten waarnemen, dan is het eigenlijk vanzelfsprekend dat de leerstof van de handvaardigheidlessen vooral bestaat uit het aanbieden van beeldaspecten. We onderscheiden: 1.
vorm: -
2.
ritme
3.
textuur
4.
kleur: -
de geometrische vorm de organische vorm de symmetrische vorm de massieve vorm en de lineaire vorm de functionele vorm de buiten- en binnenvorm de overlapping van vorm vormverwantschap vormvervreemding
vormversterkende kleur vormverzwakkende kleur
74
-
kleur kan decoratiever maken kleur kan symbolische functie hebben kleurnuances transparante kleuren kleurcontrasten
5.
ornament
6.
bewegingsrichting
7.
constructie
Het technisch doel. Om aan al die beeldende doelen een vorm te kunnen geven is het noodzakelijk dat we de leerlingen leren omgaan met materialen en gereedschappen. Het lesonderwerp. De lesopdrachten worden altijd gekozen vanuit de belevingswereld van het kind. Er is een noodzakelijk nauwe relatie tussen het beeldend doel, het technisch doel en het lesonderwerp. De materialen, gereedschappen en technieken worden zo gekozen dat toepassing van het behandelde beeldaspect mogelijk is.
Tekenen. In ons basisonderwijs kunnen we de manieren waarop getekend wordt globaal als volgt aangeven: • • • • • •
tekenen als reactie op een gebeurtenis tekenen naar (verbaal) onderwerp tekenen naar gegeven voorbeeld (natekenen) tekenen naar vrije keuze tekenen als verwerking van een andere les tekenen als versiering
Om aan de beeldende vorming gericht aandacht te geven, is behoefte aan een methodische aanpak. Wij hebben daarbij gekozen voor de methode Tekenvaardig; uitgeverij Bekadidact/Cantecleer. Algemene doelstelling voor tekenonderwijs. Het algemene doel van het tekenonderwijs is het cultiveren van de visuele waarneming om te komen tot een rijkere zingeving van de wereld: • intensiveren van het zien, actiever zien, minder oppervlakkig zien.
75
• • •
nuanceren van het zien, met meer gevoel voor kleine dingen, aandacht voor details, verfijnder zien. Relativeren van het zien, op verschillende manieren iets bekijken, iets ook anders leren zien, eigen zienswijze in twijfel trekken. Zien van mogelijkheden, ontdekkend zien, inventief zien, uitbreiding van voorstelling en fantasie.
Leerstof. Dat er oneindig veel leerstof is, zal duidelijk zijn; toch proberen we een overzicht te maken. De leerstof van het tekenen is alles wat te zien is en alles wat zichtbaar te maken is. Ruimte, licht en kleur zijn bij de leerstof onontbeerlijk. Geen van deze drie kan wegvallen. Zou dat gebeuren, dan is er geen werkelijkheid meer over. Wat voor het zien een voorwaarde is, (ruimte, licht, kleur) wordt bij het zichtbaar maken ervan (als we tekenen) tot een probleem. Hierbij doen zich allerlei verschijnselen voor, zoals standpunt, compositie, voorstelling, sfeer e.d. Leerdoelen. A. Leerdoelen die vooral ruimteproblemen onderzoeken: - het leren ontdekken en gebruiken van standpunten, bijv. hoog, laag, letterlijk, figuurlijk. - het leren ontdekken en gebruiken van afsnijdingen en overlappingen, bijv. zoekertjes, beeldvlak. - het leren ontdekken van composities, richtingen, lijnen, diagonalen e.d. - het leren ontdekken en gebruiken van ruimtesuggesties, bijv. schaalvergroting of –verkleining.
B. Leerdoelen die vooral lichtproblemen onderzoeken: - het leren ontdekken en gebruiken van lichtbronnen, bijv. zonlicht, kunstlicht - het leren ontdekken en gebruiken van lichtrichting, bijv. belichting, lichtinval - het leren ontdekken en gebruiken van soorten licht, bijv. strijklicht, dimlicht, gekleurd licht - het leren ontdekken en gebruiken van schaduwen, bijv. eigen schaduw, slagschaduw - het leren ontdekken en gebruiken van contrast, bijv. felle belichting, clairobscur - het leren ontdekken en gebruiken van sfeer en toon, bijv. spookachtig, romantisch, gevoelig - het leren ontdekken en gebruiken van plasticiteit, bijv. samenhang van licht en donker - het leren ontdekken en gebruiken van spiegeling, bijv. reflectie C. Leerdoelen die vooral kleurproblemen onderzoeken: - het leren ontdekken en gebruiken van soorten kleur, bijv. primaire, secundaire, gemengde - het leren ontdekken en gebruiken van contrasten, bijv. somber- vrolijk, warm-koud - het leren ontdekken en gebruiken van kleurfamilies en toonwaarden. 76
Deze leerdoelen zijn de leidraad bij het vaststellen van de lesdoelen. Vormen van tekenen, zoals die in ons basisonderwijs tijdens de lessen tekenen beoefend worden: 1. Schetsen - de notitieschets - de studieschets - de schetstekening 2. Tekenen
-
natekenen voortekenen natuurtekenen fantasietekenen schilderen
Bij de lessen tekenen worden de volgende materialen gebruikt: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n. o. p. q.
papier potlood kleurpotlood houtskool Siberisch krijt conte krijt oliepastelkrijt en waskrijt bordkrijt Oostindische inkt en ecoline viltstiften plakkaatverf vingerverf website : kofschip tekenlessen website : tekenen en zo enkele jaargangen van het tijdschrift ‘Beeld bij de hand’ materiaal uit de cusrsussen ‘Fotografie in de klas’ en ‘Beeldende vorming en het digibord’ van SKVR
In de middenbouw wordt gewerkt met een methode, die door één van onze leerkrachten is ontwikkeld. De lessen gaan over kleur, ruimte en licht. Kleur : kleursoorten, contrasten in kleur, kleurfamilies Ruimte : overlapping, dichtbij : groot en detail, veraf : klein en vaag, atmosferisch perspectief, standpunten. Licht : lichtbronnen en de bijbehorende sfeer, soorten licht, lichtrichting / schaduw. In de leerkrachtenmap zitten 11 groepslessen per jaar. Bij elke groepsles horen kinderlessen, waarin de groepsles wordt uitgediept en verbreed. Deze kinderlessen staan op kaart. De kinderen kunnen ze zelfstandig verwerken. De tekenmaterialen zijn voor de kinderen vrij toegankelijk. Kleur : 12 kaarten Ruimte : 9 kaarten Licht : 8 kaarten Verschillende kaarten ( vooral kleur ) zijn ook goed in de onderbouw te gebruiken. De kaarten van ruimte en licht zijn ook te gebruiken in de bovenbouw.
77
3.15 MUZIKALE VORMING Op onze school is een vakleerkracht muziek aanwezig, waarvan alle leerlingen per week 30 minuten muziekles krijgen ( WTF 0,4612 – 2 werkdagen ) Daarnaast besteden ook de groepsleerkrachten regelmatig aandacht en tijd aan de muzikale vorming. Leerlingen vanaf groep 4 kunnen kiezen voor blokfluitles en vanaf groep 6 voor het schoolorkest ( o.l.v. de vakleerkracht muziek ). Een jaarlijks muzikaal hoogtepunt vormt het samenzingen ( trapzingen ) tijdens de kerstvieringen. Schoolorkest en de meeste leerlingen ( en ouders ) nemen – op vrijwillige basis - aan deze viering deel. Onder- en middenbouw : Algemene doelstelling voor het muziekonderwijs : Verkennen en beleven van de muziek in alle uitingsvormen. Werkvormen en leerinhoud : 1. Liedrepertoire uitbreiden 2. Instrumenten : - het begeleiden van liedjes met instrumenten - spelen van maat en ritme m.b.v. lied - het ontdekken ven verschillende speelmanieren/klankkleuren van de instrumenten. 3. Geheugen : - liedrepertoire uitbreiden - echospel, ritmisch en melodisch 4. Gehoor : - luister- en concentratiespelletjes - herkennen en lokaliseren van geluiden/klanken - zuiver zingen - canon zingen 5. Improvisatie : - vrij en geleid - het zingen van bepaalde liedjes in bepaalde gemoedsuitdrukkingen - nieuwe woorden, regels maken bij een lied - het vinden van passende begeleiding bij een lied - ritmische improvisatie als tussenspel bij een lied 6. Maat en ritme : - ritme/echo spel - ritmische bouwstenen/steuntekst als begeleiding - maat meespelen, meeklappen 7. Bestaande muziek Bovenbouw : Algemene doelstelling voor het muziekonderwijs : - zelfstandig voorwaarden voor eigen muziekappreciatie bepalen - enig begrip hebben van verschillende soorten muziek - enig inzicht ontwikkelen in eigen muzikale mogelijkheden - bepalen van eigen inbreng bij het klassikaal muziekgebeuren.
78
Werkvormen en leerinhoud : 1. Liedrepertoire uitbreiden 2. Instrumenten : - de ritmische en melodische instrumenten van het schoolinstrumentarium redelijk kunnen bespelen - zelf een eenvoudige begeleiding kunnen bedenken en uitvoeren - met de groep komen tot een zinvol gebruik van de instrumenten wat betreft klankeigenschappen en klanktotaliteit tijdens het muziek maken. 3. Improvisatie : - het maken van teksten op een bestaande melodie - melodische en ritmische improvisatie 4. Gehoor : - luister – en concentratiespelletjes - herkennen en lokaliseren van geluiden/klanken - canon/ tweestemmig zingen - kritisch muziek beluisteren 5. Notatie : - traditionele en grafische notatie, voor zover dit nodig is bij speelstukken en muziek beluisteren. 6. Geheugen : - klank van diverse instrumenten kunnen herkennen - liedrepertoire herhalen en uitbreiden, bij herhaling verzwarende opdrachten toevoegen - ritmische motieven / bouwstenen herkennen en uitvoeren. 7. Maat en ritme : - verschillende maatsoorten kennen - ritmen kunnen herkennen, uitvoeren en noteren 8. Bestaande muziek : - verschillende stijlperioden herkennen - actief muziek beluisteren - ontwikkelen van eigen associaties
Bij de samenstelling van de lessen maakt de vakleerkracht gebruik van het bronnenboek : Moet je doen……..muziek.
79
3.16 DRAMATISCHE VORMING Voor het vakgebied dramatische vorming volgen wij geen specifieke leermethode. In het kader van ons abonnement ( Cultuurtraject ) verzorgt de SKVR regelmatig en in de verschillende bouwen zeer diverse activiteiten. In het kader van “Kunst Actief” kunnen lessen op school worden ingekocht ( In 2006 Filmfestival, in 2007 Fotospektakel ). Door de onvoorspelbaarheid van de subsidieverlener ( versterking cultuureducatie basisonderwijs ) gaan we hier voorzichtig mee om. Tijdens onze project – en werkweken komen andere culturen aan bod en wordt aandacht besteed aan volksdansen. In de groepen worden regelmatig toneelstukjes door de kinderen zelf ingestudeerd en opgevoerd voor de eigen klas of bouw. Het instuderen van poppenkastspelen is eveneens een vast onderdeel van het programma. De door de bovenbouw voorbereide spelen worden in de onderbouw gespeeld. In de onderbouw wordt door één van de leerkrachten drie-wekelijks een poppenkastvoorstelling gegeven. De onderbouwleerlingen spelen zelf poppenkast en rollenspelen in de themahoek én "toneeltje" voor de groep.
80
3.17 BEWEGINGSONDERWIJS Kerndoelen Bewegingsonderwijs 40. De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren. 41. De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden.
Opvatting en visie Opvatting bewegingsonderwijs/terminologie. Er worden verschillende termen gehanteerd ter aanduiding van het vak dat in deze paragraaf beschreven wordt. De Wet op het Basisonderwijs spreekt over lichamelijke opvoeding. Wij kiezen, als synoniem voor lichamelijke opvoeding, voor de term bewegingsonderwijs. Immers hoe je het ook bekijkt, het bewegen ( en meer in het bijzonder de grovere motoriek ) staat in dit vak centraal. Onze school kiest voor de term bewegingsonderwijs, omdat deze term beter dan lichamelijke oefening aangeeft, dat het bij dit vormingsgebied gaat om onderwijs in bewegen.
Visie op bewegingsonderwijs. Vanuit de algemene doelstelling van onze school, waarbij o.a. van spelend leren, zelfstandig bezig zijn, het leggen van sociale contacten en de individuele ontwikkeling wordt uitgegaan, komen we tot de beschrijving van wat onze opvatting is over het bewegingsonderwijs. Ervan uitgaande dat bewegen van wezenlijk belang is voor de totale ontwikkeling van het kind en uitgaande van genoemde aspecten, kiezen wij voor een aanpak die uitnodigt tot veelzijdig en intensief bewegen en waarbij eigen initiatief, eigen tempo en eigen vormgeving van het kind leidraad zijn. Het leerstofaanbod dient zo gevarieerd te zijn dat het bovenstaande door de kinderen gerealiseerd kan worden, waarbij het zelfontdekkend leren bevorderd wordt. Deze benadering maakt het voor de leerkracht noodzakelijk om open te staan voor suggesties van leerlingen. Samenwerkend ontstaan zo situaties, waarin het kind in eigen tempo, onderzoekend, experimenterend, lerend en structureel bezig is, vanuit een veilige situatie met begeleiding en hulp van de leerkracht, waarbij het kind tevens samen en rekening houdend met anderen leert bewegen. Doelstellingen en inhoudskeuzen. Algemene doelstellingen. Bewegingsonderwijs is erop gericht dat : het reeds aanwezige bewegingsgedrag van het kind verder ontwikkeld wordt. De kinderen dienen kennis, inzichten en vaardigheden te verwerven die nodig zijn om deel te nemen aan de bewegingscultuur, nu en later. de kinderen kennis en inzicht verwerven in enige aspecten van waaruit de bewegingscultuur is opgebouwd en daarmee ook ervaring opdoen. de kinderen hun eigen bewegingsmogelijkheden en die van anderen weten te schatten en te hanteren in verschillende bewegingssituaties.
