Plan V
Verandering Voor Vooruitgang
Plan V Verandering voor Vooruitgang Laat het ons gewoon zeggen zoals het is: ons huidig systeem draait vierkant. Al wie werkt en onderneemt moet immens veel belastingen betalen voor immens hoge overheidsuitgaven. En toch steeg het aantal Belgen dat in armoede leeft naar 15%. De werkloosheid bereikt het hoogste niveau in 14 jaar. Het aantal startende ondernemingen is historisch laag, het aantal faillissementen historisch hoog. Eén op de vijf gepensioneerden heeft een inkomen onder de armoededrempel. Onze sociale zekerheid wordt alsmaar minder zeker, en alsmaar minder sociaal. Ook andere elementen dan de combinatie van torenhoge belastingen met torenhoge overheidsuitgaven maken het Belgische systeem uniek in de wereld. Denk aan de werkloosheidsuitkeringen die onbeperkt zijn in de tijd, of aan de automatische loonindexering. Wat helpt het ons dat mensen voor altijd afhankelijk blijven van overheidsuitkeringen? Wat helpt het ons een index die jobs doet verdwijnen? Blijven we oogkleppen opzetten voor het feit dat andere landen zonder deze stelsels een veel beter sociaal resultaat kunnen voorleggen? Willen we onze welvaart en ons welzijn behouden en versterken, dan moeten we durven veranderen. En dus moeilijke, noodzakelijke keuzes maken. Noodzakelijk om onze economie opnieuw te laten groeien, om jobs te creëren, om uit de rode cijfers te komen en om onze welvaartstaat betaalbaar te houden door het systeem te redden. Keuzes voor een beleid dat warm en sociaal is, niet socialistisch. Het Plan V is ingrijpend. Het is realistisch, eerlijk en hoopgevend. Realistisch omdat het de werkelijke toestand niet verbloemt. Ingrijpende maatregelen vergen dat je de mensen ernstig neemt, dat je zegt waar het werkelijk op staat. Het zal niet vanzelf allemaal beter worden. Eerlijk – misschien eerlijker dan politiek gezien verstandig is. Plan V toont niet alleen waar we in 2019, aan het einde van de legislatuur, willen landen. Het maakt ook duidelijk welke maatregelen jaar na jaar moeten genomen worden om dat doel te bereiken. Voor elk jaar staat er te lezen hoeveel elke ingrijpende keuze kost en waar we hoeveel moeten besparen; de N-VA legt alle kaarten op tafel. Deze realistische en eerlijke keuzes bieden evenwel hoop. We kúnnen opnieuw vooruitgaan. Als we durven keuzes maken en op bepaalde plaatsen durven te snoeien om te kunnen groeien en te kunnen bloeien. Plan V biedt hoop omdat vanaf dag één werk wordt gemaakt van economische relance. Vanaf dag één wordt wie werkt en onderneemt, beloond en gestimuleerd, en dus niet langer platbelast. En vanaf dag één wordt werk gemaakt van het versterken van de zwaksten: een hoger leefloon, hogere minimumpensioenen.
Plan V gaat niet over sociale afbraak, wel over sociale opbouw. Het is een gedurfde oefening om onze welvaart en ons welzijn overeind te houden en te versterken. Plan V kiest voor een welvarend en daarom warm Vlaanderen, waar niet de toenemende armoede wordt verdeeld, maar wel de vruchten van een open, concurrentiële goed draaiende economie. Waar wie werkt vooruit kan komen, omdat het de moeite waard is. Waar wie werkt of onderneemt niet het eerste slachtoffer is van belastingen. En waar dankzij de inspanning en bijdrage van zoveel mogelijk mensen ruimte is voor écht sociaal beleid: betere en betaalbare pensioenen, betere uitkeringen voor wie dat echt nodig heeft, betere en betaalbare gezondheidszorg. In het noorden van Europa bewijst men dat dat kan; waarom zou dat in Vlaanderen onmogelijk zijn? Wij vragen de Vlamingen om aan hetzelfde zeel te trekken. Om samen werk te maken van Verandering voor Vooruitgang. Plan V wijst de weg. Geef ons uw vertrouwen om die weg te kunnen opgaan. Het gaat niet goed vandaag. Verandering staat voor de deur. Schenk ons uw vertrouwen. Op 25 mei is het aan u.
Bart De Wever Algemeen voorzitter
2/
3/
Verandering voor Vooruitgang
INHOUD 1. Perspectief op welvaart en welzijn 5 2. Herstelbeleid vanaf dag één
6
2.1. Verantwoordelijkheid belonen 6 2.1.1. Werken belonen 6 2.1.2. Ondernemen belonen 7 2.2. Samenhorigheid versterken 9 2.2.1. Sociale zekerheid die terug sociaal én zeker is
9
2.2.2. Keuze voor een echt sociaal beleid 10 2.2.3. Pensioenen beschermd 11
3. Financiële zekerheid, Transparante besparingen 12 3.1. Meerjarenbegroting met herstelbeleid vanaf dag één
12
3.2. Meerjarenbegroting met ingevulde besparingen 14 3.2.1. De Moesen-norm 14 3.2.2. Eerlijke en transparante besparingen 15 3.2.3. Zesde staatshervorming maakt van Vlaamse regering besparingsregering 19 3.3. Focus op besparingen; beperkte aanvullende financiering 19 3.4. Schuldafbouw 21
4. Samengevat 22 4.1. Plan V beloont wie werkt, spaart en onderneemt 22 4.2. Plan V herstelt de weg naar een begrotingsevenwicht 22 4.3. Plan V maakt duidelijke en gedurfde keuzes voor welvaart en welzijn 22
4/
1. Perspectief op welvaart en welzijn De uitdaging is groot. Om onze economie terug vlot te trekken is een herstelbeleid met besparingen noodzakelijk. Niet besparen om te besparen, maar wel om terug perspectief te bieden aan onze kinderen en kleinkinderen. Want de begrotingstekorten die wij vandaag opstapelen, zijn de schulden van morgen. Plan V biedt ons de kans om aan de volgende generaties meer achter te laten dan vooral doorgeschoven rekeningen. Maar daarvoor moeten we onze begroting op orde stellen. Enkel onder Europese druk werden de laatste jaren stappen gezet om het begrotingstekort te verkleinen. De EU gaf ons land een duidelijke opdracht: stel orde op zaken door te besparen op de overheidsuitgaven, het financieringstekort te
verminderen en de schuldenlast af te bouwen. België engageerde zich ten aanzien van de EU zelfs tot een strikter begrotingspad dan gemiddeld vereist wordt. Maar de daden hebben de woorden niet gevolgd. De federale regering schoot schromelijk tekort. De regering-Di Rupo heeft het begrotingstraject waartoe ze zich engageerde meermaals geschonden. Nog geen derde van de weg naar het evenwicht is afgelegd. Het financieringstekort daalde onder de regering-Di Rupo van 3,7% van het bbp eind 2011 naar slechts 2,7% in 2014 (prognose Europese Commissie en Federaal Planbureau). Het tekort ligt daarmee fors hoger dan initieel met Europa afgesproken is en dat tekort zal bij ongewijzigd beleid opnieuw toenemen.
