Verbinding verbroken? Telefoonprojecten als methodiek om vereenzaamde ouderen te bereiken
www.vlaamsbrabant.be
Voorwoord 2
Colofon Provincie Vlaams-Brabant, Dienst welzijn en gezondheid, Cel ouderen en thuiszorg,
[email protected], 016-26 79 29 Lay-out Informatiedienst van de provincie Vlaams-Brabant Verantwoordelijke uitgever: Marc Collier, provinciegriffier Depotnummer D/2012/8495/30
De provincie Vlaams-Brabant ondersteunde met succes drie jaar lang telefoonprojecten van OCMW’s, seniorenraden en lokale dienstencentra. Bij een telefoonproject bellen opgeleide vrijwilligers, vaak senioren, op regelmatige basis naar geïsoleerde senioren. Het kan gaan om een losse babbel, het geven van praktische informatie, mensen warm maken voor bepaalde activiteiten of over hun beleving en welbevinden. Wat werkt en wat werkt minder bij het opzetten van een telefoonproject? Om hierop een antwoord te geven bevroeg de provincie de verschillende telefoonprojecten naar hun knowhow. Op basis van die ervaringen stelde ze een stappenplan op met tips en informatie voor zowel bestaande als nieuwe initiatieven.
We bieden niet alleen een concreet stappenplan aan, maar tonen ook aan hoe het project kan kaderen in het lokaal zorgbeleid. Een ‘geïsoleerd’ telefoonproject heeft namelijk weinig kans op slagen. De praktijk leert dat succes verzekerd is als het project is ingebed in het plaatselijke welzijnsaanbod, er nauw wordt samengewerkt met het lokaal bestuur en lokale actoren, en de vrijwilligerswerking goed gecoördineerd wordt. Is de verbinding verbroken? Aan u om ze te herstellen! Erik Van den Begin, directeur sociaal beleid
3
0
Inhoudstafel
4
1 Sociaal isolement
6
2 Telefoonprojecten
10
12 13 14 15 20 21 24 30 33 33
STAP 1 Vooronderzoek STAP 2 Aanstelling van een projectverantwoordelijke STAP 3 Het zoeken van partners STAP 4 Werving van vrijwilligers STAP 5 Het inzetten van vrijwilligers STAP 6 Ondersteuning, vorming en beloning van vrijwilligers STAP 7 Het opsporen van eenzame ouderen STAP 8 Het bellen van de eenzame ouderen door de vrijwilliger STAP 9 Het bijhouden van een logboek STAP 10 Toetsing van de werking van het telefoonproject
3 Ondersteunende methodieken en omkadering
34
3.1 3.2 3.3 3.4
36 40 42 44
Bezoekteams Buurtnetwerken Dagbestedingprojecten Zorgnetwerken
5
Sociaal isolement
6
1
1 | Sociaal isolement
1
Onze senioren leven steeds langer en willen zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen. Dat is een goede zaak en de overheden stimuleren dit door thuiswonende senioren te ondersteunen in het dagelijks leven met allerlei dienstverlening en projecten.
Toch zijn er thuiswonende ouderen die niet gelukkig zijn. Uit het ouderenbehoefteonderzoek1, dat in ruim de helft van de Vlaams-Brabantse gemeenten werd gehouden, blijkt dat voor één vijfde van de bevraagde senioren de eenzaamheid zwaar weegt.
PROVINCIE VLAAMS-BRABANT, Nota ‘Ouderen in Vlaams-Brabant bevraagd’, Leuven, Steunpunt sociale planning, juni 2012. Gratis aan te vragen via www.vlaamsbrabant.be/notaouderen of 016-26 77 87
7
Eenzaamheid is een vicieuze cirkel die op alle domeinen van het leven invloed heeft. Hoe verder men wegzakt, hoe kleiner de kans op verbetering. Eenzaamheid kan gezondheidsproblemen, sociale uitsluiting en lichamelijke en psychische klachten als oorzaak, maar ook tot gevolg hebben. De omgeving dient op tijd signalen op te pikken en preventief op te treden. Methodieken die hierbij kunnen helpen worden u verder in deze publicatie aangereikt.
8
De Nederlandse onderzoekers Anja Michielse en Roeloef Hortulanus onderscheiden 4 categorieën van sociaal isolement, die elk een andere aanpak en begeleidingsvorm vragen2. >D reigend isolement: ouderen die goed functioneren, maar door omstandigheden of gebeurtenissen in een isolement dreigen te raken. Ze nemen normaal deel aan het maatschappelijk leven, maar door bijvoorbeeld een afnemende mobiliteit of verlies van de partner hebben ze de neiging om zich wat terug te trekken. Om de situatie niet te laten verslechten, is preventie nodig. Een luisterend oor bieden bij rouwverwerking, ondersteunen bij het uitvoeren van mantelzorgtaken of begeleiden naar activiteiten zijn mogelijke interventies. > S ituationeel isolement: ouderen die in het verleden een klein sociaal netwerk hebben gehad, dat voldoende ondersteunend was, maar door een bepaalde gebeurtenis of verlieservaring geïsoleerd zijn geraakt. De oudere blijft alleen achter in een kleine wereld. Hij heeft vaak ook niet de nodige sociale vaardigheden ontwikkeld om nieuwe relaties op te bouwen. De interventies moeten gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid en het aanbieden van emotionele steun. Vooral individuele interventies die gericht zijn op vertrouwelijke contacten zoals een huisbezoek of een telefoongesprek kunnen in deze situaties worden aangereikt. > Structureel isolement: ouderen bij wie het isolement al vroeg is begonnen. Het zijn ouderen die altijd op zichzelf zijn geweest en nooit een persoonlijk netwerk hebben opgebouwd. Ze hebben zich zonder 2 MICHIELSE, A. en HORTULANUS, R., Sociaal isolement bij ouderen. Op weg naar een Rotterdamse aanpak, Amsterdam, Uitgeverij SWP, 2011.
dit netwerk redelijk goed kunnen redden. Wanneer er verlieservaringen bij komen, kunnen ze in een negatieve spiraal terechtkomen. Mogelijke oorzaken zijn afnemende gezondheid of schulden. Doordat ze trots zijn op hun zelfstandigheid, onafhankelijkheid en overlevingsinstinct, blijven deze ouderen zelf proberen een oplossing te zoeken of hopen ze dat de problemen zich vanzelf oplossen. Hulpverleners botsen vaak op een muur. Het is voor professionals een kunst om een ingangspoort te vinden om de ouderen te benaderen. Dit vraagt veel geduld en vindingrijkheid. > Structureel isolement met psychiatrische problematiek: ouderen die structureel geïsoleerd zijn, en die ook met psychiatrische problemen kampen. Dit zijn meestal de schrijnendste situaties. Het zijn ouderen die al ver zijn weggegleden in hun isolement. Ze hebben geen banden meer met familie en vrienden. Ze zijn zich bewust van hun tekorten, hebben een laag zelfbeeld en voelen zich ongemakkelijk in relaties. Ze ondervinden lichamelijk en psychische klachten en kwijnen langzaam weg. Bij deze ouderen is het werken met een afgestemd, multidisciplinair team noodzakelijk. De aanpak is verre van eenvoudig. Het doel bestaat erin om mensen weer structuur en invulling te geven in hun dagelijks leven en eventueel door te verwijzen naar de gespecialiseerde hulpverlening.
1 | Sociaal isolement 1 | Sociaal isolement
Meestal zijn een opeenstapeling van verlieservaringen hier de oorzaak van. Het kan gaan om het verlies van een partner, familieleden of vrienden, maar ook van materiële middelen, status of gezondheid. Mensen die minder mobiel zijn, fysieke of mentale beperkingen hebben of van wie het sociaal netwerk inkrimpt of wegvalt, die niet vertrouwd zijn met nieuwe communicatiemiddelen, lopen het risico om het contact met de buitenwereld te verliezen en af te glijden in sociaal isolement. Er wordt bovendien vastgesteld dat eenzaamheidsgevoelens correleren met een laag opleidingsniveau, een laag inkomen en een hogere leeftijd. Hoe meer deze elementen aanwezig zijn, hoe minder de oudere in staat is verlieservaringen zelf te boven te komen en hoe hoger het risico dat hij in zijn eentje verkommert.
Structureel isolement vraagt om een professionele aanpak, bv. met methodieken van aanklampende hulpverlening. Deze brochure gaat eerder over het dreigend en situationeel isolement, waarbij een projectmatige aanpak met vrijwilligers al veel resultaat kan hebben. 9
Telefoonprojecten
10
2 | Telefoonprojecten
2
De provincie Vlaams-Brabant ondersteunde met succes drie jaar lang telefoonprojecten van OCMW’s, seniorenraden en lokale dienstencentra. Bij een telefoonproject bellen opgeleide vrijwilligers, vaak senioren, op regelmatige basis naar geïsoleerde
senioren. Het kan gaan om een losse babbel, het geven van praktische informatie, mensen warm maken voor bepaalde activiteiten en/of over hun beleving en welbevinden.