81
-
bij de kinderen een positieve houding bevorderd wordt, dan wel behouden blijft met betrekking tot het bewegen.
Consequenties ten aanzien van inhoud en werkwijzen : een gevarieerd, breed aanbod ( vooral kennismaken met …..) in plaats van een beperkt programma met duidelijke eindvormen. activiteiten waarin vooral pedagogische doelstellingen als bijvoorbeeld samenwerking gerealiseerd kunnen worden. een planning van inhouden waarbij ook ruimte wordt gegeven aan meer thematische- en projectactiviteiten. een werkwijze waarin kinderen – beperkt - ook eigen initiatieven kunnen ontplooien. een organisatie die rekening houdt met verschillen in tempo tussen de leerlingen. Inhoudskeuzen : -
Globale beschrijving van de programma-onderdelen. Gymnastiek : gaan, lopen, springen, balanceren, rollen en duikelen, klimmen en klauteren, zwaaien en schommelen, werpen, vangen, stuiten, glijden, slaan en schoppen. Spel : tikspelen, trefspelen, honkloopspelen, stoeispelen, lijnspelen, doelspelen. Bewegen op ritme en muziek : liedjes ( zangspelen ), bewegen op geslagen ritme, volksdansen, bewegen op actuele muziek. Zwemmen : waterspelen, zwemslagen, overleven, overlevingszwemmen, springen en duiken, glijden, zwemmen onder water, diplomazwemmen. Seizoensgebonden en thematische bewegingsactiviteiten : schaatsen, heide-, bos- en strandactiviteiten, pleinspelen, spel- en sportdagen
Enige richtlijnen voor planning van programma-onderdelen : De programma-onderdelen vormen belangrijke bouwstenen bij het samenstellen van het praktijkplan. Een strak planningsschema heeft als nadeel dat er voor initiatieven van kinderen geen plaats is. Daarom kiezen we voor een flexibele planning. Daaronder wordt verstaan dat er vooraf leerstof is gepland, maar er tijdens de les of direct voorafgaande aan de les afgeweken kan worden van die planning op grond van het feit dat, bijv. de sfeer in de groep of een voorval, om een ander aanbod vraagt. Overigens vormen deze ‘afwijkingen’ eerder uitzondering, dan regel. We kiezen voor afwisseling van onderdelen. Bij 1 zaalles per week ( middenbouw ) betekent dat, dat er veelvuldig gekozen wordt voor een zgn. ‘3 – vakkengymnastiekles’, afgewisseld met spellessen. De groepen 3, 4 en 5 hebben wekelijks een zwemles. In de bovenbouw, met twee zaallessen per week, wordt eveneens gekozen voor de ‘3vakken gymnastiekles’ en de spellessen. In het kader van een vernieuwd ‘sportplan bovenbouw’ worden de spellessen rond één spel in projecten van 6 weken aangeboden. Gedurende de drie jaren bovenbouw maken onze leerlingen dan kennis met 15 verschillende spelen/sporten.
82
Organisatie en didactische werkwijzen. Schoolorganisatie. De onderbouw gaat voor de lessen bewegingsonderwijs naar het speellokaal. De lessen staan o.l.v. de eigen groepsleerkracht. Bij de samenstelling van de lessen wordt gebruik gemaakt van de lesmethode “Bewegingsonderwijs in het speellokaal” ( incl. cd met dansmuziek ). Didactische werkwijze : - vrij bewegen tijdens uitgezet klim – en klauterparcours - spelles ( zangspel, tikspel, concentratiespel ) - gymles met klein materiaal, bv. loopvormen, gooien en vangen - bewegen op muziek - buitenspel ( vrij-spelen, spelletjes, fietsen, karren, speelhuis ). De midden – en bovenbouwgroepen gaan voor de lessen bewegingsonderwijs naar de gymzaal van Recreatiecentrum Oostervant ( op ca. 800 m van de school ). De lessen staan o.l.v. de vakleerkracht bewegingsonderwijs. Leidraad bij het samenstellen van de lessen vormt de methode “Basislessen Bewegingsonderwijs”. De groepen zijn heterogeen van samenstelling, wat een argument meer vormt voor individualisatie en differentiatie. Extra oplossingen zijn noodzakelijk voor bewegingsactiviteiten die een gezamenlijke bijdrage vragen, zoals bij spel. Dat kan tot consequentie hebben, dat er in twee ( of meer ) groepen wordt gewerkt, of dat met name bij gezamenlijke bewegingsactiviteiten een leerstof wordt gekozen waarbij ieder kind volledig aan zijn trekken kan komen. Buitenrooster-activiteiten. Er worden regelmatig – via Sport en recreatie Rotterdam – buitenschoolse activiteiten aangeboden ( lessenseries, sport op de stoep, e.a. ). De vakleerkracht bewegingsonderwijs geeft deze informatie door en regelt, waar nodig, de inschrijving. Hier wordt overigens nauwelijks gebruik van gemaakt. Vakleerkracht. Voor bewegingsonderwijs is aan onze school een vakleerkracht verbonden. De vakleerkracht verzorgt de lessen in de midden – en bovenbouw. De aanstelling omvat WTF 0,6918, goed voor 3 werkdagen ( di,do en vr ). Een gezamenlijke cursus motorische ontwikkeling, die door de onderbouwleerkrachten is gevolgd, zal , naar verwachting, de mogelijkheid van vroegtijdige signalering van motorische problemen bij onze jongste leerlingenversterken. Hygiëne. Na de lessen bewegingsonderwijs stellen wij douchen voor de leerlingen verplicht. Tijdens de les dragen de kinderen aangepaste kleding. Ook stellen wij het dragen van gymschoenen verplicht. In verband met de veiligheid van de kinderen moeten sieraden worden afgedaan ( mede in verband met de aansprakelijkheid gelden hiervoor duidelijke regels ).
83
Didactische werkwijze. In een les bewegingsonderwijs willen we realiseren dat : er rekening wordt gehouden met onderlinge verschillen in niveau en belangstelling er gelegenheid is om zelfstandig te werken er voldoende gelegenheid is om intensief bezig te zijn. Het is van groot belang dat de waardering van de leerkracht vooral uitgaat naar : de inzet van ieder kind de concentratie waarmee elk kind actief is de sociale vaardigheden die elk kind opbrengt. We hanteren de volgende didactische werkwijzen : individueel werken zonder beperking afspraak : alle situaties nemen afspraak : ieder kind komt bij je langs één groep werkt onder leiding, de rest werkt vrij werken in groepen werken met vrije opdracht werken met opdracht instructiegroep, één groep onder leiding, de rest werkt zelfstandig vaste volgorde van situaties is vooraf bepaald ( bewegingsbaan ) de klas als één groep Combinaties binnen een les zijn mogelijk en zelfs vaak gewenst.
84
3.18
DE VAK / VORMINGSGEBIEDEN EN DE COMPUTER
Doelstelling : het onderwijs met computers is erop gericht dat de leerlingen : -
basisvaardigheden aanleren om een ( multimediale ) computer te bedienen ondersteuning bij taal- en rekenvaardigheden via dit medium informatie zoeken en kunnen verwerken teksten kunnen verwerken in werkstukken hulp bieden bij het automatiseren van vaardigheden zelfstandig met softwareprogramma's kunnen werken kunnen toepassen van Windows office Word en Power Point. aanleren van zgn. “blind typen”.
In iedere onderbouw groep zijn minimaal 2 computers aanwezig, waarmee leerlingen ( veelal volgens rooster ) zelfstandig kunnen werken. In midden- en bovenbouw zijn minimaal 4 computers aanwezig. In midden- en bovenbouw wordt tevens gebruik gemaakt van een digitaal schoolbord De leerlingen werken zelfstandig op de computer. Zij maken gebruik van ; Ik- software,
-
Ik kijk klok Ik lees Ik reken Ik keer Ik speel Ik tover
Ambrasoft, taal - en rekenonderdelen - Spelling - Werkwoorden - Woordenschat - Optellen - Aftrekken - Vermenigvuldigen - Delen - Metriek - Procenten - Breuken Bosatlas Topotaak. - Topografie Nederland - Topografie Europa - Topografie Wereld. Leeslijn Leesoefeningen voor de onder- en midddenbouw. Educat Zoeken naar boeken in de schoolbibliotheek. De leerlingen maken. naast de geïnstalleerde software, veelvuldig gebruik van het internet. De leerlingen leveren geregeld een bijdrage aan de school website.
85
3.19
FILOSOFIE
Wat is filosofie? Het woord filosofie is afgeleid van het Griekse woord “philosophia”. Het betekent liefde tot of streven naar kennis. De westerse wijsbegeerte of filosofie ontstond bij de oude Grieken, rond 600 v. C.In die tijd gingen de eerste mensen zich vragen stellen over het wezen van de mens, de natuur en de wereld. Zij probeerden de aard van de dingen te doorgronden door vragen als: hoe zijn de wereld en de mens ontstaan? Wat is werkelijkheid? Wat is “zijn”? Wat is het doel van het “zijn”? De filosofen probeerden kennis over deze basale vragen te verkrijgen door zuiver theoretisch nadenken. Zij hielden zich ook bezig met vragen over “hoe goed te leven ( ethiek ) en “schoonheid”( esthetiek ). In de loop van de eeuwen heeft filosofie zich over steeds meer onderwerpen uitgestrekt. Er ontstonden allerlei specifieke takken van filosofie zoals de filosofie van de mens, de wetenschapsfilosofie en de taalfilosofie. Filosoferen met kinderen. De kinderen leren op een filosofische manier tegen de wereld en zichzelf aan te kijken. Ze leren hoe ze op een filosofische manier kunnen nadenken over fundamentele levensvragen, maar ook alledaagse onderwerpen. Ze leren argumenteren en een filosofisch gesprek voeren. En wat heel belangrijk is: ze leren naar elkaar te luisteren en zich onafhankelijk ten opzichte van de ander te stellen. Filosoferen met kinderen draagt daarom bij aan het respect dat kinderen voor zichzelf en voor elkaar ontwikkelen. Omdat het hierbij niet gaat om het vinden van de juiste antwoorden, kan er ook met heel jonge kinderen al worden gefilosofeerd. Het gaat er dan vooral om dat de kinderen zich bewust worden van hun eigen gedachten en die leren uit te spreken voor zichzelf en naar elkaar. Kinderen die filosoferen ontwikkelen hun vrije denken. Daarnaast heeft het filosoferen invloed op meer technische leeraspecten, zoals het omgaan met taal, rekenen en zaakvakken als aardrijkskunde en geschiedenis. De kinderen leren beter te combineren en te analyseren. Filosofie heeft dus een brede invloed op de ontwikkeling van het kind. Vanaf het schooljaar 2010 – 2011 is het vak filosofie in ontwikkeling, vanaf het schooljaar 2011 – 2012 wordt het een vast onderdeel binnen de school, waarbij begeleiding vanuit de SKVR geboden zal worden. De doorlopende lijn in de school ziet er als volgt uit: In de onderbouw staat het vragen stellen en de bijbehorende verwondering centraal. Het materiaal dat gebruikt wordt is het boek “Filosoferen doe je zo”,deel 1 Prentenboeken en verhalen. In de middenbouw staat het ontwikkelen van een dialoog centraal en wordt een start gemaakt met redeneervaardigheden. Het materiaal dat gebruikt wordt is het boek “filosoferen doe je zo”deel 1 met daarnaast startvragen uit de actualiteit. In de bovenbouw worden meerdere thema’s besproken die betrekking hebben op de samenleving. Er wordt aandacht geschonken aan de geschiedenis van de filosofie en er zullen een aantal filosofen met hun denkbeelden aan de orde komen. Daarnaast zal de techniek van het filosoferen verder worden uitgewerkt. Een andere doorlopende lijn is die, die aansluit bij de ontwikkeling van kinderen en hun verschuivende interesses en leefwerelden, Er zal ook aandacht worden geschonken aan de esthetische, ethische, cultuurfilosofische en logische invalshoeken binnen de filosofie. De materialen die gebruikt worden zijn het boek “filosoferen doe je zo “deel 2, er zal meer worden uitgegaan vanuit de actualiteit waarna eventueel een les uit het boek gebruikt kan worden.
86
3.20
TECHNIEK
Kerndoelen oriëntatie op jezelf en de wereld: Natuur en techniek
42. De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. 43. De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. 44. De leerlingen leren bij producten hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. 45. De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. Gebruikt onderwijsleerpakket In de groepen 1 en 2 wordt gebruik gemaakt van het bronnenboek “Maak ’t maar!”, Meidenhoff Educatief, Amsterdam. Daarnaast wordt veel gebruik gemaakt van het internet en de actualiteit. Leer- en ontwikkelingsdoelen We willen de kinderen - Laten ontdekken - Laten experimenteren - Laten onderzoeken - Laten maken - Laten denken in oplossingen - eigen ideeën in te brengen - samen tot oplossingen laten komen - leren evalueren Leerstofkeuze, omvang en ordening In de groepen 1 en 2 zijn er vaak spontane situaties waarin techniek een plaats heeft. Het werken met constructiemateriaal of de bouwhoek, het knutselen, het buitenspel en de materialen op de aandachtstafel bieden legio momenten waarin techniek onder de aandacht wordt gebracht. Tijdens techniekweken wordt schoolbreed gewerkt aan techniek. In de onderbouw liggen de accenten op de domeinen Constructie, Transport, Communicatie en Productie (klopt dit nog Aberdien?). Deze domeinen komen ieder minstens één keer per jaar aan bod tijdens een techniekweek. Didactische werkvormen In de groepen 1 en 2 wordt bij technieklessen gebruik gemaakt van de werkvormen: algemene les, kringgesprek, werkles, spelles. Differentiatie We houden rekening met verschillen tussen kinderen qua belangstelling en vaardigheidsniveau. Dit komt tot uitdrukking in de inbreng van kinderen bij gesprekken in de groep en bij het werken met materiaal.