Plan V staat wél garant voor een begrotingstraject dat de sanering effectief doorvoert. En dat in een tempo zoals de regering-Di Rupo had moeten doen. Zo zetten wij recht wat de voorbije jaren grondig fout liep. We gaan met Europa de verbintenis aan om een direct herstelbeleid te voeren, een begroting in evenwicht te realiseren in 2018 en een overschot in 2019. Door vanaf dag één structurele socio-economische hervormingen door te voeren, bevorderen we het groeipotentieel van onze economie, krijgen we meer mensen aan de slag, bieden we een antwoord op de vergrijzingsfactuur en bouwen we de staatsschuld af. We respecteren daarbij de Europese begrotingsregels inzake de evolutie naar een begrotingsoverschot (“middellangetermijndoelstelling”).
Begrotingstraject 2014 -2019 1 0,5 0 -0,5
% bbp
-1 -1,5 -2 -2,5 -3 -3,5 -4 -4,5 2011
2012
2013
Doelstelling Di Rupo
5/
Verandering voor Vooruitgang
2014
2015
2016
Realisatie Di Rupo
2017
2018
2019
N-VA-voorstel - Plan V
2. Herstelbeleid vanaf dag één Ford, Caterpillar, Heinz, Arcelor Mittal, O’Cool, Schoenenreus, Free Record Shop… Het zijn slechts enkele namen maar ze staan voor duizenden sociale drama’s. Mensen die hun baan verliezen, gezinnen die het moeilijk krijgen om de rekeningen te betalen,… De eerste prioriteit van Plan V is onze economie zuurstof te geven met verschillende structurele groeimaatregelen. Dit moet ook helpen om de begrotingscijfers uit het rood te halen. Een herstelbeleid voeren we door Verantwoordelijkheid te belonen (2.1) en door de Samenhorigheid te versterken (2.2). 2.1. Verantwoordelijkheid belonen 2.1.1. Werken belonen Almaar minder actieve mensen moeten met hun sociale bijdragen en belastingafdrachten instaan voor de financiering van het pensioen en de gezondheidszorg van almaar meer niet-actieven. Zonder grondige hervormingen vandaag, dreigt onze sociale zekerheid morgen op de klippen te lopen. Om de sociale zekerheid te redden en dus betaalbaar te houden, is het
cruciaal dat meer mensen langer aan de slag blijven. Maar werken is vandaag al te vaak niet aantrekkelijk genoeg. Bijna nergens in Europa betalen werkgevers hogere bruto loonlasten, en toch houdt een gemiddelde werknemer in al onze buurlanden netto meer over. Nergens in Europa komt iemand met zijn of haar inkomen zo snel in de allerhoogste belastingschijf terecht. Het hoogste tarief in de personenbelasting is bovendien het op één na hoogste van de Europese Unie. Bovendien is het verschil tussen een inkomen uit arbeid en uitkeringen bij inactiviteit of werkloosheid vaak te klein om mensen aan te zetten een job aan te nemen. Vooral voor werknemers met een laag loon die vooruit willen, is dat ontmoedigend. Werken moet terug beloond worden, in plaats van bestraft. Voor eenieder die werkt, moet vanaf dag één arbeid lager belast worden. Een vermindering van de sociale werknemersbijdrage en van de personenbelasting is hiervoor het meest geschikt, want dat heeft de grootste impact op de laagste en middeninkomens en focust op de actieve bevolking. Plan V voorziet dan ook volgende maatregelen:
De sociale werkbonus:
Het verschil tussen een inkomen uit arbeid en uitkeringen bij inactiviteit of werkloosheid is dikwijls te klein om mensen aan te zetten een job aan te nemen – dat is de zogenaamde inactiviteitsval of werkloosheidsval. We voorzien een forse verhoging van een bestaande korting op de RSZwerknemersbijdrage (693 miljoen euro in 2015). Bruto lonen tot 3.000 euro zullen hierdoor een netto voordeel ontvangen. Dit voordeel is het hoogst voor de allerlaagste lonen en wordt geleidelijk afgebouwd tot aan de grens van een bruto loon van 3.000 euro. Dit betekent bijvoorbeeld voor veel jonge mensen en starterslonen een netto loonsverhoging van ongeveer 2%. Ieder uur werken wordt zo beloond. Dat is niet alleen eerlijker maar motiveert ook om mensen aan de slag te krijgen en te houden. Wie tegen een minimumloon werkt, zal zelfs helemaal geen sociale zekerheidsbijdragen meer betalen maar zal toch nog sociale rechten opbouwen. Zo verhogen we het verschil tussen een uitkering en een loon.
6/
2.1.2. Ondernemen belonen Verlaging personenbelasting Verlaging personenbelasting
Huidig
25%
30%
Fase 1
25%
30%
40%
50%
Fase 2
25%
30%
40%
50%
0
10.000
40%
45%
20.000
50%
30.000
40.000
50.000
...
Gemiddeld loon
Personenbelasting 1ste fase:
We moeten de Vlaming een belastingdruk bieden die in lijn ligt met wat een werknemer in de buurlanden betaalt. Wie werkt, komt vandaag algauw terecht in de 45%-belastingschijf (het op één na hoogste tarief). Dit pakken we aan door in een eerste fase de 45%-schijf te laten verdwijnen. De inkomsten in deze belastingschijf worden geleidelijk aan meer aan 40% belast door de bovengrens van de 40%-schijf op te trekken.
Op kruissnelheid wordt op deze manier 2,5 miljard euro voorzien om de koopkracht van de actieve bevolking te verhogen. De lastenverlaging is gefocust op de allerlaagste, de laagste én de middeninkomens. Iedereen die werkt zal het netto loon zien stijgen. In tegenstelling tot andere partijen die werken met een verhoging van de belastingvrije som focussen wij de beperkte middelen op de actieve bevolking. Meer mensen aan het werk, dát is het doel.
Personenbelasting 2de fase:
In een tweede fase zetten we nog een stap verder. De bovengrens van deze 40%-schijf wordt vanaf 2018 jaarlijks met 2.500 euro verhoogd tot deze de bovengrens van 50.000 euro bereikt. Zo blijft het hoogste tarief van 50% nog enkel behouden voor de hoogste lonen.