11
Op basis van die ervaringen stelden we een stappenplan op met tips en informatie voor zowel bestaande als nieuwe initiatieven. Projecten zoals de telefoonster, de goedemorgentelefoon, de telefooncirkel en de belwinkel werden ontwikkeld. Het gaat om projecten van het OCMW in Beersel, Asse, Kortenaken, Grimbergen, Leuven, Geetbets, Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, Londerzeel, Halle en Meise en ook van de seniorenraad/ OCMW Dilbeek, het Zorgnetwerk Zenneland en Lokaal Dienstencentrum Tienen. Verder heeft ook Lokaal Dienstencentrum Seniorama Leuven en de seniorenraad van Landen een telefoonproject op touw gezet.
12
Stap 1 Vooronderzoek Stap 2 Aanstelling van een projectverantwoordelijke Stap 3 Het zoeken van partners Stap 4 Werving van vrijwilligers Stap 5 Het inzetten van vrijwilligers Stap 6 Ondersteuning, vorming en beloning van vrijwilligers Stap 7 Het opsporen van eenzame ouderen Stap 8 Het bellen van de eenzame ouderen door de vrijwilliger Stap 9 Het bijhouden van een logboek Stap 10 Toetsing van de werking van het telefoonproject
behoefteonderzoek, dat in vele Vlaams-Brabantse gemeenten werd gehouden, informatie over de eenzaamheidsgevoelens bij ouderen in de gemeente, de frequentie en de aard van de contacten en het potentieel aan mogelijke vrijwilligers. Ook ander cijfermateriaal of omgevingsanalyses kunnen helpen om de problematiek in kaart te brengen. Onderzoek of er al andere initiatieven bestaan die de eenzaamheidsproblematiek aanpakken, bijvoorbeeld buurtnetwerken, dagbestedingsinitiatieven of een vereniging die zieken bezoekt. Een eventuele samenwerking kan een meerwaarde bieden om meer geïsoleerde personen te bereiken. Er kan nagegaan worden of het mogelijk is om een telefoonproject in te bedden in een groter initiatief, bijvoorbeeld een zorgnetwerk, sociaal huis of lokaal dienstencentrum. Uit de eigen bevraging blijkt dat telefoonprojecten die ingebed zijn in een grotere (vrijwilligers-)werking of netwerk, een grotere kans op slagen hebben.
STAP 1 Vooronderzoek
STAP 2 A anstelling van een projectverantwoordelijke
Breng in kaart wat u al weet. Maatschappelijke werkers van de verschillende sociale diensten in de gemeente hebben al wat inkijk in de leefsituatie van cliënten. Verder biedt het ouderen-
Een goed project heeft een trekker nodig. Het is raadzaam een ‘moederorganisatie’ te vinden die een beroepskracht gedeelte-
2 | Telefoonprojecten
Wat werkt en wat werkt minder bij het opzetten van een telefoonproject? Om hierop een antwoord te geven bevroeg de provincie verschillende telefoonprojecten naar hun knowhow.
Bron: Zorgnetwerk Pajottenland
1313
communicatie met partners van het project; het opsporen van vrijwilligers en personen die wensen opgebeld te worden; opstelling van een reglement; huisbezoeken bij kandidaten; opleiding en begeleiding van vrijwilligers; tevredenheid van de opgebelden controleren; opvolging van de hulpvraag; communicatie met intermediairen; ... Afhankelijk van het aantal vrijwilligers, de personen die opgebeld dienen te worden en de fase waarin het telefoonproject zit, zou de beroepskracht hier toch minstens 1 uur per week tijd voor moeten hebben. Bij succesvolle telefoonprojecten spenderen beroepskrachten er minstens een halve dag per week aan.
14
STAP 3 H et zoeken van partners Hoe meer (relevante) partners, hoe groter het draagvlak en de reikwijdte van het project. Partners kunnen vrijwilligers aanreiken of vertellen welke personen in de gemeente sociaal geïsoleerd zijn. Mogelijke partners zijn de seniorenraad, het sociaal huis, het OCMW, het gemeentebestuur, het lokaal dienstencentrum, thuiszorgdiensten, seniorenverenigingen, het samenwerkingsinitiatief eerstelijnsgezondheidszorg (SEL), ziekenzorgkernen, de vrijwilliger-ouderenconsulent, wijkagenten, huisartsen ... Uit de bevraging blijken de volgende partners een absolute aanrader: De seniorenraad: de leden van de seniorenraad (vaak voorzitters van seniorenverenigingen) zijn meestal spilfiguren in de gemeente. Ze kennen veel mensen, waardoor ze een goed doorgeefluik zijn; Het lokaal bestuur voor de legitimatie en broodnodige ondersteuning; Thuiszorgdiensten, zoals thuisverpleging, diensten voor logistieke hulp en maaltijdbedeling aan huis kunnen de persoonlijke leefsituatie inschatten en aangeven welke personen sociaal geïsoleerd zijn of een hoog risico lopen op eenzaamheid. Ze kunnen de mensen ook warm maken om eens een telefoontje of bezoekje te krijgen.
Het project bekendmaken bij de partners verloopt meestal vlot. Men merkt wel dat het werken met partners niet altijd eenvoudig is. Een goede communicatie en afstemming tussen elkaar is aangewezen.
STAP 4 Werving van vrijwilligers Geschikte vrijwilligers zoeken en behouden is niet eenvoudig. De provincie Vlaams-Brabant heeft hiervoor de brochure ‘stappenplan om vrijwilligers te werven’ ontwikkeld. Het stappenplan gidst u in 10 stappen doorheen het wervingsproces. Het leert u hoe u uw organisatie een gezicht kunt geven, hoe u kunt bepalen naar welk type vrijwilligers u op zoek bent en hoe u mensen het best bereikt.
12| |Sociaal Telefoonprojecten isolement
lijk kan vrijstellen voor de coördinatie van het project. Daarbij komt vaak het OCMW in het vizier. De coördinator trekt het project op gang, is de aanspreekpersoon en volgt alles op de voet. Mogelijke taken zijn:
i De brochure is gratis aan te vragen op www.vlaamsbrabant.be/vrijwilligerswerk of 016-26 73 98 Bron: seniorenraad Opwijk
15
Uit de bevraging blijkt dat een sociaal project beter werkt wanneer het ingebed is in een grotere vrijwilligerswerking. Het biedt veel voordelen wanneer de projectcoördinator betrokken is bij de ruimere vrijwilligerswerking. Om vrijwilligers te werven, te matchen en te ondersteunen is een goed vrijwilligersbeleid aangewezen. In sommige organisaties lanceert men per project (bv. mindermobielencentrale, oppasdienst, lokaal dienstencentrum …) een oproep aan vrijwilligers, terwijl andere organisaties werken met een vrijwilligerscoördinator. Dit laatste is sterk aan te raden, zeker wanneer de organisatie meerdere projecten aanbiedt en vrijwilligers zich inzetten in verschillende projecten. Een vrijwilligerscoördinator coördineert de vrijwilligerswerking van al de verschillende diensten van de organisatie. Hij/zij heeft een overzicht van de actieve vrijwilligers en kan de juiste persoon op de juiste plaats inzetten (bv. iemand die minder communicatief is, kan ingezet worden voor een logistieke taak). In de praktijk blijkt het moeilijk om te komen tot een vrijwilligerscoördinator omdat iedere dienst of project zijn eigen sterke vrijwilligers wil behouden. Bron: Asjebelt Asse
4.2 Wervingsmiddelen
te motiveren mee te stappen in een project. Voorbeelden hiervan zijn folders, flyers, een oproep in de pers, een artikel in het gemeenteblad, rekruteren vanuit andere vrijwilligersdiensten, personen persoonlijk aanspreken, mond-tot-mondreclame, vrijwilligers aanschrijven die meewerkten aan het ouderenbehoefteonderzoek, vrijwilligersbeurzen, een gemeentelijke lijst van jonggepensioneerden enz. Sommigen kanalen blijken beter te werken dan andere. 4.2.1 Geschreven wervingsmiddelen In de meeste gemeenten hebben geschreven, onpersoonlijke wervingsmiddelen amper succes. Op folders, brochures, persberichten en oproepen in gemeentelijke infobladen komen nauwelijks reacties. Toch zien we in bepaalde voorbeeldgemeenten vrijwilligers wel reageren op geschreven oproepen. De manier van schrijven is hierin bepalend. Een cursus ‘wervend schrijven’ doet wonderen. Een persoonlijke brief met een duidelijk doel en een concreet probleem zal mensen sneller aantrekken. Maatschappelijk werkster Tina Luyckx van het OCMW van Kortenaken maakte de brief hiernaast op. Deze brief is een mooi voorbeeld van hoe men wervend kan schrijven om (nieuwe) vrijwilligers te werven. Ze kreeg hierop heel wat positieve reacties.