87
3.21
ZORG
ZORGPLAN ROTTERDAMSE MONTESSORISCHOOL Inhoudsopgave 1. Visie op Zorg Doelstelling van de leerlingenzorg 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.7 2.8
Betrokkenen De leerkracht. De intern begeleider De Remedial Teacher De (Rugzak)Leerling Begeleider De ouders2.6 De schoolmaatschappelijk werker De vertrouwenspersoon De schoolleiding
3. Indeling van de zorg 3.1 Zorgverbreding op niveau 1 3.2 Zorgverbreding op niveau 2 3.2.1 Overleg met externen [ niet WSNS ] 3.3 Zorgverbreding op niveau 3 (bovenschools) 3.3.1 LGF of SO 4.
Leerling Dossier
5.
Leerling- en groepsbespreking
6.
Hoe gaan wij om met leerproblemen, zoals dyslexie, dyscalculie,hoogbegaafdheid en met sociaal – emotionele problemen als pesten en rouwverwerking?
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Dyslexie. Dyscalculie Hoogbegaafdheid Omgaan met pesten Rouwverwerking
7. Bijlagen
88
ZORGPLAN ROTTERDAMSE MONTESSORISCHOOL 1.Visie op Zorg Zoals in de visie van de school [2.2] staat, wordt er gekeken en geluisterd naar het kind zodat bij gesignaleerde problemen “hulp op maat “ gegeven kan worden. Als zorgteam bieden wij hulp op maat wanneer; -‐ met behulp van het leerlingvolgsysteem , DLE-toetsen, SCOL, MKVS, een probleem in de ontwikkeling is geconstateerd; -‐ zichtbaar in het werk van het kind het gekregen signaal wordt bevestigd; -‐ de leerkracht de indruk heeft dat er een structureel probleem aanwezig is; -‐ de leerling een enkelvoudig of een meervoudig probleem heeft op cognitief en/ of sociaal –emotioneel en/of motorisch gebied; -‐ er sprake is van een vertraagde of versnelde ontwikkeling op een of meerdere ontwikkelingsgebieden. Doelstelling van de leerlingenzorg Door het signaleren en het diagnosticeren van problemen in de ontwikkeling van individuele kinderen op sociaal, emotioneel en cognitief gebied kunnen we hen extra zorg geven die moet leiden tot een zo optimaal mogelijke ontwikkeling, gerelateerd aan de mogelijkheden van het betreffende kind. Wat heeft het kind nodig. Hierbij gaan we uit van de uitgangspunten van handelingsgericht werken. 1. Onderwijsbehoeften staan centraal 2. Het gaat om afstemming en wisselwerking 3. De leraar doet ertoe 4. Positieve aspecten zijn van groot belang 5. We werken constructief samen 6. Ons handelen is doelgericht 7. De werkwijze is systematisch en transparant
89
2 . Betrokkenen Bij de zorg voor de leerlingen spelen de volgende personen een belangrijke rol. - groepsleerkracht - intern begeleider (IB-er) - remedial teacher (RT-er) - rugzakbegeleider - schoolmaatschappelijk werker - ouders - directeur 2.1 De leerkracht. • werkt vanuit de onderwijsbehoeften van het kind • signaleert en diagnosticeert vanuit een goed klassenmanagement en een leerlingvolgsysteem • werkt samen met collega’s • vraagt om hulp indien nodig • evalueert regelmatig de vorderingen van de leerlingen • Signaleert een leerling die opvalt in zijn ontwikkeling en/of leervorderingen. • Kan de juiste toets- en observatie-instrumenten kiezen en toepassen • De uitkomsten van deze toets en observatie helder kunnen weergeven (verslag doen) • Een diagnose kunnen stellen • Een handelingsplan (betreffende een individueel kind of een groep) kunnen opstellen en uitvoeren. • De uitvoering van dit plan kunnen evalueren. De leerkracht kan bij haar taak ondersteund worden door anderen zoals: 2.2 De intern begeleider De intern begeleider (IB) heeft als taak om leerkrachten te ondersteunen in het bieden van zorg. De taken van de intern begeleider zijn: • het voorbereiden en leiden van de leerling- en groepsbespreking • Het opstellen en bewaken van de jaarlijkse zorgkalender. • collega-leerkrachten te ondersteunen bij het kiezen en toepassen van toets- en observatie instrumenten • het kunnen opzetten en coördineren van het leerlingvolgsysteem • het ondersteunen (begeleiden) van collega-leerkrachten bij het analysen van toets- en observatiegegevens en het maken van een handelingsplan -‐ Het maken van een OPP [ontwikkelingsperspectief] • het voorbereiden (en eventueel leiden) van pedagogische en didactische teambesprekingen • leerkrachtcoaching • het houden van periodiek overleg met de directie wat betreft bevindingen in het kader van het leerlingvolgsysteem en de individuele leerlingbegeleiding • het ondersteunen van de directie bij het maken van- en de analysering van een trendanalyse uit de gegevens van het leerlingvolgsysteem • zorgdragen voor de archivering van de leerling-dossiers • onderhouden van contacten met externe deskundigen • participeren in het netwerk interne begeleiding van het samenwerkingsverband • Het onderhouden van de contacten met collega’s uit het speciaal onderwijs en/of de Ambulant Begeleiders van de verschillende REC’s. (Regionaal Expertise Centrum)
90
2.3 De Remedial Teacher Onze leerlingen worden indien nodig mede ondersteund door de remedial teacher. De remedial teacher : - Helpt bij het zoeken naar middelen en materialen als de leerkracht met het kind in de klas verder wil - Maakt in overleg met de IB aan het begin van het jaar een overzicht van de beschikbare tijd en zet dat uit in een weekplanning ( denken aan contacturen, toetsuren, e.d.) - Onderhoudt zijn / haar specialisme als RT door studie en het lezen van vakliteratuur - Onderhoudt contacten met de IB over de inhoudelijke planning, de voortgang en de evaluatie van ‘de leerling in behandeling ‘ - Onderhoudt regelmatig contact met de groepsleerkrachten over de voortgang van de RT leerlingen uit de betrokken groep - Heeft kennis en inzicht in de materialen van de orthotheek Heeft kennis en inzicht in de gebruikte methoden voor rekenen, lezen, schrijven en spellen van de groep waaruit het kind komt - Neemt – op verzoek – deel aan gesprekken met ouders of externe deskundigen, waarbij informatie van de RT gewenst is - Verricht werkzaamheden met individuele of groepjes leerlingen, zowel binnen, als buiten de groep. Alle aanmeldingen lopen via IB - In overleg met IB het toetsen en het opstellen van rapportage tbv de voortgang van de leerling. - Neemt deel aan het zorgoverleg ( IB overleg ) - Actualiseren van de orthotheek - Stelt individuele handelingsplannen op en voert deze uit - Neemt toetsen af bij individuele of groepjes leerlingen - Schakelt – in overleg met IB – externe ondersteuning in - Volgt specifiek, relevante, opleidingen ( cursussen ) en houdt de ontwikkelingen op dit terrein bij. 2.4 De (Rugzak)Leerling Begeleider Voor leerlingen met een LGF [leerling gebonden financiering] huren wij als school een onafhankelijke remedial teacher in. Deze komt naar school om de leerling te begeleiden of begeleidt de leerling thuis indien nodig bij cluster 3. De frequentie is afhankelijk van de zorg behoefte van de leerling. Daarnaast krijgt de school hulp van een Ambulante Begeleider. Hij/zij observeert de leerling in de groep en biedt hulp aan de leerkracht. De AB werkt het overkoepelend handelingsplan voor de desbetreffende leerling uit. Hij/zij onderhoudt zowel contact met de school als met de ouders. Een aantal keren per jaar begeleidt de AB de leerling persoonlijk. Minimaal 2x per jaar vindt er een groot overleg plaats. De AB, de leerkracht, de IB en de ouders zijn hierbij aanwezig. Er vindt een algehele evaluatie plaats en de AB stelt het handelingsplan bij indien nodig. 2.5 De ouders Ouders en school hebben een gemeenschappelijk belang: het kind. De ouders kunnen initiatief nemen en een gesprek aanvragen met de leerkracht, IB en directie wanneer zij een probleem bij hun kind signaleren. De ouders hebben een belangrijke rol in de samenwerking tussen leerkracht, kind, interne en externe begeleiders. -‐ samen analyseren zij de situatie -‐ formuleren zij doelen en onderwijsbehoeften -‐ zoeken en concretiseren zij oplossingen
91
2.6 De schoolmaatschappelijk werker Aan de school is een schoolmaatschappelijk werker verbonden. Zowel ouders, leerkrachten en IB kunnen een beroep op haar doen. Zij verzorgt vanaf groep 4 t/m 7 sociale vaardigheidstraining voor kinderen die hulp nodig hebben op sociaal-emotioneel gebied. Dit vindt plaats in kleine groepjes van 3 à 4 kinderen. 2.7 De vertrouwenspersoon Aan de school is een vertrouwenspersoon verbonden, waarop ouders, leerlingen en leerkrachten een beroep kunnen doen. Zij bemiddelt bij problemen en/of klachten. 2.8 De schoolleiding De schoolleiding heeft als taak om de school zo optimaal mogelijk te laten functioneren, zodat zorg kan worden voorkomen. Er vindt regelmatig overleg plaats met alle, bij de zorg betrokken, partijen. De schoolleiding faciliteert, evalueert en stelt, in overleg, doelen ( bij ).
92
3. Indeling van de zorg Zorg zien wij in 3 niveaus binnen ons onderwijs terug: 1 De zorg in de groep (door de leerkracht) 2 De zorg binnen de school( door de intern begeleider en de remedial teacher) 3 De zorg op bovenschools niveau. [BLZ -begeleide leerling zorg- ,WSNS] 3.1 Zorgverbreding op niveau 1 Zorgverbreding op niveau 1 vindt plaats binnen de groep en wordt uitgevoerd door de groepsleerkracht . De leerkracht signaleert de leerlingen die extra zorg nodig hebben naar aanleiding van signaleringen, het gemaakte werk, (gedrags)observaties en de toetsresultaten. De te nemen pedagogisch didactische maatregelen volgen uit de onderwijsbehoeften van het kind . Zie Groslijst, bijlage 1 Dit kan leiden tot het opstellen van een individueel handelingsplan . 3.2 Zorgverbreding op niveau 2 Zorgverbreding op niveau 2 vindt plaats wanneer de leerkracht binnen de groep niet de zorg kan geven, die de leerling nodig heeft. Na evaluatie van de zorgverbreding die op niveau 1 heeft plaats gevonden, kan blijken dat deze zorg voor een leerling binnen de groep niet het gewenste effect heeft opgeleverd. Zorgverbreding op niveau 2 wordt vormgegeven in overleg met de I.B. [Leerlingbespreking] en met de ouders van de betrokken leerling. In het gesprek met de ouders worden zij op de hoogte gesteld van het probleem en verzamelen we meer informatie over de leerling. Na de leerlingbespreking en het oudergesprek wordt besloten welke acties worden ondernomen. Inzet van een remedial teacher behoort op dit niveau tot de mogelijkheden. Over het algemeen beslaat de hulp van de remedial teacher een periode van 4 tot 8 weken. Wanneer na evaluatie de gestelde doelen blijken te zijn behaald gaat de zorg van de leerling terug naar niveau 1 of blijft op niveau 2. Dit is afhankelijk van de aard van de problemen of de grootte van de achterstand. Blijken na evaluatie de gestelde doelen niet behaald te zijn, dan volgt een observatie of aanvullend didactisch onderzoek door de I.B of RT. -‐ de I.B / RT observeert de leerling in de groep; -‐ de I.B / RT doet aanvullend didactisch onderzoek; -‐ de ouders van de leerling worden uitgenodigd voor een gesprek om enerzijds meer informatie te verzamelen over de leerling en anderzijds om ouders op de hoogte te stellen van het probleem Na verzameling van voldoende informatie volgt een handelingsadvies . De IB / RT stelt, in overleg met de groepsleerkracht, een nieuw of aangepast handelingsplan op, dat wordt uitgevoerd en geëvalueerd . In het geval dat er niet voldoende informatie is om handelingsadviezen te geven, of indien na evaluatie van een handelingsplan onvoldoende resultaten worden behaald, kan worden besloten om de leerling te bespreken met een externe deskundige. Voor alle bovenstaande mogelijke acties worden vervolgafspraken gemaakt. Tijdens die vervolgafspraken worden de uitkomsten van onderzoek en/of observaties besproken, de handelingsadviezen gegeven, het handelingsplan gemaakt/besproken en later geëvalueerd.