Volgens de Global Entrepreneurship Monitor (GEM), richt amper 8% van de volwassenen in België een onderneming op of is van plan dat te doen, tegenover een Europees gemiddelde van 12%. Sinds Di Rupo aan de macht is, is het aantal starters nog gedaald. Zorgwekkend is dat de private sector niet meer in staat lijkt te zijn banen te creëren. De Nationale Bank schrijft in haar jongste economische vooruitzichten: “Gedurende heel 2014 zal er netto bijna geen banencreatie plaatsvinden”. Het IMF bevestigde recent deze sombere vooruitzichten. De redenen daarvoor zijn gekend: ons fiscaal systeem ontmoedigt zelfstandigen en ondernemers in plaats van ze aan te moedigen. Onze fiscaliteit remt de groei in plaats van die te stimuleren. Ze is onvoorstelbaar complex. Ze verhoogt de lasten in plaats van ze te verlagen. De ontspoorde loonkosten zijn de belangrijkste handicap voor een open economie als de Vlaamse. Echter, meer ondernemingen betekent meer jobs, meer mensen aan de slag, meer betaalde bijdragen. Ondernemen creëert dus toegevoegde waarde en
Stijging nettoloon 4.00% 3.26%
3.50% 2.83%
3.00% 2.50% 2.00%
1.95%
1.93%
1500
1750
2.61%
2.67% 2.19% 1.85%
1.50% 1.00% 0.50% 0.00% 2000
2500
Lonen onder het gemiddelde
7/
Verandering voor Vooruitgang
3500
4500
5500
6500
werkgelegenheid, zorgt voor inkomen en winst, en schept zo welvaart én welzijn. Daarom nemen we maatregelen die tussen nu en 2016 de loonkosten met 5% verlagen en een nieuwe groeidynamiek creëren. Met deze maatregelen moet de overheid het signaal geven dat ze ondernemen en ondernemers waardeert. We moeten van de private sector opnieuw de motor van jobcreatie en toegevoegde waarde maken, in plaats van een budgettaire melkkoe. 2.1.2.1. Loonkostenhandicap aanpakken
opnieuw concurrentieel met de buurlanden. De werkgeversbijdragen worden vanaf 1 april 2016 met 3 miljard euro op jaarbasis oplopend tot 4,5 miljard euro in 2019. Dat is een algemene loonkostenverlaging met ongeveer 3%. We stappen dus af van het trage tempo in het concurrentiepact (2015-2017-2019) en voeren de lastenverlaging meteen en intenser door. Moderniseren loonvorming en
indexering
werkgeversbijdrage
De N-VA wil de koopkracht slimmer afstemmen op de stijgende levensduurte. Daarom kiezen we vanaf 2016 voor een systeem dat de sociale uitkeringen élk jaar verhoogt op 1 januari met de stijging van de gezondheidsindex van het voorgaande jaar. We wachten dus niet langer op een overschrijding van de gezondheidsindex zoals vandaag. In 2015 kennen we de volledige indexering enkel toe aan de pensioenen en de laagste sociale uitkeringen. De andere uitkeringen slaan deze eenmalig over.
De overheid moet een inspanning doen, daarom kiezen we voor een algemene en lineaire verlaging van de sociale werkgeversbijdrage voor alle werknemers. Op die manier maken we arbeid goedkoper en worden onze werknemers
Voor de lonen voorzien we vanaf 2016 per sector allesomvattende tweejaarlijkse loonafspraken (‘allin akkoorden’) over het geheel van de loon- en arbeidsvoorwaarden. Conform de aanbeveling van de Europese Commissie verschuiven
Arbeid wordt nergens hoger belast dan bij ons. Om de concurrentiepositie van onze bedrijven te verbeteren, is het van cruciaal belang de loonkosten te verlagen. De loonkostenhandicap pakken we structureel aan door de sociale werkgeversbijdrage te verlagen en de loonvorming te moderniseren. Algemene verlaging
we zo de focus van het overleg over de loonvorming naar de sectoren en bedrijven (zoals dat in vele andere OESO- en EU-landen het geval is). Werknemers en werkgevers krijgen op bedrijfsniveau de autonomie om, in onderling akkoord af te wijken van de loonakkoorden die op een hoger niveau zijn gesloten. Dit decentrale model van loonafspraken geeft een belangrijke impuls om onze competitiviteit en concurrentiekracht te herstellen. Het moet de loonkosten onder controle houden en flexibiliteit geven aan sectoren en ondernemingen, want het klopt dat de loonkostenhandicap niet in alle sectoren even groot is. Tegelijk versterkt het de band tussen een onderneming en haar werknemers. In slechte tijden kan iedereen een inspanning leveren om jobs en tewerkstelling te redden. In goede tijden kunnen werknemers in hogere mate genieten van de hogere winst. De lonen slaan in 2015 de voorziene indexering over om de loonkostenhandicap te dichten, bestaande jobs te beschermen en nieuwe te creëren. Extra koopkracht bieden we met de sociale werkbonus en met de hervorming van de personenbelasting in twee fasen (zie hoger).
8/
De verlaging van de werkgeversbijdrage (3%) samen met de niet-indexering in 2015 (2%) moet de sinds 1996 opgebouwde loonkostenhandicap met de buurlanden (5%, 2012) op twee jaar wegwerken. 2.1.2.2. Fiscaal pact
Zelfstandigen en ondernemers zijn mensen die het hoofd boven het maaiveld uitsteken. Door risico te nemen, te investeren en te ondernemen. Daarvoor verdienen zij respect en waardering. Vandaag worden zij geconfronteerd met een federaal beleid dat veeleer van misprijzen en minachting getuigt dan van respect en waardering. Ook hier moeten we het roer omgooien en moet de overheid het signaal geven dat ze ondernemen en ondernemers waardeert. Ondernemers en zelfstandigen snakken naar rechtszekerheid. Ze willen weten waar ze aan toe zijn – vandaag maar vooral ook morgen en overmorgen. De overheid moet hen die rechtszekerheid geven. Dat geldt in de eerste plaats voor de belastingen. Het fiscaal stelsel moet stabiel zijn. Eenvoudig ook. En vanzelfsprekend met zo laag mogelijke tarieven. Met het bedrijfsleven wordt dan ook een “fiscaal pact” afgesloten. Zo leggen we de spelregels voor een periode van vijf jaar vast en waarborgen we de bedrijven een stabiele, rechtszekere en ondernemingsvriendelijke fiscaliteit. Dit betekent een breuk met het recente verleden waarin ondernemers met een bijzonder hoge rechtsonzekerheid werden geconfronteerd en maatregelen meerdere keren per jaar werden aangepast. Wij leggen de regels vast voor vijf jaar en wijzi9/
Verandering voor Vooruitgang
gen deze niet. In dit pact schroeven we verschillende belastingverhogingen en pestbelastingen van de regering-Di Rupo meteen terug. We denken daarbij bijvoorbeeld aan de verhoogde liquidatiebonus (opnieuw naar 10%), de buitensporige ‘309%-boetes’, de belastingverhoging voor ‘voordelen van alle aard’,…
vennootschapsvormen en internationale ondernemingen aan te trekken, stemmen we in elk geval af op de evolutie in de buurlanden en de rest van Europa. 2.2. Samenhorigheid versterken 2.2.1. Sociale zekerheid die terug sociaal én zeker is
De notionele intrestaftrek is een goedbedoelde maatregel, namelijk de financiering met eigen vermogen bevorderen, maar het huidige gebruik ondergraaft de oorspronkelijke doelstelling. We willen de notionele aftrek vervangen door een lager tarief in de vennootschapsbelasting en daarbovenop hogere aftrekken voor innovatieve ondernemingen en verankeraars die hier jobs creëren. Concreet wordt het tarief van de vennootschapsbelasting fors verlaagd tot minstens onder de 25%. Ter compensatie worden de meeste aftrekposten geschrapt.
Onze sociale zekerheid is dringend aan verandering toe. Het huidige solidariteitssysteem vaart richting de klippen. We zien met lede ogen hoe het financiële en het maatschappelijke draagvlak voor de solidariteit afbrokkelt. Mensen moeten de sociale zekerheid opnieuw zien als hún sociale zekerheid en er zich betrokken bij voelen. Daarom moeten we het evenwicht herstellen tussen de twee basisprincipes van solidariteit en verzekering. Enerzijds door te activeren en te responsabiliseren. Anderzijds door de band tussen bijdrage en uitkering te versterken.