Beste, De dagen worU hebt het waarschijnlijk ook al gemerkt. de meeste menden korter, het wordt vroeger donker en n echter altijd sen blijven binnen. Sommige mensen zitte tje te maken alleen tussen de vier muren zonder een praa met iemand anders. OCMW dit nu U denkt nu misschien: Waarom vertelt het t dit probleem. aan mij? Wel, iemand in uw buurt heef en heeft nood Deze persoon zit elke avond alleen thuis wilt u een klein aan gezelschap. Zit u ook alleen thuis of persoon te helstukje van je vrije tijd besteden om deze met de kaarten pen? Jullie zouden samen bijvoorbeeld kunnen spelen of een film bekijken.
2 | Telefoonprojecten
4.1 Vrijwilligerswerking
en en maakt Deze hulp zal via het OCMW geregeld word t ervoor dat je deel uit van een nieuw project. Dit zorg Er zullen duideals vrijwilliger steeds beschermd bent. u en de persoon lijke afspraken gemaakt worden tussen en welke dagen die gezelschap nodig heeft. U kunt zegg medebewoner voor u passen en welke niet. Wilt u uw helpen of wilt u meer informatie …
Er kunnen veel initiatieven ondernomen worden om vrijwilligers 16
17
Vrijwilligers nemen steeds meer kortstondige engagementen op. In tegenstelling tot vroeger, shoppen vrijwilligers sneller van project naar project. Laat iemand die reageert niet wachten maar schakel hem snel in. Geschreven of gedrukte wervingsmiddelen hebben weinig direct effect, maar zijn wel ondersteunend. Ze kunnen burgers op de hoogte brengen van het project. U kunt ze ook meegeven tijdens een gesprek of infomoment.
Het is aan te bevelen om met tussenpersonen te werken om vrijwilligers aan te brengen. Het gaat hier om diensten of personen die op regelmatige basis bij de senioren aan huis komen zoals diensten van thuiszorg, artsen en paramedici, de vrijwilligerouderenconsulent, leden van de seniorenraad of seniorenverenigingen, vrijwilligers van ziekenzorg, rusthuizen of gezelschapsdiensten, politieagenten, de gemeenschapswacht, postbodes en wijkverantwoordelijken (meer hierover in stap 7). Deze sleutelfiguren kunnen mensen warm maken voor vrijwilligerswerk.
4.2.2 Mondelinge wervingsmiddelen Mond-tot-mondreclame doet een project leven. Mensen voelen zich bovendien vereerd wanneer ze worden aangesproken op hun vaardigheden en talenten. Ze voelen zich goed wanneer ze nog iets kunnen betekenen voor hun medemens. Hoe beter men iemand kent, hoe persoonlijker de aanpak en bijgevolg hoe sneller de mensen zullen toehappen.
18
In Londerzeel volgt een OCMW-ambtenaar van het Zorgloket de vergaderingen van de lokale ouderenadviesraad. Op die manier kent ze al de vertegenwoordigers van de ouderenverenigingen. Als er iets moet verspreid worden, kan dit gemakkelijk via de lokale ouderenadviesraad gebeuren. Op deze manier zijn er snel vrijwilligers gevonden voor de Zilverkring.
Verder kunnen vrijwilligers gerekruteerd worden op vrijwilligersbeurzen waar vraag en aanbod van vrijwilligers elkaar ontmoeten. Vrijwilligersorganisaties stellen zich voor en spreken geïnteresseerden aan. Bij de provincie Vlaams-Brabant kunt u een draaiboek krijgen voor het organiseren van een vrijwilligersbeurs.
i
Neem een kijkje op www.vlaamsbrabant.be/vrijwilligerswerk of bel naar 016-26 73 98.
4.2.3 Combinatie van wervingsmiddelen Met een combinatie van communicatiekanalen komt men regelmatig in beeld en worden potentiële vrijwilligers op allerlei manieren geprikkeld. De Zilverkring in Londerzeel lanceerde zijn project als nieuw initiatief in het gemeentelijk infoblad. Hierna werd het bekendgemaakt bij verschillende seniorenevenementen en partners zoals de ouderverenigingen en de lokale ouderenadviesraad. Bovendien werd een bestaande groep vrijwilligers van het woonzorgcentrum en een groep vrijwilligers die meewerkten aan het lokaal ouderenbehoefteonderzoek persoonlijk aangeschreven. Tot slot werd er een open vergadering georganiseerd om geïnteresseerden in te lichten en warm te maken. Deze methodieken leverden een groep van 14 gemotiveerde en geëngageerde vrijwilligers op, die actief zijn binnen twee lopende projecten binnen de Zilverkring: de telefoonster en de bezoekteams.
2 | Telefoonprojecten
Pas de vormgeving en lay-out aangepast aan aan uw doelgroep. Ouderen verwerken informatie op een tragere manier en daarom is een duidelijk lettertype, helder kleurgebruik, eenvoudige woorden, korte zinnen, aantrekkelijke foto’s en genoeg witregels aangewezen.
i U kunt ook inspiratie opdoen in de brochure ‘Communiceren met senioren’, te verkrijgen via www.vlaamsbrabant.be/publicaties (rubriek welzijn en gezondheid > ouderen) of op 016-26 73 29.
Bron: OCMW Leuven
1919
Om de juiste vrijwilligers in te zetten op de juiste plaats, is het aan te raden om na een groepsbijeenkomst de vrijwilliger te screenen. 5.1 Groepsbijeenkomst Een groepsbijeenkomst met kandidaat-vrijwilligers wordt als zeer positief ervaren. De projectverantwoordelijke licht de doelstellingen, de werkwijze en de regels toe en beantwoordt vragen. De groepsdynamiek werkt motiverend als er een goede sfeer wordt gecreëerd in een aangename locatie met een verzorgd onthaal. Ook de aanwezigheid van een beleidsverantwoordelijke kan helpen wanneer de deelnemers zien dat het project gedragen en gelegitimeerd wordt door het lokaal bestuur. Na de bijeenkomst zou de kandidaat-vrijwilligers moeten kunnen aangeven of hij/zij definitief als vrijwilliger meestapt in het verhaal.
Bron: OCMW Kortenaken
20
Bij nieuwe aanwervingen van vrijwilligers start de Zilverkring met een open vergadering. Op dat moment wordt enerzijds de hele theoretische achtergrond geschetst en anderzijds vertellen huidige vrijwilligers over hun ervaringen. Wanneer de kandidaatvrijwilligers overtuigd zijn, volgt er nog een persoonlijk laatste gesprek waarbij de vrijwilligersovereenkomst overlopen wordt.
5.2 Het screenen en matchen van vrijwilligers
6.1 Vormingsmomenten
Onafhankelijk van het soort vrijwilligerswerk, is een intakegesprek met de vrijwilliger aangewezen. Hier wordt heel concreet gekeken of de kandidaat kan bieden wat de organisatie nodig heeft. Ook de motivatie wordt gecheckt en of de kandidaat bereid is vorming te volgen. De kandidaat-vrijwilliger moet beseffen dat vrijwilligerswerk niet vrijblijvend is. Het vraagt een zeker engagement. Soms wordt er ter ondersteuning een profiel of functiebeschrijving weergegeven, zoals in het OCMW van Halle. Wanneer het project is ingebed in een ruimere vrijwilligerswerking, is het gemakkelijker om iemand door te verwijzen naar een meer geschikt profiel en hoeft u niemand te verliezen.
Alle initiatieven bieden vorming of bijscholing aan zodat vrijwilligers over voldoende informatie en communicatieve vaardigheden beschikken om te kunnen telefoneren of op een gepaste manier een huisbezoek te houden. Het houdt ook de motivatie scherp omdat de vrijwilliger voelt dat hij ‘groeit’ en zichzelf ontwikkelt. Een minimum van acht uur per jaar, al dan niet verdeeld over verschillende momenten, wordt aanbevolen. De vorming kan gegeven worden door interne medewerkers, externe zelfstandigen (bv. psycholoog) of organisaties zoals Syntra, Tele-onthaal, Centrum Geestelijke Gezondheidszorg, Expertisecentrum Dementie, communicatiespecialisten, VVSG, Steunpunt Vrijwilligerswerk enz.
STAP 6 O ndersteuning, vorming en beloning van vrijwilligers
De Vlaams-Brabantse telefoon- en bezoekprojecten behandelden volgende thema’s:
Het aantal vrijwilligers in de projecten varieert van 1 tot 14 vrijwilligers, met een gemiddelde van 5. Om deze mensen te bekwamen en gemotiveerd te houden is permanente ondersteuning nodig.