93
3.2.1 Overleg met externen [ niet WSNS ] Als een leerling bij de schoolverpleegkundige geweest is en er zijn bijzonderheden die haar zijn opgevallen dan vindt naar aanleiding daarvan een telefonisch gesprek plaats met de IB. Soms volgt er een advies, soms een doorverwijzing naar de schoolarts of naar een andere medewerker van het CJG. Dit contact kan ook plaatsvinden wanneer de school bijzonderheden heeft waargenomen. Regelmatig is er overleg met de schoolmaatschappelijk werkster. Op verzoek kan de SMW een observatie uitvoeren in de groep. Het gaat hier in het algemeen over problemen met een sociaal-maatschappelijk karakter. Dit kan betrekking hebben op alle niveaus binnen de zorg. Op didactisch gebied vindt hetzelfde proces plaats met de BLZ. 3.3 Zorgverbreding op niveau 3 (bovenschools) Van zorgverbreding op niveau 3 is sprake wanneer een externe deskundige bij de zorg voor de leerling betrokken wordt. Wij maken deel uit van het samenwerkingsverband WSNS 3701. Hier kan de school terecht met zorgvragen waar het zelf geen antwoord op heeft. Een leerling wordt besproken in het zorgteam van WSNS wanneer is gebleken dat zorg op niveau 1 en 2 niet toereikend is geweest. Hier gaat een uitvoerige aanmeldprocedure aan vooraf, waarin ouders toestemming moeten geven voor externe hulp of onderzoek. Uit het gesprek komen vaak adviezen , handvatten uit naar voren waar op schoolniveau mee gewerkt kan worden. Blijken er onvoldoende resultaten bereikt te zijn, of kan de school de zorg niet leveren, dan wordt een PCL (Permanente Commissie Leerlingenzorg) aanvraag gedaan. Hier wordt getoetst of het kind toelaatbaar is voor het SBO / SO en of de afgesproken procedure juist is gevolgd. Een uitgebreide procedure hiervan is beschreven in het zorgplan van WSNS. Wanneer blijkt dat een leerling de leerstof van groep 8 niet kan bereiken, dan wordt er voor dit kind een OntwikkelingsPerspectief Plan ( OPP ) opgesteld. Dit OPP wordt om de paar maanden geëvalueerd en eventueel bijgesteld. Voor de aanmaak van een OPP zie bijlage 7.8. Het OPP wordt besproken met de ouders, die er hun goedkeuring aan moeten geven. 3.3.1 LGF of SO Is het kind toelaatbaar voor het SO dan wordt tevens de beslissing genomen voor welk cluster het kind in aanmerking komt. Op initiatief van school en/of ouders kunnen ouders hun kind aanmelden bij de Commissie voor Indicatiestelling (CVI) van het Regionaal Expertise Centrum (REC). Het CVI beoordeelt aan de hand van onafhankelijke landelijke criteria of de leerling in aanmerking komt voor zgn. leerling gebonden financiering (LGF, beter bekend als 'de rugzak') en in welk cluster de leerling wordt geplaatst. Het speciaal onderwijs is verdeeld in de volgende vier clusters: o cluster 1: voor kinderen met visuele handicaps en blinde kinderen; (Dit cluster valt buiten de regeling leerling gebonden financiering. Dit betekent dat in overleg met de school voor speciaal onderwijs ondersteuning in het regulier onderwijs wordt gegeven); o cluster 2:voor kinderen met communicatieve handicaps (gehoor-, taal- en/of spraakproblemen); o cluster 3:voor kinderen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap;
94
o cluster 4:voor kinderen met psychiatrische- of gedragsstoornissen. Per REC is er een Commissie voor Indicatiestelling. Als het CVI een positieve indicatie afgeeft kunnen de ouders kiezen: 1. Hun kind blijft/komt op onze school met een rugzak (met daarin middelen voor extra begeleiding en voorzieningen); 2. Hun kind gaat naar een school voor speciaal onderwijs. Indien de ouders verzoeken om hun kind bij ons op school te laten / aan te willen melden, wordt bekeken of dit praktisch haalbaar is.
95
4. Leerling Dossier Leerling-gegevens worden op school nauwkeurig bijgehouden. Deze worden weggezet in het MKVS of ESIS-B. Deze worden 5 jaar na het school verlaten bewaard. Vertrouwelijke gegevens worden volgens het privacy reglement bewaard. De leerkracht kan bij het uitvoeren van haar zorgtaken gebruik maken van: Hulp van collega’s, intern begeleider, interne hulp van gespecialiseerde leerkrachten (RT en ambulante begeleiders voor de rugzak), begeleiders van WSNS 5. Leerling- en groepsbespreking Het uitgangspunt van de zorg is de leerling- en groepsbespreking. Deze vindt over het algemeen wekelijks, 2 wekelijks of 3 wekelijks plaats afhankelijk van de behoefte van leerkracht / IB. De besprekingen vinden plaats tussen intern begeleider en leerkracht Er is een onderscheid tussen de groepsbespreking en de leerlingbespreking. Groepsbesprekingen vinden plaats: • aan het begin van het schooljaar • na het invullen van de SCOL • na het afnemen van de toetsen Zie bijlage toetskalender. Leerlingbesprekingen. Tijdens de leerlingbespreking wordt er uitvoerig op de individuele zorgleerlingen ingegaan. Een kind kan worden besproken in de leerlingbespreking als: - een leerling onvoldoende profiteert van de hulp op niveau 1 - de onderwijsbehoeften van de leerling onduidelijk blijven - er vermoedens zijn van een ernstige problematiek of stoornis. 6. Hoe gaan wij om met problemen, zoals dyslexie, dyscalculie, hoogbegaafdheid, pesten en rouwverwerking? 6.1 Dyslexie Bij het vermoeden van dyslexie volgen wij het “protocol dyslexie” , zoals dat wordt samengevat in het “masterplan dyslexie”. Zie voor het protocol www.masterplandyslexie.nl We wijzen ouders erop dat, onder voorwaarden, behandeling van ernstige dyslexie vergoed wordt vanuit de Zorgverzekeringswet. 6.1.1 Voorschotbenadering Ons uitgangspunt is gebaseerd op onderzoek: Het uitstellen van lezen helpt het kind niet. Fonemisch bewustzijn ontwikkelt zich niet door rijping. Om fonemisch bewustzijn te ontwikkelen zijn instructie en begeleiding nodig. De rijpingsgedachte wordt niet door de wetenschap ondersteund. Onderzoek zegt wel dat het van belang is om kinderen vroegtijdig te helpen. De voorschotbenadering [ Smits en Braams 2006] , is een wetenschappelijk onderbouwd programma. Het programma wordt ingezet in de 2e helft van groep 2. Frequentie in het oefenen van fonemische vaardigheden is belangrijker dan de duur van de activiteiten. Wat wij doen : • stapsgewijs werken uit de Map Fonemisch Bewustzijn. Een programma wat bedoeld is voor kleuters in het aanleren van klank-letterkoppelingen en fonemisch bewustzijn. • Geletterde activiteiten individueel of in een klein groepje - maximaal 4 kinderen - aanbieden. • Geen franje in opdrachten [ knippen en plakken] maar gericht op de leestaak zelf.
96
• •
Er is sprake van een motiverende aanpak waarbij het kind veelvuldige succes ervaringen opdoet. Geen tijdsdruk.
Wat is de voorschotbenadering? Het doel van de voorschotbenadering is om de leesproblemen zoveel mogelijk te voorkomen door de kleuters alvast een voorschot te geven op de leesinstructie in groep 3. Het programma biedt expliciete oefening in het aanleren van klank-letterkoppelingen en fonemisch bewustzijn. -‐ Daarnaast wordt het kind uitgedaagd gebruik te maken van spontane spelling. -‐ Het aanbieden van een nieuwe letter kan binnen deze fasering structureel plaatsvinden. Deze activiteiten binnen de voorschotbenadering bieden uitdaging en zijn motiverend voor het kind en leiden altijd tot een succes ervaring. Verschillende fase van de voorschotbenadering bieden we aan in de groepsles. Bij risicoleerlingen wordt dit niet aangeraden daar zij onvoldoende oppikken uit een groepsinstructie, zo is gebleken. De volgorde is van belang, zo wordt voorkomen dat een leerling te snel door de stof heen gaat en de kans op falen toeneemt. Voorschotbenadering in 3 fasen ; Fase 1. Identificatie met klanken / letters Fase 2. Manipulatie van klanken / letters Fase 3. Klank / letterkoppeling aanleren Receptieve letterkennis Productieve letterkennis
= =
genoemde letter kan worden aangewezen aangewezen letter kan worden benoemd
Afstemming tussen hulp in en buiten de klas. LKR/ IB/ RT biedt extra geletterde activiteiten aan. IB moet duidelijk zicht krijgen op de problemen waar een kind tegenaan loopt zodat hulp meteen aansluit bij de onderwijsbehoeften van een leerling. Afstemming hulp extern. Wanneer er externe hulp wordt ingeschakeld bij een llng die extra hulp nodig heeft is het van essentieel belang dat school, ouders en externe zorg zo goed mogelijk met elkaar samenwerken. Alleen dan kan er sprake zijn van een effectieve leerling begeleiding.
-‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Overdracht naar de volgende groep De ontwikkeling van geletterdheid betreffende de leerlingen van gr 1, 2 en 3 , aan de hand van: Gegevens Signaleringslijst voor Kleuters Toetsgegevens Signaleringen MKVS Eventueel werk van de leerling om het een en ander te kunnen illustreren. Indien van toepassing handelingsplan en evaluatieverslag, verslag logopedist Verslagen van leerlingbesprekingen en oudergesprekken door spreken. Gegevens worden gedocumenteerd volgens een digitale versie van www.taalonderwijs.nl/dyslexie onder Dossier, welke weer toegevoegd worden aan het Journaal binnen het MKVS - Diagnosemiddelen.
97
Niet alleen voor de doorgaande lijn zijn deze gegevens van belang, maar ook wanneer een leerling doorverwezen wordt - bijvoorbeeld in groep 4 - voor een diagnostisch onderzoek omdat er vermoedelijk sprake is van dyslexie, zijn deze gegevens van grote waarde. Hierbij wordt de cyclus van Handelings Gericht Werken als leidraad gehanteerd, zodat er een doorgaande lijn in de leerlingbegeleiding binnen de school en in afstemming met externe zorg kan worden gerealiseerd. De stappen uit de cyclus HGW komen overeen met de stappen in het protocol “Leesproblemen en Dyslexie”. We werken dus handelingsgericht met dit protocol. Ontwikkelingen rondom Passend Onderwijs worden gevolgd via www.passendonderwijs.nl en www.schoolaanzet.nl Om te kijken of er op school sprake is van Continuüm van zorg kunnen we de website www.dyslexiemonitor.nl raadplegen. -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Documenten voor de leerling-overdracht Volledig ingevulde Signaleringslijst voor Kleuters Toetsformulieren Producten van de kleuter om de ontwikkeling te illustreren Handelingsplannen en Evaluatie verslagen van lkr/IB/extern logopedist,fysiotherapeut Verslagen leerlingbesprekingen en oudergesprekken MKVS 6.2 Dyscalculie Voor dyscalculie bestaat er nog geen protocol zoals bij dyslexie. Dit is nog in ontwikkeling. Als school proberen wij rekenproblemen in een zo vroeg stadium te ontdekken. In de onderbouw door het waarnemen en registreren van het rekenen/wiskunde in MKVS en in de middenbouw door het afnemen van de rekentoetsen. We volgen de procedure van de zorgverbreding. 6.3 Hoogbegaafdheid Hoogbegaafdheid is bij ons op school een gebied dat in ontwikkeling is. Op een Montessorischool volgt elk kind in principe zijn eigen ontwikkelingslijn. Natuurlijk valt het op wanneer een kind “voorlijk” is. Deze kinderen krijgen in eerste instantie meer aangeboden. Ze krijgen een breder aanbod, dat verdieping in de leerstof geeft. Wanneer het kind erg vooruitloopt kan er besloten worden om te versnellen. Bij deze leerlingen versnellen we en compacten we de leerstof, zodat ze uitgedaagd worden. We passen het zogenaamde topdown leren toe. Zij krijgen een weektaak die volkomen op hen is afgestemd. In deze weektaak wordt het normale werk dat ze “moeten doen” gecompact. Hiernaast krijgen zij een aantal andere opgaven uit de hieronder aangegeven methoden en spellen. We hebben diverse methoden aangeschaft die uitdaging bieden aan deze kinderen. Zo hebben we o.a. Plustaken, rekenmeesters, Wie schrijft die blijft, opdrachten van stichting SLO, Bolleboos, Vooruit, Somplextra. Verder zijn er diverse spellen voor hoogbegaafde kinderen aangeschaft zoals, 3 D.brick, duo 3 D.Brick, hide and seek pirates, camouflage Northpole, Gogetter, Tridio enz. Er zijn nu een aantal kinderen op school die “wel varen” met deze aanpak. In de komende jaren willen we het omgaan met hoogbegaafde kinderen verder ontwikkelen. 6.4 Omgaan met pesten. Zie de schoolgids : de vertrouwenspersoon, het anti pestprotocol, het respect – contract.