We hadden lange tijd een gunstig fiscaal beleid voor holdings en hoofdkwartieren. Om opnieuw de concurrentie te kunnen aangaan met de buurlanden, trekken we de huidige DBI-vrijstelling (de vrijstelling voor dividenden waarop al belasting is betaald) op tot 100% (in plaats van 95%).
Gezien de economische en budgettaire uitdaging vraagt de N-VA inspanningen van iedereen. We maken enkele moeilijke maar moedige en noodzakelijke keuzes. Enkel op die manier kan onze sociale zekerheid overeind gehouden worden. We moeten hervormen om het systeem terug duurzaam te maken.
We moedigen ondernemingen, en dan vooral KMO’s, aan om hun eigen vermogen te versterken. Daarom stellen we winsten die in de vennootschap blijven deels vrij van belastingen tot op het ogenblik van het uitkeren van de winst. Op die manier willen we investeringen en aanwervingen aanmoedigen, maar maken we de vennootschapsbelasting ook rechtvaardiger.
Op het einde van de legislatuur in 2019 zullen de sociale uitgaven in de meerjarenbegroting van het Plan V zo’n 8,5 miljard euro hoger liggen dan in het begin. Een stijging van gemiddeld 2% nominaal per jaar.
Onze instrumenten om specifieke
2.2.2. Keuze voor een echt sociaal beleid 2.2.2.1. Leefloon optrekken tot de Europese armoedegrens
De N-VA maakt duidelijke keuzes. We bieden bescherming aan wie het echt nodig heeft en verhogen tegen het eind van de legislatuur het leefloon tot de Europese armoedegrens, rekening houdend met de toegekende (sociale) voordelen. Geen loze belofte maar een duidelijk budgettair engagement. We koppelen het recht op sociale bijstand aan de plicht om gemeenschapsdienst te verrichten. Wie als leefloner niet voltijds betrokken is bij activering of hiervoor niet meteen in aanmerking komt, moet gemeenschapsdienst verrichten. Onze gemeenten zijn de uitgelezen partners om de gemeenschapsdienst te organiseren. Het uitgangspunt is dat mensen maximaal betrokken blijven bij de arbeidsmarkt, niet sociaal geïsoleerd raken en hun eigenwaarde niet verliezen. 2.2.2.2. Werkloosheid die beloont wie gewerkt heeft
Om het verzekeringsprincipe in de werkloosheid te herstellen, maken we de duur van de werkloosheidsuitkering afhankelijk van het aantal voordien gewerkte jaren, met een
Pensioenuitgaven
+ € 6,9 miljard
Federale gezondheidszorg
+ € 2,1 miljard
Arbeidsongevallen en invaliditeit
+ € 1,2 miljard
Passief arbeidsmarktbeleid
- € 2,9 miljard
Overige
+ € 1,2 miljard
Totaal extra uitgaven in 2019 t.o.v. 2014
maximum van twee jaar en gevolgd door een forfaitaire activeringsuitkering van maximum één jaar of de duur van de opleiding. In deze eerste fase vangen we de werkloze financieel beter op door een hogere vervangingsratio. Dit zorgt ervoor dat de werkloosheidsuitkering dichter ligt bij het loon dat de werknemer kreeg toen hij/zij actief was. Zo beperken we aanzienlijk de sociale en financiële impact voor wie zonder job valt. Gekoppeld aan de verschillende loonlastenverlagingen willen we met de hervorming van de werkloosheidsuitkering de vicieuze cirkel van de inactiviteitsvallen breken. Tegelijk versterken we de activering, beroepsopleiding en arbeidsintegratie van werkzoekenden. De aparte stelsels van werkloosheid met bedrijfstoeslag (brugpensioen) en de inschakelingsuitkering (wachtuitkering) laten we uitdoven. In de plaats
+ € 8,5 miljard
hiervan garanderen we jonge werkzoekenden binnen de vier maanden een persoonlijke ondersteuning bij het zoeken naar een job, een intensieve begeleiding, beroepsopleiding of (tijdelijke) werkervaring. Voor 50plussers volgen we de weg van de geleidelijkheid om de werkloosheidsuitkering te beperken in de tijd. Voor de huidige 50plussers blijft de bestaande situatie behouden. Voor de nieuwe 50plussers voorzien we overgangsmaatregelen en nemen we maatregelen om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. We doen dit door de loonkosten substantieel te verlagen want vandaag worden deze mensen uit de markt “geprijsd”. Verder verhogen we de activering en zorgen we er op langere termijn voor dat een correcte verloning meer dan vandaag vertrekt vanuit de competenties van de werknemer en niet of minder van leeftijd of anciënniteit.
10/
2.2.3. Pensioenen beschermd Gelet op de stijgende levensverwachting, de vergrijzing en de oplopende kostprijs voor de sociale zekerheid rest ons geen andere keuze dan met z’n allen meer en langer aan de slag te gaan en te blijven. De grondige pensioenhervorming waarvan al zo lang sprake is, moet er de komende jaren ook écht komen. Bij ongewijzigd beleid loopt de extra kost voor de pensioenen tegen 2019 op met 7,9 miljard euro. Geen enkele partij investeert meer in pensioenen dan de N-VA. De N-VA wil dat iedereen die gepensioneerd is, ook recht heeft op een degelijk basispensioen. De eerste pensioenpijler (het wettelijk pensi-
11/
Verandering voor Vooruitgang
oen) moet een goede bescherming bieden voor de oude dag.
6,9 miljard euro hoger zullen liggen dan vandaag.
Ten opzichte van vandaag voorzien we 6,9 miljard euro extra aan het einde van de legislatuur. Dat is meer dan de traditionele partijen tenzij die hun algemene groeinorm niet toepassen op de pensioenuitgaven. Als dat niet het geval zou zijn, zou dit betekenen dat deze partijen meer moeten snoeien op andere domeinen binnen de sociale zekerheid.
Bijna twee derden van de nieuwe investeringen (ca. twee derden van de 1,5 miljard euro) reserveren we voor de laagste pensioenen. Met de rest verhogen we ook de middenpensioenen. Zo garanderen we dat het minimumpensioen voor wie het echt nodig heeft, wordt opgetrokken tot op het niveau van de armoedegrens, zoals Europees gedefinieerd, rekening houdend met de toegekende sociale voordelen.
Wat is het verschil met ongewijzigd beleid? We beperken de pensioeninstroom via een malus bij vervroegde uittrede (-2,5 miljard euro, zie verder) en voorzien maar liefst 1,5 miljard euro extra om te investeren in de laagste en de middenpensioenen. Samen zorgt dat er voor dat in 2019 de uitgaven voor private pensioenen
Verder in deze nota wordt meer in detail stilgestaan bij hoe we deze pensioenhervormingen in de praktijk zien (cfr. infra).
3. Financiële zekerheid, Transparante besparingen Om de cijfers uit het rood te halen én om gelijktijdig forse impulsen te geven aan de economie is een ambitieus financieel plan nodig. Een plan waarbij aan het begin van de legislatuur inspanningen gevraagd worden van iedereen. Van de overheid, van de ondernemingen en van de burger. Enkel op die manier kan de aanzet worden gegeven voor een duurzaam economisch herstel én een begrotingsoverschot.
