Verslag werkconferentie talentontwikkeling 23 april 2015 Algemeen De werkconferentie was het startpunt van een traject dat een bijdrage gaat leveren aan een langetermijnvisie en ambitie op het terrein van talentontwikkeling in de provincie Brabant. Doel van de dag was input verzamelen voor een gezamenlijke ambitie en werkwijze op het gebied van talentontwikkeling en voor het provinciale kunstenplan 2017-2020. De grote belangstelling voor deze bijeenkomst en de enthousiaste reacties naar aanleiding van de dag laten zien dat talentontwikkeling in Brabant leeft en we ons gezamenlijk verantwoordelijk voelen. Tijdens zes werksessies is concreet gewerkt aan en gedacht over oplossingen, antwoorden en invulling van beleid voor talentontwikkeling, waarbij het BrabantModel, dat in het algemene deel werd gepresenteerd, als uitgangspunt diende. Alle verslagen en input naast elkaar leggend kunnen we concluderen dat de kenmerken van de werkwijze volgens het BrabantModel herkend en gedragen worden: Talent centraal Een dragend netwerk dat het talent herkend en erkend Flexibel netwerk dat aansluit bij de individuele ontwikkelbehoefte Mentorschap/ coaching Coördinerende partij Kennisdeling Alumni betrekken Talent zoekt talent: faciliteren Echter, de werkwijze een ‘model’ noemen riep weerstand op. ‘Model’ impliceert iets statisch terwijl het om een flexibele werkwijze gaat, met een aantal kenmerken die altijd gelden. Dat in Brabant een aantal projecten bestaat dat al op deze manier werkt, wordt positief bevonden. Een bijeenkomst als deze is altijd goed, omdat die zorgt voor kennisdeling en kruisbestuiving. Dat vindt nog te weinig plaats. Opgemerkt werd ook dat het bijzonder was dat we gezamenlijk rondom een thema hebben gewerkt en dat het niet over instellingen en organisaties ging. Hieronder de samenvattingen van de werksessies. Stelling werksessie 1 Verbinding tussen talenten in het kunstvakonderwijs en het culturele veld vergroot de kans op het slagen van talent. Men was het eens met de stelling met de kanttekening dat die verantwoordelijkheid niet alleen bij het kunstvakonderwijs ligt, maar ook bij het veld. Het Kunstvakonderwijs en het culturele veld zouden meer contactmomenten moeten organiseren om ervaringen te delen en kennis uit te wisselen. Zodat talenten daar hun voordeel mee kunnen doen. Binnen de kunstvakopleiding moet het verknopen van ontmoetingen van veld en talenten en kennis delen integraal onderdeel zijn. Het kansrijk maken van scouting van talenten in onderwijs: rol en verantwoordelijkheid van de opleiding en betrokkenheid van het veld. Het gaat om netwerken open te stellen, om talenten te laten zien. Docenten en studenten/ talenten naar buiten toe, en het veld binnen halen om talent te
vinden. De buitenwereld, de dynamiek van het veld naar binnen halen, de student praktijk ervaring op laten doen. Laat studenten kennis maken met het veld; creëer contactmomenten, verbindt verschillende jaren, disciplines en externe netwerken. Zorg voor continuïteit in de samenwerking. De student zelf een netwerk laten benoemen en zelf daarin initiatief nemen. Zo leg je de ontwikkeling bij de kwaliteit van de student en stimuleer je het ondernemend gedrag. Het BrabantModel helpt je verder verbindingen te leggen. Netwerken zijn belangrijk. Makers weten vaak niet dat zij in verschillende maar soortgelijke trajecten zitten. Dit delen met elkaar en het veld levert samenwerking in het proces van actualiteit en activiteiten op en verknoopt de netwerken. Delen kun je faciliteren. De Kunstvakopleiding heeft een rol in het BM door kennisdelen te faciliteren. Om vormen te verbeteren binnen dit onderwijs kan het opzetten van een structureel team dat informeert een onderdeel zijn van het programma. Ruimte geven aan kennis delen van oudere generaties. Minder framing en meer continuïteit bieden. Geef het onderwijs andere invulling zonder alle structuren, experimenteer met samen onderwijs maken door labs. Bovendien het talrijker maken van verbindingen, ook naar andere sectoren, dus niet alleen kunstvakonderwijs en culturele veld.