98
6.5 Rouwverwerking In 4 protocollen beschrijven we de procedurele stappen, die in voorkomende gevallen op onze school genomen worden. We realiseren ons dat iedere situatie op zich staat en het handelen nooit in strakke procedures te vatten is, maar vinden het desondanks belangrijk dat er vooraf richtlijnen zijn vastgesteld. Ín alle gevallen is de schoolleiding, in de persoon van de directeur en bij diens afwezigheid de adjunct-directeur / bouwcoördinator, de aanspreekbare persoon voor de collega’s. De te ondernemen acties zullen door de directie altijd in overleg met één van de andere coördinatoren en de betrokken leerkracht(en) genomen worden, maar nooit zonder overleg met de familie, partner en/of andere naaste(n) van de betrokkenen. Van de gevolgde procedure en de onderscheiden stappen daarin wordt een logboek bijgehouden, wat in de map “Dossier Rouwverwerking” in de directiekamer wordt opgeslagen. We onderscheiden 4 protocollen, die als bijlagen aan dit zorgplan zijn toegevoegd ( bijlagen 7 – 13 t/m 7 – 16 ) 7. Bijlagen 7.1 - Toetskalender onderbouw 7.2 - Toetskalender midden- bovenbouw 7.3 - Groslijst onderwijsbehoeften 7.4 - Individueel handelingsplan 7.5 - Groepshandelingsplan 7.6 - Formulier leerlingbespreking 7.7 - Kindplan 7.8 - OPP 7.9 - Formulier oudergesprek 7.10 - RT Brief ouders 7.11 - Protocol verlengen en versnellen in een bouw 7.12 - Voorschotbenadering 7.13 - Protocol: Verdriet en rouw bij overlijden van een leerling 7.14 - Protocol: Verdriet en rouw bij overlijden van een ouder, broer of zus van een leerling 7.15 - Protocol: Verdriet en rouw bij overlijden van een personeelslid 7.16 - Protocol: Verdriet en rouw bij overlijden ouders, partner, kind van medewerker
99
Bijlage 7.1 ( bij Zorgplan ) De toetskalender onderbouw ontwikkelingsgebied toets Taal
Taal
voor groep 1 en 2 Signaleringslijst voor Kleuters Toetsen Protocol Leesproblemen en Dyslexie voor groep 2
tijdvak Januari Juni Januari Juni
Motoriek
Rotterdamse Motoriek screening
Af te nemen bij 4.6 jaar 5 jaar 6 jaar
Auditief Visueel Taal / Denk Motoriek Werkhouding
OPFO Observatiepakket voor functie ontwikkeling
Af te nemen bij zorgleerling
Rekenen
Nog in onderzoekende fase
Sociaal-emotionele ontwikkeling
SCOL
Thans registreren in het MKVS Zie rekenen/wiskunde Vanaf 4.6 jaar najaar voorjaar
100
Bijlage 7.2 ( Bij Zorgplan )
De toetskalender voor midden- en bovenbouw November 1e week januari 3e week spelling Technisch lezen toets Begrijpend lezen PI dictee voor zwakke spellers Rekenen/wiskunde DMT.test voor zwakke lezers Tempotest rekenen AVI.test voor zwakke lezers
april 1e en 2e week juni 2e en 3e week spelling Technisch lezen toets Begrijpend lezen PI dictee voor zwakke spellers Rekenen/wiskunde DMT.test voor zwakke lezers Tempotest rekenen AVI.test voor zwakke lezers
De overige bijlagen zijn niet opgenomen in het schoolplan, maar maken onderdeel uit van het document “Zorgplan” , wat op school ter inzage ligt en op de website is opgenomen onder “downloads” .
101
HOOFDSTUK 4 DE INZET EN ONTWIKKELING VAN ONS PERSONEEL 4.1 DOELEN VAN HET PERSONEELSBELEID 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Het creëren van goede arbeidsomstandigheden en een duidelijke rechtspositionele basis die zekerheid biedt en perspectieven geeft. Het bevorderen van een goede werksfeer en een goed werkklimaat waarin het personeel tot zijn recht komt, zich geaccepteerd en veilig voelt en waar samenwerking bevorderd wordt. Komen tot verbetering en optimalisering van de kwaliteit van de arbeid. Het realiseren van een effectieve inzet van mensen ten behoeve van de doelstelling van de school : het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs. Het aanbieden van goede scholingsmogelijkheden, zodat een bijdrage wordt geleverd aan de individuele ontwikkeling van leerkrachten en aan de kwaliteit van het onderwijs op school. Het zorgen voor continuïteit in het lerarenteam.
De relatief hoge gemiddelde leeftijd van het team is een aandachtspunt. Enerzijds vraagt een gemiddeld ouder personeelsbestand om specifieke maatregelen om de werkomstandigheden daarop aan te passen en zo gemotiveerde medewerkers te houden. Anderzijds streven bestuur en schoolleiding binnen de beperkte mogelijkheden naar een evenwichtige leeftijdsopbouw van het team. Het is belangrijk om in de komende jaren extra aandacht te schenken aan het borgen van kennis en expertise in het team. 4.2 HUIDIGE SITUATIE De Rotterdamse Montessorischool heeft ca. 25 personeelsleden. Allereerst zijn er de personeelsleden met de verantwoordelijkheid voor een eigen groep, aangevuld met overige taken. Het onderwijsondersteunend personeel bestaat uit een een administratief medewerker en een conciërge. Daarnaast heeft de school - een intern begeleidster, remedial teacher - een vakleerkracht muziek - een vakleerkracht lichamelijke oefening - invalleerkrachten - een ambulante directeur Uitgangspunt voor de school is dat ieder personeelslid, naast lesgevende taken, ook andere taken voor zijn of haar rekening neemt. De verdeling van die taken gebeurt aan het begin van het schooljaar ( openingsvergadering ). Er wordt getracht een evenredige verdeling te maken tussen de leerkrachten. Bij de evaluatie en planning zal per personeelslid bekeken worden in hoeverre de extra taken de normjaartaak completeren, dan wel overschrijden. Het is voor het personeel vanzelfsprekend dat niet iedereen volledig conform de eigen wensenlijst kan worden ingezet. 4.3 NASCHOLING Nascholing heeft als doel een positieve bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het onderwijs op school. Daarnaast heeft nascholing het doel bij te dragen aan de individuele ontwikkeling van leerkrachten.
102
Het bepalen van de onderwerpen van de nascholing komt ter sprake tijdens de functioneringsgesprekken waarin alle teamleden hun persoonlijke wensen t.a.v. de nascholing kenbaar maken. We streven ernaar de nascholing zoveel mogelijk toe te snijden op onze specifieke situatie en proberen dat te bereiken door veelal cursussen met uitsluitend ons eigen team te volgen of op onze school te laten plaatsvinden. Belangrijke onderwerpen die in de komende jaren in het nascholingsprogramma zullen worden opgenomen zijn : Filosofie - vervolgcursus Handelingsgericht – Opbrengstgericht werken MKVS – ESIS B Oudercontacten Communicatie – gesprekken met ouders, gesprekken met kinderen In het kader van de functiemix kunnen individuele leerkrachten nascholing volgen die aan een te vervullen functie gerelateerd is ( bijvoorbeeld coördinator rekenen en wiskunde ). In het kader van de wet BIO zijn de competenties van de individuele leerkrachten in kaart gebracht en wordt de gewenste nascholing daarop afgestemd.
4.4 BEGELEIDING VAN HET PERSONEEL De speerpunten van ons beleid op dit onderdeel zullen liggen in het begeleiden en opleiden van nieuwe leerkrachten door of namens de daarvoor aangestelde bouwcoördinatoren. Tevens zullen we door gerichte klassenconsultaties het onderwijs in de groepen meer op elkaar afstemmen en leerkrachten ondersteunen. De klassenconsultaties, waarbij de leerkracht tijdens het werken met de groep wordt geobserveerd, worden uitgevoerd door ( of namens ) de bouwcoördinatoren. Gaat het om specifieke vakgebieden ( taal, rekenen, creatief, techniek ) dan kunnen ook specifieke vakcoördinatoren voor klassenconsultaties worden ingezet. De leerkracht krijgt adviezen en / of verbeterpunten aangereikt. Periodiek vindt een functioneringsgesprek plaats ( minimaal 1 x per 2 jaar bij fulltimeleerkrachten en1 x per jaar bij parttime – of vakleerkrachten ). In de toekomst worden beoordelingsgesprekken ingevoerd, gekoppeld aan de functies ( functiemix ). 4.5 EVENREDIGE VERTEGENWOORDIGING VROUWEN IN DE SCHOOLLEIDING Op 7 maart 1997 is de "Wet evenredige vertegenwoordiging van vrouwen in leidinggevende functies in het onderwijs" van kracht geworden. Onze directie bestaat uit een mannelijke directeur en een vrouwelijke adjunct directeur. Bij vertrek van één of beide functionarissen streven we ernaar opnieuw tot deze evenredige verdeling te komen. 4.6 BELEIDSVOORNEMEN : In samenwerking met Bestuur en MR inventariseert de directie bij voortduring welke personeelsdocumenten reeds zijn vastgesteld en welke nog aangemaakt moeten worden en /of aanpassing behoeven. Hieronder volgt een opsomming van de diverse documenten personeelsbeleid. In het schema wordt aangegeven welke reeds zijn afgerond.
103
document personeelsbeleid 1. Sociale afspraken 1.1 Informatieverschaffing 1.2 Arbo 1.3 Roken op school 1.4 Sexuele intimidatie 1.5 Anti discriminatie code
in voorbereiding
x x x x x
2. Begeleiding 2.1 Nieuwe personeelsleden 2.2 Klassenconsultatie 2.3 Mobiliteitsbevordering 2.4 Scholing 2.5 Loopbaanbegeleiding 2.6 Ziekteverzuim 3. Rechtspositioneel beleid 3.1 ADV / Opfrisverlof 3.2 Verlenen van Buitengewoon verlof 3.3 Promotiecriteria 3.4 Toelagen en gratificaties 4. Functies en taken 4.1 Beroepsprofiel leraar 4.2 Fasen leraarschap 4.3 Functiemix 4.4 Taaktoedeling 4.5 Taakbelasting 4.6 Directiestatuut
vastgesteld
x x x x x x x x x x
x x x x x x
5. Selectie personeel 5.1 Sollicitatie code 5.2 Deeltijdbanen
x x
6. Bestuursaanstellingen 6.1 Afvloeiingsregeling 6.2 Afvloeiingsvolgorde
x x
7. Functioneren en beoordelen 7.1 Functioneringsgesprekken 7.2 Beoordelingsgesprekken
x x
8. Personeelsformatiebeleid 8.1 Strategisch personeelsplan 8.2 Meerjaren formatiebeleid 8.3 Jaarlijks formatieplan 8.4 Bestuursformatieplan
x x x x
9. Medezeggenschap 9.1 Medezeggenschapsraad
x
10. Toezicht 10.1 Commissie van Toezicht
x
104
HOOFDSTUK 5 OVERIGE BELEIDSTERREINEN
5.1 ALGEMEEN STRATEGISCH BELEID De Rotterdamse Montessorischool is een school voor algemeen bijzonder onderwijs op Montessoriaanse grondslag. De ouders van de kinderen op de school zijn lid van onze vereniging, de vereniging “De Rotterdamse Montessorischool”. Het bestuur van deze vereniging treedt op als het bevoegd gezag. Het bestuur wordt gekozen door ouders van de school tijdens een algemene ledenvergadering. 5.2. ONS FINANCIEEL BELEID Enkele jaren terug is de besturingsfilosofie van goed bestuur binnen het onderwijs ingevoerd (educational governance). Goed bestuur gaat er van uit dat de school meer ruimte krijgt om aan te sluiten op de talenten van leerlingen en op wat de samenleving vraagt. Daarbij passen heldere spelregels, zoals de regel om ouders en andere belanghebbenden meer bij het onderwijs te betrekken, duidelijke doelen te stellen, en actief verantwoording af te leggen over de geleverde prestaties van de school. Binnen dit kader is in 2010 de wet ‘Goed Onderwijs/Goed Bestuur’ vastgesteld. De wet geeft een aanzet tot intern toezicht. Binnen de vereniging zijn bestuur en toezicht, de algemene ledenvergadering, feitelijk al gescheiden. Om dit toezicht te structureren en aan te sluiten bij de wet- en regelgeving is in 2011 binnen de vereniging vanuit de ouders een Commissie van Toezicht (CvT) ingesteld. Goed bestuur als besturingsfilosofie sluit uitermate goed aan op de ambities en identiteit van onze school. Naast de Rijksvergoeding, die het overgrote deel van ons budget vormt, verkrijgt de Rotterdamse Montessorischool haar inkomsten uit de vrijwillige ouderbijdrage (reglement in de schoolgids). De ouderbijdrage wordt gebruikt om extra uitgaven te doen, zowel in de personele sfeer als op het gebied van huisvesting. Extra vakleerkrachten, klassenverkleining, remedial teaching, zorgverbreding, aanschaf van bibliotheekboeken en een administratief medewerker zijn zaken die met de ouderbijdrage worden verwezenlijkt. Binnen de post huisvesting is een deel van de ouderbijdrage bestemd voor extra schoonmaakkosten. Het financiële beleid is er op gericht om voor de school een financieel gezonde positie te behouden. De komende jaren zullen we te maken krijgen met een daling van de inkomsten. We hebben minder middelen voor onze ambities. Voor een structureel sluitende begroting is het derhalve noodzakelijk dat we waar nodig de uitgaven bijstellen (bezuinigingen) en de uitgaven vervolgens ook beheersen. Deze ontwikkeling vraagt om een actualisatie van het financieel beleid,maar leidt niet tot een wijziging van onze ambities en doelstellingen, zoals deze in het plan zijn beschreven. Deze ambitie is op financieel gebied ‘het zoveel mogelijk realiseren van de in dit plan beschreven doelstellingen, daarbij uitgaande van een gezonde financiële positie,met andere woorden: het realiseren van een optimaal maatschappelijk rendement. De hoofdlijnen voor de actualisatie van het financiële beleid zijn: -het beheersen van de uitgaven en -het in stand houden van een gezonde financiële positie, dat wil zeggen een sluitende begroting en voldoende eigen vermogen om eventuele fluctuaties in de bedrijfsvoering op te vangen. 105
Bewaking van de beleidsdoelen en beheersing van de daarbij behorende middelen vindt plaats door middel van de planning en control cyclus, een cyclus van beleidsplannen maken, begroting en meerjarenraming, budgettering, uitvoering en verantwoording. Op basis van de financiële administratie wordt periodiek gerapporteerd, geanalyseerd en vindt zonodig bijsturing van het beleid plaats. Na de actualisering van de beleidsplannen volgt de nieuwe begroting en meerjarenraming en start de cyclus weer van voren af aan. Structureel wordt daarbij verantwoording afgelegd aan de algemene ledenvergadering over de mate waarin de doelen van het onderwijs zijn gerealiseerd. Het bestuur monitoort vanuit haar bestuurlijke eindverantwoordelijkheid of de voornoemde doelstellingen worden gerealiseerd. De cyclus van planning en control vormt, zoals aangegeven, een belangrijk instrument om tot sturing te komen binnen de (school) organisatie. Belangrijk aspect daarbij is ook een goede administratieve organisatie, die de basis vormt waarop verder kan worden gebouwd. In 2010 is de administratieve (financiële) organisatie ten aanzien van deze cyclus en de daarbij behorende processen beschreven. In 2011 heeft het bestuur het treasurystatuut vastgesteld (Beide documenten liggen op school ter inzage). Onze school voert een terughoudend beleid ten aanzien het verwerven van gelden door middel van sponsoring. Tot op heden is er nog niet gesponsord, maar het is mogelijk dat dit in de toekomst zal gebeuren. Te denken valt hierbij aan genoemde noodzakelijke verbouwingen en aan compensaties wegens onvoldoende financiële instroom van het Rijk voor ICT middelen (computers, digitale schoolborden) binnen de school. Zie : Convenant “Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring” 5.3 ONS MATERIEEL BELEID Het beheer van ons schoolgebouw valt, voor zover dit onze verantwoordelijkheid is, onder het takenpakket van de directie. De directie wordt daarin bijgestaan door het bestuur en speciaal daarvoor geselecteerde ouders met kennis van huisvestingszaken. Wij zijn geen eigenaar van het schoolgebouw. Dat is het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (voorheen Stadsontwikkeling).