3.1. Meerjarenbegroting met herstelbeleid vanaf dag één Plan V wacht niet tot het einde van de legislatuur om voor werkgevers en werknemers de lasten te verlagen. We willen vanaf dag één een boost geven aan de economie en tegelijk maatregelen nemen om de begroting op orde te zetten. Zo zaaien we aan het begin van de legislatuur de kiemen van een
gezonde en duurzame economische groei. Hogere groei omdat meer mensen langer aan het werk gaan, is immers de meest sociale manier om de federale begroting uit de rode cijfers te halen en de vergrijzing op te vangen.
Hogere werkloosheidsuitkering
Herstelbeleid
20000
Optrekken pensioenen Optrekken leefloon
15000
Hogere sociale werkbonus 10000
Lagere personenbelasting Afschaffen pestbelastingen
5000
Lagere werkgeversbijdrage 0
2015
Rekening op orde
0 -5000
Begroting op orde
2016
2017
2018
2019
Passief arbeidsmarktbeleid Loonvorming en index Werking Federale overheid Beperking pensioeninstroom
-10000
Tragere groei gezondheidszorg Ecofisc., ind. belastingen
-15000
Nucleaire rente Fraude bestrijding
-20000
Terugverdieneffecten Rentewinst
12/
Rekeningen op orde 857 2.000 455 445 1.225
Rentewinst Terugverdieneffecten Fraudebestrijding
Herstelbeleid vanaf dag 1 475 1.500 425 803 1,641 115
2.108
Nucleaire rente
Hogere werkloosheidsuitkering
4.455
Ecofisc., ind. belastingen
Optrekken pensioenen
2.50O
Optrekken leefloon
Tragere groei gezondheidszorg 2.394
Beperking pensioenstroom Werking federale overheid
2.006
Loonvorming en niet-indexering
Hogere sociale werkbonus Lagere personenbelasting
7.681
Afschaffen pestbelastingen
Passief arbeidsmarktbeleid
3.115
Lagere werkgeversbijdrage
Overige
10
Begroting op orde
2019 Het herstelbeleid werd hoger toegelicht. Plan V toont niet alleen welke maatregelen nodig zijn en waar we in 2019, aan het einde van de legislatuur, willen staan. We maken
ook duidelijk welke weg we, jaar na jaar, willen volgen om dit doel te bereiken. We zeggen niet alleen dat de uitgaven beperkt moeten worden; we zeggen ook hoeveel er voor
Herstelbeleid (in miljoen euro)
bepaalde beleidsdomeinen daarbovenop komt. We tonen transparant welke keuzes we maken en waarom we geloven dat ze nodig zijn.
2015
2016
2017
2018
2019
pm
pm
pm
pm
pm
3.000
4.141
4.295
4.455
100
103
107
111
115
320
421
600
829
1.288
188
353
Verbetering competitiviteit Niet-indexering 2015 Algemene verlaging werkgeversbijdrage Afschaffen pestbelastingen
Werken belonen 1ste fase personenbelasting 2de fase personenbelasting Verhoging sociale werkbonus
697
722
748
775
803
Optrekken leefloon naar EU-armoedegrens
75
110
200
325
425
Verhoging van de laagste pensioenen
75
160
370
575
900
350
600
Nieuw sociaal beleid
Verhoging van de middenpensioenen Verhoging initiële werkloosheidsuitkeringen
Kostprijs begroting op orde zetten Totale kostprijs herstelbeleid (Entiteit I)
13/
Verandering voor Vooruitgang
75
100
150
325
475
1.804
3.813
5.148
6.991
7.681
3.146
8.430
11.464
14.764
17.095
3.2. Meerjarenbegroting met ingevulde besparingen We brengen de zaken zoals ze zijn. De budgettaire toestand vraagt inspanningen van iedereen, vooral in het begin van de volgende legislatuur. Tegelijk bieden we perspectief, want er is een uitweg.
We snoeien om te groeien. We leveren in het begin inspanningen om nadien te profiteren van meer groei, extra banen en hogere koopkracht.
Financiering (in miljoen euro)
2015
Besparing: Moesennorm
2.753
De maatregelen die hieronder schematisch staan opgesomd, worden lager in de nota meer in detail toegelicht.
2016 6.224
2017 8.616
2018
2019
10.989 12.123
0
1.417
2.095
3.115
3.115
1.771
1.826
1.881
1.943
2.006
476
894
1.361
1.872
2.394
0
910
1.566
2.000
2.500
Tragere groei budget federale gezondheidszorg
516
1.176
1.712
2.059
2.108
Aanvullende financiering
393
2848
3775
4972
Afbouwen passief arbeidsmarktbeleid Niet-indexering Exploitatie- en werkingskosten federale overheid Nieuwe pensioeninstroom beperken
2206
Ecofiscaliteit, indirecte belastingen
0
1.100
1.139
1.181
1.225
Nucleaire rente
0
400
414
430
445
400
414
428
441
455
Terugverdieneffecten herstelbeleid
0
200
600
1.200
2.000
Rentewinst
0
83
269
528
857
-7
9
-2
-5
-10
3.146
8.430
11.464
14.764
17.095
Fraudebestrijding
Overige
Totale financiering
3.2.1. De Moesen-norm Om te besparen, hanteren we tijdelijk de Moesen-norm op het federale niveau. Dat wil niet zeggen dat wij alle uitgaven strikt blokkeren. We blokkeren het totaalbedrag aan primaire federale overheidsuitgaven (Federale overheid én Sociale zekerheid) nominaal op het niveau van het vorige jaar (en we houden dit vast tot en met 2016). Daarbij compenseren we meeruitgaven in bepaalde beleidsdomeinen (zoals pensioenen) door besparingen in andere beleidsdomeinen.
14/
DE MOESEN-NORM Kosten (in miljoen euro) Primaire uitgaven Entiteit I (ongewijzigd beleid) De Moesen-norm
Besparing
Hierna geven we mee hoe we deze Moesen-norm concreet invullen. besparingen
“In de federale sociale zekerheid: indexering +0,9% reële groei” (3D-plan)
2016
2017
2018
2019
107.945
110.699
114.170
117.613
121.504
125.448
107.945
107.945
108.997
110.514
113.325
2.754
6.224
8.616
10.989
12.123
Het Plan V zet de toon door niet enkel een besparingsnorm naar voor te schuiven, maar ook duidelijk te maken hoe wij onze besparingen concreet invullen. Waar besparen, waar investeren. Wij geven antwoorden.
Eerlijke en transparante Meeruitgaven3.2.2. pensioenen 2019
9
2015
De vraag is alleen: hoe? Hoe zullen deze partijen de uitgavengroei afremmen? Welke maatregelen leveren hoeveel op? Men durft de zaken niet bij naam te noemen.
In haar Jaarverslag 2013 merkte de Nationale Bank overigens op dat enkel een scenario waarbij de nominale uitgaven worden gestabiliseerd een afdoend antwoord kan bieden ensioenen 2019 om het begrotingstraject te halen.
Alle partijen remmen de groei van de uitgaven in de sociale zekerheid af. Zij hanteren alle een zekere norm. Daarbij is de ene partij al ambitieuzer dan de andere.