2 | Telefoonprojecten
STAP 5 Het inzetten van vrijwilligers
> c ommunicatieve en sociale basisvaardigheden: actief luiste-
ren, gesprekken levendig houden, empathie, grenzen stellen, kunnen afronden, afstand-nabijheid; >h et aanbod van diensten en tegemoetkomingen voor oude-
ren: sociale kaart, rechtenverkenner, digitaal sociaal huis; >d e wet op het vrijwilligerswerk: beroepsgeheim, rechten en
plichten; >h et omgaan met dementie, depressie of rouw. 2121
Vzw Seniorama
”
Om de aandacht en motivatie op peil te houden kan men verschillende methodieken afwisselen. Voorbeelden zijn groepswerken, audiovisueel materiaal, intervisies en rollenspelen. Een rollenspel is, bij de vorming van vrijwilligers in gespreksmethodiek, een zeer goede methodiek om sociale vaardigheden te oefenen. Men gaat bepaalde situaties naspelen en nadien bespreken in de groep. ‘Hoe zou je het beter kunnen doen?’ ‘Wat ging vlot en waar stokte het?’ Er komt vaak ook humor bij kijken, wat de positieve sfeer bevordert. Hoe ga je om met een roddelaar of een kletsmajoor? Of met weigerachtige, zwijgzame of verwarde ouderen? Wat men ook als methodiek gebruikt, het moet interactief blijven en niet te belerend worden.
22
Tijdens een terugkommoment kunnen vrijwilligers met elkaar ervaringen uitwisselen, hebben ze de kans om problemen te bespreken met de coördinator en kan de coördinator op zijn beurt op de hoogte blijven van de noden en verwachtingen van de vrijwilligers. Er kunnen praktische problemen aangepakt worden, waaruit nieuwe ideeën kunnen ontstaan. Soms worden er andere ervaren (ex-)vrijwilligers uitgenodigd om concrete situaties mee te bekijken. Een terugkommoment is voor de coördinator of verantwoordelijke een uitgelezen kans om persoonlijker kennis te maken met de vrijwilliger. Een goede vertrouwensrelatie tussen de vrijwilliger en de beroepskracht verlaagt de drempel om aan elkaar feedback te geven. Zorg ervoor dat de projectcoördinator altijd aanspreekbaar is voor vrijwilligers met vragen of nare ervaringen, ook buiten de groepsbijeenkomsten.
In Londerzeel komen vrijwilligers maandelijks samen. De projectverantwoordelijke laat de ervaringen uit de groep komen, die ze dan met zijn allen bekijken. Zo dook bijvoorbeeld het probleem op dat een vrijwilliger niet binnen mocht bij een oudere man voor een huisbezoekje. Tijdens de bijeenkomst stelden de vrijwilligers voor om een legitimatiebrief op te stellen. Deze kon tijdens elk (al dan niet succesvol) contact worden achtergelaten. In de brief wordt het project Zilverkring kort toegelicht. Bovenaan staat er zowel een groepsfoto als een foto van de desbetreffende vrijwilliger. Daarnaast stelden de vrijwilligers ook voor om al de mensen die vanaf dan een eerste keer bezocht zouden worden voorafgaandelijk een brief te bezorgen waarin het bezoek werd aangekondigd. Op de achterzijde konden ze de naam en foto van elke vrijwilliger terugvinden die eventueel bij hen op bezoek zou komen.
2 | Telefoonprojecten
“
6.2 Terugkommomenten Als een vrijwilliger zich bijvoorbeeld een voormiddag engageert voor de babbellijn kan die drie à vier personen bereiken. Het spreekt vanzelf dat een uur telefoneren veel luisterbereidheid en concentratie vraagt en dus vermoeiend is. We merken dan ook dat deze vrijwilligers extra ondersteuning vragen.
2323
7.1 Het opsporen via gegevensbronnen
Vrijwilligers erkennen in hun inzet is zeer belangrijk. Hiertoe is de naleving van het statuut van de vrijwilliger een formele erkenning. Een overeenkomst waarin de onkostenvergoedingen, de tijdsduur, het aangaan van een verzekering duidelijk vermeld staan, maakt dat het opgenomen engagement ernstig wordt genomen.
Elke gemeente heeft een bevolkingsregister. Via de dienst Burgerzaken van de gemeente en andere gegevensbanken kunnen alleenstaanden gelokaliseerd worden. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacywet. De wet van 8 december 1992, artikel 4 kan hierop een antwoord geven: § 1, 2° Persoonsgegevens dienen voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden te worden verkregen en niet verder te worden verwerkt (...)3
Een gemeend ‘dank u wel’ bij de start en het einde van het engagement, kan inzetverhogend werken. De vrijwilligers werken onbezoldigd, soms is er een vrijwilligers- of onkostenvergoeding. De meeste organisaties belonen hun vrijwilligers met af en toe een traktatie of een feestje tijdens een terugkommoment.
STAP 7 H et opsporen van eenzame ouderen
Bron: seniorenraad Hoeilaart
24
In de Vlaams-Brabantse projecten varieert het aantal opgebelden van 1 tot en 33, met een gemiddelde van 14. Uit de ervaring blijkt dat het detecteren en overtuigen van kandidaten de grootste uitdaging van het project is. Men probeert dit op verschillende manieren.
Op grond van dit artikel mogen organisaties met sociale doeleinden gegevens opvragen om eenzame personen te bellen, te bezoeken of aan te schrijven. Het is echter het gemeentebestuur dat beslist of er sprake is van een ‘gerechtvaardigd doel’ en of ze de persoonsgegevens vrijgeeft voor dit doel. Het is dus de kunst het college te overtuigen van de waarde van het project. Het is ook aan te raden een deontologisch gedeelte te voorzien in de vrijwilligersovereenkomst inzake privacy.
De Zilverkring vraagt jaarlijks een lijst van nieuwe 80-plussers bij de gemeente op. Het gaat om personen die het jaar voordien 80 jaar zijn geworden én alleenstaand zijn. Na screening van deze groep en het aankondigen van het bezoek per brief, worden de personen bezocht door vrijwilligers. Tijdens het bezoek geven ouderen aan of ze nog een bezoek wensen of dat ze willen opgebeld worden.
Wanneer organisaties, met steun van het lokaal bestuur, de bevolkingslijsten ter beschikking krijgen, kunnen ze een selectie doorvoeren met vooropgestelde criteria. Zo kunnen bijvoorbeeld alleenstaanden of 80-plussers uit de lijst geselecteerd worden. Hierna worden een aantal sleutelfiguren ingeschakeld die personen elimineren die sociaal ingeburgerd zijn. De resterende ouderen worden gesorteerd per deelgemeente, die vrijwilligers dan bezoeken of opbellen.
2 | Telefoonprojecten
6.3 Het belonen van vrijwilligers
Het project van het OCMW van Dilbeek vraagt gegevenslijsten op bij de gemeente. Via sleutelfiguren gaan ze de ouderen elimineren die ze kennen. Om de privacy niet te schenden, dienen de sleutelfiguren enkel ‘ja, of neen’ te zeggen wanneer ze iemand al dan niet als sociaal geïsoleerd beschouwen.
3 WET van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Belgisch staatsblad, 26 februari 2003, p. 34416 – 34421.
25
Uit de gevoerde enquêtes bleek dat gedrukte informatie of infofolders amper resultaat opleveren om eenzamen te bereiken. Zeker wanneer er iets opstaat zoals: ‘project om eenzaamheid te doorbreken.’ Niemand beschrijft zichzelf graag als eenzaam of sociaal geïsoleerd. Ook al voelt de oudere zich eenzaam, de eigenwaarde is meestal te groot om zich hiermee te definiëren.
De Landense seniorenraad deed een oproep voor hun telefoonproject in het gemeenteblad. Hier kwam weinig tot geen respons op. Toch is het zinvol om met schriftelijke communicatiekanalen zoals het parochieblad, het gemeenteblad, folders, de seniorengids, affiches en persberichten te werken om het project bekend te maken. Dit werkt ondersteunend. Door regelmatige herhaling raken mensen bekend en vertrouwd met het initiatief. Denk goed na over de verwoording, die niet stigmatiserend mag zijn. Wanneer men gedrukte informatie aanwendt, is het aan te raden om in een duidelijk, groot lettertype wervend te schrijven. Benader bovendien de mensen niet als eenzaam, maar gebruik een goede insteek. Bijvoorbeeld dat ze een geschenkje of infogids zullen ontvangen wanneer ze 75 jaar geworden zijn.
26
In al de gemeenten binnen zorgnetwerk Pajottenland worden de 75-plussers bezocht door maatschappelijk werkers van het OCMW. Ze krijgen een rookmelder cadeau. Wanneer iemand nog meer bezoekjes wenst, stuurt de maatschappelijk werker een vrijwilliger. De ervaring leert dat de doelgroep van vereenzaamde ouderen vaak weigerachtig staat tegenover het OCMW. Vele ouderen hebben nooit te maken gehad met het OCMW en willen dat zo houden. Het OCMW draagt bij vele ouderen nog de stempel ‘voor armen en marginalen’. De naamsverandering naar ‘Sociaal Huis’ wil dit verhelpen. Wanneer het OCMW mensen ongevraagd benadert, moet over een goede introductie nagedacht worden. 7.3 Het opsporen via intermediairen Naast gegevenslijsten kunnen de organisaties eenzame ouderen opsporen via tussenpersonen of intermediaire organisaties. Hiervan wordt veel gebruikgemaakt. Onder intermediairen verstaan we beroepskrachten die aan huis komen of in buurten rondlopen (artsen en paramedici, postbodes, politie, wijkagenten, gemeenschapswacht …), bestaande netwerken (ziekenzorgkernen, OCMW, thuiszorgdiensten, lokale dienstencentra, SEL …) en sleutelfiguren.