5.4 ONS RELATIONEEL BELEID Direct bij het onderwijs betrokken zijn: de kinderen, de ouders/verzorgers, het team, de directie, het bestuur, de MR en sinds augustus 2011 de commissie van Toezicht (CvT). Binnen het kader van goed bestuur vormt ouderparticipatie een belangrijk deel van onze schoolorganisatie. Wij zien de opvoeding en ontwikkeling van kinderen als een gezamenlijke taak en proberen een laagdrempelige school te blijven. Ouders participeren op beleidsniveau – bestuur en MR - en op additioneel niveau (operationeel): leesouders, bibliotheekouders, groot-school-dinerouders( incidenteel ), werkweekouders en schoolkrantouders. Ouders worden daarnaast betrokken bij de invulling van creatieve vakken en als begeleiders bij uitstapjes. Het bestuur betrekt door ledenvergaderingen de ouders bij het reilen en zeilen van de school.
106
De school onderhoudt gestructureerde contacten met CED (Centrum Educatieve Dienstverlening), WSNS (Weer Samen Naar School), SKVR (Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam), VBS (Vereniging Bijzondere Scholen), RABS (Rotterdamse Algemeen Bijzondere Scholen), UWV (Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen), Hogeschool Rotterdam, peuterspeelzalen, gezondheidsdiensten, (deel)gemeente, Opzoomerbuurt, Politie, Kinderboerderij, Montessorivereniging, andere Montessorischolen, AB-schooloverleg, particuliere hulpverleners, naschoolse opvang en het administratiekantoor Groenendijk. 5.5 BELEIDSVOORNEMENS De doelstelling van ons beleid is de kwaliteit van het onderwijs op de school in stand te houden en waar nodig te verbeteren. Hierbij is het van groot belang zicht te houden op die kwaliteit. Eén van de instrumenten om de kwaliteit te bewaken en te verbeteren is het product “Zelfevaluatie”. De zelfevaluatie wordt steeds belangrijker voor de schoolorganisatie. Verder geven recente visitatierapporten van de Nederlandse Montessorivereniging (NMV) en de tevredenheidenquête die onder ouders wordt afgenomen inzicht in verbeterpunten. Dit laatste past binnen het gewijzigde inspectiebeleid dat de komende jaren wordt ingevoerd met minder toezicht voor scholen die het goed doen. Om risico’s zoveel mogelijk af te dekken wordt, daar waar mogelijk en daar waar het wenselijk is, met behoud van de eigen identiteit, samenwerking gezocht met andere bijzondere scholen binnen de regio. Daarbij lijken er goede mogelijkheden te bestaan voor samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld op het terrein van professionalisering van de ondersteunende organisaties, inkoop en automatisering. Samenwerking met andere schoolbesturen onder handhaving van de zelfstandigheid van de school vooral op onderwijsgebied. Een grote reserve tegenover ‘bovenschoolse megaorganisaties’, waarbij belangrijke soevereiniteit moet worden ingeleverd, lijkt alle scholen echter te binden. De uitdagingen voor de toekomst zijn er ook onder het kabinet Rutte niet kleiner op geworden. Dat geldt voor de onderwijstechnische, maar vooral ook voor de maatschappelijke, organisatorische en financiële uitdagingen. Het bestuur, maar ook schoolleiding en leerkrachten houden zich bezig met de invulling van ‘passend onderwijs’ op strategisch en operationeel niveau. Uitgangspunt hierin vormt: ‘de beste kansen voor ieder kind’. Schoolbesturen moeten vanaf augustus 2013 passend onderwijs kunnen leveren voor ieder kind en daarvoor regionaal samenwerken. De invoering van een aantal nieuwe coördinatortaken (rekenen, crea, taal) en de herijking van de taakomschrijving van bestaande bouwcoördinatoren, bieden nieuwe kansen. Enerzijds waar het gaat om een kwaliteitsimpuls (decentralisatie van verantwoordelijkheden, verder ontwikkelen van expertise), anderzijds waar het gaat om bijvoorbeeld betrokkenheid en arbeidssatisfactie (beloningsdifferentiatie). De functiemix biedt het bevoegd gezag en de schoolleiding de mogelijkheden voor die kwaliteitsslag. Ook zal het bestuur zich binnen de periode van dit schoolplan oriënteren op de wijze waarop met name het vak filosofie verder kan worden uitgebouwd en zal de recent doorgevoerde intensivering van het vak Engels worden geëvalueerd. De school krijgt in de nabije toekomst te maken met de invoering van landelijke toetsmomenten voor de vakken rekenen en taal. Wettelijk gezien moet de school een bepaald niveau halen bij de kinderen, maar het bestuur ziet deze wetgeving als een kans om
107
waar nodig, verbeteringen in de didactiek en dus in de onderwijsroute van ieder individueel kind te verwezenlijken. Het bestuur onderschrijft de doelstellingen van het Rotterdams Onderwijsbeleid zoals verwoord in het programma Beter Presteren, waarbij de focus op onze school ligt op het gebied van taal en rekenen. Ook de analyse van gegevens uit Cito-toetsen kan een kapstok zijn voor verbetering of juist borging van onderwijskwaliteit en vormt daarmee een essentiële schakel in cyclus van kwaliteit. In dit verband kan ook de vierjarige cyclus van de vakgebieden worden genoemd. Deze is in hoofdstuk 7 uitgebreider beschreven. Tot slot worden uiteraard de maatschappelijk ontwikkelingen gevolgd en zal daar zonodig op worden ingespeeld.
108
HOOFDSTUK 6 ONZE ZORG VOOR KWALITEIT 6.1 DE DOELEN VAN ONZE KWALITEITSZORG 1. 2. 3.
Zicht houden op de kwaliteit van wat er gebeurt, waarmee en hoe. Goede kwaliteit behouden. Kwaliteit die onvoldoende is verbeteren.
6.2 DE INRICHTING VAN ONZE KWALITEITSZORG 6.2.1
HET SCHOOLPLAN
Ons Schoolplan is in de afgelopen jaren geactualiseerd en na overleg opnieuw voor de duur van 4 jaar ( 2011 – 2015 ) vastgesteld. Ook nu zijn er weer veel beleidsvoornemens geformuleerd en is er een planning gemaakt om deze voornemens in de komende vier jaren te verwezenlijken. De ervaring leert, dat de actualiteit ( de waan van de dag ) inbreuk kan maken op de vooraf vastgestelde planning. Dit is onvermijdelijk maar mag niet leiden tot het uit het oog verliezen van de beleidslijnen en de vaste wil om daar invulling aan te geven. 6.2.2
HET GEBOUW EN HET TERREIN
In de komende jaren zal klimaatbeheersing een belangrijke rol moeten spelen. Uit onderzoek blijkt dat de gebouwen niet aan de gestelde normen voldoen. De gemeente, als eigenaar van het gebouw, is daarvan op de hoogte, maar geeft aan niet over middelen te beschikken om de problemen op te lossen. De onderzoeksresultaten zijn daarvoor ook niet urgent genoeg. In de afgelopen schoolplanperiode is ( intern ) een klimaatcommissie ingesteld, die onderzoek heeft verricht en een aantal bruikbare suggesties ter verbetering heeft gedaan ( waarvan er enkele inmiddels met inzet van eigen middelen konden worden verwezenlijkt ). De schoolpleinen zijn in de afgelopen planperiode volledig vernieuwd. In de komende jaren zal vooral gelet moeten worden op ‘ verzakkinggevaar ’, mede als gevolg van bouwactiviteiten in de buurt. Voor het onderhoud van de speeltoestellen heeft de school een overeenkomst met een leverancier, die de jaarlijkse controle uitvoert en adviseert. Van alle toestellen is een logboek op school aanwezig. De zandbakken vallen onder toezicht van de eigenaar van het gebouw ( JOS – OBR ) De voorzieningen op gebied van elektriciteit vragen, met het oog op toenemend gebruik, onze aandacht. In het bijgebouw is de capaciteit in de afgelopen planperiode al verhoogd, het hoofdgebouw zal wellicht moeten volgen. We beschikken over weinig extra ruimte in onze gebouwen. 15 lokalen zijn permanent bezet door de verschillende groepen ( 14 schoolgroepen, 1 peuterspeelzaal ). Daarnaast zijn er twee ruimtes die flexibel (kunnen/ moeten ) worden gebruikt. De schoolbibliotheek is erin gehuisvest, maar ook de Remedial Teacher, het orkest, toetsgroepen, enz. maken er gebruik van. In de komende planperiode wordt voor één van de ruimtes een plan gemaakt ( en verwezenlijkt ) om de gebruiksmogelijkheden te optimaliseren. Met de naschoolse opvang “Activiteiten na schooltijd – Hutspot “vindt regelmatig overleg plaats over het gebruik van de gebouwen en terreinen buiten de reguliere schooltijden ( ná schooltijd en in de schoolvakanties ). De BSO beschikt slechts over één lokaal en één kleine keukenruimte. Voor het overige maken zij gebruik van de faciliteiten van de school.
109
6.2.3
DE LEERLINGEN
We verdelen de leerlingen over 14 groepen : 4 onderbouwgroepen ( groep 0, 1 en 2 ) 5 middenbouwgroepen ( groep 3, 4 en 5 ) 5 bovenbouwgroepen ( groep 6, 7 en 8 ) Dit is conform de wijze van groeperen, zoals dat in de theorie door Maria Montessori is omschreven. Wij streven naar een maximum aantal van 25 leerlingen per groep. Onzekere prognoses ( o.a. door ‘verhuisgedrag’) maken een meerjarenplanning vaak lastig, al doen wij daartoe uiteraard wel pogingen. Nieuwe leerlingen - Aanmeldingsprocedure. Ca. 3 maanden voorafgaande aan de derde verjaardag van het kind, kan het worden aangemeld. Geregeld vinden informatiebijeenkomsten plaats, waarvoor men zich telefonisch kan aanmelden. De gesprekken worden namens de schoolleiding gevoerd door de Intern Begeleider Onderbouw, die over de gang van zaken op school vertelt. Ouders kunnen vragen stellen en even rondkijken. Na deze bijeenkomsten kan een inschrijfformulier worden ingevuld en komt de leerling op de lotinglijst. Helaas kunnen niet alle aangemelde leerlingen worden geplaatst. Al gedurende vele jaren is het aantal inschrijvingen namelijk veel groter dan het aantal beschikbare plaatsen. Broertjes en zusjes van de kinderen die al op school zitten, worden bij voorrang geplaatst, mits zij op tijd zijn aangemeld. Voor de plaatsen, die dan nog beschikbaar zijn, vindt een kwartaalloting plaats. In het kwartaal waarin het kind drie jaar wordt, krijgen de ouders bericht of de kleuter wel, dan niet, geplaatst kan worden. Bij plaatsingsmogelijkheid geven de ouders aan ( strookje ) of het kind ook van de beschikbare plaats gebruik gaat maken ( veel ouders staan op meerdere scholen ingeschreven ), bij geen plaatsingsmogelijkheid kunnen de ouders ervoor kiezen het kind op onze wachtlijst te plaatsen. Omdat een enkele ouder toch geen gebruik maakt van een beschikbare plaats vindt soms een tweede loting plaats. Bij een tweede loting hebben leerlingen uit het postcodegebied van de school voorrang ( 3021, 3022, 3039 ) 6.2.4
DE VAK- EN VORMINGSGEBIEDEN / ACTIVITEITEN
In het schema op blz. 8 en in tabel E in hoofdstuk 7 staat aangegeven in welke jaren de verschillende vak- en vormingsgebieden worden doorgelicht. Deze interne onderzoeken kunnen leiden tot aanpassing van de leerinhoud of wijziging in de werkwijze.