2014
Zoals opgemerkt, plannen we de besparingen in een meerjarig kader. Vijf grote pijlers staan hierbij centraal. Daarbij hanteren we realistische cijfers. Zo verwachten we bijvoorbeeld pas een budgettaire Ongewijzigd beleid opbrengst voor twee van deze vijf pijlers, met name de socio-economische hervormingen vanaf 2016. We houden daarbij rekening met een aankondigingseffect en voorOngewijzigd zien overgangsmaatregelen. beleid
“Sociale zekerheid: gezondheidsindex + 0,81% per jaar” (Groeiplan) Ongewijzigd beleid
“1,8% bovenop de inflatie is ons groeipad in de sociale zekerheid” (sp.a-presentatie)
15/
Verandering voor Vooruitgang
3.2.2.1. Afbouw passief arbeidsmarktbeleid
Ons stelsel van sociale bescherming maakt een steeds grotere groep van de bevolking structureel afhankelijk van uitkeringen. België geeft dubbel zoveel uit aan passief arbeidsmarktbeleid als het OESO-gemiddelde en
dat bij een vergelijkbare werkloosheidsgraad. België is ook het enige land ter wereld waar de werkloosheidsuitkeringen onbeperkt zijn in de tijd. 250.000 werklozen, of één op de drie, ontvangt al langer dan vijf jaar een uitkering. Een groep van 119.000, of 17% van alle werklozen, zelfs al langer dan tien jaar (cijfers RVA, 2010). De uitkeringsafhankelijkheid wordt in de hand gewerkt door systemen zoals de wachtuitkering voor jonge schoolverlaters en het brugpensioen. Onlangs zijn deze systemen van naam veranderd – ‘wachtuitkering’ werd ‘inschakelingsuitkering’ en ‘brugpensioen’ werd ‘werkloosheid met bedrijfstoeslag’ – in werkelijkheid bleven ze grotendeels ongewijzigd. Ondanks de oplopende kosten van de vergrijzing blijft de federale regering werknemers vanaf 52 jaar op grote schaal op brugpensioen sturen. Zo zijn er anno 2013 112.000 bruggepensioneerden of 3.000 meer dan in 2005 bij het afsluiten van het Generatiepact, terwijl veel van deze mensen zich wel nog actief kunnen inzetten op de arbeidsmarkt.
Gemiddelde uitgaven passief arbeidsmarktbeleid Gemiddelde uitgaven passief arbeidsmarktbeleid
2.50
% bbp
2.00 1.50 1.00 0.50 0
Belgie
We besparen op de uitgaven door onder meer: de werkloosheidsuitkering te
beperken in de tijd tot maximum 2 jaar. In een tweede fase is er een lagere forfaitaire activeringsuitkering beperkt tot één jaar of de duur van de opleiding. Vervolgens is er de sociale bijstand met bijhorende gemeenschapsdienst (zie hoger); de instroom in het stelsel van
brugpensioen stop te zetten; de instroom in het stelsel van de
wachtuitkering stop te zetten; de financiële compensatie
bij loopbaanonderbreking en tijdskrediet te beperken tot de ‘gemotiveerde’ verloven voor zorg en opleiding. Voor deze beleidskeuzes rekenen we pas op budgettaire resultaten vanaf 2016. Ook na deze hervorming zullen de uitgaven voor het passief arbeidsmarktbeleid nog
N-VA - voorstel België
Buurlanden
steeds hoger liggen dan het gemiddelde in onze buurlanden en een stuk hoger dan het OESO-gemiddelde. 3.2.2.2. Moderne loonvorming en index
Het nieuw model van loonvorming (“all-in akkoorden”) vanaf 2016 en de (gedeeltelijke) niet-indexering in 2015 worden hoger in deze nota beschreven. Zoals opgemerkt kennen we in 2015 de volledige indexering toe aan de pensioenen en de laagste sociale uitkeringen.
OESO
overheidsuitgaven 51% van het bbp, in Duitsland is dit maar 45%, het Europees gemiddelde ligt op 48,5%. Concreet stellen we onder meer voor: te focussen op de kerntaken van
de overheid; administratieve overlast
afbouwen; ambtenaren selectief te
vervangen; een hogere efficiëntie; toename van digitale toegang; verminderen exploitatiesubsidies
3.2.2.3. Verlaging werkings- en investeringskosten overheid
We besparen op de werkings- en investeringskosten van de federale overheid (exclusief sociale zekerheid). In een land met een overheidsbeslag van 54% en een nog steeds stijgend uitgavenritme, is daar voldoende ruimte voor. Dat bewijzen de cijfers in het buitenland. In Nederland bedragen de totale
aan overheidsbedrijven; screenen subsidies; beheersmanagement
optimaliseren.
16/
3.2.2.4. Nieuwe pensioeninstroom beperken
Concreet stellen we onder meer voor:
Wie een leven lang werkt, moet uitzicht hebben op een behoorlijk pensioen om ook ‘op zijn oude dag’ een aangenaam leven te kunnen leiden. De betaalbaarheid van de pensioenen hangt nu als een zwaard van Damocles boven onze sociale zekerheid. Buiten enkele beperkte ingrepen is er de voorbije jaren niets in huis gekomen van de grote pensioenhervorming die al zo lang wordt aangekondigd. De maatregelen van de regering-Di Rupo zullen op kruissnelheid 0,3% à 0,4% van ons bbp opbrengen, amper een twintigste van de vergrijzingsinspanning die de Europese Commissie voorspelt.
We versterken de leefbaarheid van de eerste pensioenpijler door bij de pensioenberekening meer rekening te houden met de betaalde bijdragen, de evolutie van de draagkracht van de actieve bevolking en de evolutie van de levensverwachting. De techniek die we voorstellen is die van het rugzakprincipe, een berekening waarbij langer werken en meer bijdragen altijd leiden tot een hoger pensioen.
Het pensioen moet belonen wie gewerkt heeft. Het wettelijk pensioen (de eerste pijler) zorgt daarbij voor solidariteit over de generaties heen en blijft in onze pensioenhervorming de basis voor het behoud van de levensstandaard op de oude dag. De N-VA wil de instroom beperken maar houdt de pensioengerechtigde leeftijd op 65 jaar (zie verder). Bij ongewijzigd beleid loopt de extra kost voor de pensioenen tegen 2019 op met 7,9 miljard euro. De vermindering van de instroom via de malus bij vervroegde uittrede, levert een besparing op van 2,5 miljard. Samen met de 1,5 miljard extra investering voor de verhoging van de laagste en middenpensioenen (zie hoger) resulteert dit in ons pensioenplan per saldo op 6,9 miljard euro extra pensioenuitgaven tegen 2019.