Sleutelfiguren zijn herkenbare aanspreekfiguren die in een bepaalde buurt of wijk actief zijn in verenigingen of het vrijwilligerswerk. Ze kennen de leefsituatie en kunnen optreden als doorgeefluik. Voorbeelden hiervan zijn buurtwerkers, bestuursleden van verenigingen, vrijwilliger-ouderenconsulenten en cafébazen. Intermediairen kunnen via een folder of voordracht alert gemaakt worden op tekenen van vereenzaming, verwaarlozing of op risico’s van bijvoorbeeld een verlieservaring. De voelsprieten van intermediairen zijn belangrijke signalen om (potentiële) geïsoleerde ouderen te bereiken. Zo kunnen bijvoorbeeld de dood van de partner, het niet betalen van rekeningen, een nietleeggemaakte brievenbus, afbladderend buitenschrijnwerk, verwaarloosd voortuintje en dichte rolluiken signalen zijn dat een oudere persoon met problemen kampt.
2 | Telefoonprojecten
7.2 Het opsporen via gedrukte info
Sommige geïsoleerde ouderen melden zich vanwege bepaalde gebeurtenissen of problemen aan bij organisaties voor welzijn of maatschappelijke dienstverlening. De kunst is om de situatie in beeld te brengen en het onderliggend probleem te herkennen en bespreekbaar te maken. Bron: Senioren op Straat
2727
Vzw Seniorama Leuven
OCMW Rode organiseert een overleg met eerstelijnsorganisaties en de politie. OCMW Leuven geeft infosessies rond eenzaamheid aan zowel gemeenschapswachters als wijkagenten
28
In Landen is er een zeer sterke ouderenadviesraad. Deze raad treedt zeer goed op als intermediair. Deze mensen zijn zeer bekend in de gemeente en worden snel aangesproken.
In OCMW Halle doen ze in het bijzonder een beroep op wijkagenten die eenzame mensen opsporen, informeren en overtuigen van de eenzaamheidsprojecten.
OCMW Landen
OCMW Liedekerke geeft aan de maaltijdbedelers, die aan huis komen, folders van de telefoonprojecten mee om het project bekend te maken.
Het project moet herhaaldelijk in de kijker gezet worden, zodat intermediairen gesensibiliseerd zijn om in een situatie geïsoleerde personen aan te spreken en het project voor te stellen. De projectverantwoordelijke kan hiervoor telefoneren, informatie opsturen of de intermediair bezoeken. Hij kan zichzelf uitnodigen op een vergadering om uitleg te geven en te sensibiliseren. Het is een hele uitdaging om ook huisartsen te betrekken bij het project zodat ook zij geïsoleerde ouderen kunnen motiveren om deel te nemen.
“
Het is vaak moeilijk om dokters bij elkaar te brengen. Toch is het zeer belangrijk dat ze op de hoogte zijn van het project. We merken dat ze wel eens naar het OCMW bellen om over een eenzame persoon te praten. De omgekeerde beweging, waar de maatschappelijke werker van het OCMW naar de huisarts belt, gebeurt ook. Bijvoorbeeld wanneer een maatschappelijk werker een vermoeden heeft van psychische of mentale oudermishandeling. OCMW Kortenaken
”
7.4 Besluit Het is niet gemakkelijk om vereenzaamde ouderen op te sporen en te overhalen om deel te nemen. Er bestaat geen zaligmakend opsporingsmethodiek. Daarom is een combinatie van meerdere methodieken aangewezen. Persoonlijk contact blijft een cruciale factor om mensen te bereiken. Hoe persoonlijker het contact, hoe lager de drempel wordt om de stap te zetten. Het engagement van tussenpersonen blijkt onmisbaar. Uit de evaluatie van de Vlaams-Brabantse telefoonprojecten blijkt dat de meest vruchtbare telefoonprojecten stoelen op huisbezoeken. De ‘mogelijk’ opgebelde krijgt best eerst een huisbezoekje, hetzij door een vrijwilliger, hetzij door een maatschappelijk werker of een combinatie. Er wordt dan een soort intakeformulier ingevuld met nuttige informatie. Voor de instroom is het telefoonproject vaak afhankelijk van het bezoekteam. Tijdens de bezoeken wordt het telefoonproject onder de aandacht geplaatst en de oudere gemotiveerd om deel te nemen. Om vereenzaming tegen te gaan is anderzijds een telefoonproject een onmisbaar verlengstuk van een bezoekproject. Vrijwilligers kunnen nu eenmaal veel vaker bellen dan op bezoek gaan.
2 | Telefoonprojecten
De doelgroep wordt opgespoord via eerstelijnsorganisaties (bv. het ziekenfonds) en via gekende klanten binnen de boodschappen- of gezelschapsdienst.
29
8.1 De locatie De vrijwilliger kan bellen vanuit de organisatie (bv. het OCMW of lokaal dienstencentrum) of van thuis uit. Beide hebben voor- en nadelen. Thuis
Organisatie
De vrijwilliger kiest zelf het meest geschikte moment om te bellen
Er kan onmiddellijk ondersteuning geboden worden bij concrete vragen of moeilijke situaties
De vrijwilliger hoeft zich niet te verplaatsen
Info van de gesprekken kan gemakkelijk doorgegeven worden aan de volgende vrijwilliger
De vrijwilliger voelt zich op zijn gemak in de private setting van zijn huis
Meer garantie op anonimiteit van de vrijwilliger. Wanneer men van thuis uit belt, kunnen moderne telefoontoestellen het nummer weergeven van degene die opbelt
Een kleine meerderheid van de vrijwilligers belt van thuis uit. Hierbij houdt men sterk rekening met de keuze van de vrijwilliger. Niet elke organisatie kan haar lokaal dag en nacht beschikbaar stellen om mensen te kunnen opbellen. Veel organisaties werken met een vast belmoment, waarbij vrijwilligers op een vast tijdstip vanuit de organisatie kunnen telefoneren. 8.2 De kosten Sommige vrijwilligers beschikken over een gsm aangekocht door het OCMW. Het gebruik van een gsm garandeert flexibiliteit en anonimiteit. Er kan van op een plaats naar keuze gebeld worden. Maar niet elke organisatie heeft de middelen om met een GSM te werken. Hoe de kosten van de telefoon in rekening worden gebracht verschilt van gemeente tot gemeente. In Kortenaken krijgt de vrijwilliger 1 euro en in Londerzeel 0,75 euro per gesprek. Soms dient de vrijwilliger voor het telefoonnummer van de opgebelde een bepaald nummer te draaien. Hierdoor worden de kosten automatisch aan het OCMW gefactureerd.
8.3 De frequentie en duur van de gesprekken De frequentie waarmee geïsoleerde ouderen opgebeld worden, is afhankelijk van zijn of haar noden. Wanneer de eenzame persoon door problemen aangeeft graag iedere dag opgebeld te worden, moet deze keuze gerespecteerd worden, of wanneer iemand zegt dat hij/zij maandelijks eenmalig of frequenter in de wintermaanden wil opgebeld worden. Gemiddeld bellen vrijwilligers wekelijks één of tweemaal ruim een kwartier met de cliënt. Dit gebeurt meestal op een vast tijdstip. Critici vinden het contact aan de telefoon kort en oppervlakkig, terwijl huisbezoeken langer, gedetailleerder en diepgaander zijn. Anderen vinden echter dat telefoonprojecten een meer geschikt instrument zijn om aan vereenzaming te werken wegens de frequentie van de contacten. Huisbezoeken gebeuren vaak amper één of enkele keren per jaar.
2 | Telefoonprojecten
STAP 8 Het bellen van de eenzame ouderen door de vrijwilliger
Bron: Zilverkring Londerzeel
30
3131
De losse babbel: bv. het weer, de voetbal, tv-programma’s ... Soms lachen en zingen ze aan de telefoon, wat ook voor de vrijwilliger voldoening geeft. Beleving en welbevinden, bv. wat ze meegemaakt hebben, hun gevoelens, over de kleinkinderen, medische klachten, geruststelling, hobby’s ... Informatie, bv. over diensten of tegemoetkomingen waar ze als oudere recht op hebben, over activiteiten waar men kan aan deelnemen, doorverwijzing ... Gesprekken zijn meestal gemengd. Door actief te luisteren probeert de vrijwilliger in te schatten wat de cliënt nodig heeft. ‘Geruststelling’: er zijn beginnend dementerenden die op regelmatige tijdstippen gebeld worden - soms op verzoek van de familie - om hun dag te structureren of om hen te herinneren aan dingen die ze niet mogen vergeten (al gegeten? medicatie genomen?). Sommige ouderen wensen zelf elke ochtend even opgebeld te worden, enkel om te checken dat alles in orde is. Het gaat om mensen die bang zijn dat hen iets overkomt en niemand het ontdekt. Bron: Zorgnetwerk Pajottenland
32
Het is aan te raden om de cliënt altijd door dezelfde vrijwilliger te laten opbellen. Dit bevordert de vertrouwensrelatie, maar dit
hangt ook af van de aard van de vraag. Bij het laatste type van gesprek is dit niet echt nodig. 8.5 Geen antwoord? Indien de cliënt op het afgesproken tijdstip niet opneemt, probeert men het even later opnieuw. Als er dan nog geen gehoor wordt gegeven, is er meestal een procedure afgesproken via een back-up. Dat is een kennis, vriend, familielid of buur van de opgebelde die men kan aanspreken om eens een kijkje te gaan nemen. In vele gemeenten heeft men per opgebelde een contactlijst die de vrijwilliger of projectverantwoordelijke afloopt. Wanneer niemand van de lijst opneemt of kan gaan kijken, gaat in de meeste gevallen de projectverantwoordelijke zelf langs.