110
6.2.5. INSTRUMENTEN VOOR KWALITEITSZORG Als instrumenten van kwaliteitszorg gebruiken ( of beschouwen ) wij : de oudertevredenheidpeiling, verslag van de visitatiecommissie van de Nederlandse Montessorivereniging (NMV), zelfevaluatie NMV, screening leerstofaanbod, verslag van de Inspectie, kwaliteitskaart van de Inspectie, toetsgegevens van het CITO. Oudertevredenheidpeiling In opdracht van het bevoegd gezag wordt driejaarlijks een peiling gehouden naar de tevredenheid van ouders van de leerlingen. De peiling wordt uitgevoerd door het Bureau voor praktijkgericht onderzoek, Groningen. De peiling is onderverdeeld in de categorieën : schoolgebouw omgeving van de school begeleiding sfeer kennisontwikkeling persoonlijke ontwikkeling schooltijden schoolregels, rust en orde de leerkracht contact met de school betrokkenheid imago schoolkeuze algemene tevredenheid In totaal worden 70 ( standaard)vragen voorgelegd. Aan de peiling kunnen, op voorstel van bestuur, team en / of medezeggenschapsraad, ook schoolgerelateerde vragen worden toegevoegd. Zo krijgen we een nog specifieker beeld van de ervaringen ( wensen, ideeën ) van onze oudergroep. In deze planperiode vinden de peilingen plaats in 2012 en 2015. Visitatie NMV De Nederlandse Montessorivereniging (NMV) wil de kwaliteit van Montessorischolen in Nederland bewaken en bevorderen door het verlenen van een kwaliteitskeurmerk voor goed Montessorionderwijs. De NMV verleent dit keurmerk als uw school tijdens een visitatie onder leiding van de Commissie Toelating en Erkenning heeft laten zien een Montessorischool te zijn en die de Montessori uitgangspunten van de NMV in praktijk brengt. Deze uitgangspunten zijn beschreven in ‘De gulden tien’. De werkwijze van de Commissie Toelating en Erkenning is vastgelegd in het ‘Reglement toelating en erkenning primair onderwijs’ van de NMV. Onderstaande ‘gulden tien’ zijn de indicatoren, waarop de school beoordeeld wordt. De gulden tien 1 De werkwijze van de school is gebaseerd op de antropologie en het pedagogisch en didactisch concept van dr. Maria Montessori, waarin kosmisch onderwijs en opvoeding, opvoeding tot onafhankelijkheid en tot sociaal verantwoordelijk gedrag een belangrijke plaats innemen. In de schoolgids beschrijft de school hoe deze werkwijze wordt vormgegeven. 2 De werkwijze en de uitgangspunten van de school (zie 1) worden onderschreven door het bevoegd gezag van de school en alle personeelsleden die aan de school zijn verbonden en deze worden gerespecteerd door de ouders van de kinderen die de school bezoeken.
111
3 De vastbenoemde onderwijsgevenden hebben naast onderwijsbevoegdheid een door de NMV erkend Montessoridiploma of zijn studerende daarvoor. De school houdt door professionalisering de Montessoribekwaamheid op peil. 4 De functionarissen die verantwoordelijkheid dragen voor het personeelsbeleid of voor het onderwijsinhoudelijk beleid hebben een door de NMV erkend Montessoridiploma of zijn studerende daarvoor. Zij houden door professionalisering hun Montessoribekwaamheid op peil. 5 De school is lid of aspirant lid van de NMV en de school werkt mee aan de kwaliteitstoetsing die leidt tot erkenning door de NMV. Voorafgaand aan deze kwaliteitstoetsing voert de school een zelfevaluatie uit in het kader van hun eigen systeem van kwaliteitszorg. 6 Voldaan wordt aan de eisen ten aanzien van het gebruik van ontwikkelingsmaterialen3 en de inrichting van de klaslokalen als uitgebreide voorbereide en uitnodigende omgeving, zodat kinderen zich zelfstandig en zelfverantwoordelijk kunnen ontwikkelen. 7 De kinderen van 4 t/m 12 jaar worden ingedeeld in heterogene leeftijdsgroepen (bij voorkeur 4-6 jr. / 6-9 jr. / 9-12 jr.). 8 Er is vrije werkkeuze door vrijheid van lesrooster, door het creëren van een ruime vrije werkperiode en door adequaat klassenmanagement, zodat kinderen ruim de gelegenheid krijgen eigen keuzes te maken in hun ontwikkeling en hun eigen ontwikkeling kunnen volgen. 9 De school heeft een adequaat kindvolgsysteem en een adequate groepsadministratie waarin de observatiegegevens van de individuele ontwikkeling van het kind en de groepsactiviteiten geregistreerd staan. Per bouw bestaat uniformiteit, tussen de bouwen is aansluiting zichtbaar. Het kindvolgsysteem bevat in elk geval ook pedagogische en sociale gegevens. 10 Over de ontwikkeling van het kind wordt, op initiatief van de school, regelmatig overleg gevoerd tussen ouders en de leraren. Er wordt zowel schriftelijk als mondeling aan de ouders gerapporteerd. De rapportage bevat in elk geval ook pedagogische en sociale gegevens. Een uitvoerige beschrijving van de totstandkoming van een beoordeling door de visitatiecommissie is vastgelegd in de brochure “Kwaliteit telt “ van de NMV, die als download te vinden is op www.montessori.nl/files/media/brochure Zelfevaluatie NMV Met het team staan we regelmatig stil bij de kwaliteit van ons onderwijsaanbod. Het zelfevaluatie – formulier van de NMV is daarbij een goed instrument. De zelfevaluatie richt zich op de volgende categorieën: visie deskundigheid van het team systeem van kwaliteitszorg contacten met ouders de ( voorbereide ) omgeving heterogeniteit vrije keuze kindvolgsysteem en groepsadministratie Een zelfevaluatie sluiten we af met het aangeven van ontwikkelingsplannen in een plan van aanpak. Screening leerstofaanbod In een cyclus van 4 schooljaren worden alle leerstofgebieden door – vanuit het team samengestelde - werkgroepen gescreend. De werkgroepen kunnen voorstellen doen voor verbetering, verandering, vernieuwing, enz.
112
Verslag van de Inspectie De Inspectie van het Onderwijs bewaakt de kwaliteit van het onderwijs op individuele scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. Scholen moeten zich verantwoorden over hun onderwijs, niet alleen over de cognitieve prestaties van de leerlingen, maar ook hoe de school werkt aan burgerschap en sociale veiligheid. De inspectie controleert of scholen zich houden aan wet- en regelgeving en of een school de bedrijfsvoering op orde heeft, bijvoorbeeld of scholen het geld krijgen waar ze recht op hebben en dit uitgeven volgens de regels. Risicogericht toezicht Het toezicht van de inspectie is risicogericht. Dat wil zeggen: scholen met risico's, zoals minder goede leerresultaten, krijgen meer toezicht. Een belangrijk uitgangspunt is voorkomen dat het onderwijs op een school verslechtert. Daarom controleert de inspectie ieder jaar van elke school of er sprake is van risico's. Als er geen aanwijzingen zijn voor belangrijke tekortkomingen in de kwaliteit van het onderwijs wordt aan de school het zgn. basisarrangement toegekend voor de duur van één jaar ( in de afgelopen jaren hebben wij telkens een toekenning ontvangen ). De Inspectie kan reden zien om een bestuursgesprek te houden. In de afgelopen jaren is er naast een kennismakingsgesprek voor de Inspectie nooit aanleiding geweest om een dergelijk bestuursgesprek te houden.. Onderzoek op een school ( vierjaren-onderzoek) Bij een onderzoek op een school kijkt de inspecteur in de klas, spreekt leerkrachten en bekijkt de werkwijze van de school. De inspecteur spreekt met de intern begeleiders en de directie van de school. Op basis van dat onderzoek spreekt de inspectie een oordeel uit over de kwaliteit van het onderwijs. Het is belangrijk dat vergelijkbare scholen op dezelfde manier worden beoordeeld. Een objectief waarderingskader, vastgesteld na overleg met het onderwijsveld, zorgt ervoor dat elke inspecteur hetzelfde te werk gaat. In het waarderingskader is vastgelegd waar de inspectie naar kijkt en wanneer de kwaliteit van het onderwijs voldoende is. De bevindingen van de inspecteur worden vastgelegd op een kwaliteitskaart. Deze kaart is te vinden op de website van de inspectie ( www.onderwijsinspectie.nl ). Op de website van de school wordt het rapport van de inspectie gepubliceerd. Het laatste onderzoek op school heeft in november 2011 plaatsgevonden. De laatste toekenning basisarrangement dateert eveneens van november 2011 ( voor het schooljaar 2011-2012 ). Toetsgegevens CITO In groep 7 nemen onze leerlingen deel aan de Entreetoets van CITO, in groep 8 aan de Eindtoets. Op basis van de resultaten maken we ( vanaf 2012 ) een schoolzelfevaluatie Zie handleiding “Schoolzelfevaluatie op basis van resultaten op de Eindtoets Basisonderwijs en / of Entreetoets ( Cito B.V. Arnhem 2011 ) “.
113
HOOFDSTUK 7 ONZE BELEIDSVOORNEMENS, TOTAALOVERZICHT EN PLANNING A.
HET SCHOOLPLAN
Onderwerp Evaluatie en bijstelling schoolplan S/Z analyse zelfevaluatie Stroomlijnen personeelsdocumenten wachtlijstproblematiek in samenhang met passend onderwijs B.
schooljaar 2011-2012 x
x
schooljaar 2013-2014 x
schooljaar 2014-2015 x
x x
x
x
Opmerkingen directie,team, bestuur, directie,team
x
x
directie, bestuur directie, bestuur, WSNS,
x
GEBOUW EN TERREIN
schooljaar Onderwerp 2011-2012 Nieuwe speeltoestellen beheersing binnenklimaat onderhoud gebouwen, terreinen C.
schooljaar 2012-2013
schooljaar 2012-2013
schooljaar 2013-2014
schooljaar 2014-2015
Opmerkingen directie,team en ouders
x
x
x
x
x
x
x
x
x
bestuur, directie, commissie JOS / gebouwendienst
DE LEERLINGEN
Onderwerp voortgang invoeren computers nascholing spelling
schooljaar 2011-2012 x
schooljaar 2012-2013
schooljaar 2013-2014
schooljaar 2014-2015
x
x
x
x
x
x
Opmerkingen AC'er directie, team team
x
Nascholing SCOL
x
nascholing
x
directie, team
114
D.
EVENEMENTEN
schooljaar Onderwerp 2011-2012 Kinderboeken x week Sinterklaasx viering Kerstviering x
schooljaar 2012-2013 x
schooljaar 2013-2014 x
schooljaar 2014-2015 x
Opmerkingen commissie
x
x
x
commissie
x
x
x
commissie
sportplan bovenbouw schoolreis gr. 2 / 3 werkweek gr, 4 / 8 Sportdag
x
x
x
x
x
x
x
x
lkr. lich.oef. directie team
x
x
x
x
team
x
x
x
x
commissie
jaarafsluiting
x
x
x
x
commissie
E.
LEERINHOUDEN
Onderwerp rekenen
schooljaar 2012-2013
schooljaar 2013-2014
schooljaar 2014-2015
Schooljaar 2015-2016
Coördinator rekenen wg.rekenen team Coördinator Taal en Lezen wg.taal team Coördinator ICT team Coördinator Taal en Lezen wg.lezen team IB - RT directie, team
x taal x computer x voortgezet lezen
Opmerkingen
x
zorgbreedte x wereld verkenning x
Coördinator Kosmisch Onderwijs wg wereldverkenning team
115
Onderwerp
schooljaar 2012-2013
dramatische expressie
schooljaar 2013-2014
schooljaar 2014-2015
Schooljaar 2015-2016
x
wg. drama, team
x
wg. tekenen, team
tekenen schrijven
wg. schrijven, team
x handvaardigheid
wg. handvaardigheid, team
x
muziek
wg. muziek, vakleerkracht muziek, team wg. bew. onderwijs, vakleerkracht bew.onderwijs team wg.lezen team
x bewegingsonderwijs x aanvankelijk lezen
Opmerkingen
x
engels x filosofie x techniek onderwijs x
Coördinator Engels wg. engels, team Coördinator cultuur – en filosofie wg filosofie team Coördinator Wetenschap en Techniek wg techniek team
116
F.
INZET EN ONTWIKKELING PERSONEEL
schooljaar Onderwerp 2011-2012 klassenconsultatie x functionerings gesprekken/ personeelsx gesprekken collegiale consultaties x begeleiding nieuwe x leerkrachten taakbeleid x Invoering / voeren van beoordelings gesprekken in het kader van de functiemix
schooljaar 2012-2013 x
schooljaar 2013-2014 x
schooljaar 2014-2015 x
x
Opmerkingen
coördinatoren directie
x
x
x
coördinatoren coördinatoren
x
x
x
x
x
x
directie
x
x
x
directie
Voor al deze beleidsvoornemens geldt dat er bij aanvang van het schooljaar een planning gemaakt zal worden. In deze planning zal worden aangegeven in welke team (of andere ) vergaderingen bepaalde onderwerpen besproken zullen worden, hoe de voortgang bewaakt wordt en wanneer er geëvalueerd wordt.