17/
Verandering voor Vooruitgang
De pensioenleeftijd blijft op 65 jaar, een volledige loopbaan bedraagt 45 jaren. Wie 65 jaar is en 45 jaar heeft bijgedragen, krijgt de keuze: hij kan van een volwaardig pensioen genieten of hij kan blijven werken onder dezelfde voorwaarden (fiscaal en parafiscaal) als de andere werkenden die actief zijn. In dat geval ontvangt hij zijn pensioen, combineert hij dit met zijn aanvullend loon, maar bouwt hij geen extra pensioenrechten meer op. Zo creëren we een win-winsituatie waarbij de werknemer extra inkomsten kan verwerven (bonus), terwijl de sociale zekerheid verder wordt gefinancierd met sociale bijdragen. Wie 65 jaar is en nog geen 45 jaar bijgedragen heeft, kan er eveneens voor kiezen om te blijven werken. Zo kan hij verdere pensioenrechten opbouwen (tot loopbaan van 45 jaar) om een volledig pensioen te verwerven. Wie nog geen 65 jaar is, kan in bepaalde gevallen toch reeds op pensioen. We beperken de mogelijkheid om vervroegd met rustpensioen te gaan tot maximaal vijf jaar, dus vanaf 60 jaar. Wie gebruik
maakt van deze mogelijkheid krijgt een vermindering (malus) van het pensioenbedrag. Deze vermindering wordt berekend op basis van het aantal jaren vervroegde uittreding (als compensatie voor de kortere loopbaan dan 45 jaar). Dergelijke “malus” geldt vandaag in de andere Europese landen. Vroeger bestond die ook in België (-5% per jaar vervroegde uittrede), maar in 1992 werd deze afgeschaft voor werknemers, en vanaf 2014 wordt de malus afgeschaft voor zelfstandigen. Een derde van de wettelijke pensioenrechten is vandaag gebaseerd op ‘gelijkgestelde periodes’ waarvoor geen arbeidsprestaties noch sociale bijdragen geleverd werden. Het lijdt geen twijfel dat een wereldreis maken of een sabbatjaar nemen een bijzonder leerrijke en vruchtbare ervaring kan zijn, maar wie intussen wél bijdragen blijft betalen, moet hier niet voor opdraaien. Daarom zullen we grondig wieden in de wildgroei van gelijkgestelde periodes, zoals de gelijkstelling voor zeer langdurig werklozen (langer dan twee jaar). Periodes van ziekte of onderbreking van de loopbaan voor zwangerschaps- en ouderschapsverlof worden wel gelijkgesteld voor de pensioenopbouw. We maken dus niet langer de maatschappelijke keuze voor korte carrières en de laagste pensioenen van de OESO, maar voor langer werken en betere pensioenen net zoals in de Scandinavische landen en in Nederland. Hiervoor rekenen we pas op eerste budgettaire resultaten vanaf 2016.
3.2.2.5. Tragere groei budget federale gezondheidszorg
De uitgaven voor gezondheidszorg liggen in ons land boven het Europese gemiddelde, maar onze gezondheidszorg is niet op alle vlakken even efficiënt. In het licht van de vergrijzing en de steeds sneller evoluerende technologie, die de kostprijs van de gezondheidszorg nog zullen opdrijven, is een omslag dringend nodig om ons systeem van goede gezondheidszorgen te kunnen behouden.
indexeringsregels die gelden in de verplichte ziekteverzekering).” Uit het rapport “begroten en beheersen van de uitgaven voor geneeskundige verzorging” van 2011 blijkt dat 55% van de voorziene indexprovisie voldoende was om de benodigde uitgaven te indexeren volgens de regels (tabel 3 op pagina 17).
Bijgevolg kiezen wij ervoor om de uitgaven in 2015 en 2016 te bevriezen. Vanaf 2017 kunnen deze opnieuw stijgen zodat ze tegen 2019 met 2,1 miljard euro groeien. Binnen het budget van de gezondDe versnippering van ons gezondheidszorg gaan we op zoek naar heidsbeleid resulteert volgens de efficiëntiewinsten, winsten die OESO in hoge administratie- en er volgens het recente boek van coördinatiekosten. Na de zesde professor Annemans zeker moeten staatshervorming zal het beleid ech- te vinden zijn. De middelen die we ter nog meer versnipperd zijn dan hiermee vrijmaken investeren we vandaag. Zo bestaat het budget voor opnieuw in de belangrijkste noziekenhuizen uit een (klein) Vlaams den van de gezondheidszorg zoals deel en een (zeer groot) federaal de terugbetaling van de klinische deel, dat bovendien gespreid blijft psychologie. over twee instellingen (RIZIV en FOD Volksgezondheid). De programmatie Concreet stellen we is federaal, maar de controle en de onder meer voor: inspectie zijn Vlaams. De overheid moet streven naar Wij volgen de analyse van het zoveel mogelijk administratieve Rekenhof met betrekking tot de vereenvoudiging en informatiseindexatie: ring, zodat zorgverstrekkers kunnen “Het toegestane indexvolume (het focussen op de patiënt. Gegevensoverdracht moet, met respect voor bedrag zoals opgenomen in de globale begrotingsdoelstelling) blijkt de privacy van de patiënt, elektronisch gebeuren en het verzamesubstantieel groter te zijn dan het len van data moet relevant zijn. nodige indexvolume (het bedrag Hierdoor zullen patiënten minder zoals bepaald aan de hand van de
lang moeten wachten op de terugbetaling van geneesmiddelen, zijn resultaten van onderzoeken sneller beschikbaar en worden overbodige onderzoeken vermeden. Elke euro die we investeren in de gezondheidszorg moet zinvol zijn. Dat betekent dat we beslissingen moeten nemen op basis van wetenschappelijke principes. Wat werkt, heeft een plaats in onze gezondheidszorg, wat niet werkt niet. Die regel garandeert ook de veiligheid van de patiënt. Zinvol gaat overigens verder dan enkel de werkzaamheid. Zinvol betekent ook kostenefficiënt en kwalititeitsbevorderend. Zo zal er verstandiger met geneesmiddelen moeten omgesprongen worden en moet het aanbod van bepaalde diensten worden afgestemd op de vraag. Daarom is er nood aan een goede planning van diensten en afdelingen, gekoppeld aan flexibele normen en minimale activiteiten.
18/
3.2.3. Zesde staatshervorming maakt van Vlaamse regering besparingsregering Vlaanderen heeft de voorbije jaren een omvangrijke inspanning geleverd om als eerste regio in België en Europa de begroting in evenwicht te krijgen. Vanaf 2009 sloeg de nieuwe minister van Financiën en Begroting Philippe Muyters (N-VA) de hand aan de ploeg. Op 1,5 jaar tijd (2009-2010) werden de budgettaire tekorten weggewerkt, waarbij er in totaal ongeveer 3,5 miljard euro bespaard werd (op een budget van toen ongeveer 25 miljard euro). Vanaf 2011 slaagde de Vlaamse regering erin om 3 jaar op rij de begroting met een evenwicht af te sluiten en ook voor 2014 diende de regering een begroting in evenwicht in. Dat betekent dat de volgende Vlaamse regering al meteen bijkomende investeringen had kunnen doen: 500 miljoen euro in 2015 tot zelfs 1,8 miljard euro in 2019. Echter, door de 6de staatshervorming krijgt Vlaanderen opnieuw een forse factuur gepresenteerd van de regering-Di Rupo. De federale regering schuift in totaal 2,5 miljard euro van haar begrotingstekort door
naar de deelstaten (2015-2016). Daarbovenop komt nog een negatief effect omdat de uitgavengroei voor sommige nieuwe bevoegdheden wordt onderschat en de inkomsten in de Bijzondere Financieringswet worden overschat (elasticiteiten). De Vlaamse regering zou volgende legislatuur een sociale investeringregering kunnen zijn, maar zal nu door de zesde staathervorming opnieuw een grote besparingsoperatie moeten doorvoeren. Op kruissnelheid moet een tekort van 1,3 miljard euro weggewerkt worden en dit op twee jaar tijd, nl. in 2015-2016. En dan is er nog nauwelijks investeringsruimte gecreëerd. We werken dit tekort zo snel mogelijk weg en houden vast aan het principe om de begroting elk jaar opnieuw in evenwicht af te sluiten.