STAP 9 Het bijhouden van een logboek Aan de meeste vrijwilligers wordt gevraagd om een logboek of belschriftje bij te houden. Hierin schrijft de vrijwilliger onmiddellijk na het gesprek het tijdstip waarop gebeld werd en, indien de organisatie het wenst, de inhoud van het gesprek. Via mail/ fax of op ontmoetingsmomenten kan dit worden doorgegeven aan de verantwoordelijke, zodat hij/zij zicht krijgt op de zaken die er leven.
In uitzonderlijke gevallen waarbij de opgebelde door meerdere vrijwilligers opgebeld wordt, dient de vrijwilliger logischerwijs de inhoud van het gesprek te noteren. Dit geeft als voordeel dat de vrijwilliger van dienst kan inspelen op eerdere gesprekken. Zoals gezegd, is het bellen door verschillende vrijwilligers naar één eenzame, niet altijd even gunstig.
STAP 10 Toetsing van de werking van het telefoonproject Uit de bevraging blijkt dat opgebelde ouderen enorm uitkijken naar het volgende gesprek. Ze appreciëren de telefoons enorm. Op die manier hebben ze een vertrouwenspersoon die naar hen luistert en hen preventief helpt. Toch is niet elk gesprek een succesverhaal. Soms haken vrijwilligers af door onder andere een gebrek aan tijd of vinden de opgebelde personen de telefoontjes maar niets. De projectbegeleider moet erop toezien dat zowel de opgebelde als de vrijwilliger nog gemotiveerd zijn om te bellen of opgebeld te worden. De projectverantwoordelijke kan dit toetsen door de opgebelde en de vrijwilliger op een geregeld tijdstip eens op te bellen of een bezoekje te brengen. De projectbegeleider kan, indien de vrijwilliger en de opgebelde dit wensen, een (jaarlijkse) ontmoeting organiseren. In de meeste gevallen wordt dit gewaardeerd.
2 | Telefoonprojecten
8.4 De aard van de gesprekken
33
Ondersteunende methodieken en omkadering
34
1 | 3 Ondersteunende methodieken en omkadering
3
Het succes van een telefoonproject kan afhangen van de inbedding in een ruimere aanpak. Volgende ondersteunende methodieken bleken geschikt als aanvulling of omkadering.
35
3.1.2 Introductie
3.1.1 Wat?
Aangezien ouderen argwanend kunnen staan tegenover een ongevraagd bezoek, is het aan te raden om een aanleiding te bedenken om langs te gaan. Voorbeelden hiervan zijn praktische zaken aankaarten (bv. woningaanpassing), rechtenuitputting of een verjaardag. Op die manier kan de oudere gemakkelijker benaderd worden, wint men het vertrouwen en is de kans op een vervolgtraject groter.
Huisbezoeken worden vaak gedaan om risico-ouderen op te sporen en hun noden op te vangen. Soms worden er systematisch en/of terugkerend huisbezoeken georganiseerd. Vrijwilligers zijn dan onmisbaar en dan spreken we van een bezoekproject of bezoekteam. Een bezoekproject wordt in heel wat Vlaams-Brabantse gemeenten vanuit het OCMW georganiseerd. Vrijwilligers of maatschappelijk werkers gaan op een vast moment of op aangeven aan huis bij ouderen (bv. alle 80-plussers). Het doel van een huisbezoek is om kennis te maken met de leefsituatie van de oudere, te checken of alles OK is en zo niet, hem de diensten en tegemoetkomingen voor te stellen waarvan hij kan gebruik maken. Men kan een seniorengids afgeven en overlopen. Ook kan men de oudere wijzen op het aanbod van activiteiten en ontspanning in de gemeente. Bron: OCMW Kortenaken
36
“
1 | 3 Ondersteunende methodieken en omkadering
3.1 Bezoekteams
Elke 75-plusser wordt in de week van zijn/haar verjaardag bezocht door een vrijwilliger. De vrijwilliger geeft bij het bezoekje niet enkel een cadeautje, maar maakt ook een praatje en geeft informatie. Wanneer mensen vragen hebben, verwijzen vrijwilligers door naar het OCMW. Wanneer tijdens het bezoekje blijkt dat de jarige nood heeft aan meer frequente bezoeken, gaat de vrijwilliger ook tussentijds regelmatig langs. Op jaarbasis hebben bijna 1000 bezoeken plaats. OCMW Kortenaken
”
Bron: OCMW Kortenaken
37
“
Voordat de vrijwilligers op bezoek gaan, krijgen alle 80-plussers een brief met uitleg over de Zilverkring en met de mededeling dat een vrijwilliger bij hen langskomt. Indien de oudere geen bezoekje wenst, kan die dat melden aan het OCMW. Op de brief staat ook de foto van het bezoekteam, met op de achterkant nog eens een persoonlijke foto van elke vrijwilliger die kan langskomen. OCMW Londerzeel
”
Wanneer de oudere niet thuis is of de deur niet opent, is het aan te raden om een kaartje in de bus te steken met een tekst zoals: ‘ik, …, vrijwilliger van het OCMW, ben bij u langsgekomen om een cadeautje te geven. U was jammer ge-
38
noeg niet thuis. Ik kom op … terug, indien het niet past, gelieve me te bellen: …. (nummer). Op deze manier is de oudere ‘verplicht’ om zelf contact op te nemen met het OCMW als hij geen bezoekje wenst. 3.1.3 Het contact Tijdens het bezoek gaat de vrijwilliger (of in bepaalde gevallen de projectverantwoordelijke of maatschappelijk werker) contacten leggen, een vertrouwensband opbouwen en de leefsituatie in kaart brengen. Eenzaamheidsgevoelens opmerken door vrijwilligers of professionelen is niet altijd even eenvoudig. Sommige vrijwilligers spreken ook de buren aan. Verder zal de vrijwilliger nagaan of de oudere meer bezoekjes verlangt, wil deelnemen aan het telefoonproject, informatie wenst of wil meedoen aan activiteiten. Na het bezoek brengen veel vrijwilligers een kort verslagje uit bij de projectverantwoordelijke. Wanneer de vrijwilliger vragen en problemen signaleert of wanneer de projectverantwoordelijke vreemde, ongerustwekkende zaken leest, kan hij/zij hierop anticiperen. In eerste instantie is het aan te raden dat de projectverantwoordelijke bij een mogelijk probleem direct na het bezoek contact opneemt met de bezochte persoon. Uit de bevraging blijkt dat financieel voordeel een goede insteek is om sneller de interesse te wekken bij ouderen, bijvoorbeeld wanneer de oudere recht heeft
op de zorgverzekering of het sociaal telefoontarief. Om ouderen goed te bereiken is een positieve houding zeer belangrijk. Wanneer u uzelf open en vriendelijk opstelt, zullen ouderen geneigd zijn eerlijker en spontaner te zijn. Hierbij moet wel het evenwicht bewaakt worden tussen afstand en nabijheid. Het is wikken en wegen op een dun koord. Een voorkomende valkuil van activerend huisbezoek is dat zowel de vrijwilliger als de oudere na een tijd een sterke vertrouwensrelatie opgebouwd hebben, waardoor het moeilijk is om die gevoelsband na een tijd plots te doorbreken. Vorming van vrijwilligers rond afstandnabijheid is belangrijk. Bovendien is het noodzakelijk dat de huisbezoeker zijn rol op regelmatige tijdstippen helder maakt.
1 | 3 Ondersteunende methodieken en omkadering
Via gegevensbronnen kan een lijst bekomen worden welke ouderen bezocht kunnen worden. De bezochte senioren worden verdeeld onder de vrijwilligers, bijvoorbeeld op basis van hun woonplaats. Het bezoek wordt aangekondigd door een legitimatiebrief te sturen. Om de drempel te verlagen, wordt er vaak aan de brief een herkenbare foto van het bezoekteam of de vrijwilliger toegevoegd. Ook kan een kennis van de ‘bezochte’ met de vrijwilliger meekomen om angstgevoelens te reduceren.