117
Bijlage 1
Statuten Vereniging De Rotterdamse Montessorischool, 14-10-2005 CN/yf/5111570 DOORLOPENDE TEKST VAN DE STATUTEN ZOALS DEZE ZIJN KOMEN TE LUIDEN MET INGANG VAN 14 OKTOBER 2005 EN NA STATUTENWIJZIGING VAN 13 OKTOBER 2005
STATUTEN Naam en zetel, duur Artikel 1. 1. De vereniging draagt de naam: Vereniging De Rotterdamse Montessorischool (VRM) en heeft haar zetel te Rotterdam. 2. De vereniging is aangegaan voor onbepaalde tijd. Doel. Artikel 2. De vereniging heeft ten doel het bevorderen van onderwijs in hoofdzaak naar de beginselen en werkwijze van Dr Maria Montessori. Middelen. Artikel 3. 1. De vereniging tracht haar doel te bereiken door het oprichten en/of in stand houden van scholen waarin zulk onderwijs gegeven wordt, het samenwerken met stichtingen, verenigingen en/of publiekrechtelijke lichamen die een gelijk doel nastreven, en door andere wettige middelen die voor het doel bevorderlijk kunnen zijn. 2. De scholen van de vereniging staan open voor alle gezindten en op deze scholen zal geen bepaalde godsdienstige richting worden voorgestaan. Lidmaatschap. Artikel 4. De vereniging kent: (a) gewone leden; (b) ereleden; (c) donateurs. Artikel 5. 1. Gewone leden zijn zij die als ouder, voogd of verzorger voor één of meer leerlingen - die een door de vereniging in stand gehouden school bezoekt/bezoeken of daarvoor is/zijn aangemeld -, op hun schriftelijk verzoek als zodanig door het bestuur zijn toegelaten. Slechts één ouder belast met het ouderlijk gezag of slechts één voogd of één verzorger van een leerling of meerdere leerlingen uit hetzelfde gezin wordt als gewoon lid toegelaten. 2. Ereleden zijn zij, die wegens hun buitengewone verdiensten voor de vereniging, als zodanig door de algemene vergadering op voorstel van het bestuur zijn benoemd. 3. Donateurs zijn zij, die een gift ineens geven of een jaarlijkse bijdrage, waarvan de minima bij huishoudelijk reglement worden vastgesteld. Artikel 6. 1. Gewone leden, ereleden en donateurs hebben toegang tot de algemene vergadering en kunnen daarin het woord voeren, doch uitsluitend aan de gewone leden komt het recht toe te stemmen over zaken en personen de vereniging betreffende.
118
2.
De ouder, voogd of verzorger, die geen lid is van de vereniging kan de algemene vergadering bijwonen en daarin het woord voeren. Ingeval van ontstentenis van diegene van de ouders, (gezamenlijke) voogden of verzorgers, die lid is, kan de andere ouder, voogd of verzorger in diens plaats aan de stemmingen deelnemen. Artikel 7. 1. Het lidmaatschap eindigt: (a) door de dood van het lid; (b) door opzegging door het lid; (c) door opzegging namens de vereniging. Deze kan geschieden wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereisten van het lidmaatschap bij de statuten gesteld te voldoen, wanneer het, na daartoe schriftelijk te zijn aangemaand, op de eerste april van enig jaar nog niet ten volle aan zijn geldelijke verplichtingen heeft voldaan, het overigens zijn verplichtingen jegens de vereniging niet nakomt, als ook wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet kan worden gevergd om het lidmaatschap te laten voortduren; (d) door ontzetting. Deze kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglement of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. 2. Opzegging namens de vereniging geschiedt door het bestuur. 3. Opzegging door een lid kan slechts geschieden tegen het einde van een schooljaar door schriftelijke kennisgeving welke voor het einde van het schooljaar in het bezit van het bestuur moet zijn. Opzegging van het lidmaatschap door de vereniging kan eveneens slechts geschieden tegen het eind van een schooljaar, evenwel met inachtneming van een opzeggingstermijn van vier weken. Echter kan het lidmaatschap gedurende een schooljaar onmiddellijk worden beëindigd indien een lid heeft opgehouden te voldoen aan één of meer vereisten bij artikel 5, lid 1 of lid 2 van deze statuten aan het lidmaatschap gesteld, alsmede indien van de vereniging of van het lid redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. 4. Een lid is niet bevoegd door opzegging van zijn lidmaatschap een besluit waarbij de verplichtingen van de leden van geldelijke aard zijn verzwaard, te zijnen opzichte uit te sluiten. 5. Ontzetting uit het lidmaatschap geschiedt op voorstel van het bestuur bij besluit van de algemene vergadering, genomen met ten minste twee/derde (2/3) van het aantal uitgebrachte stemmen. 6. Tenzij uitdrukkelijk het tegendeel wordt gesteld, of kennelijk anders is bedoeld, wordt een lid dat aan het bestuur schriftelijk kennis geeft van het feit dat het heeft opgehouden belast te zijn met het gezag over of de verzorging van een leerling en derhalve heeft opgehouden te voldoen aan de desbetreffende vereisten, bij artikel 5, lid 1 van deze statuten aan het lidmaatschap gesteld, geacht door zodanige kennisgeving zijn lidmaatschap op te zeggen. Artikel 8. 1. De gewone leden betalen een contributie, welke wordt vastgesteld door de algemene vergadering op voorstel van het bestuur. Zij kunnen daartoe in verschillende categorieën worden ingedeeld, die een verschillend bedrag aan contributie betalen. Wanneer het lidmaatschap in de loop van een verenigingsjaar eindigt, blijft desalniettemin de contributie voor het geheel verschuldigd. Het bestuur kan anders beslissen.
119
Bij aanmelding van een leerling gedurende het schooljaar is contributie verschuldigd over het gehele schooljaar. Het bestuur kan anders beslissen. 2. Ereleden en donateurs zijn van het betalen van contributie vrijgesteld. Bestuur. Artikel 9. 1. De vereniging heeft een bestuur, bestaande uit ten minste vier (4) personen, van wie drie (3) de functie vervullen van onderscheidenlijk voorzitter, secretaris en penningmeester. 2. De leden van het bestuur regelen onderling de verdeling van hun functies en werkzaamheden. 3. De leden van het bestuur worden op voorstel van het bestuur door de algemene vergadering benoemd. 4. Ten hoogste de helft van de bestuursleden behoeft geen lid van de vereniging te zijn. 5. Een bestuurslid kan te allen tijde worden geschorst of ontslagen door de algemene vergadering. Artikel 10. 1. Het bestuur is belast met de algemene leiding van de vereniging en vergadert zo dikwijls het dit wenselijk oordeelt. 2. Indien het aantal bestuursleden beneden vier (4) is gedaald, blijft het bestuur bevoegd. Het is echter verplicht zo spoedig mogelijk een algemene vergadering te beleggen, waarin de voorziening in de open plaats of de open plaatsen aan de orde komt. 3. Ten minste drie (3) bestuursleden kunnen schriftelijk bij de secretaris een verzoek doen tot bijeenroeping van een bestuursvergadering, welke dan binnen veertien (14) dagen daarna moet worden gehouden. 4. Het bestuur vertegenwoordigt de vereniging. Voorts kan de vereniging worden vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden. Artikel 11. Het bestuur is voorts onder andere belast met: (a) de behartiging van de algemene doelstelling van de vereniging en de uitvoering van de daartoe nodige maatregelen; (b) de uitvoering van de besluiten van de algemene vergadering en het zo nodig nemen van voorlopige maatregelen ter verzekering van de belangen van de vereniging, over welke maatregelen nog door de algemene vergadering beslist moet worden; (c) het beheer van de geldmiddelen van de vereniging waaronder begrepen doch niet beperkt tot bestaande contributies, erfstellingen, schenkingen, gekweekte reserves van de bezittingen van de vereniging, van overheidswege toegekende bedragen, toevallige baten, alsmede bedragen afkomstig van ten laste van de vereniging aangegane geldleningen; (d) het instandhouden en, voorzover mogelijk, vergroten van het vermogen van de vereniging; (e) het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur, adjunct-directeur en van het overige personeel en het bepalen van hun salarissen; het benoemen, schorsen en ontslaan van het overige personeel geschiedt in overleg met de directie van de desbetreffende door de vereniging in stand gehouden school; (f) het aannemen, schorsen of verwijderen, wegens wangedrag of andere redenen, van leerlingen; dit geschiedt in overleg met de directie van de desbetreffende door de vereniging in stand gehouden school. Artikel 12.
120
Het bestuur behoeft de goedkeuring van de algemene vergadering voor het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het sluiten van overeenkomsten waarbij de vereniging zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt. Op het ontbreken van deze goedkeuring kan door en tegen derden een beroep worden gedaan. Artikel 13. 1. De voorzitter en bij diens ontstentenis één van de andere bestuursleden is belast met de leiding van de algemene vergaderingen. 2. De secretaris en bij diens ontstentenis één van de andere bestuursleden houdt aantekening van het verhandelde op de algemene vergaderingen. Algemene Vergadering. Artikel 14. 1. Binnen zes (6) maanden na het einde van elk kalenderjaar wordt een algemene vergadering, genaamd de jaarvergadering, gehouden. 2. Het bestuur is te allen tijde bevoegd en is verplicht op schriftelijk en behoorlijk gemotiveerd verzoek van ten minste tien (10) stemgerechtigde leden, die voldoen aan het bepaalde in artikel 5 lid 1, binnen veertien (14) dagen nadat zodanig verzoek het bestuur bereikt, een buitengewone algemene vergadering bijeen te roepen, bij gebreke waarvan de verzoekers het recht hebben zelf tot het beleggen van de verzochte vergadering over te gaan. Artikel 15. 1. Tot het bijwonen van een algemene vergadering worden alle leden, ten minste veertien (14) dagen tevoren door een schriftelijke aankondiging van het bestuur opgeroepen met mededeling van plaats en aanvangsuur van de vergadering, alsmede van alle te behandelen onderwerpen. 2. In spoedeisende gevallen, ter uitsluitende beoordeling van het bestuur, kan de in het vorige lid bepaalde termijn tot twee (2) dagen worden teruggebracht. Artikel 16. Aan de algemene vergadering komen in de vereniging alle bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan het bestuur zijn opgedragen. Artikel 17. Op de jaarvergadering zullen worden behandeld: (a) het jaarverslag van het bestuur; (b) de rekening en verantwoording van het bestuur en de daarbij overgelegde bescheiden; (c) het vervullen van vacatures in het bestuur; (d) het verslag door een financiële commissie – waarvan de wijze van benoeming bij huishoudelijk reglement wordt geregeld – van ten minste twee (2) leden uit te brengen aan de algemene vergadering naar aanleiding van haar onderzoek van de rekening en verantwoording van het bestuur, tenzij aan de algemene vergadering een verklaring omtrent de getrouwheid van de financiële stukken afkomstig van een accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt overgelegd. Artikel 18. 1. Voorzover deze statuten niet anders bepalen, worden besluiten genomen met gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 2. Bij stemming over personen is diegene gekozen, die de gewone meerderheid van de stemmen op zich verenigd heeft. Indien niemand die meerderheid heeft verkregen, wordt een tweede stemming gehouden over
121
de twee personen, die het grootste aantal van de stemmen hebben verkregen, en is diegene gekozen die bij de tweede stemming de gewone meerderheid van de stemmen op zich verenigd heeft. Indien bij de tweede stemming de stemmen staken, beslist het lot. 3. Stemming over zaken geschiedt mondeling, over personen schriftelijk, tenzij de algemene vergadering anders beslist. 4. Een blanco stem wordt geacht niet te zijn uitgebracht. 5. Ieder gewoon lid is gerechtigd zijn stem te laten uitbrengen door een schriftelijk daartoe gemachtigd ander lid. Huishoudelijk reglement. Artikel 19. 1. De algemene vergadering stelt op voorstel van het bestuur een huishoudelijk reglement vast, dat nadere regels geeft omtrent de gang van zaken in de vereniging. Wijzigingen in of aanvullingen op het huishoudelijk reglement moeten door de algemene vergadering worden goedgekeurd. 2. Het huishoudelijk reglement mag geen bepalingen bevatten, die in strijd zijn met deze statuten. Statutenwijziging. Artikel 20. 1. In de statuten van de vereniging kan geen verandering worden gebracht dan door een besluit van de algemene vergadering, waartoe is opgeroepen met de mededeling dat aldaar wijziging van de statuten zal worden voorgesteld. 2. Zij die de oproeping tot de algemene vergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf (5) dagen voor de vergadering een afschrift van dit voorstel, waarin de voorgedragen wijziging woordelijk is opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de leden ter inzage leggen tot na afloop van de dag waarop de vergadering wordt gehouden. 3. Het besluit tot wijziging van de statuten kan slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde (2/3) deel van de uitgebrachte stemmen en onder de voorwaarde dat ten minste vijftig procent (50%) van de leden aanwezig of vertegenwoordigd is. 4. Is het vereiste aantal leden niet aanwezig, dan wordt binnen zestien (16) weken, doch niet eerder dan na twee (2) weken, een tweede algemene vergadering gehouden, welke ongeacht het aantal aanwezige en vertegenwoordigde leden, het voorstel kan aannemen met een meerderheid van ten minste twee/derde (2/3) deel van de uitgebrachte stemmen. 5. Een statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt. Tot het doen verlijden van die akte is ieder bestuurslid bevoegd. Ontbinding van de vereniging. Artikel 21. 1. De vereniging kan te allen tijde worden ontbonden, door een besluit van de algemene vergadering. Het bepaalde in de leden 1, 3 en 4 van het voorgaande artikel is van overeenkomstige toepassing. 2. De algemene vergadering die tot ontbinding van de vereniging besluit, regelt tevens de vereffening. 3. Een eventueel batig saldo van de ontbonden vereniging wordt zoveel mogelijk besteed overeenkomstig het doel van de vereniging.
122