Stelling werksessie 2 Een goed alumnibeleid en/of -programma van het kunstvakonderwijs draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat in Brabant voor aankomende studenten en afgestudeerde talenten. Merendeel is het eens met de stelling, het moet wel goed ingebed zijn in de opleiding Een gedeelde verantwoordelijkheid van onderwijs, organisaties en gemeenten om samen te werken en zich hard te maken voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat van talenten. Dat begint al tijdens de opleiding, koppeling netwerk, scouten talenten, actieve doorverwijzing onderwijs en veld, ondernemerschap in het onderwijs, praktijkopdrachten in het onderwijs. Pre alumni beleid, studenten met alumni verbinden, alumni betrekken bij het onderwijs, willen graag in contact met elkaar blijven, veilige haven creëren, laten uitwaaien en terugkeren. Zichtbaarheid en netwerk zijn belangrijk, podia en instellingen moeten voldoende ruimte creëren voor alumni/ talenten om zich te presenteren. Gemeenten moeten faciliteiten bieden voor de kunstenaars die ze in hun stad hebben. In verschillende steden labs – goede plekken waar makers zich kunnen ontwikkelen. Creëren van plaats, maak gebruik van de leegstaande ruimtes in gemeenten, lage huur, creatieve werkplaatsen en broedplaatsen waar talenten, studenten en alumni elkaar kunnen ontmoeten en samenwerken. Reactie op BrabantModel: het is een manier van werken die al bestaat. Er zou kennis en ervaring over deze manier van werken uitgewisseld moeten worden om deze manier van werken verder te brengen. De regie van deze uitwisseling zou bij bkkc kunnen liggen.
Stelling werksessie 3 Talentontwikkeling op maat zorgt voor innovatie: talentontwikkeling is de researchand-development-afdeling van de kunst- en culturele sector. Kunst en cultuur is de research-and-development-afdeling van de samenleving, talentontwikkeling is daar slechts een onderdeel van.
Het label van ‘Brabants Model’ roept weerstand op, het suggereert een construct en keurslijf waar het talent in wordt geperst. Dit zou andersom moeten zijn. Het woord Brabant erin opnemen lijkt aan te geven dat het talent en de werkwijze binnen Brabant blijven. Voor talentontwikkeling is allereest een fysieke plek nodig, waar de talenten zichzelf kunnen ontwikkelen. Ook tijd hebben om te reflecteren is belangrijk: vaak begint de ontwikkeling pas als het ‘afgesproken’ traject is afgelopen, tevens voor de begeleidende instelling. Iedereen is het ermee eens dat talentontwikkeling intensieve persoonlijke begeleiding vereist, met zorg die verder gaat dan vereist. De maker moet daarbij centraal staan, met wie een voortdurend dialoog moet worden gevormd. Het traject hangt erg af van de benodigdheden van het talent, het talent moet de vrijheid krijgen hier zelf vorm aan te geven.
samenwerking tussen instellingen, uitwisselen van kennis en ervaring talent introduceren in netwerk geen model nodig, maar soortgelijke uitwisselingsbijeenkomsten talentontwikkeling is de r&d-afdeling van de kunst- en cultuursector, kunst en cultuur is de r&d-afdeling van de samenleving connectie met maatschappij en met andere disciplines en sectoren zorgt voor innovatie richten op talent (model lijkt andersom), traject afhankelijk van wensen talent naast creatieve ondersteuning ook zakelijke ondersteuning enige regie nodig (mogelijk bkkc) talent helpt talent (coachen en scouten), niet alleen leerling-meester faciliterende rol voor instellingen het is belangrijk dat er ook mogelijkheden komen voor zakelijke, organisatie talenten zicht te ontwikkelen.
Stelling werksessie 4 Het BrabantModel (BM) is een methodiek waarbinnen talentontwikkeling op een zo optimaal mogelijke manier wordt georganiseerd. Het BrabantModel vertegenwoordigt de bestaande praktijk. Er zijn goede voorbeelden in de provincie (New Arrivals, Brabantse Beauties & Jump). Belangrijk is dat het talent altijd het vertrekpunt is. Daarnaast zijn nodig: structurele financiering, (ver)binding en monitoring en mentorschap. Er moet – vroegtijdig, dus er moet contact zijn met kunstvakonderwijs waar mogelijk – gezocht worden naar de juiste talenten. Het talent moet naast zijn artistieke talent beschikken over ambitie, gedrevenheid, over een ‘soul’ en weten waar hij naar toe wil over x-jaar, de stip op de horizon. En na afloop van het traject zou het talent nog een tijdje gevolgd moeten worden (mentorschap). De organisaties die het talent begeleiden moeten die soul, die gedrevenheid en ambitie ook bezitten. Wat ook telkens terugkomt is dat talentontwikkeling niet kan bestaan van incidentele middelen; talenten moeten blijvend ontwikkeld worden in een continue structuur. Kennisdeling en uitwisseling, tussen talenten, tussen organisaties en tussen verschillende disciplines, moet ook gefaciliteerd worden. Daarbij moeten successen veel meer gedeeld worden.