3.3. Focus op besparingen; beperkte aanvullende financiering De N-VA focust op besparingen om het begrotingsoverschot te halen en het herstelbeleid te financieren. Deze concreet ingevulde maatregelen zorgen voor meer dan 70% van het financieel plaatje. Daarnaast wordt voorzien in een aanvullende financiering, die beperkt is tot amper 12,5% van de totale kost. We voeren een aantal hervormingen door in de ecofiscaliteit en in de indirecte belastingen. Zo verhogen we enkele accijnzen op schadelijke producten en inkomsten uit milieuvervuilende activiteiten. Duurzame en ecologische producten willen we meer dan vandaag aanmoedigen. We verbeteren ook de inning van de BTW-inkomsten die we nu mislopen niet alleen door fraude maar bijvoorbeeld ook door uitgestelde betalingen, statistische fouten,… Uit een recente studie van de Europese Commissie blijkt dat 16% van de potentiële btw-ontvangsten in België niet correct geïnd wordt.
Financiering
70.87%
0.00%
11.69% 5.01%
10.00% 20.00% 30.00% 40.00% 50.00% 60.00% 70.00% 80.00% 90.00% 100.00% Besparingen
19/
12.43%
Ecofisc. en indirecte belastingen
Verandering voor Vooruitgang
Terugverdieneffecten
Rentewinst
Door een herstelbeleid te voeren vanaf dag één stimuleren we de groei, creëren we banen en verhogen we de koopkracht. Deze terugverdieneffecten brengen we in rekening, zij het beperkt en realistisch (11,7%).
Door deze maatregelen kan ook een lagere rente (5%) verwacht worden. Ook hiervoor voorzien we een beperkte inschatting.
Deze laatste liggen in lijn – en zelfs wat lager – dan wat Prof. M. Maus als realistisch bestempelt.
Verder verhogen we de nucleaire rente en rekenen we op realistische inkomsten uit fraudebestrijding.
2015
2016
2017
2018
2019
2.753
6.224
8.616
10.989
12.123
Ecofiscaliteit, indirecte belastingen
0
1.100
1.139
1.181
1.225
Nucleaire rente
0
400
414
430
445
400
414
428
441
455
Terugverdieneffecten herstelbeleid
0
200
600
1.200
2.000
Rentewinst
0
83
269
528
857
-7
9
-2
-5
-10
3.146
8.430
11.464
14.764
17.095
Financiering (in miljoen euro) Besparing
Fraudebestrijding
Overige
Totale financiering
20/
3.4. Schuldafbouw Door op korte termijn impulsen te geven om de economische groei te verhogen en door te evolueren naar een overschot op het einde van de legislatuur, zal de schuldgraad afnemen tot 91% van het bbp in 2019. Deze evolutie versnellen we verder door de overheidsparticipaties in commerciële bedrijven af te
bouwen. Zo maken we verder werk van de liberalisering van de verschillende sectoren zoals de Europese Unie die voorschrijft. We doen dit op een verstandige manier in het van het betrokken bedrijf en met een zo groot mogelijke winst voor de verkoop van de aandelen.
We streven er daarbij naar om sterke spelers op de markt te zetten die kunnen uitgroeien tot Europese marktleiders.
Evolutie schuldgraad Evolutie schuldgraad 102,00% 100,00% 98,00%
% bbp
96,00% 94,00% 92,00% 90,00% 88,00% 86,00% 2014
2015
2016
2017
Ongewijzigd beleid
21/
Verandering voor Vooruitgang
2018 Plan V
2019
4. Samengevat 4.1. Plan V beloont wie werkt, spaart en onderneemt De N-VA neemt meteen maat-
regelen om de economische groei aan te zwengelen, en jobs te creëren : • De sinds 1996 opgebouwde loonkostenhandicap (5%, 2012) wordt op twee jaar tijd weggewerkt: - 2% via eenmalig overslaan indexering lonen - 3% via verlaging algemene werkgeversbijdrage - Nieuw model loonvorming (allin akkoorden) - Nieuw model “slimme” automatische indexering sociale uitkeringen • Fiscaal pact - Tarief vennootschapsbelasting onder de 25% - Schrappen van aftrekposten De N-VA investeert meteen om
de koopkracht te verhogen. De impact van de indexblokkering in 2015 wordt verzacht voor de lonen: • De werkbonus (korting op de werknemersbijdragen) wordt fors verhoogd • In de personenbelastingen passen we geleidelijk het 40%-tarief toe op de huidige schijf van inkomsten die aan 45% belast worden Vanaf 2015 investeren we
215 miljoen euro aan nieuw sociaal beleid, oplopend tot 2,4 miljard euro aan het einde van de legislatuur: • Verhoging laagste en middenpensioenen • Afstemmen leefloon op Europese armoedegrens
• Verhogen vervangingsratio werkloosheidsuitkeringen • Slimme indexering van sociale uitkeringen Lastenverlagingen werknemers
meteen doorvoeren vanaf 2015. 4.2. Plan V herstelt de weg naar een begrotings evenwicht
De N-VA vult haar besparingen
concreet in. We besparen op het passief arbeidsmarktbeleid, door de aanpassing van het indexsysteem, door de blokkering van de federale werkings- en investeringsuitgaven, via het inperken van de pensioeninstroom en een trager groeiritme van het budget gezondheidszorg. We maken gedurfde keuzes en
Geen nieuw budgettair avontuur
maar een duidelijk, onderbouwd en transparant meerjarig budgettair kader. Op het einde van de rit moet de overheid minder uitgeven dan ze ontvangt. Om een begrotingsevenwicht te
voeren die ook uit. Als we dat doen, dan is een positief perspectief realistisch. Dan wordt de neerwaartse spiraal eindelijk gestopt en kunnen we aanknopen bij de top van Europa. Dat is onze ambitie, in het belang van 6,5 miljoen Vlamingen.
bereiken en een herstelbeleid te financieren legt de N-VA de nadruk op besparingen. 70% wordt gefinancierd door de uitgaven te verlagen. Er wordt slechts in beperkte mate gerekend op nieuwe inkomsten. We respecteren daarbij de Euro-
pese begrotingsregels inzake de evolutie naar een begrotingsoverschot (“middellangertermijndoelstelling”). 4.3. Plan V maakt duidelijke en gedurfde keuzes voor welvaart en welzijn Alle partijen willen besparen.
Maar terwijl de belastingen en nieuwe inkomsten concreet ingevuld worden, blijven de nodige besparingen zeer vaag geformuleerd.
22/
V.U. Bart De Wever, N-VA, Koningsstraat 47 bus 6, 1000 Brussel
N-VA
Koningsstraat 47 bus 6 1000 Brussel
[email protected] 02 219 49 30
www.n-va.be facebook.com/nieuwvlaamsealliantie bekijk de filmpjes van de N-VA op YouTube vind de N-VA op LinkedIn volg de N-VA op Twitter via @de_NVA 23/
Verandering voor Vooruitgang
Verandering Voor Vooruitgang