3.1.4 Bezoekproject versus telefoonproject Bijna alle gesubsidieerde telefoonprojecten in Vlaams-Brabant gebruiken ook één of andere bezoekmethodiek. Bezoekprojecten zijn erg succesvol. Vrijwilligers geven vaak de voorkeur aan echt contact. De mensen kijken er vaak naar uit en iedere oudere uit de gemeente kan bereikt worden. Doordat iedere oudere slechts één of enkele keren per jaar bezocht wordt, is het doel van bezoekprojecten eerder controle, toeleiding, informatie en rechtenuitputting dan het tegengaan van sociaal isolement. Bij bezoek-
3939
3.2 Buurtnetwerken In verschillende Vlaams-Brabantse gemeenten ontstaan er projecten van buurtsolidariteit. Dit gebeurt al dan niet in samenwerking met een bestaande organisatie. Het doel is om ouderen te ondersteunen in hun eigen leefomgeving en het vereenzamingproces te doorbreken. Men kan op zoek gaan naar vrijwilligers die in hun eigen buurt een oogje in het zeil willen houden en risicosituaties signaleren. Wordt de bus niet leeggemaakt, het rolluik niet opgetrokken of is een buurtbewoner al lang niet meer buiten gezien? De vrijwillige ‘buurtwerker’ kan zich bekendmaken en het vertrouwen winnen. Teruggetrokken ouderen uit de wijk kunnen hun noden,
40
vragen en behoeften aan de buurtwerker melden. Deze biedt zelf een oplossing, spreekt buurtbewoners aan of meldt de hulpvraag aan de nodige instanties. De meeste ‘buurtzorgers’ of zorgburen hebben vaste klanten waar ze regelmatig een helpende hand en een luisterend oor bieden. ‘Buren voor Mekaar’: om het probleem van sociaal isolement bij ouderen aan te pakken kiest het OCMW van Hoegaarden voor een netwerk van burenhulp. Per buurt of stratenblok beschikt men over een netwerk van vrijwilligers, waar ouderen rechtstreeks hun hulpvraag aan kunnen stellen. De vrijwilligers wonen in Hoegaarden en zijn bekend in de buurt, wat de drempel voor ouderen verlaagt. Via folders kunnen de geïsoleerde mensen uit de buurt contact opnemen met de vrijwilliger. Hiernaast gaan vrijwilligers ook zelf langs bij ouderen waarvan ze vermoeden dat ze alleen zijn, dreigen geïsoleerd te geraken en hulp kunnen gebruiken. De vrijwilligers gaan op bezoek voor een babbel of wandeling, bieden hulp bij boodschappen, helpen bij documenten of formulieren. Wat ze zelf niet kunnen oplossen geven ze door aan het OCMW, die dan kort op de bal kan spelen. Buurtzorg: het Pajots Zorgnetwerk verstevigt het sociaal netwerk op het platteland door een geheel van dienstver-
lening aan te bieden aan senioren en personen met een handicap. In dit kader heeft het OCMW van Lennik een buurtwerking voor senioren opgezet met vrijwillige buurtwerkers. Deze ondersteunen de personen met zorgbehoeften (senioren, alleenstaanden, zieken, personen met een handicap …) zodat ze op een kwalitatieve manier thuis kunnen blijven wonen. De buurtwerker doet dit door informatie en advies te geven over de eerstelijnsdiensten, door kleine klusjes uit te voeren (bv. rolluiken optrekken en neerlaten, vuilnis buitenzetten), door het aanbieden van leeshulp bij kranten, brieven of formulieren enz. De buurtwerker bedeelt ook de nieuwjaarsgeschenken, organiseert een feestje of helpt erbij. Dit alles is van onderuit gegroeid. De vrijwillige buurtwerker heeft een belangrijke signaalfunctie naar de coördinator voor wat betreft de noden en vragen van de gebruiker. Het OCMW ondersteunt en begeleidt de buurtwerkers. Ze krijgen een startersmap met o.a. informatie over het OCMW, rechten waarvoor senioren in aamerking kunnen komen en een inventaris van alle diensten en verenigingen waar ouderen en personen met een handicap van kunnen gebruik maken (infogids Lennik, opgemaakt in het kader van het project Zorgnetwerk Pajottenland plus). Elke buurtwerker ondertekent een algemene afsprakennota waarin de rechten en plichten van de organisatie en de vrijwilliger opgenomen
1 | 3 Ondersteunende methodieken en omkadering
projecten is het contact minder frequent en voor vereenzaamde ouderen kan een regelmatige telefonische contactname hieruit voortkomen om het sociaal isolement tegen te gaan. Het is dus eerder een en/en-verhaal dan een of/of-verhaal. Via de vrijwilligers van de bezoekteams, andere netwerken of beroepskrachten kunnen mensen doorverwezen worden naar een telefoonproject. In de gemeenten waar de telefoonprojecten uitstekend werken zijn deze doorgaans ingebed in een ruimere werking.
41
Beter een goede buur: het OCMW van Kortenaken doet hetzelfde onder een andere naam. De mobiele ambtenaar, die ook het bezoekproject begeleidt is hier de tussenpersoon, volgt de vragen op en ondersteunt de vrijwilligers. Zorgburen: het gaat hier om hetzelfde concept, maar dan ontwikkeld vanuit de professionele thuiszorg. Een zorgbuur is een vertrouwenspersoon die op regelmatige tijdstippen een taak voor zijn buur verricht. Bij personen waar een zorgbuur aanwezig is, is er al vaak hulp aanwezig die regelmatig zorg verleent: een verpleegster, een poetsdienst, een klusjesman of een familielid. De zorgbuur werkt aanvullend ter ontlasting
42
van de mantelzorger of thuiszorgdienst. De zorgbuur gaat op regelmatige basis op bezoek en verricht kleine aanvullende taakjes. Op die manier kan de zorgbuur eenzaamheidsgevoelens reduceren en de oudere persoon naar een gepaste vorm van andere hulpverlening doorverwijzen. Landelijke Thuiszorg heeft per provincie één projectverantwoordelijke die vraag en aanbod samenbrengt en de zorgburen begeleidt.
3.3 Dagbestedingsprojecten Naast erkende zorgvormen waar zorgbehoevende of vereenzaamde ouderen een beroep kunnen op doen zoals een oppasdienst, dagopvang of lokaal dienstencentrum, groeien er van onder uit ook kleinschalige buurtgerichte projecten die zich richten naar ouderen in de risicozone van sociaal isolement. De provincie moedigt dit aan met een subsidiereglement. Enkele voorbeelden ter inspiratie: Het OCMW van Halle heeft in twee wijken waar veel kansarme ouderen wonen een activiteitenaanbod ontwikkeld. Onder de naam ‘Uit en thuis in Windmoleken’ gebeurt dat in een serviceflatgebouw waar ook een groep van sociale seniorenflats op aansluit. Er wordt tevens gestart met een
sociaal loket dat moet uitgroeien tot een zorgkruispunt. In Lembeek is het (niet-erkende) lokaal dienstencentrum de spil van het gebeuren. Men werkt samen met tal van partners, onder wie de gebruikersraden en de thuiszorgdiensten. Een goed georganiseerde vrijwilligerswerking zorgt voor vele helpende handen.
ren. Ze richten zich vooral naar ouderen, personen met een handicap en sociaal geïsoleerden. Elke maandag en donderdag kunnen ouderen in de cafetaria terecht voor een koffie, gebak en ontspanning (volksspelen, bingo, gezelschapsspelen …). Hiervoor wordt samengewerkt met OKRA Herent. Verder kan men er elke dag terecht in het sociaal restaurant.
In Londerzeel organiseert het OCMW workshops in elke deelgemeente om vallen van ouderen tegen te gaan onder de titel ‘Blijven bewegen’. De vrijwilligers van de Zilverkring dragen het project volledig. Ze maken in heel de gemeente reclame via gedrukte folders en intermediairen. Een Tai-Chi leerkracht en een kinesiste geven de workshops. Valpreventie is de insteek van het project. Het eigenlijk doel van ‘blijven bewegen’ is om mensen uit hun huis te halen en samen te brengen. Door het leggen van nieuwe sociale contacten, kunnen eenzaamheidsgevoelens gereduceerd worden. ‘Het koekje en de koffie achteraf is minstens zo belangrijk als de valpreventie zelf,’ concludeert de projectverantwoordelijke.
Het OCMW Sint-Pieters-Leeuw organiseert activiteiten in 3 wijken. Ouderen, alleenstaanden en personen met een handicap van de landelijke deelgemeenten Vlezenbeek, Oudenaken en Sint-Laureins-Berchem, kunnen een paar maal per maand voor allerhande activiteiten terecht in de lokalen van het gemeentelijk cultuurcentrum ‘De Merselborre’, zoals kooklessen, lijndans, spelnamiddagen en wandelingen. Dankzij de activiteiten worden kwetsbare ouderen samengebracht, kunnen ze een sociaal netwerk opbouwen en leren ze relevante diensten en organisaties binnen de gemeente kennen.