Stelling werksessie 5 Vraag en publieksgericht werken en werken in opdracht zijn belangrijke onderdelen van talentontwikkeling. De werkgroep ziet vraag en publieksgericht werken als belangrijk onderdeel van talentontwikkeling maar heeft ook kritische kanttekeningen. Tijdens de verschillende opleidingen wordt al meer gedaan (nog niet voldoende) om makers bewust te maken van hun relatie tot de markt. Vraaggericht werken is echter niet hetzelfde als autonoom ontplooien van creatief talent. Het creëren van de juiste markt voor de producten van een maker is minstens zo belangrijk. Vragen vanuit het bedrijfsleven zijn nu vaak vragen van een omlijstende aard en voorzien niet in de creatieve behoeftes van de maker. Een goede opdracht leidt niet enkel tot een oplossing voor de opdrachtgever maar zou ook artistieke autonomie moeten borgen binnen de kaders die door de opdrachtgever gesteld worden. Daarbij is het sowieso de vraag vanuit waar contact met de markt tot stand komt. Is het de markt die initieert of het product van de maker. Opdrachten uit de markt zijn misschien niet altijd even interessant daar waar het gaat om volledig vrije productie maar het is wel ervaring en exposure en de mogelijkheid tot het uitbreiden van eigen netwerk. Dit kan leiden tot een mate van vertrouwen van waaruit meer autonoom werken mogelijk is. Ook kan vraaggericht werken aandachtsgebieden voor een talent ontsluiten waar eerder niet aan gedacht is. Het talent wordt geprikkeld om op een andere manier na te denken over zijn werk en hoe dit zich verhoud tot zijn publiek. De vraag naar een cultureel product zegt tenslotte ook iets over de maatschappelijke relevantie. Dus ja, vraag- en publieksgericht werken binnen talentontwikkeling is belangrijk om: * kunst relevant te houden * kunst(enaars) dichter bij de veranderende beroepspraktijk te brengen * talent te prikkelen * makers te helpen zijn eigen gevoel van waarheid te toetsen aan de omgeving * kansen te bieden * makers te helpen hun netwerk uit te breiden * makers te helpen zich te verhouden tot verschillende publieksgroepen.
Stelling werksessie 6 Heldere beleidsafspraken tussen lokale, regionale en landelijke overheden zijn essentieel voor de voorwaarden en infrastructuur die nodig zijn voor talentontwikkeling op maat. Het BrabantModel moet vooral beschouwd worden als een werkwijze, een attitude, een visie en een ambitie. Deze manier van werken kan van belang zijn als gemeenschappelijke taal, vooral ook bij het afstemmen tussen partners, organisaties én overheden. Om dezelfde taal te spreken is het nodig om regelmatig met elkaar aan tafel te zitten. Het model is werkbaar voor politiek en samenleving, maar liever noemt deze groep het een methode. De ‘23-april-methodiek’ komt als suggestie voorbij. Regelarme beleidsafstemming is een ideaal. Dat past bij de opmerking dat er behoefte is aan een dynamisch systeem, vergelijk het met de bovengenoemd dynamische methode. Het BrabantModel biedt daar wel degelijk een opening toe: niet alleen flexibiliteit aan de kant van het talent, maar ook kunnen meebewegen als beleidsmaker, op welk niveau dan ook. Het is bijzonder dat het op deze dag niet over instellingen gaat, maar om een thema. Voorwaarde om verder te komen is om in gesprek te blijven over dit thema, open en transparant. Veel
instellingen zijn zich aan het heruitvinden en voor hen is het wel degelijk van belang dat er afstemming komt tussen alle partijen. Het BrabantModel biedt hiertoe een opening en een kans. Onderlinge samenwerking, en talentontwikkeling niet beleggen bij instituten, is belangrijk. In het BrabantModel zitten herkenbare en interessante elementen: deze bieden zeker aanknopingspunten om verder te praten en op zoek te gaan naar die gemeenschappelijke taal.