Cafetaria De Hemelboom – Om vereenzaming bij oudere inwoners te voorkomen, geeft cafetaria De Hemelboom van het OCMW Herent de mogelijkheid om andere mensen te ontmoeten. Elke maandag biedt de cafetaria verschillende ontmoetings- en ontspanningsgelegenheden aan voor oude-
1 | 3 Ondersteunende methodieken en omkadering
zijn. De buurtwerkers worden meermaals uitgenodigd voor vergaderingen en vormingen. Tevens is er een samenwerkingsovereenkomst met het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg, waarbij buurtwerkers mensen in contact kunnen brengen met het CGG voor psychologische begeleiding. De vrijwilligersdienst ‘bejaardenoppas’ sluit nauw aan bij deze buurtwerking. De vrijwillige oppasser komt overdag langs voor enkele uren zodat de dagelijkse hulpgever activiteiten buitenshuis kan opnemen. De vrijwillige oppasser biedt gezelschap aan de oudere, houdt toezicht en biedt hulp bij de dagelijkse activiteiten.
‘Nieuwe buren, welkom!’ OCMW Leuven wil alle nieuwe burgers die in de buurt van de drie lokale dienstencentra komen wonen verwelkomen. De nieuwe bewoners krijgen een verwelkomingskaart in de bus. In dit kaartje steekt een antwoordkaart waarop ze kunnen invullen of ze een huisbezoek wensen en/of wensen uitgenodigd te worden op onthaaldagen en buurtgerichte activiteiten van de lokale
43
Een alternatief voor het dagverzorgingscentrum biedt de Collectieve Autonome Dagopvang (CADO) te Vilvoorde. In een rijhuis in de stad worden enkele ouderen overdag onthaald en begeleid bij dagelijkse activiteiten zoals koken, koffiekletsen, afwassen, de krant lezen, in de tuin werken of boodschappen doen. Dit initiatief is gegroeid vanuit de thuiszorg die ook de begeleiding opneemt. Het gaat om ouderen, die niet erg zorgbehoevend zijn maar voor wie dagopvang vanuit sociaal-emotioneel oogpunt wel belangrijk is. Denk aan ouderen die geen daginvulling hebben, geen sociaal netwerk of mantelzorg
44
3.4 Zorgnetwerken Een project heeft meer kans op slagen als het deel uitmaakt van een groter geheel, waarbij verschillende benaderingswijzen elkaar aanvullen en versterken, een netwerk zeg maar. De provincie ondersteunt drie zorgnetwerken in Vlaams-Brabant die in een plattelandsomgeving kwetsbare burgers begeleiden zodat ze op een kwalitatieve manier in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Een zorgnetwerk kan in een of over meerdere gemeenten opgericht worden. Binnen dit netwerk kunnen projecten en diensten ondergebracht worden zoals: > e en telefoonproject; > e en bezoekproject; > e en buurtgericht dagbestedingsproject; > e en sociaal restaurant; > e en dienst voor gezinszorg; > e en lokaal dienstencentrum, ontmoetingscentrum of seniorenhuis; > e en poetsdienst; > e en boodschappendienst; > e en oppas- of gezelschapsdienst; > e en klusdienst; >m aaltijden aan huis; > v oetverzorging aan huis;
>b oekbedeling aan huis; > e en woningaanpassingsdienst, woonloket; > e en zorgloket of zorgkruispunt; > e en mindermobielencentrale; > e en groepswerking; > ...
Door vrijwilligers in te schakelen probeert het zorgnetwerk aan de behoeften van ouderen en kansarmen tegemoet te komen. Doordat alles op één punt gecentraliseerd is (bv. het OCMW), kan men de bereikte cliënten doorverwijzen naar verschillende projecten of diensten en vrijwilligers volgens hun kwaliteiten inzetten.
1 | 3 Ondersteunende methodieken en omkadering
dienstencentra (bv. een buurtgericht tuinfeest, praatcafé, gezelschapnamiddag …). De lokale dienstencentra willen oudere nieuwkomers toeleiden naar activiteiten, dienstverleningen en ontmoetingsruimte, met als doel: ontmoetingen stimuleren, netwerken uitbreiden, eenzaamheid tegengaan en hun zelfstandigheid ondersteunen. Nieuwe buren jonger dan 65 jaar worden tevens warm gemaakt om een signaalfunctie op te nemen, en aangemoedigd om vroeg of laat als vrijwilliger te fungeren of mee te helpen in de werking van het lokaal dienstencentrum.
Zorgnetwerk Pajottenland: De OCMW’s van Lennik, Gooik, Galmaarden, Herne, Pepingen en Roosdaal hebben samen met hun vrijwilligers een zorgnetwerk opgebouwd dat bedoeld is voor senioren die het moeilijker krijgen in hun dagelijkse situatie. Elke gemeente heeft een eigen zorgnetwerk en daarbinnen worden alle 75-jarigen bezocht door maatschappelijke werkers van het OCMW, na een telefonische afspraak. Als introductie krijgen ze een attentie, bv. een rookmelder, cadeau. Tijdens het bezoek bekijkt men de noden van de oudere en stelt men het welzijnsaanbod daartegenover. Wanneer iemand nog meer bezoekjes wenst, stuurt de maatschappelijk werker een vrijwilliger of verwijst naar de telefoonster. Elke cliënt met een behoefte aan 45
In Lennik zijn er ook buurtnetwerken (zie hierboven) met vrijwilligers. Dit systeem wordt verder uitgebouwd in andere gemeenten. In Pepingen werkt men aan een mobiel dienstencentrum. In Gooik startte in 2011 het ontmoetingsproject dorpsrestaurant (wekelijks op twee locaties). Lokale welzijnsactoren zien elkaar regelmatig voor overleg en doorverwijzing. Er wordt ook een meld- en informatiepunt opgericht in de gemeenten. Jaarlijks zijn er twee overlegmomenten met alle plaatselijke projectverantwoordelijken met als doel de samenwerking en cohesie van het project te versterken: opsporen van knelpunten, beleidsadviezen, gemeenschappelijke vorming, communicatiebeleid ... De intergemeentelijke samenwerking en de gecoördineerde vrijwilligerswerking maken deze aanpak bijzonder efficiënt. Zorg in een Rurale Omgeving (ZORO)-project Kortenaken: OCMW Kortenaken heeft een zorgnetwerk opgezet waarvan de mobiele ambtenaar de spil is. Deze bezoekt systematisch de ouderen thuis om hun rechten uit te putten, begeleidt het project ‘Beter een goede buur’, waarbij vrijwilligers een handje toesteken bij zorgbehoevende buurtbewoners, coördineert het telefoonproject en de verjaardagsbezoekjes waarbij alle 75-plus46
sers bezocht worden door vrijwilligers en speelt een belangrijke rol in de uitbouw van het zorgwonen in de gemeente. Door de zorgbehoevende een zorgnummer toe te kennen, kan de oudere inwonen bij de kinderen, zonder bepaalde rechten te verliezen. De mobiele ambtenaar doet dit in samenwerking met de gemeente en Hartje Hageland. Ze zorgt ook voor de ‘Plussersgids’ met alle nuttige info voor senioren en een nieuwsbrief. Welzijn op het platteland in Hoegaarden: Het OCMW van Hoegaarden ontdekte, na een onderzoek naar de plattelandsarmoede, een aantal knelpunten: het aantal voorzieningen en de bereikbaarheid ervan in kleine dorpen gaat achteruit, er heersen vervoersproblemen, de mantelzorg neemt af en de zorgbehoeften en het sociaal isolement van thuiswonende ouderen nemen toe. De OCMW’s worden geconfronteerd met een groeiend takenpakket, zonder een evenredige groei van middelen. Het OCMW van Hoegaarden is zich bewust van de knelpunten en werkt aan een zorgnetwerk met daarin het buurtproject ‘Buren voor mekaar’, het dorpsrestaurant ‘Smakelijk Samen’, een mindermobielencentrale, een mantelzorgloket en een groepswerking met klanten van de sociale dienst. Het OCMW trekt expliciet de kaart om naar de mensen toe te stappen. De methodieken staan in verbinding met elkaar. Zo kunnen de vrijwilligers van de verschillende projecten ingeschakeld worden op verscheidene plaatsen al naargelang hun competenties en interesse.
Een telefoonproject opzetten is één ding. Door deze methodiek in een breder kader te plaatsen hopen we de lezer niet alleen een concreet stappenplan te bieden voor een telefoonproject, maar ook de plaats van zo’n project in een lokaal zorgbeleid aan te geven. Een ‘geïsoleerd’ telefoonproject heeft weinig kans op slagen, maar ingebed in het plaatselijke welzijnsaanbod, ondersteund door het lokaal bestuur, gevoed door een gecoördineerde vrijwilligerswerking en in samenwerking met de relevante lokale actoren is succes verzekerd.
1 | 3 Ondersteunende methodieken en omkadering
ondersteuning wordt verder opgevolgd zolang hij zelfstandig woont.
Is de verbinding verbroken? Aan u om ze te herstellen!
47
www.vlaamsbrabant.be